AFSTUDEERSCRIPTIE Yvonne Aarts Master Corporate Communication Studentnummer: 6064906 Begeleider: Joep Hofhuis Datum: 31 januari 2014
“A better life at work” De invloed van de fysieke werkomgeving op creativiteit, sociale interactie, humeur en werktevredenheid
Samenvatting Organisaties besteden tegenwoordig veel tijd en geld aan een mooie werkomgeving om de werktevredenheid, de creativiteit, de sociale interactie en het humeur van hun werknemers te stimuleren. Voorgaande studies hebben echter niet de gehele real-life kantooromgeving onderzocht, maar slechts enkele elementen in een laboratoriumsetting met studenten of aan de hand van foto’s. In deze studie zijn alle fysieke elementen onderzocht binnen de bestaande werkomgeving van een kantoormedewerker. Er is een eigen vragenlijst ontwikkeld, omdat er geen gestandaardiseerd meetinstrument bestaat. Om deze reden zijn er eerst tien interviews met deskundigen en werknemers (studie I) gehouden. Uit de resultaten van studie I blijkt dat planten, ramen, licht, kleuren, ruimte, ontspanning en decoratie belangrijke fysieke elementen zijn op kantoor. Aan de hand van de informatie uit studie I is de vragenlijst opgesteld voor studie II. Deze vragenlijst is voor het eerst afgenomen in echte organisaties onder 154 kantoormedewerkers (studie II). Uit de resultaten van studie II blijkt dat licht en ruimte een positieve invloed hebben op de werktevredenheid van een kantoormedewerker. Planten, kleuren, ontspanningsmogelijkheden en decoratie hebben geen verband met werktevredenheid, creativiteit, sociale interactie of humeur. Daarnaast is gebleken dat het effect van ruimte op werktevredenheid deels gemedieerd wordt door humeur en creativiteit. Het effect van licht op werktevredenheid wordt deels gemedieerd door humeur.
Key words:
kantoorinrichting, fysieke werkomgeving, werktevredenheid, creativiteit, sociale interactie, humeur
2
Inleiding Organisaties besteden veel aandacht, tijd en geld aan een aantrekkelijke werkomgeving (Collinson, 2013). Een werkplek kost een werkgever gemiddeld €9.689,- per jaar (“Facilitaire kosten werkplek...”, 2012) en daarom is het van belang dat dit geld aan de juiste inrichting wordt besteed, welke een positieve invloed heeft op het welzijn van werknemers. Een goede kantoorinrichting kan namelijk zorgen voor meer communicatie, samenwerking en ontmoetingen tussen medewerkers (Hua, Loftness, Heerwagen & Powell, 2011). Een werkomgeving die de communicatie tussen werknemers bevordert, zorgt voor een verhoging in het welzijn van het personeel. Onderzoek heeft tevens aangetoond dat het verbeteren van de werkomgeving het aantal klachten vermindert, het ziekteverzuim verlaagt en de productiviteit verhoogt (Roelofsen, 2002). Bovenstaande argumenten maken het essentieel voor organisaties om te investeren in de fysieke werkomgeving.
Het is bekend dat bepaalde fysieke elementen op kantoor, zoals planten en ramen, van invloed zijn op werknemers (Vink, 2009). Deze fysieke elementen zijn los van elkaar gemeten in verschillende wetenschappelijke studies. Dit geeft echter geen realistisch beeld van de werkelijkheid, waardoor het onduidelijk is welke elementen op kantoor van invloed zijn op werknemers wanneer deze tezamen worden gemeten. Dit onderzoek is om deze reden een interessante aanvulling op de literatuur, omdat deze studie is uitgevoerd op basis van de gehele werkomgeving met alle mogelijke fysieke elementen. Er bestaat weinig wetenschappelijk onderzoek naar de bijdrage van de fysieke werkomgeving in het stimuleren van zowel creativiteit, sociale interactie, humeur als werktevredenheid bij werknemers. Een onderzoek waarin de combinatie van deze vier variabelen wordt gemeten is, voor zover bekend, nog niet uitgevoerd. De reeds uitgevoerde studies zijn experimenten (Knight & Haslam, 2010) met foto’s als stimulusmateriaal (Kaplan, 2007) of in een laboratoriumsetting (Küller, Mikellides & Janssens, 2009) met studenten als participanten (McCoy & Evans, 2002; Shibata & Suzuki, 2004) of zijn uitgevoerd in ziekenhuizen met patiënten (Schweitzer, Gilpin & Frampton, 2004). Empirische studies in een real-life kantooromgeving en gericht op werknemers zijn schaars (Ceylan, Dul & Aytac, 2008). Het huidige onderzoek is uitgevoerd in bestaande organisaties onder kantoormedewerkers en daarom is dit onderzoek een interessante aanvulling op de literatuur. Daarnaast is er in dit onderzoek eigenhandig een vragenlijst ontwikkeld, omdat er, voor zover bekend, geen gestandaardiseerd meetinstrument bestaat om de verschillende fysieke elementen in de bestaande werkomgeving te meten. Deze vragenlijst is ontwikkeld aan de hand van informatie die uit interviews naar voren is gekomen.
3
De meeste studies met betrekking tot het kantoorinterieur zijn niet gebaseerd op data afkomstig uit interviews. In dit onderzoek is een koppeling tussen een kwalitatieve en een kwantitatieve studie gemaakt, waardoor dit onderzoek een bijdrage levert aan de wetenschappelijke literatuur.
Het doel van deze scriptie is de invloed van de fysieke elementen in de werkomgeving te meten bij het stimuleren van creativiteit (Dul, Ceylan & Jaspers, 2011; McCoy & Evans, 2002), sociale interactie (Fayard & Weeks, 2007; Hua et al., 2011), humeur (Küller et al., 2009; Shibata & Suzuki, 2004) en werktevredenheid (Danielsson & Bodin, 2008; Sop Shin, 2007). Dit heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag:
“In hoeverre kan de fysieke inrichting van een werkomgeving de werktevredenheid van een kantoormedewerker bevorderen en welke rol spelen creativiteit, sociale interactie en humeur hierin?”
Allereerst wordt het theoretisch kader gepresenteerd, waarin de verschillende elementen van de fysieke werkomgeving worden beschreven. Vervolgens zijn er twee studies uitgevoerd; een kwalitatieve studie (I) en een kwantitatieve studie (II). In studie I wordt aan de hand van interviews nagegaan welke fysieke elementen belangrijk zijn in de werkomgeving. Op basis van de resultaten van studie I wordt het theoretisch kader verrijkt met de verkregen informatie van deskundigen en werknemers. Aan de hand van deze informatie worden de items voor de vragenlijst opgesteld. De vragenlijst is op zowel de literatuur als op de kwalitatieve data uit de interviews gebaseerd. In studie II wordt de onderzoeksvraag beantwoord door gebruik te maken van kwantitatieve data, welke verzameld wordt middels een online vragenlijst onder kantoormedewerkers in bestaande organisaties. In de volgende sectie wordt per studie de methode, de resultaten en de conclusie beschreven en tot slot volgt de discussie. In de discussie wordt ingegaan op de waarde en de beperkingen van dit onderzoek, suggesties voor toekomstige studies en de praktische implicaties voor organisaties en de wetenschap.
Theoretisch kader In het theoretisch kader worden verschillende relevante onderzoeken besproken ter ondersteuning van de onderzoeksvraag. In de literatuur zijn verschillende fysieke elementen in de werkomgeving onderzocht, waarvan de effecten zijn gemeten op creativiteit, sociale
4
interactie, humeur of werktevredenheid. Allereerst wordt ingegaan op de invloed van verschillende fysieke elementen op de werktevredenheid (RQ1), de creativiteit (RQ2), de sociale interactie (RQ3) en het humeur (RQ4) van een kantoormedewerker. Vervolgens wordt besproken wat de effecten van creativiteit (H1), sociale interactie (H2) en humeur (H3) zijn op werktevredenheid, waarna een mediatie hypothese wordt opgesteld (H4). Deze vier hypotheses en vier research questions leiden tot een onderzoeksmodel. Dit onderzoeksmodel wordt verder uitgebreid met de verkregen informatie uit de interviews met deskundigen en werknemers (studie I), waarna het aangepaste onderzoeksmodel wordt getoetst middels een online vragenlijst onder kantoormedewerkers (studie II).
Werkomgeving Met de term ‘werkomgeving’ wordt in dit onderzoek het fysieke kantoorinterieur bedoeld; de visueel zichtbare elementen die aanwezig zijn op het kantoor of op de kantoorwerkplek. De werkomgeving is essentieel om het werkproces te ondersteunen. Dit heeft onder andere betrekking op de aankleding en meubilering van een kantoorpand, de omgevingsfactoren en de mogelijkheden tot communicatie. Hierbij kan tevens gedacht worden aan de indeling, inrichting, faciliteiten en uitstraling van een kantooromgeving (Van Akkeren, 2009). Voorbeelden hiervan zijn meubels, kleuren, vloeren, kunst en planten (Vink, 2009), beweegruimte, ramen, uitzicht en glas (McCoy & Evans, 2002). Ook koffiedrinken, gezamenlijk lunchen in de kantine of sporten onder werktijd spelen hierin een rol (AppelMeulenbroek, 2010). Hieronder wordt weergegeven wat er reeds bekend is in de wetenschap op het gebied van de werkomgeving met betrekking tot werktevredenheid, creativiteit, sociale interactie en humeur.
RQ1: Werktevredenheid Er bestaat empirisch bewijs voor de relatie tussen de werktevredenheid en de tevredenheid van een werknemer met de fysieke werkomgeving (Frontczak et al., 2012; Sundstrom, Burt & Kamp, 1980). Werktevredenheid is ‘de gradatie waarin mensen hun werk waarderen’ (De Witte, 2000), hoe mensen zich voelen ten opzichte van hun werk en ten opzichte van de verschillende aspecten van hun werk (Spector, 1997). Wanneer werknemers door een raam naar buiten kunnen kijken, bij voorkeur met uitzicht op een natuurlijke of groene buitenomgeving (Kaplan, 2007), heeft dit een positief effect op de tevredenheid van een werknemer (Lottrup, Stigsdotter, Meilby & Claudi, 2013; Sop Shin, 2007). De werktevredenheid neemt tevens toe wanneer er voldoende zonlichtpenetratie mogelijk is
5
(Wang & Boebekri, 2011) en als er kamerplanten, beeldende kunst en kleuren aanwezig zijn (Schweitzer, Gilpin & Frampton, 2004). Ook wanneer een werknemer in een gedeelde kamer met een collega werkt, zorgt dit voor een hogere werktevredenheid, evenals het werken op flexplekken (Danielsson & Bodin, 2008) en het werken in een privékantoorruimte (KaarlelaTuomaala, Helenius, Keskinen & Hongisto, 2009; Kim & De Dear, 2013). Daarnaast brengen goede werkomstandigheden welke veilig, schoon en aangenaam zijn, de gewenste verbeteringen in werktevredenheid van het personeel teweeg (Carlopio, 1996). Aangezien dit effecten zijn van losse fysieke elementen op de werktevredenheid van een kantoormedewerker, is niet duidelijk welk element een positief effect heeft op de werktevredenheid wanneer dit element wordt gemeten onder constanthouding van de overige fysieke elementen in de gehele bestaande werkomgeving. Op basis hiervan wordt research question één als volgt geformuleerd: Welke fysieke elementen in de bestaande werkomgeving hebben een positieve invloed op de werktevredenheid van een kantoormedewerker?
RQ2: Creativiteit De fysieke omgeving kan stimulerend of beperkend zijn voor de individuele creativiteit (Ceylan, Dul & Aytac, 2008). Een aantal wetenschappers hebben de potentiële rol van het kantoorinterieur in de mate van creativiteit bij een werknemer erkend (Dul, Ceylan & Jaspers, 2011; McCoy & Evans, 2002; Shalley, Gilson & Blum, 2000). Creativiteit is ‘het vermogen om vloeiend problemen op te lossen met originele, innovatieve, nieuwe en passende oplossingen’ (Amabile, 1989). George en Zhou (2001) richten zich specifiek op de werkomgeving en verwoorden creativiteit als ‘de productie van nieuwe en nuttige ideeën door medewerkers’ (p. 513). Het is gebleken dat een omgeving met natuurlijke materialen, zoals hout (Ridoutt, Ball & Killerby, 2002), maar ook meubels en de aanwezigheid van glas, een positief effect hebben op de creativiteit van een werknemer (McCoy & Evans, 2002). In kantoren met een hoog creativiteitsgehalte zijn meer planten en ramen aanwezig (Ceylan, Dul & Aytac, 2008). Tevens resulteren een hogere lichtwarmte en lichtsterkte in een betere creatieve taakuitvoering (Shibata & Suzuki, 2004), evenals de mogelijkheid om naar buiten te kunnen kijken. Aangezien dit effecten zijn van losse fysieke elementen op de creativiteit van een kantoormedewerker, is niet duidelijk welk element een positief effect heeft op de creativiteit wanneer dit element wordt gemeten onder constanthouding van de overige fysieke elementen in de gehele bestaande werkomgeving. Op basis hiervan wordt research question twee als volgt geformuleerd: Welke fysieke elementen in de bestaande werkomgeving hebben een positieve invloed op de creativiteit van een kantoormedewerker?
