Nieuwsbrief
The orchid professionals since 1933
JA ARGANG 24 NR. 1 MA ART 2006
Bloei en daglengte
3 6 7 8
De programmeerbare Cymbidium
De meeste orchideeënsoorten vinden hun oorsprong in de tropen. De dag is daar ± 12 uur en het daglengte verschil tussen de seizoenen is niet meer dan 2 uur. Vandaar dat orchideeën niet bekend staan als - Korte of Lange Dag planten. De verschillen tussen de seizoenen in de tropen worden meer bepaald door verschillen in temperatuur en vochtigheid. De vele scheutvormende orchideeënsoorten uit gematigde streken zoals Cymbidium, Miltonia, Oncidium, Odontoglossum, Zygopetalum en Dendrobium kennen echter een groei- en een rustperiode.
Hormonen!
Verwarring in bemestingsland
Cymbidium voorjaarstips
De bloei vindt plaats na een groeiperiode: ■ in de rustperiode. ■ of vlak na de rustperiode. Tijdens de groei vormt de plant een scheut(en), die na verloop van tijd groeit tot een bulb of cane. Een bulb of cane is een verdikte stengel met reservestoffen om een droge en/of koude periode te kunnen overleven. De aanleg van groeipunten, waaruit bloemtakken kunnen groeien, vindt plaats in de scheut (en is niet zichtbaar). Vaak worden de bloemtakken pas zichtbaar als de scheut voldoende is uitgegroeid en een bulb of cane gevormd is. Jeugdfase Net als andere bloeiende planten hebben orchideeën een jeugdfase (die sterk per soort varieert) waarin ze eerst een bepaalde plantgrootte moeten bereiken voordat ze kunnen bloeien. Pas na de jeugdfase, kunnen omgevingsfactoren als temperatuur en licht aangewend worden om bloei te induceren. Bloeifase De daglengte (korte dagbehandeling) lijkt vooral invloed te hebben op het afrijpen van de scheut waardoor deze beter en/of eerder reageert op de voor bloeminductie benodigde temperatuur. Afhankelijk van de maat en leeftijd van de scheut zijn de reeds aangelegde groeipunten gevoelig voor ontwikkeling tot bloemtak. - Een scheut moet er rijp voor zijn!! Meestal is een lagere temperatuur (koeling) de meest bepalende factor voor de takaanleg.
■ Het begin van de takaanleg tot het zichtbaar worden van
de tak duurt minstens enkele weken en soms zelfs maanden. ■ Van zichtbare knop tot bloei duurt vervolgens weer erg lang (dit is sterk soortafhankelijk en kan variëren van enkele weken tot 8 à 9 maanden). Deze periode is sterk temperatuurafhankelijk. Ongunstige omstandigheden zoals b.v. te hoge temperaturen, te weinig licht of juist een te lange dag (te veel licht) kunnen de bloei zelfs verhinderen. Bedenk dat bij lange, vooral zonnige dagen, de gemiddelde etmaaltemperatuur aanmerkelijk hoger wordt. In Nederland heb je in de zomer 16 uur dag en maar 8 uur nacht! Miltonia en Zygopetalum Enkele onderzoekers van de Michigan State University in de USA hebben onderzoek gedaan naar de bloemaanleg van Miltonia en Zygopetalum en hierover gepubliceerd. Zij hebben een koelperiode voor takaanleg laten voorafgaan door een korte dag periode van 4 tot 8 weken. Na de korte dagperiode zijn de planten 8 weken gekoeld bij 14°C.
scheutlengte tussen 2 tot 8cm aan het begin van de koeling werd het meest tak gevormd. Rijpere scheuten van 12cm en langer bloeiden vaak niet meer. Conclusie Hoewel orchideeën dus niet bekend staan als - Korte of Lange Dag planten - blijkt uit bovenstaande gegevens dat daglengte wel degelijk een rol spelen in het proces van groei en bloei bij de bovengenoemde soorten. Een lange dag is vooral belangrijk op de vegetatieve fase (jeugdfase) en is een neutrale daglengte van 12 uur (of korter) vooral van invloed op de bloeifase. Dit betekent dat het zinvol is om door belichting in de vegetatieve fase de daglengte sterk te verlengen (winterperiode) en heeft dit geen zin bij bloeibare planten. Mogelijk is dagverkorting dan zelfs zomers gewenst op sommige soorten.
