1.1
Wat voor inkomen heb je?
1 a Zakgeld: € 6 per week. Kleedgeld: € 60 per maand. Bezorgen huis-aan-huisblad: € 12 per week. (Voor de fietstassen en het regenpak kan geen bedrag en geen periode worden opgeschreven.) Rente: € 42 per jaar. b Het zijn bedragen die Jesse over verschillende perioden ontvangt. 2 a × 12
: 52
Periode Bedrag c
maand jaar week € 40 € 480 € 9,23
b Omdat een maand langer duurt dan vier weken. zakgeld: € 6 per week × 52 = € 312 per jaar : 12 = € 26,00 per maand kleedgeld: € 60,00 per maand krantenwijk: € 12 per week × 52 = € 624 per jaar : 12 = € 52,00 per maand rente: € 42 per jaar : 12 = € 3,50 per maand + Totaal: € 141,50 per maand
3 a € 3,35 × 8 = € 26,80. b € 26,80 × 52 = € 1.393,60 per jaar : 12 = € 116,13. c € 3,85 × 6 = € 23,10 per week. € 23,10 x 52 = € 1.201,20 per jaar. € 1.201,20 : 12 = € 100,10 per maand. 4 Mogelijke goede antwoorden zijn: Maya is ouder dan Amir. Maya heeft meer ervaring dan Amir. Maya werkt ’s avonds en Amir gewoon overdag. Maya doet ander werk dan Amir, dat beter betaald wordt. 5 a 1: de man in het midden. 2: het meisje links. 3: de jongen rechts. b De man in het midden is misschien de bedrijfsleider. Hij is het oudst en draagt de meeste verantwoordelijkheid. Het meisje links is caissière. Zij gaat met geld om en heeft dus verantwoordelijker werk dan de jongen rechts. De jongen rechts is vakkenvuller. Hij heeft het minst verantwoordelijke werk. 6 a 1 Voor zijn loon of salaris. Jesses tegenprestatie is het bezorgen van een huis-aan-huisblad. 2 Voor de rente. Hij moet het geld op een spaarrekening zetten. b De fietstassen en het regenpak. c Ja, voor zijn zakgeld en kleedgeld hoeft hij geen tegenprestatie te leveren. 7 a Sophie heeft geen bijbaan, geen vakantiewerk en geen tegemoetkoming in de schoolkosten. Maya heeft geen geld van haar ouders, geen vakantie en geen tegemoetkoming in de schoolkosten. b 95% van de scholieren in klas 1 en 2 onderbouw heeft inkomsten.
c Een scholier kan verschillende inkomsten hebben, bijvoorbeeld geld van zijn ouders en een bijbaan. Toch telt hij maar één keer mee in het totale percentage scholieren dat inkomsten heeft. 8 a
× 33= 149 leerlingen. b
× 67 = 243 leerlingen.
c
× 5 = 11 leerlingen.
9 a Krant bezorgen, bij de boer, karweitjes, fabriek, ander baantje. b 1 babysitten: 19%. 2 winkel, supermarkt: 13%. 3 krant bezorgen: 12%. c Mogelijke goede antwoorden zijn: afwassen, schoonmaken, bediening, koude keuken, warme keuken. 10 a Jesse zit onder het gemiddelde van zijn leeftijdsgroep, want € 141,50 is minder dan € 181,00. b – € 7,17 (3%) = € 231,83.
c 1.2
Waar blijft je geld?
11 a Eigen antwoord. Of speciale schoenen echt nodig zijn als je aan streetdance doet, is iets waarover niet iedereen dezelfde mening heeft. b Mogelijke goede antwoorden zijn: kosten voor matjes, spincaps, lichaamsbescherming (helmen, elleboog-, knie-, enkelbeschermers). 12 Gamecomputer: luxe behoefte. Broodje hamburger: luxe behoefte. Kleding: basisbehoefte. Vakantie in een zonnig land: luxe behoefte. 13 a Voedsel is een basisbehoefte (primaire behoefte), maar eten in een restaurant is lekkerder en duurder dan gewoon voedsel. b Een extra woning (vakantiehuis, tweede huis), een woning die veel groter is dan de bewoners nodig hebben of een woning die extreem luxe is ingericht. Dat gaat veel verder dan een woning die tot de basisbehoeften behoort (net genoeg ruimte om te slapen, te eten, te koken, naar de wc te gaan, jezelf te wassen en je kleren te wassen). 14 a
× 100 = 15,8%. b
× 100 = 67,1%.
