Beheer
7. Er wordt een beheerplan opgesteld en toegepast. In het beheerplan, dat steeds wordt geactualiseerd, staan lange-termijn-doelen en middelen duidelijk omschreven. 8. De toestand van het bos, de oogst, de handelsketen en managementactiviteiten worden regelmatig getoetst, evenals de sociale en ecologische effecten hiervan. 9. Bosbeheer in bossen met een hoge natuur- of cultuurwaarde wordt met extra zorg uitgevoerd, waarbij kenmerkende eigenschappen worden behouden en versterkt. 10. Bosplantages moeten eveneens volgens de principes 1 tot en met 9 worden beheerd. Bosplantages kunnen dienen als aanvulling op de houtoogst uit natuurlijke bossen, waarmee bovendien de (exploitatie)druk op natuurlijke bossen afneemt. Het behoud en herstel van natuurlijke bossen dienen tegelijkertijd te worden bevorderd.
5.2
Beheer per bostype Deze paragraaf behandelt het beheer van het gemengde loofbos, de eikenspaartelgenbossen, het gemengd naald-loofbos en de overige houtige opstanden.
5.2.1 Gemengd loofbos Een aanzienlijk deel (26,4 ha) van Bosgebied Berg bestaat uit gemengde loofbossen. Dit bostype vertegenwoordigt hoge natuurwaarden door de hoge mengingsgraad en een hoog aandeel inheemse boomsoorten. Voor de belevingswaarde zijn met name de markante boomvormen van belang. Enkele ontwikkelingen die als minder positief worden ervaren zijn de sterke concurrentiekracht van Amerikaanse eik ten opzichte van de inlandse eik en het plaatselijk hoge aandeel van Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers in de struiklaag. Daarnaast komt op veel plekken een dichte struiklaag tot ontwikkeling, waardoor een groot deel van de bossen een dicht karakter dreigt te krijgen. In de gemengde loofbossen geldt het volgende dunningsregime: − Bij alle (dunnings)werkzaamheden wordt de ‘Gedragscode zorgvuldig bosbeheer 2005-2010’ nageleefd; − Vitale inlandse eiken worden bij de dunning bevoordeeld ten opzichte van andere boomsoorten; − Oude hakhoutstoven van inlandse eik worden eveneens vrijgesteld; − De overige inheemse boomsoorten en markant gevormde bomen worden vrijgesteld. Vitale beuken worden zoveel mogelijk gehandhaafd. Deze soort zorgt, vanwege het donkere karakter, voor een onderdrukking van de struiklaag. − In bosdelen met een functieaccent recreatie (figuur 4.1) ligt de nadruk op het bevoordelen van markant gevormde bomen. Hierbij selecteren op stam- en kroonvorm; − In object Prins Frederiklaan geldt dat langs paden met een dicht gegroeide struiklaag per dunningsronde ca. 30% (bedekking) van de struiken wordt afgezet; − Amerikaanse eik wordt alleen bevoordeeld indien het een markant gevormde boom langs een pad betreft; − In bosdelen met een functieaccent natuur worden vitale inheemse boomsoorten, met name inlandse eik, altijd bevoordeeld ten opzichte Amerikaanse eik en andere uitheemse soorten. − Dunningen worden variabel uitgevoerd waarbij als uitgangspunt geldt dat per dunningsronde ca. 15-20% van de kronenbedekking wordt weggedund;
42
Si l ve 0 9 -0 5
Integraal Beheerplan Bosgebied Berg
− Ca. 20% van de bosoppervlakte wordt niet of licht gedund. Hiervoor bosdelen selecteren waar een struiklaag ontbreekt of in geringe mate aanwezig is, ter onderdrukking van de struiklaag; − In bossen met een accent natuur worden per ha 2 tot 4 dunningsbomen geringd en wordt ca. 5% van het dunningshout als liggend dood hout achtergelaten. Het overige deel van het dunningshout wordt afgevoerd; − Amerikaanse vogelkers wordt zoveel mogelijk bestreden; − De stobben van weggedunde Amerikaanse eiken worden gefreesd.
5.2.2 Eikenspaartelgenbos Het eikenspaartelgenbos (23,9 ha) is grotendeels ongemengd. De struiklaag heeft in een groot deel een geringere bedekking dan in het gemengde bos (behalve de eikenbossen in object Prins Frederiklaan). Hierdoor geeft dit bostype over het algemeen een lichtere indruk. De grote oppervlakte eikenspaartelgenbos in Bosgebied Berg geeft aan dat het hakhoutbeheer in vroeger tijden een belangrijke rol heeft gespeeld in Amersfoort. Door de ontstaansgeschiedenis en het specifieke karakter van de eikenbossen, wordt er belang aan gehecht om het bostype zo lang mogelijk te handhaven. De hoge ouderdom die inlandse eiken kunnen bereiken, draagt er aan bij dat de bossen nog een honderden jaren kunnen blijven voortbestaan. Wel treedt geleidelijk aan, door het pleksgewijs uitvallen van bomen, differentiatie op in het kronendak, waardoor de structuur langzaam aan meer divers wordt. De ontwikkeling van de bosstructuur, bijvoorbeeld door het maken van open plekken, is in de eikenbossen ondergeschikt aan de instandhouding van het bostype. Het volgende dunningsregime is van toepassing: − Bij alle (dunnings)werkzaamheden wordt de ‘Gedragscode zorgvuldig bosbeheer 2005-2010’ nageleefd; − Dunningen vinden over het algemeen gelijkmatig als een hoogdunning plaats waarbij ca. 1015% van de kronenbedekking wordt weggedund; − De kronen van vrij te stellen inlandse eiken worden voor maximaal een derde rondom vrijgesteld; − De dunning richt zich op het vrijstellen van de meest vitale inlandse eiken. − Vitale meerstammige stoven van inlandse eik worden altijd vrijgesteld; − Mengsoorten worden alleen gehandhaafd, indien dit niet ten koste van vitale en goed gevormde inlandse eiken gaat; − In bosdelen met een functieaccent recreatie (figuur 4.1) ligt de nadruk op het bevoordelen van markant gevormde bomen. Hierbij selecteren op stam- en kroonvorm; − In object Prins Frederiklaan geldt dat langs paden met een dicht gegroeide struiklaag per dunningsronde ca. 30% (bedekking) van de struiken wordt afgezet; − Amerikaanse eiken worden altijd aangewezen als dunningsboom (tenzij deze deel uitmaken van het Sint Eustasiuspad); − In de eikenspaartelgenbossen wordt het voorkomen van dood hout niet bevorderd; − Amerikaanse vogelkers wordt zoveel mogelijk bestreden; − De stobben van weggedunde Amerikaanse eiken worden gefreesd.