Bij Miltonia Augres ‘Trinity’ bleek zonder korte dagbehandeling voor de koeling, slechts 60% van de planten te bloeien. Zonder koeling bloeide slechts 30%. Zowel de lagere temperatuur als de kort daglengte is van belang voor de bloei. De natuurlijke bloeitijd van Miltonia in het voorjaar wijst ook op de combinatie van lagere temperatuur en korte dag voorafgaand aan de bloei. Ook vond men dat scheuten kleiner dan 6cm lengte niet gevoelig zijn voor bloemtak aanleg. Slechts scheuten van 7cm en langer bleken in staat om bloemtak te vormen. Het is dus zeer belangrijk dat uniforme planten met voldoende scheutlengte uitgezet worden om te koelen. Onze ervaring leert dat scheuten tussen de 10 en 20cm hiervoor het meest geschikt zijn. Bij Zygopetalum Redvale bloeiden de planten het snelst, volledig en meest uniform na een korte dagperiode en koeling bij 14°C gedurende 8 weken. 3 weken na de koeling verschenen de bloemtakken. Na lange dag was het bloeipercentage beduidend lager. Ook na koeling bij 17 of 20°C lag het bloeipercentage lager. Dus zowel korte dag als koeling stimuleert het bloeiproces. De bloemtak van Zygopetalum verschijnt uit een jonge vegetatieve scheut. Als de nieuwe scheuten te laat koel gezet worden vindt takaanleg niet meer plaats. Bij een Phal. “Vivian” (patent)
2
De programmeerbare Cymbidium
De inductie en bloeiperiode werden altijd volgens onderstaande tabel schematisch weergegeven. Bestaande inductie en bloeischema: Inductie Vroeg maart/april Kerst mei/juni Mid juni/juli Laat augustus/september
Bloei september/oktober november/december januari/februari maart/april
Uitgaande van ontwikkelde kennis zouden we een nieuw schema moeten hanteren. Al brainstormend komen we tot een voorlopig schema dat er als volgt uit kan zien: Gewijzigd inductie en bloeischema: Inductie Vroeg november/januari Kerst januari/februari Valentijn/ Vrouwendag februari/maart Mid februari/maart Laat februari/april
Cym. “Cindy Flor” (patent)
Het baanbrekende bloei sturingsonderzoek op het PPO Glastuinbouw in Aalsmeer heeft de afgelopen periode menig Cymbidium kweker aan het denken gezet en bij velen de ogen geopend. Een Cymbidium is dus toch heel goed te sturen. Hoewel het onderzoek zich nu alleen op het vroegbloeiende sortiment heeft toegespitst, kun je toch al doorredenerend, de ontwikkelde know how ook gebruiken voor mid en laatbloeiende Cymbidium. Enkele zaken zijn met dit onderzoek op de helling gezet, zoals: ■ “Het duurt wel een paar jaar voordat je enkele weken vroeger kunt komen”. Uit onderzoek blijkt dat dit dus in 1 seizoen kan. ■ “Knopaanleg vindt plaats circa 6 maanden voor de bloei”.
Het blijkt dus dat de feitelijke knopaanleg oftewel de generativiteit van de scheut circa 10 - 12 maanden voor de bloei bepaald wordt, maanden eerder dan altijd gedacht is. ■ “Bloei van Cymbidium is niet te sturen”.
Het moment van scheutafsplitsing en inductie van bloemtakken is te beïnvloeden door diverse factoren met name temperatuur en licht.
Bloei september/oktober november/december januari/februari maart/april mei/juni
Zoals we de gegevens nu kunnen interpreteren vindt de inductie (knopaanleg) dus 4 - 6 maanden eerder plaats dan altijd gedacht, namelijk in de winter bij voldoende lage temperaturen! Vroegbloeiend sortiment In de proef van het PPO in Aalsmeer bij het vroegbloeiende sortiment is duidelijk geworden dat: ■ een etmaalgemiddelde van ca. 13°C over een periode van ca. 12 - 16 weken gerekend vanaf begin/medio november ***). ■ gevolgd door een etmaalgemiddelde van 20°C vanaf week 5 - 8***). ■ etmaalgemiddelde aanhouden tot en met week 21*). ■ vanaf week 21 koeler kweken**). ■ ± in week 40 productie geeft met een piek in week 42. *) De warme periode van 20°C etmaalgemiddelde is in deze proef van week 7 tot en met week 21. **) Daarna heeft men getracht wat koeler te telen, maar met een beetje mooi weer is het etmaalgemiddelde heel snel 20°C. ***) Uit de proeven weten we inmiddels ook dat een te korte koudeperiode en of te hoog in temperatuur blijven zitten een lagere en latere productie tot gevolg heeft.
