1
4.14 Uitbreiding Inhoud 1 2 3 4
Uitleg bij de opdrachten Alternatieve opdracht Sleutels: opdrachten 1 en 2 Enkele tekstbesprekingen
1 Uitleg bij de opdrachten De opdrachten en de teksten staan op de website voor de leerlingen van Focus 6. Ze hebben als doel het thema van dit deel wat uit te diepen, met name dat over genocides en oorlog. Bepaal eerst welke opdracht(en) de leerlingen moeten uitvoeren en of ze het resultaat ervan voor de klas moeten presenteren. Enkele keuzemogelijkheden: a Opdracht 1-3. De leerlingen mogen in duo’s werken behalve bij opdracht 3 (verhalende teksten). b Idem + opdracht 5. De leerlingen mogen kiezen tussen opdracht 3 (verhalende teksten) en 5 (gedichten). U bepaalt of ze deze twee individueel dan wel per twee maken. c Opdracht 1-2 (per twee) + opdracht 4 (drie verhalende teksten vergelijken; individueel of per twee). d Zoals in a of b + opdracht 10 (websites beoordelen; individueel of per twee). e Opdracht 1-2 + opdracht 5 of 7 (gedichten over genocide of Wereldoorlog I; individueel of per twee). f Zoals in a of b + opdracht 6 (schilderijen over Holocaust; individueel of per twee). g Zoals in a of b + keuze tussen opdracht 6 (schilderijen over Holocaust), 8 (foto’s van Roman Visjniak) of 9 (Marc Chagall) (individueel of per twee). h Opdracht 1 en 2 + keuze tussen opdracht 3 (verhalen), 5 (gedichten over genocide) of 7 (gedichten over Wereldoorlog 1) + keuze tussen opdracht 6 (schilderijen over Holocaust), 8 (foto’s van Roman Visjniak) of 9 (Marc Chagall) (individueel of per twee). De keuzemogelijkheden die de leerlingen krijgen, kunt u elk jaar variëren. Enkele voorbeelden: - Het ene jaar opdracht 3, het andere opdracht 5. Eventueel kunt u bepaalde teksten of gedichten hieruit het ene jaar uitsluiten en andere het jaar erna. - Ook met opdracht 6, 8 en 9 kunt u jaarlijks variëren. - De leerlingen krijgen een heel ruime keuzemogelijkheid (cf. g), maar het ene jaar laat u uitbreidingsopdrachten van dit deel uitvoeren, het andere die uit een ander deel van het boek. U dicteert de precieze opdracht in de agenda of in het werkboek van 4.14. Let wel, de tekst van Loung Ung in opdracht 3 is ook opgenomen in hoofdstuk 1.5 van Focus 5 (website voor leerlingen). Controleer dus of deze al dan niet behandeld is in het vijfde jaar. Een ‘leuk’ verhaal over de geboorte van Hitler is Genesis and Catastrophe. A True Story, dat ook vertaald is. Als u wenst dat de leerlingen een en ander voor de klas presenteren, dan bepaalt u welke opdrachten daarvoor in aanmerking komen. Om te veel herhaling te voorkomen, kunt u enkele groepen opdrachten uit 4.14 laten presenteren, andere opdrachten uit andere delen van Focus 6. U kunt bij de beoordeling op dezelfde wijze te werk gaan als in 1.3. Verderop vindt u nog een alternatieve presentatieopdracht zoals in 1.3, die tegelijk kan dienen voor de evaluatie van huislectuur. Bij de evaluatie ligt het accent in de eerste plaats op de inhoud, de verwerking van de literaire of andere teksten. U kunt een globaal cijfer geven op de verschillende opdrachten. Het principe:
2
Uitstekend = 18/20 of meer. Heel goed: 16/20 of meer. Goed: 14/20 of meer. Redelijk goed: 12/20 of meer. Matig: 10/20 of meer. Redelijk zwak: 8/20 of meer. Zwak: 6/20 of meer. Erg zwak: 5/20 of meer. Bijzonder zwak: 4/20 of minder.
Wanneer de opdracht op 10 staat, halveert u dit cijfer, staat hij op 15, dan vermenigvuldigt u met ¾. Daarnaast geeft u een globaal cijfer op het taalgebruik (woordkeuze, zinsbouw, spelling, interpunctie), bv. op 5 of 10 punten. Op 5: 4 of meer is heel goed, 3,5 is goed, 3 is redelijk, 2,5 kan nog net, 2 is zwak, 1,5 of minder is heel zwak. Een alternatief is dat u een cijfer geeft voor elke opdracht afzonderlijk. Enkele mogelijkheden: 1 Opdracht 1 + 2 Op 10 punten. U trekt bv. 1 punt per fout af. 2 Opdracht 3 U kunt deze taak bv. op 15 punten zetten, 10 op de analyse en 5 op het persoonlijk oordeel. Daarnaast zet u nog bv. 5 punten op de verwoording: 4 of meer is heel goed, 3,5 is goed, 3 is redelijk, 2,5 kan nog net, 2 is zwak, 1,5 of minder is heel zwak. 3 Opdracht 4 Er staan 15 punten op het oordeel, 5 op de verwoording. 4 Opdracht 5 Zie opdracht 3. 5 Opdracht 6, 8 en 9 Er staan bv. 10 punten op de analyse en interpretatie, 5 op het oordeel en 5 op de verwoording. 6 Opdracht 7 U kunt bv. 8 punten zetten op de analyse en interpretatie van het gedicht, 5 op het persoonlijk oordeel, en 2 op de illustratie. Daarnaast zet u nog bv. 5 punten op de verwoording: 4 of meer is heel goed, 3,5 is goed, 3 is redelijk, 2,5 kan nog net, 2 is zwak, 1,5 of minder is heel zwak. 7 Opdracht 10 Op 10 punten. U trekt bv. 1 punt af telkens als u vindt dat de observatie en beoordeling onvoldoende is. 8 Opdracht 11 Dit is een reflectieopdracht waar u ook punten op kunt zetten, bv. 5.
