Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
[email protected]
RABOZwolle 39 7341 121
Provinciale Staten van Overijssel
PROVINCIALESTATEN VANOVERIJSSEL Reg.nr.T^5/^Oll/^6S
nlichtingen bij nw. A. Fazal Ielefoon 038 499 83 49
a.d. Dat. ontv.: Routing
[email protected]
2 7 SEP 2011 Bijl.:
Vragen over huiselijk geweld ouderen-
Datum
06.09.2011 Kenmerk
2011/0155869 Pagina
Toezending aan Provinciale Staten met oogmerk: [X] ter informatie [ ] anders, en wel:
1
Bijlagen I. Onderzoeksrapport "Ontspoorde Zorg in Kaart" (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis en ligt ter inzage bi] de receptie van het Provinciehuis) In uw commissievergadering Jeugd, Sociale Infrastructuur en Cultuur van 23 juni 2010 zijn vragen gesteld over huiselijk geweld onder ouderen. Naar aanleiding van uw vragen hebben wij een eerste inventarisatie laten doen over ouderenmishandeling en signalering hiervan door consultatiebureaus voor ouderen (CbO's) door de provinciale organisatie svwo/Arcon die steunfunctietaken verricht op het gebied van ouderen. Uit deze inventarisatie is naar voren gekomen dat ouderenmishandeling noch door het CbO in Zwolle noch door het CbO in Twente standaard wordt meegenomen in het consult. Er zijn dan ook geen concrete meldingen geweest naar aanleiding van de CbO-consulten. Er is echter wel aangegeven dat ouderenmishandeling, en met name ontspoorde zorg onder ouderen, wel voorkomen. Wij hebben een verder onderzoek laten uitvoeren door svwo/Arcon naar het voorkomen van ontspoorde zorg in Overijssel. De belangrijkste resultaten van dit onderzoek zijn dat er een duidelijk verschil is in omgaan met ontspoorde zorg tussen de regio IJssel-Vecht en de regio Twente. De meeste organisaties in Dssel-Vecht hebben geen duidelijk beleid om ouderenmishandeling en ontspoorde zorg te signaleren. Omdat beroepskrachten weinig tot geen voorlichting krijgen over dit onderwerp, zijn zij vaak ook niet in staat om ontspoorde zorg te signaleren. Daarnaast wordt weinig gebruik gemaakt van signaleringskaarten en/of protocollen. Dit heeft als gevolg dat er weinig bekend is over het aantal signalen van ouderenmishandeling. De meeste instanties lossen casuTstiek intern op en maken dus geen melding hiervan. In Twente is een duidelijk en gestructureerd beleid omtrent ouderenmishandeling en ontspoorde zorg. Dit is vastgelegd in een convenant "Ouderenmishandeling Ontspoorde Zorg Twente" dat is gesloten tussen meerdere zorginstellingen in Twente. Belangrljk hierin is dat er
Datum verzending
i I.will' 2011
province
verijssel
Vragen over huiselijk geweld ouderen
inTwente gebruik gemaakt wordtvan elkaars kennisdoor middelvan consultatieteams binnen een netwerk. Daarnaast zijn binnen elkedeelnemendeorganisatie aandachtsfunctionarissen aangesteld diebinnen hun organisatie het eerste aanspreekpunt zijn bij gevallen van ouderenmishandeling. In 2010 zijn inTwente 24 meldingenvan ouderenmishandeling geregistreerd endoorgegeven aan het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (LPBO). Omde bestrijding van ouderenmishandeling enontspoorde zorg in Overijssel te verbeteren zijn devolgende aanbevelingengedaan: 1. Bekendheid ouderenmishandeling en ontspoorde zorgvergroten; 2. Samenwerking tussen organisaties verbeteren; 3. Registratie vah meldingen verbeteren; 4. Vervolgonderzoek. Hetonderzoeksrapport is met een begeleidende brief naar allegemeenten in Overijssel gestuurd. Datum
Uvindt hetvolledige rapport van dit onderzoek als bijlage bij dezebrief.
06.09.2011 Kenmerk
2011/0155869 Pagina
2
Naar aanleiding van deresultaten enaanbevelingen van hetonderzoek"Ontspoorde Zorg in Kaart"wordt momenteel een project ontwikkelddoor svwo/Arcon in samenwerking met Kadera Steunpunt Huiselijk Geweld,Dimence, Roseten Platform Mantelzorg Overijssel (PMO). Mogelijkerwijze zal ook Mediant hierin participeren.
Wij vertrouwen erop uhiermee voldoende te hebbengeTnformeerd. Gedeputeerde Staten vanOverijssel,
voorzitter,
. secretaris,
\J
Ouderenmishandeling “Ontspoorde zorg in kaart”
Auteurs:
Niek Sanderink & Daan Terhalle
Opdrachtgever:
SVWO Arcon
Datum:
31-05-2011
Plaats:
Borne
Samenvatting Naar schatting worden 130.000 ouderen in Nederland per jaar slachtoffer van ouderenmishandeling, Movisie (2009). Dit terwijl er slechts 662 meldingen bij een daarvoor bestemde organisatie zijn binnengekomen. Zorgwekkende cijfers, zo vond ook de provincie Overijssel. Aanleiding genoeg om een onderzoek naar het beleid ten behoeve van de bestrijding van ouderenmishandeling uit te laten voeren. In detail wil de provincie weten welk beleid er gehanteerd wordt, hoeveel signalen er binnen komen en wat deze instellingen vervolgens doen met deze signalen. Onderzoeksbureau Arcon uit Borne is gevraagd om dit onderzoek tot uitvoering te brengen. Om het onderzoek uitvoerbaar te maken is de volgende probleemstelling geformuleerd: Wat doen verschillende organisaties in Overijssel die betrokken zijn bij ouderen aan de bestrijding van ouderenmishandeling? Om antwoord op de probleemstelling te verkrijgen zijn drie hoofdvragen geformuleerd. 1. 2.
3.
Welk beleid hanteren verschillende organisaties in Overijssel, die betrokken zijn bij ouderen, bij het signaleren van ouderenmishandeling? Hoeveel signalen van ouderenmishandeling krijgen verschillende organisaties in Overijssel, die betrokken zijn bij ouderen, binnen en zijn er trends te ontdekken in deze signalen? Wat doen verschillende organisaties in Overijssel, die betrokken zijn bij ouderen, met signalen van ouderenmishandeling die zij ontvangen?
Antwoord op deze hoofdvragen is verkregen door het onderzoek in tweeën te splitsen. Er is een online enquête afgenomen onder beroepskrachten en professionals die met ouderen werken. Deze enquête is verspreid naar zorgcentra binnen heel Overijssel. Daarnaast zijn er interviews afgenomen met leidinggevenden uit verschillende sectoren waaronder Zorg, GGZ, Welzijn, Mantelzorgondersteuning en Veiligheid. Vooraf was bekend dat er in Twente reeds een consultatienetwerk op gebied van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg actief was, terwijl dit in IJssel-Vecht niet het geval was. Door in beide regio’s te interviewen zijn de verschillen in aanpak van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg duidelijker geworden. De meeste organisaties in de regio IJssel-Vecht die betrokken zijn bij ouderen hanteren geen duidelijk beleid ten behoeve van het signaleren van ouderenmishandeling. Ouderenmishandeling wordt, enkele uitzonderingen daargelaten, weinig onder de aandacht gebracht waardoor men vaak niet op de hoogte is van de signalen. Doordat er weinig wordt gesignaleerd wordt er ook weinig gemeld en geregistreerd. Hierdoor is er weinig zicht op de problematiek van ouderenmishandeling in de regio IJsselVecht. Ook is er geen gestructureerd beleid om casuïstiek aan te pakken: organisaties werken meestal op eigen houtje, en schakelen amper kennis en expertise van externen in. Uit de gesprekken binnen de regio Twente bleek dat de aanpak in deze regio, in ieder geval op papier, een stuk beter gestructureerd is. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt over het aanstellen van aandachtsfunctionarissen binnen ouderenzorgcentra. 2
Deze aandachtsfunctionarissen hebben als taak bekendheid te geven aan het onderwerp binnen de eigen organisatie door middel van trainingen en voorlichtingen. Daarnaast is de aandachtsfunctionaris het eerste aanspreekpunt voor beroepskrachten bij een geval van ontspoorde zorg of ouderenmishandeling. De aandachtsfunctionaris is expert op gebied van ouderenmishandeling en kan daarom de melder in eerste instantie zelf voorzien van advies. Bij complexe casuïstiek kan de aandachtsfunctionaris ervoor kiezen om een consultatieteam met experts bij elkaar te laten komen om zo tot een gezamenlijk advies te komen. Elke casus die wordt besproken wordt vervolgens gemonitord en wanneer er geen verbetering optreedt kan er een nieuw advies worden gegeven. Daarnaast worden alle meldingen geregistreerd en doorgegeven aan het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling. Dit zijn echter slechtst de afspraken zoals deze op papier zijn vastgelegd. De werking van het consultatienetwerk in Twente (OMOZ-T) en de naleving van de gemaakte afspraken zijn wegens tijdsdruk niet nader onderzocht. Het is aan te bevelen om de bestrijding van Ouderenmishandeling/ontspoorde zorg in de regio IJssel-Vecht te verbeteren. Dit kan bereikt worden door meer bekendheid te geven aan het onderwerp waardoor professionals en vrijwilligers beter op de hoogte zijn met de signalen van ouderenmishandeling. Ook zou de samenwerking tussen betrokken organisaties en de registratie van meldingen verbeterd moeten worden. Een vervolgonderzoek naar de werking van het consultatienetwerk ouderenmishandeling en ontspoorde zorg in Twente kan inzicht geven in de mate waarin deze aanpak eventueel geschikt zou zijn voor IJsselVecht.
3
Inhoudsopgave 1.
Inleiding ....................................................................................................................................................................... 5 1.1
Doel van het onderzoek ............................................................................................................................... 6
1.2
Leeswijzer .......................................................................................................................................................... 6
1.3
Begrippenlijst ................................................................................................................................................... 7
2.
