Nieuwsbrief
The orchid professionals since 1933
JAARGANG 25 NR. 2 | DECEMBER 2007
Afscheid van Lux, welkom voor PAR
3 5 6 7
Phalaenopsis in de winter
De wens van iedere teler is om zo scherp mogelijk te belichten, wij ondersteunen de teler hierbij graag. Daarom hebben wij een aantal begrippen uit belichtingsland op een rijtje gezet en de materie inzichtelijk gemaakt. Licht is een onderdeel van het spectrum elektromagnetische straling dat door de zon uitgestraald wordt. Met een Kipsolarimeter wordt de stralingsintensiteit van de zon gemeten in W/m2, het spectrum loopt van 300 tot 1.100 nm. Zichtbaar licht heeft een golflengte van ongeveer 400 tot 700 nm. Mensen zien voornamelijk licht met een golflengte tussen 500 en 650 nm en zijn het meest gevoelig voor geel licht. De hoeveelheid voor de mens zichtbaar licht wordt uitgedrukt in lux.
Cymbidium
Cymbidium teelttips
Planten absorberen licht in het spectrum van 400 tot 700 nm. Ze zijn het meest gevoelig voor rood licht. Een maat voor lichthoeveelheid die rekening houdt met de gevoeligheid van planten voor licht is Photosynthetically Active Radiation (PAR). PAR wordt uitgedrukt in µmol m-2 s-1 (micromol per vierkante meter per seconde; micro is een miljoenste). PAR-licht is de hoeveelheid licht in het spectrum van 400-700 nm. Dit kan gemeten worden m.b.v. een PAR-sensor. Omdat mensen en planten op verschillende manieren gevoelig zijn voor licht voldoet het meten van en rekenen met luxen niet meer. Gelukkig hebben al veel telers een PAR-meter in de kas hangen. Slechts een enkeling gebruikt deze om de schermen en lampen aan te sturen. Wij zouden graag zien dat meer mensen gaan sturen m.b.v. hun PAR-meter omdat dan gemeten en gegeven wordt wat de plant daadwerkelijk krijgt en/of nodig heeft. Luxen van het daglicht en de assimilatielampen hoeven dan niet meer omgerekend te worden naar PAR. Het werkt ook gemakkelijk als we allemaal dezelfde grootheid gebruiken als we over licht praten. Dan kunnen we gegevens vergelijken en het de plant beter naar de zin maken. lees verder op pagina 2
Ureum
Lux kan niet met een standaardfactor omgerekend worden naar mol-en. Dit komt doordat iedere lichtbron zijn eigen spectrum heeft, met zijn eigen fractie PAR. Daarom moeten we goed opletten over welke lichtbron we praten en wat de fractie PAR is. Daglicht heeft globaal een PAR-fractie van ongeveer 45%, waarvan tuinbouwgewassen 90-95% absorberen (van Rijssel, 2005). Tabel 2 en 3 geven de omrekeningsfactoren die gebruikt kunnen worden om, bij benadering, de verschillende lichthoeveelheden om te rekenen. Op een zonnige dag in mei kan de PAR-straling maximaal 1.800 µmol m-2 s-1 bedragen (100.000 lux). Op een donkere dag in december kan de hoeveelheid PAR terugvallen tot onder de 20 µmol m-2 s-1 (1.000 lux). De hoeveelheid daglicht varieert met de seizoenen en het weer, dus de hoeveelheid PAR ook. In het Engels gebruikt men het gezegde: “what you set is not what you get”. We kunnen dat vertalen naar: “gissen is missen, meten is weten”. Om te sturen moet er daadwerkelijk gemeten worden, alleen instellen is niet voldoende. Dit geldt niet alleen voor licht, maar voor alle parameters waarop we sturen. Ideaal zou zijn als iedereen de PAR vlak boven het gewas meet en hiermee stuurt en rekent. Voordelen hiervan zijn dat er niet meer omgerekend hoeft te worden, we hebben het over straling die voor de plant relevant is en kunnen dan verschillende lichtbronnen vergelijken. Aanpak en belichtingsadvies Uit het bovenstaande blijkt dat we strikt genomen niet om mogen rekenen, daarom kunnen we beter gaan meten. Echter om de hoeveelheden inzichtelijk te maken moeten we toch een zo goed mogelijke omrekening naar PAR proberen te maken. Maar net als met de omschakeling van de gulden naar de euro moeten we op een gegeven moment ophouden met omrekenen en ons de nieuwe getallen eigen maken. In de voorgaande Nieuwsbrief (mei 2007) hebben wij het ook al over belichting van Phalaenopsis gehad. Op basis van die gegevens adviseren wij de lichtintensiteiten en hoeveelheden (PAR-sommen), zoals die in tabel 1 staan. Dit zijn geen harde grenzen, maar handreikingen. Een ieder mag het maximum voor zichzelf bepalen en fasen opdelen in bijvoorbeeld de eerste vier weken van de opkweek en de volgende weken. In de eerste vier weken kan dan iets minder licht gegeven worden en in de weken daarna iets meer. Voor andere orchideeën verwijzen wij naar onze teelthandleidingen.