2 Alternatieve opdracht U kunt de leerlingen ook een presentatie laten houden over een oorlogsboek en -film zoals in 1.3. Aangezien de leerlingen een boek moeten lezen, kunt u de presentatie combineren met huislectuur. Enkele suggesties: 1
Wereldoorlog 1 - Bagnold, Enid: Dagboek zonder data - Barbusse, Henri: Het vuur - Brijs, Stefan: Post voor mevrouw Bromley - Remarque, Erich Maria: Van het westelijk front geen nieuws - Tardi, Jacques: Loopgravenoorlog Films waaruit gekozen kan worden:
3 -
All Quiet on the Western Front (Lewis Milestone (beste, maar oudste versie) of Delbert Mann) Johnny Got his Gun (Dalton Trumbo) Passchendaele (Paul Gross) Paths of Glory (Stanley Kubrick)
2
Wereldoorlog 2 - Appelfeld, Aharon: Het tijdperk der wonderen (de vervolging van Joden voor de oorlog + bezoek aan zijn dorp na de oorlog) - Boon, Louis Paul: Mijn kleine oorlog - Borowski, Tadeusz: Hierheen naar de gaskamer, dames en heren - Brouwers, Jeroen: Bezonken rood (Japanse kampen) - Grossman, Vasili: Leven & lot; Een schrijver in oorlog - Heller, Joseph: Catch-22 - Hermans, Willem Frederik: De donkere kamer van Damokles - Hersey, John: Hiroshima - Ibuse, Masuji: Zwarte regen - Lauryssens, Stan: Adolf Eichmann. Boekhouder van de dood - Levi, Primo: Is dit een mens - Lewinsky, Charles: Terugkeer ongewenst - Mulisch, Harry: De aanslag; Siegfried - Sem-Sandberg, Steve: De onzaligen van Lodz - Spiegelman, Art: Maus I en II - Vonnegut, Kurt: Moeder nacht; Slachthuis-5 - Weil, Jiri: Leven met de ster Films waaruit gekozen kan worden: - Dr Strangelove (Stanley Kubrick) - The English Patient (Anthony Minghella) - Flags of Our Fathers + Letters from Iwo Jima (Clint Eastwood) - The Great Dictator (Charles Chaplin) - John Rabe (Florian Gallenberger) - Mash (Robert Altman) (eigenlijk over de Koreaanse oorlog) - The Pianist (Roman Polanski) - Saving Private Ryan (Steven Spielberg) - Schindler’s List (Steven Spielberg)
3
Vietnam - Del Vecchio, John: De 13de vallei - Herr, Michael: Verslagen uit Vietnam - Johnson, Denis: Een zuil van rook - Marlantes, Karl: Matterhorn - Ninh, Bao: Het verdriet van Vietnam Films waaruit gekozen kan worden: - Apocalypse Now (Francis Ford Coppola) - Casualties of War (Brian De Palma) - Dear America (Bill Couturie) - The Deer Hunter (Michael Cimino) - Full Metal Jacket (Stanley Kubrick) - Hamburger Hill (John Irvin) - Platoon (Oliver Stone)
4
China en de culturele revolutie - Chang, Jung: Wilde zwanen - Mi, Ai: Onder de meidoorn - Wang, Lulu: Het lelietheater
4 Films waaruit gekozen kan worden: - Farewell My Concubine (Chen Kaige) - Mao’s Last Dancer (Bruce Beresford) - Under the Hawthorn Tree (Zhang Yimou) 5
Cambodja en de genocide - Bizot, François: De poort - Ung, Loung: Eerst doodden ze mijn vader Film: The Killing Fields (Roland Joffé)
6
Rwanda en de genocide - Courtemanche, Gil: Een zondag aan het zwembad in Kigali - Jansen, Hanna: Mijn land van duizend heuvels. Getuigenis van Jeanne d’Arc Umubyeyi - Umutesi, Beatrice: Weg van de dood Films waaruit gekozen kan worden: - The Day God Walked Away (Philippe Van Leeuw) - Hotel Rwanda (Terry George) - Shooting Dogs (Michael Caton-Jones) - Sometimes in April (Raoul Peck)
7
Israël en Palestina - Folman, A. e.a.: Wals met Bashir - Grossman, David: Uit de tijd vallen; Een vrouw op de vlucht voor een bericht - Sacco, Joe: Gaza 1956; Onder Palestijnen; Reportages Film: Waltz with Bashir (Ari Folman)
8
Ex-Joegoslavië en de genocide daar - Drakulic, Slavenka: Alsof ik er niet ben - Filipovic, Zlata: Het dagboek van Zlata - Ross, Tomas: Koerier voor Sarajevo - Sacco, Joe: Fikser. Een verhaal uit Sarajevo; Moslimenclave Gorazde; Reportages - Suljagic, Emir: Briefkaarten uit het graf Films waaruit gekozen kan worden: - Welcome to Sarajevo (Michael Winterbottom) - The Whistleblower (Larisa Kondraki) - Witnesses (Vinko Bresan)
9
Irak - Fountain, Ben: Billy Lynn en hoe hij de rust overleefde - Powers, Kevin C.: De gele vogels - Sacco, Joe: Reportages - Swofford, Anthony: Jarhead Films waaruit gekozen kan worden: - Green Zone (Paul Greenglass) - The Hurt Locker (Kathryn Bigelow) - Jarhead (Sam Mendes)
10 Soedan - Bashir, Halima: Tranen van de woestijn - Eggers, Dave: Wat is de wat Film: Darfur (Uwe Boll)
5
3 Sleutels Opdracht 1 1 a b
2 3
4
Genocide: volkerenmoord; de stelselmatige uitroeiing van een volk of volksgroep. De Holocaust: de uitroeiing van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een holocaust: massale vernietiging, volkerenmoord (bv. de holocaust in Rwanda). -> Sommige mensen vinden deze term ongelukkig en gebruiken hem liever niet. Het woord komt nl. uit het Grieks en betekende oorspronkelijk ‘brandoffer (aan een god)’. c De Shoah = de Holocaust. De shoah: totale uitroeiing. -> Deze term komt van het Hebreeuwse woord voor catastrofe. d Een pogrom: een razzia tegen Joden, die gepaard gaat met plundering en moord. -> Van het Russische woord voor ‘verwoesting’. e Negationisme: de ontkenning van de Holocaust (wat volgens de Belgische wet strafbaar is). Ruimer: het ontkennen of extreem minimaliseren van in het algemeen aanvaarde historische gebeurtenissen. Wanneer er niet zomaar sprake is van een volkerenmoord, maar als men doelbewust een bepaald volk of volksgroep tracht uit te roeien. Persoonlijk: bv. de Holocaust, de genocide in Rwanda in 1994, de genocide in Armenië aan het begin van de 20ste eeuw, de genocide op de indianen tijdens de verovering door de Spanjaarden of in de VS. Persoonlijk.
Opdracht 2 1
2
3
4 5
Etty Hillesum a Middelburg, 15 januari 1914 – Auschwitz, Polen, ca. 30 november 1943 b Het denkende hart van de barak Het verstoorde leven. Dagboek van Etty Hillesum, 1941-1943 In duizend zoete armen. Nieuwe dagboekaantekeningen van Etty Hillesum c Breendonk, een doorvoerkamp. Ook: de Dossinkazerne in Mechelen. d Ze was lid van de Joodse raad en had aan deportatie kunnen ontsnappen. Ze had een bijzonder sterke persoonlijkheid en ze vond het onfair dat als zij niet ging, iemand anders in haar plaats zou moeten gaan. Volgens getuigenissen heeft ze veel mensen tot op het laatste heel veel steun geboden. Ze hebben zelfmoord gepleegd (al is er discussie wat Levi betreft): - Borowski ademde de gassen in van een oven op 1 juli 1951 (hij was er 28). - Celan sprong in de Seine in april 1970 (hij was er 50). - Primo Levi (geboren in 1919) overleed op 67-jarige leeftijd. Hij kwam ten val in een trappenhuis en viel enkele verdiepingen naar beneden. Over de manier waarop hij stierf, zijn de meningen verdeeld. Was het een ongeluk? Of was het zelfmoord? Levi-vertaler Reinier Speelman houdt het op een noodlottige val, anderen menen dat Levi is gesprongen omdat hij zijn herinneringen niet meer aankon. Bovendien, zo stelt zijn vriend Ferdinando Camon, had hij zijn levenswerk met I Sommersi en I Salvati voltooid. Bruno Schulz genoot de bescherming van een Duitse officier, Felix Landau, die zijn tekeningen en schilderijen erg bewonderde. Omdat deze een betrokken was bij de dood van een tandarts, een protegé van de SS’er Karl Günther, nam deze wraak door Schulz op straat dood te schieten. Buchenwald (1945). Wiesel bevindt zich op de tweede rij vanonder en is de zevende van links. De Nobelprijs voor de vrede.