Si l ve 0 9 -0 5
43
Beheer
Foto 5.1: Eikenspaartelgenbos in Bosgebied Berg
5.2.3 Gemengd naald-loofbos Dit bostype (4,0 ha) komt verspreid over Bosgebied Berg voor en bestaat uit mengingen tussen verschillende naald- en loofboomsoorten. Enkele voorkomende soorten zijn: Corsicaanse den, grove den, douglas, Amerikaanse eik, inlandse eik en beuk. In dit bostype gelden bij de dunning de volgende richtlijnen: − Bij alle (dunnings)werkzaamheden wordt de ‘Gedragscode zorgvuldig bosbeheer 2005-2010’ nageleefd; − Dunningen worden variabel uitgevoerd waarbij als uitgangspunt geldt dat per dunningsronde ca. 15-20% van de kronenbedekking wordt weggedund; − In bosdelen met een lage mengingsgraad worden mengsoorten zoveel mogelijk bevoordeeld (behalve Amerikaanse eik); − Oude hakhoutstoven van inheemse soorten worden zoveel mogelijk vrijgesteld; − Oude en vitale grove den wordt zoveel mogelijk gehandhaafd; − Daarnaast wordt de dunning gericht op het bevoordelen van vitale en markante bomen; − Amerikaanse eik wordt zoveel mogelijk als dunningsboom aangewezen (behalve indien het een markante boom langs een pad betreft); − Per ha worden 2 tot 4 dunningsbomen geringd en wordt ca. 5% van het dunningshout als liggend dood hout achtergelaten. Het overige deel van het dunningshout wordt afgevoerd; − Amerikaanse vogelkers wordt zoveel mogelijk bestreden; − De stobben van weggedunde Amerikaanse eiken worden gefreesd.
44
Si l ve 0 9 -0 5
Integraal Beheerplan Bosgebied Berg
5.2.4 Overige houtige opstanden Boomgroepen en strookvormige beplantingen De boomgroepen en strookvormige beplantingen zijn gelegen binnen object Prins Frederiklaan. De strookvormige en smalle beplantingstroken bestaan uit een boomlaag met verschillende boomsoorten (al dan niet gemengd) met hieronder een rijk ontwikkelde struiklaag. In het noorden van het Lymphioveld liggen enkele kleine boomgroepen met inlandse eik. Door betreding is weinig ondergroei aanwezig. Hoewel de strookvormige beplantingen en boomgroepen een beperkte oppervlakte innemen, zijn ze voor de belevingswaarde van belang omdat ze vanuit de open ruimte het beeld bepalen. Om dit beeld te behouden wordt de huidige boomlaag zolang mogelijk in stand gehouden. Ten behoeve hiervan wordt licht gedund waarbij de landschappelijk mooiste exemplaren worden bevoordeeld. Dit zijn zware bomen met een volle, diepe kroon en eventueel een markant gevormde (kromme) stam. Vitale mengsoorten en andere beelddragers worden eveneens bevoordeeld tijdens de dunning. Beukenspaartelgenbos In het noordwesten van Klein Zwitserland bestaat een klein deel van het bos uit spaartelgen van beuk, gemengd met enkele berken en inlandse eiken. Het beheer richt zich op het bevoordelen van de meest vitale en best gevormde beuken. Meerstammige stoven worden zoveel mogelijk gehandhaafd en vrijgesteld van directe concurrenten. Mengsoorten worden alleen gehandhaafd indien het niet ten koste van vitale en goed gevormde beuken gaat.
5.3
Aanvullende maatregelen en achtergronden Deze paragraaf behandelt aanvullende maatregelen ten aanzien van het beheer van Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers, dood hout, randenbeheer, Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer, hervatting hakhoutbeheer, erosie, de richtlijn bomenkap rond bebouwing en maatregelen ten behoeve van de recreatie en de belevingswaarde.
5.3.1 Beheer ten aanzien van Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers Amerikaanse eik In een groot deel van de gemengde bossen van Bosgebied Berg komt Amerikaanse eik voor als mengsoort. Het huidige beheer van de gemeente Amersfoort is gericht op het wegdunnen van de Amerikaanse eik, omdat de soort er toe neigt om de inheemse en ter plaatse thuis horende lichtboomsoorten, inlandse eik en berk, langzaam te verdringen. Het wegdunnen van Amerikaanse eik uit de boomlaag zorgt ervoor dat de lichtminnende soorten zich in de boomlaag kunnen handhaven. Hier en daar worden Amerikaanse eiken echter behouden vanwege de positieve aspecten van de soort (herfstkleuren, markante vormen, nestbomen). De markante laan aan weerszijden van het Sint Eustasiuspad is hiervan een goed voorbeeld. In combinatie met het gegeven dat de ingroei vanuit de struiklaag doorgaat en de soort na afzetten steeds nieuwe uitlopers vormt, zal Amerikaanse eik altijd deel uit blijven maken van het bos. Over het algemeen richt het beheer ten aanzien van Amerikaanse eik zich op het wegdunnen van de bomen. Door het opnieuw uitstoelen van de stobben kan de soort in de ondergroei gaan domineren. Om dit te voorkomen worden de stobben van de gedunde bomen, indien deze in een hoge dichtheid voorkomen, weggefreesd.
Si l ve 0 9 -0 5
45
Beheer
Amerikaanse vogelkers De aanwezigheid van Amerikaanse vogelkers, ook wel prunus of bospest genoemd, wordt als een groter probleem ervaren. Op enkele plekken domineert deze soort in de struiklaag. Voor Amerikaanse vogelkers geldt, nog sterker dan voor Amerikaanse eik, dat afzetten uiteindelijk door het meerstammig uitlopen van de stobben leidt tot een nog sterkere dominantie van de soort. Hierdoor worden inheemse soorten verdrongen, hetgeen ongewenst is. Om deze reden streeft de gemeente er naar om het aandeel van Amerikaanse vogelkers terug te dringen tot een beheersbaar niveau. Dit wil zeggen dat het aandeel dusdanig laag is, dat eventuele uitzaaiingen van Amerikaanse vogelkers met een geringe inspanning kunnen worden aangepakt. In een onderzoek van Oosterbaan e.a. (2003) worden de aanplant van schaduwsoorten, het rooien, ringen en chemisch bestrijden genoemd als methoden met een goede effectiviteit. Aanplant van schaduwsoorten in Bosgebied Berg is geen voor de hand liggende optie, omdat schaduwsoorten de inlandse eiken op den duur verdringen. Op de methode ‘ringen’ wordt in §5.3.2 ingegaan. Deze methode is effectief als het om enkele bomen of groepjes van dikkere bomen gaat. In Bosgebied Berg is de prunus plaatselijk vlaktegewijs aanwezig, meestal in struikvorm. Om de prunus in deze verschijningsvorm te bestrijden zijn rooien en chemische bestrijding geschikt. De meest effectieve manier om de dominantie van Amerikaanse vogelkers te ondervangen is door de stobben na afzagen chemisch te behandelen met een glyfosaatoplossing, in combinatie met een consequente nazorg. Na het verwijderen van Amerikaanse vogelkers krijgen andere boom- en struiksoorten een kans om zich te vestigen waardoor zich een meer gevarieerde ondergroei met een groot aandeel van inheemse soorten kan ontwikkelen. Het toepassen van chemische bestrijding strookt echter niet met het beleid van de gemeente. Daarnaast is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in het waterwingebied van Klein Zwitserland, niet toegestaan. Omdat de Amerikaanse vogelkers zeer verspreid in het bos voorkomt en tussen allerlei andere soorten groeit, is het niet verstandig de bestrijding met groot materieel uit te voeren. Inzet van een 5-tons kraan, een mechanische prunusrooier of een klepelbak ligt hierdoor niet voor de hand (overzicht 5.1). Deze machines zijn log waardoor schade wordt toegebracht aan de overige vegetatie. De klepelbak kan daarnaast alleen vlaktedekkend werken waardoor alle vegetatie verwijderd wordt. Afgezien van chemische bestrijding blijft het uittrekken (ontwortelen) met klein materieel (bobcat) of een paard over als een geschikte methode. Met een bobcat of een paard kan vrij soepel door de vegetatie gemanoeuvreerd worden, waardoor de overige vegetatie zoveel mogelijk gespaard wordt. Bij stobben die te zwaar zijn om te rooien met bobcat of paard, kan plaatselijk een mechanische prunusrooier worden ingezet. Over het algemeen zijn de struiken echter van een dergelijke omvang dat het paard toegepast kan worden. Na het uittrekken van de prunus is de bestrijding niet voltooid. Het ontwortelen van de struiken maakt dat minerale grond bloot komt te liggen, waardoor een perfect kiembed voor Amerikaanse vogelkers wordt geschapen. Zaad dat zich in de bovengrond bevindt, alsmede zaad afkomstig van eventueel overgebleven struiken, kan zo massaal ontkiemen. Om dit te ondervangen dienen enkele jaren na de eerste bestrijding kiemplanten (en eventueel gemiste struiken) systematisch te worden uitgetrokken. Wordt dit niet gedaan dan zal het bos snel weer vollopen met prunus en zijn de kosten voor niets gemaakt.
