39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
7
TOELICHTING ERFGOEDKAART
7.1
Opzet erfgoedkaart
59
De erfgoedkaart biedt een overzicht van de aanwezige cultuurhistorische elementen en structuren in de gemeente Rheden. Het gaat daarbij om relicten die daadwerkelijk nog in het landschap herkenbaar zijn. Daaronder vallen ook restanten van objecten en structuren die niet meer volledig aanwezig zijn. Op de erfgoedkaart zijn niet de plaatsen aangeduid van verdwenen objecten en structuren. Deze zijn aangegeven op de archeologiekaart1. Een uitzondering vormen de kerken, watermolens, kastelen en buitenplaatsen. In deze toelichting wordt voor de legenda-eenheden die op de kaart onderscheiden worden een korte beschrijving gegeven. Tevens wordt toegelicht welke bronnen zijn gehanteerd bij de inventarisatie. Eerder uitgevoerd onderzoek op het gebied van archeologie en historische stedenbouw is op de kaart verwerkt. Ook de Cultuurhistorische Gebiedsbeschrijving en de MIP-rapportage2 van de gemeente Rheden zijn verwerkt. Bestaande gegevens op historischlandschappelijk gebied zijn aangevuld door middel van een quick-scan, waarbij onder meer historische kaarten en beschrijvingen geanalyseerd zijn en een terreininventarisatie is uitgevoerd. Daarnaast is veel waardevolle informatie aangedragen door de Oudheidkundige Kring Rheden-Rozendaal. Benadrukt dient te worden dat bij de inventarisatie voornamelijk uitgegaan is van bestaande informatie en dat de inhoud van het erfgoedplan gebaseerd is op huidige inzichten. Dit heeft tot gevolg dat cultuurhistorische elementen en structuren die tot op heden nog niet beschreven of in kaart gebracht zijn, slechts in beperkte mate3 in deze rapportage zijn opgenomen. In de loop der tijd zullen deze kennisleemtes door middel van onderzoek opgevuld kunnen worden. Daarnaast geldt dat de hoeveelheid informatie en de mate van detail per onderwerp verschillen. De oorzaak hiervan is eveneens gelegen in de aard van de voor handen zijnde informatie. In hoofdstuk 8 van dit erfgoedplan wordt een eerste aanzet gegeven in de vorm van een overzicht van onderwerpen waarnaar in de toekomst nader onderzoek plaats zou kunnen vinden.
7.2
Wat er over is
7.2.1
Landschappelijke zones
Op basis van de geomorfologie en de bodemgesteldheid4 kan onderscheid gemaakt worden tussen drie deelgebieden of landschappen met een eigen karakter: 1. 2. 3.
het stuwwallandschap een overgangszone tussen het stuwwallandschap en het rivierdal van de IJssel (daluitspoelingswaaiers en dekzandlandschap) het rivierdal van de IJssel
1
De archeologiekaart is opgesteld door RAAP Archeologisch Adviesbureau
2
Gelders Genootschap, 1998
3
In het kader van dit erfgoedplan zijn onder meer de oude wegen, persistente perceelsgrenzen en oude erven in kaart gebracht
4
Voor een toelichting, zie hoofdstuk 1
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
60
Deze geleding in zones duidt op de samenhang die er bestaat tussen de natuurlijke ondergrond (geologie, geomorfologie, bodemkunde en geohydrologie) en de bewonings- en occupatiestructuur in het gebied. Deze drieledige opbouw van het cultuurlandschap wordt in de Structuurvisie 20065 onderstreept. 7.2.2
Historische waterlopen
bronbeken Voor de ruimtelijke ontwikkeling van Velp zijn de Rozendaalse Beek en de Beekhuizense Beek van groot belang geweest. Aan de Rozendaalse beek bevindt zich de Van Lennepsmolen, een watermolen die in zijn huidige vorm gebouwd is in de 19de eeuw. De beek stroomde ook over het landgoed Overbeek en was daar deels omgevormd tot waterpartijen, die later in gewijzigde vorm werden opgenomen in villapark Overbeek. De Beekhuizense beek is de enige beek met een bron op de Veluwe6. Door sprengen heeft men de watervoerendheid van deze beek verhoogd, waardoor hoge stroomsnelheden voorkomen (te vergelijken met heuvellandbeken). Hierdoor kan er een bijzondere macrofauna in de beek leven. 7 In Laag Soeren stroomt de Soerense beek, een van oorsprong natuurlijke beek, waarvan de loop al in de 17de eeuw zou zijn verlegd. Ook het landgoed Larenstein kent brongevoede waterpartijen. De Ruiters Aa/Middachterbeek ontspringt in het Faisantenbos nabij kasteel Middachten.
Afbeelding 35 Soerense Beek - De beek werd van oorsprong gevoed door een natuurlijke bron. In de loop van de tijd is de loop van de beek door de mens aangepast en zijn sprengkoppen aangelegd om de watertoevoer te vergroten. 5
Gemeente Rheden, 2006
6
IJzerman, 1982
7
Gemeente Rheden, 1993
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
61
sprengen en sprengbeken Sprengen zijn zijtakken van een beek, die zijn ingegraven in de helling van een heuvel. Door het graven van een kanaal in zandgrond werd het in de bodem aanwezige water verzameld.
Afbeelding 36 Dwarsdoorsnede sprengbeek
Dit deed men niet alleen ten behoeve van de drinkwatervoorziening maar ook voor de voeding van kunstmatige beken waaraan watermolens werden gebouwd. Zo’n beek werd niet, zoals in de natuurlijke situatie, op de laagste plek van het dal aangelegd, maar juist tegen de helling van het dal aan. Zo kon het water worden omgeleid om een groot verval ter plaatse van de molen te creëren. Ten einde dit verval te vergroten werden verschillende kunstwerken aangelegd. Bovenlopen van beken werden door middel van verhoogde beddingen opgeleid tot boven het maaiveld (papiermolens in Laag Soeren), benedenlopen werden ingegraven tot onder maaiveldniveau (graanmolen Laag-Soeren) en waterbassins werden aanleg om watervoorraad te krijgen, zodat ten tijde van een lage wateraanvoer uit de beek doorgemalen kon worden. Om te voorkomen dat het water zou wegzakken, werd de bodem van de beek afgesloten met een leemlaag.8 In de gemeente Rheden zijn verscheidene sprengen kunstmatig aangelegd. Zo werd omstreeks 1790 in Laag Soeren een sprengenstelsel aangelegd waarmee de opkomst en ontwikkeling van de papierindustrie, de korenwatermolen, de wasserij en het kuuroord verbonden waren. Toen de papierfabricage in de loop van de 19de eeuw minder lonend werd, ontstonden op verschillende plaatsen langs de beken wasserijen. Nu gebruikt nog één wasserij het water om mee te wassen. Het sprengwater is zuiver en kalkarm; zacht water is goed voor de was. De temperatuur is constant ongeveer 10°C. Hierdoor leven er zeldzame dieren en plantensoorten, zoals bijvoorbeeld de ijsvogel en dubbelloof.
8
S. Barends (red.), 1995
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
62
Afbeelding 37 Sprengbeek Laag Soeren
Afbeelding 38 Sprengbeek bij Laag Soeren
In het Alterra-rapport ‘Het Veluwse sprengenlandschap; een cultuurmonument´9 wordt, mede op basis van een onderzoek van IJzerman10, een overzicht gegeven van de geschiedenis en huidige situatie van de Veluwse sprengbeken. Onderstaande beschrijving van de bekenstelsels in de gemeente Rheden is overgenomen uit deze studie. Laag-Soerense beken Het stelsel van de Soerense beken bestaat uit twee beken, de Soerensebeek en de Bovenbeek. Aan de laatstgenoemde beek werd in 1791 een papiermolen (de Veenmolen, later Welbedacht) gesticht, aan de andere beek werden in 1793 en 1796 nog twee papiermolens gebouwd, die de fraaie namen Goedgedacht en Nagedacht kregen. Tenslotte volgde in 1804 nog een korenmolen, die het water van beide beken samen benutte. Al deze molens werden gebouwd door de bewoners van het huis Laag-Soeren. Deze zal ook de sprengen van de Bovenbeek hebben laten graven. Een latere bewoner van het huis stichtte er in 1850 het kuuroord Bethesda, dat uitvoerig gebruik maakte van het sprengwater.
9 10
Renes, Meijer & De Poel, 2002 IJzerman, 1982
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
63
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
Beek bij Essop De kaart die N. van Geelkerken omstreeks 1653 maakte van de ‘wiltbaen’ (wildpark) bij het Hof te Dieren (afbeelding 39) toont een korte beek die een aantal kleine vijvers voedt. Ook elders in het park toont de kaart enkele vierkante vijvers. Moerman vermoedt dat het drinkplaatsen voor het wild zijn geweest.11 De beek is niet meer in het terrein terug te vinden.
Afbeelding 39 Een fragment van de kaart van de ‘Wiltbaen ofte Perck’ bij het Hof te Dieren, in kaart gebracht door N. van Geelkercken voor het bekende geschiedwerk van Van Slichtenhorst (1654). De korte beek begint bij een ‘fontein’ (fontein is een oud woord voor bron, vgl. latijn: ‘fontis’) en loopt onder de palen van de omheining door naar het ‘Wobbeveen’ (afbeelding ontleend aan Rens, Meijer en De Poel, 2002). Voor de volledige kaart van N. van Geelkercken wordt op deze plaats verwezen naar afbeelding 52.
Ruitersbeek De Ruitersbeek loopt onderaan, en evenwijdig aan, de voet van de stuwwal langs Ellecom in noordwestelijke richting om bij Dieren uit te monden in de IJssel. De beek wordt gevoed door kwelwater uit de stuwwal. Bij de Hof te Dieren maakt de beek een s-bocht om een langgerekte vijver heen. De vijver zelf is een restant van een groep middeleeuwse visvijvers. Juist voor de s-bocht stond de middeleeuwse waterkorenmolen, die tussen 1646 en 1653 is afgebroken.12 Heuvensespreng Ten noorden van Rheden ligt, bij Heuven, een korte, afvoerloze spreng met twee kwelplasjes. De functie is onduidelijk. Beekhuizensebeek Aan de Beekhuizensebeek stonden voor 1600 twee korenmolens: de korenmolen bij het huis Overhagen, die mogelijk al in 1381 is gebouwd, en de korenmolen van Broekerhave. De laatstgenoemde molen werd in de 18de eeuw verbouwd tot papiermolen. Elders aan de beek de werden in de eerste helft van de 17 eeuw twee nieuwe papiermolens gebouwd (de Molen aan de Keienberg en Het Horstje). Kort na 1661 werd nog een nieuwe korenmolen gebouwd bij Overhagen. Deze werd tussen 1685 en 1696 verbouwd tot papiermolen. Tenslotte werd in 1685 nog een papiermolen gebouwd op Beekhuizen. Nadien is de beek vooral een parkbeek van de landgoederen Beekhuizen en Biljoen geworden. De beek maakte onderdeel uit van het parklandschap dat door J.W.F. baron Van Spaen vanaf 1775 in enkele decennia werd aangelegd. Watervallen, vijvers en fonteinen werden gerealiseerd ter verfraaiing van deze 11
Moerman, 1934, p. 508
12
De kaart van N. van Geelkerken uit ca. 1653 toont de molen niet meer, maar noemt de beek nog wel Meulenbeeck
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
64
landgoederen. Hoogtepunt van de wandeling over Beekhuizen vormde de cascade. Enkele watervallen en vijvers zijn nog zichtbaar.
Afbeelding 40 Cascade bij Biljoen, ca 1765. Handgekleurde ets van J.G Michael naar een origineel van C. Henning (1741-1822) (bron: Collectie Gemeentemuseum Arnhem).
Rozendaalsebeek De Rozendaalsebeek is een krachtige beek met veel verval, die al vroeg een hele reeks molens aandreef. De onderste molen, de huidige Van Lennepsmolen, wordt als eerste genoemd (1391). Voor 1600 lag er veel hoger op de beek al een reeks molens: een oude korenmolen bij kasteel Rosendael (omstreeks 1685 afgebroken voor de parkaanleg van het kasteel), een korenmolen die ooit leermolen was geweest, een vroege kopermolen (vóór 1565), en de beide Jeruzalemse Molens (een koren- en een oliemolen). De Van Lennepsmolen is steeds korenmolen gebleven, de andere vijf zijn tussen 1590 en 1605 verbouwd tot papiermolen. Misschien is ter vervanging de Rozendaalse Korenmolen gebouwd, die bleef bestaan tot de verwoesting in 1945. In 1615 bestond een tweede kopermolen (gebouwd ter vervanging van de eerste?) die al snel eveneens tot papiermolen werd verbouwd. Enkele jaren later werd aan de grote vijver een nieuwe papiermolen gebouwd, in 1642 gevolg door een andere aan de weg naar Arnhem. Deze laatste molen stond aan een zijbeek, de Bovenste Beek, die mogelijk in deze tijd is gegraven. De geschiedenis van het bekenstelsel is complex. De sprengen kunnen al in de 16e eeuw zijn aangelegd. Het is echter aannemelijk dat een deel van de sprengen is gegraven voor de spectaculaire waterwerken van het park, die omstreeks 1685 werd uitgebreid. Het stelsel van waterwerken in de tuin van Rosendael is verreweg het gaafste systeem dat steeds is blijven bestaan. Het omvat een opgeleide beek met schelpengalerij en fontein, de bekende 13 Bedriegertjes en verschillende watervallen.
De voornoemde Heuvensespreng bestaat uit een sprengkop en de vijvers Heienbeek op Heuven. De sprengkop van Heuven en de twee vijvers lagen voorheen op de grens van de heide en werd gebruikt als schapenwasplaats. Andere sprengen die in het rapport niet worden genoemd, zijn de sprengkop en vijverpartijen op Rhederoord, de sprengen en beek van de Imbosch, de sprengkop en bron van de Zijpenberg en de sprengkop van het huis ‘De Bron’ op Beekhuizen.14
13
Renes, Meijer & De Poel, 2002
14
met dank aan dhr. W. de Wit
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
65
De fonteinen van Middachten? In de Middeleeuwen zijn veel kastelen gebouwd op de overgang van hoger naar lager gelegen gronden. Een belangrijke reden was de beschikbaarheid van water. De grachten rondom de versterkte, adellijke woning moesten immers niet droogvallen. Was de gracht van oorsprong vooral bedoeld ter verdediging van het huis, na de Middeleeuwen vormden grachten en andere waterpartijen een essentieel onderdeel van de park -en tuinaanleg. Ook deden slotgrachten in het verleden dienst als visvijver. Kasteel Middachten is gebouwd aan de voet van de stuwwal, op een plek waar kwelwater aan de oppervlakte komt. De aanwezigheid van broekbos in het Kooibosch en Faisantenbosch wijzen op bijzonder natte omstandigheden. Tegenwoordig vindt men in het laatstgenoemde bos nog steeds de bron van de Ruitersbeek. Nabij het kasteel bevindt zich een omwald perceel waarvan de oorspronkelijke functie onbekend is. Mogelijk heeft het gediend als verzamelbassin voor water. De kade en watergang die vanaf de kunstmatige, aarden bak richting het kasteel lopen, wijzen erop dat het opgevangen water naar de grachten geleid werd. Mogelijk heeft het bassin gediend als voeding voor fonteinen. Vooral in (de tweede helft van) de zeventiende eeuw waren fonteinen, als onderdeel van een formele tuinaanleg, in de mode. Water werd via een systeem van ondergrondse, houten of loden leidingen naar de tuinen geleid. De hogere ligging van het waterbassin zorgde voor de benodigde waterdruk. Het ligt voor de hand dat een leidingstelsel bij kasteel Middachten het tracé van de kade volgde. Op veel landgoederen zijn de fonteinen in de loop der tijd verdwenen. Een belangrijke oorzaak was, dat het stelsel van houten leidingen veel onderhoud behoefde. Daarnaast raakte de formele stijl na 1760 uit de mode, met als gevolg dat veel geometrisch ingerichte parken en tuinen werden omgevormd in de landschapsstijl. Kasteel Middachten behield een formele park- en tuinaanleg, echter of fonteinen ooit onderdeel uitmaakten van het ontwerp blijft tot op heden onbekend.
Afbeelding 41 Fragment Hoogtekaart. Het omwalde waterbassin bevindt zich aan de rand van de stuwwal
Afbeelding 42 Volgens de ‘Gegevens naar de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel der grondeigenaren en der ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen’ was het perceel in 1832 in gebruik als elzenbos. De wallen waren destijds begroeid met opgaand hout. De kade die naar het kasteel leidde, werd geregistreerd als ‘gronden van vermaak’.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
66
Apeldoorns kanaal Het in de gemeente Rheden gelegen deel van het kanaal behoort tot het in 1868 in gebruik genomen Apeldoorns-Dierens Kanaal. Dit zuidelijke deel van het Apeldoornse Kanaal behoort tot het eerste kanaalpand, lopende van de sluis bij Dieren tot aan de zogenaamde Apeldoornse Sluis, thans gelegen in de bebouwde kom van Apeldoorn. Het kanaal loopt via Dieren, Spankeren en Laag Soeren naar de aangrenzende gemeente Brummen. Het Apeldoornse Kanaal is voor de gemeente Rheden van grote betekenis geweest. Ten eerste was het kanaal met zijn sluis en bruggen een grootschalig nieuw element binnen het grondgebied van de gemeente. Voorts heeft het kanaal bijgedragen aan de verdere ontginning van de woeste of marginaal gebruikte gronden die door de aanleg van het kanaal werden doorsneden. Afgezien van de ontwikkelingen in Dieren was de invloed op de verdere ruimtelijke en economische ontwikkeling bescheiden. Rondom de kanaalbruggen ontstond in de loop van de tijd in beperkte mate enige bebouwing, zonder dat daarbij sprake was van nieuwe zelfstandige nederzettingen. Het ruimtegebruik langs de kanaalzone wordt vooral gekenmerkt door agrarische activiteiten. Daarentegen heeft Dieren zich mede door de aanleg kunnen ontwikkelen tot een omvangrijk dorp, mede dankzij de bedrijven die zich vanaf de Eerste Wereldoorlog langs het kanaal vestigden, vooral tussen het spoor en de Geitenbergse brug. Langs het kanaal zijn verschillende kunstwerken gelegen: Bruggen Bij de aanleg van het kanaal kreeg de gemeente Rheden een viertal bruggen. Van zuid naar noord waren dit de Dierense Brug, de Spankerense brug (in de Geitenbergseweg, later Geitenbergse brug genaamd), de Nachtegaalsbrug en de Laag Soerense brug. De aanleg van de spoorverbinding Arnhem-Zutphen bracht de bouw van de Dierense spoorbrug met zich mee. Op de plek hebben verschillende, elkaar opeenvolgende bruggen gelegen. De oude bruggen hebben in de loop der tijd vele veranderingen ondergaan. De oorspronkelijke bruggetjes over het Apeldoorns Kanaal, waren, net als de eerste sluizen, eenvoudig en gemaakt van materialen met een beperkte duurzaamheid. Al spoedig moesten ze vanwege de hoge onderhoudskosten vervangen worden.15 De huidige Geitenbergse brug is een stalen ophaalbrug, vermoedelijk van omstreeks 1948. De brug verbindt de Dorpsweg vanuit Spankeren met de Geitenbergseweg aan de Dierense zijde van het kanaal. Rondom de brug bestond al omstreeks 1900 een kleine buurt. Van de bebouwing is weinig overgebleven. Direct ten noordoosten van de brug - tussen het kanaal en de van Rensselaerweg) staat de brugwachterswoning (1939). De woning bestaat uit één bouwlaag, de nok van het gebouw loopt evenwijdig aan het kanaal. De Nachtegaalsbrug is één van de twee vaste betonbruggen in de gemeente Rheden. De huidige brug stamt uit de jaren zeventig. De brug is vernoemd naar het ten westen van het kanaal gelegen (voormalige) buurtje De Nachtegaal. In de hoek tussen het kanaal en de Kappersweg werd in 1948 de nog bestaande brugwachterswoning gebouwd. De woning staat met de voorgevel naar het kanaal toe en bestaat uit één bouwlaag met rietgedekte kap. De Laag-Soerense brug verbindt het dorp Laag Soeren met de ten oosten van het kanaal gelegen Soerense Broek, dat wordt ontsloten door de Broekdijk. De huidige brug is een
15
J. Vedder, 2001
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
67
ophaalbrug van omstreeks 1948. Ten zuidwesten van de brug staat tussen het kanaal en het tracé van de spoorlijn de in 1876 gebouwde brugwachterswoning.
Afbeelding 43 Geitenbergse brug over het Apeldoornskanaal
Losplaatsen De gemeente Rheden kende omstreeks 1943 een viertal losplaatsen. De dorpen Dieren en Laag Soeren hadden een eigen loskade. In Dieren lag aan de noordwestzijde van de spoorbrug een keer- en losplaats die mogelijk van de spoorwegmaatschappij was. Ook tussen de Nachtegaalsebrug en de Laag Soerense brug lag een laad- en losplaats. Momenteel is alleen direct ten zuidoosten van de Spankerense brug een verharde loskade te vinden; de precieze ouderdom is onbekend. Dierense Sluis In de gemeente Rheden is de enige sluis in het zuidelijk kanaaldeel te vinden. Behalve ten behoeve van de aansluiting op de IJssel bij Dieren waren in Kanaal-Zuid geen schutsluizen nodig aangezien het hoogteverschil tussen Apeldoorn en Dieren zeer gering was. Het verval in Dieren naar de IJssel met 7,19 meter was dusdanig groot dat bij de aanleg van het kanaal schutting in een drietal schutkolken (een zogenaamde drietrapssluis) nodig was. Deze voor Nederland unieke sluis, voltooid in 1865, kreeg schutskolken met een lengte van ruim dertig meter, een wijdte van zes meter en een diepte van 2,12 meter ten opzichte van het aangenomen kanaalpeil. In het kader van de in de jaren vijftig van de vorige eeuw gemaakte plannen voor een verdere verruiming van het kanaal ten behoeve van 600 ton-schepen werd in 1957-1958 een nieuwe sluis (met een verval van 10,5 meter) gebouwd ter vervanging van de verouderde en bouwvallig geworden drietrapsluis. De tussen de rijksweg en de IJssel gelegen oude sluis werd in 1978 gedeeltelijk gesloopt. De laagste kolken werden met puin dichtgestort; de ‘voorhaven’ bleef herkenbaar. Boven de grond bleef weinig zichtbaars over, daaronder zouden echter nog restanten van funderingen en sluismuren aanwezig zijn. Ten noordwesten van de schutskolk van de nieuwe sluis ligt nog een tot een
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
68
soort haven omgevormd deel van de oude loop van het kanaal die naar de vroegere drietrapsluis voerde. Van de vroegere bebouwing rondom de Dierense sluis is slechts een beperkt deel bewaard gebleven. Van de vroegere dienstbebouwing (Kanaalweg 1), met onder één dak samengevoegde woningen voor de sluismeester en de beide sluisknechten, is onlangs gesloopt. Tenslotte zijn even voor het spoor nog twee eenvoudige schuren te vinden, mogelijk de schotbalkschuur en de bergplaats voor sluisdeuren. Zij dateren uit 1927.