6 6 7 8
Imre Kertesz. Simon Wiesenthal. De strepen zijn die van de vliegtuigen die over Auschwitz vlogen, maar niets deden tegen de volkerenmoord, waarvan ze wel op de hoogte waren. Er werden wel fabrieken vlakbij gebombardeerd. 9 Hermine (Miep) Gies-Santrouschitz (Wenen, 15 februari 1909) werd geadopteerd en groeide op in Amsterdam. Op 24-jarige leeftijd vond ze werk bij het bedrijf van Otto Frank, de vader van Anne. Toen de familie Frank moest onderduiken, was Miep bereid te voorzien van eten en nieuws. Ze kende de zusjes Anne en Margot al van zeer jongs af aan. Toen Otto Frank na de oorlog als enige van de kampen terugkeerde, bezorgde Miep hem het door haar gevonden dagboek van Anne (Het Achterhuis). Over haar ervaringen schreef ze een boek. 10 Theodor Adorno in 1949. Zo kort na de oorlog is het wel te begrijpen dat je zegt dat je over zo’n gebeurtenis geen literatuur kunt schrijven. De taal, laat staan de kunst, is niet in staat zoiets onder woorden te brengen. Anderzijds is Adorno’s opvatting over kunst misschien wat eenzijdig. Kunstenaars scheppen niet alleen schoonheid, de kunst dient alle domeinen van het leven te bestrijken. Door hun bijzondere talenten zijn schrijvers allicht heel goed geplaatst om over deze genocide zinvolle zaken neer te pennen en grote kunst te maken. Literatuur kan bovendien een therapeutische functie hebben. Schrijven over deze traumatische gebeurtenis kan helpen om deze te verwerken. Iedereen moet meer over deze feiten weten, zodat deze zich misschien nooit meer herhalen. Tot slot: er bestaan prachtige gedichten over de Holocaust en er zijn uitstekende verhalen, romans, films, schilderijen, beeldhouwwerken … 11 a mazzel b mesjogge c lef (gaat uiteindelijk terug op het Hebreeuws, waar het oorspronkelijk ‘hart’ betekende) d gappen e sores f heibel g smeris h smoes 12 Isaac Bashevis Singer. 13 Het antwoord is gedeeltelijk persoonlijk. - Amen (Der Stellvertreter): Constantin Costa-Gavras (2002), Holocaust. - The Boy in Striped Pyjamas: Mark Herman (2008), Holocaust. - Darfur: Uwe Boll (2009), genocide in Sudan. - The Day God Walked Away: Philippe Van Leeuw (2009), genocide in Rwanda - Escape from Sobibor: Jack Gold (1987), Holocaust. - Die Fälscher: Stefan Ruzowitzky (2007), Holocaust. - Holocaust: Marvin Chomsky (NBC) (1978), Holocaust. - Hotel Rwanda: Terry George (2004), genocide in Rwanda. - Hotel Terminus: Marcel Ophüls (1988), Holocaust. - Kapo: Gillo Pontecorvo (1960), Holocaust. - The Killing Fields: Roland Joffé (1984), genocide in Cambodja. - Nuit et Brouillard: Alain Resnais (1955), Holocaust. - Out of the Ashes: Joseph Sargent (2003), Holocaust. - The Pianist: Roman Polanski (2002), Holocaust. - The Reader: Stephen Daldry (2008), Holocaust. - Schindler’s List: Steven Spielberg (1993), Holocaust. - Shoah: Claude Lanzmann (1985), Holocaust.
7 -
Shooting Dogs: Michael Caton-Jones (2005), genocide in Rwanda. Sobibor: Claude Lanzmann (2001), Holocaust. Sometimes in April: Raoul Peck (2005), genocide in Rwanda. Sophie’s Choice: Alan J. Pakula (1982), Holocaust. La Vita è Bella: Roberto Benigni (1997), Holocaust. Un vivant qui passe: Claude Lanzmann (1997), Holocaust.
4 Enkele tekstbesprekingen De zaak 40/61. Een reportage (Harry Mulisch) (1962) 1
Het vertelstandpunt Verslag van een bezoek aan Auschwitz/Birkenau in de ik-vorm.
2
Thema’s a
b
3
De Holocaust Mulisch volgde in opdracht van Elseviers Weekblad het proces-Eichmann in Jeruzalem in 1961. Naar aanleiding hiervan beschrijft hij in het behandelde fragment zijn bezoek aan Auschwitz/Birkenau (en drie dagen daarvoor aan Majdanek) en hoe de uitroeiing in zijn werk ging. ‘40/61’ was het nummer van het proces tegen Adolf Eichmann op de rol van de rechtbank in Jeruzalem. ‘40’ verwijst naar het begin van de oorlog, ‘61’ is het jaar waarin het proces plaatshad. Hoe de Holocaust is kunnen ontstaan De schrijver probeert in De zaak 40/61 vooral te begrijpen hoe een gewone man zoals Eichmann, die aan het hoofd stond van de afdeling van de Gestapo die zich bezighield met de ‘Endlösung’, tot zulke gruweldaden is overgegaan. In het fragment wordt o.m. gezegd dat de Joden ‘volksbedervers’ (15) waren. Een belangrijke verklaring die hij in zijn boek geeft en ook in andere werken voorkomt, is dat de mens zich heeft overgeleverd aan de techniek en daarmee het proces op gang heeft gebracht dat zijn eigen ondergang zal bewerken.
Het taalgebruik
Zakelijk verslag. a
Mulisch’ toon is bitter, cynisch. Enkele voorbeelden: - 14-17: De Duitse kerken protesteren tegen de vergassing van geesteszieke Duitsers vanaf 1939, niet tegen de latere vergassing van Joden. - 17 e.v.: Eichmann vond massa-executies een onmenselijke methode, niet voor de Joden maar voor de SS’ers. Het aantal zelfmoorden onder hen was hoog, velen werden krankzinnig en alle anderen waren alcoholici geworden. Eenmaal spatten de hersens van een baby zelfs op de mooie jas van Eichmann zelf. Ook al rijdend vergassen vond hij ondraaglijk voor de manschappen. Zelf keek hij zogezegd niet door het luikje naar binnen! - 51 e.v.: Een geïnterneerde Poolse officier zegt dat zijn Poolse medegevangenen zich bedronken. Wat blijkt? Ze vierden de vergassing van 17 000 Joden. - 57: In het crematorium van Majdanek zijn de wanden overdekt met namen van bezoekers.