3
Je kunt dus concluderen dat als je die temperatuur van 20°C etmaalgemiddelde langer aanhoudt, de zekerheid van bloei in week 40 alleen maar groter wordt! Het zomerweer speelt hierin dus ook een belangrijke rol. 1. Wordt het koud en donker weer, dan treedt er vertraging op, want etmaalgemiddelde wordt lager dan 20°C. 2. Wordt het te warm dan krijg je problemen met knopverdroging, knoprui, vertraging van tak uitgroei. 3. Maar zit je daar tussenin, dan gaat de takstrekking sneller.
Het is belangrijk dat gedurende de takstrekking er voldoende licht in de kas komt. Tijdens de takstrekking moeten ook voldoende nieuwe scheuten worden aangemaakt, die in november - december voldoende groot moeten zijn om hun koude te krijgen van 12 - 16 weken 13°C etmaalgemiddelde. Een te donker najaar is dus een remmende factor!
Bij mooi zomerweer is de kastemperatuur overdag zonder koeling 28 - 33°C, maar ’s nachts blijft die ook hoog. Uit de ervaringen in Phalaenopsis weten we dat bij ontbreken van airco de nachttemperaturen bij extreme omstandigheden een aantal uren niet lager dan 19 - 20°C wordt. Kortom, het daggemiddelde komt dan boven de 25°C te liggen en dit mag als schadelijk worden ervaren als de takken zijn aangelegd!
VOORBEELD 1 Langere koude periode aanhouden: ■ een etmaalgemiddelde van ca. 13°C over een periode van ca. 16 weken gerekend vanaf begin/medio november. ■ gevolgd door een etmaalgemiddelde van 20°C vanaf week 9 - 12. ■ ± in week 44 productie geeft. De langere koudeperiode gaf wel meer aangebonden takken cq. productie die ook een wat explosiever karakter heeft. Het komt in een sterkere golf, maar wel op tijd. Uit de proeven weten we inmiddels ook dat een te korte koudeperiode een lagere en latere productie tot gevolg heeft.
Op de voorlichtingsmiddag op het PPO in Aalsmeer in oktober 2005 werd een grafiek getoond waar de weeknummers met oogstpiek zijn weergegeven als een afgeleide van de gerealiseerde gemiddelde etmaaltemperatuur. Daarbij blijkt dat 1°C hogere temperatuur 1,5 week vervroeging geeft. Met andere woorden, je kunt hieruit opmaken hoeveel dagen met een daggemiddelde van 20°C nodig zijn voor bloei na de koude behandeling van 13°C, gestart vanaf week 7. Er zijn op enkele plaatsen wat rekensommetjes gemaakt en de indicaties die er zijn, lijken aan te geven dat wanneer er een zekere waarde wordt gehaald er dan bloei is. Als we dit toepassen voor de proef gehouden op het proefstation en de gerealiseerde grafiek, dan zou het etmaalgemiddelde 22°C geweest moeten zijn. Van week 7 tot week 40 (bloeipiek) = 32 weken ➞ 32 weken x 7 dagen/week x 22°C = 4928 graaddagen.
Simpel gezegd, als je ca. 5000 graaddagen hebt gerealiseerd na de koudebehandeling (die voldoende lang heeft geduurd), dan heb je de oogstpiek in week 40, als de warmtebehandeling is gestart in week 7. Vanuit andere cultures zijn dergelijke gegevens ook bekend, maar varieert het aantal graaddagen per cultivar. Dit kan bij Cymbidium dus ook het geval zijn. De bloei begint meestal 2 - 3 weken voorafgaand aan de oogstpiek.