2
Phal. ‘My Way’ (patent)
De luxen die hierin genoemd worden kunnen door 56 gedeeld worden om de µmol-en PAR te benaderen. De PAR-som is eenvoudig te berekenen door de gemeten intensiteit (per seconde) te vermenigvuldigen met 3.600 en deze uitkomst te vermenigvuldigen met het aantal uren dat de planten licht krijgen. Om van µmol naar mol te gaan moet het getal ook nog eens door een miljoen gedeeld worden.
Tabel 1 Belichtingsadvies voor Phalaenopsis bij een daglengte van 12 uur Fase opkweek
Maximale intensiteit (µmol m-2 s-1)
Maximale PAR-som mol/m2 dag mol/m2 week
60-80
3
21
koeling
120-150
6
42
afkweek
100
5
35
Phalaenopsis in de winter Gaat u assimilatiebelichting installeren dan is het aan te raden de fabrikant te vragen naar de PAR-intensiteit van de lampen. Het rendement van de beste lampen is ongeveer 26% PAR. Philips specificeert de systeemefficiëntie van haar Green Vision producten in µmol/W. Hiermee kunt u berekenen hoeveel Watt u nodig hebt om een bepaalde hoeveelheid PAR te realiseren. De bedoeling van dit stuk is zeker niet dat iedereen zijn belichtingsschema’s omgooit, maar dat men belichting meer vanuit de plant gaat bekijken. Dus denken in PAR in plaats van in lux. Tabel 2 Omrekeningsfactoren voor daglicht van / naar W/m
2
W/m2
µmol m-2 s-1
Lux
1
0,48
0,0086
µmol m-2 s-1
2,07
1
0,018
Lux
116
56
1
Tabel 3 Omrekeningsfactoren voor lamplicht (hogedruk Natrium) van / naar W/m
W/m2
µmol m-2 s-1
Lux
1
0,68
0,0081
µmol m-2 s-1
1,48
1
0,012
Lux
123
83
1
2
Interessante websites: www.lighting.philips.com www.plant-dynamics.nl www.kasklimaat.nl
In dit seizoen met afnemend daglicht en meerdere uren per dag gebruik van assimilatiebelichting, kunnen er een aantal kenmerkende problemen ontstaan. Bladverbranding Verandering van bladkleur en het ontstaan van bladvlekken die sterk lijken op verbranding bij een te hoog lichtniveau. Het is echter niet het lichtniveau zelf wat de verbranding veroorzaakt maar de verandering in belichting. We hebben verbranding gezien in de warme opkweekafdeling alleen door verandering van de belichtingstijd. Bijvoorbeeld na een dag zonder belichting kan de volgende dag bij volle belichting verbranding optreden. Vooral na het uitzetten of wisseling van kasafdeling is de plant gevoelig voor verandering van het belichtingsschema. Bij een groot verschil in belichtingsniveau tussen de opkweek en koelafdeling is de plant het meest gevoelig. U kunt de schade beperken door de overgangsverschillen te verkleinen. Hetzij door méér licht in de laatste weken voor koeling te geven of juist minder licht te geven in de eerste week van de koeling. Een acryldoek kan gevoelige soorten beschermen maar is niet erg praktisch. Een overgang van 4 mol/m2/dag naar 6 mol/m2/dag is beter dan van 3 mol naar 7 mol. Een plant die om 04.00 uur ’s morgens licht gewend is, raakt uit zijn ritme als dit een volgende dag uren later wordt. Bij het overzetten naar een andere afdeling is het dus belangrijk dat de starttijden van de belichting gelijk blijven. Lampgebruik Het rendement van de belichting wordt mede bepaald door het aantal uren licht per etmaal. Gezien het CAM-gedrag van de plant is een voldoende donkerperiode noodzakelijk. De maximale daglengte mag niet langer zijn dan 14 uur. Vroeger beginnen dan om 04.00 uur ’s nachts heeft dus geen zin als het om 17.00 uur ’s middags donker wordt. Om bij een afnemende som aan PAR-licht toch het gewenste dagtotaal te halen kan men dus niet onbeperkt vroeger beginnen met belichten. Ook het langer doorbelichten in de namiddag heeft weinig zin. De sensorenmetingen laten zien dat de plant aan het einde van de middag bij afnemend licht de huidmondjes opent en CO2 gaat opnemen. Langer doorbelichten verstoort dit proces. Na een donkerperiode heeft de plant enkele uren nodig om op gang te komen. Laat een zwaardere belichtingsinstallatie met meer dan 5.000 lux capaciteit dan ook trapsgewijs schakelen naar het volledige lichtniveau.