15 a Jongens geven meer uit dan meisjes (en dat verschil wordt steeds groter als ze ouder worden). b 14-jarigen: jongens en meisjes ongeveer € 75. 15-jarigen: jongens ongeveer € 115, meisjes ongeveer € 95. 16-jarigen: jongens ongeveer € 180, meisjes ongeveer € 125. 17-jarigen: jongens ongeveer € 180, meisjes € 150. c Eigen antwoord. 16 a Mogelijke goede antwoorden zijn: nieuwe spullen in plaats van tweedehands spullen, kant-en-klare spullen (die worden thuisbezorgd) in plaats van spullen die je zelf in elkaar zet (en zelf moet ophalen), dure
spullen die je koopt in speciale winkels in plaats van goedkope spullen die je koopt op de markt, in een supermarkt of een warenhuis. b Mogelijke goede antwoorden zijn: dingen voor eigen gebruik in plaats van dingen voor het gezin, modieuze kleding en schoenen in plaats van gewone kleding en schoenen, de nieuwste elektronicasnufjes in plaats van bekende, vertrouwde apparaten, uitgaan in plaats van amusement thuis. c Mogelijke goede antwoorden zijn: vrouwenkleding, -schoenen, lichaamsverzorgingsproducten en -sieraden in plaats van mannenkleding, schoenen, -lichaamsverzorgingsproducten en -sieraden, dingen voor vrouwenhobby’s (mode, cosmetica, roddelbladen, chocola) in plaats van dingen voor mannenhobby’s (games, computer, sport, brommers of auto’s, sigaretten, bier). 17 a In plaats van een navigatiesysteem: een kaart. In plaats van een scootmobiel: een rolstoel. b Mogelijke goede antwoorden zijn: OV-chipkaart, smartphone, apps, flatscreen-tv, segway, tablet (zoals de iPad). 18 a 1 Mogelijke goede antwoorden zijn: Coca cola, Pepsi cola enzovoort. 2 Mogelijke goede antwoorden zijn: Adidas, Asics, Fila, Nike, Puma, Reebok, Rucanor enzovoort. 3 Mogelijke goede antwoorden zijn: BOSS, Diesel, Dockers, GStar Raw, Lee, Levi’s, Polo, Replay, Wrangler enzovoort. b Veel consumenten zijn bereid meer te betalen voor populaire merken dan voor onbekende merken. De fabrikanten van populaire merken kunnen dus hogere prijzen vragen, ook al is hun kwaliteit helemaal niet beter dan de kwaliteit van onbekende merken. 19 a € 165 : 4 maanden = € 41,25 per maand. € 125,00 : € 41,25 = iets meer dan 3 maanden. b Eigen antwoord. 20 a Alle extra’s bij elkaar kosten € 15 + € 20 + € 100 + € 20 + € 40 = € 195. Amir spaart € 41,25 per maand. € 195,00 : € 41,25 = bijna 5 maanden. b Mogelijke goede antwoorden zijn: de starterskit (want die is toch wel heel handig), de flashkaart (want dan hoef je geen dure games te kopen), of misschien toch de games (want van de vetste games kun je in de Nintendoshop alleen gratis demo’s downloaden). c 3 × € 41,25 = € 123,75. Daarvoor kan hij bijvoorbeeld de starterskit en enkele games kopen (samen € 115,00), of alle extra’s behalve de games (€ 95,00). 1.3
Kom je uit met je geld?