6
RQ3: Sociale interactie Het vergroten van de fysieke afstand tussen werknemers op kantoor, maakt de kans op een spontaan en informeel gesprek kleiner (Fayard & Weeks, 2007; Kraut, Fussel, Brennen & Siegel, 2002) en dit kan een negatief effect hebben op de samenwerking tussen werknemers (Pinto, Pinto & Prescott, 1993). Om de sociale interactie te stimuleren op kantoor dient de kantine of koffieruimte centraal gelegen te zijn, zodat een werknemer gemakkelijker een gesprek met collega’s aangaat (Hua et al., 2011). Ruimtes waar kopieer- en printmachines geïnstalleerd staan, worden ervaren als aantrekkelijke plaatsen om een conversatie met een collega te starten, zowel formeel als informeel (Hua et al., 2011). Ook overleg- en vergaderruimtes waar men kan samenwerken met collega’s leiden tot meer sociale interactie (Hua et al., 2011). Waterkoelers of koffiezetapparaten zijn tevens geschikte plekken op kantoor om een gesprek te beginnen met een collega, omdat dit plekken zijn waar werknemers elkaar toevallig treffen of samenkomen (Fayard & Weeks, 2007). Aangezien dit effecten zijn van losse fysieke elementen op de sociale interactie van een kantoormedewerker, is niet duidelijk welk element een positief effect heeft op de sociale interactie wanneer dit element wordt gemeten onder constanthouding van de overige fysieke elementen in de gehele bestaande werkomgeving. Op basis hiervan wordt research question drie als volgt geformuleerd: Welke fysieke elementen in de bestaande werkomgeving hebben een positieve invloed op de sociale interactie tussen kantoormedewerkers?
RQ4: Humeur Onder het humeur wordt ‘het emotionele welzijn van een werknemer’ verstaan (Küller, Ballal, Laike, Mikellides & Tonello, 2006) met andere woorden; de gemoedstoestand of stemming van een persoon. Er zijn verschillende elementen in de fysieke werkomgeving die het humeur van een werknemer kunnen beïnvloeden op kantoor. Zo hebben werknemers een beter humeur wanneer zij in een kleurrijke omgeving werken (Küller et al., 2006; Stone & English, 1998) en heeft de aanwezigheid van kleuren op kantoor een positieve invloed op het welzijn van de werknemer (Küller, Mikellides & Janssens, 2009). Ook de mate van licht in de werkomgeving beïnvloedt de stemming van werknemers (Veitch, Stokkermans & Newsham, 2013), want een goed verlichte kantoorwerkplek zorgt ervoor dat het humeur van weknemers verbetert (Knez & Kers, 2000). Daarnaast hebben ramen op kantoor een positieve invloed op de stemming van kantoormedewerkers, dit komt zowel door het toelaten van daglicht als door het uitzicht naar buiten (Küller et al., 2006). De aanwezigheid van planten op kantoor verhoogt tevens de stemming van kantoormedewerkers (Shibata & Suzuki, 2004) evenals het
7
welzijn van de werknemer (Smith, Tucker & Pitt, 2011). Aangezien dit effecten zijn van losse fysieke elementen op het humeur van een kantoormedewerker, is niet duidelijk welk element een positief effect heeft op het humeur wanneer dit element wordt gemeten onder constanthouding van de overige fysieke elementen in de gehele bestaande werkomgeving. Op basis hiervan wordt research question vier als volgt geformuleerd: Welke fysieke elementen in de bestaande werkomgeving hebben een positieve invloed op het humeur van een kantoormedewerker?
Hypotheses Wanneer de werkomgeving het creatieve proces stimuleert, is dit positief gerelateerd aan de werktevredenheid (Shalley, Gilson & Blum, 2000). Creativiteit wordt geassocieerd met een verhoogde werktevredenheid (Valentine, Godkin, Fleischman & Kidwell, 2011) en werknemers die creatiever dienen te zijn tijdens het werk, hebben meer kans op een hoge werktevredenheid (Smith & Shields, 2013). Creativiteit heeft dus een positief effect op de werktevredenheid (H1). Ook sociale interactie op kantoor heeft een positieve invloed op de werktevredenheid van een werknemer (McDonald, Vickers, Mohan,Wilkes & Jackson, 2010). Zowel formele als informele gesprekken met collega’s zorgen voor meer werktevredenheid (Ruchman, Kwak, Jaeger & Sayegh, 2013). Sociale interactie heeft dus een positief effect op de werktevredenheid (H2). Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat goed gehumeurde personen succesvoller zijn in hun leven, wat leidt tot meer tevredenheid (Lyubomirsky, King & Diener, 2005). Dit is tevens het geval in de werkomgeving, omdat ook hier een goed humeur tot meer werktevredenheid leidt (Connolly & Viswesvaran, 2000; Ilies & Judge, 2002). Humeur heeft dus een positief effect op de werktevredenheid (H3). In dit onderzoek wordt tevens een mediatie-effect verwacht. Als verklaring voor het mogelijke verband tussen de fysieke werkomgeving en de werktevredenheid kunnen verschillende mediatoren worden onderzocht. In deze studie zijn als mediatoren creativiteit, sociale interactie en humeur onderzocht. Het is mogelijk dat het effect van de fysieke werkomgeving op de werktevredenheid van een kantoormedewerker deels wordt verklaard door creativiteit, humeur en sociale interactie (H4). De afstemming tussen de werkomgeving en de psychologische behoeftes van een werknemer heeft namelijk een positief effect op de werktevredenheid (Hackman & Oldham, 1980). Bovengenoemde resultaten uit de literatuur hebben geleid tot de formulering van de volgende vier hypotheses:
8
H1:
Creativiteit heeft een positieve invloed op de werktevredenheid van een kantoormedewerker.
H2:
Sociale interactie heeft een positieve invloed op de werktevredenheid van een kantoormedewerker.
H3:
Humeur heeft een positieve invloed op de werktevredenheid van een kantoormedewerker.
H4:
Het effect van de fysieke werkomgeving op werktevredenheid wordt gemedieerd door creativiteit, sociale interactie en humeur.
Aan de hand van de vier research questions en vier hypothesen is een onderzoeksmodel (Figuur 1) opgesteld om de onderzoeksvraag van dit onderzoek te beantwoorden. De onderzoeksvraag luidt: In hoeverre kan de fysieke inrichting van een werkomgeving de werktevredenheid van een kantoormedewerker bevorderen en welke rol spelen creativiteit, sociale interactie en humeur hierin? De fysieke elementen van de werkomgeving, zoals beschreven in het theoretisch kader, kunnen wellicht uitgebreid worden met meerdere elementen. In de literatuur zijn verschillende visuele elementen aan bod gekomen, zoals planten, kleuren en licht. Om meer inzicht te krijgen in de belangrijke fysieke elementen van de kantooromgeving zijn er interviews gehouden met zowel deskundigen op het gebied van de kantoorinrichting als met kantoormedewerkers. Aan de hand van deze informatie wordt het onderzoeksmodel (Figuur 1) aangepast naar een model met specifieke fysieke elementen. Dit aangepaste model wordt getoetst middels een online vragenlijst onder kantoormedewerkers.
Figuur 1. Onderzoeksmodel
9
Overzicht huidig onderzoek In deze studie wordt onderzocht welke fysieke elementen in de werkomgeving de creativiteit, de sociale interactie en het humeur van een kantoormedewerker kunnen bevorderen en in hoeverre dit van invloed is op de werktevredenheid. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden zijn er twee studies uitgevoerd. De eerste studie betreft een kwalitatieve onderzoeksbenadering (interviews) en de tweede studie betreft een kwantitatieve onderzoeksbenadering (vragenlijst). Hier is voor gekozen omdat er, voor zover bekend, geen meetinstrument bestaat voor het meten van de invloedrijke fysieke elementen in de gehele bestaande werkomgeving. Om dit vast te stellen, luidt de onderzoeksvraag van studie I: Welke fysieke elementen zijn belangrijk in de werkomgeving voor een kantoormedewerker? De antwoorden op de interviewvragen geven een indicatie van de belangrijke items voor de vragenlijst van studie II. In de volgende sectie wordt per studie de methode, de resultaten en de conclusie besproken en tot slot volgt de discussie.
STUDIE I
Voor dit onderzoek naar de invloed van het kantoorinterieur op de werknemers zijn vijf interviews met deskundigen op het gebied van kantoorinrichting en vijf interviews met personen die op een kantoor werkzaam zijn gehouden. Aan de hand van de informatie uit de interviews is een selectie gemaakt uit de genoemde fysieke elementen, welke belangrijk worden geacht door de participanten. Deze elementen worden gebruikt in de vragenlijst van studie II.
Steekproef In totaal zijn er tien interviews gehouden; vijf interviews met deskundigen uit het vakgebied en vijf interviews met werknemers. Op deze manier worden de verschillende perspectieven en belangen van beide partijen goed in kaart gebracht. De participanten zijn op diverse manieren verworven; de werknemers zijn uit het persoonlijke netwerk van de onderzoekster geselecteerd en de deskundigen zijn benaderd via contactpersonen bij verschillende organisaties. Een inclusiecriterium was dat er sprake moest zijn van ervaring op het gebied van het kantoorinterieur voor de specialist en dat de werknemers allen werkzaam moeten zijn (geweest) op een kantoor. Hierdoor kan in kaart worden gebracht welke fysieke elementen in de werkomgeving van belang zijn voor werknemers en waarom zij denken dat deze aanwezig dienen te zijn op een kantoor. De interviews zijn tussen 11 oktober en 1 november 2013
10
gehouden op een afgesproken plek. Elk interview duurde ongeveer dertig minuten en is opgenomen door middel van een audio recorder.
Design Om het interview te sturen zijn er vragen gesteld aan de participanten over de huidige en over de ideale werkomgeving (zie interviewschema in Bijlage 1). De vragen zijn enkel als richtlijn gebruikt, om op deze manier te voorkomen dat een interview een andere wending nam. Wanneer er genoeg bruikbare informatie uit het interview voortkwam, bestond de mogelijkheid dat er geen gebruik werd gemaakt van alle vooraf opgestelde vragen. Er is in dit onderzoek dus gebruik gemaakt van een semigestructureerd interview (Boeije, ’t Hart & Hox, 2009). Tijdens het interview zijn er vragen gesteld aan de deskundigen als “Welke fysieke elementen acht u belangrijk in de werkomgeving?” en aan de werknemers als “Hoe ziet uw ideale werkomgeving eruit?”. Deze vragen hebben als doel het in kaart brengen van de fysieke elementen die een rol spelen in de kantoorinrichting en waarom deze als belangrijk gezien worden.
Ethiek Voor de bandopname is eerst toestemming gevraagd aan de participant, onder de belofte dat de opname alleen gebruikt wordt voor dit onderzoek en na verwerking gewist zal worden. De namen van de participanten zijn in de resultaten geanonimiseerd, zodat de privacy van de participant gewaarborgd wordt. Er stond geen vergoeding tegenover de deelname aan het onderzoek en de participanten hebben geheel vrijwillig meegewerkt aan de interviews. Wanneer zij voortijdig, om enige reden of op enig moment, het interview wilden beëindigen dan was dit mogelijk. Ook kon de participant na afloop van het onderzoek, doch binnen 24 uur, besluiten om de gegevens uit het interview niet te laten meenemen in het onderzoek. Deze ethische aspecten zijn voorafgaande aan het interview met de participant doorgenomen om misverstanden te voorkomen.
Resultaten In dit onderzoek is de invloed van de fysieke werkomgeving op kantoormedewerkers onderzocht, waarbij er twee studies worden gepresenteerd: in studie I is aan de hand van semigestructureerde interviews informatie verzameld over de fysieke kantooromgeving en in studie II wordt deze informatie gebruikt voor het opstellen van de online vragenlijst. Om de onderzoeksvraag van studie I “Welke fysieke elementen zijn belangrijk in de werkomgeving
11
voor een kantoormedewerker?” te beantwoorden zijn er tien interviews gehouden met deskundigen en werknemers. De resultatensectie van studie I betreft verschillende categorieën die zijn voortgekomen uit de interviews. Deze zeven categorieën zijn planten, ramen, licht, kleuren, ruimte, ontspanningsgelegenheden en decoratie. Deze categorieën worden hieronder verder toegelicht (zie Bijlage 2 voor enkele citaten uit de interviews).
Planten Er werd in alle interviews gesproken over planten, welke volgens zowel de werknemers als de deskundigen aanwezig dienen te zijn in een kantoor, omdat hier over het algemeen behoefte aan is. Enkele deskundigen gaven aan dat planten ‘ergens’ op kantoor aanwezig dienen te zijn. De plaats of hoeveelheid planten op kantoor is volgens de werknemers niet van belang. De werknemers en deskundigen gaven aan dat planten geen invloed hebben op hen persoonlijk, maar dat een plant wel ‘leuk oogt’ en een natuurlijk gevoel geeft. Daarnaast werd genoemd dat planten zorgen voor extra zuurstof op kantoor, wat bevorderlijk is voor het welzijn van het personeel.