Phal. ‘Fire Arrow’ (patent)
3
pen en duur van de watergift. Een drainpercentage van 30 à 40% is gewenst om de EC niet op te laten lopen en om voldoende luchtverversing in het substraat te krijgen. Het meten van lekwater zowel wat betreft EC, pH en drainhoeveelheid is belangrijk om te kunnen sturen. Ook een meetopstelling voor gewichtsbepaling laat zien of een watergift al nodig is of dat afdroging te lang duurt en er actiever gestookt en gelucht moet worden. Na 4 à 5 dagen moet de pot weer afgedroogd zijn. Als er vanwege goede afdroging vaker gegoten kan worden, neemt de groei toe en worden takken zwaarder.
Phal. ‘Free Fall’ (patent)
Welig blad Als het lichtniveau in de winter afneemt en er ook minder gelucht wordt, maakt de plant snel een wat langer en slapper blad. Dit wordt mede sterk beïnvloed door het totale N-gehalte in de bemesting. Om de planten een snelle start te geven in de opkweek wordt vaak N toegevoegd in de mestbak. Bijvoorbeeld door 20-20-20 of een deel daar van te vervangen door 28-14-14 of iets vergelijkbaars. Dit moet men in de winter echter niet te lang aanhouden en na 4 tot maximaal 6 weken weer aanpassen. Een combinatie van 20-20-20 met 15 à 20% kalksalpeter voorkomt een te zacht, welig en bacteriegevoelig gewas. Uiteraard zijn het lichtniveau en tijdig ruimer zetten ook er belangrijk voor een goed model van de plant. Water Ook het watergebruik kan ’s winters behoorlijk veranderen. Bij een lager lichtniveau gebruikt de plant minder. Maar door harder stoken verdampt er meer! Aangezien circa 75% van het waterverbruik uit de pot verdampt, kan de pot toch al snel te droog staan. Men heeft dan de neiging om vaker te gieten met minder liters per gietbeurt. Het gevaar hierbij is dat men minder drain krijgt dan eerder of wat noodzakelijk is. De hoeveelheid liters die men moet geven hangt af van meer factoren zoals grofheid van het substraat, type regendop-
4
EC Een hoge EC ontstaat vooral aan de bovenrand van de pot en wordt soms niet opgemerkt omdat drain- en EC-gegevens of substraatanalyse goed zijn door het gemiddelde effect van de hele pot. Als de wortels bovenop zwart-bruin verkleuren en indrogen en er in de pot stagnerende donkere wortelpunten ontstaan, is meestal de EC en soms ook de pH te hoog en is het tijd voor een schoon water spoelbeurt. Hiervoor is zeker 14 à 15 liter per m2 nodig. Streef naar een EC in het substraat van 0,5 tot 0,7 en in het lekwater mag niet meer gemeten worden dan 0,2 EC boven de bemestingswaarde. Dus een waarde van 1 tot 1,2 EC mag gemeten worden. Phal. ‘Funny Virgin’ (patent)