21 a Inkomsten per maand Uitgaven per maand zakgeld € 15,17 kleedgeld € 35,00 loon supermarkt € 108,33 oppassen € 21,67 Totaal € 180,17 dansclub € 30,00 kleding € 43,33 snoep, drinken € 26,00 uitgaan, bioscoop € 34,67
Totaal € 134,00 Berekening: zakgeld: € 3,50 × 52 : 12 = € 15,17 per maand. loon supermarkt: € 25,00 × 52 : 12 = € 108,33 per maand. oppassen: € 5,00 × 52 : 12 = € 21,67 per maand. kleding: € 10,00× 52 : 12 = € 43,33 per maand. snoep, drinken: € 6,00× 52 : 12 = € 26,00 per maand. uitgaan, bioscoop: € 8,00× 52 : 12 = € 34,67 per maand. b € 180,17 – € 134,00 = € 46,17. 22 a Nee, ze komt niet in geldnood. Ze kan dan alleen minder sparen: € 46,17 – € 21,67 (het oppasgeld) = € 24,50. b Ze krijgt per maand € 35,00 kleedgeld van haar ouders, maar ze geeft per maand € 43,33 uit aan kleding. Dat is dus € 8,33 meer. c Aan de dansclub. Daar is ze lid van en een lidmaatschap kun je niet meteen opzeggen. 23 Ze kan minder uitgeven aan kleding, aan snoep en drinken en aan uitgaan en de bioscoop. Dat zijn geen uitgaven waaraan ze vastzit, zoals het lidmaatschap van de dansclub. 24 Nationaal Instituut voor BUDgetvoorlichting. 25 a Van 9 uur tot 12 uur ’s avonds minimaal € 2 per uur. Van 12 uur tot 1 ’s nachts het dubbele, dus € 4 per uur. Bij elkaar is dat (3 × € 2 =) € 6 + € 4 = € 10. b Ja, want volgens het Nibud is het volgende redelijk. Van 8 uur tot ongeveer 11 uur ’s avonds: minimaal (3 × € 2 =) € 6, maximaal (3 × € 3 =) € 9. Voor de nacht een totaalbedrag van bijvoorbeeld € 6. Bij elkaar is dat minimaal (€ 6 + € 6 =) € 12, maximaal (€ 9 + € 6 =) € 15. Die Є 15 is precies het bedrag dat Maya krijgt. 26 D. 27 Maya heeft gelijk. Abonnementen en lidmaatschappen moet je vaak per kwartaal of per jaar betalen. 28 a De kosten voor de verzekering zijn vaste lasten. De kosten voor benzine, onderhoud en reparatie niet, want hoe meer Paco rijdt, des te meer benzine verbruikt hij en des te sneller slijt zijn scooter. b verzekering: € 81,00 × 4 : 12 = € 27,00 benzine: € 10,00 × 52 : 12 = € 43,33 onderhoud en reparatie: € 300 : 12 = € 25,00 + Totaal: € 95,33 29 Vaste lasten zijn uitgaven waar je aan vastzit, zoals abonnementen. Je kunt die uitgaven wel stopzetten, maar pas met ingang van de volgende maand, het volgende kwartaal of het volgende jaar. 30 Als je auto total loss is, kun je alleen een nieuwe kopen wanneer je van tevoren geld hebt gereserveerd. 31 A en E. 32 Ze moeten nog (€ 684 : 2 =) € 342 reserveren. Dat verdelen ze over (3 × 12 maanden =) 36 maanden. € 342 : 36 = € 9,50 per maand.
33 a Kosten van de nieuwe danskleding en dansschoenen: € 85,00 + € 65,00 = € 150,00. € 150,00 : 12 maanden = € 12,50 per maand. b contributie: € 30,00 per maand × 12 : 52 = € 6,92 reservering: € 12,50 per maand × 12 : 52 = € 2,88 drinken per week: € 3,50 reiskosten: € 15,00 per 2 maanden × 6 : 52 = € 1,73 + Totaal: € 15,03 Sophie heeft dus gelijk. 34 82 kilometer : 14 = 6 liter benzine. 6 × € 1,12 = € 6,72. 1.4
Waar kies je voor?
35 a
× 100 = 15,4%. b
× 100 = ⎼27,3%.
c
× 100 = 14,9%.
36 a
× 100 = 16,7%. b
× 100 = 25,0%.
c 1 Amirs inkomen is in procenten minder gestegen dan de prijs van tosti’s. Daardoor is zijn koopkracht gedaald. 2 Je koopkracht neemt toe als je inkomen met meer procent stijgt dan de prijzen. 37 Linda heeft meer welvaart. Zij kan haar geld aan andere dingen besteden, want het paardrijden is gratis. Bovendien kan ze waarschijnlijk zo vaak paardrijden als ze maar wil. 38 D. 39 a Jesse. b Omdat hij liever in een rustige straat in een dorp woont met een mooi uitzicht dan in een drukke straat in de stad. 40 a Als hij elke dag milieuvriendelijk geteelde groenten in voorraad moet hebben, kan hij die op de meeste dagen niet verkopen. b Als er genoeg klanten voor zijn. 41 a Amirs gezin: × 100 = 18,2%. Maya’s gezin: b
× 100 = 23,9%.
× 100 = 18,3%.
c Maya’s ouders hebben minder inkomen dan Amirs ouders. Ze geven wel een lager bedrag aan eten en drinken uit, maar dat bedrag vormt een veel hoger percentage van hun inkomen. Als zij milieuvriendelijke producten zouden kopen, wordt dat percentage nog hoger. 42 a Amirs ouders, zonder milieuvriendelijke producten: × 100 = 62,1%.