46
Si l ve 0 9 -0 5
Integraal Beheerplan Bosgebied Berg
In overzicht 5.1 wordt een opsomming gegeven van de meest toegepaste methoden en de bijbehorende kosten, waarbij is uitgegaan van een bedekkingsgraad van 50-75%. Overzicht 5.2 geeft een vergelijking van de geschikte methoden rooien en chemische bestrijding.
Overzicht 5.1: Vergelijking van de methoden chemische bestrijding en rooien Methode
Bedekkingsgraad
Afzetten met motorzaag en insmeren met glyfosaatoplossing Uittrekken met bobcat Uittrekken met 5-tons kraan Uittrekken met mechanische prunusrooier (achter trekker) Uittrekken met paard Diep klepelen Nabehandeling: plukken en rooien
Richtprijs/ha
50-75%
€
950,-
50-75% 50-75% 50-75% 50-75% 50-75%
€ 3.400,€ 1.400,€ 1.850,€ 1.450,€ 3.400,-
5-25%
€ 200,-
Overzicht 5.2: Voor- en nadelen van chemische bestrijding en rooien (Oosterbaan e.a., 2003)
Chemische bestrijding
Rooien
struiken worden bovengronds verwijderd
struiken worden boven –en ondergronds verwijderd
vrijwel geen bodemverstoring
er treedt bodemverstoring op
na eerste jaar kiemplanten (zaad in bodem): nazorg nodig eerste jaar na bestrijding bosbeeld met veel * afgestorven struiken verboden binnen waterwingebied blijft reststof achter in bodem relatief goedkoop zeer effectief
na eerste jaar door bodemverstoring veel kiemplanten: nazorg nodig 1-3 jaar na bestrijding verstoord bosbeeld * (ontwortelde struiken) toegestaan binnen waterwingebied geen reststoffen duurder effectief
*) dit kan worden ondervangen door de takken en stammetjes op rillen te plaatsen
Afweging Bij de bestrijding van Amerikaanse vogelkers is het nodig om de voor –en nadelen van mechanische en chemische methoden goed tegen elkaar af te wegen. Mechanische bestrijding is minder efficiënt en relatief duur, maar heeft geringe nadelen voor het milieu. In het kader van een zo efficiënt mogelijke bestrijding van Amerikaanse vogelkers verdient het zeer sterke aanbeveling dat de gemeente Amersfoort haar standpunt heroverweegt ten aanzien van het totale verbod op het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in het bos. Met het gebruik van chemische middelen kan, behalve in het waterwingebied, de bestrijding van de Amerikaanse vogelkers op een zeer effectieve manier ter hand worden genomen. In het waterwingebied ligt rooien door middel van een bobcat of een paard het meest voor de hand. Grote machines brengen hier te veel schade aan de overige vegetatie toe. Het is van zeer groot belang dat, ongeacht de gevolgde methode, er in de eerste jaren na de bestrijding een consequente nazorg plaats vindt (handmatig plukken en uitsteken van zaailingen). Ook na de nazorg dient jaarlijks te worden bekeken of de soort opslaat in ongewenste dichtheden, zodat eventueel actie kan worden ondernomen.
Si l ve 0 9 -0 5
47
Beheer
Figuur 5.2: Bedekkingsgraad van Amerikaanse vogelkers en bestrijdingsmethoden
48
Si l ve 0 9 -0 5
Integraal Beheerplan Bosgebied Berg
Chemische bestrijding heeft nadelen voor het milieu, waarover men verschillend denkt. In het verleden zijn verschillende chemische middelen, vanwege gevaren voor de gezondheid, uit de handel genomen. Het chemische middel bij uitstek van de afgelopen jaren is glyfosaat (handelsnaam onder andere Roundup). Bij milieubewegingen is er grote weerstand tegen het gebruik van Roundup. Wetenschappelijke onderzoeken worden door voor- en tegenstanders anders geïnterpreteerd, waardoor er geen touw meer aan vast te knopen valt. Fabrikanten profileren het middel als een ‘milieuvriendelijk’ middel en absoluut veilig voor mens en dier (Straatsma & Jansen, 2005). Wetenschappelijk studies uit 2005 wijzen uit dat er wel degelijk milieuschade kan ontstaan. Feit is dat het wettelijk is toegestaan om het middel te gebruiken voor stobbenbehandeling. Ook in het kader van de certificering van bossen (FSC) staat het middel niet op de lijst van verboden chemische middelen. Daarnaast staat de Subsidieregeling Natuurbeheer een stobbenbehandeling met glyfosaat toe. In de praktijk is men over het algemeen terughoudend ten aanzien van het gebruik van chemische middelen. De grote natuurbeschermingsorganisaties wijzen het gebruik van chemische middelen zonder uitzondering af. Roundup mag bij deze organisaties alleen toegepast worden als er geen haalbare alternatieven voorhanden zijn (Straatsma & Jansen, 2005). Kosten Uit veldinventarisaties blijkt dat Amerikaanse vogelkers verspreid over Bosgebied Berg voorkomt (zie figuur 5.2). Over het algemeen is de bedekking niet zeer hoog en bedraagt minder dan 50%. Hierbij komt de Amerikaanse vogelkers gemengd met andere soorten voor. Plaatselijk komt in het centrum van Klein Zwitserland een zeer hoge bedekking voor (>75%). In het verleden is hier het hakhoutbeheer hervat. Dit heeft hier geleid tot een sterke dominantie van Amerikaanse vogelkers. Andere soorten worden er sterk verdrukt. Overzicht 5.3 geeft een indicatie van de kosten van de bestrijding. Uitgangspunt is dat buiten het waterwingebied de bestrijding chemisch wordt uitgevoerd en dat binnen het waterwingebied het paard wordt ingezet. Er is rekening gehouden met een nazorgperiode van drie jaar. De prijzen gelden als een richtlijn voor de kostprijs per ha. Onder invloed van inschrijvingen kan de totale kostprijs afwijken.
