A. den Doolaard en Macedonië
Op zijn reizen door de Balkan in de jaren dertig van de vorige eeuw deed Den Doolaard inspiratie op voor avontuurlijke romans en verhalen, die het bij het grote publiek goed deden. Hoewel hij ook na de oorlog nog veel publiceerde, waren het waren vooral zijn vooroorlogse werken, die voor een groot deel op de Balkan spelen, waardoor hij bekend werd. Den Doolaard wordt op 7 februari 1901 in Zwolle geboren als Cornelis Johannes George (later: Bob) Spoelstra. Al op jonge leeftijd blijkt hij zeer sportief. Hij onderneemt lange wandeltochten, en neemt deel aan het Zuid-Hollands kampioenschap hardlopen op de 800 meter. Ook wordt hij een fanatiek bergbeklimmer. De rusteloze schrijver heeft weinig vrede met zijn saaie bestaan als boekhouder. Na het lezen van het boek De distels van Baragan van de Roemeense schrijver Panaït Istrati neemt hij in het najaar van 1928 in een opwelling ontslag, en slaagt erin in korte tijd een klein kapitaal erdoor te jagen ondermeer aan een tweedehands bugatti, drank en vrouwen, en plezierreisjes naar Parijs en Chamonix. Als het geld op is verdient hij de tijdens een zwerftocht door Frankrijk de kost als rondtrekkend druivenplukker, rozenenter, steenhouwer, lavendelsnijder en dokwerker. De hierbij opgedane ervaringen verwerkt hij in vooral in zijn roman ‘De druivenplukkers’. Naar de Balkan Al gauw merkt hij dat het schrijven van geëngageerde reportages en verhalen stukken hem beter liggen dan diepgaande psychologische romans. Daarom wil hij zijn verhalen baseren op actuele gebeurtenissen. Hij verwacht de meeste stof op te doen in de minst ‘geciviliseerde’ delen van Europa. Op een augustusmorgen in 1931 leest hij op een terrasje aan de haven van Marseille in een krant een kort berichtje dat er in Macedonië een aanslag op de Oriënt expres is gepleegd door de VMRO, een organisatie die streeft naar aansluiting bij Bulgarije. Dat is het onderwerp dat hij voor zijn volgende roman nodig heeft! Hij koopt van zijn laatste geld een derdeklas treinkaartje naar Belgrado en wat proviand voor onderweg. Onderweg probeert hij alvast via de cyrillische en latijnse plaatsnamen op de stations het
cyrillische schrift te leren. Zo komt hij voor het eerst op zijn leven in de Balkan, waar hij zich vrijwel direct thuis voelt. Hij huurt in Belgrado een kamer samen met een Sloveense ambtenaar en verdient overdag de kost als straatfotograaf. De foto’s laat hij ontwikkelen door de dochter van zijn hospita. Maar uiteindelijk levert dit toch te weinig op en de betalingen uit Nederland voor zijn werk laten vaak lang op zich wachten. Daarom stapt hij op zekere dag naar het persbureau van de Joegoslavische regering en hij heeft geluk. Met de betreffende ambtenaar klikt het meteen en de man wordt een van zijn beste vrienden. Hij krijgt de opdracht om landschappen en folklore te fotograferen. Na een eerste reis naar de Dalmatische kust wil hij meteen door naar Macedonië. Het regeringspersbureau in Belgrado probeert hem eerste ervan te weerhouden om naar Macedonië te gaan met afschrikwekkende verhalen over primitieve hotels, malaria en het ergste van alles: zogenaamde vrijheidsstrijders die bomaanslagen op spoorwegen plegen. Maar dat laatste was voor hem nu net de aanleiding voor de hele reis. Helden of boeven? Na enig aandringen krijgt hij toch toestemming om naar Skopje te vertrekken. Zo komt hij voor de eerste keer van zijn leven in Macedonië. Als hij in Skopje uit de trein stapt wordt hij opgewacht door een gezet witbaardig mannetje, die zich voorstelt als correspondent van het regeringspersbureau en opdracht heeft hem rond te leiden. Onder zijn begeleiding brengt Den Doolaard een paar dagen in Skopje door, waar vooral