Ramen Wanneer er over ramen gesproken werd, bleek dat ramen van belang geacht worden in een kantooromgeving. Een deskundige gaf aan dat het in Nederland zelfs een eis is om naar buiten te kunnen kijken; een werknemer hoort te kunnen zien wat voor weer het is. Werknemers vertelden dat zij in een ideale situatie graag de weidsheid van de natuur zouden zien als uitzicht, zoals een bosrijke omgeving, omdat dit een gevoel van vrijheid geeft. Tevens werd een stadsbeeld ook als fijn uitzicht vanaf de werkplek genoemd. Een aantal deskundigen gaf aan dat ramen echter vooral belangrijk zijn voor het doorlaten van zonlicht, omdat dit nodig is om te kunnen werken. Ramen bieden dus uitzicht naar buiten en laten daglicht door.
Licht De deskundigen maakten in het interview onderscheid tussen twee soorten licht: daglicht en kunstlicht. Daglicht werd bestempeld als een soort basislicht waarbij men goed kan werken en waarbij men veilig kan lopen op kantoor. Voor het doorlaten van daglicht zijn ramen nodig, waardoor deze twee variabelen enigszins samenhangen. Doordat onder licht zowel dag- als kunstlicht vallen, zijn de variabelen ‘licht’ en ‘ramen’ verschillend. Voor kunstlicht zijn namelijk geen ramen nodig, omdat kunstlicht ook sfeerverlichting kan zijn. Er bestaat tevens tl- of led verlichting welke het daglicht aanvullen, wat essentieel is aangezien daglicht alleen
12
niet voldoende licht biedt op de kantoorwerkplek. Werknemers gaven aan dat zij voldoende licht belangrijk vinden, anders krijgen zij hoofdpijn of concentratieproblemen; het licht dient dus vooral functioneel te zijn.
Kleuren Uit de interviews met deskundigen kwam naar voren dat de kleuren die in een kantoor worden gebruikt vaak zijn afgeleid van het logo van de organisatie. Zij merkten op dat de basiskleur van een kantoorinterieur vooral wit is en dat er vervolgens kleuren worden toegevoegd. Deze kleuren worden toegevoegd in bijvoorbeeld prullenbaken, kasten of stofferingen, maar de basis is over het algemeen strak. Ook wordt er veel hout gebruikt in kantoorpanden, omdat organisaties graag natuurlijke materialen willen gebruiken. Werknemers gaven aan dat zij liever geen grote oppervlaktes, zoals wanden, in een felle kleur zouden zien, omdat dit afleidend is en men hier hoofdpijn van denkt te krijgen. Zij zagen daarentegen wel graag accenten van kleuren in het meubilair of in afbeeldingen aan de muur. Kleuren dienen dus niet te overheersend aanwezig te zijn op de kantoorwerkplek, maar met mate.
Ruimte Uit de interviews met deskundigen kwam naar voren dat de ruimte op een kantoor zeer belangrijk is wanneer een kantoor wordt ingericht. Er dient altijd rekening gehouden te worden met het aantal vierkante meters, aangezien werknemers ook zelf benoemden dat zij behoefte hebben aan voldoende beweegvrijheid om hen heen en aan de mogelijkheid om in verschillende ruimtes met verschillende personen te kunnen werken. Wanneer er werd gesproken over een ‘open kantoor’ bedoelden de deskundigen met name het gebruik van veel glas en weinig muren in de kantooromgeving. Dit stimuleert namelijk de transparantie binnen de organisatie, doordat iedereen elkaar kan waarnemen. Daarnaast is het gebruik van kasten als scheiding tussen ruimtes ook zeer geschikt volgens de deskundigen, omdat de werknemers hierdoor geen opgesloten gevoel krijgen. De werknemers gaven aan dat openheid daarnaast bevorderlijk is voor de sociale interactie, omdat collega’s elkaar hierdoor gemakkelijker aanspreken.
Ontspanningsgelegenheden Het belang van de mogelijkheid tot gezamenlijk iets ‘doen’ op kantoor werd ook aangegeven door zowel de werknemers als de deskundigen. Voorbeelden die zij noemden waren het samen lunchen in de kantine, koffie drinken aan een grote koffietafel op de afdeling, een
13
dartbord in de kantoorruimte, een tafeltennistafel in de kelder, een loungebank, een tuin om in te ontspannen of een poef naast een bureau zodat collega’s even kunnen aanschuiven voor een kletspraatje. Alle geïnterviewden gaven aan dat organisaties in deze plekken zouden moeten voorzien om het contact onderling te stimuleren. Evenals het ‘even niet werken’ waarna werknemers zich beter kunnen concentreren, wat bevorderlijk is voor de werkprestatie. Een plek om te ontspannen nodigt uit wanneer het huiselijk aanvoelt en een zachte omgeving is met warme kleuren.
Decoratie De deskundigen gaven aan dat een kantooromgeving vooral functioneel dient te zijn, maar dat er ook aandacht voor comfort en warmte hoort te zijn. Werknemers wilden graag dat zij ook persoonlijke eigendommen mochten meebrengen, zoals foto’s of een kalender. Over het algemeen zijn er op kantoor bureau accessoires aanwezig welke het kantoor kunnen decoreren en kunstvoorwerpen dragen hier eveneens aan bij. Beide partijen waren het erover eens dat er voorwerpen aanwezig dienen te zijn die de werknemers een fijn gevoel bezorgen.
Overige Tot slot werd er in de interviews gesproken over geur, klimaat, akoestiek en hygiëne. Geuren kunnen helpen ontspannen of concentreren, maar onfrisse geuren kunnen ook belemmerend werken. Onder het klimaat worden de luchtvochtigheid, airconditioning en verwarming verstaan in een kantoorpand. De akoestiek wordt bepaald door de mate van geluid in een werkomgeving, welke verbeterd kan worden door het echo-effect te verminderen. Daarnaast werd hygiëne benoemd als belangrijke factor, omdat een werkplek als vanzelfsprekend schoon en opgeruimd dient te zijn. Deze vier variabelen worden echter niet meegenomen in de vragenlijst van studie II, omdat deze niet fysiek aanwezig zijn op kantoor.
Conclusie De onderzoeksvraag van studie I “Welke fysieke elementen zijn belangrijk in de werkomgeving voor een kantoormedewerker?” wordt beantwoord aan de hand van de hierboven besproken resultaten. De zeven categorieën die zijn voortgekomen uit de tien interviews zijn planten, ramen, licht, kleuren, ruimte, ontspanningsgelegenheden en decoratie. Deze zeven fysieke elementen worden dus belangrijk geacht door de participanten. Daarnaast waren de geïnterviewden het erover eens dat de werkomgeving, naast de directe collega’s en het salaris, bijdraagt aan werktevredenheid. Deskundigen vertelden dat de moderne
14
kantooromgeving zo divers mogelijk moet zijn, omdat mensen ook verschillend zijn. Het advies is om op kantoor plekken te creëren die uitnodigen, waar mensen intuïtief naartoe lopen en waar zij graag willen zijn; dat bevordert de communicatie in de organisatie.
Discussie Het doel van studie I was om de belangrijkste fysieke elementen in de kantooromgeving in kaart te brengen, omdat er nog geen gestandaardiseerd meetinstrument bestaat om de gehele werkomgeving te meten. Doordat er eerst interviews zijn gehouden met deskundigen en werknemers is er een duidelijk beeld ontstaan van de fysieke elementen die van invloed zijn op kantoormedewerkers. Aan de hand van de verkregen informatie uit de tien interviews van studie I kan een zelf ontwikkelde vragenlijst worden opgesteld voor studie II. Zoals vermeld, werden in de interviews geuren, klimaat, akoestiek en hygiëne ook genoemd als invloedrijke elementen in de kantooromgeving. Deze variabelen zijn echter niet meegenomen in de vragenlijst van studie II, omdat besloten is om de vragenlijst zo compact mogelijk te houden zodat een maximaal responsgehalte gegenereerd wordt. In de volgende sectie wordt ingegaan op studie II waar de methode, de resultaten en de conclusie worden beschreven.
STUDIE II
De onderzoeksvraag luidt: In hoeverre kan de fysieke inrichting van een werkomgeving de werktevredenheid van een kantoormedewerker bevorderen en welke rol spelen creativiteit, sociale interactie en humeur hierin? Er bestaat echter, voor zover bekend, geen gestandaardiseerd meetinstrument om de verschillende fysieke elementen in de bestaande werkomgeving te meten. Om deze reden is ervoor gekozen om in dit onderzoek eerst een aantal interviews met deskundigen en werknemers te houden, zodat er meer inzicht verkregen wordt in de belangrijke fysieke elementen op kantoor. Aan de hand van deze kwalitatieve datagegevens worden items voor de vragenlijst van de tweede studie opgesteld. De vragen in de online vragenlijst van studie II zijn gebaseerd op de literatuur, zoals beschreven in het theoretisch kader, en op de verkregen informatie uit studie I. Deze vragenlijst is verspreid onder personen die momenteel, of in het verleden, op een kantoor werkzaam zijn (geweest). Op basis van studie I kan het onderzoeksmodel (Figuur 1) worden uitgebreid met de zeven specifieke fysieke elementen. Deze zeven beschreven categorieën in de resultatensectie van studie I zijn gebruikt in de vragenlijst van studie II. Dit is weergegeven in een aangepast model (Figuur 2). Dit model is in studie II getoetst middels een online vragenlijst.
15
Figuur 2. Aangepast onderzoeksmodel
Methode Middels een online vragenlijst onder 154 kantoormedewerkers van verschillende organisaties is onderzocht wat het effect is van het kantoorinterieur op de werktevredenheid, creativiteit, sociale interactie en het humeur van een werknemer. De vier research questions en vier hypothesen, zoals opgesteld in het theoretisch kader, zijn in deze tweede studie getoetst ter beantwoording van de onderzoeksvraag.
Respondenten In totaal zijn 192 personen de enquête gestart, waarvan 154 respondenten de enquête volledig hebben ingevuld. Dit geeft een response rate van 80%. Ongeveer 77% (N = 119) van de respondenten is momenteel werkzaam op kantoor en 23% (N = 35) is ooit eerder werkzaam geweest op een kantoor. Van de 154 respondenten is 56% vrouw (N = 87) en 44% man (N = 67). De respondenten zijn tussen de 18 en 70 jaar (M = 38.33, SD = 14.22). Iets minder dan de helft van de respondenten heeft kinderen (N = 71, 46%) en hiervan heeft 21% één kind (N = 15), 48% heeft twee kinderen (N = 34) en 30% heeft drie kinderen (N = 21). Gemiddeld zijn de respondenten dertien jaar actief op de arbeidsmarkt (M = 13.01, SD = 12.02). De respondenten werken gemiddeld dertig uur per week (M = 30.72, SD = 11.45), waarvan 34% (N = 52) werkzaam is in de non-profitsector, ongeveer 58% (N = 89) van de respondenten is werkzaam in de profitsector en 8% (N = 13) is werkzaam bij de overheid. Meer dan de helft van de respondenten heeft een HBO opleidingsniveau of hoger (N = 97, 63%). Het grootste deel van de respondenten is in Nederland geboren (N = 151, 98%). Zowel de kantoorwerkplek (M = 7.12, SD = 1.25) als de gehele kantooromgeving (M = 7.08, SD = 1.34) worden gemiddeld met het cijfer zeven beoordeeld op een schaal van één tot tien.
16
Procedure De data die gerapporteerd zijn, zijn verzameld aan de hand van een online enquêteprogramma, genaamd Qualtrics. Met deze survey software is het mogelijk om vragenlijsten te ontwerpen en te verspreiden via het internet. In de derde week van november is er een verzoek gestuurd naar werknemers van verschillende organisaties met een link naar de online vragenlijst. Er is gevraagd of zij de online vragenlijst verder willen verspreiden onder hun contactpersonen, zodat er een zo groot mogelijk aantal respondenten wordt bereikt. Hierbij is benadrukt dat de respondenten werkzaam moeten zijn (geweest) op een kantoor en dat de respondenten de vragenlijst niet mogen invullen wanneer zij in een winkel of in de horeca werkzaam zijn, omdat dit onderzoek specifiek gericht is op de kantooromgeving.
Ethiek Voorafgaande aan de deelname aan het onderzoek zijn de respondenten erop gewezen dat de privacy gewaarborgd wordt, dat de vragenlijst geheel anoniem is en dat de gegevens niet te herleiden zijn tot specifieke personen. Ook werd aangegeven dat deelname aan het onderzoek vrijblijvend was en dat de respondent ieder moment kon besluiten te stoppen.
Meetinstrument De items in de vragenlijst zijn bedacht aan de hand van de verkregen informatie uit de interviews en op basis van de literatuur. In de online vragenlijst is allereerst gevraagd naar de omschrijving van de bestaande werkomgeving aan de hand van de zeven verschillende fysieke elementen zoals beschreven in de resultaten van studie I. Vervolgens is er in de vragenlijst gebruik gemaakt van de volgende uitkomstvariabelen: werktevredenheid, creativiteit, sociale interactie en humeur. Waarna er afgesloten werd met een aantal vragen naar de demografische kenmerken van de respondent. Dit wordt hieronder verder toegelicht (zie Bijlage 3 voor de volledige vragenlijst). De constructen zijn gemeten door middel van twee of meer items en om deze reden is er voor ieder construct een factoranalyse uitgevoerd. In Tabel 1 zijn de resultaten van de schaalconstructies te vinden.