Overzicht 5.3: indicatie van de kosten van de prunusbestrijding
Methode Chemische bestrijding (buiten waterwingebied) * Rooien met paard (binnen waterwingebied) **
Kosten totaal
6,8 ha 6,4 ha 9,8 ha 8,2 ha 0,7 ha 31,9 ha
€ 545,€ 775,€ 450,€ 925,€ 1.825,-
€ 3.706,€ 4.960,€ 4.410,€ 7.585,€ 1.278,€ 21.939,-
31,9 ha
€ 200,-
€ 6.380,-/jaar
Opp.
5-25% 25-50% 5-25% 25-50% >75%
5-25%
Totaal bestrijding
Nazorg (handmatig plukken/trekken opslag) **
Indicatie kosten/ha
Bedekking
*) Bron: Groen Klus **) Bron: Normenboek Natuur, Bos & Landschap (Van Raffe & De Jong, 2006)
Si l ve 0 9 -0 5
49
Beheer
Aanplant van gebiedseigen soorten Na de bestrijding van Amerikaanse vogelkers ontstaat plaatselijk een kale bosbodem. Op deze plekken wordt via aanplant een gevarieerde struikenbegroeiing onder de bestaande boomlaag gerealiseerd. Hierbij worden uitsluitend ter plaatse thuishorende soorten aangeplant van bij voorkeur autochtoon plantmateriaal. Hieronder worden soorten opgesomd die voor aanplant in aanmerking komen (Van der Werf, 1991). Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het gebied met als PNV eiken-beukenbos en het gebied met als PNV eiken-berkenbos (zie ook figuur 2.4). Eiken-berkenbos Van nature heeft de struiklaag van het eiken-berken een vrij geringe bedekking met lijsterbes en vuilboom. Eiken-beukenbos De struiklaag is in het eiken-beukenbos kent, in vergelijking met het eiken-berkenbos, een hogere bedekking en een meer gevarieerde samenstelling. Van nature komen in de struiklaag lijsterbes en hulst voor. Karakteristiek voor grotere kapvlakten, open plekken en bosranden zijn boswilg, ratelpopulier, wilde appel, framboos en braam. Ook kunnen hier brem en gaspeldoorn voorkomen. Op iets vochtiger plekken en een wat opener bosstructuur is vaak vuilboom aanwezig. Op meer lemige plekken groeien in de struiklaag eenstijlige meidoorn, hazelaar en lijsterbes.
5.3.2 Dood hout Het vergroten van het aandeel dood hout is van groot belang voor het natuurlijk functioneren van het bos. Het voorkomen van dood hout levert een bijdrage aan de biodiversiteit doordat grote aantallen insecten, schimmels en andere organismen afhankelijk zijn van het voorkomen ervan. Met name staand dood hout van zware afmetingen is hierbij van belang. Bovendien verbetert door de toevoer van organische stof naar de bodem het vochtleverend vermogen van de bodem en daarmee de groei van het bos op de langere termijn. De hoeveelheid dood hout kan eenvoudig en snel worden verhoogd door het niet verwijderen van kwijnende en dode bomen en door het achterlaten van een deel van het dunningshout. Daarnaast kan door middel van ringen dood hout worden gerealiseerd. De gemeente Amersfoort heeft deze maatregel toegepast, met name in de objecten Belgenmonument en Prins Frederiklaan. Hierbij zijn Amerikaanse eiken geringd. Naast het verhogen van het aandeel staand dood hout heeft dit als voordeel dat de vrij te stellen boom geleidelijk aan meer licht ter beschikking krijgt en dat het schokeffect van een plotselinge vrijstelling niet aanwezig is. Ringen is een prima methode om blijvende bomen vrij te stellen van ongewenste soorten als Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers. Ringen kan het opnieuw uitlopen van de bomen zoveel mogelijk voorkomen. De geringde Amerikaanse eiken in Bosgebied Berg blijken, nadat de boom is afgestorven, over het algemeen onder de zaagsnede weer uit te lopen. Waarschijnlijk komt dit doordat de bomen te diep zijn ingezaagd. Als de boom te diep wordt ingezaagd sterft het bovengrondse deel ‘te’ snel af, waardoor het wortelgestel voldoende groeikrachtig blijft en zo voor nieuwe uitlopers kan zorgen. Dit kan voorkomen worden door het maken van ondiepe zaagsneden, waarbij alleen de buitenste rand van de boom, het spinthout, wordt doorgezaagd. Hierdoor stokt het neerwaartse transport van voedingsstoffen naar de wortels, waardoor deze langzaam maar zeker uitgeput raken. Dit zorgt ervoor dat de boom steeds
50
Si l ve 0 9 -0 5
Integraal Beheerplan Bosgebied Berg
minder water kan opnemen en dat deze uiteindelijk afsterft. Door boomwortels op deze manier uit te putten wordt zoveel mogelijk voorkomen dat de boom opnieuw uitloopt. Veel bosbezoekers weten niet dat dood hout een aantal belangrijke functies vervult. Met het geven van goede voorlichting kunnen problemen worden voorkomen. Overigens wordt over het algemeen het voorkomen van dikke dode stammen niet als rommelig ervaren. Het zijn met name de boomkronen en takkenhopen die een rommelige indruk wekken, vooral in het eerste jaar na de dunning. Als de kronen los gezaagd worden van de stam, vallen de gevelde bomen nagenoeg niet meer op. Het is belangrijk om in verband met de bosbezoekers geen gevaarlijk dood hout in de nabijheid (ca. 20 m) van paden te hebben. Hiertoe worden in de randen geen bomen geringd en wordt gecontroleerd of gevaarlijk dood hout voorkomt. Indien nodig wordt dit verwijderd. Dood hout wordt alleen actief gerealiseerd in het gemend bos en het gemengd naald-loofbos. In het eikenspaartelgenbos wordt geen dunningshout achtergelaten en worden in principe geen bomen geringd. Dit om het ‘van nature’ soortenarme bostype zoveel mogelijk intact te laten.
5.3.3 Randenbeheer Goed opgebouwde bosranden vormen een geleidelijke overgang tussen bos en open terrein. Aan de boszijde domineren struiken, terwijl hoge kruiden de overgang naar korte vegetatie vormen. Verschillende organismen van zowel het open veld als het bos benutten de bosranden. Ook zijn er specifieke bosrandsoorten. Een bosrand bestaat in het ideale geval uit een mantel en een zoom (figuur 5.3). Onder een mantel (vanaf 2 m breed) wordt een struikenbegroeiing aansluitend op de bomen in het bos verstaan. De overgang van mantel naar open veld wordt de zoom genoemd (vanaf 0,4 m breed). De zoom is voornamelijk opgebouwd uit hoge meerjarige kruiden. Een goed opgebouwde bosrand draagt bij aan de regulatie van het microklimaat in het bos (hoge luchtvochtigheid en luwte). Van nature breidt het bos zich uit richting de mantel en de mantel richting de zoom. Doordat de bosgrenzen meestal vast staan, ontstaat op deze manier weer een scherpe grens. Instandhouding vergt daarom beheer (Stortelder, 1999). In Bosgebied Berg zijn er vooral mogelijkheden om bosrandvegetaties te ontwikkelen rondom het Lymphioveld (in object Prins Frederiklaan) en langs de gras- en heidevegetaties van de Stichtse Rotonde en het zuiden van het Belgenmonument. Hierbij blijven de gras- en heidevegetatie onaangetast. In het verleden is langs het Lymphioveld, door in de bosranden wat forser te dunnen, al een aanzet gemaakt tot de ontwikkeling van een meer geleidelijke overgang van bos naar open terrein. De bosranden in Bosgebied Berg kunnen verder ontwikkeld worden door in de randen, over een breedte van ca. 20 m, periodiek fors en variabel te dunnen. Op de open plekken die hierbij ontstaan ontwikkelen zich kruid- en struikvegetaties. Om de diversiteit te vergroten dient plaatselijk het takhout achter te blijven. Karakteristieke randbomen en hulststruiken dienen gespaard te worden. Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers worden gericht uit de rand verwijderd. Door eens per 1-3 jaar vlak langs of ten dele in de mantel te maaien komt een zoom tot ontwikkeling. Het afvoeren van het maaisel draagt bij aan verschraling en leidt tot een grotere bloemrijkdom. Door plaatselijk het maaisel op hopen te gooien ontstaan brandnetelhorsten, welke lokaal een verrijking betekenen (Stortelder, 1999). Vooral bosranden die op het zuiden georiënteerd liggen zijn, vanwege de grotere toevoer van zonlicht, van belang.