4
Enkele voorbeelden om de bloei in het vroegbloeiend sortiment te sturen:
VOORBEELD 2 Eerder starten met warmte behandeling: ■ een etmaalgemiddelde van ca. 13°C over een periode van ca. 12 - 16 weken gerekend vanaf begin/medio november. ■ gevolgd door een etmaalgemiddelde van 20°C vanaf week 5. ■ etmaalgemiddelde aanhouden tot en met week 19. ■ vanaf week 19 koeler kweken. ■ ± in week 37/38 productie geeft met een piek in week 40. Uit de proeven is ook gebleken dat te hoog in temperatuur blijven zitten een lagere en latere productie tot gevolg heeft. Als wij terugkijken wat er in de afgelopen 30 jaar is gebeurd met Cymbidium, dan weten we dat kwekers die naar Cymbidium schakelden vanuit een stookteelt, zoals rozen, komkommers of paprika’s, zeker de eerste twee jaren vroeger kwamen met bloei dan wat in de praktijk werd gerealiseerd. Iedereen kijken en vragen, maar uiteindelijk paste de ‘nieuwbakken’ collega zijn teeltmethode aan zoals iedereen dat deed. Gevolg was dan dat hij minder ‘warm’ ging telen en uiteindelijk zijn vroegheid verloor. Om dit op te vangen ging hij meestal in januari in het vroege sortiment al weer met de temperatuur omhoog.
Laatbloeiend sortiment Achteraf deden we met het late sortiment automatisch al aan de nieuwe ervaringen met inductie. Wie laat teelt, houdt zijn kastemperatuur hoog tot december - begin januari! De in die voorgaande zomer afgesplitste jonge scheuten hebben voldoende kunnen doorgroeien en krijgen de koude als gevolg van het koud houden van de planten om de takstrekking stil te zetten, dan wel te remmen. In juli gaat het krijt van de kas af en komt er zowel een licht als temperatuurexplosie in de kas. Het gevolg is dat de plant nieuwe jonge scheuten gaat maken die 6 maanden daarna weer de koude krijgen. De scheuten die een jaar eerder die koude hebben gehad, groeien verder door bij de hogere etmaaltemperaturen in de zomer en in de herfst - najaar komen de takken tevoorschijn! Bepalend is dus of er in de zomer wel voldoende nieuwe scheuten worden gevormd die in de winter hun koudebehoefte krijgen. Als je dus zoals in 2005 een donkere zomer krijgt, loop je het risico te weinig nieuwe scheuten te maken. Zonlicht betekent niet alleen licht, maar ook temperatuur.
Jonge Cymbidium
Cym. “Cindy Flor” (patent)
Nu we ook weten dat Cymbidium bij lagere lichtwaarden goed kan groeien, als de planten voldoende ruimte krijgen en de temperaturen hoog genoeg zijn, is dus duidelijk dat in de zomer en herfst desnoods gestookt moet worden om te zorgen voor een minimaal etmaalgemiddelde van 20°C! Licht is dus niet alleen wat u aan Lux, Watts, PAR etc binnenlaat, maar ook of de planten ruim genoeg staan. Ruimer telen heeft veel positieve voordelen!
Potplanten Ook voor de Cymbidium potplantenteelt is de aanwezigheid van meerdere afdelingen een must. Daarbij zullen de bedrijven die met rolcontainers werken moeten overwegen om niet de gehele afdeling in een keer vol te zetten, maar een mix van het sortiment met intervallen van 2 tot 4 weken uit de koude te halen en dan naar een warmere afdeling te brengen of maak een verschil in het moment wanneer de temperatuur in die afdeling waar de planten al staan omhoog gaat. Je moet dan het sortiment splitsen in twee afdelingen en die afdelingen met een interval van minimaal 1 maand verschil in temperatuur verhogen. Een andere optie wel gelijk omhoog, maar een verschil van 1,5 - 2°C aanhouden. De bloeitijd wordt dus meer bepaald wanneer je met de temperatuur omhoog gaat, dan hoe je de takken kunt remmen in de zomer - herfst zoals dit nu nog steeds gebeurt. Hoe verder de takken zich hebben ontwikkeld en hoe korter de tijd tot bloei is, des te onmogelijker wordt de sturing! Het hanteren van een periode met lage temperaturen, gevolgd door een periode van groei met hogere temperaturen, lijkt een goede manier om de bloeiperiode voor zowel snij als pot Cymbidium te sturen. De knopaanleg kan ook worden gestuurd door de vegetatieve groei met lage temperaturen te remmen en hiermee de bloei op een later tijdstip te vergemakkelijken. Hoewel er nog vervolgonderzoek plaatsvindt en er continu aanpassingen en uitzonderingen bedacht zullen worden kunnen we heel voorzichtig aan een programmering gaan denken. De stuurbaarheid is van belang om de productie te spreiden, de kwaliteit te verhogen met als uiteindelijke doel een stabielere en betere prijsvorming om daarmee de rentabiliteit op peil te houden. Algemeen Om de know how in te verhogen en de stuurbaarheid van de teelt te vergroten, is het van belang dat zoveel mogelijk telers hun etmaalgemiddelden bij gaan houden en na verloop van tijd deze gegevens met elkaar vergelijken.