Amirs ouders, met milieuvriendelijke producten: × 100 = 65,4%. Maya’s ouders: × 100 = 74,7%. b Het percentage van de uitgaven aan primaire behoeften daalt met 4%: × 100 = 70,7%. c Als het inkomen stijgt, geeft een gezin in verhouding minder uit aan primaire behoeften. 43 a Alkalinebatterijen per stuk: € 4,99 : 4 = € 1,25. Lithiumbatterijen per stuk: € 7,95 : 2 = € 3,98. b Je kunt berekenen hoeveel procent duurder de lithiumbatterijen zijn: × 100 = 318,4%, dus meer dan 3 × zo duur. Maar de lithiumbatterijen gaan tot 7 × langer mee dan de alkalinebatterijen, dus je hoeft veel minder vaak nieuwe te kopen. c De alkalinebatterijen gebruiken hun energie efficiënter. Met alkalinebatterijen verspil je dus minder energie en dat is beter voor het milieu. Test 1 1 Inkomen uit arbeid: loon of salaris, loon in natura (ander voorbeeld: vakantiegeld). 2 Inkomen uit bezit: rente, huur (andere voorbeelden: winst, pacht). 3 Overdrachtsinkomen: zakgeld, uitkering zoals kinderbijslag (andere voorbeelden: AOW, bijstand, Wajong, WIA, WW). 2 Dagelijkse uitgaven:
× 62 = € 39,99.
Vaste lasten: × 21,5 = € 13,87. Incidentele uitgaven:
× 16,5 = € 10,64.
3 Behoeften kun je verdelen in basisbehoeften (primaire behoeften) en luxe (secundaire, overige) behoeften. Mogelijke voorbeelden van basisbehoeften: voeding, kleding, woonruimte. Mogelijke voorbeelden van luxe behoeften: computergames, snoep en snacks, uitgaan. 4 Als je je geld eerst uitgeeft om te voorzien in luxe behoeften, houd je geen geld meer over voor basisbehoeften zoals voeding, kleding en woonruimte. Je moet je geld dus eerst uitgeven om te voorzien in je basisbehoeften. Wat je dan overhoudt, kun je besteden aan luxe behoeften. 5 Het bedrag dat Timo spaart : € 83,50 – € 56,00 = € 27,50. × 100 = 32,9%. 6 Mogelijke goede antwoorden zijn:
Inkomen: als je meer geld te besteden hebt, koop je meer luxegoederen dan wanneer je weinig te besteden hebt. Geslacht: meisjes besteden meer geld aan bijvoorbeeld make-up dan jongens. Reclame: als je een reclame ziet van een deodorant waardoor alle meisjes voor je vallen, wil jij die deodorant ook gebruiken. Vrienden: als je vrienden een bepaald merk kleding dragen, wil jij dit merk misschien ook dragen. Leeftijd: als je 18 bent en je hebt je rijbewijs gehaald, dan ruil je graag je brommer in voor een tweedehands autootje. 7 Totale kosten: € 1.510 + € 1.150 + € 350 + € 230 = € 3.240. € 3.240 : 24 maanden = € 135. 8 A en C. 9 a Bezuinigen (besparen) op haar uitgaven en zorgen dat ze meer inkomsten krijgt. b € 610 × 12 maanden : 52 weken € 140,77. 10 Nationaal Instituut voor BUDgetvoorlichting. 11 A. 12 a Juist. b Onjuist. c Juist. 13
× 100 = 6,9%.
14 63 kilometer : 18 = 3,5 liter benzine. 3,5 × € 1,32 = € 4,62. 15 C. Herhalingsopgaven Paragraaf 1.1 H1 a 3 loon. b 1 huur. c 2 kinderbijslag. H2 Inkomen (of loon) in natura. H3 a salaris: € 3.400,00 × 12 maanden = € 40.800,00 rente bij de bank: € 150,00 vakantiegeld: € 3.264,00 kinderbijslag: € 423,00 × 4 kwartalen = € 1.692,00 + Totaal: € 45.906,00 b € 45.906,00 : 12 maanden = € 3.825,50. c € 45.906,00 : 52 weken = € 882,81. H4 Het nieuwe gemiddelde maandinkomen is: € 24.365 : 12 maanden = € 2.030. Stijging: € 2.030 – € 1.944 = € 86. H5 kind van 10 jaar: € 236,77 : 3 maanden = € 78,92 kind van 15 jaar: € 278,55 : 3 maanden = € 92,85 + Totaal: € 171,77
× 85 = € 164,90.