een bezoek aan een derwisjenklooster een diepe indruk op hem maakt. Uiteindelijk ontworstelt Den Doolaard zich aan zijn ‘schaduw’ door in het holst van de nacht zijn hotel te verlaten, de nachttrein naar Kumanovo te nemen en vandaar te voet in de richting van de Bulgaarse grens te vertrekken. Zo wil hij te weten komen wat de zogenaamde vrijheidsstrijders of ‘komitadji’ werkelijk zijn, boeven of helden. Als gauw komt hij erachter dat de helden van voorheen intussen boeven zijn geworden. Al de volgende dag krijgt hij zijn eerste komitadji te zien. Deze is net doodgeschoten door de boerenmilitie. De man blijkt afkomstig uit de streek en is na een diefstal uitgeweken naar Bulgarije. Daar heeft hij weer gestolen. De komitadjis hebben hem uit de gevangenis gehaald en zijn straf kwijtgescholden mits hij met vier anderen een inval in Zuid Servië doet. Maar ze zijn niet door het fijnmazige net van de vrijwilligers van de boerenmilitie en militairen gekomen dat heel Macedonië beheerste. Ze zijn al snel omsingeld en zijn alle vier doodgeschoten. Wat hij al eerder merkt is dat de overheid hem geen moment uit het oog heeft verloren. Bij het tweede dorp dat hij passeert wordt hij al gesignaleerd. Op de akker naast de weg zijn enkele boeren aan het werk. De meeste van hen zijn gewapend. Na hem te hebben begroet stapt een van de boeren op zijn paard en rijdt naar het dorp. Op weg naar Kratovo, waar hij wil overnachten wordt hij door twee ruiters opgewacht met een derde paard voor hemzelf. Maar zijn vriend op het regeringspersbureau heeft ervoor gezorgd dat zijn papieren in orde zijn en met zijn escorte kan hij vrij rondreizen. Volgens zijn nieuwe begeleider zijn de komitadji de oorzaak van het grote aantal gewapende boeren en politiemannen. Als hij in het hotel komt blijkt het bed smerig en het glas van zijn kamerraam is gebroken, tot verontwaardiging van zijn begeleider. ‘Wat een land!’zuchtte hij, toen de waard weg was om schone lakens te halen, “malaria, luizen en komitadjis…”. “Waarom geven jullie het dan niet aan de Bulgaren?” ”En onze tienduizenden Servische kolonisten dan?” schoot hij impulsief terug. “Aha, zijn het kolonisten?” vroeg ik quasi verwonderd. ‘En dan is de oorspronkelijk bevolking dus Bulgaars?”
“Sommigen van hen noemden zich vroeger Bulgaren, want dat had de Bulgaarse propaganda hen wijs gemaakt, Maar ik verzeker u dat ze vandaag niets meer van de Bulgaren moeten hebben”. “Maar wat spreken ze onder elkaar”, vorste ik verder. “Een dialect dat bijna Servisch is.” Dat dit maar de halve waarheid is ontdekt Den Doolaard pas vele maanden later als hij voldoende Servisch heeft geleerd om met de boeren te kunnen praten. De eerstvolgende twee weken trekt hij te paard door het grensgebied. Het is maar al te duidelijk dat er meer gendarmerieposten zijn dan gezondheidsstations en dat de regering niet alleen de malaria probeert te bedwingen maar ook de vrijheidszin van de bewoners. Elke dag worden zijn papieren wel een paar keer gecontroleerd door gendarmes die duidelijk niet uit de streek zelf afkomstig zijn maar uit andere delen van Joegoslavië. Wat vooral diepe indruk op hem maakt is de gastvrijheid van de Macedoniërs. Tijdens die weken is hij voor het eerst gast bij een bruiloft. Als hij een keer uit een kerk komt die hij heeft bezichtigd, hoort hij hoger op de heuvelhelling bruiloftsmuziek. Hij klimt naar boven en probeert onopgemerkt een paar foto’s te nemen. Hij verstopt zich, want hij is niet uitgenodigd. Maar de bruidegom heeft hem al gezien en de bruid komt plechtig naar hem toe. “Weer boog zij zich voorover met de gratie waarmee een witte zwaan de kop naar het water neigt. Maar nu greep zij mijn hand, drukte er een kus op, bracht de