Afbeelding 44 Sluis Apeldoorns Kanaal te Dieren
7.2.3
Overige infrastructuur
heirweg Een heirweg (heerweg of heerbaan) is een oude Romeinse (lange-afstands)weg. De benaming ‘heer’ is afgeleid van het Germaanse harja, dat ‘leger’ betekent. De wegen diende als snelwegen voor de verplaatsing van troepen, maar werden eveneens gebruikt voor het handelsverkeer. Tot het eind van de 18de eeuw fungeerden de heirwegen als voornaamste verbindingswegen in Nederland en andere delen van Europa. Vanaf die tijd werden steeds meer straatwegen aangelegd die de functie van de heirweg overnamen. Delen van het tracé van heirwegen zijn heden ten dage nog aanwezig. Ten oosten van De Steeg is een deel van de oude heirweg Arnhem-Zutphen herkenbaar die langs de hoge oever aan de rand van het stroomdal van de IJssel liep (Boerenweg). De Oude Arnhemseweg op de stuwwal vormt eveneens een gedeelte van een oude heirweg. schaapsdriften Woeste gronden waren in het middeleeuwse landbouwkundig systeem onontbeerlijk voor het voortbestaan van de nederzettingen langs de Veluwezoom. De schaapsdriften vormden de verbindingswegen waarlangs de kuddes van en naar de heidevelden werden gedreven. Langs de schaapsdriften werden plaatselijk smalle stroken grond in cultuur gebracht.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
69
Het Blauwe Laantje Een restant van een oude schaapsdrift vormt Het Blauwe Laantje. Volgens sommigen dankt het laantje zijn naam letterlijk aan haar kleur. Aan het einde van de negentiende eeuw tot in de twintigste eeuw stond er in Velp namelijk een gasfabriek. Het afvalproduct was as en sintels van cokes, die gestookt werden voor het verkrijgen van gas. Onverharde wegen uit die tijd werden nogal eens verhard met deze as en sintels, die een blauwgrijze kleur hadden. Enkele andere verklaringen zijn echter ook in omloop. De naam kan verband houden met blauwsparren die daar vroeger hebben gestaan. Het kan ook te maken hebben met de markegronden die vroeger wel blauwe gronden werden genoemd. Verder wordt verwezen naar het boek van de heer K. ter Laan “Nederlandse spreekwoorden , spreken en zegswijzen”, waarin het woord blauw de kleur is van spijt, teleurstelling, bedrog (b.v. een blauwtje lopen). Blauw kan dus betekenen dat iets geen waarde heeft, of niets te betekenen heeft.16
jachtwegen Ter ontsluiting van de jachtgebieden werden zogenaamde jachtwegen aangelegd. Het meest bekend zijn de zogenaamde Koningswegen, aangelegd in de tweede helft van de 17de eeuw in opdracht van Stadhouder-Koning Willem III, die de verschillende door hem gestichte jachthuizen door middel van deze langgerekte, kaarsrechte zandwegen liet verbinden. Via deze wegen begaf de koninklijke stoet, met karossen, wagens, ruiters en honden zich op de wilde zwijnenjacht en de hertenjacht. De boerenbevolking was gedwongen haar grond af te staan voor de aanleg van de wegen. Dat aanzienlijke stukken in beslag werden genomen blijkt uit het feit dat Stadhouder-Koning Willem III wegen met een breedte van 28 voeten (bijna 10 m) eiste. Later nam hij genoegen met een breedte van 18 voeten (ruim 6 meter).17 Van de Koningsweg die Dieren met het jachthuis Ginkel onder Ede moest verbinden is het tracé gedeeltelijk bewaard gebleven, waaronder de huidige Koningsweg ten noorden van Arnhem. Middachter Allee De Middachter Allee is één van de oudste en bekendste lanen van ons land. Stadhouder Frederik Hendrik liet de Allee aanleggen om zijn troepen beter te kunnen verplaatsen. Aan beide zijden stond een rij eikenbomen. In de Amsterdamse Courant d.d. 17 september 1767 stond de volgende advertentie: "Word mits deezen bekend gemaakt, dat op Woensdag 28 Oktober 1767 in de herberg den Engel op de Steeg publicq zal worden verkogt een considerabele partij extra swaare Eike Boomen van ongeveer 1400 stuks, staande in de Allee of laan bij Huize Middachten op den gemeene wegh van Arnhem na Zutphen." Een paar jaar later werd de nieuwe Allee aangelegd met aan beide zijden een dubbele rij beuken. Een 16 meter brede weg scheidde de dubbele bomenrijen en om de 100 bomen werd nog een extra boompje geplant om te voorkomen, dat de ruiters van die dagen de schaduwrijke banen aan weerszijden van de Allee als renbaan zouden gebruiken. De Franse overheersing in het begin van de 19de eeuw is ook van invloed geweest op de Middachter Allee. De laan, voor 1820 een zandweg, werd door de Franse troepen verhard en
16
A. Kolkman, 1988
17
J. Baltjes, 1998
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
70
in drie stroken verdeeld: Het middelste gedeelte voor de voertuigen, een gedeelte voor het voetvolk en een pad voor de ruiters. Op oude ansichtkaarten is dit nog duidelijk te zien. Een belangrijke verandering aan de Middachter Allee vond plaats tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tegen het einde van de oorlog, in de nacht van 5 op 6 april 1945 werden de bewoners in de omgeving van de Middachter Allee opgeschrikt door zware ontploffingen en door doffe slagen. De Duitse bezetters waren begonnen de beuken van de binnenrij met trotyl te vellen. Op 10 april begon de vernieling opnieuw. Van het deel van de Allee tussen het dorp De Steeg en de oprijlaan van het kasteel werd de zuidoostelijke rij geveld. Van de ongeveer 1500 bomen die omstreeks 1770 waren geplant, hadden de Duitsers er 145 vernield. Het betekende het begin van het einde van de eens zo roemruchte Middachter Allee. In het winterseizoen 1945-1946 gaf Staatsbosbeheer last tot velling van 160 beuken uit het beschadigde deel van de allee. Een jaar later werden 131 beuken, de beide buitenrijen tussen de oprijlaan en zijweg naar de moestuin van het kasteel, geveld. Het waren zeer zware bomen die tezamen 720 kubieke meter werkhout opleverden. In 19471948 werd het resterende gedeelte van de laan van slechte exemplaren gezuiverd. Op 9 september 1949 werd een akte getekend waardoor de Middachter Allee had opgehouden een laan van het landgoed Middachten te zijn. In 1956 werd het laatste gedeelte van de laanbeplanting geveld. Kort daarna besloot men tot nieuwe aanplanting over te gaan. Vanwege het steeds toenemende verkeer werd de weg met 2 meter verbreed. De eerste 600 meter werd aangeplant. In 1959 is het laatste deel aangeplant.18
Afbeelding 45 Middachter Allee in de 17de eeuw Afbeelding 46 Middachter Allee in de 19de eeuw
18
H. van Rijnbende, 1994
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
71
Afbeelding 47 Middachterallee 2007
overige straatwegen Vanouds hadden de weersomstandigheden een grote invloed op de bruikbaarheid van landwegen, vooral regen en dooi betekenden slechte condities. Dit kwam doordat veel wegen onverhard of gedeeltelijk verhard waren. Er was in feite maar één soort weg die betrekkelijk onverschillig stond tegenover het weer, de straatweg. Deze categorie wegen, die qua investeringslast bovenaan stond, was betrekkelijk schaars vertegenwoordigd. De totale lengte straatweg in Nederland bedroeg in 1814 zo’n 450 à 500 kilometer, oftewel tweemaal de afstand Rotterdam-Groningen. Een belangrijk deel daarvan was nog maar enkele jaren oud.19 De eerste steen voor de straatweg Arnhem – Zutphen werd op 21 juli 1820 gelegd. De weg is aangelegd in het kader van het rijkswegenplan van koning Willem I. In de praktijk betekende deze aanleg vooral een aanmerkelijke verbetering en verharding van reeds bestaande routes. Langs de straatweg zijn veel buitenplaatsen, villa’s en pensions gebouwd.
19
A. van de Woud, 1998
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
72
kerkwegen Een kerkweg is een weg die van een landgoed of buurtschap leidt naar de kerk. Vooral rond Velp zijn in het zuiden veel wegen gelegen die gericht waren op de oude kerk. De laan van landgoed De Gelderse Toren is een voorbeeld van een kerkweg; de oriëntatie op de kerktoren van Spankeren verraadt dit nog. Ten noorden van Spankeren is de kerkweg gelegen. Vanuit Middachten loopt een oud kerkpad over het dijkje langs het Kooibos richting Avegoor. Andere kerkpaden zijn die van de Koepel de Kaap naar de Valkenberg en van de Imbosch naar Rozendaal.20
Afbeelding 48 Laan van de Gelderse Toren - een op de kerktoren van Spankeren georiënteerde kerkweg
spoorwegen De aanleg van de spoorwegen was belangrijk voor de ontwikkeling van de dorpen tot woonkernen voor welgestelden en voor het toerisme. De in 1865 opengestelde Spoorwegen Arnhem-Zutphen werd grotendeels op korte afstand van de straatweg aangelegd; in het westen van De Steeg kruist de spoorlijn de straatweg waartoe een spoorbrug werd gebouwd. Velp, Rheden en Dieren kregen een station. In 1887 volgde de aanleg van de spoorweg van Dieren naar Apeldoorn, langs de oostrand van het Veluwemassief, met een station in Laag Soeren. De spoorweg Arnhem-Zutphen speelde een belangrijke rol bij de opkomst van de industrie in de gemeente Rheden. De bedrijventerreinen werden aan deze infrastructuur gesitueerd. In de dorpen ontstonden bebouwingslinten langs het spoor, waaronder de nodige villa’s te Velp. Ook rond de stations en langs de straten naar de stations werden veel villa’s gebouwd. Voorbeelden zijn het stationsplein te Dieren, Rozenbos (jaren ’30) te De Steeg en de Kastanjelaan te Velp. Karakteristiek is ook de doorkruising van het dorp De Steeg met de spoorwegovergangen en de volkswoningbouw met rieten daken uit 1920 aan de Bentincklaan. De spoorlijn gaat geheel op in het landschap. Alleen de bovenleidingen en de 20
schriftelijke mededeling door dhr. W. de Wit
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
73
onderbrekingen in de laanbeplanting langs de schaapsdriften vallen op. Vanuit de trein krijgt men een fraaie impressie van de Veluwezoom.21 Langs het Apeldoorns Kanaal ligt het tracé van het spoorlijntje naar Apeldoorn. In het zomerseizoen wordt deze gebruikt door de toeristische stoomtrein.
Afbeelding 49 Spoorlijn Dieren-Apeldoorn
7.2.4
Historisch cultuurlandschap
oude verkaveling Ruilverkavelingen en de systematische ontginning van de woeste gronden hebben het karakter van het landschap in de loop de tijd sterk veranderd. Niet alleen de kavelstructuur en de bezitsligging zijn door deze ingrepen sterk gewijzigd, ook de bodemstructuur, de drainage en de afwatering veranderden. 22 Ondanks de ingrijpende herinrichting, zijn sporadisch nog sporen te vinden van de vroegere, deels middeleeuwse verkavelingspatronen en bezitstructuren. Op de erfgoedkaart zijn de zogenaamde persistente perceelsgrenzen aangegeven. Deze perceelsgrenzen zijn sinds de eerste kadastrale kartering in 1832 gehandhaafd gebleven. Een groot deel van de verkaveling kwam tot stand na de markeverdelingen in de 19de eeuw. Door deze verdeling kwamen honderden hectaren onverdeelde en onverkavelde gronden in particuliere handen. Ze werden toebedeeld volgens een plan waarbij door een landmeter een rechtlijnige, regelmatige verkaveling werd aangebracht. Dit ontginningspatroon is nog goed herkenbaar in de Soerensche Broek.
21
Gelders Genootschap & RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2004
22
Harten, 1991, p. 33
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
74
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
Lijnen in het landschap Landmeten Vóór de zestiende eeuw beschikte men niet over nauwkeurige methoden voor landmeting. Afstanden werden door landmeters met kompas en meetketting bepaald, waarbij van punt tot punt richting en afstand werden gemeten. Vanaf de zestiende eeuw werden door cartografen nieuwe methoden geïntroduceerd, die nadien langzamerhand doordrongen tot de praktijk van landmeters.23 Bij de landmeting speelden vaste bakens in het landschap een belangrijke rol. Een bekend voorbeeld is de Onze Lieve Vrouwentoren in Amersfoort, die lange tijd als kadastraal middelpunt (Rijksdriehoeksmeting) van Nederland heeft gediend. Maar ook bij de aanleg van de Napoleontische straatwegen en de negentiende-eeuwse spoorlijnen werden zichtbare bouwwerken en landschapselementen als hulpmiddel bij het uitzetten van routes gebruikt. Ook in de Middeleeuwen werden wegen, dijken en eigendomsgrenzen gericht op vaste, in het terrein zichtbare richtpunten: kerktorens, opvallende bomen, molens en dergelijke. Uit een studie van F. Gorissen24 blijkt dat bij de inrichting van het cultuurlandschap van het Duits-Nederlandse poldergebied de Duffelt, gesitueerd tussen Nijmegen en Kleef, vanaf de 10de eeuw tot en met de 14de eeuw landmarks als richtpunt werden gebruikt. Hij wijst op de bijdrage die de analyse van deze ruimtelijke samenhang tussen landschapselementen en lijnen kan leveren aan het begrip van de chronologische opbouw van het landschap. Van lijnen die op een vast punt georiënteerd zijn, kan immers aangenomen worden dat deze later tot stand zijn gekomen dan het object waarop zij gericht zijn.
Afbeelding 50 Landmeters rond 1600
Afbeelding 51 Middeleeuwse landmeters
Lijnen in het Rhedense landschap Vermoedelijk zullen bij de vroegere inrichting van het landschap van de gemeente Rheden ook landmeters betrokken zijn geweest. In dat geval zouden de kerken van Velp, Rheden Ellecom, Spankeren en Doesburg, de windmolen in Dieren en de torens van de oude kastelen potentiële bakens zijn geweest. Over de daadwerkelijke toepassing en de sporen die hiervan nog in het landschap terug te vinden zouden zijn, is momenteel weinig bekend. Ook een eerste analyse in het kader van dit erfgoedplan heeft weinig opgeleverd. Toch zijn enkele lijnen in het landschap herkenbaar die een nadere bestudering zouden verdienen. Dierense dijk Opmerkelijk op de kaart van Van Geelkercken (1654) van het wildpark Hof te Dieren (zie afbeelding 52). zijn de rechte belijningen die de omheining heeft. Op de stuwwal zal het reliëf van invloed zijn geweest op de aanleg. Het is niet ondenkbaar dat ook vaste bakens een rol hebben gespeeld bij het uitzetten van de lijnen. In tegenstelling tot de huidige situatie waren grote oppervlakten van de stuwwal immers onbebost. Uit genoemde kaart blijkt ook dat de dijken in het rivierdal benut werden als wildwal. Van deze dijken is tegenwoordig alleen nog de Dierense dijk gedeeltelijk gehandhaafd op zijn oorspronkelijk tracé. De Ellecomse dijk bevond zich ter hoogte van de huidige snelweg. Bij de aanleg van de rechte Dierense dijk, een ingreep die gelet op de kartering voor 1654 moet
23
Boersma, T. (red.), 1995
24
F. Gorissen, 1975
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
75
hebben plaatsgevonden, had Dieren geen eigen kerk. De Dierense windmolen was reeds aanwezig, maar ligt niet in het denkbeeldige verlengde van de dijk. Bij het doortrekken van deze lijn in noordelijke richting wordt echter wel de plek gekruist waar de Hogestraat, Zutphensestraatweg en Kerkstraat samenkomen. Hier bevond zich vanouds de lindeboom van Dieren25. Zal de boom hoog genoeg zijn geweest om als richtpunt in het vlakke landschap te fungeren?
Afbeelding 52a Lindeboom in Dieren op de minuutplan uit 1832
Afbeelding 52b
25
Vaak stond in vroeger tijden op een centrale plek in het dorp een lindeboom. Deze boomsoort stond symbool voor lokaal bestuur. In verscheidene gemeentewapens is een lindeboom afgebeeld. Eerst werd er recht gesproken in de open lucht bij de lindeboom. Later werd bij de boom in veel gevallen een gemeentehuis gebouwd.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
76
Kasteel Middachten De tuinaanleg van Middachten worden gekenmerkt door een rationele, symmetrische aanleg. Een denkbeeldige hoofdas snijdt het terrein in twee nagenoeg congruente gedeelten. Opvallend is dat de hoofdrichting van het ensemble geen ruimtelijke samenhang heeft met belangrijke structuren in de directe omgeving. De ligging nabij de IJssel lijkt geen aanleiding te hebben gevormd voor een ontwerp waarin een visuele relatie met de rivier werd aangegaan. Evenmin schikt de aanleg zich naar de nabijgelegen straatweg Arnhem-Zutphen. De oprijlaan voor de omgrachte voorburcht buigt eerst af, om dwars aan te sluiten op de Middachterallee. Een mogelijke verklaring zou het gebruik van de torenspits van Doesburg als oriëntatiepunt kunnen zijn. Loodrecht op de hoofdas en door het hoofdgebouw loopt een denkbeeldige as die vrijwel exact richting de torenspits van de kerk van Doesberg wijst. Opvallend is dat deze lijn aan de andere zijde loopt over het landhuis Rhederoord. Zou bij de aanleg in 1746 het uitzicht op Kasteel Middachten en het stadssilhouet van Doesburg een uitgangspunt geweest kunnen zijn?
Afbeelding 53 Lijnen over Middachten
wildwallen Wildwallen, ook wel wildgraven genaamd, zijn door de mens gemaakte aarden lichamen, meestal met een greppel er langs, die dienden om de in cultuur gebrachte gronden te beschermen tegen allerhande loslopend wild, zoals herten, reeën, wolven en wilde zwijnen. Dit wild kon ernstige vernielingen aanbrengen aan akkers met onder andere rogge en boekweit. De overlast kon door de belanghebbenden niet worden bestreden door middel van de jacht, want die was voorbehouden aan de graven en hertogen van Gelre, later de stadhouders. De plaatselijke bevolking restte slechts een min of meer passieve afweer door het opwerpen van barrières. 26 De lage wallen werden veelal opgeworpen tijdens de ontginning van de bossen en later beplant met hakhout. De greppel die ontstond als gevolg van het opwerpen van de wal, werd in ieder geval aan de Veluwezijde gegraven, zodat het wild, om bij de cultuurgrond te komen, niet alleen de helling van de wal moest beklimmen, maar bovendien uit de greppel moest klauteren. In sommige gevallen werd op de wal een hek geplaatst. Uit verhalen komt naar voren dat bewoners in periode van wildoverlast bij 26
F.W.J. Scholten, 1998
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
77
toerbeurt op de wal de wacht hielden en dat men probeerde het wild door middel van vuren en lawaai af te schrikken. Naast deze functies fungeerde de wildwallen vaak ook als perceelsgrens. Op de Veluwe hadden de wallen nog een andere betekenis, namelijk die van stuifzandwal. Een wildwal zag er uit als een ‘normale’ houtwal, dus een wallichaam van zoden en/of zand, met daarop (eike)hakhout27 of een dichte beplanting van doornige struiken. Langs de Oude Arhnemse straatweg zijn nog enkele wildwallen te vinden. Een belangrijk restant van een wildwal bevindt zich nabij Herikhuizen. Deze wal (ongeveer 2 km in lengte) heeft zeer waarschijnlijk onderdeel uitgemaakt van een aaneengesloten wildgraaf - 12 km in lengte - die zich aan de rand van de zuidelijke Veluwezoom heeft bevonden, en die in ieder geval liep vanaf Arnhems gebied in het westen tot onder Dieren in het oosten. De precieze ouderdom van de wildgraaf is onbekend. Duidelijk is dat wildgraven in ieder geval vanaf de 16de eeuw voorkwamen. Gezien de relatief grote lengte, die de grenzen van de lokale bestuurseenheden overschreed, moet er bij de aanleg sprake zijn geweest van coördinatie, mogelijk van hogerhand. ‘Als gevolg van de oorlogsomstandigheden is de wildstand op de Veluwe in de eerste helft van de 17de eeuw sterk teruggelopen, zodat wildgraven hun functie verloren. Aan de zuidelijke Veluwezoom kwam een groot deel van de markegronden, waarop zij waren aangelegd, geleidelijk in handen van de bezitters van buitenplaatsen. Bij de aanleg en uitbreiding daarvan verdween de wildgraaf grotendeels’28. Restanten van wildgraven zijn op verschillende plaatsen nog terug te vinden. Aan de Snippendaalseweg in Nationaal Park Veluwezoom is een reconstructie van een stuk wildgraaf aangelegd. grenswallen/boswallen Boswallen liggen vaak direct langs wegen en hebben eveneens een greppel, soms aan beide kanten. Deze wallen geven in de regel een oude eigendomsgrens aan. Voor de bebossing werd het gebied door de eigenaren met behulp van walletjes in vakken verdeeld, die vervolgens werden beplant met vooral dennen. Als er later wegen werden aangelegd, werden ook die omzoomd door wallen, met daarop verschillend plantmateriaal, zoals sleedoorn, beuk, eik of hulst.29 De Oude Arnhemseweg vormt nog een oude eigendomsgrens waarlangs (wild- en) grenswallen te vinden zijn.
Afbeelding 54 Boswal langs de Schapenallee nabij Laag Soeren
27
www.landschapsbeheer.com
28
F.W.J. Scholten, 1998, p. 59
29
www.landschapsbeheer.com
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
78
oude bossen maalbossen en hakhout Sommige bossen zijn al van zeer oude datum. Dit geldt in ieder geval voor delen van de bossen van de Rheder- en Worth-Rheder heide, waaronder de Onzalige Bosschen, de Middachter Bosschen en de Essop. Deze bossen behoorden vroeger tot de markegronden en bestonden voornamelijk uit eiken (opgaand en hakhout), beuken en in mindere mate berken. Bos dat al zeer lang door de marken werd geëxploiteerd, de zogenaamde malebossen of maalbossen, bevinden zich in het noordelijk gedeelte van de bosgebieden Hagenau, de Onzalige bossen, het Asselt en de landgoedbossen op de helling. Het betreft grote oppervlakten eiken-berkenbos van een rijker type. In het Achterste Schaddeveld ligt een stuk oud eikehakhout dat als relict van de oorspronkelijke begroeiing kan worden beschouwd.30 De maalbossen waren stukken natuurwoud die de gerechtigden gezamenlijk exploiteerden voor het winnen van brand- en timmerhout. Een maal per jaar vond de houtdeling plaats. Op deze deeldag, waarbij ieder jaar op een vanouds aangewezen plek in het bos een feestelijke bijeenkomst plaatsvond, werd aan iedere gerechtigde zijn deel toegewezen, dat wil zeggen een bepaald aantal stammen. De te verdelen bomen waren van tevoren door de holtrichter (hoofd van een maalschap) en de gezworenen of deellieden (dagelijks bestuur) gemerkt met een bosbijl of een merkijzer. De toewijzing geschiedde met behulp van loting.31 De stammen van hakhoutstoven leverden in het verleden, afhankelijk van de boomsoort, talloze gebruikmogelijkheden op. Eiken werd onder meer gebruikt als looistof en brandhout, wilgen voor het vlechten van manden en matten. Allerlei boomsoorten leverden hout voor bast voor vezels en het blad diende als wintervoer voor vee. Ook werd, vooral van zachte houtsoorten, houtskool gemaakt. Op de Veluwe hield de houtskoolproductie vermoedelijk verband met de komst van ijzersmelterijen, en de noodzaak van hoge temperaturen daarbij. Volgens Ludwig & Maes 32 zijn in het Nederlandse landschap tal van restanten van hakhoutbos, houtwallen met hakhout en individuele stoven te vinden. Inmiddels is met behulp van een ontwikkelde veldmethode33 ongeveer 50% van Nederland in kaart gebracht. Bij de inventarisatie wordt gebruik gemaakt van een vergelijking met oude topografische kaarten en diverse bosindicatoren. Het zou interessant zijn om met behulp van deze methode een overzicht van hakhoutrelicten in de gemeente Rheden op te stellen. particulier bosbezit Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw werd in toenemende mate bos aangeplant, aanvankelijk met name ten behoeve van de jacht van de grote kasteelheren op Rozendaal, Middachten en de Hof te Dieren (zie tekstkader Wildpark ‘Hof te Dieren’). Ook oude maalbossen werden daarbij omgezet in particulier bosbezit. Over het Middachterbosch schreef jonkheer Mr. A.H. Martens van Sevenhoven: ‘Ook het Middachterbosch is een maalbos geweest. In 1648 was het echter reeds het eigendom van den heer van Middachten. In dat jaar toch begon prins Willem II met den aanleg van zijn wildbaan te Dieren, ten behoeve waarvan de heer van Middachten een gedeelte van het Middachterbosch en van het aangrenzende bosch Tasselt ter beschikking 30
Gemeente Rheden, 1991
31
Jhr. Mr. A.H. Martens van Sevenhoven, 1924
32
Ludwig & Maes, 2006
33
Maes, 1993; Maes, 2003
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
79
van den prins stelde. De geërfden in het Onzalige Bosch en het Ellekommerbosch deden den prins destijds al hunne rechten over. Er zijn meer sporen van oude boschmaalschappen in Veluwezoom te vinden, echter deze moeten reeds vóór langen tijd in heide of akkerland zijn veranderd.’34
Een deel van de landgoedbossen werd omgeven door een wildwal. In tegenstelling tot dit tegen wild beschermde parkbos hadden de onderdelen die buiten de wildwal vielen een belangrijke productiefunctie.35 Volgens Jhr. Dr. A.H. Martens van Sevenhoven36 blijkt uit het kohier der verponding of grondbelasting dat omstreeks 1650 betrekkelijk weinig particulieren in Gelderland aangeslagen werden wegens bosbezit. Bij de meeste kastelen vond men opgaand hout. Bij enkelen, waaronder Middachten, behoorden natuurbossen die werden geëxploiteerd voor de winning van brand- en timmerhout. Bosaanleg op de woeste gronden vond toentertijd nog niet plaats. Sierbossen, veelal in de vorm van sterrenbossen aangelegd, zijn in de tweede helft van de 17de eeuw in zwang geraakt en werden in de 18de eeuw bij de meeste adellijke huizen gevonden. Deze bossen werden ontsloten door padenstelsels, soms in opmerkelijke patronen, zoals rond de Carolinaberg (stervormig) en de Prins Willemberg (Wagenwielvormig) bij Dieren. Ze werden naar een ontwerp aangelegd en men plantte er verschillende soorten opgaande bomen in, om zodoende een schaduwrijke en beschutte wandelplaats bij het huis tot stand te brengen. Niet alleen bij de kastelen en adellijke huizen werden sierbossen aangelegd. Door het Gelderse patriciaat werden, in navolging van de Hollandse regenten, in de 17de en vooral de 18de eeuw buitenplaatsen gesticht. Bij veel buitenplaatsen werden sierbossen aangeplant. Bosaanplant in de 19de eeuw De aanleg en ontwikkeling van bossen kreeg een nieuwe impuls door de markeverdelingen in de 19de eeuw. Een andere oorzaak dat grote delen van de gronden op de stuwwallen werden bebost, was gelegen in het veranderen van het landbouwsysteem. Het heidegerichte systeem verloor betekenis door de introductie van kunstmest. Bij de grootschalige ontginning van de voormalige heidegronden vond bosaanplant plaats ten behoeve van de mijnbouw. Ook werd rond deze tijd het particulier bosbezit nog uitgebreid. Zo werd het bos van Beekhuizen, dat behoorde bij kasteel Biljoen, aan het begin van de 19de eeuw aan de heide onttrokken. Op de erfgoedkaart zijn de toponiemen van genoemde bossen opgenomen. In dit kader is geen nader onderzoek gedaan naar de exacte begrenzing van de bossen en de mate waarin het bodemgebruik in de loop der tijd continu is geweest. Voor een overzicht van bosrelicten, heiderelicten, cultuurlandrelicten wordt verwezen naar het ‘Rapport van het Veluweonderzoek’ 37 en de daarin opgenomen ‘Cultuurhistorische relictenkaart van de Veluwe’ (1870-1970). Hoewel de betreffende studie dateert uit het eind van de jaren zeventig, kan aangenomen worden dat de inrichting van het gebied (met als uitzondering de dorpsuitbreidingen) in hoofdlijnen onveranderd is gebleven.