Onderzoeksmethode ............................................................................................................................................... 9 2.1
Probleemstelling ............................................................................................................................................. 9
2.2
Hoofdvragen ..................................................................................................................................................... 9
2.3
Dataverzameling ............................................................................................................................................. 9
2.4
Onderzoekseenheden ................................................................................................................................ 10
2.5
Dataverwerking ............................................................................................................................................ 10
3.
Onderzoeksresultaten ......................................................................................................................................... 12 3.1
3.1.1
Respons op de enquête .................................................................................................................... 12
3.1.2
Introductie ............................................................................................................................................ 15
3.1.3
Beleid ...................................................................................................................................................... 16
3.1.4
Beleid deel 2 het protocol / stappenplan ................................................................................. 18
3.1.5
Signalen .................................................................................................................................................. 20
3.2 4.
Resultaten enquête ..................................................................................................................................... 12
Onderzoeksresultaten interviews. ....................................................................................................... 25
Conclusie en aanbevelingen .............................................................................................................................. 30 4.1
Beleid in Overijssel...................................................................................................................................... 30
4.2
Signalen en trends ....................................................................................................................................... 34
4.3
Aanpak signalen ........................................................................................................................................... 35
4.4
Eindconclusie ................................................................................................................................................ 37
4.5
Aanbevelingen .............................................................................................................................................. 39
5.
Bronvermelding ..................................................................................................................................................... 42
Bijlagen. ............................................................................................................................................................................... 44 1.
Onderzoekseenheden interviews .............................................................................................................. 45
2.
Onderzoekseenheden enquête ................................................................................................................... 46
4
1.
Inleiding
Aanleiding
In 2008 zijn in Nederland naar schatting 130.000 ouderen (1 op de 20!) slachtoffer geworden van ouderenmishandeling, terwijl er in slechts 662 van de gevallen melding is gemaakt bij een daarvoor bestemde instantie. Movisie(2009). Deze cijfers geven aan dat er een kloof zit tussen het daadwerkelijke aantal gevallen van ouderenmishandeling en het aantal meldingen dat binnen komt bij de daarvoor bestemde organisaties. Naar aanleiding van vragen in de Provinciale Staten van Overijssel is besloten tot een onderzoek naar ouderenmishandeling en ontspoorde zorg en dan vooral naar de manier waarop diverse organisaties een beleid hanteren om dergelijke gevallen te voorkomen. De provincie Overijssel heeft Arcon uit Borne de opdracht gegeven om dit onderzoek tot uitvoering te brengen. Arcon is een onderzoeks en adviesbureau dat onafhankelijk sociaal en maatschappelijk onderzoek uitvoert in opdracht van gemeenten, provincies, zorginstellingen en andere organisaties in Overijssel. Demografische & politieke ontwikkelingen in Nederland
De demografische ontwikkelingen in Nederland spelen een belangrijke rol in het relatief hoge aantal gevallen van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg: door de vergrijzing stijgt het aantal ouderen dat zorg nodig heeft. Dit betekent ook dat de kosten voor deze zorg stijgen. Het beleid van de centrale overheid is, mede vanwege bezuinigingen, gericht op zelfredzaamheid van ouderen. Hierdoor blijven ouderen langer op zichzelf wonen en worden verzorgd door hun partner, familie of naasten (mantelzorgers). Het voordeel dat ouderen hierbij hebben is dat ze in hun eigen vertrouwde omgeving met hun eventuele partner kunnen blijven wonen. Naarmate deze ouderen fysiek en/of geestelijk achteruit gaan wordt de fysieke en psychische last voor de mantelzorger in veel gevallen steeds zwaarder. Wanneer de draaglast groter is dan de draagkracht, is er sprake van overbelasting van de mantelzorger. Deze overbelasting van de mantelzorger is vaak aanleiding tot het ontsporen van zorg en/of mishandeling van de oudere. De mantelzorger kan er bijvoorbeeld voor kiezen opzettelijk een te hoge dosis medicijnen te geven om zo de oudere rustig te houden en zichzelf hierdoor te ontlasten. Mantelzorg en beroepskrachten in Nederland
In 2008 telde Nederland 3,5 miljoen mantelzorgers. Van deze 3,5 miljoen mantelzorgers voelen 450.000 mantelzorgers zich ernstig belast. Zij ervaren dat de zorg teveel op hun schouders komt te rusten, dat hun zelfstandigheid in de knel raakt, dat de zorgverlening ten koste gaat van hun gezondheid en/of conflicten oplevert op het werk of in de thuissituatie (Oudijk, Boer de, Woittiez, Timmermans en Klerk de, 2010). Ook binnen zorginstellingen komen ouderenmishandeling en ontspoorde zorg voor. Overbelasting, een te hoge werkdruk of te weinig tijd voor goede verzorging zijn mogelijke oorzaken hiervan. Beroepskrachten hebben bijvoorbeeld niet altijd de tijd om ouderen te voeden, ze te helpen bij toiletbezoeken of om ze ondersteunen bij het douchen. Naast het niet opzettelijk mishandelen komt ook het opzettelijk mishandelen van ouderen voor. Deze vorm van mishandeling komt vooral voor in huiselijke kring wanneer bijvoorbeeld 5
kinderen van deze ouderen uit wraak, hebzucht of het zien van financieel gewin ouderen mishandelen (Toolkit Ouderenmishandeling, 2010). Melden & Signaleren
Ouderen maken uit schaamte, onwetendheid of angst vaak geen melding wanneer ze slachtoffer worden van mishandeling, of wanneer ze niet de zorg krijgen die ze nodig hebben. Een belangrijke rol voor de signalering, preventie en de bestrijding van ouderenmishandeling is daarom weggelegd voor betrokken organisaties die veel met deze ouderen te maken hebben zoals verzorgingstehuizen, thuiszorg en steunpunten voor huiselijk geweld & mantelzorg.
1.1
Doel van het onderzoek
Zoals eerder vermeld heeft de Provincie Overijssel Arcon opdracht gegeven onderzoek te doen naar ouderenmishandeling, met als onderzoeksdoel : Het inzichtelijk krijgen of organisaties in Overijssel, die betrokken zijn bij ouderen zoals welzijnsorganisaties en verzorgingstehuizen een beleid hanteren met betrekking tot het signaleren van ontspoorde zorg en ouderenmishandeling, hoe dit beleid inhoudelijk is vormgegeven, hoeveel meldingen dit oplevert en wat er vervolgens met deze meldingen wordt gedaan. De resultaten van het onderzoek gaan een rol spelen bij de afweging van de provincie Overijssel om wel of geen extra tijd en geld te investeren in de aanpak van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg.
1.2
Leeswijzer
Hoofdstuk 1 van deze scriptie bevat de inleiding, deze leeswijzer en een begrippenlijst. In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksopzet bestaande uit de probleemstelling, drie hoofdvragen, de wijze van dataverzameling en de onderzoekseenheden toegelicht. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk toegelicht hoe de verkregen data is verwerkt en geanalyseerd. Hoofdstuk 3 is het theoretisch kader van deze scriptie waarin achtergronden en theorieën van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg worden besproken. Hoofdstuk 4 geeft de onderzoeksresultaten van de interviews en de enquête weer. In hoofdstuk 5 worden op basis van de verkregen data uit de interviews en de enquête conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. In hoofdstuk 6 staan de gebruikte bronnen.
6
1.3
Begrippenlijst
In deze paragraaf worden de belangrijkste begrippen besproken die u tijdens het lezen van deze scriptie tegen komt.
Definitie Beleid
Effectief
Organisaties OMOZ-T
Oudere
Verzorger
Pleger ouderen mishandeling /
Omschrijving Doelbewust en doelgericht handelen, gericht op het bereiken van bepaalde doelen met bepaalde middelen. Het daadwerkelijk bereiken van de beleidsdoelen van betrokken actoren, met behoud van morele kwaliteit en macht en orde Structureel werkverband Afkorting die wordt gebruikt om het Consultatienetwerk Ouderen Mishandeling Ontspoorde Zorg Twente aan te duiden. In ouderenbeleid wordt geen strikte grens gegeven van het begrip oud. Vaak worden groepen ouderen gedefinieerd afhankelijk van het beleidsterrein. Gaat het over de kansen voor ouderen op de arbeidsmarkt, dan worden mensen van 50-65 jaar bedoeld, bij AOWgerechtigden worden mensen vanaf 65 jaar bedoeld en bij het gebruik van voorzieningen gaat het vooral om 75-plussers Persoon die zorg voor een ander op zich neemt. Dit kan zowel in professionele als in een persoonlijke relatie zijn. Iemand die zich bewust of onbewust schuldig maakt
Bron Bestuurskunde in Hoofdlijnen, 1995, J.H. de Baas p. 16
Bestuurskunde in Hoofdlijnen, 1995, J.H. de Baas p. 243
Bestuurskunde in Hoofdlijnen, 1995, J.H. de Baas p. 158 Convenant ouderenmishandeling en ontspoorde zorg, 2008, M van den Hout p.
VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Plan van aanpak Visie op vergrijzing en het integrale ouderenbeleid. 2003
Mevr. van ’t Oever, preventiemedewerker bij Kadera mondeling op 9 februari 2011
Mevr. van ’t Oever, preventiemedewerker bij Kadera mondeling op 9 februari 2011 7
ontspoorde zorg Mantelzorg
Mantelzorger
SHG
GGZ
SIZ
aan ouderenmishandeling ontspoorde zorg. Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. Iemand die zorg geeft aan een hulpbehoevende uit diens directe omgeving Afkorting die wordt gebruikt om Steunpunt Huiselijk Geweld aan te duiden. Afkorting die wordt gebruikt om Geestelijke Gezondheidszorg aan te duiden Afkorting die wordt gebruikt om Steunpunt Informele Zorg aan te duiden
Nationale raad van volksgezondheid. Geraadpleegd op 14 april 2011. http://www.mezzo.nl/definitie_mantelzorg
Basisboek zorg om ouderen, Maritza Allewijn & Bere Miese, 2010 www.kadera.nl geraadpleegd op 7 februari 2011
www.ggznederland.nl geraadpleegd op 7 februari 2011
www.siztwente.nl geraadpleegd op 7 februari 2011
8
2.