Cymbidium Productieprognose U bent van ons gewend dat wij met de Nieuwsbrief in oktober, vlak voor de Horti Fair, een productieverwachting krijgt voorgeschoteld voor het komende seizoen. Doordat de Horti Fair een maand naar voren is geschoven is het ons helaas niet gelukt om dit weer te realiseren. Duidelijk is wel dat het seizoen anders dan anders is begonnen. De bloei voor 1 november startte ca. 2 weken later, maar was wel gelijkmatiger. De meeste kwekers hadden weinig, in ieder geval minder voortakken dan andere jaren. De oorzaken moeten gezocht worden in licht en temperatuur van het afgelopen jaar. Zomer 2006 was merkwaardig. Juni tot de laatste week van juli kenmerkten zich door een hittegolf. Vanaf de laatste week juli tot eind augustus was het koel en donker regenachtig weer. Begin september werd het weer wekenlang mooi weer. Dit effect zorgde ervoor dat makkelijk scheuten gelijktijdig zijn afgesplitst. Op basis van de bloei proefresultaten, kregen de planten logischerwijs een koelperiode. Deze koelperiode is bij de meeste kwekers voortgezet tot eind februari 2007 en misschien nog wel langer om gas te besparen. Echter april 2007 was de mooiste maand van het jaar. Wekenlang zonnig weer. Etmaalgemiddelden van 20°C werden makkelijk gehaald, stoken hoefde je niet of nauwelijks. Nu laten de proefresultaten zien dat hoe langer je de gemiddelde etmaaltemperatuur laag houdt, er minder of géén voortakken geproduceerd worden en daardoor de productie 2-3 weken later start, maar wel véél meer productie en alles in één keer en beter. De natuurlijke omstandigheden hebben het afsplitsingsmoment van de scheuten en het startmoment van de uitgroei van de bloemtakken gelijk gericht. Deze kennis bevestigt de gedachte dat door middel van een betere beheersing van licht (belichting en schermen) en temperatuur (koeling en verwarming) de teelt veel planmatiger kan worden. De productie voor 1 november is goed geweest en van een goede kwaliteit. Geen rode bloemen. De koele zomer van 2007 is hiervan de reden. Kerst De bloeiverwachting voor de kerst is dat zowel Mini’s als Grootbloemig goed zullen produceren. In de praktijk bleek zelfs begin november dat de bloei 2 weken vroeger viel dan afgelopen jaar en dat sommige kwekers eigenlijk net te vroeg voor de kerst zijn. Het voordeel is dat er nu goede productie met een goede
Cym. George Harrison ‘Flying High’
kwaliteit wordt geproduceerd en dat het seizoen niet met dure prijzen en slechte kwaliteit is gestart. Extreme prijzen moeten niet worden verwacht, maar een prijsval lijkt onwaarschijnlijk mits de weergoden zich rustig houden. In een enkel geval is door te lang en te zwaar krijten deze zomer, de bloei verlaat. Valentijn en later Als bovenstaande verwachting uitkomt, betekent dit voor het eerst sinds een paar jaar dat productie die voor de kerst had moeten komen er daadwerkelijk ook is en niet in januari valt. In het geval dat de productie over de kerst wordt getild, heeft dat een negatief effect voor de prijsvorming zeker tot aan Valentijn. Maar het huidige beeld en de praktijk wijzen uit dat we niet verwachten dat de productie na de kerst valt. We verwachten echter een lagere productie voor Valentijn en daarna. In jaren met mooie zonnige ’s zomers is een duidelijke productieverhoging merkbaar maar ook het omgekeerde is een feit. Nu de zomer van 2007 matig is geweest, is het een reële verwachting dat de productie voor mid en laat iets minder zal zijn. Ook hier zijn enkele bedrijven bekend die door het meegeven van een hoge EC, te snel schermen en te weinig zon, een te vegetatief gewas hebben gecreëerd met slechte bloei als resultaat. Knelpunt voor komend voorjaar zal de periode zijn tussen Pasen en Moederdag. Pasen valt dan extreem vroeg. De verwachting is dan ook dat de prijzen door gebrek aan aanbod op zullen lopen, terwijl voor de Moederdag het omgekeerde verwacht wordt.
