Nieuwsbrief gemeente 2010/9
Geachte lezer, Ook in deze nieuwsbrief treft u een diversiteit aan artikelen betreffende btw vraagstukken in gemeentelijke organisaties. Zoals u kunt zien, hebben wij de artikelen iets langer gemaakt zodat er dieper op de onderwerpen ingegaan kan worden. Graag horen wij van u of dit aanspreekt. In verband met de zomerperiode verschijnt de volgende nieuwsbrief eind juli. De onderwerpen in deze nieuwsbrief zijn: -
Btw: begrafenisplechtigheden en koffietafels horen niet (langer) bij elkaar; Advocaat-Generaal concludeert over integratieheffing ; Exploitatie kunstencentrum en herrekening van investerings-btw; Ter beschikking stellen uitvaartcentrum aan andere uitvaartondernemers; Btw masterclasses; EFK Belastingadviseurs vragenservice en cursussen.
Btw: begrafenisplechtigheden en koffietafels horen niet (langer) bij elkaar Al vele jaren (sinds 1986) houden exploitanten van begraafplaatsen en crematoria er rekening mee dat het verstrekken van koffietafels een btw-vrijgestelde activiteit is, waarvoor zij geen btw in aftrek kunnen brengen. Op 23 oktober 2009 heeft de Hoge Raad echter beslist dat het verstrekken van koffietafels een btw-belaste activiteit is, waarvoor recht op aftrek van btw bestaat. In dit artikel gaan wij kort in de financiële gevolgen van de uitspraak, maar ook op de overwegingen van de Hoge Raad. De situatie De ondernemer die de procedure heeft gevoerd, heeft een nieuw crematorium laten bouwen. Tot het crematoriumcomplex behoren ook koffiekamers en een keuken. In deze specifieke situatie worden de koffiekamers niet als condoleanceruimte gebruikt. De inspecteur legt ter zake van de bouw van het complex een naheffingsaanslag btw op vanwege de btw-integratieheffing. De ondernemer stelt voor de koffiekamers en keuken dat recht bestaat op aftrek van btw, die ingevolge de btw-integratieheffing is verschuldigd. Het Hof Den Bosch stelt de inspecteur nog in het gelijk, maar de Hoge Raad niet. Als reden hiervoor wordt door de Hoge Raad aangegeven dat als verschillende diensten tegen afzonderlijke vergoedingen worden aangeboden, elke dienst in beginsel afzonderlijk moet worden beoordeeld. Dit is alleen anders als de afzonderlijke dienstverlening niet zelfstandig is. Als extra toevoeging geeft de Hoge Raad mee dat het verzorgen van de koffietafels een horecadienst is, en daardoor niet is aan te merken als een btw-vrijgestelde dienst van een lijkbezorger (de fiscale term). Koffietafels: btw-belast! Vorenstaande betekent dat het verstrekken van eten en drinken bij een plechtigheid die optioneel wordt aangeboden, te allen tijde een btw-belaste prestatie is (6% voor eten en non-alcoholische dranken, 19% voor alcoholische dranken). Dit brengt niet alleen mee dat de btw op de inkoop (ingrediënten, servies, gas water en licht, inhuur bedienend personeel) aftrekbaar is, maar ook op de bouw. Heeft u in de afgelopen negen jaar een nieuw gebouw in gebruik genomen, dan kan naar tijdsgelang vanaf het moment dat u btw gaat afdragen over de koffietafels alsnog btw van de bouw in aftrek worden gebracht, die op de koffiekamers en de keuken betrekking heeft.