Onderzoeksmethode
Dit onderzoek is een descriptief onderzoek. Bij dit onderzoek wordt gekeken naar welk beleid diverse organisaties in Overijssel hanteren bij het signaleren van ouderenmishandeling. In de volgende paragrafen worden de probleemstelling, hoofdvragen en onderzoekseenheden besproken. Deze zijn in nauw overleg met het SHG van Kadera tot stand gekomen.
2.1
Probleemstelling
De probleemstelling die voor dit onderzoek is geformuleerd luidt als volgt: Wat doen verschillende organisaties in Overijssel die betrokken zijn bij ouderen aan de bestrijding van ouderenmishandeling?
2.2
Hoofdvragen
Om de probleemstelling te beantwoorden zijn drie hoofdvragen geformuleerd. 1. Welk beleid hanteren verschillende organisaties in Overijssel, die betrokken zijn bij ouderen, bij het signaleren van ouderenmishandeling? 2. Hoeveel signalen van ouderenmishandeling krijgen verschillende organisaties in Overijssel, die betrokken zijn bij ouderen, binnen en zijn er trends te ontdekken in deze signalen? 3. Wat doen verschillende organisaties in Overijssel, die betrokken zijn bij ouderen, met signalen van ouderenmishandeling die zij ontvangen?
2.3
Dataverzameling
Om antwoord te krijgen op de probleemstelling en onderzoeksvragen is het onderzoek opgesplitst in twee deelonderzoeken Kwalitatief onderzoek: Er zijn 10 face-to-face vraaggesprekken met vertegenwoordigers van de domeinen zorg, GGZ, welzijn, veiligheid, religie, overheid, wonen, financiën, mantelzorgondersteuning en vrijwilligersorganisaties gevoerd. Bekend is dat de regio Twente reeds over een netwerk met betrekking tot ouderenmishandeling/ontspoorde zorg beschikt, daarom zijn er binnen de regio Twente twee face-to-face gesprekken gevoerd om dit netwerk in kaart te brengen. De overige faceto-face gesprekken zijn in de regio IJssel-Vecht gevoerd omdat deze regio niet beschikt over een dergelijk netwerk. Door middel van de gesprekken in de regio IJssel-Vecht is duidelijk geworden welke verschillen er bestaan ten aanzien van het beleid dat organisaties voeren om ouderenmishandeling en ontspoorde zorg te signaleren (hoofdvraag 1), hoeveel signalen dit oplevert (hoofdvraag 2) en wat er met deze signalen wordt gedaan (hoofdvraag 3) 9
Kwantitatief onderzoek: Er is een digitale vragenlijst (enquête) afgenomen onder professionals uit heel Overijssel. De resultaten van deze vragenlijst geven inzicht in de mate waarin professionals binnen heel Overijssel bekend zijn met ouderenmishandeling & ontspoorde zorg en of men weet hoe er mee omgegaan dient te worden. De enquête geeft antwoord op de hoofdvragen 1 en 2. Door de resultaten van de enquête te vergelijken met de resultaten van de interviews kan mogelijk een verschil worden aangetoond tussen het beleid dat leidinggevenden (interviews) zeggen te hanteren en de mate waarin dit eventuele beleid bekend is onder de beroepskrachten(enquête).
2.4
Onderzoekseenheden
De onderzoekseenheden voor interviews zijn geselecteerd op basis van domein en functie. Er is bewust gekozen om binnen verschillende domeinen te interviewen omdat aangenomen mag worden dat dit een breder en vollediger beeld oplevert dan wanneer de interviews binnen één domein worden afgenomen. De functies die de onderzoekseenheden bekleden zijn voornamelijk leidinggevende functies omdat aangenomen mag worden dat deze op de hoogte zijn van,of mede bepalend zijn op gebied van, het beleid van de desbetreffende organisatie. Bijlage 1 geeft een overzicht van de onderzoekseenheden per domein & functie. De enquête is verspreid door middel van een mailing aan zorgcentra binnen Overijssel. Binnen Arcon is gebruik gemaakt van een bestaande mailinglijst van zorgcentra. Op deze mailinglijst staan vooral info adressen. Om er voor te zorgen dat deze mailing door het spamfilter van de desbetreffende organisatie zou komen is gebruik gemaakt van een invoegtoepassing in Outlook, die binnen Arcon vaker wordt gebruikt bij grote mailingen. Daarnaast heeft het SHG van Kadera een belangrijke rol gespeeld in het verkrijgen van respons op de enquête namelijk door het verspreiden van de enquête binnen haar netwerk en het plaatsen van de enquête op de homepage. Bijlage 2 geeft een overzicht van zorginstellingen per plaats die via de mailing benaderd zijn voor het invullen van de enquête. In paragraaf 4.3.1 is meer informatie te vinden over de respons op de op de enquête.
2.5
Dataverwerking
Verwerking enquête Arcon heeft toestemming gegeven en een account aangemaakt om in te loggen op de website www.overijsselvandaag.nl. Deze website biedt een online toolkit voor het maken van een enquête. Ook is het via deze website mogelijk om de respons te verwerken in een grafiek, tabel of diagram.
10
Verwerking interviews Tijdens het afnemen van de interviews is (in overleg met de geïnterviewde) gebruik gemaakt van een laptop. Alle interviews zijn in duo-vorm afgenomen waardoor er altijd een notulist beschikbaar was. Omdat de interviews soms te snel gaan om alles letterlijk te notuleren zijn, waar nodig, slechts steekwoorden en opvallende zaken direct genoteerd. Vooraf is afgesproken dat de afgenomen interviews nog dezelfde dag verwerkt werden zodat er geen belangrijke informatie kon worden vergeten. Na afloop van elk interview is aan de geïnterviewde gevraagd of hij/zij het verslag van het interview nog wilde inzien voordat de antwoorden definitief gemaakt worden.
11
3.
Onderzoeksresultaten
In dit hoofdstuk worden de onderzoeksbeperkingen, onderzoeksbedreigingen (validiteit en betrouwbaarheid) en de onderzoeksresultaten besproken.
3.1
Resultaten enquête
In deze paragraaf worden de enquêteresultaten weergegeven. Met behulp van tabellen en diagrammen worden de resultaten zo duidelijk mogelijk weergegeven en, waar nodig, toegelicht. 3.1.1
Respons op de enquête
In totaal is de enquête in de periode van 7 maart t/m 15 april 2011 187 keer ingevuld waarvan 109 keer volledig en 78 keer niet volledig. Sector 49,2% van de respondenten is afkomstig uit de zorgsector, gevolgd door de sectoren welzijn (23%) en GGZ (14,%), zie figuur 4.
Figuur 4: verdeling naar sector.
12
Geslacht In totaal hebben 111 respondenten, zie figuur 5, zijn of haar geslacht ingevuld. Maarliefst 100 respondenten zijn vrouw, slechts 11 respondenten zijn man. Het geringe aantal mannelijke respondenten is te verklaren doordat er veel vrouwen in de zorg werken.
Figuur 5: verdeling naar geslacht.
Gemiddelde leeftijd De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 46 jaar. Functie 39% van de respondenten heeft een zorgverlenende functie, zie figuur 6. Dat mensen, werkzaam in een zorgverlenende functie, het grootste aandeel hebben in de enquete was te verwachten aangezien de mailing die is gedaan naar veel zorginstellingen binnen Overijssel is gestuurd.
Figuur 6: verdeling naar functie.
13
Intramurale of extramurale functie Op de vraag of de respondent een intramurale, extramurale of zowel intra- als extramurale functie bekleedt geven maar liefst 116 respondenten geen antwoord, zie figuur 7. De reden voor de lage respons op deze vraag is wellicht de begripsonbekendheid bij de respondent.
Figuur 7: intramurale of extramurale zorgfunctie.
Aantal jaren werkzaam in huidige functie Op de vraag hoeveel jaar de respondent al werkzaam is binnen zijn of haar huidige functie, antwoorden 62 respondenten (33%) 10 jaar of langer. Het aantal respondenten dat minder dan 1 jaar actief is binnen de huidige functie is 12 (6%), zie figuur 8. Dit geeft aan dat de respondenten over het algemeen ervaren werknemers uit de zorgsector zijn geweest.
Figuur 8: aantal jaren werkervaring in huidige functie.
14
3.1.2
Introductie
Bekend met ontspoorde zorg 93 respondenten geven aan bekend te zijn met het begrip ontspoorde zorg. 43 personen zijn niet bekend met het begrip ontspoorde zorg. Praten over ontspoorde zorg Slechtst 5 respondenten geven aan dat er binnen hun organisatie vaak gesproken wordt over ontspoorde zorg. 30 respondenten geven aan dat er nooit over ontspoorde zorg wordt gesproken, zie figuur 9.
Figuur 9: spreken over ontspoorde zorg.
15
3.1.3
Beleid
Op de vraag “Bent u in 2010 benaderd door iemand uit de organisatie waar u werkt, met de vraag of u betrokken bent geweest, of signalen heeft gekregen van ontspoorde zorg?” antwoorden 85 respondenten negatief. Slechts 37 respondenten, zie figuur 10, geven aan door iemand binnen de organisatie te zijn benaderd.
Figuur 10: benadering vanuit organisatie.
Door wie bent u benaderd De 37 respondenten die bij de vorige vraag aangaven benaderd te zijn, is gevraagd door wie ze benaderd zijn. Het overgrote deel is door collega’s aangesproken. Slechts in 5 gevallen gaf de respondent aan door een leidinggevende te zijn benaderd, zie figuur 11.
Figuur 11: door wie bent u benaderd.
16
Stelt u het op prijs De 36 respondenten die positief antwoorden op “Bent u in 2010 benaderd door iemand uit de organisatie waar u werkt, met de vraag of u betrokken bent geweest, of signalen heeft gekregen van ontspoorde zorg?” is gevraagd of zij het op prijs stelden dat ze benaderd zijn. 1 respondent gaf aan dat hij/zij het niet op prijs stelt, de overige 36 respondenten gaven aan het wel op prijs te stellen, zie figuur 12.