Snijbloemen Hier wordt tevens het belang van meerdere afdelingen op een Cymbidium bedrijf duidelijk. Je moet haast per twee maanden bloei een zelfstandige afdeling hebben. Sortiment dat in september en oktober moet bloeien, kan niet in dezelfde afdeling als het Kerstsortiment. Dit geldt ook voor andere bloeitijden. 4 tot 5 verschillende afdelingen om ‘jaarrondbloei’ te kunnen realiseren is dus geen overbodige luxe!
5
Hormonen! De laatste tijd horen en zien we dat diverse kwekers met hormoonbehandelingen in de weer zijn bij orchideeën. Het gaat dan om middelen uit de groep van cytokininen met de stof benzylaminopurine, bekend als 6-BAP en BAP-10, welke vanwege toepassingen in de fruit en sierteelt bekend zijn. Hormonen hebben grote invloed op de groei, scheut en knopvorming van planten. De cytokininen worden aangemaakt in de wortelpunten. Deze hormonen worden met de sapstroom naar de bovenste delen van de plant meegenomen. Hier zorgen ze voor het uitlopen van de aanwezige knoppen. Auxine is de tegenhanger van cytokinine. Het hormoon auxine wordt aangemaakt in de topscheut en remt de uitgroei van de lager gelegen knoppen. Er is een wisselwerking tussen cytokininen en auxinen. Behandeld met hormonen De wortel reageert op een verandering in de hoeveelheid auxinen door aanmaak van cytokininen. De plant maakt dan onder bepaalde natuurlijke omstandigheden, zoals temperatuur en licht, de juiste concentratie voor het uitlopen van scheuten of takken. De toediening van hormonen moet dan ook met veel beleid en kennis gebeuren. De werking kan per gewas, per variëteit en jaargetijde sterk verschillen. Er ontstaan ook gemakkelijk te veel uitlopende scheuten of takken, welk dan veel te iel zijn. Je blaast het gewas op! De behandeling van Phalaenopsis met BAP voor takvorming wordt regelmatig toegepast in landen met een warm klimaat. Bij het ontbreken van een koele periode wordt dan in elk geval toch takvorming bereikt. Wij hebben echter al de nodige afwijkingen in bloeiende planten gezien als gevolg van deze hormoonbehandeling.
6
Kenmerkend voor Phalaenopsis zijn: ■ een groot aantal kortere takken per plant met een kleiner aantal bloemen. ■ kleinere bloemmaat. ■ meer knopverdroging. ■ draaien van de bloemen aan de tak. ■ misvorming en vergroeiing van takken, met veel zogenaamde ‘haaktakken’. Al met al weegt de winst van extra takvorming in veel gevallen niet op tegen het kwaliteitsverlies van de totale plant. Wij adviseren u dan ook uiterst terughoudend te zijn in toepassing van hormoonbehandelingen.