Si l ve 0 9 -0 5
51
Beheer
In het werkplan (bijlage 1) is aangegeven in welke afdelingen het randenbeheer van toepassing is. Figuur 5.3: Bos met een geleidelijke overgang, via mantel en zoom, naar open terrein
weide/heide zoom (hoge kruiden)
mantel (struiken)
bos
5.3.4 Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer Vanaf 2007 maakt Bosgebied Berg (uitgezonderd deelgebied Prins Frederiklaan) geen deel meer uit van de bebouwde kom van Amersfoort. Hierdoor valt het bos binnen de boswetbegrenzing en kan subsidie in het kader van de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer (PSN) worden aangevraagd. Deze subsidieregeling stelt begrenzing binnen de boswet als voorwaarde voor het verkrijgen van subsidiegelden. De uitvoering van de Subsidieregeling Natuurbeheer is recent overgegaan naar de provincies. Omvorming van het subsidiestelsel Per 1-1-2010 willen de provincies de subsidieregeling vereenvoudigen. Het Inter Provinciaal Overleg (IPO) heeft voor de stelselherziening een stuurgroep in het leven geroepen die zich richt op (bron: Nieuwsbrief Unie van Bosgroepen, juni 2008): -
Een eenvoudige en praktisch uitvoerbare subsidieregeling; Een geringe administratieve last voor de eigenaar; Een rechtvaardige vergoeding van de beheerskosten; Continuïteit van het huidige beheer.
De bovenstaande doelstellingen houden onder meer in dat het huidige systeem van doelpakketten wordt vervangen door een systeem van 18 natuurtypen die weer zijn onderverdeeld in 58 beheertypen. Per beheertype wordt er een vergoeding per ha verstrekt. De aanvrager is gehouden aan de instandhouding van het beheertype. Nieuw ten opzichte van het huidige stelsel is de monitoringsplicht, waarvan nog niet duidelijk is hoe deze zal worden ingevuld. Huidige stand van zaken Voor opgaande bossen kunnen binnen de huidige regeling verschillende subsidiepakketten worden aangevraagd: het basispakket en een tweetal pluspakketten. Aan bossen waarvoor het basispakket wordt aangevraagd worden de minste eisen gesteld. De jaarlijkse bijdrage per ha is
52
Si l ve 0 9 -0 5
Integraal Beheerplan Bosgebied Berg
bij dit pakket lager dan bij de pluspakketten. Pluspakketten kunnen echter niet zomaar worden aangevraagd, omdat zwaardere voorwaarden worden gesteld aan de samenstelling en het beheer van de bossen. In overzicht 5.4 zijn de voorwaarden van de pakketten op een rij gezet. Bosgebied Berg voldoet zonder problemen aan het Basispakket. Eisen aan de soortensamenstelling worden immers niet gesteld en de realisatie van verjongingsvlakten met een oppervlakte >2 ha, ligt niet binnen de lijn van het beheer. Voor een deel van de bossen behoort het Pluspakket Bos met verhoogde natuurwaarde tot de mogelijkheden. Dit betreft vooral de gemengde bossen. Het beheer zal wel actief gericht moeten worden op de realisatie van dik dood hout (>30 cm). Voor het Pluspakket Natuurbos komen de bossen grotendeels niet in aanmerking. Per ha mogen immers maximaal 10 uitheemse bomen voorkomen (met een dbh >20 cm), een limiet die in een groot deel van de bossen, vanwege de aanwezigheid van Amerikaanse eik, overschreden wordt. Daarnaast bevatten grote delen van het bos nog te weinig dikke bomen (dbh >30 cm) en levert het verbod om bomen en struiken uit het bos te verwijderen, een forse beperking voor de beheersvoering op. Het ligt voor de hand om in gevallen van twijfel voor het Pluspakket Bos met verhoogde natuurwaarde te kiezen, ook al omdat de jaarlijkse bijdrage per ha van het Pluspakket Natuurbos slechts € 8,37 hoger is dan de jaarlijkse bijdrage van het Pluspakket Bos met verhoogde natuurwaarde. Samenvattend komt het er op neer dat het mogelijk is om, indien er binnen de huidige regeling nog een aanvraagronde komt, voor de gemengde bossen het Pluspakket Bos met verhoogde natuurwaarde aan te vragen. Hierbij moet wel aandacht worden besteed aan de realisatie van dik dood hout. Ongemengde bosdelen komen in aanmerking voor het basispakket. In het werkplan (bijlage 1) is per afdeling een aanbeveling met betrekking tot de pakketkeuze gedaan.
Overzicht 5.4: Pakketeisen van het Basispakket bos en de Pluspakketten Bos met verhoogde natuurwaarde en Natuurbos
Pakketeis
Oppervlakte beheerseenheid Oppervlakte verjongingseenheid Aantal inheemse boomsoorten* Aantal uitheemse bomen (dbh >20 cm) Oppervlakte eenheden uitheemse boomsoorten met <30 inheemse bomen/ ha Aantal dode bomen (>30 cm) Aantal levende bomen met dbh >30 cm Beheersvoorschriften
Jaarlijkse bijdrage**
Basispakket bos >0,5 ha <2 ha
Pluspakketten Bos met verhoogde natuurwaarde >5 ha <2 ha >2/ha
Natuurbos >5 ha
<10/ha <2 ha >3/ha regulier beheer
regulier beheer
€ 57,43/ha
€ 77,78/ha
>3/ha >40/ha regulier beheer; niet toegestaan om bomen of struiken af te voeren € 86,15/ha
* met per boomsoort een aantal van minimaal 15/ha en een hoogte van minimaal 5 m. ** prijspeil 2009.