H6
H7 × 9 = € 4,10. Paragraaf 1.2 H8 a Mogelijkheid 1: verhoudingstabel: : 100 × 14,7 Jaarinkomen 1% Vervoer Bedrag € 17.500 € 175 € 2.580 Percentage 100% 1% 14,7% Mogelijkheid 2: zonder verhoudingstabel: × 100 = 14,7%. b Gemiddeld geven mensen met een laag inkomen ongeveer 10,5% aan vervoer uit, dus het percentage dat de stratenmaker eraan uitgeeft is meer. H9 Mogelijke goede antwoorden zijn: Jongeren hadden vroeger minder vrijheid (om uit te gaan, om alcohol te drinken, om laat thuis te komen, om seks met elkaar te hebben, om dingen aan hun uiterlijk te veranderen zoals tattoos en piercings, om dingen voor zichzelf te kopen). De mensen waren vroeger minder rijk, dus jongeren konden minder dingen kopen (kleding en schoenen, mobieltjes, computers, spelcomputers, tablets, computergames, brommers, tijdschriften, snoep en snacks, drankjes tijdens het uitgaan). Allerlei dingen waaraan je nu je vrije tijd kunt besteden, bestonden vroeger nog niet (computers etc., attracties in pretparken en speelhallen zoals paintball, airsoft of lasergamen). H10 a De rode scooter kost inclusief bijkomende kosten: € 1.290 + € 150 = € 1.440. Hij heeft al gespaard: 19 maanden × € 45 = € 855. Hij moet dus nog sparen: € 1.440 – € 855 = € 585. € 585 : € 45 = 13 maanden. b De blauwe scooter kost inclusief bijkomende kosten: € 795 + € 150 = € 945. Hij heeft al gespaard: 19 maanden × € 45 = € 855. Hij moet dus nog sparen: € 945 – € 855 = € 90. € 90 : € 45 = 2 maanden. H11
De blauwe scooter: × 100 = 79,6%.
De rode scooter:
× 100 = 80,7%.
Paragraaf 1.3 H12 C. H13 a € 2.725 × 12 maanden = € 32.700. Het verschil is: € 30.844 – € 32.700 = –€ 1.856. Karlijn komt per jaar dus € 1.856 tekort. b energie: € 157 gemeentelijke heffingen: € 160 telefoon: € 98 verzekeringen: € 223 abonnementen & contributies: € 62 + Totaal: € 700
c H14
× 100 = 25,7%.
a € 500 – € 170 = € 330. b € 330 : 6 = € 55. c
× 100 = 8,5% precies (afronden is niet nodig).
a € 400 : 24 maanden = € 16,67. b De eerste aanbieding (€ 466,02) is goedkoper dan de tweede € 468,00). De andere twee gaan niet over de AEG Lavatherm 37520, maar over een andere model. Paragraaf 1.4 H16 Je koopkracht hangt af van de hoogte van (a) je inkomen en de hoogte van (b) de prijzen. H15
H17
D.
H18 a Biologische groente uit de winkel is 27,9% duurder dan ‘gewone’ groente uit de winkel. Berekening: Prijsverschil: € 83,75 – € 65,50 = € 18,25. Biologische groente uit de winkel is dus € 18,25 duurder dan ‘gewone’ groente uit de winkel. × 100 = 27,9%. b Groente uit de moestuin is 60,3% voordeliger dan biologische groente uit de winkel. Berekening: Prijsverschil: (€ 23,25 + € 10,00 =) € 33,25 – € 83,75 = –€ 50,50. Groente uit de moestuin is dus € 50,50 goedkoper dan biologische groente uit de winkel. × 100 =–60,3%. H19 a Ordner A per stuk: € 70,00 : 20 = € 3,50. Ordner B per stuk: € 13,90 : 4 = € 3,48. Als Milou let op de prijs, koopt ze dus ordner B. b Als Milou let op het milieu, koopt ze ordner A. Die is maar € 0,02 duurder dan ordner B en beter voor het milieu. Extra opgaven E1 B. E2 18-jarigen verdienen het meest. Twee mogelijke verklaringen zijn: 1 Zij verdienen per uur meer dan scholieren die jonger zijn. 2 Er zijn bij de 18-jarigen meer jongeren die niet meer op school zitten en al (fulltime) werken. E3 a De stijging was in euro’s het grootst bij de 16-jarigen: € 44. b 12-jarigen:
× 100 = –7,5%.
