Identiteit, burgerschap en sociale integratie Zoals al omschreven in hoofdstuk 3 over de visie en identiteit van de school, staat de naam Vuurvlinder voor de kleurrijke kenmerken en verwijst daarmee naar onze multiculturele maatschappij. Wij proberen onze leerlingen dan ook normen en waarden bij te brengen waarin voor vooroordelen, discriminatie en racisme geen plaats is. Ook wordt hierin aangegeven dat wij als mens leven in een samenleving die steeds aan het veranderen is. Daarom willen wij op de Vuurvlinder meegeven dat: • Elk mens in de maatschappij zijn eigen verantwoordelijkheid heeft.
Onze maatschappij heeft behoefte aan positieve medeburgers, die weerbaar zijn en actief mee willen werken.
• Iedereen zich moet ontwikkelen volgens zijn eigen talenten. • Mensen/kinderen op een constructieve manier moeten samenleven en samenwerken. • Mensen/kinderen tolerant en met respect om moeten gaan met:
Mensen/kinderen die verschillen qua uiterlijk, huidskleur, cultuur, levensbeschouwing, geslacht, geaardheid, politieke en andere opvattingen.
Zwakkeren in onze samenleving.
Het leven, de natuur, het milieu, de eigen leefomgeving maar ook die van anderen.
• Het leven in onze multiculturele samenleving waardevol en verrijkend is. • We open moeten staan voor maatschappelijke veranderingen. De school is daarom bij uitstek de plek waar elke leerling kennismaakt met de verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten. Maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering en een multiculturele samenleving vragen dat scholen actief burgerschap en sociale integratie bevorderen. Actief burgerschap is het kúnnen en wíllen deelnemen aan de samenleving. Burgerschap gaat over diversiteit, acceptatie en tolerantie. Het vraagt ook reflectie op het eigen handelen, een respectvolle houding en een bijdrage aan de zorg voor je omgeving. Om datgene wat hierboven staat te realiseren, gebruiken wij op school voor catechese zowel in de onderbouw als in de bovenbouw de methode ‘Trefwoord’. Deze methode werkt met een kalender. Iedere dag wordt er een blad van de kalender gescheurd. Daarbij hoort de ene keer een gedicht, lied of gebed, de andere keer weer een Bijbelverhaal of een verhaal uit deze tijd dat dicht bij de belevingswereld van de kinderen ligt.
5. Wat leren de kinderen op onze school?
Daarnaast kennen we de methode ‘Kinderen en hun sociale talenten’. De methode gaat ervan uit dat kennis, vaardigheden en houding als het ware de gereedschappen zijn voor sociaal competent gedrag, zoals aardig doen en jezelf presenteren. Maar er is meer. Ieder gedrag wordt gekleurd door de waarden en normen die in de samenleving gelden, die bepalen wat passend gedrag is. De methode helpt de kinderen deze normen en waarden voor zichzelf te ontdekken. Ook leren ze hoe je je voelt in verschillende situaties en ze leren zich te verplaatsen in wat anderen zouden kunnen voelen in verschillende situaties. Taal en lezen Taal vormt de basis van het leren en daarom zijn dagelijks alle groepen intensief met dit vakgebied bezig. In de groepen 1 en 2 wordt rondom de afwisselende thema’s met taalaspecten gewerkt: d.m.v. bijvoorbeeld klassen-, kring- en leergesprekken, vertellen, voorlezen, taalspelletjes, poppenkast, luisteren, vragen beantwoorden, woordenschatoefeningen, auditieve oefeningen en begrippen. Er wordt op een gevarieerde wijze gewerkt en gespeeld met de taal, zodat alle voorwaarden die nodig zijn om goed te kunnen starten met het (aanvankelijk) leesonderwijs bij de kinderen aan bod komen. Wij maken hierbij gebruik van de methode ‘Onderbouwd’. In groep 3 wordt gewerkt met de methode ‘Veilig leren lezen’. Deze methode biedt ons veel differentiatiemogelijkheden voor zowel kinderen die extra hulp en instructie nodig hebben, als voor kinderen die juist een extra uitdaging kunnen gebruiken. Vanaf groep 4 wordt taal en lezen als vak gesplitst. Voor taal wordt dan tot en met groep 8 de methode ‘Taal actief’ gebruikt. Deze methode kenmerkt zich door in te spelen op de interesses, leerstijlen en veelzijdige capaciteiten van kinderen. Het lezen wordt gesplitst in technisch lezen en begrijpend lezen. We werken volgens de richtlijnen van het Dyslexieprotocol en maken gebruik van het Lees Interventie Programma. Er wordt ook veel aandacht besteed aan de leesbeleving. D.m.v. voorlezen, Ralfi-lezen, boekbesprekingen en lezen door de school stimuleren we de kinderen om zelf veel te lezen en hun favoriete boeken te promoten. Verder hebben we leesbevorderingsmaterialen op iedere locatie.