5
Cymbidium teelttips Vroeg sortiment Het sortiment dat voor 1 november moet bloeien, dient nu in rust te zijn. Wijder zetten, schoonmaken zijn zaken die nu nog gedaan kunnen worden. In principe moet deze afdeling na de najaarwisseling uiterlijk op zijn plek staan. Bovendien zijn etmaalgemiddelden van 13°C nodig. Dus overdag 13-14°C en de nacht 11-12°C. Veel kouder hoeft niet. Bij extreme koude weersomstandigheden mag best wel 1-2°C gezakt worden. Wel is van belang bij ‘warmere’ weersomstandigheden zoals bij 12°C en méér buiten, toch te zorgen dat enerzijds het gewas op tijd nog enigszins wordt geactiveerd door enkele uren een minimum buis te stoken, maar er anderzijds voor te waken dat het toch TE WARM wordt. Er zijn bedrijven die hun verwarmingspijpen hebben begrensd tot bijvoorbeeld 40°C. Zij hebben een temperatuur ingesteld in de computer, soms gekoppeld aan een RV-regeling. Dit kan echter betekenen dat als we een zeer zachte winter hebben, de gemiddelde etmaaltemperatuur hoger wordt dan de gewenste 13°C. Er wordt dan te weinig koeling opgebouwd, wat uiteindelijk een lagere en eventueel latere productie geeft. Zeker wanneer er met de onderverwarming wordt gewerkt kan het bovenstaand negatieve scenario ontstaan. Controleer daarom altijd weer wat u doet en realiseert. Geef in deze fase schoon water of maximaal 0,25 EC mee. Als u kunstmest meegeeft, blijf dan de drain controleren! Na half februari, moet de gemiddelde etmaaltemperatuur naar de 20°C. Vanwege de stookkosten, stookplanning, gewenste bloeitijd e.d. kunt u hier ook 1 tot 2 weken later mee beginnen. Van belang is wel dat als u hiermee later begint, beter moet zorgen dat de gewenste temperatuur wordt gehaald. Afgelopen jaar werkte de maand april mee, maar als het komend jaar een koude aprilmaand wordt, dan zult u meer moeten stoken om op tijd te komen voor 1 november. Houd halverwege de middag de ramen dicht om de temperatuur voldoende hoog te houden, vocht te sparen en ook zuiniger te zijn met energie. Gebruik bij lagere buitentemperaturen aan het eind van de middag bij voorkeur een LS-10 scherm om te sterke gewasafkoeling te voorkomen. Schrijf op wat u doet, meet wekelijks de taklengte zodat in excursiegroepen data met elkaar vergeleken kunnen worden. Hierdoor kan de sturing gezamenlijk verbeterd worden. Kerst sortiment Eigenlijk een vergelijkbaar scenario als hierboven, maar dan 1½ maand later. U moet zorgen dat die afdeling voor Valentijn op z’n plek staat. Als u het later doet dan neemt u een risico
6
Cym. Selena ‘Jessiflor’
als het begin maart al mooi weer is. Dat zal ook niet zo vaak voorkomen, maar het KAN WEL! U neemt dus een risico door na Valentijn de etmaaltemperatuur pas te verlagen. Het gaat meestal goed omdat maart meestal geen fraai weer geeft, zoals we dit jaar in april kregen, maar toch, het kan. Ook wijder zetten, koel houden en rustig met de voeding. Dit sortiment wordt pas warmer gehouden met een etmaalgemiddelde van 20°C vanaf begin april. Als u geluk hebt, net als afgelopen jaar, dat helpt de natuur u een handje met stoken. Gebruik de zon dan ook en sluit de ramen halverwege of aan het eind van de middag om de warmte in de kas te houden en vocht te sparen waardoor de gemiddelde etmaaltemperatuur makkelijker naar de 20°C loopt. De