Phal. “Grazy Goofy” (patent)
Verwarring in bemestingsland In de afgelopen jaren zijn er veel nieuwe meststoffen op de markt gekomen. Het aantal analyse methoden van substraat is ook toegenomen. Er zijn verschillende bureaus die hier hun diensten in verlenen. Het vergelijken van de verschillende analyses blijkt niet altijd mogelijk en voor de betrouwbaarheid van de analyses moeten een aantal zaken bekend zijn. Drainanalyse Bij een drainanalyse is het drainpercentage bepalend. Bij een drainpercentage tussen de 30 en 40% is sprake van een redelijke betrouwbaarheid. Bij lagere drainpercentages zijn cijfers niet meer representatief. Bij drainpercentages boven de 50% bestaat het risico dat een deel van de watergift in het drainwater terechtkomt. De resultaten zijn dan ook minder betrouwbaar. Substraatanalyse Bij een substraatanalyse blijkt het substraat het eerste probleem te zijn. Er bestaan grote verschillen in hoeveel water en kunstmest een substraat kan vasthouden. Daarnaast bestaan er ook verschillen in hoe gemakkelijk het water en voeding weer beschikbaar is voor de plant. Voor een substraatanalyse zijn deze eigenschappen medebepalend voor de 1:1,5 substraatanalyse. Standaard substraatanalyse Voor de standaard substraatanalyse wordt een kleine hoeveelheid grond met water geschud om de voedingszouten uit het substraat los te krijgen. U kunt zich voorstellen dat het eindresultaat sterk kan verschillen als er fractie 3 bark of kokospeat in de pot aanwezig is. Bij gelijktijdige analyse bij verschillende laboratoria blijken vaak verschillen voor te komen. Dit zou kunnen ontstaan door verschillende bewerkingsmethoden in het lab. Nieuwe analyse methode Nieuw is een ontwikkeling waar de 1:1,5 substraatanalyse gebeurd met veel meer substraat. Hierdoor wordt de betrouwbaarheid van de analyse veel groter. Een proef met deze nieuwe analyse methode ligt momenteel bij Floricultura. Nieuw voor Phalaenopsis is een analyse methode, Spurway waar een zwak zuur wordt gebruikt om vastgelegde elementen uit het substraat gemakkelijker vrij te kunnen krijgen. Hierdoor kan de mogelijk beschikbare hoeveelheid voeding over een langere periode in het substraat bepaald worden. Hierdoor zal er altijd een hogere EC waarde worden gevonden dan in vergelijking met de bestaande methode. Op dit moment worden de streefwaarden voor de verschillende orchideeën ontwikkeld.
De ideale analyse methode Wat de ideale analyse methode is of wordt is nu niet te zeggen. Het hangt van uw teeltomstandigheden af en hoe algemeen een methode geaccepteerd wordt. De advieswaarden moeten immers afgestemd worden op de gevonden analysewaarden. Mogelijk worden de aangegeven hoeveelheden meststof in millimol en micromol vervangen door milligram of delen per miljoen. Dit is op Europees niveau afgesproken. Wij zijn ons ervan bewust dat menigeen door de millimollen, grammen en dpm’s op het verkeerde kan worden gezet en verkeerde keuzes kunnen maken met alle nadelige gevolgen. Bemesting bij Phalaenopsis In de bemesting blijven wij kalksalpeter, bitterzout en 20-2020 adviseren. Dit geeft altijd voldoende voeding voor de plant en beperkt de risico’s van gebrek of overmaat. Een tekort van fosfaat kan niet optreden. Ook uit de bemonstering met een nieuwe methode komt dit boven water. Om pH problemen met een waarde lager dan 4.5 te voorkomen kan de hoeveelheid kalksalpeter worden verhoogd. Is de pH bij aanvang van de teelt hoger dan 7.0, dan kan er gestart worden met een bemesting met alleen 20-20-20. Bij een welige groei kan de hoeveelheid 20-20-20 worden verlaagd en een andere meststof, zoals 7-11-27 of 6-18-36 worden toegevoegd. Het verlagen van het aandeel 20-20-20 en aanvullen met meststoffen met minder ureum kan ook in een periode met weinig licht cq. belichting en of lage temperaturen lager dan 19°C voordelen opleveren. Het verlagen van de EC gift is waarschijnlijk een betere oplossing, omdat de planten dan minder voeding opnemen. De volgende verhoudingen zijn veel gebruikt: A kalksalpeter, bitterzout en 20-20-20 in de verhouding 5 : 2 : 12. B kalksalpeter, bitterzout en 20-20-20 en 6-18-36 in de verhouding 5 : 2 : 6 : 6. C kalksalpeter en 20-20-20 en 7-11-27 in de verhouding 5 : 6 : 6.
combinatie
NH4
NO3
NH2
Ntot.
H2PO4
K
Ca
SO4
A
1.9
5.1
4.4
11.4
1.7
2.6
1.2
0.4
Mg 0.4
B
1.1
5.1
2.2
8.4
1.6
3.6
1.2
0.6
0.6
C
1.2
5.2
2.2
8.6
1.3
3.0
1.2
0.5
0.5
7
© Copyright Floricultura BV. Gehele of gedeeltelijke overname is toegestaan op voorwaarde van bronvermelding. Onze informatie en adviezen worden met de grootst mogelijke zorg samengesteld, doch zijn te allen tijden vrijblijvend.
NH4 ammonium zorgt voor een sterke pH daling in het substraat. Deze stikstofvorm wordt gemakkelijk opgenomen.