Schrijven In de groepen 1 en 2 staat vooral het voorbereidend schrijven centraal. De kinderen krijgen veel materiaal aangeboden om de fijne motoriek te bevorderen. In de groepen 3 t/m 8 wordt gewerkt met de methode ‘Schrift’. De methode groeit met de kinderen mee. De kinderen starten in groep 3 tegelijk met het aanleren van de letters bij de methodes ‘Veilig leren lezen’ en ‘Schrift’. De schrijfwijze van beide methodes komt overeen, zodat het leren schrijven met het leren lezen meeloopt. Voor het schrijven van de cijfers gaan we uit van de schrijfwijze van de cijfers die gebruikt wordt in onze rekenmethode ‘Wereld in getallen’.
Rekenen In groep 1 en 2 is dit onderdeel verweven in de lessen. Tijdens de dagelijkse activiteiten komen rekenelementen spelenderwijs en structureel aan bod: o.a. tellen, schatten, vergelijken, begrippen als veel, weinig, meer, groter, kleiner, ver en dichtbij. In de groepen 1 en 2 wordt hierbij gebruik gemaakt van de methode ‘Onderbouwd’. Vanaf groep 3 werken we met de methode ‘Wereld in getallen’. Deze rekenmethode biedt de rekenstof op een overzichtelijke en gestructureerde manier aan. Zowel voor de kinderen die moeite hebben met rekenen, als voor de kinderen die vlot rekenen, zijn er voldoende differentiatie mogelijkheden. Hierdoor kunnen alle leerlingen zo lang mogelijk in de methode blijven werken. Voor de kinderen met ernstige reken- en wiskundeproblemen die niet in de reguliere methode kunnen blijven, is er ook nog de methode ‘Maatwerk’.
Wereldoriëntatie Deze benaming omvat de volgende vakken: natuuronderwijs en techniek, geschiedenis, aardrijkskunde en topografie. In de onderbouw ligt het accent bij deze vakken dichtbij de directe leefwereld van de kinderen. Wat de kinderen bezighoudt, de seizoenen, feesten, dieren, etc. kan als uitgangspunt voor de lessen gebruikt worden. Er wordt veel met de kinderen gesproken, gewerkt en gezongen rond deze thema’s. In groep 5 verandert wereldoriëntatie meer en meer in het leren kennen van de wereld veraf. Het vertrekpunt vormt wel de directe leefomgeving en belevingswereld van de kinderen. De schooltelevisie, DVD en digi-lessen vormen een uitstekend medium om de lessen te ondersteunen. Natuuronderwijs en techniek: Voor dit vak gebruiken we de methode ‘NatuNiek’. Deze methode heeft het uitgangspunt ‘Doen!’. De leerlingen van groep 3 tot en met 8 gaan met NatuNiek zelf actief op onderzoek uit. Ze kijken, doen, voelen… en staan stil bij al die dingen die soms zo vanzelfsprekend lijken. De kinderen worden zo uitgedaagd om op onderzoek uit te gaan in hun eigen, directe omgeving. Geschiedenis: Bij dit vak starten we in groep 5 met de methode “Wijzer door de tijd”. Er wordt dan gewerkt aan de hand van thema’s, waarbij geleidelijk het historisch besef van het kind wordt ontwikkeld. Uitgangspunt daarbij is steeds het kind zelf, met zijn eigen leefwereld en zijn eigen geschiedenis