vingers naar haar voorhoofd, kuste mij opnieuw de hand en sloeg de ogen op. En uit de donkerbruine ogen straalde de vreugde waarmee zij de broer herkende die na jaren afwezigheid voor het eerst zijn zuster weerziet. Nu namen bruid en bruidegom mij bij de hand en voerden mij de woning binnen. Er waren geen stoelen in het donkere vertrek, maar, maar de bruidegom wees naar de vloermat met een gebaar alsof hij mij uitnodigde plaats te nemen op de pauwentroon van de sjah van Perzië. Opnieuw volbracht de bruid haar dubbele buiging. Na de handkus bood zij mij een klontje suiker aan en een glas water. En toen pas was ik als gast in de kring der feestvierenden opgenomen.” Op dit statig ceremonieel volgt een wild feest met overvloedige maaltijden, ruim overgoten met wijn en slivovitsj en voortdurend begeleid door (zigeuner)muziek. Het zal het eerste zijn van veel bruiloftsfeesten die bij als vreemdeling en dus eregast meemaakt en die hij in zijn boeken levendig beschrijft. Den Doolaard constateert dat in dit deel van Europa de oude volkscultuur nog levend is, zij het in de nabloei. In West-Europa was die volgens hem al lang door het ‘civilisatieproces’ verloren gegaan. Ook op de Balkan was deze volkscultuur in de jaren dertig van de vorige eeuw al gedeeltelijk erfgoed geworden. Maar wel was de volkskunst, met haar fraaie borduur- en weefpatronen nog altijd springlevend. Ook werden nog steeds nieuwe volksliederen gemaakt naast de vele die er al waren. En levend was ook nog altijd het plechtige ceremonieel van de gastvrije begroeting van de vreemdeling. Na zijn verblijf in Macedonië vertrekt hij naar Bulgarije om ook de komitadji in het Bulgaarse deel van Macedonië te leren kennen. Zijn ervaringen van deze reis verwerkt hij uiteindelijk in zijn roman Oriënt Expres, die in 1934 verschijnt Al eerder legde hij zijn ervaringen op de Balkan vast in de novelle ‘De herberg met het hoefijzer” waarvoor hij de nodige stof heeft opgedaan tijdens een voettocht door Albanië. Standplaats Ohrid Hij zal dan ook nog vele malen in Macedonië terugkomen. Een aparte plek in zijn hart krijgt de stad Ohrid. Het blijft voor hem ook na al zijn wereldreizen één van de mooiste stadjes van heel Europa. In zijn autobiografie beschrijft hij Ohrid als “een blinkend witte stad, over twee
okeren heuvels heen gebouwd, die samen als een kaap vooruitsteken in een groot, blauw en stil bergmeer. Pas als je het warnet van nauwe straatjes inloopt zie je hoe bouwvallig alles is. Alleen de benedenverdiepingen van de huizen zijn van steen. De twee vooruitspringende verdiepingen hebben enkel muren van latwerk, van binnen en buiten dik bestreken met mortel. Bijna geen huis of lappen kalk zijn naar omlaag komen brokkelen; en dan is over de kale plekken blik heen getimmerd. Maar overal groeien bloemen en elk huis is zo op de helling neergezet, dat het nooit het zonlicht voor een ander wegneemt.” Dit beeld klopt nog steeds, zij het dat de stad de afgelopen decennia een forse opknapbeurt heeft gehad en er om de oude stad verschillende nieuwe wijken zijn bijgebouwd. Den Doolaards favoriete plek is het uiterste puntje van Ohrids vestingheuvel. Daar ligt aan de rand van de klip het kleien bakstenen kerkje van Svati Jovan Kaneo, alleen met wind, rots en water. Vooral in 1938 brengt hij met zijn vrouw Wampie veel tijd in deze stad door. Voor hem is dat al zijn vierde bezoek. Vanaf 1935 is Den Doolaard werkzaam als reisreporter bij het socialistische dagblad Het Volk. Tijdens zijn reizen ziet hij zich geconfronteerd met de toenemende onvrijheid in autoritair geregeerde landen. Van het communisme noch het fascisme moet hij ook maar iets hebben. Vooral waarschuwt hij tegen de nazi-infiltratie en intimidatie