8 -
58-60: Achter het crematorium was een kuip waarin een SS-arts elke dag een bad nam in water verwarmd door de oven van de gaskamer. - 61-63: Hij ziet achter het crematorium ‘ook een klein plasje braaksel, van een der kinderen, van te veel zuurtjes eten’, dus niet als gevolg van de gruwelen die in Majdanek gebeurd zijn. - 69-70: Auschwitz werd gekozen omdat het een moerassig gebied is en de lucht epidemieën bevordert. - 87: Zyklon B was eigenlijk een verdelgingsmiddel voor insecten. - 92-9: Maar één persoon heeft de vermolmde galg gebruikt, Rudolf Höss. Hij had ingezien dat de vergassing verkeerd was, niet om ethische redenen evenwel, maar omdat ze de Joodse zaak uiteindelijk vooruit zou helpen. - 104: Het kamp verdiende bijna 13 miljoen rijksmark door mensen als slaven te laten werken voor I.G. Farben. Daarnaast werd geld verdiend met de bezittingen van de Joden (131 e.v.). Daarmee konden ze o.m. het gas betalen, geleverd door I.G. Farben (210 e.v.). - 137-139: Zweedse Rode Kruisdelegaties meldden dat ‘Auschwitz weliswaar een verschrikkelijk oord was, maar dat de geruchten over volkerenmoord in Auschwitz uit de lucht gegrepen waren.’ - 156-157: ‘De koeien van de SS hadden dezelfde barakken, maar dan voorzien van een cementen bodem en luchtverversing.’ - 166-167: Kinderen en hun moeders werden meteen vergast ‘om de SS scheidingstaferelen te besparen’. - 169 e.v.: Getuigenissen over de vergassing. <-> 186 e.v.: Het dagboek van een kamparts over wat hij heeft gegeten en de storende ‘Sonderaktionen’. - 195 e.v.: De gaskamers werden goed verwarmd omdat dit nodig is voor de goede werking van Zyklon B. Door het wegspuiten van het bloed en de uitwerpselen van de slachtoffers bleven ze vanzelf vochtig genoeg. - 210 e.v.: De winst van het I.G. Farben Konzern, dat Zyklon B leverde, en het octrooi dat Topf & Söhne verwierf voor een ‘methode en toestel voor het verbranden van lijken, kadavers en delen ervan’. De functie van dit overvloedig cynisme Een cynicus is veelal een zwaar ontgoochelde idealist. De ‘humor’ dient in essentie om de werkelijkheid draaglijker te maken en om zijn woede uit te drukken. (Soort bittere aanvaarding van de slechtheid van de mens.) b
Taalmanipulatie Enkele voorbeelden van eufemismen: - het gas wordt leeggeschud door ‘desinfecteuren van de gezondheidsdienst’ (87-88); - Arbeit macht frei (97); - KL (112) = concentratiekamp; - Aktion Reinhard (125) = het overbrengen van de eigendommen van de Joden naar Duitsland; - Endlösung (147) = de beslissing om de Joden volledig uit te roeien; - Sonderaktion (188 e.v.) (bijzondere actie) = Joden selecteren voor de gaskamers of om te werken. Opvallend: Mulisch gebruikt het eufemisme ‘concentratiekamp’ niet, hij heeft het altijd over ‘vernietigingskampen’. 4
Literair-historische context
Net als veel andere schrijvers stapte Mulisch in de jaren ‘60 af van de fictie (vgl. de bespreking van Pieter Daens van Louis Paul Boon). Het boek is een documentaire roman, de auteur zelf noemt het een reportage. De voordelen van dit genre: direct, levensecht, veel informatie.
9
Het nadeel: afstandelijker. Mulisch vangt dit wel op door veel te citeren en allerlei persoonlijke observaties of feiten in de tekst te verwerken.
De Tweede Wereldoorlog speelt in heel wat boeken van Mulisch een belangrijke rol, o.a. Het stenen bruidsbed (1959) en De aanslag (1982). Zijn vader was afkomstig uit een stadje in de buurt van Auschwitz. Uit Wikipedia: Mulisch’ vader werd op 10 juli 1892 geboren in Gablonz an der Neiße in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije (nu Jablonec nad Nisou in Tsjechië). In de Eerste Wereldoorlog was hij commandant van een batterij zware bereden veldartillerie aan het Russische, Italiaanse en Franse front. Na de oorlog emigreerde hij naar Nederland. Mulisch’ moeder, Alice Schwarz zag op 16 maart 1908 te Antwerpen het levenslicht als dochter van een Joodse bankier uit Frankfurt am Main. Door hun vriendschappelijke contacten met Duitse officieren vluchtte het gezin Schwarz van Vlaanderen naar Nederland. Aldaar ontmoetten Mulisch’ ouders elkaar via haar vader, die de oorlogsveteraan aan een baan hielp. In 1936, toen Mulisch negen jaar was, scheidden zijn ouders. Zijn moeder verhuisde naar Amsterdam (en zou in 1951 naar Californië emigreren), terwijl Harry bij zijn vader, K.V.K. zoals hij hem later in zijn geschriften vaak noemde, in Haarlem bleef. In de oorlogsjaren was Mulisch’ vader in opdracht van de nazi’s directeur personeelszaken van Lippman-Rosenthal & Co. Dit bankiershuis had de taak geconfisqueerde Joodse bezittingen, zoals tegoeden, effecten en andere kostbaarheden, te ‘beheren’. Dankzij de samenwerking met de nazi’s was K.V.K. in staat zijn Joodse ex-vrouw en zijn Joodse zoon uit Duitse handen te houden. Harry’s groot- en overgrootmoeder van moeders kant zijn in 1943 naar concentratiekampen weggevoerd. Doordat Mulisch enerzijds de zoon was van een collaborateur en anderzijds een kind van een Joods slachtoffer leefde hij in een merkwaardige positie. Deze omstandigheden leverden stof op voor een groot deel van zijn werk. Het heeft hem duidelijk gemaakt hoe ingewikkeld dingen als ‘goed’, ‘kwaad’ en ‘schuld’ liggen. Dit is waar zijn werk vooral over gaat. Een gevleugelde uitspraak van hem is: ‘Ik heb de oorlog niet zozeer ‘meegemaakt’, ik ben de Tweede Wereldoorlog.’ Na de bevrijding zou vader Mulisch worden opgepakt wegens collaboratie.
Het ketelhuis (Jona Oberski) (1978) 1
Het vertelstandpunt Personaal, in de ik-vorm. Sommige critici stellen dat hij te jong was om zich alles nog zo goed te herinneren. Maar: - het gaat om een wel heel bijzondere ervaring waarover hij later allicht nog vaak heeft gepraat en nagedacht; - hij tracht zo veel mogelijk het denken van een erg jong kind weer te geven in een simpele taal; het is meer een exemplarisch dan een puur autobiografisch verhaal (zie punt 6a).
2
Het belangrijkste personage De ik-figuur Aan het begin van het verhaal is hij drie, in het fragment waarschijnlijk vijf-zes jaar. Hij vindt zichzelf geen klein kind meer, hij wil erbij horen en doet stoer. - Hij heeft gezegd dat hij zijn vader heeft zien sterven en dat hij hem een kus heeft gegeven. Enkele grotere kinderen dagen hem nu uit het ‘ketelhuis’ binnen te gaan en hij gaat erop in. Ze moeten hem er zelfs uit komen halen. Nadien beweert hij dat
10
hij het lijk van zijn vader gezien heeft en hij daagt de anderen uit om mee te gaan kijken. - Achteraf doet hij ook vrij stoer tegen zijn moeder. Hij stuurt haar allerlei verwijten toe, maar huilt uiteindelijk als een kind. Naïef: - De betekenis van alle gruwelijkheden in het verhaal lijkt hem te gaan. - In het fragment weet hij niet dat het ketelhuis eigenlijk het knekelhuis is. Hij lijkt bovendien niet goed te beseffen wat de dood betekent (bv. als hij de vele lijken ziet en dat van zijn vader zoekt) en dat het aanraken ervan infecties kan veroorzaken.