Werktevredenheid Het construct ‘werktevredenheid’ (M = 3.73, SD = 0.82) bestaat uit zes items die afkomstig zijn uit onderzoek van De Witte (2000). Op een vijf punts Likert-schaal gaven de respondenten aan in hoeverre zij het eens waren met de stellingen variërend van één (zeer mee oneens) tot vijf (zeer mee eens). Een stelling die voorgelegd werd luidt: “Ik ben erg tevreden
17
met mijn werk”. De schaal van de werktevredenheid van een werknemer bleek betrouwbaar te zijn (Chronbach’s α = 0.90) en kon niet verbeterd worden door items te verwijderen.
Creativiteit Het construct ‘creativiteit’ (M = 3.49, SD = 0.82) bestaat uit acht items die afkomstig zijn uit onderzoek van George en Zhou (2001). De oorspronkelijke schaal van George & Zhou (2001) bestond uit tien items, maar op grond van een pilotversie van de vragenlijst van de huidige studie zijn er twee items verwijderd. Op een vijf punts Likert-schaal gaven de respondenten aan in hoeverre zij het eens waren met de stellingen variërend van één (zeer mee oneens) tot vijf (zeer mee eens). Een stelling die voorgelegd werd luidt: “Ik kom met nieuwe en praktische ideeën om de prestaties te verbeteren”. De schaal van creativiteit van een werknemer bleek betrouwbaar te zijn (Chronbach’s α = 0.94) en kon niet verbeterd worden door items te verwijderen.
Sociale interactie Het construct ‘sociale interactie’ (M = 3.99, SD = 0.93) bestaat uit vier originele items. Om de mate van sociale interactie te meten is gebruik gemaakt van een vraag als “Ik spreek regelmatig met collega’s tijdens het werk”. Op een vijf punts Likert-schaal gaven de respondenten aan in hoeverre zij het eens waren met de stellingen variërend van één (zeer mee oneens) tot vijf (zeer mee eens). De schaal van sociale interactie tussen kantoormedewerkers bleek betrouwbaar te zijn (Chronbach’s α = 0.87) en kon niet verbeterd worden door items te verwijderen.
Humeur Het construct ‘humeur’ (M = 4.04, SD = 0.67) bestaat uit vier differentiële items die afkomstig zijn uit onderzoek van Roehm en Roehm (2005). Een vraag die voorgelegd werd luidt: “Op kantoor voel ik mij meestal: goed … slecht”, waarbij de respondenten op een Likert-schaal van één tot vijf aangaven in hoeverre deze vraag op hen van toepassing was. Daarnaast zijn er drie originele items opgesteld met een stelling als “Ik ga regelmatig met plezier naar kantoor”. Op een vijf punts Likert-schaal gaven de respondenten aan in hoeverre zij het eens waren met de stellingen variërend van één (zeer mee oneens) tot vijf (zeer mee eens). De schaal van het humeur van een werknemer met zeven items bleek betrouwbaar te zijn (Chronbach’s α = 0.91) en kon niet verbeterd worden door items te verwijderen.
18
Tabel 1. Schaalconstructies uitkomstvariabelen M
SD
Aantal items
Chronbach’s α
Werktevredenheid
3.73
0.82
6
0.90
Creativiteit
3.49
0.82
8
0.94
Sociale interactie
3.99
0.93
4
0.87
Humeur
4.04
0.67
7
0.91
Construct
N = 154 Controlevariabelen Tot slot is er in de vragenlijst naar de demografische variabelen van de respondent gevraagd zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, kinderen, etniciteit, arbeidssector en werkervaring. Aan het einde van de vragenlijst had de respondent de mogelijkheid om op- en aanmerkingen te geven en om zijn of haar e-mailadres in te vullen, zodat een beknopte beschrijving van het onderzoek aan hen verstuurd kon worden wanneer de resultaten bekend zouden zijn.
Resultaten De zeven categorieën die zijn voortgekomen uit de interviews (studie I) zijn planten, ramen, licht, kleuren, ruimte, ontspanning en decoratie. Deze zijn in de vragenlijst (studie II) elk door twee of meer items gemeten en om deze reden is er voor iedere werkomgevingvariabele een factoranalyse uitgevoerd. In Tabel 2 zijn de gemiddelden, standaarddeviaties en het aantal items van de zeven schaalconstructies te vinden.
Tabel 2. Schaalconstructies fysieke werkomgeving Construct
M
SD
Aantal items
Planten
2.55
1.05
2
Ramen
4.27
0.85
2
Licht
3.55
0.69
3
Kleuren
2.56
0.83
7
Ruimte
3.69
0.78
4
Ontspanning
1.73
0.79
3
Decoratie
2.82
0.91
3
Noot: Gemeten op een schaal van één tot vijf
19
RQ1: Werktevredenheid In research question één werd de vraag gesteld welke fysieke elementen in de werkomgeving een positieve invloed hebben op de werktevredenheid van kantoormedewerkers. Het regressiemodel met werktevredenheid als afhankelijke variabele en de werkomgeving (planten, ramen, licht, kleuren, ruimte, ontspanning en decoratie) als onafhankelijke variabele is significant, F(1, 153) = 6.20, p < 0.001. De werkomgeving verklaart drieëntwintig procent van de variantie in werktevredenheid (R² = 0.23). Licht, b* = 0.22, t = 2.52, p < 0.05, 95% CI [-0.10, 0.25], en ruimte, b* = 0.36, t = 4.31, p < 0.001, 95% CI [-0.18, 0.13], hebben een significant positief verband met werktevredenheid. Planten, ramen, kleuren, ontspanning en decoratie hebben geen significant verband met werktevredenheid (zie Tabel 3). Hierbij is ervan uitgegaan dat de overige onafhankelijke variabelen constant worden gehouden.
Tabel 3. Meervoudige regressieanalyse met werktevredenheid als afhankelijke variabele b*
t
p
95% CI
Planten
-0.09
-1.01
0.273
[0.59, 2.20]
Ramen
0.08
0.83
0.406
[-0.19, 0.05]
Licht
0.22
2.52
0.013
[-0.10, 0.25]
Kleuren
-0.02
-0.30
0.766
[0.06, 0.48]
Ruimte
0.36
4.31
0.000
[-0.18, 0.13]
Ontspanning
-0.12
-1.49
0.139
[-0.30, 0.04]
Decoratie
0.05
0.63
0.533
[-0.10, 0.20]
Noot: CI = confidentie interval
RQ2: Creativiteit In research question twee werd de vraag gesteld welke fysieke elementen in de werkomgeving een positieve invloed hebben op de creativiteit van kantoormedewerkers. Het regressiemodel met creativiteit als afhankelijke variabele en de werkomgeving (planten, ramen, licht, kleuren, ruimte, ontspanning en decoratie) als onafhankelijke variabele is significant, F(1, 153) = 3.06, p < 0.005. De werkomgeving verklaart dertien procent van de variantie in creativiteit (R² = 0.13). Ruimte heeft een significant positief verband met creativiteit, b* = 0.33, t = 3.73, p < 0.001, 95% CI [0.17, 0.54]. Planten, ramen, licht, kleuren, ontspanning en decoratie hebben geen significant verband met creativiteit (zie Tabel 4). Hierbij is ervan uitgegaan dat de overige onafhankelijke variabelen constant zijn gehouden.
20
Tabel 4. Meervoudige regressieanalyse met creativiteit als afhankelijke variabele b*
t
p
95% CI
Planten
-0.05
-0.64
0.522
[-0.17, 0.09]
Ramen
0.01
0.15
0.885
[-0.17, 0.20]
Licht
-0.06
-0.59
0.558
[-0.29, 0.16]
Kleuren
0.12
1.42
0.158
[-0.05, 0.29]
Ruimte
0.33
3.73
0.000
[0.17, 0.54]
Ontspanning
-0.10
-1.19
0.237
[-0.29, 0.07]
Decoratie
0.02
0.21
0.838
[-0.14, 0.17]
Noot: CI = confidentie interval
RQ3: Sociale interactie In research question drie werd de vraag gesteld welke fysieke elementen in de werkomgeving een positieve invloed hebben op de sociale interactie tussen kantoormedewerkers. Het regressiemodel met de sociale interactie als afhankelijke variabele en de fysieke kantooromgeving (planten, ramen, licht, kleuren, ruimte, ontspanning en decoratie) als onafhankelijke variabele is significant, F(1, 153) = 3.64, p < 0.001. De werkomgeving verklaart vijftien procent van de variantie in de sociale interactie (R² = 0.15). De variabele ‘ramen’ heeft een significant positief verband met sociale interactie, b* = 0.24, t = 2.54, p < 0.05, 95% CI [0.06, 0.48]. Planten, licht, kleuren, ruimte, ontspanning en decoratie hebben geen significant verband met sociale interactie (zie Tabel 5). Hierbij is ervan uitgegaan dat de overige onafhankelijke variabelen constant worden gehouden.
Tabel 5. Meervoudige regressieanalyse met sociale interactie als afhankelijke variabele b*
t
p
95% CI
Planten
0.04
0.48
0.630
[-0.11, 0.18]
Ramen
0.24
2.54
0.012
[0.06, 0.48]
Licht
0.08
0.91
0.367
[-0.14, 0.36]
Kleuren
-0.08
-0.92
0.362
[-0.27, 0.10]
Ruimte
0.12
1.31
0.193
[-0.07, 0.35]
Ontspanning
0.11
1.24
0.216
[-0.08, 0.33]
Decoratie
0.03
0.40
0.694
[-0.14, 0.21]
Noot: CI = confidentie interval
21
RQ4: Humeur In research question vier werd de vraag gesteld welke fysieke elementen in de werkomgeving een positieve invloed hebben op het humeur van kantoormedewerkers. Het regressiemodel met het humeur als afhankelijke variabele en de fysieke kantooromgeving (planten, ramen, licht, kleuren, ruimte, ontspanning en decoratie) als onafhankelijke variabele is significant, F(1, 153) = 3.68, p < 0.001. De werkomgeving verklaart vijftien procent van de variantie in het humeur (R² = 0.15). Licht, b* = 0.18, t = 1.97, p < 0.05, 95% CI [-0.01, 0.36], en ruimte, b* = 0.29, t = 3.25, p < 0.001, 95% CI [0.10, 0.40], hebben een significant positief verband met het humeur. Planten, ramen, kleuren, ontspanning en decoratie hebben geen significant verband met humeur (zie Tabel 6). Hierbij is ervan uitgegaan dat de overige onafhankelijke variabelen constant worden gehouden.
Tabel 6. Meervoudige regressieanalyse met humeur als afhankelijke variabele b*
t
p
95% CI
Planten
-0.05
-0.64
0.521
[-0.14, 0.07]
Ramen
0.02
0.25
0.804
[-0.13, 0.17]
Licht
0.18
1.97
0.049
[-0.01, 0.36]
Kleuren
0.13
1.49
0.139
[-0.03, 0.24]
Ruimte
0.29
3.25
0.001
[0.10, 0.40]
Ontspanning
-0.05
-0.55
0.585
[-0.19, 0.10]
Decoratie
-0.09
-1.00
0.319
[-0.19, 0.06]
Noot: CI = confidentie interval
H1: Creativiteit en werktevredenheid In hypothese één werd gesteld dat creativiteit een positieve invloed heeft op de werktevredenheid van een kantoormedewerker. Uit de enkelvoudige regressieanalyse met werktevredenheid als afhankelijke variabele en creativiteit als onafhankelijke variabele, blijkt dat creativiteit een significante positieve samenhang heeft met werktevredenheid, b* = 0.47, t = 6.56, p < 0.001, 95% CI [0.33, 0.61]. Deze hypothese wordt dus aangenomen.
H2: Sociale interactie en werktevredenheid In hypothese twee werd gesteld dat de sociale interactie tussen medewerkers een positieve invloed heeft op de werktevredenheid van een kantoormedewerker. Uit de enkelvoudige
22
regressieanalyse met werktevredenheid als afhankelijke variabele en sociale interactie als onafhankelijke variabele, blijkt dat sociale interactie een significante positieve samenhang heeft met werktevredenheid, b* = 0.19, t = 2.38, p < 0.05, 95% CI [0.03, 0.31]. Deze hypothese wordt dus aangenomen.
H3: Humeur en werktevredenheid In hypothese drie werd gesteld dat het humeur een positieve invloed heeft op de werktevredenheid van een kantoormedewerker. Uit de enkelvoudige regressieanalyse met werktevredenheid als afhankelijke variabele en humeur als onafhankelijke variabele, blijkt dat humeur een significante positieve samenhang heeft met werktevredenheid, b* = 0.55, t = 8.21, p < 0.001, 95% CI [0.52, 0.84]. Deze hypothese wordt dus aangenomen.