Figuur 12: stelt u het benaderen op prijs.
85 respondenten antwoorden negatief op de vraag ” Bent u in 2010 benaderd door iemand uit de organisatie waar u werkt, met de vraag of u betrokken bent geweest, of signalen heeft gekregen van ontspoorde zorg?”. Deze 85 respondenten is gevraagd of ze vinden dat de organisatie waarvoor zij werkzaam zijn hun wel zou moeten benaderen. Deze vraag is door 69 respondenten beantwoord. Van deze 69 respondenten vinden er 40 dat ze wel benaderd zouden moeten worden, 29 respondenten vinden dit niet noodzakelijk, zie figuur 13.
Figuur 13: zou u benaderd moeten worden?
17
De 40 respondenten die aangaven niet benaderd te zijn, maar die wel graag benaderd zouden willen worden, is gevraagd door wie ze benaderd zouden willen worden. Van deze 40 respondenten geven 21 respondenten aan dat ze deze taak zien weggelegd voor hun leidinggevende, zie figuur 14.
Figuur 14: door wie zou u benaderd willen worden?
3.1.4
Beleid deel 2 het protocol / stappenplan
Alle respondenten is de volgende vraag gesteld.“ Wordt er binnen de organisatie waar u werkzaam bent op dit moment een protocol gebruikt waarin staat beschreven welke stappen u moet nemen wanneer u een situatie van ontspoorde zorg waarneemt?” . Vooral de categorie “Weet ik niet” die door 57 respondenten is gekozen, is opvallend, zie figuur 15.
Figuur 15: is er een protocol?
18
Alle respondenten is gevraagd “ Weet u waar u terecht kunt met signalen en vermoedens van ontspoorde zorg?”. Het merendeel van de respondenten weet waar hij/zij met signalen en/of vermoedens van ontspoorde zorg terecht kan, zie figuur 16.
Figuur 16: Weet u waar u terecht kunt met signalen?
Alle respondenten is gevraagd “Is het voor u voldoende duidelijk wat er met een door u gemaakte melding van ontspoorde zorg wordt gedaan?” 65 respondenten gaven aan niet voldoende te weten wat er met een melding van ontspoorde zorg wordt gedaan. 43 respondenten zijn hier wel van op de hoogte, zie figuur 17 .
Figuur 17: is het duidelijk wat met een melding wordt gedaan?
19
3.1.5
Signalen
133 respondenten hebben de vraag “ Heeft u in 2010 signalen opgemerkt of ontvangen waardoor u vermoedde dat er sprake was van ontspoorde zorg?” beantwoord. Van deze 133 gaven 70 respondenten een positieve respons, 63 respondenten antwoorden negatief, zie figuur 18.
Figuur 18: heeft u in 2010 signalen opgemerkt?
De 70 personen die aangaven signalen opgemerkt te hebben is gevraagd, hoe vaak zij deze signalen opgemerkt hebben in 2010. Van deze 70 personen hebben 62 personen de vraag beantwoord. Het gemiddeld aantal keren dit deze 62 personen signalen hebben opgemerkt is 5,6 keer. Daarna is gevraagd of deze personen deze signalen zelf hebben opgemerkt. 65 personen gaven antwoord op deze vraag: 44 keer hebben deze personen zelf opgemerkt, 21 keer zijn de signalen door iemand anders opgemerkt, zie figuur 19.
Figuur 19: heeft u de signalen zelf opgemerkt?
De respondenten die aangeven de signalen niet zelf te hebben opgemerkt is gevraagd wie deze signalen dan wel heeft opgemerkt. Deze vraag is door 21 respondenten ingevuld. 6 van deze respondenten gaf aan deze signalen van familie te hebben ontvangen. 15 respondenten kregen signalen van collega’s. 5 respondenten kozen de categorie anders en vulden daar zelf een antwoord in ( professionals, vrijwilligers(2x),buurvrouw, consulentouderenmishandeling)
20
Alle respondenten is gevraagd:” Bent u in 2010 getuige of direct betrokken geweest bij een situatie van ontspoorde zorg?” zie figuur 20.
Figuur 20: bent u getuige, of direct betrokken geweest.
De respondenten die iets anders dan JA antwoordden op de vraag of er binnen de organisatie waarin hij/zij werkzaam is een protocol wordt gebruikt, is gevraagd : “ Zou een protocol, waarin beschreven staat wat u kunt doen bij een vermoeden of situatie van ontspoorde zorg, helpen om sneller en vaker een melding te maken?”. Van de 69 respondenten die deze vraag beantwoorden, gaven 55 respondenten aan dat een protocol hem/haar zou helpen, zie figuur 21.
Figuur 21: kan een protocol u helpen?
21
Figuur 22: op welke manier kan een protocol u ondersteunen?
Deze 55 respondenten is gevraagd “op welke manier(en) zou een dergelijk protocol u kunnen ondersteunen bij het signaleren en het maken van een melding van ontspoorde zorg?”. Bij deze vraag was het kiezen van meerdere antwoorden toegestaan. De meest gekozen antwoordcategorie is dat een protocol beter inzicht geeft in wat professionals moeten doen en bij wie ze terecht kunnen, zie figuur 22. Alle respondenten die aangaven met een protocol te werken is gevraagd hoe men op de hoogte is gebracht van de inhoud van het protocol. De meeste respondenten geven aan geïnformeerd te zijn over het protocol tijdens een teamvergadering of voorlichting, zie figuur 23.
Figuur 23: hoe bent u geïnformeerd over het protocol?
22
Alle respondenten die aangaven met een protocol te werken is gevraagd hoe het werken met het protocol hen bevalt. Deze vraag is door 31 respondenten beantwoord. Geen enkele respondent gaf aan dat het werken met het protocol hem/haar “ slecht tot zeer slecht” bevalt. Deze antwoordcategorie stond wel in de enquête, maar daarom niet in de resultaten, zie figuur 24.
Figuur 24: hoe bevalt het werken met een protocol?
Alle respondenten is gevraagd wat hij/zij doet bij een vermoeden van een geval van ontspoorde zorg. Het is voor respondenten mogelijk geweest om meerdere antwoord categorieën te kiezen. De meeste respondenten kiezen er voor om contact op te nemen met iemand binnen de eigen organisatie. De overige categorieën zijn gespreid gekozen, zie figuur 25.
Figuur 25: wat doet u bij een vermoeden van ontspoorde zorg?
23
Alle respondenten is gevraagd wat hij/zij doet bij een zeker geval van ontspoorde zorg. Het is voor respondenten mogelijk geweest om meerdere antwoord categorieën te kiezen. Opnieuw kiezen de meeste respondenten ervoor om contact op te nemen met iemand binnen de eigen organisatie, zie figuur 26.
Figuur 26: wat doet u bij een zeker geval van ontspoorde zorg?
24
3.2
Onderzoeksresultaten interviews.
In dit hoofdstuk zijn de uitkomsten van de interviews terug te lezen. Per interview zijn de vragen toegespitst op de functie en het domein van de geïnterviewde. Er is gekozen om op basis van de verkregen informatie per hoofdvraag een samenvattend oordeel te vormen. 1. Welk beleid hanteren verschillende organisaties in Overijssel, die betrokken zijn bij ouderen, bij het signaleren van ouderenmishandeling? IJssel-Vecht Uit de interviews komt naar voren dat de meeste organisaties in IJssel-Vecht geen duidelijk beleid hebben om ouderenmishandeling en ontspoorde zorg te signaleren. Om ouderenmishandeling of ontspoorde zorg te signaleren is het allereerst zaak om een dergelijk geval te herkennen. Om gevallen te herkennen moeten beroepskrachten op de hoogte zijn van de signalen die kunnen duiden op ontspoorde zorg of ouderenmishandeling. Dit is lang niet altijd het geval omdat beroepskrachten hierover amper voorlichting krijgen. Dit komt mede omdat er binnen veel organisaties geen aandachtsfunctionarissen op gebied van ouderenmishandeling zijn, waardoor het onderwerp binnen deze organisaties minder onder de aandacht wordt gebracht. Wel heeft het SHG van Kadera posters en foldermateriaal verspreid naar ouderenzorginstellingen in Overijssel, informatie over ouderenmishandeling en ontspoorde zorg verspreid via nieuwsbrieven en zijn er trainingen gegeven. Daarnaast wordt er weinig gebruik gemaakt van signaleringskaarten en/of protocollen. Logisch gevolg hiervan is dan ook dat de meeste organisaties weinig signaleren en registeren. De schaarse signalen die wel binnenkomen worden vooral intern bespreekbaar gemaakt. Beroepskrachten gaan in gesprek met het slachtoffer, de dader en met eventuele familie, kennissen en vrienden in de hoop zo het probleem op te lossen. Hulp, kennis en expertise van externe specialisten op dit gebied wordt weinig ingeschakeld. Een uitzondering is de politie IJsselland, waar wel een structureel beleid wordt gevoerd, namelijk door elke melding en elk signaal door te geven aan het SHG van Kadera. Zij kan vervolgens met haar interne kennis en externe netwerk een meerwaarde zijn om de casus op te lossen. Ook de notaris die meegewerkt heeft aan dit onderzoek gaf aan landelijk vastgestelde protocollen na te leven bij ongebruikelijke financiële transacties of verdachte testamentswijzigingen. De rol van de gemeente bij het bestrijden van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg is beperkt. De meeste organisaties geven aan weinig tot nooit contact te hebben met ambtenaren op gebied van huiselijk geweld. Ook is het oprichten van een netwerk omtrent ouderenmishandeling, gepoogd door Dimence en de gemeente Zwolle, niet van de grond gekomen. Slechts SIZ (steunpunt informele zorg) in Zwolle geeft aan veel samen te werken en veel contact te hebben met de ambtenaren op gebied van Huiselijk Geweld van de gemeente Zwolle.