Wordt nog meer btw-belast? De korte overwegingen van de Hoge Raad duiden op mogelijk nog meer btw-belaste activiteiten van ondernemers in de uitvaartbranche. Immers de optionele diensten die een zelfstandig karakter hebben en die in directe zin niet noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een plechtigheid, kunnen in de heffing van btw worden betrokken. Hierbij valt onder andere te denken aan de inhuur van artiesten en de ballonvaart voor het verstrooien van de as. Voor het drukwerk (rouwkaarten) is daarentegen bepaald dat zij op basis van een goedkeuring in de vrijstelling mogen delen. In het licht van de uitspraak kunnen wij de vraag stellen of rouwkaarten nog wel een kenmerkend en essentieel onderdeel uitmaken van de diensten benodigd voor een uitvaartplechtigheid. Immers, de ondernemer verricht een drukkerijprestatie. Indien deze handeling als een belaste prestatie wordt aangemerkt, kan de integratieheffing over zelf vervaardigd drukwerk achterwege blijven. Kostenreductie? Als de ondernemer zowel btw-belaste als btw-vrijgestelde prestaties verricht, bestaat recht op aftrek van btw op kosten en investeringen die op beide activiteiten betrekking hebben. Het zijn met name de overheadkosten zoals bijvoorbeeld huisvesting en administratie waarop deels recht op aftrek van btw bestaat. Voor het vaststellen van het aftrekbare deel wordt in het algemeen de pro-rata methode toegepast (btw-belaste omzet gedeeld door totale omzet), waarbij de procentuele uitkomst op het eerst hogere percentage wordt vastgesteld. De teruggave van btw leidt daardoor tot een kostenreductie. De vraag is ten slotte of u de uitspraak van de Hoge Raad ook op het verleden kunt toepassen. Het antwoord hierop is (helaas) negatief, tenzij een tijdvak uit het verleden via een tijdig bezwaar is opengehouden of door de inspecteur met een naheffingsaanslag wordt opengebroken. Voor tijdvakken na 23 oktober 2009, kunt u om een (ambtshalve) teruggaaf verzoeken. Advocaat-Generaal concludeert over integratieheffing In onze nieuwsbrief 2009/13 hebben wij u bericht over een tweetal uitspraken van het gerechtshof te Den Haag met betrekking tot de integratieheffing bij de vervaardiging van kunstgrasvelden die niet geheel btw-belast zouden worden geëxploiteerd. Het gerechtshof concludeert dat Nederland de integratieheffing te ruim uitlegt door ook de grondwaarde in de heffing te betrekken. De Nederlandse uitvoeringspraktijk komt daarmee in strijd met de (hogere) Europese btw-richtlijn. De gemeenten werden in het gelijk gesteld. Cassatie Het ministerie van Financiën heeft tegen de hofuitspraken beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Advocaat-Generaal Van Hilten heeft de zaken geselecteerd voor het nemen van een conclusie, die is bedoeld als advies aan ons hoogste rechtscollege. De conclusie is onlangs voor publicatie vrijgegeven. Anders dan het gerechtshof, oordeelt de Advocaat-Generaal dat de grondwaarde wel degelijk in de heffingsgrondslag voor de integratieheffing mag worden meegenomen. Zij concludeert tevens dat de integratieheffing in de Europese context niet moet worden gezien als een correctiemechanisme voor eerder te veel in aftrek gebrachte btw, maar een afzonderlijk belastbaar feit is. De Advocaat-Generaal adviseert de Hoge Raad de uitspraken van het gerechtshof te vernietigen en de gemeenten in het ongelijk te stellen. Beperkte juridische status Wij wijzen erop dat de conclusie van een Advocaat-Generaal geen rechterlijke uitspraak is en slechts een beperkte juridische status heeft. In het strafrecht en in het civiele recht volgt de Hoge Raad een conclusie vrijwel altijd op. Dat gebeurt in het belastingrecht minder vaak. De uitspraken van het gerechtshof staan dus nog recht overeind. Iedere gemeente mag zich bij het doen van de aangifte (nog) naar die uitspraken richten. De inspecteur kan wel naheffen, maar mag dan geen boete opleggen. Hij kan de gemeente ook niet verwijten dat zij niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Wij adviseren onze cliënten overigens om over het opvolgen van de hofuitspraak transparant te zijn richting de fiscus.
Vervolg procedure Een uitspraak van de Hoge Raad laat waarschijnlijk nog wel enige maanden op zich wachten. Hoge Raad kan zich dan 1) aansluiten bij het oordeel van het gerechtshof, 2) oordelen dat redelijkerwijs niet voor twijfel vatbaar is dat het hof het verkeerd ziet of 3) de zaak voorleggen aan Europese Hof van Justitie. EFK Belastingadviseurs hoopt dat optie 3 de grootste kans maakt. In geval kan het nog meer dan een jaar langer duren voordat er duidelijkheid is.