nachten kunnen nog koel zijn. Door uitstraling en koele nachten kan de gemiddelde planttemperatuur vaker lager zijn dan de bedoelde 20°C! Mid sortiment Het mid sortiment bouwt in principe zijn kou al op tijdens het bloeiseizoen (vanaf november). Normaliter is dit voldoende, zeker met bloeitijd tot en met de vrouwendag (eerste week maart). Als u onverhoopt toch harder moet stoken om op tijd bloei te realiseren voor Pasen, dan is de kans aanwezig dat er te weinig kou gegeven kan worden voor dit sortiment. Dit kan weer leiden tot een verdere verlating van dit sortiment in het daaropvolgende bloeijaar. Komend jaar kan het voor Pasen nog redelijk uitvallen omdat het vroeg valt, dus u kunt dan nog, mits april geen mooi weer geeft, voldoende kou realiseren. U
Ureum ziet dat u geluk moet hebben met de weersomstandigheden als u niet iets op tijd kunt realiseren. Zorg in ieder geval dat dit sortiment toch voor eind april op z’n plek staat. Laat sortiment Het late sortiment wordt nu nog warm gehouden op een etmaalgemiddelde van 20°C of meer. Enkele van u zullen omstreeks deze tijd besluiten om nu de temperaturen te verlagen (koud te gaan), andere willen wellicht nog een maand langer doorgaan met warmte geven (verlating). Het koud gaan is wel afhankelijk van het stadium waar de bloemtakknoppen zich in bevinden in combinatie met het gewenste bloeitijdstip. De afbouw naar koud moet toch in stapjes gebeuren zodat dit toch 10 tot 14 dagen duurt. Koud kan dan heel koud zijn. Echter het koud zijn hangt ook af van de buitenomstandigheden en de luchtvochtigheid. Vriest het dan kan het best onder de 10°C worden. De verdamping is onder die omstandigheden meer dan voldoende. Is het weer echter veel te warm voor de tijd van het jaar, dan moet u naast veel ventileren, toch elke dag 1 tot 1½ uur de minimum buis aanzetten om het gewas even te stimuleren met verdamping. In de late afdeling kan het gewas zeker tot medio januari nog veel voeding tot zich nemen. Het kan makkelijk dat u nog 0,7 EC geeft en maar 0,4 in de drain vindt. Echter, binnen een week kan de plant hiermee stoppen en niets meer opnemen. U ziet dan de EC-drain oplopen. Direct de EC halveren! Blijf elke week diverse soorten controleren op EC en pH drain en zorg ervoor dat de planten gemiddeld ca. 2-3 liter/m2/week verdampen. Dit is dus nog minder als op een gemiddelde zomerse dag! Bestrijding Er is maar één plaag die u óók in de winter moet controleren en dat is spint. In de late afdeling wordt lang doorgestookt. Elke kas heeft zijn eigen plekken waar vaker hardnekkig spint kan voorkomen. Met name wanneer gestookt wordt zijn er voor spint interessante drogere plekken en als daar ook nog wat gevoelige soorten staan, dan kunt u een (kleine) aantasting verwachten. Controleer die plekken zeker nu het nog warm is. Dan kunt u nog een effectieve bestrijding uitvoeren. Laat u het op zijn beloop, dan wordt de aantasting op zijn vroegst pas tijdens het binden zichtbaar en dan is bestrijden zeer lastig. Dit verhaal geldt ook voor vroege- en midden sortiment. Het hele vroege sortiment vraagt om extra aandacht wanneer de temperaturen weer worden verhoogd. Als u regelmatig scout, kan het nooit uit de hand lopen en is met minimale bestrijding een vrijwel spintvrije teelt mogelijk.