34
Jhr. Mr. A.H. Martens van Sevenhoven, 1924
35
Bijlsma, 2002
36
Jhr. Mr. A.H. Martens van Sevenhoven, 1924
37
S.M. ten Houte de Lange (red.), 1977
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
80
Wildpark ‘Hof te Dieren’ Jacht heeft lange tijd een belangrijke bijdrage geleverd aan de samenstelling van een gevarieerd menu. Reeds in de Middeleeuwen was de wildstand zodanig bedreigd dat speciale gebieden werden aangewezen waarin jachtwild beschermd en soms zelfs gefokt werd. In de historische literatuur komen we deze gebieden tegen onder namen als foreest, warande, haag, diergaard, wildbaan en wildpark. Door de eeuwen heen is jacht geassocieerd met de hoogste maatschappelijke klasse. In de Vroege Middeleeuwen waren foreesten - juridisch afgebakende gebieden waar de landsheer het gebruikrecht had over bos, grasland, bouwland en water - veelal koninklijk bezit. In de loop van de Middeleeuwen kregen hertogen, graven en meer en meer lokale edelen de beschikking over dergelijke gebieden. Anders dan de vroegmiddeleeuwse foreesten lagen de latere wildparken vrijwel allemaal naast een kasteel of adellijk huis. Het belang van de Veluwe als jachtgebied blijkt uit de ring van ‘wildforstersgoederen’ om het centrale stuwwallengebied. De grote wildwallen aan de buitenzijde van de Veluwe zijn wel in verband gebracht met de grote hoeveelheid wild op de Veluwe, die een bedreiging vormde voor het boerenland in de omgeving. Ook de gemeente Rheden kende in het verleden verschillende wildparken. Op een 18de-eeuwse kaart (De Hottingerkaart) staat bij het huis Biljoen het toponiem ‘Diergaarden’ aangegeven (afbeelding 55).
Afbeelding 55 Uitsnede Hottingerkaart - op deze kaart staat nabij het huis Biljoen het toponiem ‘Diergaarden’ vermeld Het meest bekend is evenwel de wildbaan bij het Hof van Dieren. Nadat hij het landgoed in 1647 had gekocht liet Stadhouder Willem II een gebied van ongeveer 1200 ha omheinen. De manshoge, houten schutting van ongeveer 20 km lang (3½ uyr gaens) kostte destijds ƒl. 20.000. Het gebied werd doorsneden door de weg van Arnhem naar Zutphen. Bij Dieren aan de oostzijde en bij Avegoor aan de westzijde werden houten poorten geplaatst, ontworpen door de beeldsnijder Casar Stolzenbusch uit Arnhem. Deze poorten zullen waarschijnlijk permanent zijn bewaakt. Aan de
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
81
noordzijde van de weg werd bovendien een binnenraster van planken aangebracht. Binnen de wildbaan lagen bossen, heidevelden, weilanden, drinkpoelen en zelfs een deel van de Dierense enk. De beschikbare gegevens wijzen erop dat er driehonderd geïmporteerde herten (edelherten, mogelijk ook damherten) binnen de perken bleven. 38 Ook reeën, vossen en hazen of konijnen kwamen binnen de omheining voor. Het onderhoud blijkt erg veel tijd en geld te hebben gekost, vooral waar de omheining door een stuifzandgebied loopt. De omheining is in 1652 ingekort, waarbij de enk buiten de omheining kwam te liggen en rond 1660 afgebroken. Er zijn geen aanwijzingen dat de volgende stadhouder, Willem de III, de wildbaan in Dieren herstelde. Hij was een verwoed jager die hield van de parforcejacht (jacht met brakhonden), die zich uitstrekte over uitgebreide gebieden. Willem III liet een heel systeem van jachtwegen (de ‘Koningswegen’) over de Veluwe aanleggen.
Afbeelding 56 De ‘Wiltbaen ofte Perck’ bij het Hof te Dieren, afgebeeld door N. van Geelkercken (in: Van Slichtenhorst, 1654). De omheining van palen is duidelijk zichtbaar. Vanuit twee uitzichtheuvels (waarvan een met een ‘lusthuys’ zijn radiaire padenpatronen te zien; zowel de heuvels als de padenpatronen zijn nog altijd aanwezig. Water was aanwezig in poelen, die als ‘weyer’ of ‘fontein’ zijn aangegeven.39 Tussen 1757 en 1763 werd in opdracht van prinses Anna van Hannover in het heidelandschap aan de Veluwezijde bos aangeplant. In dit bosgebied, de Plantage, zijn de Carolinaberg en de Willemsberg gesitueerd. Beide bergen zijn vernoemd naar de kinderen van prinses Anna en stadhouder Willem IV. Na de inval van Nederland door de Fransen in 1795, en de daarmee samenhangende val van Willem V, ging het goed deel uitmaken van de Nationale Domeinen. Onder de Fransen brandde het Hof van Dieren op 19 februari 1795 volledig af, waarna een periode van verwaarlozing aanbrak.40
38
L. ten Houte, 2005
39
ontleend aan H. Renes, 2005
40
L. ten Houte, 2005
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
82
oude dijken en kaden In de uiterwaarden van Het Broek, de Havikerwaard en de Beimerwaard lijken taluds te wijzen op restanten van oude bedijkingen; de wegen zijn gelegd op oude dijklichamen. De tegenwoordige dijken staan dicht langs de oevers van de rivier. De Brinkweg te WorthRheden is ook een oude grens(dijk)weg op de grens van hoog en laag gelegen gronden. In het kader van dit erfgoedplan is door middel van kaartinterpretatie een verkennende inventarisatie van oude dijken en kaden in de gemeente Rheden uitgevoerd. De topografische kaart van rond 1900 is daarvoor vergeleken met de huidige topografische kaart. Daarbij is gelet op de mate waarin het huidige tracé overeenkomt met het oude tracé. Op de erfgoedkaart zijn de ongewijzigde onderdelen weergegeven. pollen In het rivierdal van de IJssel zijn in het verleden verschillende kunstmatige ophogingen aangelegd. Deze solitaire, verhoogde woonplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd worden pollen genoemd. Een toponiem dat hiernaar verwijst is ‘De Pol’ in de Havikerwaard. Bij de kartering is uitgegaan van de ‘Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000’41, waarop de opgehoogde woon- of vluchtplaatsen met een hoogteverschil van 0,5-1,5 meter zijn opgenomen. landgoederen, kastelen en landhuizen Langs de Zuidelijke Veluwezoom is een strook landgoederen gelegen, vergelijkbaar met de landgoederenzones die te vinden zijn in Vechtstreek en de duinzoom bij Den Haag. De cultuurhistorische waarde die de aanwezige parken en tuinen vertegenwoordigen ligt onder andere besloten in de landschapsarchitectonische ontwerpen waarin natuur en cultuur integraal benaderd zijn. Met name bij de oudere landgoederen bleef de invloed op de omgeving niet beperkt tot park- en tuinaanleg rondom de bebouwing, maar strekte de inrichting en ruimtelijke verschijningsvorm zich uit tot in de bossen op de stuwwallen en de broekgronden en uiterwaarden in het rivierdal.42 De landgoederen hebben dan ook voor een belangrijk deel het aanzien, de inrichting en ontwikkeling van de gemeente Rheden bepaald. De landgoederen behoorden bij adellijke huizen, dat wil zeggen kastelen en buitenplaatsen.43 Middachten, Overhagen, De Geldersche Toren en (mogelijk) Biljoen zijn van oorsprong verdedigbare kastelen uit de Late Middeleeuwen of kort daarna. De overige huizen zijn landhuizen (buitenplaatsen) en dateren hoofdzakelijk uit de Nieuwe Tijd. Het betreft: huis Daalhuizen, huis Larenstein, huis Overbeek, huis Nederhaag (Den Haag) en huis Ommershof te Velp, huis de Kruishorst en huis De Brinck te Worth-Rheden, huis Scherpenhof en huis Heuven te Rheden, huis Rhederhof te Rheden , huis Rhederoord te De Steeg, huis Bockhorst te Spankeren en huis Laag Soeren te Laag Soeren. Een bijzondere positie neemt de Hof te Dieren in. Deze zeer uitgestrekte 17de-eeuwse buitenplaats was van oorsprong een laat-middeleeuwse commanderie van de Duitse Orde (een geestelijke ridderorde). Bijzonder was ook het door de stadhouder en koning Willem III gebouwde 17de41
Stiboka, 1985b
42
Gemeente Rheden, 2006
43
Gezien de grote hoeveelheid beschikbare informatie is ervoor gekozen om de ontwikkeling in de bouwkunst van de kastelen en landhuizen op deze plaats slechts summier aan te geven. Voor een overzicht wordt verwezen naar de rapportage van de betreffende Rijksmonumenten en de rapportage van het MIP.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
83
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
eeuwse jachtslot op de Rouwenberg. “Het jachtslot van de Oranjes werd in 1795 door Franse troepen gesloopt. Een eveneens op de Rouwenberg gelegen Chinese Koepel werd in brand gestoken. In 1838 kocht de heer A.F. Bouricius uit Arnhem de gehele Dierense plantage. Op de Rouwenberg liet hij een groot landhuis bouwen, ‘Bouwerszathe’ genaamd. De aankoop van het grote landgoed bracht de heer Bouricius in financiële problemen waardoor hij genoodzaakt was de Rouwenberg met Bouwerszathe te verkopen. De Rouwenberg met het landhuis kwam in het bezit van de heer J.P.J.T Brantsen, eigenaar van Rhederoord. Brantsen liet het landhuis Brouwerszathe met bijgebouwen in 1858 slopen. Tegenwoordig is op de top van de Rouwenberg een groot plateau te zien met daarop twee verhogingen. Op de verhoging aan de noordzijde stond eens het jachtslot van de Oranjes, op de verhoging aan de zuidzijde bevond zich een Chinese koepel, in de midden bevindt zich nog een kelder van het landhuis Brouwerszathe.’44 Een landgoed bestaat uit een ensemble van afzonderlijke elementen. Al dan niet aanwezige onderdelen van een landgoed zijn: een landhuis, koetshuis, poorthuis, stallen, theekoepel, ijskelder, oranjerie, kweekkassen, tuinmuren, slangenmuren, hekwerken, grachten, beken, vijvers, drinkpoelen, paden, lanen, boomgroepen, solitaire bomen, doolhoven, openluchttheaters, sterrenbossen, beelden, tuinornamenten, grenspalen, belvedères en zichtassen. Op een domein bevinden zich vaak ook boerderijen. De gronden rondom het huis zijn onder te verdelen in categorieën als moestuin, siertuin, kruidentuin, gazon, park, landerijen en productiebossen. De ensemblewaarde van de elementen is in veel gevallen mede verbonden met het tuin- en landschapsarchitectonisch ontwerp dat ten grondslag ligt aan de inrichting. Er is voor gekozen om niet alle bovengenoemde onderdelen afzonderlijk weer te geven op de Erfgoedkaart. Op deze kaart zijn de contouren van de landgoederen opgenomen zoals deze op de ‘Contourenkaart landgoederen’ van de nota ‘Advies Monumentencommissie Rheden discussienota Structuurvisie’ staan aangeduid. Voor de landgoederen Hof te Dieren, Middachten, Biljoen en Valkenberg geldt dat uitgegaan is van de concept-kaarten die behoren bij de redengevende omschrijvingen van deze buitenplaatsen door de Rijksdienst voor de Monumentzorg45. De reden dat slechts de contouren worden aangegeven houdt verband met de beschikbare informatie. Voor het merendeel van de landgoederen geldt dat een gedetailleerde studie naar ruimtelijke ontwikkeling, ontwerp en inrichting thans niet voorhanden is. In hoofdstuk 8 wordt nader ingegaan op de noodzaak om in de toekomst nader onderzoek naar dit onderwerp uit te voeren. Buitenplaatsen en tuin- en landschapsarchitectuur Het begrip buitenplaats is een term die pas werd gebruikt in de loop der 18de eeuw, toen al gedurende meer dan een eeuw buitens werden gesticht door welgestelde stedelingen. De eerste buitenplaatsen ontstonden in de Late Middeleeuwen, toen kastelen werden omgevormd tot adellijke woonhuizen. Eén van de vroegste voorbeelden is de Gelderse Toren bij Dieren, die in 1535 door de laatste hertog van Gelre werd herbouwd. In tegenstelling tot de middeleeuwse kastelen en hofsteden, waarbij de nadruk lag op de verdedigbaarheid, werd de buitenplaats gebruikt als plaats om korte of langere tijd te vertoeven. Vanaf de 16de eeuw werden de eerste nieuwe buitenplaatsen gesticht. Verschillende edellieden in West-Nederland, Groningen, Overijssel en Gelderland lieten huizen buiten de stad neerzetten, eerst vooral in Renaissancestijl,
44
Gemeente Rheden, 2004
45
Rijksdienst voor de Monumentenzorg: kaart behorende bij de redengevende omschrijving van complex historische buitenplaats Valkenberg/ Middachten/Hof te Dieren/ Biljoen, z.p., 2005
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
84
later in de stijl van het Hollands Classicisme. Het begrip ‘buitenplaats’ dient niet verward te worden met een landgoed. Onder het laatste wordt een geheel of gedeeltelijk met bossen of andere houtopstanden bezet terrein verstaan, dat omwille van natuurschoon behouden en beheerd wordt. Een buitenplaats kan deel uitmaken van een landgoed. Kenmerkend voor buitenplaatsen is dat het (eventueel thans verdwenen) versterkte huis, kasteel, buitenhuis of landhuis wordt omgeven door een tuin- en/of parkaanleg. Typisch voor de tuin- en landschapsarchitectuur die van de Middeleeuwen tot omstreeks 1760 werd toegepast, waren ontwerpen met geometrische vormen, zoals het vierkant, de rechthoek, de cirkel en combinaties daarvan. De grote parken van landgoederen, veelal jachtbossen, hadden rechte lanen en sterrenbossen. Na 1760 kregen tuinen en parken slingerende lanen, slingersloten, slingervijvers en heuvels. Deze vorm van aanleg staat bekend als de landschapsstijl of Engelse tuinstijl. Vooral aan het begin van de 19de eeuw zijn veel geometrisch ingerichte landgoederen omgevormd in de landschapsstijl. In dit tekstkader zijn drie Rhedense voorbeelden opgenomen die de ontwikkeling die de tuin- en landschapsarchitectuur. Middachten Een voorbeeld van een geometrische tuinaanleg is de tuin van Middachten. Deze werd omstreeks 1694 ontworpen, vermoedelijk door Jacob Roman en de Fransman Daniel Marot. De stijl waarin deze tuin oorspronkelijk is aangelegd, wordt aangeduid als ‘Frans beïnvloed Classicisme’. Opvallend zijn de symmetrie en de indeling in vierkante vlakken. Dit laatste is kenmerkend voor het Hollands Classicisme, die als basis een rechthoek, oftewel een ‘dubbel vierkant’ met twee ingeschreven cirkels hanteerde en zich baseerde op de ideale maten, zoals Vitruvius deze beschreven had. Rond deze tijd vonden evenwel de ideeën van de Franse tuinarchitect André Le Notre (1613-1700) ook in de Nederlanden steeds meer navolging. 46 De Franse invloed op het ontwerp van de tuin van Middachten vertoonde zich in de vorm van de afsluiting van de waterpartij in de centrale as, die tot buiten de tuin reikt en als het ware een gelobde afsluiting van de vijver vormt.47
Afbeelding 57 Het kasteel Middachten met tuin - Frans geïnspireerd Classicisme
46
H. Rottier, 1988
47
L. Albers, 1997
48
http://www.kasteleningelderland.nl
49
B. Zijlstra, 1991
50
http://www.twickel.nl
51
B. Zijlstra, 1991
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
85
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
De huidige aanleg van de kasteeltuin stoelt voor een groot deel op een ontwerp van Hugo Poortman uit 1901, hoewel R.E. André, de zoon van Poortmans leermeester Edouard André, in 1908 diverse wijzigingen heeft aangebracht in het plan. Opvallend is de sterke verdeling in vlakken rondom het kasteel. Elk onderdeel van deze geometrisch aangelegde tuin is een tuin op zichzelf. Het omliggende landschapspark wordt erbij betrokken door middel van vergezichten vanuit het gebouw en doorzichten vanuit het geometrisch deel. In de loop van de 20ste eeuw zijn veel onderdelen van de rechtlijnige tuin vereenvoudigd of zelfs geheel veranderd.
Afbeelding 58 Parkaanleg kasteel Middachten naar ontwerp van Poortman Hof te Dieren Het laat-middeleeuws huis Hof te Dieren werd onder de stadhouder-koning Willem III verbouwd door de koninklijke architect Jacob Roman. Het hoofdgebouw en de twee vleugels omsloten een ruim binnenplein. De tuin werd aangelegd in een streng mathematische stijl, verlevendigd door fonteinen en vijvers.48
Afbeelding 59 Hof te Dieren
Afbeelding 60 Tuinaanleg Hof te Dieren
Eind 1823 werd in opdracht van Marie-Cornelié gravin van Wassenaer van Twickel begonnen met de aanleg van het park in romantische Engelse landschapsstijl, naar ontwerp van de tuinarchitect Jan David Zocher (1791-1870). In 1877 maakte de landschapsarchitect Edouard Petzold (1815-1891) een ontwerp voor de reorganisatie van de Hof te Dieren. Kenmerkend zijn de zichtlijnen vanaf het huis en vanaf paden, het doelmatige en natuurlijke verloop van de paden en de lobbenvormige beplanting.49 Het oude jachtslot (Willem II en Willem III) brandde reeds in 1795 af. Het door Barones van Heeckeren gebouwde landhuis werd in de Tweede Wereldoorlog (1945) door brand verwoest. De parkaanleg door Zocher en Petzold is evenwel nog duidelijk herkenbaar.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
86
Afbeelding 61 Ontwerp tuinaanleg Hof van Dieren door Petzold, 1877 Een bijzonder relict op het landgoed Hof te Dieren is de ten dele gerestaureerde tuinmuur. ‘De muur is gedeeltelijk opgebouwd uit een binnen- en een buitenmuur met een luchtspouw daartussen. Deze 'warmtemuur' had als voordeel dat het leifruit, dat er tegenaan stond, in het voorjaar mooi op temperatuur bleef. Dankzij deze constructie wordt handig gebruik gemaakt van de natuur; de opgevangen zonnewarmte wordt via luchtcirculatie verspreid door de hele muur. Er zijn zelfs buizen gevonden die erop wijzen dat de lucht in de muur werd opgewarmd in tijden van dreigende nachtvorst in het voorjaar.’50 villa klein duimpje De tuinaanleg rondom de villa Klein Duimpje uit 1909 (zie afbeelding 29) is van de hand van de vermaarde Nederlandse tuinarchitect Leonard Anthony Springer (1855-1940). Aanvankelijk werkte hij in de trant van de Engelse landschapsstijl, met gebogen vormen, kunstmatige rotspartijen en kleurrijke mozaïeken. Zijn tuinontwerpen waren romantisch, erop gericht om emoties op te roepen. Kenmerkend voor de ontwerpen die Springer na 1907 maakte, was de nadruk die binnen het ontwerp gelegd werd op de eenheid van stijl van huis en tuin en landschap daaromheen. De zogenaamde nieuw-architectonische stijl die hij hanteerde, combineerde hij met een mengeling van stijl-ontwerpen van de tuinkunst uit het verleden.51
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
87
Lanen In de gemeente Rheden zijn veel (restanten van) lanenstructuren te vinden. De lanen maken veelal deel uit van de (voormalige) landgoederen. De lanen worden op deze plaats als afzonderlijke categorie benoemd, daar het elementen zijn die zeer kenmerkend zijn voor het historisch cultuurlandschap van de gemeente Rheden. Lanen zijn wegen die aan weerszijden beplant zijn met bomen. Op de Veluwe bestaat de laanbeplanting uit boomsoorten als beuk, eik, plataan en kastanje. Van oorsprong werd bij de aanplant vaak uitgegaan van een onderlinge afstand van één Rijnlandse Roede. Deze oude lengtemaat komt overeen met 3,78 meter. De (restanten van) lanenstructuren die weergegeven zijn op de Erfgoedkaart, zijn overgenomen van de Cultuurhistorische Gebiedsbeschrijving Gemeente Rheden 52 . Bij toekomstig onderzoek naar ruimtelijke ontwikkeling, ontwerp en inrichting van de landgoederen verdienen de lanen bijzondere aandacht. Philmon en Baucis In de gemeente Rheden staan verschillende monumentale bomen. Twee eeuwenoude eiken, die in het gebied Klein Zwitserland staan, hebben een bijzondere naam: Philemon en Baucis. De namen zijn ontleend aan een Griekse mythe. Philemon en Baucis vormden een oud echtpaar, dat ondanks hun armoede de als reizigers vermomde goden Zeus en Hermes gastvrij ontvingen. Buren, die de deuren gesloten hielden voor de reizigers, werden door de goden gestort in rampspoed. Philemon en Baucis werden echter beloond. Hun armzalige huisje veranderde in een indrukwekkende tempel. Ook mochten zij een wens doen. De wens die het echtpaar prevelde was om voor de korte tijd dat ze nog zouden leven, priesters in de tempel te laten wonen, om vervolgens samen te sterven. Zo geschiedde. Op een dag, toen zij samen voor de ingang van de tempel knielden, schoten uit hun hoofden groene twijgen, hun voeten veranderden in wortels die stilaan in de grond drongen. Na een tijd werden ze indrukwekkende bomen. Philemon werd een eik en Baucis een linde. En eigenlijk leven ze nu dus nog.53 Detail is evenwel dat de Rhedense Baucis een eik is in plaats van een linde.
Contour van het Schaddeveld Voor een beschrijving van dit legenda-item wordt verwezen naar de paragraaf over ‘grenspalen’. Groeve Ten behoeve van de verhoging van de bodem bij de bouw van woningen en de aanleg van wegen werd nabij de dorpen zand gewonnen. De hele Veluwe, maar zeker de zuidrand, is vergeven van de afgravingen. In de gemeente Rheden zijn aan de rand van de stuwwal verscheidene groeves te vinden. Voorbeeld van oude zand- en leemafgravingen zijn het Zandgat nabij de Diepesteeg, de groeve op Beekhuizen langs de Ossendaalseweg, De Stikke Trui op Heuven, het zandgat van Middachten aan de Diepesteeg, de afgraving in het dorp Rheden tussen de Havelandseweg en Veerweg, de leemafgravingen bij het Enge Land en de zand- en leemafgravingen achter De Valkenberg.54 52
Gelders Genootschap & RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2004
53
http://users.pandora.be
54
Met dank aan dhr. W. de Wit
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
88
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
Afbeelding 62 Het onderschrift van deze foto luidt ‘Rheden. Zandverstuiving’. Gezien de vorm van de heuvel, de begroeiing en het te ontwaren karrenspoor betreft het echter een zandgroeve. De foto toont de Stikke Trui aan de Snippendaalseweg.
Afgraving In de Haviker- en Beimerwaard zijn uitgestrekte terreinen afgegraven. De klei werd gebruikt voor de steenfabricage. Het landschap ter plaatse wordt gekenmerkt door een lage ligging. Voor een beschrijving van de steenfabricage in de gemeente Rheden wordt verwezen naar de paragraaf over ‘steenfabrieken’. 7.2.5
Stedenbouw
historische dorpskern (omstreeks 1850) Op de erfgoedkaart zijn de verschillende historische dorpskernen weergegeven zoals deze rond 1850 aanwezig waren. Op de kadastrale minuutplans van 1832 is te zien dat in de dorpen De Steeg, Ellecom, Spankeren en Worth-Rheden geen sprake was van aaneengesloten bebouwing. Deze dorpskernen bestonden uit een verzameling afzonderlijke gebouwen die relatief geconcentreerd rondom kerk of kapel gelegen waren. Blijkens de kadastrale minuutplan van 1832 vormde de nederzetting Laag Soeren destijds nog steeds min of meer een enclave op de heide. Het hart werd gevormd door huis Laag Soeren.55 historische lintbebouwing langs Straatweg/Spoorbaan De straatweg en de spoorlijn, beide aangelegd in de 19de eeuw, hebben een belangrijke invloed gehad op de ruimtelijke ontwikkeling van de verschillende dorpen. Zo leidde de aanleg van de Arnhem-Zutphense Straatweg tot de bouw van vele buitenplaatsen, villa’s en pensions. Langs het spoor ontstonden in de dorpen bebouwingslinten, waaronder de nodige villa’s te Velp. Jerusalem (oud buurtschap) Ten noorden van Velp lag aan de Rozendaalse beek een afzonderlijk buurtje dat op de kadastrale minuutplan van 1832 wordt aangeduid als de buurschap Jerusalem. De kern van 55
De begrenzing van de historische dorpskernen is overgenomen uit de rapportage ‘Cultuurhistorische Gebiedsbeschrijving’; Gelders Genootschap & RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2004
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
89
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
het buurtje werd gevormd door een tweetal papiermolens. Op de plek van de Benedenste molen - in de 16de eeuw een oliemolen - staat thans ongeveer de villa Klein Molenbeke. Ook van de - kort na 1600 gebouwde - tweede papiermolen bleef weinig herkenbaars over. Na de beëindiging van de papierfabricage omstreeks 1866 was er overigens enige tijd een grutterij gevestigd. De beek werd in 1967 overkluisd. In Jerusalem is onder meer het voormalige café Laros te vinden met een gaaf bewaard gebleven interieur van omstreeks 1900 (inclusief wandschilderingen). Als gevolg van de latere uitbreidingen - hoofdzakelijk villabouw - raakte Velp-Noord vrijwel geheel volgebouwd, waarbij de buurt Jerusalem in de bebouwde kom werd opgenomen. Worth-Rheden (gehucht) Worth-Rheden is een gehucht dat gelegen is ten westen van Rheden. Omstreeks het midden van de negentiende eeuw bestond de nederzetting uit een kleine verzameling boerderijen en huizen die langs de Groenestraat gesitueerd waren. In Worth-Rheden bevond zich huis De Brinck (Den Brink). Op de kadastrale minuut van 1832 is een bijzondere ronde vorm in het landschap te onderscheiden rondom dit landhuis (zie navolgende afbeelding). Dit zou kunnen duiden op een zeer oude oorsprong van deze plek. Het is niet duidelijk of het toponiem brink verwijst naar de oorspronkelijke betekenis van ‘rand’: een stuk weiland gelegen aan de rand van een gehucht dat dienst deed als verzamelplaats voor het vee.56 Mogelijk gaat het om een ringwal uit de Vroege of Late Middeleeuwen. In ieder geval is het zeer aannemelijk dat de oorsprong van de nederzetting Worth-Rheden samenhangt met deze plek.