De het het dat
NB: In een volgende nieuwsbrief komen wij nog een keer terug op de conclusie van de AdvocaatGeneraal. Zij heeft namelijk een interessant standpunt ingenomen over het begrip ‘vervaardigen’. Gemeenten zouden dit standpunt in hun voordeel kunnen toepassen. Exploitatie kunstencentrum en herrekening van investerings-btw Het gerechtshof Den Haag heeft zich zeer recent uitgesproken over de exploitatie van een kunstencentrum. De situatie is als volgt. Een gemeente exploiteert een kunstencentrum dat bestaat uit een grote en een kleine theaterzaal, kleedkamers, technische ruimtes, opslagruimtes, foyer, kantoorruimtes, café en restaurant. De gemeente stelt deze ruimtes tegen vergoeding ter beschikking aan organisaties en instellingen. Het dienstbetoon van de gemeente bestaat niet alleen uit het ter beschikking stellen van de theaterzalen. Zij zorgt ook voor de aanwezigheid van theatertechnici, begeleidt het bezoekend publiek, stelt de licht- en geluidsinstallatie ter beschikking, verzorgt de normale schoonmaak en stelt de foyer en de kleedruimtes ter beschikking. Mogelijkheden tot btw-teruggave Het Hof is van mening dat het ter beschikking stellen van de theaterruimtes met het bijbehorend dienstbetoon, moet worden aangemerkt als de verhuur van een onroerende zaak. Het dienstbetoon is daaraan ondergeschikt. Dit betekent dat de investerings- en exploitatie-btw op deze kosten, zonder nadere maatregelen niet voor aftrek in aanmerking komt. Indien de huurder van de theaterzalen deze gebruikt voor btw-belaste doeleinden, bijvoorbeeld een toneelvoorstelling waarvoor entree wordt geheven, kan worden geopteerd voor btw-belaste verhuur. Hierdoor worden de zalen dan geheel of gedeeltelijk gebruikt voor btw-belaste doeleinden en kan de investerings- en exploitatie-btw geheel of gedeeltelijk voor aftrek in aanmerking komen. Hier liggen dus mogelijkheden de btw terug te ontvangen. De betreffende gemeente heeft tegen de uitspraak beroep in cassatie ingesteld . Wij achten dit beroep niet kansloos, zeker niet gezien de (Europese) rechtspraak over sportaccommodaties, waar ook sprake is van aanvullende dienstbetoon. Saillant detail is dat de staatssecretaris van Financiën in een besluit heeft gesteld dat het ter beschikking stellen van een onroerende zaak, waarbij het vooral gaat om de technische infrastructuur of faciliteiten voor het verrichten van bepaalde (beroeps)activiteiten, geen sprake is van vrijgestelde verhuur maar van een btw-belaste dienst. Op dit moment voert EFK Belastingadviseurs voor een andere gemeente bij een ander gerechtshof een vergelijkbare procedure. De uitkomst daarvan moeten we afwachten. Investerings-btw gedeeltelijk voor aftrek in aanmerking De uitspraak viel niet geheel in het nadeel van de gemeente uit. Op een ander punt werd zij in het gelijk gesteld en wel voor de aftrek van investerings-btw. Als een onroerende zaak zowel voor btw-belaste- als voor btw-vrijgestelde activiteiten wordt gebruikt, komt de investerings-btw gedeeltelijk voor aftrek in aanmerking. De aftrek wordt bepaald aan de hand van het btw-belaste gebruik in verhouding tot het totale gebruik van het pand. Volgens de btw-wetgeving wordt in het jaar van ingebruikname uitgegaan van een voorlopig aftrekpercentage dat op het einde van het jaar definitief wordt vastgesteld. Vervolgens wordt voor een onroerende zaak in de negen daaropvolgende jaren het werkelijke gebruik vergeleken met het gebruik in het jaar van investering. Indien dit latere gebruik méér dat 10% afwijkt, volgt een aanvullende teruggave voor dat jaar dan wel moet een gedeelte van de in aftrek gebrachte investerings-btw worden terugbetaald. Dit is de herziening van btw. Voor het jaar van ingebruikname geldt deze bandbreedte van 10% niet. De gemeente had aanvankelijk 48% van de investerings-btw in aftrek gebracht. Na afloop van het jaar bleek dit echter 45% te moeten zijn. Met andere woorden; de aftrek zou moeten worden gecorrigeerd. Het Gerechtshof is evenwel van mening dat de bandbreedte van 10% ook van toepassing is op de herrekening van de investeringsbtw in het jaar van ingebruikname. Dit leverde de betreffende gemeente een voordeel op. De staatssecretaris van Financiën kan tegen dit deel van de uitspraak beroep in cassatie instellen.