25
Twente In de Regio Twente heeft men op papier een duidelijk en gestructureerd beleid omtrent ouderenmishandeling en ontspoorde zorg. Dit staat vastgelegd in het convenant “Ouderenmishandeling Ontspoorde zorg Twente” dat is gesloten tussen meerdere zorginstellingen in Twente. In dit convenant staat beschreven hoe men in Twente tot een gezamenlijke aanpak van het probleem komt. Belangrijk hierin is dat er in Twente gebruik gemaakt wordt van elkaars kennis door middel van consultatieteams binnen een netwerk. Deze consultatieteams, bestaande uit experts kunnen bij elkaar komen om casuïstiek bespreekbaar te maken en de consultvragen te voorzien van advies. Daarnaast zijn binnen elke organisatie die deelneemt aan het consultatienetwerk aandachtsfunctionarissen aangesteld. Deze aandachtsfunctionaris is binnen zijn/haar organisatie het eerste aanspreekpunt bij gevallen van ouderenmishandeling. Daarnaast geeft de aandachtsfunctionaris meer bekendheid aan het onderwerp door middel van trainingen en scholing. Ook kan de aandachtsfunctionaris casuïstiek van ouderenmishandeling voorleggen aan de consultatieteams. De organisaties die deelnemen aan het consultatienetwerk in Twente zijn (brochure OMOZ-T, februari 2010 ):
Carint Reggeland Groep Dimence GGZ Livio Maatschappelijk Werk Noord West Twente Mediant GGZ Politie Regio Twente Stichting Informele Zorg Twente Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Enschede - Haaksbergen ZorgAccent & Thuiszorg Noord West Twente
26
2. Hoeveel signalen van ouderenmishandeling krijgen de verschillende organisaties binnen en zijn er trends te ontdekken in deze signalen? IJssel-Vecht In IJssel-Vecht is er weinig bekend over het aantal signalen van ouderenmishandeling. Dit komt omdat er weinig aandacht is voor de signalering en omdat de meeste instanties hun casuïstiek intern oplossen en dus nergens meldingen maken. Desalniettemin geven alle organisaties die meegewerkt hebben aan dit onderzoek aan dat ze vermoedens hebben dat het veel vaker voorkomt dan men weet van heeft. Sommige geven aan zelfs dagelijks vermoedens te hebben van ouderenmishandeling of ontspoorde zorg. In de meeste gevallen gaat het hierbij niet om zware fysieke mishandeling maar vooral om onmacht en onkunde zoals het verkeerd tillen van, of te weinig tijd hebben voor, een oudere. Naast fysieke mishandeling is ook financiële mishandeling een regelmatig voorkomende vorm van mishandeling. Denk hierbij aan uitbuiting, het meenemen van goederen en het financieel kleinhouden van de oudere. Deze vorm van mishandeling is volgens de meeste organisaties relatief makkelijk waar te nemen en te bewijzen. Ook werd er een voorbeeld gegeven om duidelijk te maken waarom financiële mishandeling makkelijk te signaleren is, en ontspoorde zorg en fysieke mishandeling niet: “Een oudere kan een blauwe plek hebben door mishandeling, maar ook doordat hij/zij gevallen is, een exacte reden is vaak moeilijk aan te tonen. Het ontbreken/missen van geld komt niet vaak ‘per ongeluk’ voor, de meeste ouderen zijn zuinig en zullen niet vaak veel geld uitgeven, meestal is er sprake van diefstal of het afhandig maken van geld of andere waardevolle bezittingen.” Aangegeven werd dat financiële mishandeling meestal plaatsvindt in familiaire kring. Ook werd er gesproken van ‘aasgieren’, zoons/dochters of andere familieleden die van mening zijn dat zij een deel van het bezit van de oudere op mogen eisen, omdat ze het later ook toekomt (erfenis). Doordat ouderen minder weerbaar en vaak ook afhankelijk zijn van hun familiaire kring zullen zij eerder, al dan niet gedwongen, geld afstaan aan familieleden. Twente In de regio Twente zijn in 2010 24 meldingen van ouderenmishandeling geregistreerd en doorgegeven aan het LPBO. In 15 van deze gevallen ging het hierbij om psychische mishandeling. Opvallend is dat 22 van de 24 meldingen gemaakt zijn door professionals. Deze cijfers geven aan hoe belangrijk de rol van professionals is bij het signaleren van ouderenmishandeling.
27
3.
Wat doen verschillende organisaties in Overijssel met signalen die zij ontvangen?
IJssel-Vecht De meeste organisaties in IJssel-Vecht geven aan niet exact te weten wat ze met meldingen/signalen van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg moeten doen. Casuïstiek wordt (bijna ) nergens gemeld en organisaties proberen dergelijke gevallen intern op te lossen. Zodra er een signaal/melding van ouderenmishandeling voorkomt wordt gepoogd dit op te lossen door dit bespreekbaar te maken onder beroepskrachten, familie en kennissen. Slechtst enkele organisaties maken gebruik van hun contacten met externe partijen zoals steunpunten en thuiszorg. Op deze manier wordt gepoogd om snel en effectief hulp te bieden. Ook geven sommige organisaties aan niet te weten wat de meerwaarde van het meldpunt (SHG) is. Dit terwijl het SHG een belangrijke spin in het web zou kunnen zijn als het gaat om ontspoorde zorg/ouderenmishandeling. Het SHG kan de juiste organisaties om tafel brengen om probleemsituaties op te lossen en heeft hierin een leidende/coördinerende rol. Op de vraag of organisaties ook alle meldingen/signalen registreren antwoorden meerdere organisaties dat meldingen/signalen van ouderenmishandeling niet centraal geregistreerd worden. Een uitzondering op de regel is de politie IJsselland. Als er een signaal van ontspoorde zorg/ouderenmishandeling binnen komt bij de politie wordt hiervan altijd melding gemaakt bij het SHG. Het komt zelfs voor dat de politie melding maakt bij het SHG van een voorval waar achteraf blijkt dat er niet heel veel aan de hand was. Twente In de regio Twente is men op gebied van beleid ten behoeve van het signaleren van ouderenmishandeling in vergelijking met de regio IJssel-Vecht een stuk verder in ontwikkeling. Dit komt vooral door de oprichting van het consultatienetwerk Ouderen Mishandeling en Ontspoorde Zorg Twente ( OMOZ-T) en de coördinerende rol die het centrum van preventie GGZ Mediant hierin speelt. Om tot een goede signalering te komen is het samenwerkingsconvenant opgesteld waarin de volgende afspraken ten behoeve van de signalering zijn vastgelegd: Er is een consultatienetwerk opgericht waar professionals terecht kunnen voor advies met betrekking tot het omgaan met ouderenmishandeling en ontspoorde zorg. Dit consultatienetwerk bestaat uit drie sub-regionale consultatieteams gevormd door experts op gebied van ontspoorde zorg en ouderenmishandeling. Er wordt gestreefd naar minimaal één aandachtsfunctionaris op gebied van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg binnen alle ouderenzorginstellingen die aangesloten zijn bij het consultatienetwerk. De aandachtsfunctionaris krijgt scholingsactiviteiten georganiseerd door Mediant of Movisie. De aandachtsfunctionaris heeft als primaire taken: - het geven van bekendheid aan het onderwerp binnen de eigen organisatie - het geven van bekendheid aan de mogelijkheid om het consultatieteam te raadplegen voor advies onder werknemers, beroepskrachten en professionals.
28
-
het geven van voorlichting over het onderwerp aan medewerkers in de zorg en dienstverlening - het onderhouden van contact met de Politie en het Steunpunt Informele Zorg binnen de eigen regio Er zijn brochures ontwikkeld waarin staat hoe alle professionals in Twente die werken met ouderen het consultatieteam kunnen raadplegen. Op alle websites van de organisaties die deelnemen aan het consultatienetwerk (zie par. 4.3) is informatie over ouderenmishandeling & ontspoorde zorg geplaatst (signalen ouderen, signalen verzorger, risicofactoren etc.) . Consultatieteams komen minimaal 2 keer per jaar samen om ervaringen uit te wisselen en op nader te bepalen thema’s verdere deskundigheid op te doen. De coördinator van het netwerk onderhoudt contacten met de ambtenaren die in elke gemeente belast zijn met huiselijk geweld. Uit de bovenstaande afspraken die zijn gemaakt blijkt dat er in Twente meer bekendheid aan het onderwerp wordt gegeven. De communicatie en informatievoorziening naar de beroepskrachten en handen aan het bed is duidelijk en gestructureerd waardoor deze goed op de hoogte zijn van de signalen van ontspoorde zorg & ouderenmishandeling en waar men terecht kan voor advies en consultatie. Wel zijn er nog verbeterpunten, zo zijn er een aantal gemeenten in de regio Twente die niet of nauwelijks betrokken zijn bij het netwerk. Verbetering van het contact met deze gemeenten is een van de verbeterpunten waar de coördinatoren van het consultatienetwerk de komende tijd mee bezig zullen gaan. Daarnaast blijft men streven naar meer aandachtsfunctionarissen.
29
4.
Conclusie en aanbevelingen
In dit hoofdstuk zijn de antwoorden op de hoofdvragen te lezen. De antwoorden zijn een samenvattend oordeel, gevormd op basis van de enquêteresultaten en de mondelinge vraaggesprekken die zijn afgenomen binnen de verschillende sectoren. Gebleken is dat er grote verschillen zijn tussen de aanpak in de regio Twente en die in de regio IJssel-Vecht. Om deze verschillen overzichtelijk weer te geven is gekozen om de hoofdvragen per regio te beantwoorden. Allereerst wordt ingegaan op de onderzoeksbedreigingen.
4.1
Beleid in Overijssel.