Mediatie analyses Zoals beschreven hebben licht en ruimte een significant effect op werktevredenheid en hebben zowel creativiteit, sociale interactie als humeur een positieve samenhang met werktevredenheid. Met behulp van mediatie analyses wordt nagegaan of het effect van licht en ruimte op werktevredenheid verklaard kan worden door creativiteit, sociale interactie en humeur. In hypothese vier werd om deze reden gesteld dat creativiteit, humeur en sociale interactie het effect van de fysieke werkomgeving op de werktevredenheid van een kantoormedewerker mediëren. Om deze hypothese te toetsen dienen zes mediatie analyses te worden uitgevoerd, welke hierna worden besproken. Uit de resultaten van de eerder uitgevoerde meervoudige regressieanalyse bleek dat licht en ruimte een significant effect hebben op werktevredenheid (RQ1). Ook uit de enkelvoudige regressieanalyse is gebleken dat ruimte een significant positief verband heeft met werktevredenheid, b* = 0.39, t = 5.16, p < 0.001, 95% CI [0.25, 0.56], en tevens is uit de enkelvoudige regressieanalyse gebleken dat licht een significant positief verband heeft met werktevredenheid, b* = 0.31, t = 3.95, p < 0.001, 95% CI [0.18, 0.55].
H4: Mediatie-effect creativiteit Ruimte heeft een significante positieve samenhang met creativiteit, b* = 0.33, t = 4.26, p < 0.001, 95% CI [0.18, 0.50]. Het is gebleken dat creativiteit een significante positieve samenhang heeft met werktevredenheid (H1). Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt dat ruimte en creativiteit een significante positieve samenhang hebben met werktevredenheid, b* = 0.26, t = 3.57, p < 0.001, 95% CI [0.12, 0.42]. Uit de resultaten blijkt dat het totale effect
23
van de directe relatie tussen ruimte en werktevredenheid (b = 0.40, SEc = 0.08, p < 0.001) verandert als er wordt gecontroleerd voor creativiteit (b = 0.27, SEc’ = 0.08, p < 0.001). De Sobel’s Z test is significant, b = 0.34, p < 0.001; b’ = 0.38, p < 0.001; Sobel’s Z = 3.30, p < 0.001. Er is dus sprake van een partiële mediatie; dit houdt in dat een deel van de invloed van ruimte op werktevredenheid verdwijnt als er gecontroleerd wordt voor creativiteit, maar niet geheel. Licht heeft echter geen significante samenhang met creativiteit, b* = 0.02, t = 0.26, p = 0.799, 95% CI [-0.17, 0.22]. Er kan om deze reden geen mediatie analyse worden uitgevoerd voor het effect van licht, omdat deze niet significant is. Het effect van licht op de werktevredenheid wordt dus niet verklaard door de creativiteit van een werknemer.
H4: Mediatie-effect sociale interactie Ruimte heeft een significante positieve samenhang met sociale interactie, b* = 0.25, t = 3.15, p < 0.01, 95% CI [0.11, 0.48]. Het is gebleken dat sociale interactie een significante positieve samenhang heeft met werktevredenheid (H2). Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt dat ruimte en sociale interactie een significante positieve samenhang hebben met werktevredenheid, b* = 0.36, t = 4.68, p < 0.001, 95% CI [0.22, 0.54]. Uit de resultaten blijkt dat het totale effect van de directe relatie tussen ruimte en werktevredenheid (b = 0.40, SEc = 0.08, p < 0.001) verandert als er wordt gecontroleerd voor sociale interactie (b = 0.38, SEc’ = 0.08, p < 0.001). De Sobel’s Z test is niet significant, b = 0.29, p < 0.001; b’ = 0.09, p = 0.195; Sobel’s Z = 1.20, p = 0.231. Er is dus geen sprake van een mediatie effect; het effect van ruimte op de werktevredenheid wordt niet deels verklaard door de sociale interactie tussen kantoormedewerkers. Licht heeft een significante positieve samenhang met sociale interactie, b* = 0.24, t = 3.07, p < 0.005, 95% CI [0.12, 0.54]. Het is gebleken dat sociale interactie een significante positieve samenhang heeft met werktevredenheid (H2). Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt dat licht en sociale interactie een significante positieve samenhang hebben met werktevredenheid, b* = 0.28, t = 3.48, p < 0.001, 95% CI [0.14, 0.52]. Uit de resultaten blijkt dat het totale effect van de directe relatie tussen licht en werktevredenheid (b = 0.36, SEc = 0.09, p < 0.001) verandert als er wordt gecontroleerd voor sociale interactie (b = 0.33, SEc’ = 0.10, p < 0.001). De Sobel’s Z test is niet significant, b = 0.33, p < 0.001; b’ = 0.11, p = 0.123; Sobel’s Z = 1.38, p = 0.168. Er is dus geen sprake van een mediatie effect; het effect van licht op de werktevredenheid wordt niet deels verklaard door de sociale interactie tussen kantoormedewerkers.
24
H4: Mediatie-effect humeur Ruimte heeft een significante positieve samenhang met humeur, b* = 0.31, t = 4.08, p < 0.001, 95% CI [0.14, 0.40]. Het is gebleken dat humeur een significante positieve samenhang heeft met werktevredenheid (H3). Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt dat ruimte en humeur een significante positieve samenhang hebben met werktevredenheid, b* = 0.24, t = 3.42, p < 0.001, 95% CI [0.10, 0.39]. Uit de resultaten blijkt dat het totale effect van de directe relatie tussen ruimte en werktevredenheid (b = 0.40, SEc = 0.08, p < 0.001) verandert als er wordt gecontroleerd voor humeur (b = 0.25, SEc’ = 0.07, p < 0.001). De Sobel’s Z test is significant, b = 0.27, p < 0.001; b’ = 0.59, p < 0.001; Sobel’s Z = 3.52, p < 0.001. Er is dus sprake van een partiële mediatie; dit houdt in dat een deel van de invloed van ruimte op werktevredenheid verdwijnt als er gecontroleerd wordt voor humeur, maar niet geheel. Licht heeft een significante positieve samenhang met humeur, b* = 0.23, t = 2.86, p < 0.005, 95% CI [0.07, 0.37]. Het is gebleken dat humeur een significante positieve samenhang heeft met werktevredenheid (H3). Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt dat licht en humeur een significante positieve samenhang hebben met werktevredenheid, b* = 0.19, t = 2.80, p < 0.01, 95% CI [0.07, 0.39]. Uit de resultaten blijkt dat het totale effect van de directe relatie tussen licht en werktevredenheid (b = 0.36, SEc = 0.09, p < 0.001) verandert als er wordt gecontroleerd voor humeur (b = 0.23, SEc’ = 0.08, p < 0.01). De Sobel’s Z test is significant, b = 0.22, p < 0.001; b’ = 0.63, p < 0.001; Sobel’s Z = 2.67, p < 0.01. Er is dus sprake van een partiële mediatie; dit houdt in dat een deel van de invloed van licht op werktevredenheid verdwijnt als er gecontroleerd wordt voor humeur, maar niet geheel.
H4: Uitkomst mediatie analyses Er werd in hypothese vier verwacht dat creativiteit, humeur en sociale interactie het effect van de fysieke werkomgeving op de werktevredenheid van een kantoormedewerker mediëren. Er kan gesteld worden dat het effect van licht op werktevredenheid gedeeltelijk wordt veroorzaakt door het humeur van een werknemer. Het effect van ruimte op werktevredenheid wordt gedeeltelijk veroorzaakt door de creativiteit en het humeur van een werknemer. Er werd echter geen mediatie-effect gevonden voor sociale interactie. Hypothese vier wordt gedeeltelijk bevestigd, omdat het mediatie-effect gevonden is voor creativiteit en humeur, maar niet voor sociale interactie. De resultaten van de significante mediatie analyses zijn weergegeven in onderstaand model (Figuur 3). In dit model is sociale interactie niet opgenomen, omdat uit de resultaten van de mediatie analyse is gebleken dat het effect van licht en ruimte op werktevredenheid niet gemedieerd wordt door sociale interactie.
25
Figuur 3. Model resultaten mediatie analyses
Conclusie In studie II werd verwacht dat de fysieke werkomgeving een positieve invloed zou hebben op de werktevredenheid en werd onderzocht welke rol creativiteit, sociale interactie en humeur hierin spelen. De onderzoeksvraag kan beantwoord worden aan de hand van de hierboven besproken resultaten, waaruit is gebleken dat licht en ruimte een positief effect hebben op de werktevredenheid van een kantoormedewerker. Licht en ruimte hebben tevens een positief effect op het humeur van een kantoormedewerker. Ook heeft ruimte een positief effect op de creativiteit van een kantoormedewerker en ramen hebben een positief effect op de sociale interactie tussen kantoormedewerkers. Creativiteit, sociale interactie en humeur bleken alle drie een positieve samenhang te hebben met werktevredenheid. Daarnaast is gebleken dat het effect van ruimte op werktevredenheid deels gemedieerd wordt door creativiteit en humeur. Het effect van licht op werktevredenheid wordt deels gemedieerd door het humeur. De relatie tussen de werkomgeving en werktevredenheid van een kantoormedewerker verloopt dus indirect via de creativiteit en het humeur van een kantoormedewerker. Het effect van licht en ruimte op de werktevredenheid wordt echter niet deels verklaard door de sociale interactie.
STUDIE I & II: Discussie
In dit onderzoek staat de invloed van de bestaande werkomgeving op kantoormedewerkers centraal. Dit is onderzocht door middel van twee studies; tien interviews met zowel deskundigen als werknemers (studie I) en een online vragenlijst onder 154 kantoormedewerkers (studie II). Ter beantwoording van de onderzoeksvraag “In hoeverre kan de fysieke inrichting van een werkomgeving de werktevredenheid van een kantoormedewerker bevorderen en welke rol spelen creativiteit, sociale interactie en humeur hierin?” zijn allereerst kwalitatieve data verzameld. Vervolgens zijn de vier research questions en vier
26
hypotheses getoetst middels een kwantitatieve onderzoeksmethode. In studie I stond de onderzoeksvraag “Welke fysieke elementen zijn belangrijk in de werkomgeving voor een kantoormedewerker?” centraal. Aan de hand van de interviews kon gesteld worden dat planten, ramen, licht, kleuren, ruimte, ontspanningsmogelijkheden en decoratie invloedrijke fysieke elementen zijn in de werkomgeving. Deze zeven variabelen zijn gebruikt om het onderzoeksmodel (Figuur 1) uit te breiden naar een specifieker onderzoeksmodel (Figuur 2). Dit model is gebaseerd op de informatie van de participanten uit studie I en op de literatuur. Op basis hiervan ontstond de mogelijkheid om zelf een vragenlijst te ontwikkelen, omdat deze nog niet bestond in de wetenschap. Deze vragenlijst is vervolgens afgenomen in bestaande organisaties met als doel de onderzoeksvraag te beantwoorden. Het is in dit onderzoek gebleken dat licht en ruimte een positief effect hebben op de werktevredenheid van een kantoormedewerker en dat dit effect deels gemedieerd wordt door creativiteit en humeur (Figuur 3). Hierna worden de opvallende bevindingen besproken. Vervolgens wordt ingegaan op de waarde van dit onderzoek en worden enkele beperkingen van het onderzoek toegelicht. Tevens worden er een aantal suggesties voor vervolgonderzoek gedaan en worden implicaties voor de wetenschap en voor de maatschappij gegeven.
Opvallende bevindingen Het hier gepresenteerde onderzoek is, voor zover bekend, de eerste empirische studie die de relatie tussen een groot aantal fysieke elementen onderzoekt in de bestaande werkomgeving van een kantoormedewerker met als uitkomstvariabelen creativiteit, sociale interactie, humeur en werktevredenheid. Voorgaande studies waren methodologisch niet sterk opgezet. Door in deze studie een kwalitatieve met een kwantitatieve methode te combineren, zijn er vernieuwende uitkomsten naar voren gekomen. Het is gebleken dat planten, kleuren, ontspanningsmogelijkheden en decoratie helemaal geen invloed hebben op zowel werktevredenheid, creativiteit, sociale interactie als humeur. Deze uitkomsten zijn deels in strijd met voorgaand wetenschappelijk onderzoek, omdat op basis van de literatuur en de gesprekken met deskundigen en kantoormedewerkers werd verwacht dat deze fysieke elementen wel van invloed zouden zijn op het welzijn van een werknemer. Dit is een opvallende bevinding, omdat in eerdere studies is aangetoond dat deze fysieke elementen van invloed zijn op werktevredenheid, creativiteit, sociale interactie of humeur. Deze studies hebben dit echter niet gemeten onder constanthouding van andere fysieke elementen, terwijl in deze studie wel uiteenlopende werkomgevingvariabelen tegelijkertijd onderzocht zijn.
27
Toegevoegde waarde Dit onderzoek is een interessante aanvulling op de wetenschappelijke literatuur, omdat deze studie is uitgevoerd op basis van de bestaande kantooromgeving. Eerdere studies zijn experimenten, uitgevoerd in laboratoria met studenten, in ziekenhuizen met patiënten of zijn afgenomen door middel van foto´s. Deze studie heeft een nog niet gebruikte methode van onderzoek toegepast om de invloed van de fysieke werkomgeving op werknemers in een reallife omgeving te meten. Daarnaast bestaat er, voor zover bekend, geen meetinstrument voor het meten van de fysieke werkomgeving op kantoor. Om deze reden is er voor deze studie een eigen vragenlijst ontwikkeld, welke is gebaseerd op de literatuur en op informatie uit de tien interviews met deskundigen en werknemers. Dit is van toegevoegde waarde voor de wetenschap, aangezien dit nog niet eerder gedaan is.