Tijdens de voorlichtingsmiddag van de LTO naar aanleiding van de Phalaenopsis-proeven, die in Assendelft gehouden zijn, kwam de meststof ureum ter sprake. Daaruit bleek de nodige onwetendheid over het wel en wee van deze meststof. Voor ons aanleiding om het een en ander weer eens te bespreken. Eind tachtiger jaren is er veel gediscussieerd over deze meststof. Met name in de Cymbidium-teelt was deze meststof een van de discussiepunten. U moet bedenken dat de Cymbidium-telers werkten met mengmeststoffen als Plantprod en Peters. Er zijn toen allerlei bemestingsproeven gedaan want de teelt van Cymbidium kende vele vraagtekens over de bemesting. Op basis van bemestingsproeven werden de kwekers aangespoord naar een A- en B-baksysteem over te schakelen met enkelvoudige meststoffen, met in het achterhoofd de groenteteelt als voorbeeld. Je kon zo beter sturen en met mengmeststoffen weet je niet wat je precies doet was het credo. In de loop der jaren schakelden kwekers over, maar naarmate de tijd verstreek bleek de groei van het gewas bij die telers minder te worden. Bovendien werd in toenemende mate een virus gesignaleerd. Er werd toen nogmaals gekeken wat het verschil was tussen de mengmeststoffen en de enkelvoudige meststoffen. Het belangrijkste was ureum. Niemand wist hoe het werkte. Op basis van bemestingsproeven bij sla en tomaat werd de conclusie getrokken dat ureum geen effect had. Echter komkommer en rozen reageerden hier wel positief op. Denk daarbij aan de vroegere “broei-veuren” bij komkommer. Verder was het opvallend dat als een gewas niet lekker groeide met een A- en B-systeem, het met 20-20-20 binnen de kortst mogelijke tijd wel positief reageerde. Ureum werkt als meststof prima, maar wel in natte omstandigheden. 1 gram per liter ureum heeft een EC van 0. Het heeft net als suiker, geen EC, omdat het niet elektrisch geladen is. Ureum is de stikstofmeststof met het hoogste stikstofgehalte van de vaste stikstofmeststoffen. Met name in de tropen wordt het veelvuldig gebruikt. In natte omstandigheden werkt ureum verzurend, pH verlagend en door vervluchtiging kan veel stikstof verloren gaan. Als langdurig met 20-20-20 of 28-14-14 wordt gewerkt waarbij het substraat nat blijft, vinden we na verloop van tijd (zeer) lage pH waarden. In het verleden werd Cymbidium op oasis (polyfenolschuim) geteeld en dat substraat werkte zelf ook nog eens verzurend. Het gevolg was dat de wortels bij Cymbidium helemaal verrot waren als gevolg van die te lage pH. Bij steenwol viel dit nog enigszins mee door de pH
7
© Copyright Floricultura BV. Gehele of gedeeltelijke overname is toegestaan op voorwaarde van bronvermelding. Onze informatie en adviezen worden met de grootst mogelijke zorg samengesteld, doch zijn te allen tijden vrijblijvend.