Vooralsnog adviseren wij u na te gaan of deze situatie zich ook bij u voordoet. Is dat het geval dan adviseren wij u uw belangen veilig te stellen, desnoods via een bezwaar. Hardlopers zijn doodlopers: uitvaartondernemers
ter
beschikking
stellen
uitvaartcentrum
aan
andere
Dit oude gezegde borrelde in onze gedachten omhoog toen wij de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 maart 2010 lazen (LJN-nummer BL7912). Wij begrijpen dat de uitvaartondernemer, die een nieuw uitvaartcentrum laat realiseren en wordt geconfronteerd met de btw-integratieheffing, zoveel mogelijk van deze btw wil terugontvangen. Maar weegt dit incidentele voordeel ook op tegen een structurele nadeel? Situatie Een uitvaartondernemer heeft in 2007 grond aangekocht en daarop een nieuw uitvaartcentrum laten realiseren. In januari 2008 heeft de eerste ingebruikname plaatsgevonden. Omdat de ondernemer een nieuwe onroerende zaak heeft gerealiseerd en dat gebruikt voor btw-vrijgestelde doeleinden (de prestaties van een uitvaartondernemer zijn in principe btw-vrijgesteld), heeft hij in zijn aangifte de verschuldigde btw ter zake van de integratieheffing aangegeven. Vervolgens heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het ter beschikking stellen van het centrum aan collega uitvaartondernemers voor het opbaren, bezoek het houden van uitvaartdiensten, condoleance en voor vertrek naar begraafplaats of crematorium niet onder de werking van een btw-vrijstelling valt. In de aangifte van december 2008 heeft hij 25% (op basis van omzetverhouding) van de investerings-btw alsnog teruggevraagd. De Belastingdienst heeft deze teruggave geweigerd, omdat zij van mening is dat sprake is van btw-vrijgestelde verhuur dan wel de prestatie valt onder de vrijstelling voor uitvaartondernemers. Zienswijze van de rechtbank De rechtbank analyseert de situatie en concludeert dat de dienstverlening aan de collega-uitvaart ondernemer fiscaal gezien als één prestatie moet worden beschouwd. Of deze prestatie als huur moet worden geduid, moet worden beoordeeld vanuit de optiek van de afnemer van de prestatie. En op dit punt treedt iets wonderlijks op. De adviseur van de ondernemer (en dus niet de gebruikers zelf) bepleit dat het de gebruikers niet gaat om het exclusieve gebruik, maar om de faciliteiten van het centrum. De rechtbank acht deze redenering aannemelijk en is van oordeel dat daardoor geen sprake is van verhuur. Het subsidiaire standpunt van de inspecteur dat het ter beschikking stellen opgaat in de dienstverlening als uitvaartondernemer, wordt snel van tafel geveegd, omdat de staatssecretaris van Financiën in zijn besluit van 24 januari 2006 al had aangeven dat het ter beschikking stellen van een rouwcentrum niet als een kenmerkende en essentiële dienst van een uitvaartondernemer kan worden beschouwd. Derhalve concludeert de rechtbank dat sprake is van een btw-belaste dienst (19%) en heeft de ondernemer recht op de gevraagde teruggave van btw. De vraag is wat de gevolgen zijn van deze uitspraak. De collega-uitvaartondernemers betalen in het vervolg een gebruiksvergoeding waarover 19% btw in rekening wordt gebracht. Omdat deze uitvaartondernemers de dienst inkopen ten behoeve van hun eigen btw-vrijgestelde prestaties komt de btw bij hen niet voor verrekening in aanmerking. De btw werkt in deze situatie voor hen kostprijsverhogend en zij zullen haar doorberekenen aan de nabestaanden. Als hun