in de buurlanden van Duitsland. Maar dit past niet in de neutrale houding die Het Volk intussen in zijn berichtgeving in is gaan nemen. Daarom neemt hij eind september 1937 ontslag en gaat weer zijn eigen weg. Na een verblijf in Marokko gaat hij met zijn vrouw naar Ohrid, om in alle rust te schrijven aan ‘De bruiloft der zeven zigeuners” dat zich in deze stad moet gaan afspelen. Zij brengen er samen een genoeglijke tijd door. Ze lezen geen kranten en Den Doolaard kijkt zelfs als hij een boek schrijft nooit zijn brieven in. De idylle wordt echter ruw afgebroken als hij van vrienden uit Belgrado een telegram krijgt dat hij onmiddellijk terug moet komen omdat Hitler Tsjecho-Slowakije dreigt binnen te vallen. Hij zal zijn geliefde Joegoslavië pas na de oorlog weer terug zien. Zijn roman "De Bruiloft der Zeven Zigeuners" uit 1939 veroorzaakte in Nederland een grote toeristische belangstelling voor Ohrid, Die bereikte in 1986 zijn hoogtepunt met ruim 59.000 Nederlandse bezoekers in dat jaar. Na het uiteenvallen van Joegoslavië was het ineens afgelopen met die belangstelling. Intussen keren de West-Europese toeristen langzaam weer terug, maar veel Nederlanders zaten er tot dusver niet tussen. Maar misschien wordt dat nu snel anders, nu er weer een rechtstreekse vliegverbinding is tussen Nederland en Ohrid. Na 1945 gaat Den Doolaard weer regelmatig naar Joegoslavië, intussen door hem zijn 'tweede vaderland' genoemd. Hij woont er zelfs in het begin van de jaren vijftig met zijn gezin een tijdje. Van een hotelcorporatie huurt hij een villa in Istrië. Maar tijdens zijn tweejarig verblijf daar merkt hij dat hij de democratie te veel liefheeft om te kunnen aarden onder de dictatuur van Tito. Dan gaat hij definitief terug naar Nederland en blijft tot zijn dood wonen in het Veluwse dorp Hoenderloo. Maar hij blijft Joegoslavië nog regelmatig bezoeken. In 1956 maakt hij samen met fotograaf Cas Oorthuys een reisbeschrijving- Joegoslavië, caleidoscopisch reisland -, die to twee keer toe met wat aanpassingen is herdrukt. Later wordt Griekenland, waar hij zich even goed thuis voelt als in Joegoslavië, een steeds belangrijker reisdoel. In de jaren negentig treedt hij nog een keer op de voorgrond, als de Joegoslavische burgeroorlog uitbreekt en hij in de media als Balkanexpert wordt opgevoerd. Kort daarna, in 1994 sterft Den Doolaard op 93-jarige leeftijd in Hoenderloo. Maar dat betekent niet dat hij sindsdien is vergeten. Veel Nederlandse lezers die dankzij zijn boeken Joegoslavië en vooral Macedonië hebben leren kennen, denken nog altdij met dankbaarheid aan hem terug. Daardoor ook kon er op 29 mei 2006 in Ohrid een monument worden onthuld ter ere van deze Nederlandse schrijver. Ook is een plein naar hem vernoemd. Het monument, in de vorm van een opengeslagen boek, is een initiatief van het hoofd van de Nederlandse Kamer van koophandel in Macedonië en is ontworpen door de bekende Macedonische architect Vladimir Taic. Bij de bijbehorende persconferentie, waren behalve Nederlandse journalisten ook een aantal Macedonische media en alle kinderen,
kleinkinderen en achterkleinkinderen van de schrijver aanwezig. Allemaal waren zij naar Ohrid gekomen om aanwezig te kunnen zijn bij de onthulling van het monument. Het monument werd onthuld door de beide dochters van Den Doolaard in aanwezigheid van onder andere de burgemeester van Ohrid en een vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade in Macedonië. Geheel in stijl van de schrijver was er veel ruimte voor zang en dans. Met een boot werd een marmeren plaat met de beeltenis van den Doolaard naar de plek van het monument geroeid en door jonge Macedoniër in traditionele kledij naar het monument gedragen.