Afbeelding 63 Wort-Rheden omstreeks 1832. Rondom huis Den Brink is een ronde vorm in het landschap herkenbaar waarvan de oorsprong onbekend is. De (bron: Stichting Werkgroep Kadastrale Atlas Gelderland, 2001)
56
Volgens dhr. W. de Wit van de Oudheidkundige Kring Rheden-Rozendaal heeft ‘brink’ in deze regio van Nederland de betekenis van verhoogde plaats of vluchtplaats voor het vee bij hoog water.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
90
villaparken In het verlengde van de ontwikkeling die de landgoederen in de loop der eeuwen hebben doorgemaakt, ontstond de laatste twee decennia van de 19de eeuw een nieuw fenomeen: villaparken. Deze waren bestemd voor diegenen die graag buiten de stad wilden wonen, maar zich geen echte buitenplaats konden permitteren. De villa’s lagen bij elkaar temidden van een park. In Velp werden in het begin van de 20ste eeuw grootschalige woonuitbreidingen gerealiseerd in de vorm van villaparken. De vrijgekomen terreinen die ter beschikking kwamen na het uiteenvallen van landgoederen werden benut voor de bouw van villa’s. Zo was Overbeek het eerste landgoed in Velp dat in een villapark werd omgezet, gevolgd door villapark “Ma Retraite” op voormalig landgoed Schoonenberg. 57 Op de erfgoedkaart worden de villaparken Overbeek, Rozenhof en Athlone aangeduid.
Villapark Overbeek In de MIP-rapportage wordt de villawijk Overbeek aangeduid als bijzonder gebied, een kwalificatie die mede gebaseerd is op de samenhang in de (steden)bouwkundige structuur. De villawijk wordt als volgt getypeerd: ‘Villapark op voormalig landgoed Overbeek, ontwikkeld in de periode rond 1910. Bij de verkaveling is duidelijk rekening gehouden met de oorspronkelijke padenstructuur van de tuin van het landgoed. Eveneens zijn de waterpartijen en vijvers van de tuin ingepast in de opzet van het villagebied. De villa’s (ca. 1900) laten deels karakteristieken zien van de NeoRenaissance, de Jugendstil en de Chaletstijl. Enkele middenstandswoningen dateren uit het 2e kwart van de twintigste eeuw. In de vijver staat een rietgedekte muziektent uit 1921.’58 De initiatiefnemer van de realisatie van dit eerste villapark van Velp was de in Velp en omgeving werkzame architect Willem Honig (1855-1927). In 1900 werd de N.V. Villapark Overbeek opgericht met Honig als directeur. De tuin- en landschapsarchitect Hugo A.C. Poortman ontwierp het villapark. Kenmerkend zijn de centraal gelegen open ruimte met vijverpartij en omringend groen en het stelsel van gebogen wegen, zorgvuldig begeleid door statige vrijstaande en geschakelde villa’s op ruime kavels. Enkele fraaie villa’s zijn “Lindenhof”, in 1910 gebouwd naar ontwerp van de Haarlemse architect J. London, en “Vijverberg” van architect J.W. ter Bruggen, eveneens uit 1910.59
Villapark Athlone Het Villapark Athlone ligt in Ellecom en werd omstreeks 1930 gerealiseerd. ‘De ruime, groene opbouw van het villapark sluit aan bij de plantsoenen langs de Selsweg, nabij de Bernhaldelaan en de beplanting van landgoed Avegoor. Kenmerkend zijn de brede, gebogen, met klinkers bestrate Laan van Avegoor en Laan van Athlone met hun groene bermen en laanbeplanting in de vorm van eiken. De veelal in een landhuisstijl opgetrokken villa’s werden gesitueerd op ruime kavels en vormen een samenhangend geheel. De ruime opzet van het villapark wordt versterkt door de achter de villa’s gelegen plantsoenen, waarin verschillende monumentale oude bomen zijn te vinden, wellicht restanten van het oorspronkelijk landgoed Avegoor.’60
57
Gelders Genootschap& RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2004
58
Stichting MIP-Gelderland, 1991
59
Gelders Genootschap & RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2004
60
Gelders Genootschap & RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2004
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
91
Ma Retraite Dit tweede villapark van Velp heeft minder allure dan Villapark Overbeek en is om die reden niet aangegeven op de erfgoedkaart. ‘Het werd in 1903 aangelegd op het terrein van landgoed Schoonenberg. Het in 1929 afgebroken huis Schoonenberg, later omgedoopt tot “Ma Retraite”, was in het begin van de 19de eeuw gebouwd door de kunstschilder Taco Scheltema (1760-1837). Na het overlijden van de laatste eigenaar Ch. van Roosemale Nepveu werd het 7000 m2 grote landgoed verkocht aan de “Maatschappij tot Exploitatie van Bouwterreinen”, waarvan de architect Willem Honig directeur was. Onder leiding van deze maatschappij werden de terreinen verkaveld en met villa’s bebouwd. Net als Overbeek is dit villapark op de dorpsplattegrond duidelijk herkenbaar aan het stratenpatroon van ronde vormen (Schonenbergsingel, Waldeck Pyrmont, Dillenburglaan).’61 Ook buiten de villaparken verrezen tal van villa’s. Het beeld van het oude Dieren wordt nog steeds in belangrijke mate bepaald door de 19de- en vroeg 20ste-eeuwse villa’s. Fraaie ensembles liggen langs de Zutphensestraatweg, de Hoflaan en het Stationsplein. Maar ook in andere dorpen trekken lanen met fraaie villa’s de aandacht. Uitgezonderd Spankeren zijn veel villa’s in en buiten de dorpskernen gesitueerd. Er zijn verschillende bouwstijlen te onderscheiden: ‘Een groep villa’s dateert uit de periode ca. 1860-1910 en vertoont ten dele karakteristieken van het Neo-Classicisme, de Neo-Renaissance, het Eclecticisme, de Jugendstil en de Chaletstijl. Een aantal villa’s met neo-classicistische elementen uit de periode ca 1865-1880 vormt een lint langs de spoorlijn te Velp (1865). De villa’s uit de jaren 1920 en 1930 zijn al dan niet in traditionele landhuisstijl opgetrokken. Van de vier villa’s in de stijl van het Nieuwe Bouwen in Velp zijn er twee (1951/1954) van de hand van G. Rietveld, één (1938) van W.A.M van der Ven en één (1964) van H.Th. Wijdeveld.’62
Door hun verschijningsvorm, samenhang met het omliggende landschap en de ruime vertegenwoordiging van het bouwtypen, zijn de villa’s en villawijken in belangrijke mate bepalend voor het karakter van de gemeente Rheden. middenstandswoningbouw (Torckstraat e.o.) In Velp verrees in 1921 aan de Torckstraat e.o. een complex van 72 middenstandswoningen, gebouwd in opdracht van de N.V. Middenstandswoningbouw voor de gemeente Rheden, naar ontwerpen van de architecten P. Vorkink en J.P. Wormser. Binnen de stedenbouwkundige opzet van deze op een hellend terrein gelegen woonwijk zijn twee pleinvormige ruimten opgenomen. Vanaf de Enkweg vormt het driehoekig pleintje aan het begin van de Van Pallandtstraat de entree tot de buurt. Een tweede plein met een taps toelopende vorm bevindt zich aan het einde van de Torckstraat, waar deze uitkomt op de Egmondstraat. De merendeels dubbele en driedubbele woningen zijn opgetrokken in een opmerkelijke, aan de Amsterdamse school verwante stijl en zijn globaal te verdelen in een drietal hoofdtypen. Alle woningen zijn geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst.63 In de MIP-rapportage wordt de woonwijk (Torckstraat/Van Pallandtstraat/ Egmondstraat) aangeduid als bijzonder gebied. Volgens deze rapportage geven de hoogteverschillen,
61
Gelders Genootschap & RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2004
62
Stichting MIP-Gelderland, 1991
63
Gelders Genootschap & RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2004
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
92
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
pleinen en hoekoplossingen (aparte behandeling van hoeken door de daken lager te laten lopen) de wijk een geheel eigen identiteit. sociale woningbouw In het kielzog van de industriële revolutie werden in diverse dorpen volkswoningbouwcomplexen gerealiseerd. Het ‘Strooien Dorp’ aan de Bentincklaan in De Steeg is een karakteristiek voorbeeld, maar ook in Rheden, Velp en Dieren liggen karakteristieke voorbeelden van volkswoningbouw uit de eerste helft van de 20ste eeuw.64
Afbeelding 64 Het Strooien Dorp
monumentale begraafplaatsen65 In de gemeente Rheden zijn verscheidene monumentale begraafplaatsen gelegen. Kerkhof Spankeren Spankeren is een van de weinige plaatsen waar de samenhang tussen kerk en kerkhof nog duidelijk te zien is. In 1538 kreeg het geslacht Van Broeckhuijzen de Gelderse Toren in handen. In de daarop volgende eeuwen zijn veel leden van de verschillende adellijke families begraven in de kelder van de kerk, totdat deze in 1803 vol raakte. Omdat Napoleon
64
Gelders Genootschap & RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2004
65
De beschrijvingen zijn ontleend aan teksten die in het kader van de Open Mounumentendag 2005 zijn opgesteld (Comité Open Monumentendag Rheden-Rozendaal, 2005)
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
93
bovendien het begraven in de kerk verbood, is er een grafkelder gegraven aan de oostzijde van de kerk, tegen de kerkmuur aan. Een gevelsteen uit 1803 memoreert deze gebeurtenis. Daarnaast werden ook ‘gewone’ mensen op het kerkhof begraven. Spankeren vormde met Ellecom een gemeente; hiertoe behoorde ook Dieren totdat in 1734 Ellecom zich afscheidde, waarna Dieren in 1848, toen de dorpskerk was voltooid, volgde. Dat betekent dat voordien een deel van de Dierense bevolking in Spankeren werd begraven. De huidige Dorpsweg leidde rechtstreeks naar Dieren en werd ”de Dierense doodweg” genoemd. Joodse begraafplaats Dieren Aan de Bernard Zweerslaan, tegen de bosrand, ligt de in 1892 aangelegde joodse begraafplaats. In 1929 is het metaarhuisje gebouwd (metar = een plek voor reiniging en plechtigheden). Op de begraafplaats staan 41 stenen en 23 stenen grafpaaltjes. De begraafplaats is gemeentelijk monument en wordt sinds 1966 door de gemeente Rheden onderhouden. Algemene Begraafplaats Dieren De begraafplaats aan de Harderwijkerweg bestaat uit twee delen. Het oudste deel is in 1843 aangelegd en ligt op de hoek van de Harderwijkerweg en de Goudakkerstraat, waar ook de toegang is. Het tweede deel ligt met zijn toegang aan de Bernard Zweerslaan. Lag dit gehele complex toen nog geheel buiten het dorp, inmiddels is het dorp zo uitgebouwd dat de begraafplaats als een oase van rust midden in de bebouwde kom ligt. De toegang wordt gevormd door een giet- en smeedijzeren dubbel draaihek. Het toegangshek is een eenvoudig dubbel spijlenhek opgehangen aan smeedijzeren pijlers met gietijzeren ornamenten in de vorm van zandlopers en vleugels. Aan weerszijden bevinden zich twee kleine poortjes. De symboliek van het zandlopermotief - het verstrijken van de tijd - is kenmerkend voor de funeraire cultuur van de 19de eeuw. Links van de ingang bevindt zich een eenvoudig bakstenen lijkhuisje met een zadeldak. Nu doet dit gebouwtje dienst als kantoor en opslag van de beheerder. Belangrijk voor de sfeer op deze begraafplaats is het groen, de bomen en de hagen. Het geheel, evenals het deel van dit complex aan de overzijde van de Bernard Zweerslaan is ontworpen door J.D. Zocher jr (1791-1870). De essentie van de aanleg zijn de twee rondelen, waar omheen de graven van diverse klassen in concentrische cirkels gegroepeerd zijn. Daarnaast zijn er graven in rechte reeksen aangelegd. Veel graven hebben hekwerken van giet- of smeedijzer. De plek wordt gekenmerkt door een deels formele en deels romantische aanleg. De begraafplaats is van belang als karakteristiek voorbeeld van een, aan het eind van de 19de eeuw aangelegde begraafplaats met zowel formele als landschappelijke elementen. Ook is de situering tegenover het terrein van de Schweer bey der Beckehof van betekenis als belangrijk groenelement in dit drukke deel van Dieren-Noord. Sinds 2001 is de begraafplaats Rijksmonument. Bijzondere Begraafplaats Ellecom/ De Steeg De begraafplaats uit 1874 is gelegen aan de westkant van Ellecom. In 1829 werd bij Koninklijk Besluit afgekondigd dat er niet meer in de kerk begraven mocht worden. Het kerkhof rond de St. Nicolaaskerk was in 1874 vol en werd gesloten. Ellecom was vanaf dat moment afhankelijk van Dieren. Er kwam een commissie van vier notabelen: G.J. Hupkes Oz, G. Hupkes Lz, J. Brink Evers en J.H. Geerlings. Zij gingen in bespreking met Baron Fagel van
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
94
Avegoor en de Graaf van Middachten en uiteindelijk werd door de graaf een stuk grond tussen de spoorlijn en de bossen beschikbaar gesteld. In 1955 werd de begraafplaats nog eens over de volle lengte met 3 meter uitgebreid. Zo ontstond de huidige Bijzondere Begraafplaats. Kerkhof aan de Friedhof te Ellecom Bij de St. Nicolaaskerk te Ellecom is een kerkhof gelegen. In de kerk bevinden zich de rouwborden van de grafelijke families van kasteel Middachten. Een grafkelder is onder het koor gelegen, R.K. Begraafplaats De Steeg Omstreeks 1896 is de begraafplaats gelegen naast de parochiekerk in gebruik genomen. De kerk, die tot 1928 in gebruik was, is samen met het ernaast gelegen parochiehuis later opgenomen in het klooster, dat in 1939 door vijf zusters van de orde Zusters van Liefde is gesticht. Oorspronkelijk was het een eenvoudig rechthoekig kerkhof met in het midden een groot kruis, waarvoor twee pastoors liggen begraven. Een deel van het kerkhof is al eens geruimd. Van de huidige graven dateren de oudste van rond 1920. Algemene Begraafplaats Heiderust Deze begraafplaats ligt aan de rand van de Veluwezoom en is ontstaan in 1913. In het bestaande bos werden destijds paden aangelegd, de eiken, berken en dennen bleven staan. De begraafplaats staat open voor alle geloofs- en levensovertuigingen. Begraafplaats Heiderust beschikt over een room-katholiek en een joods gedeelte. Begraafplaats Pinkelseweg Rheden Na de sluiting van het kerkhof bij de Dorpskerk in 1870 werd deze begraafplaats geopend. De begraafplaats heeft een opmerkelijk gietijzeren toegangshek met zware gegoten kolommen, waarop eens gegoten zandlopers stonden met daaromheen bij ieder acht zuiltjes, aan twee kanten voorzien van witgeverfde engelenvleugels. Het hekwerk is een goed voorbeeld van smeed- en gietijzer uit de tweede helft van de 19de eeuw. Achter het zware toegangshek ligt een hartvormig plantsoen begroeid met klimop met drie oude bomen, waarvan de middelste een treurwilg is. In 1989 vond hier de laatste teraardebestelling plaats, waarna dit begraafplaatsje in verval is geraakt. R.K. Begraafplaats Velp De katholieke inwoners van Velp werden van oudsher begraven in en rondom ‘De Oude Jan’ en van af omstreeks 1835 op een stuk van de begraafplaats van de Hervormde gemeente in de Reinaldstraat. Het kerkbestuur van de R.K. Kerk Onze Lieve Vrouw Visitatie aan de Emmastraat had op 6 februari 1873 aan het gemeentebestuur van Rheden gevraagd een stuk land bij de kerk als begraafplaats te mogen inrichten. Toen dat in Velp bekend werd, bleek er een vleug van antikatholicisme te bestaan. De Velpse aannemer C.N. Jansen, mogelijk mede door anderen daartoe in staat gesteld, kocht de grond achter de kerk op, waardoor de daar inmiddels aangelegde Nieuwstraat in zijn bezit kwam. Burgemeester en Wethouders weigerden de gevraagde vergunning af te geven, omdat het terrein binnen de bebouwde kom lag. Het kerkbestuur ging in appèl bij Gedeputeerde Staten, echter zonder succes. Wel werd er toestemming verleend om een begraafplaats aan te leggen aan de Zandbergseweg, thans Bergweg. Het kerkbestuur wist daar de hand te leggen op een stuk land van de buitenplaats ‘De Schonenberg’, die na het overlijden van jonkvrouwe H.D. van der Burch van Spieringshoek op 21 februari 1873 door de erven te koop werd aangeboden.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
95
Op 1 september 1873 werd het terrein gekocht voor ƒI. 1053,- en met spoed klaargemaakt. De inzegening vond plaats op 11 januari 1874. De in allerijl in de nabijheid van de begraafplaats door Arnhemse Heren gebouwde huisjes konden de begraafplaats niet meer tegenhouden. De gemeente kwam niet meer op haar besluit terug. Ook is er tevergeefs bij Gedeputeerde Staten bezwaar aangetekend. Er kwam een hek om de begraafplaats en er werd een lijkenhuisje en een woning voor doodgraver/tuinman M. Egberts gebouwd. De graven liggen langs rechte paden. De helft is op het oosten en de andere helft op het westen georiënteerd, uitgezonderd het grote graf van Eugene de Bruijn en Gabriel Storms. Het is opvallend dat bijna alle grafstenen sober zijn, van een kruis voorzien en meestal de tekst R.I.P. bevatten. een klein aantal is door een ijzeren hekwerk omgeven. Sinds op de algemene begraafplaats Heiderust te Rheden een nieuwe katholieke begraafplaats is ingericht, wordt er op de oude begraafplaats aan de Bergweg nog maar weinig begraven. Hervormde Begraafplaats Velp Toen de Kerkvoogdij plannen maakte voor een nieuwe begraafplaats diende zij er rekening mee te houden dat deze buiten de bebouwde kom moest liggen. De begraafplaats is in 1836 aangelegd op de kosterijgoederijen. In eerste instantie werden deze niet helemaal voor de begraafplaats gebruikt. Twee stukken land werden verpacht en later in 1865 gebruikt voor de uitbreiding van de begraafplaats. De begraafplaats is symmetrisch aangelegd met een ellipsvormige kern, ook wel rondeel genoemd. Op de zuidelijke punt van dit rondeel recht tegenover de ingang bevindt zich de grafkelder van de familie Van Spaen. Op de noordelijke punt ligt de grafkelder van de familie De Bruyn. Het lag in de bedoeling om in de buitenrand van het rondeel in totaal 14 grafkelders te maken en voorts 896 graven aan te leggen. Na het gereedkomen werd de begraafplaats aangeduid als het ‘Nieuwe Kerkhof’, ter onderscheiding van het oude kerkhof rond ‘De Oude Jan’. Nadat de gemeentelijke begraafplaats ‘Heiderust’ in Rheden was aangelegd, werd de begraafplaats aan de Rheinaldstraat het ‘Oude Kerkhof’ genoemd. Het westelijk achterpand was bestemd tot Rooms Katholieke begraafplaats, totdat in 1874 de R.K. begraafplaats aan de Bergweg werd geopend. Het oostelijk achterpand was bestemd voor ‘armen en minvermogenden’. Enkele grootgrondbezitters hadden, behalve een eigen grafkelder, ook een graf aangeschaft; waarschijnlijk voor het begraven van overleden personeel. Vóór 1931 was het meest noordelijk gedeelte bestemd tot ‘algemene begraafplaats’. Hier werden mensen begraven die geen eigen graf konden betalen. Men gebruikte daarvoor de uitdrukking ‘onder de heg begraven’. Soms diende men die uitdrukking letterlijk te nemen. In 1982 heeft de laatste teraardebestelling plaatsgevonden. Begraafplaats bij voormalig klooster De Goede Herder Deze begraafplaats op het landgoed Larenstein herinnert aan het kloosterverleden van het terrein. Van 1894 tot 1974 was de begraafplaats, die was voorzien van naamloze kruizen, in gebruik bij de ‘Stichting De Goede Herder’. Samen met de grottuin en watergangen vormt de begraafplaats een besloten eenheid.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
96
Franse Kerkhof De Franse troepen die na de nederlaag in Rusland in 1812 terug moesten trekken, konden ondanks toevoer van verse en nieuwe legers, evenmin de volkerslag bij Leipzig winnen. Deze slag werd geleverd op 16 tot en met 19 september 1813. Na deze nederlaag trokken zij terug op de Rijnlinie. In het kader van deze terugtocht moesten de Franse troepen voortdurend gevecht leveren met de hen achtervolgende Pruisen. Deze Pruisen hadden in de loop van 24 november 1813 De Steeg en Rheden bezet. In de nacht van 24 op 25 november waren in Velp extra Franse troepen gelegen, ter sterkte van zevenhonderd man. In de loop van 25 november kregen de Fransen de Pruisen in zicht die Rheden bezet hielden. Door de heftige Franse aanval moesten de Pruisen Rheden weer prijsgeven. Zij trokken zich terug in de richting van De Steeg. Daar kwam de rijdende artillerie van de Pruisen ter versterking en nu moesten de Fransen wijken. Zij trokken terug in twee colonnes. Eén colonne ging door de bossen, richting Zijpenberg en Ossenberg, doch telkens kwamen zij opnieuw in contact met de achtervolgende Pruisen. Nog éénmaal probeerden de Fransen stand te houden en wel op de Keienberg en in de Ossendaalse Allee. Het lukte hen niet en zij moesten de wijk nemen naar Arnhem. De gesneuvelden werden op één plek begraven. Hoewel er ook dodelijke slachtoffers aan Pruisische zijde waren, die in hetzelfde graf werden gelegd, heeft deze plaats steeds de naam gehouden van “Frans Kerkhof”. 66 Het stuk grond dat bekend staat onder deze naam bevindt zich ten noorden van de Ossendaalse weg, bij de parkeerplaats van begraafplaats Heiderust. Uit verhalen is bekend dat vroegere inwoners van Rheden op deze plek hun zand haalden. Bij het graven kwamen stukjes leder naar boven, evenals details van uitrustingsmateriaal.67
7.2.6
Overige bouwkunst
Monumentale kerken In de gemeente Rheden zijn verschillende middeleeuwse kerken gesitueerd. De kerk Oude Jan te Velp dateert in oorsprong uit de 11de eeuw, De voormalige kerk van Dieren dateert in oorsprong eveneens uit de Middeleeuwen. Ellecom De kerk te Ellecom dateert in de huidige staat uit drie perioden. De romaanse toren van uit Duitsland afkomstig tufsteen is rond 1200 gebouwd, het laatgotisch koor met netgewelf op kolonetten is gebouw in tufsteen en dateert uit de 16de eeuw en het schip is in 1859 gebouwd. Voor 1859 was het schip smaller en langer dan nu. Een tekening uit 1743 geeft die toestand duidelijk aan. Opgravingen in 1948 toonden aan dat aan de bouw van omstreeks 1200 een vroegere bouw vooraf is gegaan. De oude kerk was een eenvoudige zaalkerk (rechthoekig) met een smaller eveneens rechthoekig koor, zonder toren. Ten gevolge van de reformatie werd de kerk in 1595 in gebruik genomen voor de toenmalige gereformeerde godsdienst. Tot die tijd had het kapittel van St. Walburg het recht op voordracht van de pastoor. Nadien oefenden de bewoners van kasteel Middachten, de enige ambtsjonkers die in Ellecom woonden, dit recht in de praktijk uit. In de achttiende eeuw bewoonde de predikant, die meestal evenals de pastoor voor hem ook de landbouw beoefende, de boerderij rechts van de kerk. Deze boerderij werd in 1637 door Middachten gekocht en was sinds 1972 opnieuw als pastorie ingericht. Thans bevindt zich geen pastorie meer in de boerderij. Er zijn nog andere voormalige pastorieën die dateren uit de 19de eeuw (o.a. Oude Pastorie aan de Binnenweg). Tot de grond van de kerk behoorde ook nog de 66
A. Kolkman, 1987
67
A. Kolkman, 1988
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
97
Friedhof. Deze naam komt in ons land slechts in Maastricht, Ommen en Hilvarenbeek voor. het betekent oorspronkelijk ‘plaats waar vrede geboden is’. De naam lijkt pas in de 18de eeuw in Ellecom op te duiken. Aan de Friedhof staat onder andere de vroegere smederij. Aan het begin van de Middachterallee staat nog steeds een in 1868 gebouwde kapel, welke echter voor de godsdienstuitoefening geen dienst meer doet. 68 Tevens bevindt zich hier een voormalige pastorie. Rheden Het ten zuiden van de Dorpsstraat te Rheden gesitueerde kerkgebouw heeft een 12deeeuwse Romaanse toren en een driebeukig schip dat vermoedelijk dateert van omstreeks 1500. De toren is opgetrokken in tufsteen en is voor het laatst ingrijpend gerestaureerd in 1939. De gewelven in het middenschip zijn netgewelven, terwijl het koor en de sacristie kruisribgewelven vertonen. Het schip is opgetrokken in de zogenaamde nederrijnse gotiek. Deze kerk is een Rijksmonument. Rheden heeft lange tijd maar één kerk gehad. In 1918 werd de Gereformeerde Kerk gesticht in een kerkje dat niet meer als zodanig in gebruik is, maar nog wel aanwezig. Het is het gebouwtje op de hoek van de Havelandse- en de Veerweg. Sinds 1927 was de kerk aan de Arnhemsestraatweg in gebruik.69 Een karakteristieke kerk in Rheden is de katholieke kerk St. Mauritiuskerk aan de Arnhemseweg 49. Aan de Arnhemsestraatweg 20, in het buitengebied van Rheden, bevindt zich de Gereformeerde Kerk.70 Spankeren De Spankerense kerk heeft met zekerheid de oudste toren van de Veluwe; het tufstenen gedeelte van de toren dateert uit de 11de eeuw. Een document uit 1307 getuigt van een schenking van Reinoud I van Gelre aan de Orde van St. Jan, omdat de oude kerk was afgebrand. Later werd de geestelijke verzorging, evenals de zorg en het onderhoud van het kerkgebouw en de kerkhofomheining opgedragen aan de Duitse Orde. Het is bekend dat er in 1364 een verbouwing plaatsvond om een meer solide kerk te hebben. Maar in 1550 ging ook deze kerk door brand verloren. Ook de Spaanse troepen hebben de kerk in 1629 in brand gestoken. Opnieuw werd herbouwd, maar nu met een lagere toren. In 1804 werd een groot deel van de kerk in as gelegd. Bij de daaropvolgende herbouw heeft men veel oud materiaal opnieuw gebruikt in de muren. De kerk zelf kreeg echter een ander aanzicht: doordat het koor niet is opgebouwd werd de kerk beduidend kleiner (zaalkerk met driezijdige sluiting). De toren van de kerk (wachttoren) is na de Napoleontische tijd eigendom geworden van de burgerlijke overheid. Een kleinere klok heeft de plaats ingenomen van de grote klok, die door de Duitse bezetters werd gevorderd. De kerk heeft door de eeuwen heen een sterke band onderhouden met de Toren van de graven van Gelre, die later in de volksmond “De Gelderse Toren” ging heten. Een rechte weg verbond kerk en de Gelderse Toren, nu nog gedeeltelijk te zien in de oprijlaan. De Spankerense kerk is Rijksmonument.