3
Thema a De Holocaust of Shoah: de systematische uitroeiing van de Joden in de Duitse concentratiekampen tijdens de Tweede Wereldoorlog. b Hoe het is om kind te zijn in zo’n kamp Het boek vertelt hoe een klein kind en zijn familie proberen te overleven. Centraal staat hier ook de dood. c Een kleine jongen die erbij wil horen en ingaat op de uitdaging van oudere kinderen. Die spelen eigenlijk een wreed spelletje als ze hem op de proef stellen.
4
Het taalgebruik Vrij eenvoudig. De zinnen zijn meestal kort, er zijn geen moeilijke woorden. Dit past bij het vertelstandpunt. De auteur geeft zijn ervaringen realistisch en zakelijk weer zonder diep in te gaan op zijn persoonlijke emoties. Misschien vond hij het te zwaar om daarover te schrijven.
5
De titel Deze suggereert zorgeloosheid en geborgenheid, maar dit contrasteert scherp met de werkelijkheid.
6
Context a Hoe autobiografisch is het verhaal? Jona Oberski is geboren in 1938 in Amsterdam, waar zijn ouders uit Duitsland naartoe waren gevlucht in de jaren ‘30. Tijdens de oorlog werden ze opgepakt en gedeporteerd naar Bergen-Belsen, waar eerst zijn vader en later zijn moeder om het leven kwamen. Daarna kwam hij in een pleeggezin terecht. Uiteindelijk werd hij kernfysicus. Het idee voor het boek ontstond tijdens een workshop o.l.v. de dichteres Judith Herzberg, wier ouders in hetzelfde concentratiekamp zaten, maar het hadden overleefd. De auteur heeft in interviews verklaard dat de ik-figuur en de schrijver uit elkaar gehouden moeten worden: ‘Het is niet goed als ze het op mij kunnen projecteren met de gedachte: het is niet zo erg, het is toch allemaal nog goed gekomen.’ Het hoofdpersonage van zijn roman ‘De eigenaar van niemandsland’ zegt het volgende: ‘Sommige thema’s in het boek berusten op mijn ervaring, sommige zal ik hebben verzonnen. In hoeverre het boek in details waar is, daarvan heb ik geen idee. Hoe zou ik het ook kunnen weten …’ Oberski heeft dus zeker geput uit eigen ervaringen, maar hij heeft deze een exemplarisch karakter willen geven: het gaat over een zogenaamd willekeurig en naamloos kind dat een deel van zijn jeugd doorbrengt in Bergen-Belsen. Om het algemeen te houden, geeft hij ook geen commentaar op de gruwelijkheden: het kind neemt gewoon waar, het is trouwens te jong om alles te interpreteren. b
Een novelle Oberski noemt zijn boek een novelle, d.i. een verhaal dat korter is dan een roman en zich concentreert op een belangrijk moment in het leven van de hoofdfiguur dat een
11 soort keerpunt is. Op het einde van de oorlog is de naïeve verteller niet echt een kind meer. In het fragment wordt hij van een moederskind een kampkind, met zijn eigen vrienden. c
Literair-historische context Kinderjaren is het getuigenis van een overlevende van de kampen en dus een voorbeeld van bekentenisliteratuur.
Eerst doodden ze mijn vader (Loung Ung) (2000) (cf. Focus 5, website voor leerkrachten bij hoofdstuk 1.3) 1
Het vertelstandpunt
Personaal in de ik-vorm (soms wordt de wij-vorm gebruikt). Sommige critici verwijten Loung Ung dat het perspectief niet klopt: - ze is te jong om bepaalde zaken te kunnen weten, - het taalgebruik is te moeilijk voor zo’n jong kind. Ter overweging: - Er zijn schrijvers die zich helemaal trachten te verplaatsen in de geest van zo’n klein kind. Dit registreert de gebeurtenissen dan gewoon zonder alles te begrijpen. De lezers weten meer door gegevens die van andere personages komen en door hun achtergrondkennis. In Kinderjaren van Jona Oberski gaat de kleine Jona op een bepaald moment naar het zgn. ketelhuis. Dit blijkt echter een knekelhuis te zijn, waarin zich o.a. het lijk van zijn moeder bevindt. Door de beschrijvingen, de informatie van andere kinderen en onze kennis over de Holocaust is alles perfect verstaanbaar. In Eerst doodden ze mijn vader zegt de verteller op bepaalde momenten uitdrukkelijk dat de informatie van anderen komt, bv. haar oudere broer Kim. - Loung Ung beschrijft geen korte periode, maar vijf jaar uit haar leven. Ze wou ook niet in de eerste plaats een kunstwerk schrijven, maar haar belevenissen zo direct en levendig mogelijk weergeven. De onaangepaste zinsbouw en woordkeuze vallen daardoor niet echt op. 2
Opbouw
Een chronologisch verhaal. Elk hoofdstuk verwijst naar een maand en jaar. 3
Het belangrijkste personage
Loung Ung - In 1977 is ze zeven jaar. Ze lijdt dan al zo’n twee jaar onder de terreur van de Rode Khmers: o Haar vader, een hoge regeringsfunctionaris, werd als eerste vermoord. o Haar broer Kim wordt zwaar gestraft nadat hij is betrapt bij het stelen van voedsel. o Ze verblijft in kampen en moet uiteindelijk afscheid nemen van al haar familieleden. o Haar oudere zus Keav is omgekomen, allicht door het zware werk. - Ze beseft dat ze niet mag opgeven, anders gaat ze er zelf aan. Haar vader komt toch niet terug. Ook haar haatgevoelens houden haar recht. - Ze begrijpt snel hoe ze moet overleven: o Ze doet in het nieuwe kamp alsof haar ouders dood zijn. Ze zegt dat het boeren waren die gestorven zijn in dienst van de revolutie. Deze leugen is extra moeilijk omdat men in de Chinese cultuur gelooft dat spreken over iemands dood het sterven dichterbij brengt.