Aardrijkskunde/topografie: De methode ‘Geobas’ geeft goed aan wat de insteek van de methode is: de situatie van je eigen leefomgeving vergelijken met die van andere bewoners van onze wereld. Groep 5 verkent via de eigen woonplaats een steeds grotere omgeving. De kinderen starten met het leren lezen van een plattegrond. Het begin als het ware van de topografie. Ook hierbij verkennen we eerst onze eigen omgeving. Bij de kinderen van groep 6 staat Nederland centraal in het boek en bij de topografie. Welke verschillen en overeenkomsten zien we in de diverse streken en provincies? Het werkterrein van de kinderen wordt in groep 7 steeds groter: Europa en de verschillende landen en culturen worden behandeld. In deze groepen staat het werken met de atlas en het interpreteren van kaarten eveneens centraal. In groep 8 komen de werelddelen in beeld. Bij topografie worden de landen van de wereld behandeld. Ook bij aardrijkskunde zijn de computer en de schooltelevisie onmisbare instrumenten. Techniek: Problemen oplossen bij techniek combineert het denken en doen. Het ontwerpen, het maken en gebruiken gebeurt veelal door middel van samenwerken. Ook de creativiteit krijgt hierbij een plaats. Juist leerlingen in de leeftijdsgroep van 4 t/m 12 jaar vragen om onderwijs waarin denken en doen samengaan en waarbij de eigen leef- en belevingswereld als uitgangspunt gekozen wordt voor een verbreding en verdieping op de wereld. Bij techniek krijgen kinderen die handen en hoofd goed weten te combineren een uitgelezen kans. Techniek zit verweven in onze maatschappij en cultuur. Door het verkennen van de wereld van constructies, transportsystemen, manieren van produceren en communiceren krijgt de wereld meer structuur. Lessen in techniek maken producten en processen zichtbaar in het leven van alledag en dragen zodoende bij aan het structureren van deze alledaagse werkelijkheid. Bij het onderwijs in techniek gaat het erom dat leerlingen ervaringen opdoen met, en inzicht krijgen in, het zelf doorlopen van de stappen binnen een techniekproces. Het onderwijs richt zich daarbij op het eigen probleemoplossend handelen van de leerling en de reflectie daarop. Tevens biedt het een oriëntatie op het gebruik van materialen, energie, informatie en gereedschappen en het leren hanteren van constructie- en bewegingsprincipes.
Verkeer In alle groepen wordt er aandacht besteed aan verkeer. We gebruiken hiervoor de methode ‘Klaar… over’. In groep 7 doen de kinderen mee aan het landelijk verkeersexamen, dat bestaat uit een theorie- en praktijkgedeelte. De verkeersomgeving van de kinderen zal steeds groter worden en het leren omgaan met het verkeer vindt dan ook plaats op opeenvolgende niveaus: -
Individuele redzaamheid: Hoe gedraag ik mij in het verkeer?
-
Sociale redzaamheid: Zich er bewust van zijn dat het eigen gedrag
invloed heeft op het gedrag van andere verkeersdeelnemers en dat het gedrag van
anderen gevolgen heeft voor het eigen gedrag in het verkeer.
-
Maatschappelijke reflectie: Het verkeer met kritische ogen bekijken en inzicht krijgen in
voorkomende verkeerssituaties.
Om de kinderen daadwerkelijk ervaring op te laten doen in het verkeer zullen de kinderen regelmatig in de eigen wijk op stap gaan met de leerkracht. Engels In groep 7 en 8 wordt aandacht besteed aan de Engelse taal. We werken met de methode ‘The Team’. Deze methode is eigentijds en sluit goed aan bij de belevingswereld van de leerlingen.