68
drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije, 1974
69
A. Kolkman, 1975 en J. Schrijvershof & A. Kolleman, 1983
70
Gelders Genootschap, 1991
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
98
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
Afbeelding 65 De kerktoren van Spankeren
Velp In 1100 is met de bouw gestart van de Oude Jan of Mattheuskerk. Het is een eenbeukige romaanse kerk met tufstenen muren, waarin rondbogige vensters zijn aangebracht. In de toren bevindt zich een luiklok van Pierre Hemony (1678). De kerk bezit een zandstenen epitaaf (1626) voor Joseph van Arnhem. 71 In Velp werd tussen 1839 en 1841 de neoclassicistische Waterstaatskerk gebouwd naar ontwerp van de architect Evert Jenni. Tevens werd in 1885 aan de Emmastraat te Velp de Rooms-Katholieke O.L. Vrouw Visitatiekerk van de Arnhemse architect J.W. Boerbooms gebouwd 72 , een kruisbasiliek in neogotische stijl. De pastorie bevindt zich aan de Emmastraat 20. De kerk van de Nederlandse Protestantenbond (NPB) aan de Dr. Fabiusstraat stamt uit 1905 en is gebouwd naar een ontwerp van bouwkundige A.J.G. Jansen. Andere karakteristieke kerken in Velp zijn de voormalige Gereformeerde Kerk aan de Kerkallee 43, de kerk van de Vrije Evangelische Gemeente aan de Oranjestraat 74 en de voormalige kloosterkerk aan de Larensteinselaan 26a.73 De Steeg In De Steeg bevinden zich twee kerken, waarvan de Rooms-Katholieke kerk het meest in het oog springt. De kerk is in 1927 naar ontwerp van J. Stuijt (1868-1934) gebouwd aan de kruising van de Diepesteeg en de Hoofdstraat. Aan de Diepesteeg 1, op het terrein van de Boecop, bevindt zich de pastorie.74 De tweede kerk maakt onderdeel uit van het voormalige klooster.
71
Zie voor nadere informatie: E.J. Kruiswijk Jansen: Geschiedenis van de Oude Jan. De Mattheuskerk te Velp (G) in de loop der eeuwen, 1989. 72
Zie voor nadere informatie: E.J. Kruyswijk Jansen: Memoriaal, herdenkingsboek, Velp, 1985.
73
Gelders Genootschap, 1991
74
Zie voor informatie over kerken van Stuijt: G. Fanelli: Moderne Architectuur in Nederland 1900-1940, ’sGravenhage, 1981.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
99
Dieren In de periode 1846-1848 werd de Nederlands-Hervormde Kerk aan de Kerkstraat 41 gebouwd naar een ontwerp van de uit Ellecom afkomstige architect J. Brink Evers. Het betreft een rechthoekige zaalkerk die in 1876 aan de noordzijde is uitgebreid. De kerk is Rijksmonument. In de nabijheid ligt het karakteristieke koetshuis van de kerk uit 1881.75 Aan de Hoogstraat 54 bevindt zich de pastorie. Dit rechthoekig pand met verdieping en omlopen schilddak, gebouwd in het midden van de 19de eeuw, is aangewezen als Rijksmonument. De Dierense Toren aan de Hogestraat 12 is de parochiekerk van Dieren. De geschiedenis van de parochie Dieren begint in de 12de eeuw met de stichting van een kapel door de Duitse Orde bij haar Commanderie op het ‘Hof te Dieren’. Na de aankoop van het ‘Hof van Dieren’in 1647 door prins Willem II werd de kapel in 1652 afgebroken. Na de reformatie was het openlijk belijden van het katholieke geloof verboden. De katholieken waren aangewezen op de kerk van Olburgen. Ook was er een katholieke huiskapel op Middachten. Na de Bataafse Revolutie werd in 1799 een zelfstandige rooms-katholieke gemeenschap gesticht. In 1804 werd de nieuwe rooms-katholieke kerk ingewijd. Na een grondige renovatie in 1838 werd de kerk toegewijd aan Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming. De toren kwam in 1925 gereed en werd bekostigd uit een legaat van mr. F.J.A.M. Reekers.76 Een andere karakteristieke kerk in Dieren is het Kerkje van de Protestantenbond uit 1902 aan de Middelhovenstraat 11.
Laag Soeren Aan de Eerbeekseweg 3 staat de Nederlands-Hervormde Kerk, in 1935 gebouwd in de stijl van de Delftse School en de in die jaren in de belangstelling staande Scandinavische architectuur. De architect van deze kerk is Gerrit Feenstra.
Afbeelding 66 Nederlands Hervormde Kerk te Laag Soeren
75
Gelders Genootschap, 1991
76
http://www.dierensetoren.nl
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
100
Kerkenbouw langs de IJssel Rond 1000/1100 ontstaan de eerste stenen kerken langs Rijn en IJssel, die wat stijl betreft invloed hebben ondergaan uit het Rijngebied in Duitsland. In veel gevallen werden de stenen gebouwen gerealiseerd op de plaats van een houten voorganger. Via de rivier werd het materiaal aangevoerd: uit de Eiffel afkomstig vulkanische gesteente (tufsteen). In de gemeente Rheden staan nog vier romaanse kerken die dateren uit de 12de en 13de eeuw (Velp, Rheden, Ellecom en Spankeren). Deze kerken zijn voorbeelden van het stichten van kerken en parochies in de Vroege Middeleeuwen. Over de ontwikkeling van de kerkenbouw en het kerkelijk leven in de gemeente Rheden is op dit moment geen overzichtswerk voorhanden. De beschikbare gegevens zijn grotendeels bouwhistorisch van aard. Een studie naar de stichting en bouw van kerken in dit gebied zou zich moeten concentreren op de historisch context en onderlinge samenhang. Zo zou nader onderzoek gedaan kunnen worden naar de eigendomsverhoudingen in de Middeleeuwen, zodat nagegaan kan worden welke abdijen (Deutz, Munster) invloed uitoefenden op de stichting van kerken en daarmee op de stijl van de gebouwen. Daarnaast zou de invloed van de reformatie (16de eeuw), de opleving van het katholicisme (19de eeuw) en de aanvang van de ontkerkelijking (20ste eeuw) aan bod kunnen komen.
Dierense synagoge De Dierense Synagoge werd tussen 1880 en 1883 gebouwd aan de Spoorstraat 34 en rond 1896 uitgebreid met een leslokaal en mikwe (ritueel bad). In de Tweede Wereldoorlog werd de synagoge zwaar beschadigd; de vloeren, ramen en deuren waren geheel verdwenen. Na de oorlog is de joodse gemeente van Dieren niet weer opgericht. In 1950 werd de Kehille Dieren opgeheven en officieel bij die van Arnhem gevoegd. De synagoge werd in 1952 verkocht. Op dit moment worden er plannen ontwikkeld om de Dierense Sjoel weer als synagoge in gebruikt te nemen, waarmee het de enige synagoge van de Liberaal Joodse Gemeente in Gelderland zou zijn.
Afbeelding 67 Voormalige Synagoge te Dieren
kastelen en landhuizen Voor een beschrijving van deze legenda-items wordt verwezen naar de paragraaf over ‘landgoederen’.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
101
ijskelders IJs was lange tijd een luxeproduct, met voornaamste doel koeling van dranken of vervaardiging van room- of waterijs. Ten einde ’s zomers producten te kunnen koelen werd in de winter ijs of sneeuw opgeslagen in een ijskelder. IJs werd meestal op elkaar geplaatst en overgoten met water of pekel, zodanig dat een compacte massa ontstond. ’s Zomers werd ijs losgehakt en naar de keuken gebracht, alwaar het weer overgedaan werd in een koelvat, wijnkoeler of ijskast. Op landgoederen gebeurde de ijswinning, waar veel mankracht voor nodig was, vaak onder leiding van de hovenier. Ook in de zomer was deze belast met de zorg voor het ijs. Op veel landgoederen lag een ijskelder. De meest overgebleven soort is van baksteen met een koepel- of tongewelf. Het gewelf werd ter isolatie afgedekt met aarde. Schaduwrijke bomen werden erop of omheen geplant. Via de ingang, aan de noordzijde gelegen, leidde een korte gang naar een deur die toegang geeft tot het gewelde gedeelte. De deuren werkten als een sluis om zoveel mogelijk de warmere buitenlucht buiten te sluiten. Op de bodem lagen houten vlonders vanwege het smeltwater. Het smeltwater verdween direct in de grond of werd via goten afgevoerd. Belangrijk voor een goede ijskelder was ook de afvoer van vochtige lucht via ventilatiegaten.77 Restanten van een ijskelder bevinden zich op korte afstand van het huis Rhederoord, ten noordwesten van de westelijke oprijlaan. De ijskelder bestaat uit een kunstmatig opgeworpen dan wel uitgegraven heuvel. De bovenzijde van de heuvel fungeerde oorspronkelijk als uitzichtspunt en werd dan ook bekroond door een koepel. Van deze koepel resteren nog slechts de funderingen, een bakstenen trap en een aantal natuurstenen kolommen. De kelder en koepel zijn waarschijnlijk ten tijde van de werkzaamheden van J.P Posth, ca. 1798 en later, tot stand gekomen, hoewel de ijskelder mogelijk reeds uit de bouwtijd van het huis dateert.78 79 Ook op andere landgoederen bevinden zich nog restanten van ijskelders. Op het landgoed ‘Hof te Dieren’ bevindt zich in het park nog een ijskelder uit 1870. Tegenwoordig functioneert het bouwwerk als onderkomen voor vleermuizen. Ook bij kasteel Biljoen bevindt zich een ijskelder. Aan de Badhuislaan 9 te Laag Soeren bevinden zich nog restanten van een grote ijskelder die in gebruik van de badinrichting was. Nabij de Beekhuizerbeek bevindt zich nog een ijskelder van landgoed Beekhuizen. De spleet die in de deur is gemaakt is bestemd voor vleermuizen, die de kelder opzoeken om hun winterslaap te houden. Enige jaren geleden is de ijskelder gerestaureerd. De locatie van de ijskelders is niet op de erfgoedkaart opgenomen, daar zij beschouwd kunnen worden als onderdeel van landgoederen. Op het landgoed Middachten heeft zich ook een ijskelder bevonden. Een gedeelte in het bos van Middachten heet nog steeds ‘IJskelder’.
77 78
http://www.cultuurwijzer.nl/ RDMZ, 1996 (MSP-object GMGRH110886H)
79
Volgens een schriftelijke mededeling van de heer W. de Wit van de Oudheidkundige Kring Rheden-Rozendaal is de kelder van Rhederoord geen ijskelder, maar een waterkelder. Water werd via een pompstation bij de vijver van Rhederoord omhoog gepompt in deze waterdicht gemetselde kelder. Onder vrij verval stroomde het water naar de vertrekken van het huis Rhederoord.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
102
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
watermolens Binnen de gemeente Rheden hebben zich in het verleden minimaal elf watermolens bevonden waarvan de oorsprong teruggaat tot ruim voor 1795. De oudste molens waren in oorsprong koren- of oliemolens. Deze molens, die bij een belangrijke boerderij (hof) of adellijk huis behoorden, draaiden op natuurlijke of semi-natuurlijke beken (bijvoorbeeld de Beekhuizer beek te Velp of de Ruitersbeek te Ellecom). Het gaat om de molen van Broekerhave, de Overhaagse korenmolen, de Benedenste Molen op Jerusalem, de Van Lennepsmolen en de molen van de Hof te Dieren. Omstreeks 1600 leidden de sociaal-economische toestand en technische vernieuwingen tot de opkomst van de papier- en koperindustrie. Met name de mogelijkheid om nieuwe beken aan te leggen (sprengbeken) en bestaande beken met sprengen te versterken leidde in de 17de en 18de eeuw tot de bouw van een groot aantal nieuwe molens. In de gemeente Rheden betreft het de papiermolen Het Horstje, de Velpsche watermolen, de papiermolen op Klein Beekhuizen en de koren- en oliemolens omgebouwd tot papiermolen, bijvoorbeeld de Bedenenste Molen op Jerusalem en de korenmolen van Broekerhave. Van kort voor 1795 dateren de drie papiermolens te Laag Soeren. In 1805 werd ook nog een graanmolen gebouwd. Van de molen van Middachten en de molen van huis Bockhorst is de functie niet bekend. Vermoedelijk betrof het korenmolens. Het boek ‘Op kracht van stromend water’ van H. Hagens80 bevat een uitgebreid overzicht van de geschiedenis van de verschillende watermolens in de gemeente Rheden. Blijkens deze studie heeft het totaal aantal watermolens zeker 16 bedragen. Van vele watermolens is in het huidige landschap niets meer terug te vinden. Op sommige plekken herinnert een molenhoofd met waterval, molenkolk of molenhuis aan de vroegere situatie. Op de Erfgoedkaart staan de door Hagens in kaart gebrachte watermolens aangegeven, aangevuld met informatie van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Rheden 81 , waarbij een onderscheid is gemaakt tussen molens die thans verdwenen zijn, molens waarvan restanten nog aanwezig zijn en bestaande watermolens. Onderstaande informatie geeft per watermolen de huidige status weer. Voor een geschiedkundige beschrijving van de molens - zowel de algemene ontwikkeling in de Veluwezoom als van de afzonderlijke watermolens - wordt op deze plaats verwezen naar literatuur over dit onderwerp82. Laag Soeren Van de watermolens in Laag Soeren bleef veel bewaard: ingegraven en opgeleide waterlopen, watervallen waar een molenrad zat en veel van de meeste gebouwen is (deels) nog aanwezig. Tevens bevindt zich in Laag Soeren “De Stuwdijken”; een bosje met geulen dan diende als waterreservoir voor de graanmolen.
80
H. Hagens, 1998
81
Gemeente Rheden, 2004
82
zie onder meer: H. Hagens: Op kracht van stromend water - negen eeuwen watermolens op de Veluwe, Hengelo, 2000. K. Kerkkamp: Waterraderen wentelden in Velp en Rozendaal, Velp, 1970. H. Voorn: Wonen in papiermolenland - Papiermolens in Velp, Laag-Soeren en Rozendaal, Zutphen, 1992.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
103
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
• Papiermolen ‘Nagedacht’ (Wasserij Slijkhuis) Op 13 april 1898 brandde de molen af en werd vervolgens herbouwd als wasserij, waarbij opnieuw gebruik werd gemaakt van de waterkracht. In 1934 werd het waterrad verwijderd. De goot waardoor het water van de molenbeek over de langs de molen lopende weg naar het rad liep (het ‘aquaduct’ genaamd), heeft tot in de jaren-1960 bestaan. De wasserij is thans nog functionerend. • Papiermolen ‘Goedgedacht’ (Wasserij ‘De Waterval’) Thans bevindt zich op deze plek wasserij ‘De Waterval’. Het oude molengebouw brandde in 1887 af. Er zijn geen restanten van de vroegere watermolen. • Papiermolen ‘Welbedacht’ (Sanders molen) In verband met de bouwkundige status werd het gedeelte van het molengebouw dat aan de beek lag in 1983 afgebroken. Het overige gedeelte werd, met behoud van het oude gebint, verbouwd tot woning. De voorgevel is daarbij in oude staat gelaten. • Korenmolen Laag Soeren De korenmolen te Laag Soeren kwam in 1805 in bedrijf. Na 1945 kwam het rad stil te staan en in 1950 zijn maalwerk, rad en goot verwijderd. In 1988 is het molengebouw gerestaureerd, waarbij het gebouw ‘Sprengenoord’ werd afgebroken. Spankeren, Dieren en Ellecom • Korenmolen van het Huis Bockhorst Er zijn geen restanten van deze vroegere watermolen. In de archeologische beleidsnota staat over deze watermolen het volgende vermeld: ‘In 1613 verzocht Daniel van Toeven, eigenaar van huis Bockhorst, toestemming van het Hof van Gelre om een nieuwe watermolen te bouwen op de plaats waar zich aan de benedenloop van de Soerensche Beek een eeuw geleden een molen bevonden had. Vanwege heftig verzet van de geërfden van Spankeren en diverse landeigenaren, die wateroverlast vreesden, werd van de herbouw van de watermolen afgezien’83
• Molen van de Hof te Dieren Er zijn geen restanten van deze vroegere watermolen. • Molen van het kasteel Middachten Er zijn geen restanten van deze vroegere watermolen. Velp, Beekhuizerbeek • Papiermolen op Klein Beekhuizen Op de plaats waar het water van de Beekhuizerbeek de grote vijver op Beekhuizen verlaat, is in de eerste helft van de 18de eeuw een papiermolen gebouwd. Het betrof een bezitting van huis Biljoen. De molen is in 1864 afgebrand en niet meer herbouwd. Het molenhoofd met waterval en molenkolk is nog aanwezig.
83
Gemeente Rheden, 2004
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
104
• Papiermolen aan de Keienberg Van het in 1617 gebouwde molencomplex aan de Keienberg bestaat het witgepleisterde molenhuis uit 1617 nog. De uitbouw van de beek, de oude papiermolen met de houten topgevel boven het water, werd met de restauratie van het huis afgebroken. Ervoor in de plaats kwam een klein schuurtje. Het molenhoofd bleef tot vandaag toe bestaan. • Korenmolen van Broekerhave Vermoedelijk is de plaats waar tot 1855 de papiermolen aan het Kaarsemakersgat stond, de locatie van de laat-middeleeuwse korenmolen van de oude hof Broekerhave. De molen van Broekerhave wordt voor het eerst vermeld in 1025 en is daarmee de oudst vermelde watermolen van de Veluwe. In de 18de eeuw is de watermolen verbouwd tot papiermolen. De papiermolen aan de Beekhuizenbeek is in 1855 gesloopt. Op de plaats van de voormalige molen, te zuiden van de spoorlijn Arnhem-Zutphen, bevinden zich nog een stenen ‘molenhoofd’ en een waterval.84 • Papiermolen Het Horstje Omstreeks 1630 is op de rechteroever van de Beekhuizerbeek een papiermolen gebouwd die later bekend werd onder de naam Het Horstje. Deze molen was tot 1865 als papiermolen in bedrijf. In dat jaar werd in het gebouw een wasserij gesticht. Het molengebouw is in 1920 afgebroken. Molenhoofd en waterval zijn nog aanwezig.85 • Koren- en papiermolen van huis Overhagen De oudste vermelding van de Overhaagse korenmolen is 1544. In dat jaar kwam de aanvoer van water van de Beekhuizerbeek naar de molen in gevaar door het graven van grachten tijdens de bouw van kasteel Biljoen. De molen is in 1629 en in 1637 op dezelfde plaats herbouwd. In 1707, bij de koop van Overhagen door de heer van Biljoen, deed de molen dienst als papiermolen. In 1741 was de molen niet meer in gebruik. Omstreeks 1749 is het molenhuis gesloopt. De molen lag waarschijnlijk noordoostelijk van Overhagen.86 • Van Lennepsmolen Van de watermolens resteert alleen de Van Lennepsmolen te Velp. Dit is een watergedreven molen met bovenslagrad. De molen stamt uit 1391 en is tot 1921 als korenmolen in gebruik geweest. In de huidige vorm dateert de molen uit de 19de eeuw. Na een brand in 1966 is de molen grondig gerestaureerd.
84
Gemeente Rheden, 2004
85
Gemeente Rheden, 2004
86
Gemeente Rheden, 2004
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
105
Afbeelding 68 Van Lennepsmolen te Velp
• Benedenste molen op Jerusalem Deze molen was oorspronkelijk een oliemolen. Het was in de Late Middeleeuwen een leengoed van het Kapittel van St. Pieter te Utrecht. In 1597 werd de molen omgebouwd tot papiermolen. In 1811/1812 is de molen in verband met de aanleg van een park met vijvers en fonteinen, behorend bij huis Overbeek, stilgelegd en afgebroken. Ongeveer op de plaats van de molen bevindt zich tegenwoordig de villa Klein Molenbeke.87 • Velpsche watermolen Kort na 1600 bouwde Johan Cabeliau ongeveer 300 meter stroomopwaarts boven zijn watermolen (Benedenste Molen op Jerusalem) een tweede papiermolen: de Velpsche molen of Bovenste molen op Jerusalem. De molen draaide tot de Tweede Wereldoorlog, o.a. ten behoeve van elektriciteitsvoorziening. Na 1945 zijn de molenraderen en de molenloop weggebroken. Van het molengebouw bleef alleen de muur langs de waterkant staan als zuidelijke muur van een garagebedrijf. In 1967 is de beekbedding langs het gebouw overkluisd, zodat tegenwoordig niets meer aan de voormalige molen herinnert.88 schaapskooien Schaapsdriften voerden langs schapenkooien en enkele al ruim voor 1800 in cultuur gebrachte eilandjes als Herikhuizen, de Lappendeken en de Carolinahoeve.89 In het gebied rondom Rheden hebben zeker 17 schaapskooien gestaan. Deze kooien stonden op de grens van akkerland en heide. Dit had alles te maken met de functie van de schaapskooien en de schaapskudden. De schaapskooi was een verzamelplaats voor mest. Elke avond kwamen de schapen weer terug in de schaapskooi. Hier mestten zij op een schone laag heideplaggen die er regelmatig werd ingelegd. Door het constant inbrengen van heideplaggen en het mestten van de schapen ontstond er een dikke laag mest. Deze mest werd uitgebracht over de nabijgelegen akkers. Door de locatie van de schaapskooi te kiezen op de grens van akkerland en heide werd de transportafstand zoveel mogelijk beperkt. 87
Gemeente Rheden, 2004
88
Gemeente Rheden, 2004
89
Gelders Genootschap & RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2004
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
106
Typerend voor een schaapskooi zijn de afgeschuinde hoeken. Deze zorgen ervoor dat er geen schapen bekneld kunnen raken. De inrichting van schaapskooi is aangepast op het potstal principe, de ruiven zijn verstelbaar in hoogte. In Rheden bevindt zich een functionerende schaapskooi bij Heuven (Heuvenseweg 11). Het huidige gebouw stamt uit ongeveer 1870. Zo rond 1962 stond op de locatie alleen de schaapskooi en een hooiberg. De gebouwen die daar nu zijn bijgekomen zijn van later datum. De schaapskooi heeft oorspronkelijk gelegen op de grens van akkerland en heide. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de heidevelden grotendeels omgevormd tot bosrijk gebied.90 Doordat de schaapskooi thans nog traditioneel wordt gebruikt, is het meer dan een bouwkundig monument. Het vertegenwoordigt een belangrijk onderdeel van de agrarische geschiedenis van de gemeente Rheden en vormt als het ware levend erfgoed. Overigens bevindt zich op landgoed Heuven nog een voormalige schaapskooi (Heuvenseweg 1a). Dit gebouw is vermoedelijk in de jaren zestig van de vorige eeuw verbouwd tot woonhuis, maar is thans nog herkenbaar als schaapskooi.91 In de gemeente Rheden bevindt zich nog een schaapskooi op landgoed Middachten, bij boerderij Wolfskuil. Op het Kadastrale Minuutplan van 1832 staat deze schaapskooi reeds aangegeven op dezelfde plek. De schaapskooi lijkt in de huidige vorm uit de late negentiende eeuw te dateren, waarbij er mogelijk sprake is van een veel oudere kern.92 Een andere schaapskooi bevindt zich bij de boerderij aan de Havikerwaard 49. Behalve schaapskooien zijn onder Middachten, bij twee boerderijen in de Havikerwaard, nog restanten van vijvers voor het wassen van schapen aanwezig.