Si l ve 0 9 -0 5
53
Beheer
5.3.5 Hervatting hakhoutbeheer De gemeente Amersfoort wil op een kleine schaal het hakhoutbeheer met inlandse eiken hervatten. Hervatting van het hakhoutbeheer van inlandse eiken is een optie als de laatste hakbeurt minder dan 25 jaar geleden is uitgevoerd (Wildschut e.a. 2004). Het uitstoelingsvermogen van de inlandse eiken is dan nog voldoende. Stoven die 70 jaar of langer niet meer zijn afgezet, lopen na een nieuwe hakbeurt meestal niet meer uit (Rövekamp & Maes 2002). De laatste hakbeurt heeft in Bosgebied Berg ruim 50 jaar geleden plaats gevonden, waardoor het onzeker is of de inlandse eiken nog voldoende uitstoelingsvermogen bevatten. Daarnaast is het voorkomen van Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik nadelig bij hakhoutbeheer. Na de hak is er een grote hoeveelheid licht beschikbaar, waardoor deze soorten extra kansen krijgen om te domineren. In afdeling 81m is hier een voorbeeld van te vinden. In 1986 is hier in het eikenspaartelgenbos op kleine schaal het hakhoutbeheer hervat. Van inlandse eik en berk zijn enkele overstaanders gehandhaafd. De uitgelopen bomen en struiken hebben onder de overstaanders voor een dichte struiklaag gezorgd. Dominerende soorten hierin zijn Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, berk, lijsterbes en ook hulst. Van inlandse eik is geen opslag aangetroffen. Op basis van deze ervaring is het verstandig om eerst de bestrijding van de Amerikaanse vogelkers uit te voeren. Daarna kan een locatie geselecteerd worden waar op een kleine schaal het hakhoutbeheer opnieuw geïntroduceerd kan worden. 5.3.6 Erosie In Klein Zwitserland zorgt het reliëf op enkele lange en rechte paden voor erosie. Uit de literatuur is bekend dat elke aanwezigheid van een pad in heuvelachtig terrein gevoelig is voor erosie, ongeacht het gebruik. Dit komt doordat het afstromende water op deze paden een hoge snelheid kan ontwikkelen. Om dit tegen te gaan dient de afwatering vertraagd te worden of op een andere wijze te geschieden. Hiertoe zijn er verschillende oplossingsrichtingen: 1. 2. 3. 4. 5.
De paden verleggen; Het aanleggen van terrassen; De paden verstevigen; De paden afsluiten; Periodiek de erosiegeulen opvullen.
De paden verleggen Om erosie zoveel mogelijk te voorkomen is het van belang dat een pad niet loodrecht ten opzichte van de helling ligt en dat het stijgingspercentage niet hoger is dan 15%. Hierbij is het belangrijk om te voorkomen dat water ‘gekanaliseerd’ naar beneden kan stromen. Een oplossing kan zijn het aanleggen van zogenaamde ‘contour trails’. Dit zijn paden die niet te steil zijn en naar de zijkant van het pad afwateren. Hierbij wordt het pad enigszins parallel aan de helling gelegd waarbij het in bochten naar beneden kronkelt. Het dalingspercentage is hierbij maximaal 7-12%. Eventueel kunnen kleine poelen (waterlossingen) worden aangelegd om het water tijdelijk te bergen (Jansen, 2004). Deze maatregel is zeer ingrijpend en daardoor kostbaar. Door het aanleggen van kronkelende paden moeten bomen worden gekapt. Daarnaast bestaat er het risico dat recreanten de ‘oude’ paden blijven gebruiken, waardoor de betredingsdruk op de bosvegetatie sterk toeneemt.
54
Si l ve 0 9 -0 5
Integraal Beheerplan Bosgebied Berg
Het aanleggen van terrassen Hierbij wordt het pad trapsgewijs aangelegd, waardoor de snelheid van het afstromende water afneemt. Het voordeel van deze maatregel is dat de huidige padenstructuur van Klein Zwitserland gehandhaafd kan blijven. De paden verstevigen Hierbij wordt de ondoordringbare laag doorbroken en/of een nieuwe toplaag aangebracht. Natuurmonumenten beveelt hierbij stolgrind uit Limburg of woudzand aan (Jansen, 2004). Woudzand is compacter dan regulier vulzand, dat qua structuur vergelijkbaar is met het zand waaruit de paden van Klein Zwitserland bestaan. Hierdoor spoelt woudzand minder snel weg. Stolgrind bestaat uit een mengsel van fijn grind en leem. Leem bestaat uit zeer fijne bodemdeeltjes en heeft bindende eigenschappen, waardoor in combinatie met het fijne grind een halfverharding ontstaat. De prijs van stolgrind is hoger dan die van woudzand. Stolgrind is echter duurzamer waardoor erosie effectief wordt tegengegaan. De paden afsluiten Het afsluiten van ‘wilde’ paden zorgt ervoor dat de bodemvegetatie zich op den duur herstelt, waardoor het pad geen ‘afvoerweg’ voor het water meer zal vormen. Een groot deel van de in Klein Zwitserland aan erosie onderhevige paden is aangemerkt als ‘hoofdpad’ waardoor deze maatregel maar voor een beperkt aantal gevallen soelaas biedt. Periodiek de erosiegeulen opvullen Deze maatregel houdt in dat de afgesleten paden eens per 5-10 jaar worden opgevuld. Het is duidelijk dat het geen duurzame maatregel betreft, waardoor periodiek kosten moeten worden gemaakt. De gemeente Amersfoort zoekt de oplossing in een combinatie van de bovenstaande maatregelen. Hierbij is een duurzame oplossing van belang, waarbij de huidige padenstructuur zoveel mogelijk intact blijft. De volgende maatregelen worden uitgevoerd: Hoofdpaden Dit zijn doorgaande wandelpaden van belang voor de ontsluiting van het bosgebied voor de wandelaars (figuur 5.4). De gemeente wil erosie van hoofdpaden zoveel mogelijk voorkomen. Dit houdt in dat terrassen worden aangelegd, waardoor de paden trapsgewijs naar beneden lopen. Tegelijk wordt er voor gezorgd dat de paden afwateren naar de zijkant en worden de paden verstevigd met woudzand of stolgrind. In totaal wordt 2.088 m hoofdpad op deze wijze behandeld (overzicht 8.4). Verbindingspaden Onder deze noemer worden de paden geschaard die frequent worden gebruikt door wandelaars, maar die niet van primair belang zijn voor de ontsluiting van Bosgebied Berg. In bosdelen met een functie-accent op recreatie krijgen deze paden dezelfde behandeling als de hoofdpaden. Het betreft 73 m (overzicht 5.4). Ligt het pad in een bos met een accent op de functie natuur, dan worden geen maatregelen genomen.