Creatieve vakken Handvaardigheid/ tekenen In de groepen 1 en 2 wordt dagelijks aan de creatieve ontwikkeling gewerkt aan de hand van een thema. In de groepen 3 t/m 8 wordt eveneens aan creatieve ontwikkeling gedaan. Dit kan zijn met behulp van ouders op creatieve middagen en/of met de eigen leerkracht naar aanleiding van een thema, een feest of een project. Daarnaast wordt er in de groepen met de eigen leerkracht nog extra aan handvaardigheid gedaan. Tekenen wordt in elke groep wekelijks gegeven, waarbij opdrachten uitgevoerd moeten worden met verschillende materialen en technieken. De methode ‘Uit de kunst’ wordt als uitgangspunt genomen. Expressieve vakken Muziek, dans en drama Bij de expressieve vakken horen muziek, dans en drama. Hiervoor gebruiken we de methode ‘Moet je doen… Muziek, dans en drama’. Bij muziek en dans staat centraal het luisteren naar muziek, het bewegen op muziek en het gebruik van muziekinstrumenten. Daarnaast het aanleren en zingen van liedjes al dan niet met gebruik van muziekinstrumenten. Bij drama worden o.a. kringspelletjes en inspringspelen gedaan. Ook leren de kinderen een toneelstukje voor te bereiden, te oefenen en uit te voeren. Cultuureducatie Onder cultuureducatie vallen alle activiteiten die bijdragen aan het leren omgaan met kunst: het zelf leren maken van kunstproducten (actief), het leren kijken/luisteren naar kunstproducten (receptief) en het leren beoordelen van het kunstproduct (reflectief). Op de Vuurvlinder wordt op allerlei gebied aandacht besteed aan het bovenstaande. Te denken valt hierbij aan o.a.: bezoeken aan de voorstellingen in theater de Lampegiet; veel aandacht voor de Kinderboekenweek; actief op het gebied van creativiteit; uitnodigen van gastsprekers op allerlei gebied en het organiseren van excursies.
Lichamelijke opvoeding/bewegingsonderwijs De kinderen hebben gymles op alle locaties. Bewegingsonderwijs is bij groep 1 en 2 een dagelijkse gebeurtenis. Vaak bewegen de kinderen buiten, met of zonder spelmateriaal. Regelmatig wordt er in de gymzaal ‘gespeeld’ en wordt er gebruik gemaakt van materialen zoals grote en kleine ballen, hoepels, banken, en klim- en klautertoestellen. Tijdens de bewegingslessen in de gymzaal zijn de kinderen gekleed in hemd en onderbroek en gymschoenen met een stevige zool (liever geen balletschoentjes, omdat de zolen erg dun en glad zijn). De gymschoenen mogen geen zwarte zool hebben. De voorkeur gaat uit naar schoenen met elastiek of klittenband. De naam van uw kind graag in de schoenen schrijven. Groep 3 t/m 8 gymmen in de gymzaal. Op het programma staat zowel sport als spel, hierbij kunt u denken aan bijvoorbeeld de balspelen en oefeningen aan de toestellen. Zij behoren dan aangepaste kleding te dragen. Dit kan zijn een gym- of balletpakje of een korte broek met T-shirt en gymschoenen met lichte (géén zwarte), stroeve zool. In beide locaties krijgen groepen gymles van een vakleerkracht bewegingsonderwijs, aangesteld vanuit het sportservicepunt van de gemeente Veenendaal. •
Eenmaal per jaar wordt er door de gemeente Veenendaal een Gemeentelijke Sportdag georganiseerd
voor de groepen 5 tot en met 7. Deze dag wordt gekoppeld aan ‘koningsdag’.
De andere groepen hebben die dag een aangepast programma.
•
Daarnaast zijn er nog diverse sportactiviteiten tijdens de gymuren, opgezet door ‘school en sport’ van
de gemeente Veenendaal.
ICT-onderwijs De kinderen komen vanaf de onderbouw in contact met de computer. Dankzij onze netwerken kunnen de kinderen gebruik maken van het internet. Vanaf groep 3 wordt de computer structureel in het onderwijs ingezet. Groep 3 werkt met een leesmethode-ondersteunend programma. In de volgende groepen leren de kinderen steeds zelfstandiger omgaan met de computer. Daarbij maken ze gebruik van zowel educatieve als zakelijke programma’s. In de bovenbouw stimuleren we de kinderen werkstukken zoveel mogelijk met de computer te maken. We werken met ‘deklas.nu’. Dit internetsysteem is gericht op de basisschool. Voor meer informatie kunt u een kijkje nemen op www.deklas.nu. Ook werken wij met ‘Leerwereld’ en ‘Teleblik’. Inmiddels zijn er op iedere locatie digitale schoolborden aanwezig. Door deze borden breid je de mogelijkheid uit om gebruik te maken van internet, digitale lesmethodes, enz. Tevens kan het bord ingezet worden voor Schooltelevisie en het geven van presentaties en spreekbeurten.