verhogende werking van steenwol zelf, maar ook daar kon dit proces gebeuren. Bij Phalaenopsis die vrij goed tegen een lage pH kan, wordt nu vrijwel altijd op een schorsmengsels geteeld. Voorheen echter werden een veenachtige mengsels gebruikt. Daardoor kon het gebeuren, dat tijdens de bloei, de pH regelmatig helemaal onderuitging en de plant nauwelijks of geen wortels meer had. Door te kiezen voor grovere (= drogere) substraten kan vaker water worden gegeven en is het substraat ook gemiddeld genomen sneller droog, waardoor die pH daling niet of nauwelijks meer optreed. Als het substraat fijner wordt gemaakt zodat het langer nat en/of vochtig blijft en er langer gewacht kan worden met beregenen, kan dit effect toch weer optreden. Bij gevoeligere teelten zoals Miltonia en Cambria blijft het oppassen voor dit effect. Er zijn twee opnameprocessen bekend waarop ureum door de plant kan worden opgenomen. Dat is via het substraat en door middel van bladbemesting. Via de grond (substraat) Als ureum in de grond komt wordt het door het enzym urease, gehydrolyseerd. In het verdere afbraakproces spelen nitrificerende bacteriën ook een rol. Uiteindelijk ontstaat er per atoom N een ion H+ en een ion NO3-. De opname van ureummeststoffen wordt voor een belangrijk deel bepaald door de temperatuur van de bodem. Bij hogere temperaturen is de hydrolysesnelheid hoger. In de landbouw werkt in het voorjaar, als gevolg van lagere temperaturen, nitraatmeststof sneller. Echter in warmere teelten in kassen kan de hydrolysesnelheid door de hogere temperaturen misschien wel zodanig hoog zijn dat ureumhoudende meststoffen misschien wel sneller werken dan nitraatmeststoffen. Het is heel goed mogelijk om met nitraatmeststoffen dezelfde hoeveelheid N aan planten te geven als wat er in een meststof als 20-20-20 of 30-10-10 zit. Echter, de EC moet daarvoor zo worden verhoogd, dat dit andere negatieve effecten geeft. 1 EC 20-20-20 levert precies de voor Phalaenopsis gewenste 14mmol/l N. Bladbemesting Bladbemesting vindt plaats door een oplossing op het gewas te spuiten. Bladeren nemen het snel op en door urease in het blad wordt het omgezet in ammonium en CO2. Voorbeelden zijn, ananas, de fruitteelt en éénjarige gewassen, als late bemesting na natte zomers. Bladbemesting werkt als stikstof gebrek snel verholpen moet worden. We hebben goede ervaringen met bladbemesting, indien Cymbidium-planten van de wortel zijn. Meestal zijn de wortels slecht, dus bemesting via
Odm. Annaclaire
de wortels werkt niet of te traag. Veel schoon water geven, pH (is meestal te laag) verhogen en dan 1 gr/l 28-14-14 spuiten in combinatie met een temperatuursverhoging. Als dit met een interval van 7 tot 10 dagen wordt gedaan, kan men Cymbidium snel weer op de rails krijgen. Ook het opstarten van jonge Phalaenopsis met nog weinig wortelactiviteit kan door ureumhoudende mestcombinaties versneld worden. Wat het beste is? De vraag die vaak wordt gesteld of waar men vaak een uitspraak over wil is, wat de beste meststof is. In principe maakt het niet uit mits je de planten maar die verhouding geeft waar die het beste op groeit. Je kunt van enkelvoudige meststoffen een oplossing maken die vrijwel identiek is aan een mengmeststof en waarbij de groei van de planten hetzelfde is als met de vergelijkbare mengmeststof. Het grootste probleem is echter dat met enkelvoudige meststoffen in de loop der tijd zoveel aanpassingen worden gemaakt dat na enkele jaren het in de verste verte niet meer lijkt op het uitgangspunt van het gekozen mengsel. De groei wordt minder, de kweker is niet tevreden met de groei en na enige tijd ‘modderen’ wordt ten einde raad besloten terug te grijpen op de mengmeststoffen, meestal 20-20-20 in combinatie met kalksalpeter en bitterzout. De ‘normale’ groei keert dan weer terug.
P.O. Box 100, 1960 AC Heemskerk, The Netherlands T: +31 (0)251 - 20 30 60 F: +31 (0)251 - 20 30 61 E:
[email protected] I: www.floricultura.com