Afbeelding 69 Schaapskooi nabij Kasteel Middachten
90
http://www.schaapskudde.nl
91
informatie van dhr. R. Koekoek
92
Gelders Genootschap, 1998
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
107
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
Afbeelding 70 Locatie van de Heuvense schaapskooi op de grens van akkerland en heide (oranje omcirkeld) - situatie 1927
Veluwse Heideschaap De schaapskooi op landgoed Heuven is de thuisbasis van de kudde Veluwse heideschapen, die op de heide van de Veluwezoom graast. Er zijn tijden geweest dat je bij wijze van spreken struikelde over de schapen, maar omstreeks 1960 was dit oud-Nederlandse schapenras bijna uitgestorven. Inmiddels zijn er weer twaalfhonderd Veluwse heideschapen; honderd daarvan grazen in de contreien van Rheden.93
Afbeelding 71 De Heuvense schaapskooi
Afbeelding 72 Veluwse Heideschapen
Het Veluwse Heideschaap is te herkennen aan zijn hoge benen, het is vrij hoog en lang. Tot achter de oren groeit geen wol. De vacht is lang en dun en hoofdzakelijk wit. Aan de kop en de oren kunnen donkere vlekjes voorkomen. De ooien hebben geen hoorns, rammen knopvormige.94
93
F. Bosscher, 2003
94
http://www.delemelerberg.nl
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
108
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
steenfabrieken Reeds in de 18de eeuw vond steenfabricage langs de IJssel plaats. De magere rivierklei die afgegraven werd was met name geschikt voor de vervaardiging van bakstenen en straatklinkers. De bloeitijd van de steenfabrieken was in de 19de en 20ste eeuw. Van Westervoort tot aan de monding bij Kampen bevonden zich 75 steenfabrieken. In de jaren ’70 van de vorige eeuw kwam een einde aan de ooit zo belangrijke industrie aan de IJssel. 95 In 1863 waren er in de gemeente Rheden zes steenfabrieken die in totaal werk boden aan 305 arbeiders96: •
• • • • • •
in de Steenwaard aan de IJssel onder Velp bovenwaarts van het huis “de Groote Durk” heeft vanaf 1855 een steenfabriek gestaan die in het bezit was van de familie Avelingh uit Velp. In 1911 was de steenoven Den Durk nog in gebruik. Tegenwoordig loopt op de plek van de steenfabriek de A 12 en het Velperbroekcircuit. Er zijn geen resten van de fabriek bewaard; fabriek van de familie Van Zadelhoff (vanaf ongeveer 1855 - Rhederlaag). Deze is in 1881 verdwenen. Er zijn geen resten van de fabriek bewaard; Groot Nieuwland (vanaf 1867 - Havikerwaard). Deze fabriek is gesloopt; Muggenwaard (vanaf 1863 - Rhederlaag). Hiervan zijn nog restanten die opgenomen zijn in het recreatiepark. De locatie van de fabriek bevindt zich thans in de gemeente Angerlo); Bingerden (vanaf 1863 - Havikerwaard). De fabrieken, die het eigendom waren van de familie Van der Loo, zijn verdwenen. Marsch (vanaf 1860 - Havikerwaard). In 1937 verkocht en gesloopt; Rhedersteeg (gegevens onbekend). In 1892 verdwenen.
Na 1863 kwamen er nog enkele steenfabrieken bij: • •
Geerlings-Kroese (vanaf 1872 - Havikerwaard). De Groot (vanaf 1895 - Velperbroek). De locatie is in gebruik genomen met veldovens. In de jaren ’20 werden er straatklinkers geproduceerd met behulp van vlamovens. Na de oorlog is het terrein verkocht aan De Groot. In 1977 is een tunneloven in gebruik genomen om metselstenen te produceren. Tot 1987 was steenfabriek De Groot/Den Durk operationeel.
95
Voor een overzicht van de opkomst en neergang van deze tak van nijverheid in de gemeente Rheden wordt verwezen naar G.B. Janssen, 1983. Voor een uitgebreide beschrijving van baksteenfabricage wordt verwezen naar: *G.B. Janssen en H.J. Timmer: Honderd jaar georganiseerde bak-steenindustrie, De Steeg, 1985. *Dr. G.B. Janssen: Baksteenfabricage in Nederland. Van nijverheid tot industrie 1850-1920, Zutphen, 1987. *G.B. Janssen, Een krans van steenovens. Vijf eeuwen baksteenfabricage rondom Arnhem, Historische Reeks Arnhem 6, Utrecht, 1996. *E. Giesbers, Steenfabrieken in Deventer en omgeving. Vergeten Ruïnes langs de IJssel, Deventer, 2005. 96
Onderstaande informatie is in het kader van het erfgoedplan verstrekt door historicus dhr. dr. G.B. Janssen.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
109
Afbeelding 73 Steenfabriek De Groot te Rheden bij afbraak
Er zijn weinig restanten bewaard gebleven die herinneren aan de vroegere steenfabricage. Uit het rapport ‘Inventarisatie en cultuurhistorische waardenstelling van (voormalige) steenfabrieken in Gelderland’ dat in december 2002 door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg is uitgegeven blijkt dat het terrein De Groot tot voor kort in gebruik was voor bouwmaterialenverwerking. Restanten van de vlamoven in het moderne tunnelovencomplex uit 1977 zijn nog herkenbaar. Tevens staat er een vervallen loskraan aan de rivier. Ter plaatse bevinden zich loodsen, woningen en kantoorgebouwen, allen zonder monumentale waarde. Veel van kleiputten die in de Rhederlaag gelegen hebben, zijn verdwenen door de IJsselverlegging, de aanleg van natuur- en recreatiegebied Rhederlaag en de aanleg van de snelweg. Sinds 1999 onderzoekt de huidige eigenaar op welke wijze het terrein van de voormalige steenfabriek De Groot heringericht kan worden. Op 22 december 2005 is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de eigenaar en de gemeente Rheden om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. In de Havikerwaard bevinden zich de restanten van de steenfabriek van ‘Bingerden B.V. : “Het bedrijf is gesaneerd in 1992 en daarna gesloopt. Het bestond uit twee productielocaties aan de IJssel in de Havikerwaard (Bingerden I en II): • Op het westelijke, binnendijkse terrein stond de straatsteenfabriek, waarvan alleen (naoorlogse) gebouwen zoals bazenwoning en kantoor herinneren, nu in gebruik als betonklinkerfabriek • op het oostelijke, buitendijkse complex is de ringoven gesloopt en vervangen door een managegebouw in ringovenvorm; op het terrein resteren diverse, aan de IJssel gelegen, deels naoorlogse gebouwen zoals kantoor met glas-in-loodraam, directeurswoning, vm. droogloodsen, olietanks, aanlegsteiger, binnen- en buitendijks rijen arbeiderswoningen.
De terreinen in de Haviker- en Beimerwaard die afgegraven zijn - in sommige gevallen tot grote waterplassen - vormen getuigenissen van deze eens zo bloeiende industriële activiteit. Op de digitale hoogtekaart van Nederland is goed te zien dat in de Haviker- en Beimerwaard grote stukken land een zeer lage ligging hebben (zie afbeelding 11). De kleiwinning die in de 19de en 20ste eeuw plaatsvond ten behoeve van de steenfabricage is hier zeker debet aan. Een deel van de gewonnen klei werd daarbij met schepen via de rivier afgevoerd naar elders. Overigens kent een gedeelte van de Havikerwaard een hoger grondniveau dan de omliggende gronden doordat het in de jaren zestig van de vorige eeuw werd gebruikt als gemeentelijke vuilstortplaats. Daarbij werden ook enkele diepwaterplassen gedempt. Op de plek van de afgewerkte stortplaats bevindt zich thans natuurgebied De Rouwenbos.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
110
gemaal “De Volharding” Het gemaal “De Volharding” is in de 19de eeuw gebouwd om het water in de Velperbroek te beheersen. Vanouds was deze dorpspolder gemeenschappelijk bezit. Aan het einde van de 14de eeuw werd het grootste deel van de gronden verdeeld, echter de Geërfden van Velp behielden de zorg voor de waterhuishouding. In het jaar 1515 vond een fusie plaats tussen het Velpsche Broek en de buurtpolder het Arnhemsche Broek. Er kwam één dijkstoel. Ten einde de polder te bemalen werd tussen 1738 en 1739 aan de Lathumscheveerdijk een molen gebouwd. Deze onderslagwatermolen - die met behulp van een schoffelrad het water uitsloeg - stond op de plaats waar nu het elektrisch gemaal “De Volharding” staat. De capaciteit van de molen bleek te gering. In 1766 werd de molen verkocht en werd een sluis aangebracht. In 1875 werd op initiatief van de Geërfden van Velp het stoomgemaal “De Volharing” gebouwd. In 1888 werd het gemaal uitgebreid met een stookplaats en een kolenbergplaats. Het koolgestookte gemaal werd in 1928 verbouwd tot geëlektrificeerd gemaal, de hoge schoorsteen werd daarbij afgebroken. Ten noordoosten van het gemaal bevindt zich een dijkenstelsel met drie eenvoudige bakstenen sluisjes met ijzeren schuiven. Ook direct voor het gemaal bevond zich zo’n sluisje, maar dat is verdwenen toen de dijk werd verbreed. In 1996 is het voormalig stoomgemaal “De Volharding” samen met twee zomerdijken en drie in de nabijheid gelegen bakstenen sluisjes op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. Niet alleen vormt het gemaal een fraai industrieel monument, en zijn de sluisjes belangrijke voorbeelden van 19de-eeuwse sluizenbouw, het geheel heeft een sterke ensemblewaarde.
Afbeelding 74 Gemaal de Volharding
Afbeelding 75 Sluisje
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
111
stuw en sluisjes (landgoed De Geldersche Toren) Onderdeel van het landgoed De Geldersche Toren zijn enkele waterstaatkundige werken. Op de plaats waar de Laag Soerensebeek in de buitenste gracht stroomt is een vaste stuw gelegen. De stuw is opgetrokken uit baksteen, gemetseld in kruisverband en bestaat uit een door rollaag afgesloten damwand met aan weerszijden een vleugelmuur. Deze eenvoudige stuw dateert uit het derde kwart van de negentiende eeuw. Een ander waterstaatkundig object dat van belang is voor de waterhuishouding op het terrein van landgoed De Geldersche Toren is een inlaat- en uitwateringssluis uit de laatste decennia van de negentiende eeuw. Dit sluisje bevindt zich in een in de buitenste omgrachting gelegen dijklichaam dat de oprijlaan verbindt met het binnen deze omgrachting gelegen kasteelterrein. Nabij de noordwesthoek van de omgrachting bevindt zich een in een dijklichaam gelegen keer- annex inlaatsluis. Het sluisje bevindt zich nabij het punt waar de smalle Laag-Soerensebeek in een kolk stroomt. De sluis geeft toegang tot een achterliggende, parallel aan de oostelijke bedijking gelegen, sloot die uitwatert op de IJssel. Het sluisje dateert vermoedelijk uit de laatste decennia van de negentiende eeuw.97 kloosters De gemeente Rheden heeft enkele kloosters gekend. In 1892 werd op Larenstein het klooster ‘De Goede Herder’ gesticht. Hieraan herinneren onder andere nog de kapel en de begraafplaats. De zusters van Onze Lieve Vrouw hadden hun klooster vanaf 1925 in de Emmastraat, naast de Fredericusschool. Sinds de oprichting in 1961 van het bejaardencentrum ’t Jagthuis waren in villa ‘Honswijk’ het convent en een kapel gevestigd van de zusters Franciscanessen. Het laatste klooster van de gemeente Rheden in De Steeg heeft in 2004 zijn deuren gesloten. hofje Schweer bey der Beckehof Dit fraaie complex is rond 1910 gebouwd in opdracht van de Diaconie van de Nederduitsche Hervormde Gemeente van Amsterdam als resultaat van een schenking van de Amsterdammer Schweer bey der Becke. Hij was gehuwd met de uit Dieren afkomstige Wilhelmina Ockers. Architect Postumus Meyes gebruikte de 17de- en 18de-eeuwse hofjes in Amsterdam en Haarlem als inspiratiebron. Tuinarchitect Versteeg ontwierp de tuin in de Nieuw-Architectonische stijl. kazematten Kazematten zijn kleine militaire werken van beton, die dienden als gevechtsopstelling van mitrailleurs of geschut. Ten behoeve van de landsverdediging werden in de jaren dertig van de twintigste eeuw verscheidene kazematlinies aangelegd. Begin 1939 werd besloten om de IJssellinie, een verdedigingslinie die rond 1700 al deel uitmaakte van de verdediging van de Republiek, te versterken met kazematten. Het doel was om een aaneengesloten vuurfont te vormen. De kazematten langs de IJssel stonden op de linkeroever aan de rand van het zomerbed, zodanig dat ieder punt van het wateroppervlak van de rivier bestreken werd door minstens twee mitrailleurs. Vanaf april 1939 werd door de officieren van de Generale Staf zowel op de kaart als ter plaatse de plaats van de te bouwen kazematten aangegeven. Ook 97
Gelders Genootschap, 1998
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
112
werden aanwijzingen gegeven voor de camouflage, die meestal bestond uit namaakschuurtjes. Omstreeks 1 september 1939 was reeds een groot aantal kazematten aan de IJssel beschikbaar gekomen.98 Er werden vier hoofdtypen kazematten ontworpen. De G-kazemat bestond uit een 10 ton zware gietstalen koepel in een betonomhulling, en was te bewapenen met lichte of zware mitrailleur. Het schietgat kon vijf verschillende standen hebben (90°, 135°, 180°, 225° of 270°). Van de S-kazematten (ook wel stekelvarkens genoemd) bestonden twee typen. De eerste type was voor lichte mitrailleur met een schootsveld van totaal 190°. Daartoe waren drie schietgaten uitgespaard met elk een schootveld van 70°. Het tweede type S-kazemat had schietgaten met een kleiner schootsveld (40°); het totale schootsveld bedroeg 100°. Een belangrijk verschil met het eerste type was dat deze kazematten (evenals de G-kazematten) waren voorzien van een afzuiginstallatie. De verbrandingsgassen konden worden afgezogen door met behulp van een handbediende ventilator, waarbij een afzuigkap boven het staartstuk van het wapen was geplaatst. De B-kazemat had een schietgat voor een lichte tot zware mitrailleur en was bestemd voor het afgeven van flankerend vuur.99 Van de bijna 400 kazematten die aan de IJssel zijn gebouwd, is een handjevol over. Reeds in 1941 bliezen de Duitsers de G-kazematten op, omdat zij het staal wilden gebruiken. Na de oorlog zijn de meeste van de andere kazematten opgeruimd. Op de westelijke oever zijn bij Doesburg, De Steeg en Velp in totaal 16 kazematten die aan de opruimwoede zijn ontsnapt. Het betreft vijf B- en elf S-kazematten.100 grenspalen Grenspalen markeren de grens tussen twee (voormalige) gemeenten. Op de grens met de gemeente Brummen zijn nog twee grenspalen te vinden, één op de plek waar de Zutphensestraatweg overgaat in de Arnhemsestraatweg, de ander op de plek waar de gemeentegrens het Apeldoorns Kanaal snijdt. Eén monumentale grenspaal bevindt zich op de grens met de gemeente Rozendaal, nabij de kruising van de Ringallee met de Dennenweg.
Afbeelding 76 Hardstenen grenspaal langs de Arnhemsestraat
98
Visser & Van Wieringen, 2002
99
Visser & Van Wieringen, 2002
100
http://www.forten.info (deze bron geeft de locatie van vier B- en elf S-kazematten)
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
113
Grensbomen Naast het gebruik van grenspalen, werden in het verleden vaak grensbomen geplant ter markering van grenzen. Met name solitaire eiken, berken, beuken en lindebomen dienden als afbakeningsen oriëntatiemiddel in grensgebieden (marken, heerlijkheden, parochies, rechtsgebieden, privaat eigendommen, gemeenten). Op onderstaande afbeeldingen (kaartfragmenten van een conceptlegger van wegen, voetpaden, bruggen en duikers101) zijn de Beukeboom en Ravenboom aangegeven. Beiden bevonden zich op de grens van de toenmalige gemeente Rheden. Thans ontbreekt een overzicht van de nog aanwezige grensbomen in de gemeente Rheden. Het verdient aanbeveling om aan de hand van oude kaarten en veldonderzoek nader te onderzoeken welke van deze bomen nog aanwezig zijn. Over het algemeen zijn de bomen door hun ouderdom en omvang nog steeds markante elementen in het landschap. Zo staat nabij de Posbank een eeuwenoude beuk die als grensboom heeft gediend.
Afbeelding 77 De Beukeboom op de grens met Rozendaal
Afbeelding 78 De Ravenboom bevond zich op de grens van de toenmalige gemeente Rheden met het Schaddeveld. De huidige gemeentegrens is ontstaan in 1818 door een samenvoeging van de gemeenten Velp, Rheden en Dieren.
101
Conceptlegger van wegen, voetpaden, bruggen en duikers en breedte der wegen in de gmeente Rheden; met een figuratieve kaart van de door de Mark van Spankeren, Dieren, Soeren en Ellecom aangelegde wegen, houten heulen en bruggen, circa 1850 (bron: Gelders Archief)
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
114
jachtpalen In de 19de eeuw werd in de wetgeving over de jacht bepaald dat jachtgebieden herkenbaar moesten zijn. Aan het jachtgebied van de Hof te Dieren herinneren nog enkele jachtpalen, die vroeger de grenzen van dit jachtgebied markeerden. De jachtpalen zijn te vinden in Het Schaddeveld. Dit gebied werd in de periode 1857-1883 in verschillende delen aangekocht door de toenmalige eigenaar van het landgoed Hof te Dieren (sinds 1820 is het landgoed Hof te Dieren verbonden met het huis Twickel te Delden, thans stichting Twickel). Het Schaddeveld bestaat uit twee delen; het Voorste Schaddeveld (oostelijk deel 123 ha) en het Achterste Schaddeveld (westelijk deel: 104 ha). Beide gedeeltes zijn verbonden door een corridor. Ten tijde van de aankoop was in het gebied nog geen bos aanwezig. De voormalige heidegronden en stuifzanden werden door de nieuwe eigenaar beplant, voornamelijk met grovedennenbos. Na aankoop zijn op de hoeken van het bezit jachtpalen geplaatst, ter markering van de eigendomsgrenzen. Een aantal van deze fraaie jachtpalen, vervaardigd van Bentheimer zandsteen, is nu nog aanwezig. De locaties van de jachtpalen zijn aangegeven op de erfgoedkaart, alsook de contouren van het Schaddeveld en de bijbehorende corridor.102 tolhuis De kosten van de aanleg van de straatweg trachtte men terug te verdienen door het heffen van tol. De straatweg tussen Arnhem en Dieren werd met drie tollen bezwaard. Eén van de tolhuizen bevond zich aan het begin van de Middachter Allee bij Ellecom. Ook bij WorthRheden en Bronbeek bevonden zich tolhuizen. In 1900 werden de tollen opgeheven en verkocht. Het Ellecomse huisje werd in 1903 afgebroken en verkocht, terwijl het tolhuisje in Worth-Rheden in 1934 werd afgebroken. Het tolhuis bij Bronbeek is nog steeds te bewonderen. Van het Ellecomse Tol rest nog het tolschild, dat na een grondige restauratie in Amsterdam, op 4 januari 2004 namens de Oudheidkundige Kring Rheden-Rozendaal werd overgedragen aan de gemeente Rheden, die het op haar beurt weer in bruikleen afstond aan de Stichting Dorpshuis Ellecom. In de gemeente Rheden bevond zich eveneens een tol te Spankeren tegenover herberg "De Luchte". Van de tol op de weg van Ellecom naar Doesburg rest nog een tastbare herinnering in de vorm van het voormalige tolhuis.
De oude tol aan de Dierensch dijk (ontleend aan Stam103) In het jaar 1663 verzocht Dr. Willem Keppelman, burgemeester van Doesburg, het bestuur van de provincie Gelderland verlof om een tol te mogen heffen op de Dierensedijk bij de brug over de Hank, een dode arm van de Gelderse IJssel en een vroegere bedding van deze rivier. Het daaropvolgende jaar verkreeg hij deze toestemming en werd een tarief voor deze tol vastgesteld. Uit een gedeelte van het Toltarief van de tol op de Dierensedijk aan de Hank uit 1665 valt op te maken welke bedragen betaald moesten worden om de brug te mogen passeren.
102
De informatie over de jachtpalen is verkregen dankzij medewerking van dhr. R Blom, beheerder van het Hof te Dieren en afkomstig uit de studie van Daamen, Schoonerwoerd & De Klein: Onderzoek en advies in bosbouw en informatievoorziening Het Schaddeveld: beheersvisie ‘Geïntegreerd bosbeheer’, Rheden, z.j.
103
H. Stam, 1992
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
115
Memorie Waer nae de heeren des Magis Traets van Doesborgh geerne sou den sien gestelt den Toll op den nieus te maecken wegh ofte dijck tusschen Dieren en Doesburgh Passagiers niet Pro Deo niet een man te peerd 1 stuyver een ledich peerd ½ st. een pinck ofte twejarich ¼ st. een vett kalff niet een oss ofte koey vet oft mager ½ st. een vet vercken ¼ st. een mager vercken 1/8 st. een vet off maeger schaep 1/8 st. Biggen en Lammeren niet Een vrachtwagen met Menschen geladen, boven een halven st van yeder mensch 2 st. Hooggeplaatste personen en stadsbeambten - zoals de heer van Rozendaal, de leden van het Doesburgse stadsbestuur en de secretaris, de roededragers (stadsboden en hun gezinnen, de rentmeester van Zijne Majesteit (de Prins) uit Dieren en de schout van Rheden - waren vrij van tol.
veren en ponten Omstreeks 1900 waren er veren bij Velp (Lathumse voetveer), De Steeg (voetveer tussen Giesbeek en steenfabriek Bingerden), Rheden (het Rhedense pontveer), Giesbeek en Dieren (Dierense pontveer). Het ontstaan van sommige veren gaat ver terug in de tijd, zo is er sinds 1269 sprake van een verbinding tussen Dieren en Olburgen. Belangrijke restanten die herinneren aan de veren zijn de veerstoep te Dieren en het veerhuis van het Lathumse Veer te Velp. Het achterhuis van dit op een verhoging in het landschap gesitueerde veerhuis annex boerderij dateert mogelijk uit de late 18de eeuw, het voorhuis is van 1905.