Welk beleid hanteren verschillende organisaties in Overijssel, die betrokken zin bij ouderen, bij het signaleren van ouderenmishandeling? Om de antwoorden op deze deelvraag goed weer te kunnen geven wordt eerst ingegaan op het beleid in heel Overijssel, vervolgens worden de bevindingen in IJssel-Vecht en de bevindingen in Twente weergegeven. Beroepskrachten uit Overijssel: De enquêteresultaten geven aan dat 68% van de beroepskrachten in Overijssel bekend is met ontspoorde zorg. De overige 32% is niet bekend met ontspoorde zorg. Aangezien het overgrote deel van de respondenten binnen de sectoren zorg, GGZ en Welzijn werkzaam is, is dit aantal van 32% dat niet bekend is met ontspoorde zorg als hoog te definiëren. De oorzaak van deze lage mate van bekendheid is wellicht te wijten aan het feit dat er niet veel over ontspoorde zorg wordt gesproken. Slechtst 4% van de beroepskrachten uit Overijssel geeft aan dat er binnen zijn of haar organisatie vaak over ontspoorde zorg wordt gesproken, 21 procent geeft aan dat er regelmatig over ontspoorde zorg wordt gesproken en 51% geeft aan dat er soms over ontspoorde zorg wordt gesproken. 23% van de respondenten geeft aan dat er binnen zijn of haar organisatie nooit over ontspoorde zorg wordt gesproken. Deze resultaten geven aan dat er binnen veel organisaties geen of een beperkt beleid is om ouderenmishandeling en ontspoorde zorg bespreekbaar te maken. Dit kan een oorzaak zijn dat een groot gedeelte van de beroepskrachten niet bekend is met ontspoorde zorg en de achterliggende theorieën. Ook is er in veel gevallen geen beleid om beroepskrachten binnen deze zorgcentra te benaderen over ontspoorde zorg terwijl dit in veel gevallen wel als wenselijk wordt ervaren. 70% geeft aan nooit benaderd te zijn, 30% is wel benaderd. Van deze 30% geeft 97% aan dit als wenselijk te hebben ervaren. Van de 70% die nooit is benaderd, geeft 58% dat ze vinden dat ze dit als wenselijk zouden ervaren. De overige 42% geeft aan dit niet noodzakelijk te vinden.
30
Ook de communicatie naar beroepskrachten over hoe om te gaan met ontspoorde zorg blijkt ernstig te kort te schieten. Dit blijkt uit de respons op de vraag of er binnen de organisatie met een protocol ten behoeve van het signaleren en melden van een geval van ontspoorde zorg wordt gewerkt. Maar liefst 51% van de respondenten geeft aan niet te weten of er een protocol is. Ondanks deze lage score weten veel beroepskrachten toch waar ze terecht kunnen met een signaal of melding. Wat er vervolgens met deze melding gedaan wordt, is voor veel beroepskrachten (60%van de respondenten)niet bekend. Van de beroepskrachten die niet met een protocol werken geeft 80% aan dat een protocol hen zou ondersteunen bij het maken van een melding omdat men hierdoor vooral beter weet waar een melding gemaakt kan worden en wat er vervolgens met deze melding wordt gedaan.
IJssel-Vecht:
Om ouderenmishandeling te kunnen signaleren is het van groot belang om betrokken personen zoals verplegend personeel en vrijwilligers bewust te laten worden van de signalen die hierop kunnen duiden. De meeste organisaties in de regio IJssel-Vecht hebben echter geen beleid op dit gebied waardoor meldingen achterwege blijven. Wel zijn er enkele organisaties in het bezit van signaleringsroutes, waarin van A tot Z beschreven staat welke stappen een beroepskracht kan nemen bij vermoedens van ontspoorde zorg of ouderenmishandeling, maar deze signaleringsroutes worden weinig tot helemaal niet gebruikt. Volgens leidinggevenden die meegewerkt hebben aan dit onderzoek komt er wel steeds meer aandacht voor dit onderwerp. Er wordt gepoogd meer meldingen te verkrijgen door allereerst het onderwerp bespreekbaar te maken onder beroepskrachten en professionals die veel met ouderen werken. Ook is het Steunpunt Informele Zorg (SIZ) Zwolle bezig bekendheid te geven aan het onderwerp door folders en brochures uit te brengen en deze onder andere te verspreiden via zorginstellingen en huisartsenpraktijken. Uit de interviews blijkt vooral dat onder leidinggevenden het onderwerp erg leeft, dat men de signalering wil verbeteren en hiermee het aantal meldingen wil verhogen. Echter is hierin geen structuur te ontdekken en wordt is er amper tot geen samenwerking tussen de organisaties. De meeste organisaties geven aan dat de weinige gevallen die gesignaleerd worden vooral intern bespreekbaar worden gemaakt. Kennis en expertise van externen wordt amper tot niet ingeschakeld, vaak omdat men de meerwaarde van deze externen niet kent. Omdat organisaties deze gevallen intern oplossen wordt er niet centraal gemeld. Dit leidt er toe dat er weinig zicht is op het totaal aantal gevallen van ouderenmishandeling in de regio IJssel-Vecht.
31
Twente:
In de regio Twente wordt volgens het convenant ouderenmishandeling en ontspoorde zorg een melding/signaal van ouderenmishandeling gemeld bij de aandachtsfunctionaris. De aandachtsfunctionaris probeert de casus in eerste instantie zelf op te lossen. Indien dit niet mogelijk is kan de aandachtsfunctionaris het voorval inbrengen in het consultatieteam. Het consultatieteam bestaat uit experts uit meerdere domeinen (Zorg, GGZ, Welzijn) die de consultvrager kunnen voorzien van advies bij het oplossen van een voorval. Na het geven van het advies blijft het consultatieteam het voorval monitoren. Wanneer het advies niet het gewenste resultaat heeft kan het consultatieteam zich opnieuw over het voorval buigen en eventueel een nieuw advies geven.
32
In de figuur 27 wordt schematisch de aanpak in de regio IJssel-Vecht met die van de regio Twente vergeleken. [Figuur 27: Schematisch overzicht aanpak Twente & IJssel-Vecht ]
Twente Ouderenmishandeling & ontspoorde zorg al jaren een actuele onderwerpen
Gezamenlijk consultatienetwerk met drie centrumgemeenten( Hengelo, Enschede, Almelo) die een actieve voortrekkersrol spelen binnen dit netwerk. Ook is er een coördinator consultatienetwerk Mediant die het hele netwerk draaiende houdt en bijeenkomsten organiseert Door dit netwerk kan externe expertise uit verschillende sectoren ingeschakeld worden in de vorm van consultatieteams
IJssel-Vecht Pas sinds de laatste tijd meer aandacht voor ouderenmishandeling/ontspoorde zorg o.a. door acties van het SHG van Kadera: Voorlichting Verspreiding van foldermateriaal en brochures aan ouderenzorgcentra Verspreiding van informatie over het thema via nieuwsbrieven Geen netwerk en geen zichtbare investeringen door gemeenten.
Aandachtsfunctionarissen zijn aangesteld met als primaire taken :
Door het ontbreken van het netwerk zijn organisaties op hun eigen kunnen aangewezen en word gepoogd casuïstiek intern op te lossen zonder expertise van externen. Deze expertise is wel aanwezig maar organisaties weten elkaar niet te vinden. Amper aandachtsfunctionarissen binnen de ouderenzorgcentra waardoor :
binnen de ouderenzorgcentra het thema onder de aandacht brengen
het thema binnen ouderenzorgcentra te weinig onder de aandacht gebracht wordt
trainingen en voorlichtingen geven aan beroepskrachten in de zorg
er amper tot geen trainingen en voorlichtingen worden gegeven
als aanspreekpunt voor beroepskrachten in de zorg
het voor beroepskrachten in de zorg niet duidelijk is waar een melding gemaakt kan worden Geen afspraken over registratie.
Duidelijke afspraken over registratie
33
4.2
Signalen en trends
Hoeveel signalen van ouderenmishandeling krijgen de verschillende organisaties binnen en zijn er trends te ontdekken in deze signalen? Deze deelvraag wordt allereerst beantwoord voor heel Overijssel (op basis van de enquête- uitkomsten). Daarnaast worden de regio’s IJssel-Vecht en Twente apart toegelicht.
Beroepskrachten uit Overijssel: Iets meer dan de helft van de beroepskrachten die de enquête hebben ingevuld geven aan in 2010 gemiddeld 5,6 keer signalen van ouderenmishandeling te hebben gesignaleerd. (zie 4.3.5 signalen)
IJssel-Vecht: In de regio IJssel-Vecht is weinig zicht op het aantal signalen van ouderenmishandeling omdat er weinig tot niet geregistreerd wordt. Alleen de politie IJsselland geeft aan elke melding en elk signaal door te geven aan het Steunpunt Huiselijk Geweld Kadera in Zwolle. De overige organisaties gaven aan geen vast beleid te hanteren met betrekking tot registratie. Hiervoor geven zij meerdere redenen: Geen signalen, dus geen behoefte aan registratie Registratie is tijdrovend. Dit kan soms ten koste gaan van de adequaatheid om te reageren op een melding en kan daarnaast teveel administratie opleveren Privacy van personen kan worden aangetast Hierdoor zijn er binnen deze organisaties geen exacte cijfers bekend over het aantal gevallen van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg. Wel geven de meeste organisaties aan dat er wel degelijk sprake is van ontspoorde zorg en ouderenmishandeling. Hoewel er weinig gesignaleerd wordt weet men dat vooral financiële mishandeling en financiële uitbuiting door familie, kennissen en andere “aasgieren” voor komt. Daarnaast geven meerdere organisaties aan dat lichte lichamelijke mishandeling zoals het verkeerd tillen van een oudere geregeld voorkomt. Zware fysieke mishandeling komt volgens de geïnterviewden weinig tot niet voor. Twente: In Twente zijn in 2010 24 meldingen doorgegeven aan het LPBO. Opvallend is dat de melding 22 keer afkomstig is van een professional. In 15 van de geregistreerde gevallen gaat het om psychische mishandeling.