12 o
4
Ze doet enorm haar best. Hoewel ze de jongste is, werkt ze zelfs het hardst. Omdat ze blijkbaar sterk genoeg is, wordt ze naar een militair opleidingskamp gestuurd. o Ze doet tegen Met Bong alsof ze blij is dat ze naar dit kamp mag, hoewel ze het land haat dat haar vader heeft vermoord. Ze neemt met heel veel pijn in het hart afscheid van Chou. o Hoewel ze niet alles begrijpt en tegen de Angkar is, roept ze tijdens de indoctrinatie mee met de anderen. o Ze kookt inwendig wanneer Met Bong haar zegt dat kinderen hun ouders moeten doodschieten als ze de revolutie niet steunen, maar zegt niets. In het laatste kamp hoort ze voor het eerst in twee jaar mensen lachen en er wordt gezongen en gedanst. Ze is blij wanneer haar gevraagd wordt danseres te worden. Thema a
De strijd om te overleven tijdens de genocide in Cambodja Het leven in de kampen is heel zwaar: - Er is afwisselend gedurende een paar maanden net voldoende voedsel en bijna niets, waardoor veel mensen omkomen van de honger. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de Vietnamezen: als een inval dreigt, worden voedsel en andere zaken naar China geexporteerd in ruil voor wapens. - Hele gezinnen verdwijnen plots. Alle verwanten van terechtgestelden worden om het leven gebracht omdat gevreesd wordt dat ze later wraak zullen nemen. Daarom besluit Loungs moeder drie kinderen (Kim, Loung en Chou) weg te sturen naar verschillende heropvoedingskampen (in drie verschillende windrichtingen) waar ze zich moeten voordoen als wezen. Ze moeten een nieuwe naam kiezen en deze voor elkaar geheimhouden. - In het tweede kamp moet ze van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat in de brandende zon werken. Het putwater mogen ze niet gebruiken om te drinken of zich te wassen. - In het water op de velden zitten bloedzuigers. Als ze die probeert kwijt te raken, roept Met Bong dat ze lui is en voort moet werken. Haar zus Keav is allicht gestorven door het veel te harde werk. Loung Ungs verhaal is, zoals ze bij het begin van het boek schrijft, ‘exemplarisch voor wat miljoenen andere Cambodjanen hebben meegemaakt. Als u destijds in Cambodja had geleefd, was het ook uw verhaal geweest.’ b
De ontmenselijking in een totalitaire maatschappij Enkele politieke fanatici trachten hun totaal ontspoorde utopie te realiseren. Alles moet wijken voor het hogere groepsideaal: - De mensen mogen niet zelfstandig denken of hun emoties tonen. In het tweede en derde kamp worden de kinderen dagelijks geïndoctrineerd. Wie het niet eens is of zich onvoldoende inspant, riskeert zijn/haar leven. - Persoonlijke voorwerpen worden verbrand, bv. Loungs rode jurk en zwarte schoenen. Iedereen moet er identiek uitzien: hetzelfde zwarte pak met een rode sjaal en dezelfde korte haarsnit. Zelfs kleine kinderen worden niet gespaard: - Loung moet in moeilijke omstandigheden hard werken en afscheid nemen van haar familie. - De kinderen moeten iedereen aangeven die ze van verraad aan de revolutie verdenken, ook hun ouders en familie. Ze moeten zelfs leren hun ouders zonder aarzelen dood te schieten. - Alle kinderen van acht jaar en ouder worden door soldaten bijeengebracht in kampen, waar ze een opleiding en taak krijgen.
13 5
Ruimte
Op het platteland in afgesloten kampen, die de situatie in het hele land weerspiegelen. 6
Het taalgebruik
-
Eenvoudig en direct. Er worden geen speciale stijlmiddelen gebruikt. Soms schrijft de auteur wel erg stuntelig. Er is bv. heel wat woordherhaling. Twee passages ter illustratie: Het kamp bestaat uit zes hutten met strodaken die veel op onze hut lijken, behalve dan dat deze langer en breder zijn. Ertegenover staan twee open hutten die in gebruik zijn als gaarkeuken en drie kleinere hutten waar de opzichters wonen. Het kamp is aan alle kanten omgeven door enorme moestuinen. In een van die tuinen zitten ongeveer vijftig kinderen op een rij neergehurkt onkruid te wieden en groenten te planten. Nog eens vijftig kinderen staan in een rij bij de waterputten en zijn bezig de tuinen te bevloeien. Ze geven emmers water aan elkaar door, waarbij de laatste in de rij de emmer leeggiet en ermee terugloopt naar de put. Met Bong brengt me naar een ander kamp, een uur lopen van het vorige. Ik weet niet wat ik van het nieuwe kamp moet verwachten, maar als Met Bong zegt dat het een trainingskamp is voor kindsoldaten, neem ik aan dat het een groot en zwaarbewapend kamp zal zijn, waar veel soldaten wonen. Het nieuwe kamp blijkt echter bijna identiek te zijn aan het vorige.
7
Historische context
Cambodja was een Franse kolonie die in 1953 onafhankelijk werd. Wanneer Norodom Sihanouk (ex-koning en socialist) in 1963 optreedt tegen de communisten, slaan Pol Pot (een leraar) en zijn kameraden op de vlucht. Ze trekken o.m. naar China en Vietnam voor verdere training. Intussen is de oorlog in Vietnam in alle hevigheid bezig. Sikanouk probeert een neutrale houding aan te nemen, maar hij laat enerzijds Amerikaanse vliegtuigen over zijn grondgebied vliegen en anderzijds Vietcongsoldaten via Cambodja optrekken naar ZuidVietnam. De Amerikaanse bombardementen op deze geheime routes (vanaf 1969) drijven de Vietcong en in hun spoor de Rode Khmer dieper het binnenland in. Wanneer Sihanouk in 1970 in het buitenland is, pleegt generaal Lon Nol een staatsgreep. Hij tracht de Vietnamezen het land uit te drijven, maar het Cambodjaanse leger lijdt zware verliezen. De Rode Khmers profiteren hiervan om een steeds groter deel van het land in te palmen. Ondanks Amerikaanse valt de hoofdstad Pnom Penh op 17 april 1975. Twee weken later, op 30 april, trekken de laatste Amerikanen weg uit Saigon. De Rode Khmer was oorspronkelijk een linkse beweging die in opstand kwam tegen het Franse koloniale bewind. Hun leider was Pol Pot (Broeder Nr. 1). Net als Mao wilden deze communistische revolutionairen terug naar een agrarische maatschappij waarin iedereen gelijk is. Ze schaften het geld af en noemden hun land Democratisch Kampuchea. Elk detail van het dagelijkse leven werd voortaan bepaald door de Angkar, de geheime organisatie achter de Rode Khmer. Enkele uren al na de inname van Pnom Penh werd iedereen naar het platteland gestuurd; binnen een week was de hele stad verlaten. Uiteindelijk moest bijna de hele bevolking verhuizen om in kampen dwangarbeid te verrichten. De Rode Khmers waren ook tegen scholen en alles wat naar de moderne beschaving verwees omdat de mensen erdoor bedorven worden. Geestelijken, geschoolden, mensen die een vreemde taal spraken of een bril droegen enz. werden opgepakt en geëxecuteerd. Hun familieleden werden later eveneens afgemaakt uit vrees dat ze ooit in opstand zouden komen. Uiteindelijk kwam ongeveer 25% van de bevolking (ongeveer 1,7 miljoen mensen) om het leven, gewelddadig of door ziekte of gebrek aan voedsel. Wie kon, vluchtte naar het buitenland. Loung Ung was een van de gelukkigen die daarin slaagde. Ze woont nu in de VS.
14
In 1978 viel het Vietnamese leger Cambodja binnen omdat er te veel grensincidenten waren. Zeventien dagen later stonden ze in Pnom Penh. De Rode Khmers trokken de jungle in of vluchtten naar het buitenland. Zo kwam er een einde aan de terreur. Doordat het Westen tegen het communistische Vietnam was, kon Pol Pot echter rustig in Thailand verblijven. Toen de Vietnamezen Cambodja in 1989 verlieten, kwam een coalitie van verschillende partijen aan de macht. De Rode Khmers verhoogden hun guerrilla-activiteiten aan de Thaise grens en controleerden al vlug grote delen van het land. Ze verloren wel de steun van de VS en China. Pas wanneer een van de topfiguren, Ieng Sary, in 1996 de wapens neerlegde in ruil voor immuniteit, begon hun echte val. Er volgde een algemene amnestie, waardoor veel strijders overliepen. In 1997 stierf Pol Pot; het is onduidelijk of hij vermoord is of een natuurlijke dood is gestorven. Tot nog toe is er nog altijd geen proces gevoerd tegen de leiders van de genocide. De schrik bestaat dat het de gemoederen te veel zou doen oplaaien en tot een nieuwe strijd zou leiden. 8
Literair-historische context
Eerst doodden ze mijn vader is een voorbeeld van bekentenisliteratuur. Het is een realistisch autobiografisch verhaal, een van de vele historische getuigenissen van een volkerenmoord. Het accent ligt minder op het literaire gehalte dan op de weergave van de feiten, de emoties, de aanklacht. Om de authenticiteit te waarborgen, bevat het boek o.m. foto’s van haar familie.