gebruikstarieven voor dit centrum met 19% gaan stijgen, kunnen zij de afweging maken uit te wijken naar een concurrent die vanwege de btw-vrijstelling voor verhuur (tenslotte het standpunt van de inspecteur) goedkoper is. Hardlopers en doodlopers Dit betekent dat de eigenaar thans - vanwege de btw-teruggave - weliswaar goedkoper uit is (hardloper), maar hij loopt het risico van omzetdaling als andere uitvaartcentra het standpunt van de Belastingdienst (vrijgestelde verhuur) blijven volgen. Omdat de btw-belaste ingebruikgeving aan collega uitvaartondernemingen ervoor zorgt dat die tot in lengte van jaren btw betalen, zal nominaal de belastingdruk altijd hoger zijn (doodloper). In beginsel zal alleen een lagere contante waarde van deze toekomstige btw afdrachten, vertaald in een lager tarief met 19% btw, een rechtvaardiging inhouden om af te wijken van een in beginsel gunstiger standpunt van de Belastingdienst. Of deze afweging in deze specifieke situatie is gemaakt, laat de procedure echter niet zien.
Btw masterclasses In verscheidene regio’s zijn door EFK Belastingadviseurs in samenwerking met gemeenten btw masterclasses opgezet. Met de btw-specialisten van verschillende gemeenten wordt vier keer per jaar een bijeenkomst gehouden. Op deze middag wordt onderling informatie uitgewisseld over bijvoorbeeld de contacten met Belastingdienst, nieuwe regelgeving en jurisprudentie en worden concrete situaties besproken. Wij coördineren deze bijeenkomsten en brengen onze kennis en ervaring in. We houden de masterclass bij toerbeurt bij een gemeente zodat de kosten voor de deelnemers laag blijven. Eerstkomende masterclasses: 7 september Regio West Friesland, 14 september Regio Brabant, 16 september Regio ’t Gooi en 22 september Regio Kop van Noord-Holland Als u belangstelling heeft of ter zake meer informatie wilt ontvangen, dan verzoeken wij u dat kenbaar te maken door een e-mail te sturen naar
[email protected] . Ook staan wij u graag telefonisch te woord voor een nadere toelichting op 072-5350525. EFK Belastingadviseurs vragenservice en cursussen Naast het verstrekken van fiscale adviezen en het bieden van fiscale ondersteuning biedt EFK Belastingadviseurs andere diensten aan, zoals het geven van cursussen en een fiscale vragenservice. In het kader van de EFK Fiscale Vragenservice (hierna: FVS) kunnen onbeperkt per telefoon of per e-mail vragen worden gesteld. Onder de FVS vallen vragen zonder vervolgonderzoek, schriftelijke vastlegging, literatuurstudie of besprekingen. In de kosten van de FVS is één (of zijn meerdere) bezoek(en) begrepen, afhankelijk van het model dat u kiest. Graag geven wij u vrijblijvend meer informatie via
[email protected] of per telefoon op nummer 072 - 535 05 25. Aanmelding collega’s Indien u een collega een gratis abonnement op deze (digitale) nieuwsbrief wil laten ontvangen, dan kunt u hem of haar, onder vermelding van naam, adresgegevens van uw organisatie en e-mailadres aanmelden door middel van een e-mail naar
[email protected] . Colofon Redactie: drs. E.T.N.P. Plat; H. Zuidersma en mr. P.J. van der Meer Deze (digitale) nieuwsbrief is een uitgave van EFK Belastingadviseurs. Ondanks de zorg die aan deze uitgave is besteed, aanvaardt EFK Belastingadviseurs geen enkele aansprakelijkheid voortvloeiend uit onvolkomenheden in de tekst en/of de weergave van deze nieuwsbrief. Copyright ©EFK Belastingadviseurs, www.efkbelastingadviseurs.nl