Cymbidium voorjaarstips
NO3 nitraat is de moeilijkste vorm van stikstof voor de plant om op te nemen, maar heeft weinig invloed op de pH van het substraat.
Spint Controleer regelmatig op spint. Doe dit wekelijks op punten en bij soorten die er vaak last van hebben. Treft u spint aan, dan kunt in dit meestal in een vroeg stadium al aanpakken en is en lokale bespuiting al voldoende. Daarnaast is een biologische bestrijding alleen goed mogelijk als u regelmatig controleert.
NH2 ureum wordt in het substraat omgezet naar ammonium en daarna in nitraat. Door de omzetting in ammonium heeft deze stikstof een pH verlagend effect. De omzetting van deze stikstofvorm is afhankelijk van temperatuur en licht. Hierdoor kan de omzetting traag verlopen en de concentratie ammonium hoog oplopen.
Algen In de loop van mei - juni kan de pH door algengroei in het bassin oplopen. Voorkom dit door het bassin af te dekken. Niet alleen de pH is te hoog en daardoor slecht voor de mineralenhuishouding in het wortelmilieu, ook vormt zij een bron van vervuiling van het druppelsysteem en afgestorven algen zijn weer een bron voor diverse schimmels.
Ntot. is de opgetelde hoeveelheid stikstof.
Bladluizen In het late sortiment wordt momenteel hier en daar bladluis aangetroffen op bloemtakken. Mogelijke middelen zijn: Pirimor, Methomex, Aztec, Admire of Plenum.
H2PO4 is de hoeveelheid fosfaat die in alle drie de varianten hoog genoeg is. K kalium is erg belangrijk, maar levert bij hogere waarden een stugge groei met een slechte gewaskleur op. Met de verhouding N/K kan aangegeven hoe groeikrachtig het mengsel is. Bij A is dit 4,4, bij B 2,3 en bij C 2,9. De verhouding tussen stikstof en kalium geeft al veel weer over de groeikracht. Bij een cijfer van 4 is de groei goed en bij 1 groeien de planten zeer stug. Daarnaast levert ureum een weliger groei op dan de nitraat vorm van stikstof. De hoeveelheden Calcium, Sulfaat en Magnesium leveren geen grote groeiverschillen op. De mestbakken kunnen nog stugger gemaakt worden door de verhouding van meststoffen verder aan te passen naar 1/3 om 2/3 van de 60 kg. Het risico bestaat dan wel dat de planten fletser worden van kleur en de bladafsplitsing wordt vertraagd.
Slakken Denkt u geen last van slakken te hebben? Kijk dan eens even een aantal potten na. Veel kleine huisslakken zitten op het grensgebied lucht substraat. Wortels worden beschadigd en vormen een invalspoort voor diverse ziekten. De ervaring is dat een bestrijding in april - mei gevolgd door een in augustus u weinig of geen problemen meer zult hebben. Onkruid Met het toenemen van de lichthoeveelheid, neemt de kieming van onkruid ook toe. In maart lijkt het nog wel mee te vallen, in mei kan het al een ramp zijn. Er kan met een onkruidbestrijdingsmiddel gewerkt worden, waaraan uitvloeier is toegevoegd. Dit is geen probleem, maar voorkom dat het middel in de pot bij de wortels komt. Spuit liever iets te weinig dan te veel, want wanneer er vloeistof bij de wortels komt, loopt u het risico dat de planten niet meer of nauwelijks groeien. Watergift De watergift is van vele zaken afhankelijk, maar uiteindelijk afhankelijk van de wateropnamen van de planten. Bij warm weer kan je de neiging hebben om meer water te geven. Echter als je dit overdag doet, dat bestaat het risico dat de planten van wortel worden gegoten. Bij kastemperaturen boven de 27°C verdampen Cymbidium niet of minder. Pas dan ook op met water geven. Wacht dan tot aan het einde van de middag of het begin van de avond. Controleer minimaal wekelijks diverse soorten op hun drain. Zowel het percentage als de teruggevonden EC is van belang. Vertrouwt u het niet, raadpleeg dan een deskundig en/of een collega. Het blijft eentonig maar het blijft nog steeds: Meten = weten, gissen = missen!
Cym. Wesley Davidson “Flame Flor”
P.O. Box 100, 1960 AC Heemskerk, The Netherlands T: +31 (0)251 - 20 30 60 F: +31 (0)251 - 20 30 61 E:
[email protected] I: www.floricultura.com