In mijn land van duizend heuvels (Hanna Jansen) (2004) 1
Het vertelstandpunt
Het boek is geschreven door de adoptiemoeder van het hoofdpersonage. Zij tracht de gebeurtenissen zo veel mogelijk door de ogen van Jeanne te vertellen, in de hij-vorm, maar er zijn nogal wat stukken die niet personaal zijn. Enkele voorbeelden: - Jeanne keek naar de eucalyptusbosjes waar meerdere mannen bezig waren met het graven van twee diepe kuilen. -> i.p.v. bijvoorbeeld: In de eucalyptusbosjes waren meerdere mannen … - Een stoet auto’s als deze had Jeanne al een paar keer eerder gezien. Maar de betekenis van hun woorden, die ze begeleid door vrolijke, harde muziek door een megafoon riepen, was nooit tot haar doorgedrongen. Meestal werden de kinderen wanneer zich iets dergelijks bij hun school voordeed, eerder naar huis gestuurd. - Jeanne, Claudine en Saphina begonnen echter weer te hinkelen alsof er niets was gebeurd. Ze speelden tot de middag, waarna ze bijna vergaten te eten. Bovendien zijn er in het boek tussendoor stukken over vandaag (in de ik-vorm) die duidelijk van Hanna Jansen zelf afkomstig zijn. Het vertelstandpunt is bijgevolg auctoriaal. 2
Opbouw
Er zijn twee verhaalniveaus: a Een chronologische weergave van Jeannes overlevingsstrijd. b Korte cursief gedrukte teksten tussen elk hoofdstuk die zich afspelen in het heden. De auteur geeft hierin gesprekken weer tussen haar en haar adoptiefdochter. Geregeld gaat het over het boek dat Hanna Jansen aan het schrijven is. 3
De belangrijkste personages
15 Jeanne (haar koosnaam is Dédé) - Acht jaar ten tijde van de genocide. - Haar ouders zijn onderwijzers, waardoor ze zich een bediende kunnen veroorloven. - Ze ziet hoe haar moeder dood geknuppeld wordt. Later wordt haar broer Jando afgeranseld en met een hooivork vermoord. - Haar tweede naam is ‘d’Arc’: ze heeft gestreden voor haar leven. - Met de hulp van een buurvrouw weet ze te ontsnappen. Na de genocide wordt ze geadopteerd door een Duits gezin. 4
Thema a
b
De strijd om te overleven tijdens de genocide in Rwanda De leden van een Hutu-militie zingt in het dorp een lied waarin ze zeggen dat ze alle Tutsi’s zullen vermoorden. De kuil die enkele mannen aan het graven zijn, blijkt bedoeld te zijn als hun graf. Enige tijd later begint de slachting. Sommige mensen die achtervolgd worden, besluiten naar het gemeentehuis te gaan om zich dood te laten schieten om snel te sterven. De moordenaars zijn erg wreed: een hooivork in het achterhoofd van haar broer, haar tante zonder benen … (Rassen)haat en hebzucht De Hutu’s koesteren haatgevoelens t.o.v. de Tutsi’s. Toch blijkt dat velen in de eerste plaats uit zijn op hun geld en bezittingen. Enkele voorbeelden: - Wanneer enkele Tutsi’s zich snel dood willen laten schieten, blijkt dat de Hutu’s daarvoor geld vragen. - In het rietveld worden ze gevonden door enkele jonge kerels. Wanneer Jeannes vader hen geld geeft, vertrekken ze. Een man die niet tot haar familie hoort, wordt echter vermoord. - De mannen door wie ze in hun schuilplaats in het huis van de burgemeester worden gevonden, dragen ‘elegante, glanzende leren schoenen’. - De man die haar broer heeft gedood, steelt ook zijn kleren. Sommige jonge meisjes die nog leven, worden in dienst genomen als dienstmeid of krijgen een huwelijk aangeboden. Toch zijn er ook Hutu’s die hun Tutsi-vrienden helpen, bv.: - Bernard helpt Jeanne, haar vader en anderen schuilen in het rietveld en geeft ze dekens en eten. - De huisjongen van de burgemeester bezorgt ze een schuilplaats (of was het een valstrik?). - Iemand ontfermt zich ook over de kleine Alain. - Vincent, een vriend van haar tante, tracht Jeanne te helpen, maar wordt door andere Hutu’s afgedreigd. - Jeanne wordt geholpen door een buurvrouw en kan zo uiteindelijk aan de genocide ontsnappen.
5
De ruimte Op het platteland. De Tutsi’s worden bijeengebracht in het gemeentehuis, schuilen in een rietveld of kleine kamer ...
6
Het taalgebruik Eenvoudig en direct. In de cursief gedrukte teksten probeert de auteur doorgaans iets poëtischer te schrijven, hoewel de tekst daardoor soms op het randje is van de sentimentaliteit.