13-jarigen:
× 100 = 25,4%.
14-jarigen:
× 100 = 22,1%.
15-jarigen:
× 100 = 31,0%.
16-jarigen:
× 100 = 24,9%.
17-jarigen:
× 100 = 17,7%.
18-jarigen:
× 100 = 0,8%.
Bij de 15-jarigen is het inkomen in procenten dus het meest gestegen: 31,0%. E4 Als de ouders steeds meer uitgaven betalen, leren de kinderen steeds minder goed hoe ze kunnen uitkomen met hun geld. Het Nibud wil juist dat iedereen zelf met geld leert omgaan. E5 a De totale ontvangsten van een 16-jarige zijn: € 31 + € 66 + € 17 = € 114. Het percentage belgeld is: × 100 = 14,9%. b De totale ontvangsten van een 14-jarige zijn: € 25 + € 64 + € 15 = € 104. Het percentage kleedgeld is: × 100 = 61,5%. E6 a 1 616 × € 210 = € 339.360. b Aantal leerlingen Gemiddeld inkomen Totaal inkomen vmbo 1 616 € 210 € 339.360 havo 718 € 190 € 136.420 vwo 359 € 165 € 59.235 Totaal 2 693 € 535.015 Toelichting: Aantal leerlingen: havo en vwo samen: 2 693 – 1 616 = 1 077. havo: 1 077 × 2 : 3 = 718. vow: 1 077 : 3 = 359. Gemiddeld inkomen: zie krantenbericht. Totaal inkomen: vmbo: zie vraag a. havo: 718 × € 190 = € 136.420. E7 a van ouders: € 100,00 × 12 = € 1.200,00 kinderbijslag: € 278,55 × 4 = € 1.114,20 tegemoetkoming in schoolkosten: € 827,43 + Totaal: € 3.141,63 b boeken: € 840,00 : 12 = € 70,00 kleine uitgaven: € 40 × 52 : 12 = € 173,33 kleding: € 220 × 4 = € 880,00 contributie studievereniging: € 152,00 + Totaal: € 1.275,33 c Uitgaven per jaar: € 1.275,33 × 12 = € 15.303,96. Tekort per jaar: € 3.141,63 – € 15.303,96 = –€ 12.162,33. Ze moet per maand bijverdienen: € 12.162,33 : 12 = € 1.013,53, afgerond € 1.014. E8 a Kosten auto Marianne in het eerste jaar vaste kosten benzinekosten Totaal € 4.380,00 € 1.332,80
€ 5.712,80 Toelichting: Vaste kosten:€ 365,00 × 12 = € 4.380,00. Benzinekosten: 14 700 kilometer : 15 = 980 liter benzine. 980 liter benzine × € 1,36 = € 1.332,80. b € 1.697,80 : 14 700 = € 0,12. c Reiskostenvergoeding per jaar: € 0,40 × 14 700 kilometer = € 5.880,00. Marianne houdt hiervan over: € 5.880,00 – € 5.712,80 = € 167,20. E9 a Inkomsten totaal: € 847,00. Uitgaven totaal: € 1.054,65. b inboedelverzekering: € 9,40 autoverzekering: € 123,45 abonnement mobieltje: € 30,00 zorgverzekering: € 103,85 kamerhuur: € 230,00 + Totaal: € 496,70 × 100 = 47,1%. c Samet kan de komende maand niet bezuinigen op zijn vaste lasten (voorbeelden: zie antwoord b). Die vormen bijna de helft van zijn totale uitgaven. E10 a Een grindvloer is een luxe (of secundaire) behoefte. Met vakantie gaan is ook een luxe behoefte. Rolf kan best prioriteit geven aan de grindvloer boven zijn vakantie. Dat gaat immers niet ten koste van zijn basisbehoeften (of primaire behoeften) zoals voedsel, kleding en woonruimte. b Het geld dat Rolf en Miran wèl hebben: € 2.178,00 – € 282,00 = € 1.896,00. Dit bedrag van € 1.896,00 bestaat uit: gereserveerd bedrag + € 40,00 rente + € 500,00 vakantiegeld. Het gereserveerde bedrag is: € 1.896,00 – € 40,00 – € 500,00 = € 1.356,00. De reservering per maand is: € 1.356,00 : 24 maanden = € 56,50. c € 282,00 : € 56,50 = 5 maanden.