34
4.3
Aanpak signalen
Wat doen verschillende organisaties in Overijssel met signalen die zij ontvangen? IJssel-Vecht: De signalen die bij de politie IJsselland binnenkomen worden allemaal gemeld bij het SHG van Kadera. Het SHG van Kadera beschikt over experts die de melder kunnen voorzien van consultatie. Ook beschikt het SHG van Kadera over een netwerk van organisaties die consult kunnen bieden. De politie IJsselland is echter de enige organisatie die structureel melding maakt bij het SHG van Kadera. De overige organisaties houden de melding vooral intern en proberen zelf de problemen op te lossen door te praten met slachtoffers, daders, familie, bekenden betrokkenen en eigen personeel. Hulp van andere organisaties en experts wordt amper tot niet ingeschakeld. Dit komt vooral doordat deze organisaties elkaar niet goed kennen en daarom de meerwaarde van het inschakelen van een andere organisatie niet inzien. Een goed voorbeeld hiervan is dat de Stichting Welzijn Ouderen (WijZ) in Zwolle, waar 150 vrijwilligers actief zijn bij ouderen, nooit in contact is geweest met Kadera dat zich binnen hetzelfde werkveld bezighoudt en gespecialiseerd is in het geven van voorlichtingen en trainingen op gebied van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg. Financiële mishandeling en financiële uitbuiting wordt wel opgepakt aangezien hier duidelijke richtlijnen voor zijn en de politie ingeschakeld kan worden. Ook werken notarissen met een meldcode voor ongebruikelijke transacties zoals verdachte testamentwijzigingen. Wel moet opgemerkt worden dat veel financiële mishandeling en uitbuiting buiten het zicht van een notaris voorkomt in de vorm van het meenemen van goederen.
35
Twente: In Twente zijn er in het convenant Ouderenmishandeling Ontspoorde Zorg Twente (OMOZ-T) duidelijke richtlijnen vastgesteld over wat er met meldingen en signalen van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg gedaan moet worden. Binnen zorginstellingen wordt gecommuniceerd wie de aandachtsfunctionaris en dus het aanspreekpunt voor consultvragers zoals verplegend personeel en professionals in de zorg is. Deze aandachtsfunctionaris is expert op gebied van ouderenmishandeling & ontspoorde zorg en kan er voor kiezen om zelf een oplossing voor een bepaalde casus te bedenken. Wanneer het een complexe situatie betreft kan de aandacht functionaris ervoor kiezen om het consultatieteam bij elkaar te roepen. Dit consultatieteam bestaat uit professionals die deskundig zijn op het gebied van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg, afkomstig uit verschillende sectoren waaronder politie, steunpunt informele zorg, thuiszorg en GGZ. Tijdens deze consultbijeenkomsten worden op basis van de aanwezige expertise afspraken gemaakt over hoe de casus het beste opgelost kan worden Ook wordt in ieder geval een afspraak gemaakt over het blijven volgen (monitoren)van de desbetreffende casus, dit om een mogelijke herhaling te voorkomen. Wanneer het probleem niet opgelost wordt kan er een nieuw advies gegeven worden. Het voordeel van een consultatieteam uit verschillende domeinen is dat het expertiseniveau hoog is. Door het hoge expertiseniveau in de consultatieteams kan er snel een plan van aanpak op tafel komen. Daarnaast is er per gemeente een casusoverleg voor complexe casuïstiek daarin zitten onder andere; politie, justitie, maatschappelijk werk en Bureau Jeugdzorg. Het kan zijn dat het consultatienetwerk ouderenmishandeling adviseert een casus in het casusoverleg te laten agenderen, andersom kunnen leden van lokale casus overleggen casuïstiek voorleggen aan het consultatieteam. Ook het SHG van Kadera kan wanneer wenselijk van advies worden voorzien door de consultatieteams, of zelf een advies uitbrengen aan de consultatieteams. Minimaal twee keer per jaar wordt een SHG-medewerker uitgenodigd in één van de consultatiebijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten kan informatie, kennis en expertise worden uitgewisseld. Voor de registratie van meldingen wordt het door het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling (LPBO) ontwikkelde registratieformulier gebruikt. Alle aandachtsfunctionarissen registreren de casuïstiek die bij hen bekend wordt en leveren de ingevulde formulieren in bij de coördinatoren van de consultatieteams. Ook hetgeen behandeld wordt door het consultatieteam wordt geregistreerd. De coördinator draagt er zorg voor dat deze gegevens doorgegeven worden aan het LPBO, naar alle de deelnemende organisaties binnen het consultatienetwerk en naar de beleidsmedewerkers Huiselijk geweld van de gemeenten.
36
4.4
Eindconclusie
Probleemstelling: Wat doen verschillende organisaties in Overijssel die betrokken zijn bij ouderen aan de bestrijding van ouderenmishandeling? Beroepskrachten uit Overijssel: Uit de enquêteresultaten is gebleken dat beroepskrachten in Overijssel lang niet altijd goed op de hoogte zijn met het begrip ontspoorde zorg. Dit kan komen omdat er binnen zorgcentra over het algemeen weinig en in sommige gevallen zelfs nooit gesproken over ontspoorde zorg. Daarnaast geeft het overgrote deel van de respondenten op de enquête aan dat ze in 2010 niet benaderd zijn door iemand binnen zijn of haar organisatie met de vraag of men betrokken is geweest, of signalen heeft ontvangen van ontspoorde zorg. Slechtst 37 respondenten geven aan wel benaderd te zijn, waarvan 36 respondenten aan gaven dit op prijs stelden. Het overgrote deel van de respondenten die niet benaderd zijn, geven aan dat ze het wel op prijs zouden stellen als dit zou gebeuren. Aan de hand van deze resultaten valt te concluderen dat het aanspreken van beroepskrachten wenselijk is en wellicht kan leiden tot meer meldingen. Ook de communicatie richting beroepskracht over hoe te handelen bij een geval van ontspoorde zorg of ouderenmishandeling is in veel gevallen zwak te noemen. Zo geven maar liefst 57 respondenten aan dat men niet weet of er binnen zijn/haar organisatie een protocol met de te nemen stappen wordt gebruikt. Ook weet het grootste gedeelte van de beroepskrachten niet wat er met een door hun gemaakte melding wordt gedaan. Een andere erg opvallende conclusie is dat van de 133 respondenten die de vraag “Heeft u in 2010 signalen opgemerkt of ontvangen waardoor u vermoedde dat er sprake was van ontspoorde zorg?” beantwoorden, maar liefst 70 positief antwoorden. Dit terwijl uit de vraaggesprekken naar voren is gekomen dat er vooral in IJssel-Vecht weinig meldingen worden gemaakt. Twente: In de regio Twente zijn duidelijke afspraken op papier gezet voor wat betreft de bestrijding van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg. Volgens het convenant Ouderenmishandeling wordt door middel van een consultatienetwerk met sub-regionale consultatieteams de aanwezige expertise gebundeld en zoekt men samen naar oplossingen bij gevallen van ontspoorde zorg en ouderenmishandeling. Het aanstellen van aandachtsfunctionarissen binnen alle deelnemende organisaties kan ervoor zorgen dat werknemers beter bekend worden met ontspoorde zorg en de signalen hiervan. Ook zou het voor werknemers duidelijk moeten zijn wie op dit gebied als aanspreekpunt fungeert en waar men met meldingen en signalen terecht kan. Alle meldingen en signalen worden geregistreerd en doorgegeven aan het Landelijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling ( LPBO). Daarnaast wil men binnen Twente de komende perioden het contact met enkele gemeenten waar op dit moment weinig of geen contact mee is intensiveren. De exacte werking van het consultatienetwerk en de naleving van de gemaakte afspraken zijn wegens tijdsdruk niet nader onderzocht.
37
IJssel-Vecht In de regio IJssel-Vecht is het beleid ten behoeve van de bestrijding van ouderenmishandeling & ontspoorde zorg ten opzichte van de regio Twente minder gestructureerd. IJssel-Vecht beschikt niet over een consultatienetwerk, waardoor organisaties veelal op eigen houtje opereren. Kennis en expertise van specialisten zoals het SHG wordt amper ingeschakeld. De reden hiervan is dat de betrokken organisaties niet van elkaars bestaan afweten of niet exact weten wat de meerwaarde van het inschakelen van externen kan zijn. Binnen organisaties die betrokken zijn bij dit onderzoek wordt sporadisch gewerkt met signaleringskaarten en signaleringsroutes. Ook aandachtsfunctionarissen zijn er bijna niet. Het ontbreken van deze factoren zorgt er voor dat er onder de beroepskrachten te weinig bekendheid met de materie is. Registratie van meldingen is in deze fase (nog) geen issue omdat signalen meestal niet opgepikt worden en er dus geen meldingen zijn.
38
4.5
Aanbevelingen
Zoals eerder in deze scriptie vermeld, zijn er verschillen tussen de regio’s IJssel-Vecht en Twente wat betreft de beoogde aanpak van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg. Waar men in Twente beschikt over een consultatienetwerk met aandachtsfunctionarissen en experts die casuïstiek bespreekbaar maken en adviezen geven, is de aanpak in de regio IJssel-Vecht minder gestructureerd en waarschijnlijk minder effectief. Het doel van deze aanbevelingen is : De bestrijding van ouderenmishandeling/ontspoorde zorg in Overijssel verbeteren. Om dit doel te bereiken is gekozen om het doel op te delen in vier subdoelen: 1.
Bekendheid ouderenmishandeling/ontspoorde zorg vergroten.
•
Ontwikkelen/verspreiden van signaleringsroutes, brochures etc. met informatie over het onderwerp en vooral ook informatie waar consultvragers terecht kunnen om casuïstiek bespreekbaar te maken.
•
Het aanstellen van aandachtsfunctionarissen binnen organisaties. De aandachtsfunctionaris is expert op gebied van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg en heeft als taak bekendheid geven aan het onderwerp binnen zijn/haar instelling en fungeert tevens als 1e aanspreekpunt voor professionals en consultvragers binnen deze organisaties. Daarnaast verzorgt of organiseert de aandachtfunctionaris trainingen en voorlichting op gebied van signaleren en hoe te handelen bij een geval van ontspoorde zorg of mishandeling. Om zijn/haar expertiseniveau op peil te houden wordt de aandachtfunctionaris in de gelegenheid gebracht om zelf voorlichtingen en trainingen te volgen. Daarnaast moet de aandachtfunctionaris een pro actieve houding hebben om meldingen te vergaren. De aandachtfunctionaris moet dus aanspreekbaar zijn voor beroepskrachten, maar moet ook zelf beroepskrachten benaderen over het onderwerp. Uit de enquêteresultaten is gebleken dat beroepskrachten behoefte hebben aan een protocol die hen kan ondersteunen bij het maken van een melding. Het aanstellen van aandachtsfunctionarissen vervangt min of meer dit protocol of stappenplan omdat door het aanstellen van aandachtsfunctionarissen de beroepskracht zelf deze route niet hoeft te belopen. De beroepskracht hoeft zodoende maar één stap te zetten, namelijk die naar de aandachtsfunctionaris.