Si l ve 0 9 -0 5
55
Beheer
Figuur 5.4: Padenkaart van Bosgebied Berg
56
Si l ve 0 9 -0 5
Integraal Beheerplan Bosgebied Berg
Overbodige paden Dit zijn vaak ‘wilde paden’. Ze dienen niet ter ontsluiting van Bosgebied Berg en worden minder frequent gebruikt. De paden zijn overbodig omdat ze vaak parallel lopen aan een ander pad. Deze paden, in totaal 2.224 m (overzicht 5.5) worden tijdens dunningen zoveel mogelijk afgesloten door ze te barricaderen met boomstammen en takkenrillen. Overzicht 5.5: Te behandelen paden per functie-gebied Hoofdpaden Accent recreatie Accent natuur Totaal
1.341 m 747 m 2.088 m
Verbindingspaden 73 m 275 m 348 m
Af te sluiten 1.266 m 958 m 2.224 m
Indicatie van de kosten Aanleg van terrassen De aanleg van paden in terrasvorm wordt toegepast over een lengte van 2.161 m (alle te behandelen hoofdpaden en de verbindingspaden in accent recreatie). Deze aanleg, gecombineerd met het aanbrengen van een nieuwe laag bestaande uit woudzand of stolgrind, brengt de volgende werkzaamheden met zich mee: − afgraven van de niet draagkrachtige delen van de paden; − het profileren van de paden in terrasvorm; − aanbrengen van nieuwe laag (woudzand of stolgrind); − afwerken en verdichten van de nieuwe laag. Naar schatting kunnen deze werkzaamheden uit worden gevoerd voor een prijs van ca. € 235,per 100 m padlengte. De totaalkosten voor de bodembewerking komen hiermee op € 5.078,35. Bij een gemiddelde breedte van 1,5 m en een gemiddelde bewerkingsdiepte van ca. 20 cm, is 3 bij een padlengte van 2.161 m een hoeveelheid van 648 m woudzand of stolgrind nodig. De kosten voor woudzand en stolgrind bedragen naar schatting respectievelijk € 10,- en € 30,- per 3 m . Afhankelijk van de keuze voor woudzand of stolgrind bedragen de kosten hiervoor dus € 6.480,- of € 19.440,-. Daarnaast zijn er dwarsliggers benodigd. Dit zijn in feite de traptreden van de terrassen, die het wegspoelen van de paden zoveel mogelijk tegen moeten gaan. Er is uitgegaan van de aanleg van 30 terrassen. Materiaalkosten ten behoeve van dwarsliggers bedragen hierbij naar verwachting ca. € 1.000,-. De totaalprijs voor de aanleg van terrassen bedraagt hierdoor naar schatting € 12.558,- bij het gebruik van woudzand en € 25.518,- bij het gebruik van stolgrind. Afsluiten van paden In totaal wordt 2.224 m paden afgesloten door het creëren van takkenrillen. Dit wordt met takhout gedaan dat tijdens dunningen vrijkomt. Naar verwachting moet voor het afsluiten van 2.224 m pad ca. 1 km aan takkenrillen gecreëerd worden. De kostenindicatie bedraagt € 35,per 10 m, waardoor de totaalprijs op € 3.500,- komt. De bovenstaande kostenindicaties zijn gemaakt onder voorbehoud. Onder invloed van inschrijvingen is het mogelijk dat de werkelijke prijs afwijkt van deze indicatie.
Si l ve 0 9 -0 5
57
Beheer
5.3.7 Richtlijn bomenkap rond bebouwing In het zuidoosten van Klein Zwitserland, aan de rand van het bos, zijn in het verleden flats gebouwd (Arubalaan). De percelen waarop de flats zijn gebouwd vormen als het ware kleine inhammen in het bos. Deze ligging nabij het groen heeft zijn voordelen. De bewoners van de flats ondervinden echter ook hinder van het bos direct naast de deur. Het grootste bezwaar van enkele bewoners is dat de bomen veel licht wegnemen. De gemeente is bereid om in bepaalde gevallen bomen te kappen. Hieronder zijn enkele richtlijnen opgesomd, met als doel om helderheid te scheppen omtrent deze materie: 1. Bomen binnen een zone van 6 m rondom de flats, gemeten vanuit het hart van de stam, worden op verzoek van een bewoner verwijderd. 2. Binnen de zone van 6 tot 10 m rondom de flats worden bomen geselecteerd die vanwege specifieke kwaliteiten langdurig worden gehandhaafd. Dit zijn vitale, schadevrije bomen met een volle kroon. Deze zogenaamde toekomstbomen worden aan de stamvoet gemerkt met een blauwe stip en ingemeten op een kaart. Overige bomen in deze zone mogen op verzoek van de bewoners verwijderd worden. Indien ze geen overlast veroorzaken kunnen de overige bomen blijven staan. 3. Buiten de zone van 10 m wordt het bos behandeld op de reguliere wijze. Overlast van bomen in deze zone zal gering zijn.
5.3.8 Extra maatregelen ten behoeve van recreatie/ belevingswaarde Tijdens de dunningswerkzaamheden in Bosgebied Berg is het verhogen van de belevingswaarde ten behoeve van de functie recreatie een belangrijk onderdeel. Hiertoe worden dunningen variabel uitgevoerd, worden open plekjes gecreëerd en wordt de creatie van aantrekkelijke bosranden nagestreefd. In het kader van de recreatie en de belevingswaarde worden de volgende aanvullende maatregelen aanbevolen: − De uitgegroeide stoven van Amerikaanse eik langs het Sint Eustasiuspad (Klein Zwitserland) handhaven en waar nodig vrijstellen van concurrenten. − De zichtassen in het Belgenmonument vrijmaken van opgaande begroeiing. − De Galgenberg (in afdeling 81x) wordt meer zichtbaar gemaakt. − De groeiruimte van de rododendron-struiken in het noorden van Klein Zwitserland wordt gewaarborgd door concurrenten te verwijderen. − Bij de entrees van het Belgenmonument worden afvalbakken geplaatst. De afvalbakken die nu in het gebied staan, onder andere ter plaatse van het monument, worden verwijderd. − Bij de verschillende deelgebieden worden informatieborden geplaatst ten aanzien van de spelregels met betrekking tot het hondenbeleid.
5.4
Financiën Deze paragraaf geeft globaal inzicht in de directe kosten die voortvloeien uit dit beheerplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende onderdelen: − uitzetten van dunningen; − bestrijding Amerikaanse vogelkers; − herstellen van paden.
58
Si l ve 0 9 -0 5
Integraal Beheerplan Bosgebied Berg
Uitzetten van dunningen Het uitzetten van dunningen valt uiteen in twee onderdelen. Allereerst worden toekomstbomen gemarkeerd met een blauwe stip, waarna vervolgens de te verwijderen bomen worden gemerkt met een opvallende kleur. De kosten voor het aanwijzen van toekomstbomen en blessen zijn gesteld op € 225,- per ha. Bestrijding Amerikaanse vogelkers De bestrijding van de Amerikaanse vogelkers dient, om de negatieve effecten zoveel mogelijk te beperken, liefst in 2009 nog te starten. In de eerste drie jaren na de bestrijding worden er kosten gemaakt voor nazorg. Herstellen van paden Op de kosten van het padenherstel wordt ingegaan in §5.3.6. Bij het gebruik van woudzand als basismateriaal bedragen de totale kosten € 17.392,-. Met het gebruik van het duurdere stolgrind komen de kosten op € 31.992,-. Overzicht kosten In het onderstaande overzicht zijn de directe kosten die uit dit beheersplan voortvloeien weergegeven. Het overzicht geeft een indicatie van de directe kosten. Onder invloed van inschrijvingen kunnen de totale kosten afwijken.