Methodologische keuzes Een sterk punt van dit onderzoek is het verzamelen van zowel kwalitatieve als kwantitatieve data. Door deze combinatie is er een compleet beeld verkregen van de invloedrijke fysieke elementen in de kantooromgeving. Middels vragenlijsten wordt normaliter geen inzicht verkregen in de achterliggende gedachtes en ideeën van de respondenten, maar door de combinatie met interviews was dit in deze studie wel mogelijk. De keuze voor een online vragenlijst heeft als voordeel dat werknemers de mogelijkheid hadden om de vragenlijst op een zelf gekozen locatie en op een gewenst tijdstip in te invullen. Een online vragenlijst was voor deze studie efficiënt, omdat er in één keer een groot aantal kantoormedewerkers werd bereikt, waardoor er causale verbanden aangetoond konden worden. De keuze voor het houden van individuele interviews heeft als voordeel dat de onderzoekster op deze manier een duidelijk beeld heeft gekregen van de ervaringen van de deskundigen en werknemers in de werkomgeving en er dieper ingegaan kon worden op het onderwerp. Een nadeel van interviews is echter dat de data onderhevig geweest zijn aan de interpretatie van de onderzoekster en dat er sprake geweest kan zijn van interviewer bias.
Beperkingen Een discussiepunt is dat de respondenten bij kwantitatief en kwalitatief onderzoek sociaal wenselijke antwoorden kunnen geven. Echter hebben de tien participanten allen ingestemd met de bandopname van het interview, wat erop kan duiden dat zij geheel naar waarheid, open en eerlijk geantwoord hebben op de vragen. Er is tevens bij de start van de vragenlijst zeer duidelijk aangegeven dat de privacy gewaarborgd wordt en dat de gegevens geheel anoniem
28
en strikt vertrouwelijk zijn, wat erop kan duiden dat de kans op het geven van sociaal wenselijke antwoorden klein is geweest. Een ander punt is dat de data in studie II zijn gerapporteerd door de werknemers zelf (self-report), waarbij er vanuit gegaan is dat de respondenten in staat zijn om zichzelf te kunnen inschatten op het gebied van hun werktevredenheid, creativiteit, humeur en sociale interactie. Voor het onderzoek hoeft dit geen beperking te zijn, maar het is van belang om hier rekening mee te houden bij de interpretatie van de resultaten. De betrouwbaarheid zal in dit onderzoek niet beïnvloed zijn door het geven van een beloning, omdat deelname aan dit onderzoek door alle participanten en respondenten geheel vrijwillig was en hier geen vergoeding tegenover stond.
Vervolgonderzoek In toekomstig onderzoek kunnen de werkomgevingschalen mogelijk verder worden uitgebreid met variabelen die in deze studie niet zijn meegenomen wegens tijd- en ruimtegebrek, zoals geuren, akoestiek, hygiëne en klimaat. Deze variabelen kwamen tijdens de interviews van studie I eveneens naar voren als belangrijke elementen in de werkomgeving en zijn om deze reden de moeite waard om verder te onderzoeken. Tevens kan er worden voortgebouwd op de zelf ontwikkelde vragenlijst van deze studie door meerdere items op te nemen in de huidige schalen, omdat enkele schalen nu slechts uit twee items bestonden. Een andere suggestie voor toekomstig onderzoek is een longitudinale studie. Er kan hierbij gedacht worden aan participatieve observatie tijdens kantooruren bij een organisatie, zodat er een duidelijk beeld kan worden gegeven van de manier van werken op het moment zelf, in plaats van de meningen, houdingen en gedragingen achteraf. Op deze manier kan er een plan of strategie ontwikkeld worden voor een kantoorinrichting die bijdraagt aan de werktevredenheid, creativiteit, sociale interactie en humeur bij werknemers. Een andere mogelijkheid is het uitvoeren van een onderzoek naar culturele verschillen met betrekking tot het kantoorinterieur, waarbij er nagegaan kan worden of er in andere landen op eenzelfde manier gereageerd wordt op de fysieke kantooromgeving.
Maatschappelijke implicaties Het is voor organisaties van belang om werktevredenheid, creativiteit, humeur en sociale interactie te stimuleren, zodat zij effectiever en efficiënter kunnen werken. Op deze manier stijgt de productiviteit van de werknemers, wat tot succesvolle bedrijfsresultaten kan leiden (Aries, Veitch & Newsham, 2010). Organisaties investeren veel tijd en geld in de aankleding en meubilering van een kantoor, maar uit dit onderzoek blijkt dat planten, kleuren, decoratie
29
en ontspanningsmogelijkheden geen invloed hebben op het welzijn van de werknemer. Wanneer er rekening wordt gehouden met de gehele bestaande kantooromgeving, kan er gesteld worden dat ramen, licht en ruimte van belang zijn en de overige variabelen geen invloed hebben. Organisaties kunnen hierop inspelen door veel ramen te plaatsen en voldoende licht en ruimte te bieden in de werkomgeving om op deze manier het welzijn van haar werknemers te waarborgen. Het is aan te raden om als organisatie te zorgen voor voldoende zonlichtpenetratie en de aanwezigheid van afdoende kunstlicht. Het gebruik van verschillende ruimtes op kantoor is ook van belang voor de werktevredenheid van kantoormedewerkers, evenals het creëren van voldoende beweegruimte op de werkplek. Een goed verlichte en ruime werkomgeving zorgt dus voor tevreden werknemers.
Literatuurlijst Amabile, T. M. (1989). The creative environment scales: Work environment inventory Creativity Research Journal, 2(4), 231-253. doi: 10.1080/10400418909534321 Appel-Meulenbroek, R. (2010). Knowledge sharing through co-presence: added value of facilities. Facilities, 28(3/4), 189-205. doi: 10.1108/02632771011023140 Aries, M. B., Veitch, J. A., & Newsham, G. R. (2010). Windows, view, and office characteristics predict physical and psychological discomfort. Journal of Environmental Psychology, 30(4), 533-541. doi:10.1016/j.jenvp.2009.12.004 Boeije , H., ‘t Hart, H., & Hox, J. (2009). Onderzoeksmethoden. Den Haag: Boom Onderwijs. Carlopio, J. R. (1996). Construct validity of a physical work environment satisfaction questionnaire. Journal of Occupational Health Psychology, 1(3), 330-344. doi: 10.1037/1076-8998.1.3.330 Ceylan, C., Dul, J., & Aytac, S. (2008). Can the office environment stimulate a manager’s creativity? Human Factors and Ergonomics in Manufacturing, 18(6), 589-602. doi: 10.1002/hfm.20128 Collinson, E. (2013). Don’ts bij kantoorplanten. MT Management Team. Opgehaald 21 januari, 2014, van http://www.mt.nl/don-ts-bij-kantoorplanten.html
30
Connolly, J. J., & Viswesvaran, C. (2000). The role of affectivity in job satisfaction: A meta-analysis. Personality and individual differences, 29(2), 265-281. doi: S0191886999001920 Danielsson, C. B., & Bodin, L. (2008). Office type in relation to health, well-being, and job satisfaction among employees. Environment and Behavior, 40(5), 636-668. doi:10.1177/0013916507307459 De Witte, H. (2000). Arbeidsethos en jobonzekerheid: metingen en gevolgen voor welzijn, tevredenheid en inzet op het werk. In R. Bouwen, K. De Witte, H. De Witte, & T. Taillieu (Eds.), Van Groep naar Gemeenschap (pp. 325-350). Leuven, Belgium: Garant Uitgevers N.V. Dul, J., Ceylan, C., & Jaspers, F. (2011). Knowledge workers' creativity and the role of the physical work environment. Human Resource Management, 50(6), 715-734. doi:10.1002/hrm.20454 Facilitaire kosten werkplek gedaald naar 9.689 euro per jaar. (2012, 6 juni). Facto Magazine. Opgehaald 21 januari, 2014, van http://www.factomagazine.nl/dossier.aspx?m=detail&id=55859&dossierid=40417 Fayard, A. L., & Weeks, J. (2007). Photocopiers and water-coolers: the affordances of informal interaction. Organization Studies, 28(5), 605-634. doi: 10.1177/0170840606068310 Frontczak, M., Schiavon, S., Goins, J., Arens, E., Zhang, H., & Wargocki, P. (2012). Quantitative relationships between occupant satisfaction and satisfaction aspects of indoor environmental quality and building design. Indoor air, 22(2), 119-131. doi: 10.1111/j.1600-0668.2011.00745.x George, J. M., & Zhou, J. (2001). When openness to experience and conscientiousness are related to creative behavior: an interactional approach. Journal of Applied
31
Psychology, 86(3), 513. doi: 10.1037/0021-9010.86.3.513 Hackman, J., & Oldham, G. (1980). Work redesign. Reading, MA: Addison-Wesley. Hua, Y., Loftness, V., Heerwagen, J. H., & Powell, K. M. (2011). Relationship between workplace spatial settings and occupant-perceived support for collaboration. Environment and Behavior, 43(6), 807-826. doi: 10.1177/0013916510364465 Ilies, R., & Judge, T. A. (2002). Understanding the dynamic relationships among personality, mood, and job satisfaction: A field experience sampling study. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 89(2), 1119-1139. doi: S0749-5978(02)00018-3 Kaarlela-Tuomaala, A., Helenius, R., Keskinen, E., & Hongisto, V. (2009). Effects of acoustic environment on work in private office rooms and open-plan offices longitudinal study during relocation. Ergonomics, 52(11), 1423-1444. doi: 10.1080/00140130903154579 Kaplan, R. (2007). Employees’ reactions to nearby nature at their workplace: The wild and the tame. Landscape and Urban Planning, 82(1), 17-24. doi:10.1016/j.landurbplan.2007.01.012 Kim, J., & De Dear, R. (2013). Workspace satisfaction: The privacy-communication trade-off in open-plan offices. Journal of Environmental Psychology, 36, 18-26. doi: 10.1016/j.jenvp.2013.06.007 Knez, I., & Kers, C. (2000). Effects of indoor lighting, gender, and age on mood and cognitive performance. Environment and Behavior, 32(6), 817-831. doi: 10.1177/0013916500326005 Knight, C., & Haslam, S. A. (2010). The relative merits of lean, enriched, and empowered offices: an experimental examination of the impact of workspace management strategies on well-being and productivity. Journal of Experimental Psychology, 16(2),
32
158-172. doi: 10.1037/a0019292 Kraut, R. E., Fussell, S. R., Brennan, S. E., & Siegel, J. (2002). Understanding effects of proximity on collaboration: Implications for technologies to support remote collaborative work. Distributed work, 137-162. Küller, R., Ballal, S., Laike, T., Mikellides, B., & Tonello, G. (2006). The impact of light and colour on psychological mood: a cross-cultural study of indoor work environments. Ergonomics, 49(14), 1496-1507. doi: 10.1080/00140130600858142 Küller, R., Mikellides, B., & Janssens, J. (2009). Color, arousal, and performance A comparison of three experiments. Color Research & Application, 34(2), 141-152. doi: 10.1002/col.20476 Lottrup, L., Stigsdotter, U. K., Meilby, H., & Claudi, A. G. (2013). The workplace window view: A determinant of office workers’ work ability and job satisfaction. Landscape Research, (ahead-of-print), 1-19. doi: 10.1080/01426397.2013.829806 Lyubomirsky, S., King, L., & Diener, E. (2005). The benefits of frequent positive affect: Does happiness lead to success? Psychological bulletin, 131(6), 803-855. doi: 10.1037/0033-2909.131.6.803 McCoy, J. M., & Evans, G. W. (2002). The potential role of the physical environment in fostering creativity. Creativity Research Journal, 14(3), 409-426. doi: 10.1207/S15326934CRJ1434_11 McDonald, G., Vickers, M. H., Mohan, S., Wilkes, L., & Jackson, D. (2010). Workplace conversations: Building and maintaining collaborative capital. Contemporary Nurse, 36(1-2), 96-105. doi: 10.5172/conu.2010.36.1-2.096 Pinto, M. B., Pinto, J. K., & Prescott, J. E. (1993). Antecedents and consequences of project team cross-functional cooperation. Management Science, 39(10), 1281-1297. Ridoutt, B. G., Ball, R. D., & Killerby, S. K. (2002). Wood in the interior office environment:
33
Effects on interpersonal perception. Forest products journal, 52(9), 23-30. Roehm Jr, H. A., & Roehm, M. L. (2005). Revisiting the effect of positive mood on variety seeking. Journal of Consumer Research, 32(2), 330-336. doi: 10.1086/432242 Roelofsen, P. (2002). The impact of office environments on employee performance: The design of the workplace as a strategy for productivity enhancement. Journal of Facilities Management, 1(3), 247-264. doi: 10.1108/14725960310807944 Ruchman, R. B., Kwak, A. J., Jaeger, J., & Sayegh, A. (2013). Job satisfaction of program directors in radiology: A survey of current program directors. American Journal of Roentgenology, 200(2), 238-247. doi: 10.2214/AJR.11.7588 Schweitzer, M., Gilpin, L., & Frampton, S. (2004). Healing spaces: elements of environmental design that make an impact on health. Journal of Alternative & Complementary Medicine, 10(1), 71-83. doi:10.1089/acm.2004.10.S-71 Shalley, C. E., Gilson, L. L., & Blum, T. C. (2000). Matching creativity requirements and the work environment: Effects on satisfaction and intentions to leave. Academy of Management Journal, 43(2), 215-223. doi: 10.2307/1556378 Shibata, S., & Suzuki, N. (2004). Effects of an indoor plant on creative task performance and mood. Scandinavian Journal of Psychology, 45(5), 373-381. doi: 10.1111/j.1467-9450.2004.00419.x Smith, D. B., & Shields, J. (2013). Factors related to social service workers' job satisfaction: . Revisiting Herzberg's motivation to work. Administration in Social Work, 37(2), 189-. 198. doi: 10.1080/03643107.2012.673217 Smith, A., Tucker, M., & Pitt, M. (2011). Healthy, productive workplaces: towards a case for interior plantscaping. Facilities, 29(5/6), 209-223. doi: 10.1108/02632771111120529 Sop Shin, W. (2007). The influence of forest view through a window on job satisfaction and job stress. Scandinavian Journal of Forest Research, 22(3), 248-253.