•
Websites van deelnemende organisaties zouden voorzien moeten worden van informatie over ouderenmishandeling & ontspoorde zorg. Te denken valt aan: de signalen bij oudere, signalen bij de pleger & risicofactoren.
•
Ook moet er informatie te vinden zijn over de aandachtsfunctionarissen binnen het netwerk, de consultatieteams en de werking hiervan.
39
•
Trainingsplan SHG van Kadera met voorlichting en scholing. Kadera beschikt over experts op gebied van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg die door middel van trainingen, voorlichtingen, en daarin gebruik makend van praktijkvoorbeelden, de aandachtsfunctionarissen (en wellicht ook beroepskrachten?) bekend kunnen maken en scherp kunnen houden op gebied van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg.
•
Uit de enquête is gebleken dat voor veel beroepskrachten niet duidelijk is wat met een melding wordt gedaan. Daardoor kan het zijn dat beroepskrachten signalen niet doorgeven en meldingen achterwege blijven. Aan te bevelen is om na een melding altijd terugkoppeling te laten plaatsvinden richting de melder. Zo wordt de meerwaarde van het maken van een melding voor deze personen duidelijker.
2.
Samenwerking tussen organisaties verbeteren.
•
Duidelijk moet worden over welke specialismen deze organisaties beschikken en welke meerwaarde dit kan opleveren voor andere organisaties. Deze duidelijkheid kan gecreëerd worden door een voeten op tafel bijeenkomst te organiseren waarbij al deze organisaties uitgenodigd worden om toelichting te geven over hun eigen organisatie en haar specialismen
•
Het oprichten van consultatieteams, of meerdere sub-regionale consultatieteams, bestaande uit experts op gebied van ouderenmishandeling en ontspoorde zorg afkomstig uit verschillende domeinen. Deze consultatieteams komen bijeen om casuïstiek, aangedragen door aandachtsfunctionarissen, te bespreken om vervolgens een advies te geven. Afgesproken moet worden dat besproken de casuïstiek gemonitord wordt en dat er een nieuw advies kan worden gegeven wanneer de situatie niet is verbeterd.
•
Samenwerking met gemeenten intensiveren. Gebleken is dat meerdere organisaties vooral in de regio IJssel-Vecht geen contact onderhouden met de ambtenaren huiselijk geweld van de desbetreffende gemeenten.
3.
Registratie van meldingen verbeteren.
•
Voor beroepskrachten moet duidelijk zijn waar ze kunnen melden en wat er vervolgens met een melding gedaan wordt. Het aanstellen van aandachtsfunctionarissen en het bekendmaken van zijn/haar taken moet hier aan bijdragen. Een van de taken van de aandachtsfunctionaris zou het vergaren en aannemen van meldingen moeten zijn. De enquêteresultaten hebben uitgewezen dat dit voor veel beroepskrachten wenselijk is, omdat zo het signaleren en het maken van een melding makkelijker voor hen wordt.
•
Meldingen moeten centraal geregistreerd worden. Ook halve meldingen en vermoedens moeten geregistreerd worden zodat bij een geval van meerdere vermoedens toch actie kan worden ondernomen.
40
•
Het melden en registeren van meldingen kan ten koste gaan van de privacy van de oudere. Dit kan ervoor zorgen dat meldingen achterwege blijven. Voor beroepskrachten geldt vaak: belang van de cliënt gaat voor privacy. Aan te bevelen is om aan de hand van het protocol van ministerie van Justitie (Horen, Zien en Zwijgplicht) de beroepskrachten beter te informeren over privacy.
4.
Vervolgonderzoek
•
Onderzoeken invoering meld/registratiesysteem.
•
Een vervolgonderzoek naar de praktijkwerking van het consultatienetwerk in Twente (OMOZ-T). Dit kan duidelijk maken of deze aanpak effectief is en of een soortgelijk netwerk aan te bevelen is voor IJssel-Vecht.
41
5.
Bronvermelding
Bavel van, M.( september 2010) Registratie ouderenmishandeling 2009. Geraadpleegd op 10 februari 2011. http://www.movisie.nl/onderwerpen/ouderenmishandeling/Cijfers_ouderenmishandeling%202009. pdf Boer de, A de. Klerk de, M. Oudijk, D. Timmermans, J. Woittiez, I. Mantelzorg uit de doeken. Geraadpleegd op 12 april 2011. http://www.btsg.nl/downloads/Mantelzorg%20uit%20de%20doeken.pdf Brochure OMOZ-T consultatienetwerk ouderenmishandeling ontspoorde zorg Twente, februari 2010 Comijs, HC. (2000) Ouderenmishandeling door bekenden. Agressie, verwaarlozing en benadeling. Huisarts en Wetenschap(p. 351-354) Hart ‘t, Boeije & Hox, (2005)Onderzoeksmethoden. (7e druk) (p. 241). Den Haag: Boom Onderwijs. Landelijk Programmabureau Huiselijk Geweld, (2010). Folder: Geweld tegen ouderen. Movisie (12 juni 2009). Aantal meldingen van ouderenmishandeling neemt fors toe. Geraadpleegd op 14 april 2011. http://www.movisie.nl/smartsite.dws?id=125658&ch=DEF Movisie. (september 2010). Signaleren Ouderenmishandeling. Geraadpleegd op 10 februari 2011. http://www.movisie.nl/1235786/def/home/ouderenmishandeling__/signaleren/ Movisie, (28 februari 2010). Meldcode of Meldplicht? Geraadpleegd op 7 april 2011. http://www.movisie.nl/135494/def/home/huiselijk_geweld/nieuws/nieuws/meldcode_of_meldplich t/ Rijksoverheid, (2010). Meldcode Huiselijk geweld en Ouderenmishandeling. Geraadpleegd op 7 april 2011. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kindermishandeling/meldcode-kindermishandeling-enhuiselijk-geweld Schreuder Peters. (2005) Methoden en technieken van onderzoek.(2e druk) (p. 112). Den Haag: Sdu Uitgevers. SHG Kadera. (2010) Signaleringskaart Huiselijk Geweld. Zwolle: SHG Kadera. Toolkit Ouderenmishandeling. Geraadpleegd op 10 februari 2011. http://www.effectieveouderenzorg.nl/Toolkit/tabid/63/language/en-US/Default.aspx
42
Verhoeven, N (2007)Wat is onderzoek?, Enquête. (2e druk) (p. 146). Den Haag: Boom Onderwijs. Verhoeven, N. (2007) Wat is onderzoek?, Validiteit.(2e druk) (p.39). Den Haag: Boom Onderwijs. Voordt, vd. Lans,(2009)Beschrijvend Onderzoek. Geraadpleegd op 14 april 2011. http://team.bk.tudelft.nl/Publications/2000/Ways%20to%20study%20prelininary%20Dutch%20versi ons/05Beschrijvend%20onderzoek.htm
43
Bijlagen. 1. 2.
Onderzoekseenheden interviews. Onderzoekseenheden enquête
44
1.
Onderzoekseenheden interviews
Organisatie Zorgcombinatie ’t Hoge Huis Zwolle Sentrum / Zorgbelang Overijssel Mediant Hengelo Dimence Zwolle
WIJZ Stichting Welzijn Ouderen Smalbraak Notarissen Gemeente Kampen
Zorgcentrum de Posten Enschede Steunpunt Informele Zorg Zwolle (SIZ) Politie IJsselland
Domein Wonen / Zorg
Functie contactpersoon Service coordinator
Senioren/belangenbehartiging Senior adviseur Stichting Seniorenorganisaties clientenparticipatie GGZ Preventiemedewerker Ouderenmishandeling GGZ Algemeen directeur & aandachtsfunctionaris ouderenmishandeling Welzijn Adjunct-directeur Financiën Overheid
Zorg / Welzijn / Wonen Mantelzorgondersteuning Veiligheid
Notaris Beleidsmedewerker Maatschappelijke ontwikkeling & WMO Algemeen directeur Coordinator mantelzorgondersteuning Regionaal coordinator huiselijk geweld
45
2.
Onderzoekseenheden enquête
Instelling Zorgspectrum het Zand Huize den Oostenborgh Ariens Zorgpalet Carint Carinova Thuiszorg Woon en zorgcentrum de Herfstzon Driezorg :Stichting voor wonen, zorg & welzijn Humanitas Woonzorgcentrum & Thuiszorg Livio Trivium Meulenbelt Zorg. (verpleeghuiszorg, verzorgings-thuiszorg en thuiszorg) Noorderboog: ziekenhuis, verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg Carint Reggeland groep Woonzorgcentrum Rosengaerde Saxenburgh Groep Zorgaccent & Thuiszorg Noord-West Twente Trivium zorggroep Zorgcentrum Veldheem Verpleeg- en reactiveringscentrum Zandhove Zorgcentrum de Wissel Zorgcombinatie Zwolle Zorgfederatie Oldenzaal Zorgcentrum de Posten Woon en zorgcentrum Herickhave Carint Woon en zorgcentrum ’ t Dijkhuis Zorggroep Raalte Zorggroep Solis Zorg in Almelo Zorggroep Sint Maarten Carint Markelo & Diepenheim Zorggroep Manna
Plaats / Regio Zwolle Ootmarsum Enschede Delden Hengelo Raalte Goor Zwolle Deventer Enschede Almelo, Hengelo, Borne, Tubbergen, Twenterand Meppel Rijssen Dalfsen Hardenberg Hellendoorn / Regio Noord-West Twente Twente Wezep Zwolle Zwolle Zwolle Oldenzaal Enschede Hengelo Borne Raalte Deventer Almelo Twente Markelo & Diepenheim Hengelo & Enschede
46