Afbeelding 79 Rhedensche Veer met links het veerhuis
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
116
Afbeelding 80 Veerstoep Dieren
‘Radiopeilstation Signaal Imbosch’ In het voorjaar van 1942 werd rond de Galgenberg bij Terlet het radiopeilstation Teerose door de Duitsers gebouwd. Peilstations waren nodig om de positie van de eigen vliegtuigen te kunnen bepalen. Door het ontbreken van herkenningspunten konden piloten lang niet altijd aangeven waar zij vlogen. De bevelhebbers op de grond dienden echter op de hoogte te zijn van de plaats waar hun jagers zich bevonden. Met een systeem van driehoekspeiling, waarbij vanuit drie verschillende en op flinke afstand van elkaar verwijderde plaatsen de richting bepaald werd waaruit het radiosignaal van een vliegtuig werd ontvangen. In 1941 werd een nieuwe methode geïntroduceerd waarbij een combinatie van peiling (vaststellen van richting waaruit radiosignaal komt) en afstandmeting (door het meten van de tijd die lag tussen het uitzenden van een signaal en het ontvangen van het retoursignaal) een zeer exacte positiebepaling mogelijk maakte. Het radiopeilstation bij Terlet was het allereerste station van het nieuwe soort. Vooruitlopend op de verwachting van een escalerende luchtoorlog besloot de ‘Luftwaffe eind 1942 de capaciteit van het nieuwe peilstation verder uit te breiden. Zij deden dat door in de nabijheid van reeds bestaande torens een tweede station op te richten. Wat Teerose betreft, viel de keuze op de locatie ongeveer ten noord-oosten van de weg tussen Zijpenberg en Brandtoren, het gebied rond het hoogste punt (+109 m N.A.P.) van Gelderland, ook wel bekend als Signaal Imbosch.104 Teerose II werd in de volksmond “Het Moffendorp” genoemd en is operationeel geweest van maart 1943 tot april 1945.105 Tegenwoordig herinnert weinig aan de peiltoren Teerose II in de gemeente Rheden. Begin jaren negentig was de kelder die behoorde tot het door de Duitsers gebouwde peilstation nog zichtbaar. In 1991 heeft Natuurmonumenten de restanten bedekt met grond die vrijkwam bij het graven van een ven aan de voet van de Elsberg, midden op de Rhederheide. Omdat gegevens over het object (afmetingen, bouwtekeningen) niet beschikbaar waren, heeft de Oudheidkundige Kring RhedenRozendaal destijds met spoed de voormalige waterkelder ingemeten. Ter plekke van Signaal Imbosch bevindt zich nu een heuvel met daarbovenop een deksel. Alleen de vleermuizen hebben, door middel van twee aangebrachte spleten, toegang tot de overblijfselen.106
104
W.H.Tiemens, 1997
105
J.J.R ter Pas, 1993
106
J.J.R. ter Pas, 1993
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
117
Afbeelding 81 en 82 Links de Auswertung van Teerose II, rechts enkele barakken, beschermd door Splittermauer Met het bedekken van de restanten van het radiopeilstation is een minder plezierig deel van het verleden aan het landschapsbeeld onttrokken. Anderzijds kan betoogd worden dat zo’n tastbare herinnering een belangrijke bijdrage kan leveren aan het bewustzijn over de waarde van vrede en vrijheid. Door Ashworth en Tunbridge107 is onder andere voor dit soort elementen uit het verleden de term ‘dissonant erfgoed’ geïntroduceerd. Het duidt aan dat verschillen in waardering leiden tot een verschillende houding tegenover het behoud ervan.
het ensemble Laag Soeren Voor de ontwikkeling van Laag Soeren begon in 1767 een belangrijke periode. In dat jaar kochten de Arnhemse Carel Otto van Kesteren en zijn vrouw Frederika Hoevenaar van Victor baron de Watteville en Theodora Willemina van Lynden zes boerderijen, de tiend in Laag Soeren en aandelen in de markegronden en de Soerense Hees. Van Kesteren begon voor 1780 al met de bouw van het huis Laag Soeren en de aanleg van een allee, de latere Badhuislaan. Verder werden in de omgeving van het huis de nodige woeste gronden ontgonnen, enkele lanen aangelegd en bossen aangeplant. Van Kesteren bouwde aan de beken een drietal papiermolens, namelijk “Welbedacht” (1791), “Nagedacht” (1793) en “Goedgedacht” (1796). In 1805 bouwde hij nog een graanmolen. Van Kesteren heeft enkele sprengen laten graven om de Bovenbeek beter van water te voorzien. In 1848 werd het landgoed eigendom van Pieter Nicolaas Jut van Breukelerwaard (17861874) en brak een heel nieuwe periode aan in de geschiedenis van Laag Soeren. Geplaagd door jicht zocht deze nieuwe eigenaar naar genezing. In Duitsland vond hij een badinrichting voor de koudwatergeneeskunde, gesticht door Vincent Priessnitz. Na zijn genezing werd Jut van Breukelerwaard een vurig pleitbezorger van de koudwaterbehandeling. Hij zag in de fraaie en gezonde omgeving gecombineerd met de beschikbaarheid van zuiver Veluwewater uit de sprengen een meer dan geschikte plaats om zijn plannen voor een kuuroord te verwezenlijken. In 1850 werd begonnen met de bouw van de badinrichting. Enkele jaren eerder was begonnen met de bouw van “Sprengenoord”, een logement met stalling en koetshuis, naast de graanmolen aan de Harderwijkerweg. In 1874 kwam Jut van Breukelerwaard te overlijden, waarna de stichting Bethesda zijn landgoed en kapitaal kreeg te beheren. Het huis Laag Soeren werd een hotel, waarvan de gasten ook konden kuren in het badhuis. Bij het huis werd in 1876 een dienstwoning gebouwd, waarin lange tijd ook een postkantoor was gevestigd. In 1880 beschikte de inrichting over een ijskelder die tot in de jaren veertig van de twintigste eeuw in het dennenbos achter het park heeft gelegen. De restanten van de ijshut bevinden zich hier 107
Ashworth & Tunbridge, 1997
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
118
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
nog.108 Op de enk werd, vermoedelijk in 1929, ’t Jachthuis gebouwd, de woning van de jachtopziener. Het huis Laag Soeren verkeert nog in vervallen staat. Van de tuin in parkachtige aanleg zijn alleen de hoofdlijnen bewaard gebleven. “Sprengenoord” ging onder leiding van de stichting dienen als huisvesting van patiënten, die gratis of tegen een laag tarief werden verpleegd, terwijl in het grote badhuis de meer welvarende gasten werden ondergebracht. In de loop der jaren twintig en dertig van de 20ste eeuw leverde de exploitatie van de badinrichting steeds grotere problemen op, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot de ontbinding van de stichting op 5 juni 1936. In het daaraan voorafgaande jaar waren alle resterende bezittingen van de stichting geveild. Na de Tweede Wereldoorlog is het complex eigendom geweest van de Amsterdamse Bank en is onder meer gebruikt als vakantie- en herstellingsoord en trainingscentrum. Sinds 1980 werd het gebruikt als inrichting voor transcendente meditatie met de naam “Soeria”. Bij de restauratie van de korenwatermolen in de jaren ’80 werd het aangrenzende Sprengenoord afgebroken. Andere pensions (Horsting; Gerbrands) verloren weliswaar hun functie, maar bleven als gebouw in herkenbare vorm bestaan. Ondanks de functiewijziging gedurende de afgelopen decennia bleven de verschijningsvorm van het gebouwencomplex en de directe omgeving nagenoeg ongewijzigd. Hoewel de ontwikkeling van Laag Soeren niet stil is blijven staan, is het gebied voor wat betreft de ruimtelijke opbouw en de hoofdvormen van de bebouwing opvallend gaaf bewaard gebleven. Om die reden is voor het gebied een procedure gestart om het als beschermd dorpsgezicht aan te wijzen. Een belangrijke motivatie is dat dankzij de goede afleesbaarheid van haar deels zo bijzondere ontwikkelingsgeschiedenis het een voor Nederland zeer uniek en waardevol ensemble vormt. Voormalige zalmkwekerij De boerderij aan Biljoen 7-9 te Velp is een voormalige zalmkwekerij. De boerderij zelf dateert van 1870 en is een rijksmonument. De zalmkwekers oefenden er hun ambacht uit tussen 1872 en 1896, tot groot genoegen van de omwonende adel. Het interieur van de zalmkwekerij is niet meer aanwezig.109
Afbeelding 83 Zalmkwekerij bij Overhagen en Biljoen op de Rivierenkaart van 1888110 108
F. van Heusden, 1997
109
zie voor nadere informatie over de zalmkwekerij: D.E. van Drimmelen 1987, pp. 53-54.
110
Topografische Inrichting: Kaart van de Gelderse IJssel en het Zwarte Water, schaal 1:10.000, z.p., uitgave 18771906
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
119
muziektent Aan de Overbeeklaan 14 te Velp bevindt zich een muziektent uit 1921, gebouwd in Gooise Landhuisstijl. Dit rechthoekige bouwwerk, gelegen op een eilandje in de vijver van het Villapark Overbeek, staat op een aan de korte zijden driezijdig vormgegeven bakstenen sokkel. Op de sokkel bevinden zich bewerkte houten stijlen die het rieten schilddak dragen en die verbonden worden door een horizontale houten reling. Aan de kant van de Overbeeksingel is de sokkelzone voorzien van traptreden. Het eiland waarop de kiosk zich bevindt is middels een houten draaibrug verbonden met de Overbeeklaan.111 Andere karakteristieke muziektenten (ook wel kiosken genaamd) in de gemeente Rheden bevinden zich aan de Selsweg te Ellecom (uit 1947), de Veerweg te Rheden en op het Kerkplantsoen te Spankeren.
Afbeelding 84 Muziektent op het kerkplantsoen te Spankeren
Openluchttheater De Pinkenberg In Velp is het openluchttheater Pinkenberg gelegen dat dateert uit 1934. Het theater is nog steeds in gebruik. In de zomer zijn er wekelijks toneel -en dansvoorstellingen en worden er in de openlucht filmvoorstellingen verzorgd. 7.2.7
Archeologie
ijzerwinning Van groot belang was de grootschalige middeleeuwse ijzerindustrie op en rond de stuwwal van de oostelijke Veluwe. Reeds vanaf de IJzertijd (800 - 12 voor Chr.) werd ijzer geproduceerd uit lokaal voorkomende ertsen. In dit gebied werd ijzer vooral gewonnen uit klapperstenen. Die zijn nog voor de laatste ijstijd ontstaan in de rivieren van het gebied. Om een kluitje leem zette zich ijzererts af, een verbinding van ijzer, zuurstof en silicium ofwel kiezel. Soms droogde de leem later in en ontstond ruimte in de steen. Je kon er dan mee ‘klapperen’. De gletsjers in de laatste ijstijd schoven de lagen klapperstenen omhoog, zodat ze als aders aan de oppervlakte kwamen. De bewoners van het gebied groeven de klapperstenen op. Op de Veluwe zijn grote oppervlakten te vinden waar kuilen herinneren aan de ijzerwinning. Toponiemen zoals IJzerbaan, IJzerkoelen en IJzerkuil verwijzen nog naar deze activiteit. 111
Gelders Genootschap, 1998
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
120
IJzer werd in Nederland ook wel uit ijzeroer gewonnen. IJzeroer is een dichte, harde, roodbruine bodemlaag, die rijk is aan ijzeroxide. IJzeroer ontstaat doordat ijzer door het grondwater wordt aangevoerd uit nabijgelegen hogere zandgronden, waar de bodem wordt uitgeloogd. Het water dat op lager gelegen plekken opstuwt, komt daarbij in contact met lucht, waardoor de opgeloste ijzerverbindingen oxideren. De slecht doorwaterende bodemlaag die ontstaat, wordt ijzeroerbank genoemd. Ten behoeve van de ijzerproductie werden smeltovens gebouwd. In onderstaande afbeelding is de opbouw ervan weergegeven. In de gemeente Rheden zijn op verscheidene plaatsen afvalhopen met ijzerslakken en bewoningsafval gevonden.112 In het Asselt zijn resten van een oude ijzeroven gevonden.
Afbeelding 85 Schematische weergave van de restanten van een smeltoven die werd gebruikt ten behoeve van de ijzerwinning
Uit archeologisch onderzoek blijkt dat er sprake was van permanente nederzettingen van professionele ijzersmelters. Omstreeks 1200 kwam er een abrupt einde aan de Veluwse ijzerindustrie. De reden hiervan is onduidelijk. Mogelijk speelde concurrentie van andere ijzerproductiecentra een rol. Daarnaast kan niet uitgesloten worden dat gebrek aan hout en zich ten gevolge van de ijzerwinning uitbreidende stuifzanden een rol van betekenis speelden. Het einde van de ijzerindustrie betekende tevens het einde van een groot deel van de nederzettingen op de stuwwal die sinds de 12de eeuw vrijwel niet meer werd bewoond. kuil in Het Asselt ‘In het Asselt in het Nationaal Park Veluwezoom bevindt zich een gegraven kuil van een zeer grote omvang. De kuil ligt midden in een met löss gevuld erosiedal. De kuil heeft een diameter van ongeveer 15 meter en is meer dan 5 meter diep. Rondom de kuil is een ongeveer één meter hoge en enkele meters brede ringwal aanwezig. Op een kaart uit 1648 staat de desbetreffende kuil aangegeven als ‘de put’. De heer A. ten Hoedt van de Vereniging Natuurmonumenten vond tijdens een boring in de ringwal een laatmiddeleeuwse kogelpotscherf. Tijdens een veldbezoek met de heer Ten Hoedt zijn ten noorden van de kuil boringen met een edelmanboor met een diameter van 15 cm verricht. Tijdens dit booronderzoek is gebleken dat er in ieder geval aan de noordzijde van de kuil 112
Gelders Genootschap & RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2004
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
121
sprake is van een grijsbruine cultuurlaag met spikkels houtskool en verbande leem. Verder zijn tijdens het booronderzoek ongeveer 10 handgevormde kogelpotscherven en één protosteengoed- of Pingsdorfscherf aangetroffen. IJzerslakken zijn tijdens het onderzoek niet gevonden. Vermoedelijk behoren de vondsten bij een nederzettingsterrein uit de (Vroege en) Late Middeleeuwen. De kuil heeft mogelijk een rol gespeeld bij de watervoorziening van de nederzetting. Hierbij kan gedacht worden aan een soort welput. Daarnaast is het mogelijk dat het om een kuil gaat die is gegraven ten behoeve van leemwinning.’113 Of daadwerkelijk leem is gewonnen op deze plek, blijft speculatief. oude erven Op de erfgoedkaart zijn op basis van de kadastrale minuut van 1832 de oude erven weergegeven. Dit zijn de plekken buiten de historische dorpskernen waar zich bebouwing bevond. Een markant gegeven dat uit de kaart blijkt is dat op de locatie van de oude erven in veel gevallen tegenwoordig (agrarische) bebouwing aanwezig is. De ordening van het huidige landschap heeft dan ook een belangrijke historische dimensie in zich; er is sprake van een hoge mate van continuïteit wat betreft bewoningspatroon. Overlevering en volksgeloof Binnen het leven van onze voorvaderen speelde geloof en bijgeloof een belangrijke rol. In de gemeente Rheden zijn verschillende elementen te vinden die verbonden zijn met mythes en sagen. Zo lijkt de naam ‘Onzalige Bossen’ te verwijzen naar het woud zonder genade. In het heilige bos Essop bevinden zich de ‘Afgodsberg’ en ‘Offerberg’. Volgens de bekende Gelderse historicus I.A Nijhoff (1795-1863) wijzen de gedaante en de inwendige gesteldheid, alsmede de namen zelf er op, dat deze ‘bergen’ in de eredienst van de allereerste bewoners een zeker godsdienstige rol hebben gespeeld.114 Beide bergen zouden aan Wodan gewijd zijn. Nabij Dieren liggen de Helsberg en de Donderberg, gewijd aan Hel, respectievelijk Donar. Ten noorden van Velp ligt de Tafelberg. Deze kunstmatige, conische heuvels met afgeplatte bovenkant werden vermoedelijk om religieuze redenen opgeworpen. Vanaf de 19de eeuw werden ze als heidense offerbergen beschouwd115. Een ander verschijnsel dat tot de verbeelding van de vroegere bewoners heeft gesproken zijn de grote keien die hier en daar langs de Veluwezoom worden aangetroffen. In zijn reisverslag schreef Van der Ven: ‘De Veluwsche boer, die niets weet van de werking der landijsdekking in de glacialen tijd en van den nivellerenden invloed der smeltwaterbeekjes, nam eenvoudig aan dat “De Booze” de donderkeien op zijn hellevaarten had neergekwakt en betitelde de Scandinavische zwerfblokken met den naam van ‘Duivelsteenen’116 Veel grote stenen werden in het verleden als kwaad beschouwd, zij zouden herinneren aan de aanwezigheid van de duivel. In de Onzalige Bossen bij Rheden ligt een grote kei, de Duivelssteen. Volgens het verhaal zou de duivel, staande in het Montferland, de steen naar de torens van Doesburg hebben gegooid. Een andere bijgeloof was dat wanneer men met een speld in deze steen prikte, er bloed uitkwam. Dit bloed is wellicht een herinnering aan de mensenoffers die, zoals men dacht, op de steen hadden plaatsgevonden.117
113
Gemeente Rheden, 2004
114
D.J. van der Ven, 1923
115
J. Schuyf, 1995
116
D.J. van der Ven, 1923
117
J. Schuyf, 1995
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 Toelichting Erfgoedkaart-v6.doc
122
Afbeelding 86 Duivelssteen Een bekende Rhedense sage is die van Mooi-Ann, de dochter van de heer van Velp. Zij had een verhouding met de jonker van Biljoen. De jonker ontvoerde haar, maar door één of andere omstandigheid raakte Mooi-Ann in de vijver van Biljoen en verdronk. Sinds die gebeurtenis verschijnt Mooi-Ann van tijd tot tijd als nevel en klampt willige mannen aan om hen hetzelfde lot te laten ondergaan wat haar zelf is overkomen.118
Afbeelding 87 De verschijning van Mooi-Ann bij kasteel Biljoen
118
J. Cohen, 1921
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 kennisleemtes en nader onderzoek-v4.doc
8
123
KENNISLEEMTES EN NADER ONDERZOEK
Bij het opstellen van dit erfgoedplan is gebruik gemaakt van bestaande kennis op het gebied van archeologie, historische geografie, historische bouwkunst en historische stedenbouw. Een grote hoeveelheid informatie was verspreid over een veelvoud aan bronnen. In het kader van het opstellen van dit erfgoedplan heeft onder meer literatuurstudie plaatsgevonden, is archiefonderzoek verricht en zijn historisch kaarten geïnterpreteerd. Daarnaast is overleg gevoerd met leden van de Oudheidkundige Kring Rheden-Rozendaal, waarbij veel waardevolle informatie en suggesties zijn aangedragen. Aan de hand van de beschikbare gegevens is per categorie een beschrijving gegeven van de historische functie, ontwikkeling en context. Daarnaast is ingegaan op de huidige status van het object, dan wel de mate waarin een historische structuur in het landschap nog herkenbaar is. Ondanks de rijkdom aan gegevens over het Rhedense erfgoed, is duidelijk geworden dat de hoeveelheid, alsmede de aard van de beschikbare informatie per onderwerp aanzienlijk verschilt. Voor een groot deel van het erfgoed geldt, dat tot op heden nog niet alles uitvoerig is beschreven of nauwkeurig in kaart gebracht is. In dit hoofdstuk wordt getracht een overzicht te geven van de belangrijkste kennisleemtes die op grond van de uitgevoerde inventarisatie gesignaleerd zijn. Deze paragraaf dient beschouwd te worden als opmaat voor toekomstige aanvullingen op de inhoud van het erfgoedplan. Het geeft de accenten weer die gelegd zouden kunnen worden bij nader onderzoek naar het erfgoed van de gemeente Rheden. Bij het opstellen van een overzicht van kennisleemtes is gelet op twee aspecten; ten eerste de beschikbaarheid van algemene informatie over een onderwerp (categorie-informatie) en ten tweede de beschikbaarheid van gegevens over afzonderlijke objecten en structuren (objectinformatie). Met betrekking tot dit laatste geldt dat, vanuit het oogpunt van de ruimtelijke ordening en inrichting beschouwd, met name ook de kartering van objecten en structuren aandacht verdient. Nader onderzoek kan er dan ook toe leiden dat de erfgoedkaart, die een overzicht geeft van de locatie van de verschillende objecten en structuren, in de toekomst aangevuld wordt. In het vervolg van deze paragraaf wordt voor de eerder onderscheiden legenda-eenheden aangegeven of algemene informatie over het onderwerp, dan wel informatie op objectniveau tot op heden beperkt is of geheel ontbreekt. Daarbij worden in enkele gevallen suggesties gedaan voor nader onderzoek. Bij wijze van handreiking voor toekomstig onderzoek is als bijlage een lijst van publicaties opgenomen, die betrekking hebben op het Rhedense erfgoed.1 heirweg
Delen van heirwegen zijn tegenwoordig nog aanwezig. Gegevens over het oorspronkelijk beloop en het profiel van de weg ontbreken. Onder andere door middel van luchtfoto- en hoogtekaartinterpretatie zou tot nieuwe inzichten gekomen kunnen worden;
schaapsdriften
Over de functie en het gebruik van schaapsdriften is veel bekend. Wat thans ontbreekt is een volledige inventarisatie van schaapsdriften die tegenwoordig nog aanwezig zijn;
1
deze lijst is samengesteld door dhr. Walter de Wit van de Oudheidkundige Kring Rheden-Rozendaal
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 kennisleemtes en nader onderzoek-v4.doc
124
markegrenzen
Oude markegrenzen zijn mogelijk nog herkenbaar in het landschap, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van fysieke structuren (grenswal/grenssloot) of objecten (grensbomen). Ook verwijzen verschillen in verkavelingspatroon naar de vroegere landschappelijke indeling. Historisch-geografisch onderzoek zou zich kunnen richten op het identificeren van de markegrenzen in het huidige landschap;
wildwallen
Een inventarisatie van nog aanwezige wildwallen op de stuwwal ontbreekt. Op de erfgoedkaart zijn delen van wildwallen opgenomen waarover gegevens beschikbaar waren;
boswallen
Een inventarisatie van nog aanwezige boswallen op de stuwwal ontbreekt. Aan de hand van veldonderzoek, archiefonderzoek en de interpretatie van de hoogtekaart zou de ligging van veel van deze boswallen achterhaald kunnen worden;
oude bossen
De beschikbare informatie over oude bossen is algemeen van aard. Informatie over dit onderwerp beperkt zich tot het benoemen van de oude bosgebieden (toponiemen), hun eigenaren en het gebruik. Een overzicht van de begrenzingen van de oude bossen ontbreekt. In het kader van deze inventarisatie is geen gebruik gemaakt van gegevens die instanties als Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Dienst Landelijk gebied, Stichting Landschapsbeheer Gelderland en Het Geldersch Landschap mogelijk over dit onderwerp hebben. Een onderzoek naar de begrenzing, samenstelling, ouderdom en huidige status van oude bosgebieden zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het afstemmen van inrichtings- en beheerplannen op het historisch landschap. In een breder perspectief geplaatst, zou onderzoek in de toekomst zich kunnen richten op de vraag naar de mate waarin het landschap in de gemeente Rheden veranderd is. Een dergelijk overzicht van de continuïteit in landgebruik is voor de gehele Veluwe opgesteld door de Universiteit Wageningen2. Een geactualiseerd overzicht voor de gehele gemeente Rheden zou verkregen kunnen worden door middel van een vergelijking van topografische kaarten uit verschillende tijdsperioden;
grensbomen
Aan de hand van historisch kaartmateriaal en veldonderzoek kan vastgesteld worden welke grensbomen tegenwoordig nog aanwezig zijn;
dijken en kaden In het kader van dit erfgoedplan is een globale inventarisatie uitgevoerd ten aanzien van oude dijken en kaden. Een studie naar ouderdom, ligging, eigendom, beheer, etc. ontbreekt tot op heden. De Rivierenkaarten uit de 19de eeuw kunnen daarbij als uitgangspunt dienen; pollen
2
Voor de pollen die aanwezig zijn in het lager gelegen gebied van de gemeente Rheden geldt dat met name globale informatie over het onderwerp beschikbaar is. Ook is de ligging van de pollen bekend. Door
S.M. ten Houte de Lange, red., 1977
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
125
39.001 – 2008 02 11 kennisleemtes en nader onderzoek-v4.doc
middel van archeologisch onderzoek zou meer inzicht verkregen kunnen worden in de ouderdom, opbouw en omvang van de afzonderlijke pollen. Ook archiefonderzoek kan mogelijk een nieuw licht werpen op de bewoningsgeschiedenis, het gebruik en de relatie met het natuurlijk landschap. landgoederen
Over de landgoederen is zeer veel bekend. Van de meeste landgoederen bestaat een uitgebreide geschiedkundige beschrijving. Eveneens is reeds veel geschreven over de ontwikkeling van landgoederen in het algemeen. Op dit moment ontbreekt echter een samenhangend overzicht van de wijze waarop de landgoederen zich ruimtelijk ontwikkeld hebben. Met name inzicht in de tuinarchitectonische ontwikkelingen is vrij beperkt. Veel oude bezittingen zijn in de loop der tijd uitgebreid, nieuwe gebouwen zijn opgetrokken, lanen en tuinen aangelegd en vijvers gegraven. In de 19de eeuw zijn tal van nieuwe landgoederen gesticht. Het zou interessant zijn om de ruimtelijke ontwikkeling per landgoed gedetailleerd in kaart te brengen. Een overzichtswerk van de Rhedense landgoederen zou, mede gezien de belangrijke plaats die zij vertegenwoordigen binnen de ruimtelijke identiteit van de gemeente Rheden, van waarde zijn. Het accent zou daarbij gelegd moeten worden op de tuin -en landschapsarchitectuur.
villa’s
In de gemeente Rheden bevinden zich veel monumentale villa’s. In verschillende publicaties is aandacht besteed aan de villabouw. Onder meer in Ambt & Heerlijkheid geeft Den Boer-Pinxter3 een overzicht van de villabouw in de gemeente Rheden in de periode 1850-1950. Tevens geldt dat veel villa’s in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project zijn geïnventariseerd.4 Opvallend is dat de beschikbare informatie met name objectgericht is. Toekomstig onderzoek zou zich meer kunnen richten op het beschrijven van maatschappelijke aspecten: de achtergronden van de villabouw, de relatie tussen eigenaren en architecten, en de gevolgen van de villabouw voor het leven in de dorpen.
kerken
Ten aanzien van nader onderzoek naar het onderwerp ‘kerken’ zijn waardevolle suggesties aangedragen door mevr. M. Poorthuis van de Oudheidkundige Kring Rheden-Rozendaal. Deze zijn op deze plaats verwerkt. De informatie die thans voorhanden is over kerken is met name objectgericht. Het zou interessant zijn om de ontwikkeling van het kerkelijk leven in een bredere context te onderzoeken. Te denken valt aan een studie over de invloed die zaken als de reformatie, de opleving van het katholicisme in de 19de eeuw en de aanvang van de ontkerkelijking in de 20ste eeuw hebben gehad op de stijl en de bouw van kerkgebouwen. Ook zouden de kerkgebouwen in onderlinge samenhang bestudeerd kunnen worden. In de gemeente Rheden staan bijvoorbeeld zeker vier kerken uit de 12de/13de eeuw (Velp, Rheden, Ellecom, Spankeren). Deze
3
Den Boer-Pinxter, 1998
4
Uitgebreid onderzoek naar de villabouw in de gemeente Rheden is uitgevoerd door drs. R.J.A. Crols van het Gelders Genootschap.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 kennisleemtes en nader onderzoek-v4.doc
126
kerken zijn voorbeelden van het stichten van kerken en parochies in de Vroege Middeleeuwen. Rond 1000/1100 ontstaan de eerste stenen kerken langs Rijn en IJssel, die qua stijl invloed hebben ondergaan uit het Rijngebied in Duitsland. Op sommige plaatsen ontstaan de tufstenen kerkjes nog eerder. De beschikbaarheid en aanvoer van de materialen is daarbij belangrijk, want in andere gebieden gebruikte men al in een vroegtijdig stadium bakstenen (de zogenaamde kloostermoppen, die aanvankelijk het formaat van tufstenen kregen). Op de plaats waar tufstenen kerkjes ontstonden hadden vaak al houten kerkjes gestaan. Interessant in het kader van de kerkgeschiedenis is aan te geven hoe de eigendomsrechten van de gronden in een bepaald gebied lagen. Daaruit valt op te maken welke abdij invloed heeft uitgeoefend op het stichten van kerken in een bepaald gebied (abdij van Deutz, Munster, …) en dus op de stijl van de gebouwen. Hier moet nog nader onderzoek naar gedaan worden in deze omgeving. ijzerwinning
GEMEENTE RHEDEN
Op dit moment is een tiental ijzerwinplaatsen in de gemeente Rheden archeologisch onderzocht. Ongetwijfeld zijn nog tal van archeologische restanten van ijzerwinning aanwezig. Uit verschillende onderzoeken is bekend dat de middeleeuwse ijzerwinning op de stuwwal van de Veluwe sporen heeft nagelaten in het landschap. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op het in kaart brengen van deze sporen. Een belangrijk hulpmiddel daarbij kan de Algemene Hoogtekaart van Nederland zijn.