34
doi: 10.1080/02827580701262733 Spector, P. E. (1997). Job Satisfaction: Application, assessment, cause, and consequences. Thousand Oaks, California: Sage Publications. Stone, N. J., & English, A. J. (1998). Task type, posters, and workspace color on mood, satisfaction, and performance. Journal of Environmental Psychology,18(2), 175-185. doi:10.1006/jevp.1998.0084 Sundstrom, E., Burt, R. E., Kamp, D. (1980). Privacy at work: architectural correlates of job satisfaction and job performance. The Academy of Management Journal, 23(1), 101117. doi: 10.2307/255498 Valentine, S., Godkin, L., Fleischman, G. M., & Kidwell, R. (2011). Corporate ethical values, group creativity, job satisfaction and turnover intention: The impact of work context on work response. Journal of Business Ethics, 98(3), 353-372. doi: 10.1007/s10551-010-0554-6 Van Akkeren, S. (2009). Flexwerken in een academische werkomgeving: Gebruik, beleving en toepasbaarheid van de flexibele werkomgeving op de Faculteit Bouwkunde te Delft. (Master Thesis). Opgehaald 12 december, 2013, van http://re-h.tudelft.nl Veitch, J. A., Stokkermans, M. G. M., & Newsham, G. R. (2013). Linking lighting appraisals to work behaviors. Environment and Behavior, 45(2), 198-214. doi: 10.1177/0013916511420560 Vink, P. (2009). Aangetoonde effecten van het kantoorinterieur - naar comfortabele, innovatieve, productieve en duurzame kantoren. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Wang, N., & Boubekri, M. (2011). Design recommendations based on cognitive, mood and preference assessments in a sunlit workspace. Lighting Research and Technology, 43(1), 55-72. doi: 10.1177/1477153510370807
35
BIJLAGE 1
Interviewschema
Interviewvragen experts:
Algemene vragen: Welke fysieke elementen acht u belangrijk in de werkomgeving? Waarom zijn deze belangrijk? Waar zorgen deze elementen voor? Zijn deze aanwezig in het kantoorinterieur van veel organisaties?
Welke fysieke elementen missen er nog regelmatig in de werkomgeving volgens u? Waarom ontbreken deze in het kantoorinterieur van veel organisaties? Waarom zijn deze volgens u wel nodig of belangrijk? Welke fysieke elementen zou u verder nog willen toevoegen aan de werkomgeving?
Effecten: Welke fysieke elementen hebben volgens u positieve effecten op werknemers? Wat voor effecten zijn dit? Waarop heeft dit voornamelijk effect? Welke fysieke elementen hebben volgens u negatieve effecten op werknemers? Wat voor effecten zijn dit? Waarop heeft dit voornamelijk effect?
Uitkomstvariabelen: Denkt u dat er hierdoor meer sociale interactie plaatsvindt op de werkvloer? Denkt u dat werknemers hierdoor met een beter humeur naar hun werk gaan/ naar huis gaan? Denkt u dat werknemers hierdoor creatiever worden op kantoor? Denkt u dat werknemers hierdoor meer tevreden zijn met hun werk in het algemeen? Welke elementen hebben dan vooral effect op creatief/ humeur/ interactie/ tevredenheid? Kunt u daar voorbeelden van geven?
36
Interviewvragen werknemers:
Ideale werkomgeving: Denk aan een kantoor waar u wel zou willen werken (leuk, sfeervol, gezellig) hoe ziet dat er dan volgens u het beste uit? Welke fysieke elementen denkt u dan aan? Welke fysieke elementen vindt u belangrijk in een werkomgeving? Waarom? Waar zorgen deze elementen voor? Hoe voelt u zich daarbij?
Huidige werkomgeving: Welke fysieke elementen zijn er daadwerkelijk aanwezig in uw werkomgeving? Van welke fysieke elementen vindt u het goed dat deze aanwezig zijn in uw omgeving? Waarom vindt u dit fijn? Vindt u deze ook voldoende om goed te kunnen werken?
Welke fysieke elementen mist u in uw huidige werkomgeving? Waarom vindt u deze ontbrekende elementen belangrijk? Welke fysieke elementen zou u nog meer willen toevoegen aan uw werkomgeving?
Effecten: Welke fysieke elementen van uw kantoor hebben volgens u positieve effecten op u? Welke fysieke elementen van uw kantoor hebben volgens u negatieve effecten op u?
Uitkomstvariabelen: Denkt u dat er hierdoor meer sociale interactie plaatsvindt op de werkvloer? Denkt u dat u hierdoor met een beter humeur naar uw werk gaat/ naar huis gaat? Denkt u dat u hierdoor creatiever wordt op kantoor? Denkt u dat u hierdoor meer tevreden bent met uw werk in het algemeen? Welke elementen hebben vooral effect op creatievief/ humeur/ interactie/ tevredenheid? Kunt u daar voorbeelden van geven?
37
BIJLAGE 2
Citaten interviews (studie I)
Algemeen Deskundige 2:
Het is belangrijk dat de organisatie haar werknemers de mogelijkheid geeft om informatie te
halen en te delen op kantoor. Hou de mensen bij elkaar, ondersteun dit, help ze daarin en laat ze loskomen van hun werkplek. Op die manier wordt de kantooromgeving een plek waar men met plezier naartoe gaat. Werknemer 1: Het zijn de mensen die het werk leuk en interessant maken, maar wanneer de omgeving hier niet aan bijdraagt, houdt het wel een beetje op. Wanneer iedereen in een rotzooi zit te werken en het kantoor er niet gezellig of mooi uitziet, wordt de sfeer er ook niet beter op.
Planten Deskundige 3:
Planten zijn goed voor de gezondheid, zorgen voor zuurstof en ze doen ook veel voor de sfeer,
want men wordt er blij van. Maar planten zijn ook lichtafhankelijk, dus ze kunnen niet overal op kantoor staan. Werknemer 5: Er moet wel aandacht geweest zijn voor groen op een kantoor. Een ‘green wall’, een wand met vol met bloemen en planten, vind ik ook erg mooi en natuurlijk. Dat geeft een soort buiten gevoel.
Ramen Deskundige 5:
Werknemers zijn gevoelig voor op welke plek zij werken. Mensen willen altijd mooi uitzicht.
Werknemer 4: Een kantoor zonder ramen kan natuurlijk niet. Ik wil graag ramen om naar buiten te kijken, met uitzicht op wat groens, zoals mooie bomen met gekleurde bladeren of nestjes van vogels.
Licht Deskundige 3:
Indirecte verlichting is beste verlichting voor overdag om bij te werken, maar zorg voor
verschil in lichtsterkte om een ruimte interessant te maken en aandacht te trekken. Werknemer 2: Daglicht is heel belangrijk en prettig, ongemerkt werkt dat positief. Slecht licht is heel irritant, want je werkt, het kan geen sfeerlicht zijn want dat past niet in een kantooromgeving.
Kleuren Deskundige 2:
Vaak is het meubilair wit en de stoffering in kleur. Op die manier kan de omgeving
gemakkelijker aangepast worden. Ook informele plekken zijn vaak met meer kleuren, want dit werkt uitnodigend. Werknemer 1:
Het is fijn om in een rustige omgeving te werken qua kleur. De hoeveelheid kleur is ook heel
belangrijk, want een hele wand is namelijk anders dan een accent. Er kunnen wel wat accenten aanwezig zijn op kantoor, maar het moet er mooi strak uitzien; veel wit, hout en natuurtinten, zoals grijs of beige.
38
Ruimte Deskundige 2:
Je kan als organisatie wel minder vierkante meters nemen, maar wat geef je de werknemer er
dan voor terug? Zijn er nog ruimtes waar ze zich kunnen concentreren of kunnen vergaderen? Men moet dus slim ontwerpen met de juiste producten en hierin speelt multifunctionaliteit een rol. Werknemer 3: Ik kan niet werken als de gangpaden te smal zijn, want dan ben ik bezig en dan wil er weer iemand achter je bureaustoel langs, dat werkt niet, want zo wordt je vaak afgeleid. Deskundige 3:
Openheid en transparantie zijn belangrijk, dus haal wanden weg en maak geen lange gangen.
Faciliteer dat mensen elkaar ontmoeten doordat ze elkaar kunnen zien via bijvoorbeeld glazen wanden. Een bijkomend voordeel is dat men elkaar wel ziet, maar niet hoort.
Ontspanning Deskundige 5:
Het mooiste plekje van het pand: uitzicht over het plein. Daar hebben we een houten podium
gebouwd met grote gekleurde kussens en poefjes. Daaromheen zijn planten neergezet om je een beetje te kunnen afschermen. Op die plek kun je even lekker relaxen of brainstormen; alleen of met elkaar. Werknemer 3: Ik ging regelmatig tafeltennissen. Mensen deden dat regelmatig en daar kwam je ook wel eens andere mensen tegen, waardoor je even een ander praatje maakt met iemand terwijl je ontspande. Deskundige 4:
Leuke plekken voor buiten creëren, zoals picknicktafels of jeux des boules. Dan kun je elkaar
ontmoeten en elkaar kan zien: daar moet een organisatie de omstandigheden voor maken. Of bij het koffiedrinken of in de zitzak elkaar even treffen, er komt vanzelf iemand bij zitten.
Decoratie Deskundige 1:
Creëer sfeer, gezelligheid en huiselijkheid op een kantoor, bijvoorbeeld door kunst of beeld.
Werknemer 2: Een kantoor moet niet te saai zijn, graag afbeeldingen of iets aan de muren hangen, waar je blij van wordt of wat je mooi of leuk vindt.
39
BIJLAGE 3
Online vragenlijst
Welkom! Allereerst wil ik u hartelijk bedanken voor uw tijd en medewerking. Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer 15 minuten van uw tijd in beslag nemen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam en is onderdeel van een afstudeerproject voor mijn Master Corporate Communication. De vragenlijst bevat een aantal vragen die betrekking hebben op uw werkomgeving. Omdat dit onderzoek wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van ASCoR, Universiteit van Amsterdam, heeft u de garantie dat: 1. Uw anonimiteit is gewaarborgd en dat uw antwoorden of gegevens onder geen enkele voorwaarde aan derden zullen worden verstrekt, tenzij u hiervoor van tevoren uitdrukkelijke toestemming hebt verleend. 2. U zonder opgaaf van redenen kunt weigeren mee te doen aan het onderzoek of uw deelname voortijdig kunt afbreken. Ook kunt u achteraf (binnen 24 uur na deelname) uw toestemming intrekken voor het gebruik van uw antwoorden of gegevens voor het onderzoek. 3. Deelname aan het onderzoek geen noemenswaardige risico’s of ongemakken voor u met zich meebrengt, geen moedwillige misleiding plaatsvindt, en u niet met expliciet aanstootgevend materiaal zult worden geconfronteerd. 4. U uiterlijk vijf maanden na afloop van het onderzoek de beschikking over een onderzoeksrapportage kunt krijgen waarin de algemene resultaten van het onderzoek worden toegelicht. Voor meer informatie over dit onderzoek en de uitnodiging tot deelname kunt u te allen tijde contact opnemen met mijzelf (
[email protected]) of met mijn scriptiebegeleider Joep Hofhuis (
[email protected]). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Kloveniersburgwal 48, 1012 CX Amsterdam; 020-525 3680;
[email protected]. Een vertrouwelijke behandeling van uw klacht of opmerking is daarbij gewaarborgd. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Wanneer u hieronder op [>>] klikt, zal de vragenlijst van start gaan. Met vriendelijke groet, Yvonne Aarts
Bent u momenteel werkzaam op een kantoor? 1 = ja 2 = nee Bent u ooit werkzaam op een kantoor geweest? 1 = ja 2 = nee 2x nee = verlaten vragenlijst
Uw werkplek: In deze enquête wordt er in de tegenwoordige tijd over uw kantoorwerkplek gesproken. Dit kan uw huidige kantoorwerkplek betreffen, evenals uw vorige kantoorwerkplek. Als u een kantoor in gedachten neemt waar u ooit eerder gewerkt heeft, beantwoord de vragen dan over die kantoorwerkplek. Probeer bij het beantwoorden van de vragen één kantooromgeving in uw hoofd te nemen en gebruik alstublieft niet meerdere kantoren door elkaar. Wanneer er over 'kantoor' gesproken wordt, wordt hiermee de gehele kantooromgeving bedoeld. Wanneer er over 'kantoorwerkplek' gesproken wordt, wordt hiermee uw werkplek op kantoor bedoeld.