Overzicht 5.6: Begroting van de kosten Jaar
Omschrijving
Hoeveelheid
Normkosten
Kosten
Uitzetten van dunningen 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014
blessen blessen blessen blessen blessen
12,64 ha 10,78 ha 13,65 ha 4,90 ha 7,10 ha
€ 225,--/ha € 225,--/ha € 225,--/ha € 225,--/ha € 225,--/ha
€ 2.425,50 € 3.071,25 € 1.102,50 € 1.597,50
Bestrijding van Amerikaanse vogelkers 2009-2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015
chemische bestrijding rooien met paard nazorg nazorg nazorg
13,20 ha 18,70 ha 31,90 ha 31,90 ha 31,90 ha
1)
€ 545 - 775,--/ha 1) € 450 - 1.825,--/ha € 200,--/ha € 200,--/ha € 200,--/ha
€ 8.666,-€ 13.273,-€ 6.380,-€ 6.380,-€ 6.380,--
Bestrijding van erosie 2009-2012
aanleg van terrassen paden afsluiten
2.161 1.000 m
€ 581 - 1.181,--/100 m € 350,--/100 m
€ 12.558 - 25.518,-€ 3.500,--
2)
1) tarief is afhankelijk van bedekkinggraad (zie §5.3.1) 2) afhankelijk van het gebruik van woudzand (lage prijs) of stolgrind (hoge prijs)
Si l ve 0 9 -0 5
59
Beheer
Figuur 5.5: Werkblokken en urgentie van de dunningswerkzaamheden
60
Si l ve 0 9 -0 5
Integraal Beheerplan Bosgebied Berg
5.5
Uitvoering van het werkplan
5.5.1 Planning In het voorgaande is een algemene beschrijving van het beheer gegeven en is op enkele beheersvraagstukken dieper ingegaan. Dit algemene beheer vormt het kader voor het opstellen van het werkplan, dat is opgenomen als bijlage 1 in dit rapport. In het werkplan wordt gedetailleerd aangegeven welke bosbouwkundige maatregelen op de korte termijn nodig zijn, om de bosontwikkeling in de gewenste richting te sturen. Daarbij wordt van iedere afdeling een korte beschrijving van de huidige situatie gegeven. Vanwege specifieke eigenschappen van de bosopstanden, kunnen in enkele gevallen de beschreven maatregelen afwijken van hetgeen verwoord is bij het beheer per bostype. Bij de in het werkplan beschreven werkzaamheden is een urgentiecode aangegeven. De urgentiecode (A, B of C) geeft aan op welke termijn de uitvoering van de dunningen wenselijk is. Urgentie A betekent uitvoering binnen 1-2 jaar, urgentie B binnen 3-4 jaar en urgentie C houdt in dat uitvoering binnen 5-8 jaar wenselijk is. Voor de planning wordt uitgegaan van een ingrepencyclus van vier jaar. Hiertoe is het bos verdeeld in vier werkblokken (figuur 5.5). Omdat aan veel werkzaamheden verspreid over de gemeentebossen urgentie A is toegekend, wordt in de eerste jaren een inhaalslag gemaakt. Hiertoe worden in 2009/2010 de urgentie A werkzaamheden in de objecten Belgenmonument, Prins Frederiklaan en Stichtse Rotonde uitgevoerd en in 2010/2011 de urgentie A werkzaamheden van bosgebied Klein Zwitserland. In de jaren hierna worden de urgentie B werkzaamheden van de verschillende werkblokken ter hand genomen. Na de inhaalslag wordt jaarlijks één werkblok onderhanden genomen en kan de werkblokmethode optimaal functioneren. In een overzicht ziet de planning er als volgt uit: Overzicht 5.7: Planning van de werkzaamheden
Jaar
Werkblok/ deelgebied
Urgentie
2009 / 2010 2010 / 2011 2011 / 2012 2012 / 2013 2013 / 2014 EnzovoortZ.
Belgenmonument, Prins Frederiklaan, Stichtse Rotonde Klein Zwitserland Werkblok 3 Werkblok 1 en 2 Werkblok 4
A A B B B
De werkzaamheden die beschreven staan in het als bijlage 1 opgenomen werkplan strekken t/m de winter 2013/2014 (zie ook overzicht 5.7). In het voorjaar van 2014 dient de bosontwikkeling opnieuw te worden getoetst aan de in dit beheerplan gestelde doelen en kan een nieuw werkplan worden opgesteld. 5.5.2 Voorlichting Eén van de aanleidingen van dit beheerplan is het communiceren van het bosbeheer met de omwonenden van Bosgebied Berg. Hiertoe is de Stichting Behoud Bosgebied Berg betrokken bij het opstellen van het beheerplan. Na afronding van het plan is het van belang om te blijven communiceren met de omwonenden van Bosgebied Berg als belanghebbenden (zie ook bijlage 2). Voorafgaand aan werkzaamheden, bijvoorbeeld dunningen, dient het publiek door de gemeente geïnformeerd te worden. Dit kan door folders in de omgeving te verspreiden en/of door een excursie te organiseren. Het ligt voor de hand om ook de scholen in de directe omgeving van Bosgebied Berg hierbij te betrekken.
Si l ve 0 9 -0 5
61
Beheer
62
Si l ve 0 9 -0 5
Integraal Beheerplan Bosgebied Berg
LITERATUUR Amersfoort, gemeente, 2004. Beleidsvisie Groen Blauwe Structuur. Amersfoort. Bosland (Firma), 1984. Beheerplan Klein Zwitserland 1984 – 1994. Arnhem. Hekhuis H.J., J.G. Molenaar & D.A. Donkers, 1994. Het sturen van natuurwaarden door bosbedrijven; Een evaluatiemethode voor multifunctionele bossen. IBN-rapport 078. IBNDLO, Wageningen. Jansen S.R.J. & H.C.N. van der Putten, 1984. De landschapsekologische effekten van bebouwing op de Amersfoortse Berg. Rapport nr. 15. Stichting voor Toegepaste Landschapsecologie, Nijmegen. Jong, de Th., 2006. Heidebeheerplan voor de Stichtse Rotonde. Bureau Viridis, Culemborg. Klingen Bomen, 1996. Beheerplan Klein Zwitserland 1996 – 2006. Doorn. Maar, de B.H., P. Promes, A.G. Bijlholt & H.L. Hibma, 2005. Nota Kwaliteit Openbare Ruimte; Openbare ruimte: essentie van de stad. Amersfoort. Nieuwland Advies, 1996. Landschapsbeleidsplan Amersfoort. Wageningen. Oosterbaan A, A.F.M Olsthoorn & C.A. van den Berg, 2003. Beheersingsstrategieën voor Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik en Gewone esdoorn. Alterra, Wageningen. Raffe, van J. & A. de Jong, 2006. Normenboek Natuur, Bos en Landschap. Alterra, Wageningen. Rövekamp C.J.A. & N.C.M. Maes, 2002. Inheemse bomen en struiken op de Veluwe; Autochtone genenbronnen en oude bosgroeiplaatsen. Utrecht. Stortelder A.F.H., K.W. van Dort, J.H.J. Schaminée & N.A.C. Smits, 1999. Beheer van bosranden; Van scherpe grens naar soortenrijke gradiënt. Utrecht. Straatsma W., & P. Jansen, 2005. Amerikaanse vogelkers: bestrijden of beheren? Vakblad Natuur Bos Landschap, maart 2005. Wageningen. Veen S.M. & J.M. Reitsma, 2001. Stedelijke ecologie in kaart; De ecologische structuur van Amersfoort op stadsniveau. Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Werf, van der S., 1991. Bosgemeenschappen; Natuurbeheer in Nederland, deel 5. Wageningen. Wildschut J.T., H.J. Brijker & E. van den Dool, 2004. Oude Boskernen van de Utrechtse Heuvelrug. Provincie Utrecht, sector RER, Utrecht.
Si l ve 0 9 -0 5
63
Literatuur
64
Si l ve 0 9 -0 5
Integraal Beheerplan Bosgebied Berg
Si l ve 0 9 -0 5
65
Bijlagen
Figuur B1.1: Indeling in werkblokken en bostypen
66
Si l ve 0 9 -0 5