7
De sociaal-historische context
De oudste inwoners van wat nu Rwanda is, waren pygmeeachtige jager-verzamelaars, de Twa’s. Voor ongeveer 700 v. Chr. arriveerden de Hutu’s, een Bantoestam, op zoek naar goede
16 landbouwgrond. Door hun komst werden de Twa’s al snel een minderheid; ze trokken zich terug in de wouden. Een hele tijd later vestigden de Tutsi’s (= eigenaars van vee) zich in Rwanda en Burundi. Wanneer precies is onzeker: sommigen zeggen ergens voor de 10de eeuw n. Chr., anderen denken dat het na de 14de eeuw gebeurde. Ze kwamen uit het noorden of noordoosten, hielden vee en waren groter van gestalte. Op de een of andere manier ontstond een feodaal koninkrijk met aan de top de Tutsi’s. In ruil voor bescherming verleenden de Hutu’s diensten aan hun meesters. Een Hutu die voldoende vee verwierf, kon echter een Tutsi worden net zoals een Tutsi die zijn vee verloor, gedegradeerd werd tot een Hutu. Wie vee had, was zijn eigen baas en kon met een Tutsivrouw trouwen. De Twa’s verwierven maar heel zelden een hogere sociale positie, hetzij Tutsi of Hutu. De drie stammen spraken in elk geval dezelfde taal, het Kinyarwanda (een Bantoetaal). Eeuwenlang bleef Rwanda sterk geïsoleerd van de rest van Afrika. Er is niets bekend over Arabische slavenhandelaars of Aziatische handelaars zoals in de rest van Oost- en MiddenAfrika. Zelfs de grote Amerikaanse ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley raakte het land niet binnen: hij moest op de vlucht voor een regen pijlen. Hoewel nog geen Europeaan er officieel was geweest, werden Rwanda en Burundi op de Conferentie van Berlijn in 1885 toegewezen aan Duitsland: Ruanda-Urundi werd een deel van Duits Oost-Afrika. De eerste Duitser die formeel Rwanda binnenging, was graaf Gustav Adolf von Götzen en dit op 4 mei 1894. Toen hij de hand schudde van de koning – een schandaal dat naar men vreesde onheil over het land zou brengen – was niemand op de hoogte dat het koninkrijk al negen jaar aan Duitsland toebehoorde. De Duitsers stelden tot hun verbazing vast dat hun nieuwe kolonie heel strak georganiseerd was. Ze besloten de plaatselijke machtsstructuur te behouden en de stamhoofden te gebruiken bij het bestuur. In 1916, tijdens de Eerste Wereldoorlog, viel het Belgische leger Ruanda-Urundi binnen en nam België de controle over dit gebied over. Het bestuur ervan werd in 1919 officieel aan ons land toevertrouwd door de voorloper van de huidige VN. België had geen volledige controle over Rwanda en Burundi, maar moest jaarlijks verantwoording afleggen. Toch maakte men ernstig werk van de kolonisering: er werden wegen aangelegd, scholen en ziekenhuizen gebouwd, nieuwe en betere landbouwmethodes ingevoerd, enz. België behield net als de Duitsers de bestaande hiërarchische structuur, maar beperkte de macht van de koning en stamhoofden. De Hutu’s bleven dus tweederangsburgers, de Twa’s werden nauwelijks erkend. De Belgen waren net als de Duitsers geïntrigeerd door de sterke fysieke verschillen tussen de inwoners en begonnen deze wetenschappelijk te bestuderen (althans volgens de normen van de wetenschap van toen): ze maten de gestalte, de vorm en omvang van de schedel enz. Zo identificeerden ze wie Tutsi, Hutu of Twa was. In 1935 werden dan identiteitskaarten uitgevaardigd waarin stond tot welke groep iemand behoorde. Wanneer (ten gevolge van eeuwenlange gemengde huwelijken) niet duidelijk was of iemand Tutsi dan wel Hutu was, werd wie rijk was en/of meer dan tien koeien had, beschouwd als een Tutsi. Ten tijde van de genocide in 1994 bestonden deze identiteitskaarten nog altijd. De VN-commissie die Rwanda en Burundi bezocht in 1948, had zware kritiek op de ondergeschikte positie van de Hutu’s en Twa’s, en op de bevoordeling van de Tutsi’s in het onderwijs. Vanaf ongeveer 1950 stelden ook Hutuleiders dat de discriminatie moest stoppen. Hoewel het feodale systeem van dienstbaarheid aan een meester in 1954 officieel werd afgeschaft, bleef het in de praktijk vaak nog bestaan. De katholieke kerk was intussen helemaal pro-Hutu geworden, enige tijd later volgde de Belgische regering. Toen een Hutuleider in 1959 werd aangevallen, trokken Hutubendes door het land: ze staken huizen in brand, plunderden en vermoordden Tutsi’s. Er volgde een reactie, maar de koloniale overheid kon de rellen snel bedaren. Het land kwam echter onder militair bestuur. Kolonel Guy Logiest, die helemaal aan de kant van de Hutu’s stond, verving de Tutsileiders door Hutu’s. Hij deed weinig tegen aanvallen tegen Tutsi’s. Grote aantallen Tutsi’s vluchtten het land uit. In 1961 werd de Tutsimonarchie afgeschaft en in 1962 werd Rwanda een onafhankelijke republiek. Het geweld tegen de Tutsi’s bleef helaas voortduren. Ongeveer 135.000 waren er al gevlucht. Een van hen was de kleine Paul Kagame, de huidige president. Aangezien de Tutsi’s toen ongeveer 9% van de bevolking uitmaakten, werden quota ingevoerd waarbij zij maar 9% van de plaatsen op school kregen, 9% van de jobs enz. Af en toe waren er aanvallen vanuit
17 aangrenzende landen door Tutsibendes. Het gevolg: de moord op zo’n 10.000 Tutsi’s in 1963. Onder president Habyarimana verbeterde de situatie wel een beetje. Onder westerse druk accepteerde hij het principe van de meerpartijendemocratie. In oktober 1990 viel de RPF, een leger dat voornamelijk bestond uit Tutsi’s die naar Oeganda waren gevlucht, Rwanda binnen om de democratie te herstellen. Met Franse, Duitse en Congolese hulp werd de aanval afgeweerd. Habyarimana besloot toen het leger te versterken en meer wapens aan te kopen. Het leger begon toen echter ook burgerlijke milities te trainen en bewapenen, die bekend raakten als ‘interahamwe’. Zo’n 2000 Tutsiburgers en Hutu’s die tegen de regering waren, kwamen tussen oktober 1990 en december 1992 om het leven. In Arusha (in Tanzanië) werd in augustus 1993 eindelijk een internationaal akkoord afgesloten: het land zou democratischer bestuurd moeten worden, vluchtelingen zouden het recht krijgen terug te keren, de RPF zou opgenomen worden in het leger …, dit allemaal onder toezicht van de VN. Extremisten aan beide kanten waren sterk gekant tegen deze regeling. In Rwanda zond ‘Radio-Télévision Libre des Mille Collines’ voortdurend haatboodschappen uit. Op 6 april 1994 werd dan het vliegtuig van president Hayarimana met een raket neergehaald. Tot van-daag is het onduidelijk wie daarvoor verantwoordelijk was. In elk geval was dit het begin van de volkerenmoord. Hoewel een overloper vooraf al aan Generaal Dallaire van de VN had meegedeeld dat de interahamwe zich bewapend hadden en een systematische slachtpartij hadden voorbereid, werd dit genegeerd in New York. Op drie maanden tijd werd bijna een miljoen mensen vermoord, hoofdzakelijk Tutsi’s. Twee dagen na de dood van de president viel het RPF, onder leiding van Paul Kagame, Rwanda binnen. De VN-troepen bestonden uit slechts 2500 soldaten, die volgens hun mandaat niet tussen konden komen en dus enkel machteloos konden toekijken. Na de moord op 10 Belgische soldaten werden alle Belgische militairen zelfs teruggetrokken. Gelukkig namen de RPF-troepen al op 4 juli Kigali in. De Huturegering vluchtte naar Congo met in haar spoor duizenden vluchtelingen. Op 18 juli kondigde de RPF-regering aan dat de oorlog gewonnen was, maar er werd nog een hele tijd verder gestreden in Congo. Af en toe waren er ook guerrillaraids door de interahamwe vanuit dit land. Vandaag is de situatie in Rwanda rustig onder het bijzonder strenge beleid van president Kagame. In 2002, acht jaar na de genocide, zaten evenwel nog ongeveer 115.000 Hutu’s die verdacht waren van betrokkenheid bij de volkerenmoord, in de gevangenis. Om de rechtspraak sneller te doen verlopen, werd besloten terug te grijpen naar het oude ‘gacaca’-systeem (uitgesproken als ‘ga-tsja-tsja’), waarbij op een grasveld wordt vergaderd onder leiding van een aantal rechters. Mensen die beschuldigd worden van minder zware oorlogsmisdaden worden daarbij geconfronteerd met getuigen en slachtoffers. 8
De literair-historische context
Ook dit boek is een voorbeeld van bekentenisliteratuur. Het is een realistisch biografisch verhaal, een opgesmukt getuigenis van een volkerenmoord. Het accent ligt minder op het literaire gehalte dan op de weergave van de feiten, de emoties. Voor Hanna en Jeanne is het ook een manier om samen klaarheid te scheppen in wat precies gebeurd is en het verleden zo helemaal te verwerken. In die zin is het minder een aanklacht dan een voorbeeld van een therapeutische roman.