40
Planten De volgende vragen hebben betrekking op planten op kantoor. 1. In hoeverre zijn er planten aanwezig op kantoor? [ schaal van 1 (geen) tot 5 (zeer veel) ] 2. In hoeverre ziet u vanaf uw werkplek op kantoor een plant? [ schaal van 1 (geen) tot 5 (zeer veel) ] 3. In hoeverre vindt u de aanwezigheid van planten op kantoor belangrijk? [ schaal van 1 (niet belangrijk) tot 5 (zeer belangrijk) ] Ramen De volgende vragen hebben betrekking op de ramen op kantoor. 1. In hoeverre zijn er op uw kantoor ramen aanwezig? [ schaal van 1 (niet) tot 5 (veel) ] 2. In hoeverre kunt u vanaf uw werkplek op kantoor naar buiten kijken? [ schaal van 1 (niet) tot 5 (veel) ] 3. Uitzicht vanaf uw werkplek: Stedelijke omgeving = o.a. huizen, wegen, kantoren Natuurlijke omgeving = o.a. groen, bomen, park In hoeverre heeft u vanaf uw werkplek op kantoor door het raam uitzicht over: [ schaal van 1 (stedelijk) tot 5 (natuurlijk) ] [ 6 = uitsluitend de lucht ] 4. In hoeverre vindt u de aanwezigheid van ramen op kantoor belangrijk? [ schaal van 1 (niet belangrijk) tot 5 (zeer belangrijk) ] 5. In hoeverre vindt u het naar buiten kunnen kijken op kantoor belangrijk? [ schaal van 1 (niet belangrijk) tot 5 (zeer belangrijk) ] Licht De volgende vragen hebben betrekking op het licht op kantoor. 1. In hoeverre is er volgens u op kantoor voldoende daglicht? (van de zon) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] 2. In hoeverre is er volgens u op kantoor voldoende kunstlicht? (lampen, spotjes, tl-licht) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] 3. In hoeverre is er de mogelijkheid om dit licht te verminderen? (d.m.v. dimmer, aan/uit knop, zonwering) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] 4. In hoeverre vindt u kunst- en/of daglicht op kantoor belangrijk? [ schaal van 1 (niet belangrijk) tot 5 (zeer belangrijk) ] 5. In hoeverre vindt u het zelf kunnen instellen van licht op kantoor belangrijk? [ schaal van 1 (niet belangrijk) tot 5 (zeer belangrijk) ] Kleuren De volgende vragen hebben betrekking op kleuren op kantoor. Helder = geen kleuren zoals zwart, wit, grijs, bruin, maar kleuren zoals oranje, geel, rood, groen, blauw, enz. 1. In hoeverre zijn er heldere kleuren aanwezig op kantoor? [ schaal van 1 (geen) tot 5 (zeer veel) ] 2. In hoeverre zijn er heldere kleuren aanwezig op uw werkplek? [ schaal van 1 (geen) tot 5 (zeer veel) ] 3. In hoeverre bevinden deze heldere kleuren zich op kantoor.. - Op de wand of kozijnen (behang, verf) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] - Op de vloer (tapijt, parket) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] - In accessoires (prullenbakken, pennenbakjes) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] - In het meubilair (stoelen, tafels, kasten) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] 4. In hoeverre is er op kantoor gebruik gemaakt van wit als basiskleur? (in meubels, op muren, het plafond) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ]
41
5. In hoeverre is er op kantoor gebruik gemaakt van hout? (zoals in meubels, op de vloer) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] 6. In hoeverre vindt u ‘kleur’ op kantoor belangrijk? [ schaal van 1 (niet belangrijk) tot 5 (zeer belangrijk) ] Ruimte en openheid De volgende vragen hebben betrekking op de ruimte op kantoor. 1. Met hoeveel personen werkt u gemiddeld in één kantoorruimte? [ getal ] 2. In hoeverre is er op kantoor de mogelijkheid om alleen in een aparte ruimte te werken? [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] 3. In hoeverre is er op kantoor de mogelijkheid om te overleggen met een collega in een aparte ruimte? [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] 4. In hoeverre is er op kantoor de mogelijkheid om te vergaderen in een aparte ruimte? [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] 5. In hoeverre vindt u dat u voldoende ruimte heeft op uw werkplek op kantoor? (gangpaden/ werkplek) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] 6. In hoeverre worden ruimtes op kantoor gescheiden door .. - Glas [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] - Dichte muren [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] - Kasten [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] 7. In hoeverre vindt u een ‘open kantoor’ belangrijk? (transparant, glas) [ schaal van 1 (niet belangrijk) tot 5 (zeer belangrijk) ] 8. In hoeverre vindt u ‘ruimte’ op kantoor belangrijk? (aantal m² of kantooroppervlakte) [ schaal van 1 (niet belangrijk) tot 5 (zeer belangrijk) ] Ontspanning De volgende vragen hebben betrekking op mogelijkheden tot ontspanning op kantoor. 1. In hoeverre is er op kantoor de mogelijkheid om te ontspannen in de vorm van: - Spel (zoals dartbord, pingpongtafel) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] - Sport (zoals loopband, fitnessruimte) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] - Rust (zoals loungebank, leestafel) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] 2. In hoeverre vindt u een ontspanningsmogelijkheid op kantoor belangrijk? [ schaal van 1 (niet belangrijk) tot 5 (zeer belangrijk) ] Decoratie De volgende vragen hebben betrekking op de decoratie op kantoor. 1. In hoeverre zijn er op kantoor .. aanwezig? - Kunstvoorwerpen (schilderijen, beeldhouwwerken) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] - Beeld (zoals foto’s, posters, kalenders) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] - Bureau accessoires (fotolijstjes, pennenbakjes) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] 2. In hoeverre vindt u het belangrijk dat deze decoratie aanwezig is? [ schaal van 1 (niet belangrijk) tot 5 (zeer belangrijk) ] Ontmoetingsplekken De volgende vragen hebben betrekking op mogelijkheden tot ontmoetingen op kantoor. Indien aanwezig op kantoor: In hoeverre zijn de volgende plekken uitnodigend, sfeervol en huiselijk gemaakt? - De koffiehoek [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] - De rookruimte of tuin [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] - De kantine [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] - Spelruimtes (dartbord, pingpong) [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ]
42
- Sportruimtes (loopband, fitness) - Rustruimtes (loungebank, leestafel) - Mijn werkplek
[ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ] [ schaal van 1 (niet) tot 5 (zeer veel) ]
UITKOMSTVARIABELEN Werktevredenheid De volgende stellingen gaan over uw werktevredenheid in het algemeen. In hoeverre bent u het eens met de onderstaande stellingen? [ schaal van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens) ] 1. Ik voel mij sterk verbonden met mijn werk. 2. Ik ben erg tevreden met mijn huidige werk. 3. Door mijn werk krijg ik respect en status. 4. Het werk dat ik doe is zinvol. 5. Mijn werk geeft mij de mogelijkheid te laten zien wat ik waard ben. 6. Mijn werk geeft mij het gevoel dat ik iets wezenlijks heb bereikt. Creativiteit De volgende stellingen gaan over uw creativiteit op uw werk. In hoeverre bent u het eens met de onderstaande stellingen? [ schaal van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens) ] 1. Ik suggereer op mijn werk nieuwe manieren om doelen of doelstellingen te bereiken. 2. Ik kom op mijn werk met nieuwe en praktische ideeën om de prestaties te verbeteren. 3. Ik stel op mijn werk nieuwe manieren voor om de kwaliteit te verhogen. 4. Ik beschouw mijzelf als een goede bron van creatieve ideeën op mijn werk. 5. Ik ben niet bang om risico's te nemen op mijn werk. 6. Ik toon creativiteit tijdens mijn werk als daar de gelegenheid voor is. 7. Ik heb vaak nieuwe en innovatieve ideeën op mijn werk. 8. Ik kom met creatieve oplossingen voor problemen op mijn werk. Humeur De volgende stellingen gaan over uw humeur op uw werk. Op kantoor voel ik mij meestal:
Kunt u aangeven in hoeverre u het eens bent met de onderstaande stellingen? [ schaal van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens) ] 1. Ik ga regelmatig met veel zin naar mijn werk op kantoor. 2. Ik ga regelmatig met plezier naar mijn werk op kantoor. 3. Ik kom regelmatig opgewekt thuis na een dag op kantoor. Sociale interactie De volgende stellingen gaan over de sociale interactie op uw werk. 1. In hoeverre bent u het eens met de onderstaande stellingen? [ schaal van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens) ] 1. Ik spreek regelmatig met collega’s tijdens het werk. 2. Ik spreek regelmatig met collega’s tijdens de pauze. 3. Ik heb regelmatig een groepsgesprek met collega’s tijdens het werk. 4. Ik overleg regelmatig met collega’s op kantoor.
43
2. Indien aanwezig op kantoor: In hoeverre heeft u een gesprek met een collega .. ? - bij het koffiezetapparaat [ schaal van 1 (nooit) tot 5 (altijd) ] - bij de print- of kopieermachine [ schaal van 1 (nooit) tot 5 (altijd) ] - in de rookruimte of tuin [ schaal van 1 (nooit) tot 5 (altijd) ] - in de kantine [ schaal van 1 (nooit) tot 5 (altijd) ] - tijdens een ontspanningsgelegenheid [ schaal van 1 (nooit) tot 5 (altijd) ] - vanaf mijn werkplek [ schaal van 1 (nooit) tot 5 (altijd) ] CONTROLEVARIABELEN Wat is uw geslacht? 1 = man 2 = vrouw Wat is uw leeftijd? [ getal in jaren ] Wat is uw hoogst voltooide opleidingsniveau? 1 = Basisonderwijs, lagere school 2 = Lager beroepsonderwijs of gelijkwaardig (lbo, lts, vbo, lto, lhno, leao, vmbo-praktijk) 3 = Mavo, vmbo-theorie, ivo, mulo, of gelijkwaardig 4 = Havo, vwo, mms, hbs, atheneum, gymnasium, of gelijkwaardig 5 = Middelbaar beroepsonderwijs of gelijkwaardig (mbo, mts, politieschool, mds, mba, mhno, inas) 6 = Hoger beroepsonderwijs of gelijkwaardig (hbo, hts, hds, nlo, politieacademie) 7 = Kandidaatsexamen, wo-bachelor, mo B, of gelijkwaardig 8 = Universitaire opleiding, KIM, KMA of gelijkwaardig (master, drs, ir, mr, arts) 9 = Universitaire opleiding: gepromoveerd of gelijkwaardig (dr, PhD) Heeft u kinderen? 1 = nee 2 = ja Zo ja, hoeveel kinderen? [ getal ] Wat is uw geboorteland? [ land ] Wat is het geboorteland van uw moeder? [ land ] Wat is het geboorteland van uw vader? [ land ] In welke sector van de arbeidsmarkt werkt u? 1 = Non-profit 2 = Profit 3 = Overheid Hoeveel jaar werkervaring heeft u op kantoor? [ getal in jaren ] Voor hoeveel uur per week heeft u een arbeidscontract? [ getal in uren ] Heeft u op kantoor een eigen, vaste werkplek? 1 = nee 2 = ja
44
Zijn er op uw kantoor ‘flexplekken’ aanwezig? (Flexplek = een plaats op kantoor waar iedere medewerker kan werken en die per dag door verschillende personen kan worden gebruikt). 1 = nee 2 = ja 3 = weet ik niet Doet de organisatie waar u werkt aan Het Nieuwe Werken (HNW)? (HNW = plaats- en tijdsongebonden werken m.b.v. nieuwe communicatietechnologieën). 1 = nee 2 = ja 3 = weet ik niet Welk cijfer geeft u uw kantooromgeving in het algemeen? [ getal 1 tot 10 ] Welk cijfer geeft u uw werkplek (of de werkplekken) op kantoor? [ getal 1 tot 10 ]
U bent aan het einde gekomen van deze vragenlijst. Heel erg bedankt voor uw medewerking! U heeft mij enorm geholpen !!! Vragen en/of opmerkingen kunt u hieronder aangeven:
Mocht u geïnteresseerd zijn in de resultaten van het onderzoek, dan kunt u in onderstaand tekstvlak uw emailadres invullen. Wanneer de resultaten bekend zijn, zult u een korte beschrijving ontvangen.
Vriendelijke groet, Yvonne Aarts Klinkt u alstublieft nog eenmaal op [ >>] om de enquête in te leveren.
45