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 identiteitsdragers-v5.doc
9
WAARDERING EN IDENTITEIT
9.1
Algemeen
127
Het voorgaande hoofdstuk bevat een overzicht van het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed van de gemeente Rheden. Hoewel veel verdwenen en veranderd is, wordt de bestaande ruimtelijke structuur van de gemeente nog steeds grotendeels bepaald door overblijfselen uit het verleden. Het huidige landschap vormt als het ware een spiegel van het verleden. Het gemeentebestuur vindt dat het erfgoed een belangrijke rol moet gaan en blijven spelen in het gemeentelijk beleid. Uit de Erfgoedkaart die bij het voorgaande hoofdstuk hoort, is al af te lezen, dat “het erfgoed” een nogal ingewikkeld begrip is: het bestaat uit een veelvoud aan elementen die enorm verschillen in omvang, ouderdom en betekenis. Om aan het voornemen van het gemeentebestuur vorm te geven is het van belang een ordening aan te brengen in de diversiteit van de erfgoed-elementen. Vooral belangrijk is het aanbrengen van een zekere ordening in belangrijkheid: welke elementen zijn belangrijk en welke zijn minder belangrijk. En waarvoor is het dan belangrijk? In paragraaf 9.2 wordt nader ingegaan op waardering en waarderingsmethoden. In paragraaf 9.3 wordt de waardering in relatie gebracht met het begrip ruimtelijke identiteit. Vervolgens is in paragraaf 9.4 een standpunt ingenomen over de accenten die gelegd zouden moeten worden binnen het erfgoedbeleid. In het verlengde hiervan wordt ingegaan op de maatregelen die genomen moeten worden om bij de implementatie van dit erfgoedplan, en de verdere ontwikkeling van het erfgoedbeleid in de gemeente Rheden, dit standpunt over de toekomst van het Rhedense erfgoed uit te dragen en te verwezenlijken.
9.2
Waardering
Om verantwoorde keuzes te kunnen maken ten aanzien van het Rhedense erfgoed, is een afwegingskader nodig. Door middel van waardering kan een onderscheid gemaakt worden tussen zaken die belangrijk, en zaken die minder belangrijk zijn. In de monumentenwereld zijn bibliotheken vol geschreven over selectie en waardering van gebouwde objecten. In meer algemene cultuurhistorische benaderingen, zoals van Hendrikx1 en van Renes, Meijer & De Poel2 worden over het algemeen de volgende criteria gehanteerd voor de bepaling van de historische waarde: • • • • •
ouderdom zeldzaamheid samenhang kenmerkendheid gaafheid/herkenbaarheid
Deze criteria zijn gehanteerd voor een waardering van de cultuurhistorische elementen in de gemeente Rheden. Gezien de globale aard van de beschrijvingen die in dit erfgoedplan zijn opgenomen, is ervoor gekozen om per onderscheiden categorie een waardering toe te kennen en niet per object. Er is dus een waardering opgesteld voor de categorie 1
Hendrikx, 2001.
2
J. Renes, J. Meijer en K.R. De Poel, 2002
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 identiteitsdragers-v5.doc
128
“kasteel/landhuis” en niet voor de afzonderlijke kastelen en landhuizen. Een beoordeling op objectniveau zou veel meer gedetailleerde informatie vereisen. Hoewel de uitkomst dus geen handvatten biedt voor een onderlinge vergelijking van gelijksoortige cultuurhistorische elementen, ontstaat door deze werkwijze wel een beeld van de mate waarin de verschillende categorieën cultuurhistorische elementen in de hele gemeente belangrijk zijn. In het kader van deze waardering is per categorie een score toegekend voor de criteria ‘ouderdom’, ‘zeldzaamheid’, ‘samenhang’, ‘kenmerkendheid’ en ‘herkenbaarheid’. Een schaal van 1 tot 5 is gehanteerd, waarbij getalswaarde en waardering evenredig werden toegepast. Getracht is om de waardering zoveel mogelijk te baseren op de globale eigenschappen van een categorie. Voor het criterium ouderdom is uitgegaan van het tijdvak waarin een bepaald cultuurhistorisch element zijn oorsprong vindt. Zo krijgen kastelen een hogere ouderdomswaarde toegekend dan landhuizen, omdat hun oorsprong in de Middeleeuwen ligt en die van landhuizen in de daaropvolgende periode (16de eeuw tot begin 20ste eeuw). Voor het criterium ‘zeldzaamheid’ is de mate waarin gelijksoortige cultuurhistorische elementen voorkomen op verschillende schaalniveaus (Nederland, provincie Gederland, gemeente Rheden) in ogenschouw genomen. Het Veluwse sprengenlandschap is bijvoorbeeld uniek voor Nederland, echter door het aantal sprengbeken dat op de Veluwe voorkomt zijn de Rhedense sprengbeken niet uitzonderlijk zeldzaam. Een cultuurhistorisch element dat wel als uniek voor de gemeente Rheden valt te bestempelen, is de Middachterallee. Voor het criterium ‘samenhang’ is gelet op onderlinge relaties, zowel van elementen binnen dezelfde categorie, tussen categorieën, als met het natuurlijk landschap. De ‘kenmerkendheid’ is gebaseerd op de mate waarin een categorie van cultuurhistorische elementen typerend is voor een bepaalde ontwikkelingsfase of voor een gebied. Een goed voorbeeld zijn de villa’s en villaparken die vanaf het einde van de negentiende eeuw op grote schaal werden gebouwd en die nog steeds in belangrijke mate het beeld van de gemeente Rheden bepalen. Voor het criterium ‘herkenbaarheid’ is niet alleen uitgegaan van de mate waarin een element in het landschap zichtbaar is, maar ook van de mate waarin de achtergrond, functie en betekenis nog uit de fysieke hoedanigheid en ruimtelijke context te herleiden valt. Het resultaat van de waardering is de navolgende tabel waarin de scores op de afzonderlijke criteria en de eindscore zijn aangegeven. De totaalscore is daarbij het product van de afzonderlijke scores. Op basis van deze totaalscore kunnen soorten elementen met een hoge waardering, een middelhoge waardering en een lage waardering onderscheiden worden. In de tabel is voor de onderscheiden categorieën de cultuurhistorische waarde aangegeven. Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten zijn niet gewaardeerd. De reden hiervan is simpel: deze elementen en gebieden zijn van rechtswege allang gewaardeerd en zijn daardoor automatisch in de hoogste waardering uitgekomen.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
129
totaal
herkenbaarheid
Waardering
kenmerkendheid
samenhang
zeldzaamheid
ouderdom
39.001 – 2008 02 11 identiteitsdragers-v5.doc
sprengen
3
3
3
5
4
18
Apeldoorns Kanaal
3
2
4
3
4
18
heirweg
5
4
3
2
1
15
schaapsdrift
4
2
4
3
1
14
koningsweg/ jachtwegen
3
5
4
4
4
20
(restant) laanstructuur behorend bij landgoed
3
3
5
5
5
21
Middachterallee
4
5
5
5
5
24
straatweg
3
4
5
5
4
21
historisch stratenpatroon
5
3
4
3
3
18
weg/pad buiten de bebouwde kom
5
3
4
3
3
18
kerkweg
5
4
4
3
3
19
spoorlijn
2
2
3
4
5
16
oude verkaveling
5
2
3
3
2
15
wildgraaf
5
4
4
5
3
21
dijk/kade
4
1
3
2
4
14
pol
5
3
4
4
2
18
enkeerdgronden
5
2
4
2
2
15
stuifzanden
3
2
3
3
3
14
landgoederen
4
4
5
5
5
23
groeve
3
2
3
2
3
13
afgraving
3
2
3
3
3
14
historische dorpskernen
4
4
5
5
5
23
historische lintbebouwing
4
4
5
4
4
21
villaparken
3
3
5
5
5
21
kerkhof/begraafplaats
3
1
3
3
4
14
kerk
4
2
4
4
5
19
kasteel
5
4
5
5
5
24
landhuis
4
3
4
5
5
21
watermolen
3
4
4
4
4
19
Jerusalem
-
beschermde gezichten *)
-
schaapskooi
3
4
3
4
3
17
steenfabriek (restant)
2
2
4
3
3
14
sluis
2
2
3
3
2
12
voormalig klooster
2
2
2
2
2
10
Rijksmonument *) en gemeentelijk monument *)
-
*) = automatisch in de hoogste waardering
-
Waardering: 1 = zeer laag, 2 = laag, 3 = gemiddeld, 4 = hoog, 5 = zeer hoog
Deze waarderingsmethode geeft een min of meer geobjectiveerde uitkomst. Min of meer, want de uiteindelijke uitkomst is in wezen toch afhankelijk van de keuzes en achtergronden van degene die de waardering opstelt, een onvolledigheid waaraan niet te ontkomen valt.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 identiteitsdragers-v5.doc
130
Een belangrijk punt wordt nog gemist in deze benadering, namelijk: wat betekent het voor de eigenheid van Rheden? Iets kan volgens de voorafgaande methode een relatief lage waardering hebben gekregen, maar erg belangrijk zijn geweest voor de totstandkoming van de ruimtelijke structuur van Rheden. Zo wordt de spoorlijn op zichzelf matig gewaardeerd, maar deze is door zijn betekenis wel enorm belangrijk geweest voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Door de komst van de spoorlijn werd de ontwikkeling van villawijken gestimuleerd.
9.3
Ruimtelijke identiteit
9.3.1
Wat is ruimtelijke identiteit ?
Integraal erfgoedbeleid vraagt om het maken van keuzes. Eén van de meest essentiële vragen die daarvoor gesteld moet worden heeft betrekking op de identiteit. Niet alleen is het belangrijk om vast te stellen welke resterende elementen en structuren uit het verleden het huidige karakter van de gemeente Rheden bepalen, maar ook dienen uitspraken gedaan te worden over de wijze waarop in de toekomst met het Rhedense erfgoed wordt omgegaan.3 Identiteit is een sociaal-construct: het is geen vaststaand gegeven, maar een gedachteconstructie die ontstaat als gevolg van een reflectie op het eigen zijn. Collectieve identiteit (van groepen, bijvoorbeeld de inwoners van een gemeente) berust op consensus over het gemeenschappelijke zijn. Door interactie en de dialoog komt kennis en bewustzijn over de eigen identiteit tot stand. In relatie tot het cultureel erfgoed kan gesteld worden dat materiële of immateriële betekenisdragers uit het verleden gemeenschappelijke betekenissen verkrijgen binnen een cultureel referentiekader. In het navolgende wordt vooral het begrip ruimtelijke identiteit gehanteerd, die wordt bepaald door identiteitsdragers: materiële betekenisdragers. Bij het bepalen van wat nu een identiteitsdrager is en wat niet (of in mindere mate) is onder meer gebruik gemaakt van de in de vorige paragraaf beschreven waardering. De volgende stappen zijn gevolgd: 1. 2. 3. 4.
inventarisatie van elementen en structuren (vorige hoofdstukken) waardering van elementen en structuren (paragraaf 9.2) bepaling ruimtelijke identiteit (paragraaf 9.3.2) aanwijzen ruimtelijke identiteitsdragers (paragraaf 9.3.3)
Vervolgens is in paragraaf 9.4 een standpunt ingenomen over de accenten die gelegd zouden moeten worden binnen het erfgoedbeleid.
3
In het advies van de Monumentencommissie Rheden (2004) ten aanzien van de Discussienota Structuurvisie wordt aangegeven dat een duidelijke omschrijving van de identiteit van de gemeente gewenst is, als een centrale toetssteen voor toekomstige ontwikkelingen en als basis voor het te voeren beleid. Een toekomstvisie vereist volgens de Monumentencommissie een duidelijk antwoord op de vraag ‘Wat maakt dat Rheden zich onderscheidt van een willekeurige andere gemeente?’, dit om consequente beleidskeuzes te maken.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 identiteitsdragers-v5.doc
9.3.2
131
De ruimtelijke identiteit van de gemeente Rheden
landschappelijke geleding Uit een onderzoek van M.G.J. Pikkemaat van Wageningen Universiteit4 naar de richtinggevende cultuurhistorische identiteitsdragers van de gemeente Rheden komt naar voren dat bewoners uit de verschillende dorpen het karakter van de eigen gemeente in sterke mate in verband brengen met de landschappelijke geleding van het gebied. Opvallend is dat vrijwel alle ondervraagden het onderscheid tussen het vlakke, open landschap van de IJssel en de hoger gelegen, beboste Veluwezoom benoemen. Eén van de geïnterviewde bewoners karakteriseert de gemeente Rheden als een ‘lint van dorpen met aan één kant de rivier en aan de andere kant de Veluwe’. Op grond van genoemd onderzoek kan gesteld worden dat de driedeling in landschappelijke zones (zie paragraaf 2.1), ook in het perspectief van de beleving van de eigen leefomgeving, beschouwd kan worden als belangrijke drager van de historisch-ruimtelijke structuur van de gemeente Rheden. kenmerkendheid Eén van de aanbevelingen die in de studie van Pikkemaat wordt gedaan is dat bij het benoemen van de cultuurhistorische identiteitsdragers van de gemeente Rheden moet worden uitgegaan van de sfeer van plekken. Gesteld wordt dat niet zozeer de afzonderlijke elementen, maar juist de samenhang tussen deze elementen als uitgangspunt bij waardering genomen dient te worden. Bij de waardering die in het kader van dit erfgoedplan is uitgevoerd is op dit punt ingespeeld door uit te gaan van de kenmerkendheid van elementen, objecten en structuren voor de onderliggende landschappelijke zone. herkenbaarheid Pikkemaat constateert tevens dat bij het benoemen van de richtinggevende cultuurhistorische identiteitsdragers naast een ruimtelijke identiteit (het afwisselende landschap van Veluwezoom en waarden) een symbolische identiteit van de gemeente Rheden onderscheiden dient te worden. Hoewel de symbolische identiteit in sterke mate verbonden blijkt te zijn met de karakteristiek van het landschap, komt in het onderzoek ook naar voren dat historische landschapselementen veel minder geassocieerd worden met cultuurhistorie dan bijvoorbeeld monumentale gebouwen. Landschapselementen dragen vooral bij aan de sfeer van de omgeving, zonder dat bewoners deze elementen expliciet als erfgoed herkennen. 9.3.3
Identiteitsdragers
Het aanwezige erfgoed is in het inventarisatiedeel van dit erfgoedplan (hoofdstuk 7) uitvoerig beschreven. De beschrijving is vertaald naar een erfgoedkaart, waarop het Rhedense erfgoed is weergegeven. Hoewel de verschillende elementen en structuren stuk voor stuk een bijdrage leveren aan de identiteit van de gemeente Rheden, zijn er enkele die meer bepalend zijn dan anderen. Om die reden is een identiteitskaart samengesteld. Deze geeft de zogenaamde identiteitsdragers weer: fysieke elementen die, veelal samenhangend met hun ligging in het landschap, de ruimtelijke identiteit of karakteristiek van de gemeente Rheden bepalen. Op deze plaats dient benadrukt te worden dat voor de identiteitskaart andere uitgangspunten een rol hebben gespeeld dan voor de 4
Pikkemaat, M.G.J: Het verhaal van de gemeente Rheden - een verkennend onderzoek naar richtinggevende cultureel-ruimtelijke identiteitsdragers, ’s-Hertogenbosch 12 januari 2006 - dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Adviesbureau Cuijpers
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 identiteitsdragers-v5.doc
132
waarderingskaart. Bij de waarderingskaart is geredeneerd vanuit op zichzelf staande categorieën van cultuurhistorische elementen. De vraag die daarbij centraal stond was: ‘hoe belangrijk is het element in cultuurhistorisch opzicht?’. De waarde die is toegekend heeft betrekking op de elementen zelf. Bij het opstellen van de identiteitskaart is de toegekende waardering meegewogen. Echter de vraag: ‘wat bepaalt het wezen van de gemeente Rheden?’ is leidend geweest. Bij het aanwijzen en in kaart brengen van de identiteitsdragers zijn dan ook vooral de waarderingscriteria ‘kenmerkendheid’ en ‘herkenbaarheid’ in beschouwing genomen. Zo geldt bijvoorbeeld dat de Rhedense identiteit onlosmakelijk verbonden is met de kastelen, landhuizen en villa’s die zich in de landschappelijke overgangszone bevinden. Met het oog op de relatie van structuren en elementen met het onderliggende landschap, worden hieronder per landschappelijke zones de identiteitsdragers benoemd.
1
Het stuwwallenlandschap
De gronden van deze hoger gelegen zone waren vanouds in handen van twee typen eigenaren: de grootgrondbezitters en de markenorganisaties. Tegenwoordig zijn er nog verschillende restanten die herinneren aan deze tweeledige bezitsstructuur. Enerzijds bevinden zich hier (grote delen van) de landgoederen, historische lanen, oude bossen en de jachtgebieden. Anderzijds zijn in het stuwwallenlandschap heidevelden, schaapsdriften en schaapskooien te vinden die herinneren aan de agrarische functie die het gebied in het verleden vervulde. Omwille van hun herkenbaarheid en kenmerkendheid zijn de landgoederen op de identiteitskaart opgenomen als identiteitsdragers. Tevens zijn de historische lanen die bij de verschillende landgoederen behoren op de kaart weergegeven. Met het oog op de kenmerkendheid voor de vroegere agrarische functie van de hogere gronden, is ook de functionerende schaapskooi op landgoed de Heuven opgenomen als identiteitsdrager.
Afbeelding 88 Heidevelden bij de Posbank
2
Overgangszone
In deze zone, die wordt gevormd door de overgang van het hoger gelegen stuwwallenlandschap naar het lager gelegen rivierdal van de IJssel, bevinden zich de oude landbouwgronden, de oude boerderijen, de nederzettingen, de kerken, kastelen en buitenplaatsen. De oude dorpskernen worden verbonden door de straatweg Arnhem-Zutphen. In deze zone bevinden zich eveneens elementen en structuren die
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 identiteitsdragers-v5.doc
133
herinneren aan de ingrijpende ruimtelijke veranderingen die de dorpen als gevolg van de aanleg van het kanaal Apeldoorn-Dieren (1860), de aanleg van de spoorlijn Arnhem-Zutphen (1865) en de goederenspoorlijn Dieren-Apeldoorn (1887) doormaakten. De nijverheid en het toerisme kregen als gevolg van de verbeterde bereikbaarheid van het gebied een enorme impuls. Ruimtelijk vertaalde dit zich onder meer in de bouw van fabrieksgebouwen, volkswoningcomplexen, villa’s en recreatieve voorzieningen (onder meer pensions en hotels). Op de identiteitskaart zijn de historische dorpskernen, de beschermde gezichten, de monumenten, de villaparken, de straatweg en de verschillende kerken, kastelen en landhuizen als identiteitsdragers opgenomen. Uit het onderzoek van Pikkemaat blijkt dat bewoners elementen als oude boerderijen, kerken en de diverse villa’s als kenmerkend ervaren voor hun woonomgeving. Vooral de kastelen Biljoen en Middachten (met de Middachterallee) nemen een bijzondere positie in als het gaat om de historische beleving. De straatweg Arnhem-Zutphen vormt een herkenbare verbindingsweg tussen de verschillende dorpen.
3
Rivierdal van de IJssel
In deze zone zijn de lager gelegen broekgronden en de uiterwaarden van de IJssel gelegen. De identiteitsdragers die zich in deze zone bevinden zijn de strangen, dijken en op pollen gebouwde boerderijen.
Afbeelding 89 De uitgestrekte IJsselvallei bij de Spankerense Weilanden
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 identiteitsdragers-v5.doc
134
In vrijwel alle gesprekken kwam het groene karakter van de gemeente Rheden als een van de belangrijkste kenmerken naar voren. Het groene karakter wordt niet alleen bepaald door de verhouding bebouwd-onbebouwd, maar ook door de aanwezigheid van landgoederen, het groene karakter van veel woonwijken binnen de dorpen, fraaie lanen daarbinnen en daarbuiten etc.
Afbeelding 90 Onverharde weg in de bossen van het Voorste Schaddeveld - de identiteit van Rheden is onlosmakelijk verbonden met het groene karakter
Voor de beschrijving van de ruimtelijke identiteit in deze rapportage is het gemeentelijk schaalniveau als uitgangspunt genomen. Er is dus gekeken op structuurniveau. Een gevolg is dat het accent ligt op elementen die voor de gehele gemeente Rheden kenmerkend zijn. Indien op een lager schaalniveau wordt gekeken naar de ruimtelijke identiteit, dan kunnen kleinschaliger elementen worden onderscheiden die het karakter van een (deel)gebied bepalen. 9.3.4
De ruimtelijke identiteitskaart
De uitkomsten van het hiervoor beschreven proces zijn weergegeven op de ruimtelijke identiteitskaart. Daarin is de hoofdindeling van het gebied in drie deelgebieden (rivierdal, overgangsgebied en het hoge gebied) als ondergrond aangegeven, omdat vrijwel iedereen dit als een van de meest karakteristieke kenmerken van het gebied zal ervaren. Daarop zijn alle geïnventariseerde elementen weergegeven, waarbij een onderscheid is gemaakt in identiteitsdragers (ruimtelijke elementen en structuren die bepalend zijn voor de ruimtelijke identiteit van de gemeente) en identiteitsondersteuners (ruimtelijke elementen en structuren die minder belangrijk zijn voor de ruimtelijke identiteit of die niet zijn te herkennen als medebepalers van de ruimtelijke identiteit).
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 identiteitsdragers-v5.doc
9.4
135
Standpunten
identiteit en inspiratie De gemeente Rheden stelt zich tot doel erfgoed tot geïntegreerd onderdeel van het totale gemeentelijke beleid te maken. Het bewustzijn over de waarde van het Rhedense erfgoed, en het besef dat het erfgoed een fundamentele bijdrage levert aan de eigen identiteit van de gemeente, liggen hieraan ten grondslag. Identiteit is een sociaal-construct en berust in belangrijke mate op keuzes die gemaakt worden. Het behouden en versterken van de unieke Rhedense identiteit is dan ook het oogmerk van het gemeentelijk erfgoedbeleid. De gemeente staat daarbij een ontwikkelingsgerichte benadering voor. Het erfgoed wordt als inspiratiebron gebruikt voor planvorming op diverse gemeentelijke beleidsterreinen. Vanuit de hierboven beschreven identiteit kunnen thema’s worden gedestilleerd die als aanknopingspunten voor het formuleren van het toekomstig erfgoedbeleid kunnen worden benut.
organisatorische consequenties De keuze om het erfgoedbeleid een vaste plaats in te laten nemen temidden van andere gemeentelijke beleidsvelden heeft belangrijke organisatorische consequenties. Omdat de beleidscontext waarbinnen het erfgoedbeleid zich bevindt dynamisch is, dient namelijk voortdurend onderlinge afstemming plaats te vinden. De gemeente Rheden hanteert om die reden een integrerende benadering. Dit betekent dat er sprake is van voortgaande beleidsontwikkeling. Het erfgoedbeleid wordt periodiek bijgesteld en aangepast aan de gewijzigde omstandigheden. Daarnaast wordt erfgoed tot een vast punt op de gemeentelijke beleidsagenda gemaakt. Omwille van de aandacht voor cultuurhistorie wordt een constante dialoog tussen beleidsvelden bevorderd, met erfgoed als onderwerp van discussie. De verantwoordelijkheid voor het erfgoedbeleid zal binnen de gemeentelijke organisatie worden vastgelegd.
educatie en communicatie De gemeente Rheden ziet het als haar taak om kennis over het erfgoed over te dragen aan haar inwoners. Het bewustzijn over het unieke karakter van de eigen leefomgeving wordt gestimuleerd. De Rhedense bevolking wordt op een actieve wijze betrokken bij het erfgoedbeleid. Communicatie rondom het cultureel erfgoed vormt daarbij de sleutel tot het bevorderen van draagvlak onder de Rhedense samenleving. De strategieën en instrumenten die de gemeente Rheden zal hanteren om haar bewoners te enthousiasmeren en attent te maken op het erfgoed, worden nader uitgewerkt in een communicatieplan. Het gemeentelijk erfgoedbeleid schept goede voorwaarden voor particulieren en stichtingen om eigen initiatief te ontplooien. Een inventieve en creatieve insteek wordt aangemoedigd.
verdere uitbouw Dit erfgoedplan is gericht op een beleid, waarbij het erfgoed bouwsteen en inspiratiebron is bij integrale planvorming. Bij het opstellen van dit erfgoedplan is uitgegaan van een incrementele benadering: het erfgoedbeleid van de gemeente Rheden zal in de toekomst verder uitgebouwd en ingekleurd worden. Het erfgoedplan vormt in die zin een kader. Het bevat beleidsvoornemens om de cultuurhistorie beter te verankeren in ruimtelijke planvorming. Daarnaast biedt het een handvat voor projecten die erop gericht zijn de cultuurhistorie in de gemeente beter zichtbaar te maken en de educatieve en toeristischrecreatieve waarde ervan te verhogen.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN
39.001 – 2008 02 11 identiteitsdragers-v5.doc
136
actueel houden: dynamisch plan Door zijn aard vormt dit erfgoedplan, en daarvan met name het plandeel, uiteraard slechts een momentopname. Het is een product van onze tijd, één van de eerste erfgoedplannen van Nederland, binnen het huidige juridische kader. De gemeente Rheden streeft ernaar het erfgoedbeleid actueel te houden, steeds aan te passen aan de eisen en mogelijkheden van het moment. Inzichten veranderen en maatschappelijke omstandigheden eveneens. Het is noodzakelijk het beleid voortdurend daarop af te stemmen (zonder overigens de waan van de dag te laten regeren). Het erfgoedplan is bedoeld en opgezet als een dynamisch plan: er zijn enkele hoofdlijnen uitgezet, die nader ingevuld en geconcretiseerd zullen worden. Veel van de voorgestelde maatregelen in het plandeel zijn bedoeld als voorbeeld of aanzet, niet als een definitief eindplan. Het erfgoedplan is dan ook vooral te beschouwen als kader, een beleidsagenda in meerjaren-perspectief. De uitwerking van het voorgenomen beleid dient dan ook verder uitgewerkt te worden in en vertaald te worden naar concrete actieplannen en projecten.
GEMEENTE RHEDEN
ERFGOEDPLAN