Raadsvergadering d.d. 13 december 2011 Raadsnota nummer BI. 0110100 0nderwerp: onderwijsbeleid in de periode 2010-2011 Vragen van fractie VVD Naam raadslid: Jan de Ridder 1. Op pagina 2 wordt gesproken van “zwaartepunt warme overdracht”. Is er in Oosterhout geen sprake van een warme overdracht? Indien er wel sprake is van warme overdracht, waarom dan zoveel accenten op dat type overdracht? Antwoord: In Oosterhout is steeds meer aandacht voor warme overdracht tussen schooltypen. Het gaat daarbij vooral om de overgang tussen primair en voortgezet onderwijs en de overgang tussen VMBO (Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs) en het MBO (Middelbaar Beroepsonderwijs). In het overleg met de schoolbesturen is op hun verzoek besloten deze warme overgang als derde speerpunt te benoemen. Dit aangezien een aantal schoolbesturen subsidie heeft aangevraagd en verkregen om via het project Onderwijstijdverlenging (OTV) deze overgang voor leerlingen die een steuntje in de rug kunnen gebruiken te vergemakkelijken. 2. Op diezelfde pagina 2 zegt het college dat overeenstemming is bereikt met de schoolbesturen. Betreft het alle schoolbesturen? Welke namen niet deel aan het overleg? Antwoord: Het overleg is gevoerd met alle schoolbesturen voor primair en voortgezet onderwijs, aangevuld met het middelbaar beroepsonderwijs en Stichting Kinderopvang Oosterhout. Met uitzondering van de Montessorischool Oosterhout hebben alle schoolbesturen deelgenomen aan het overleg. Met de Montessorischool is afzonderlijk afgestemd. Met alle schoolbesturen is overeenstemming bereikt over het gepresenteerde plan. 3. Waarom is op blz 5 (uitgangspunt 4) geen sprake van cofinanciering van de onderwijsbegeleiding , bijvoorbeeld met de scholen van primair onderwijs? Betreft het hier mogelijk geoormerkte rijksgelden? Antwoord: Ook bij de inzet van de schoolbegeleidingsgelden is sprake van cofinanciering door het onderwijs. Het subsidiebedrag van de gemeente is bij lange na niet toereikend om aan de vraag van de inzet/inhuur van expertise van orthopedagogen en psychologen bij het uitvoeren van onderzoek bij leerlingen te voldoen. Gemeenten ontvangen geen geoormerkte rijksgelden bestemd voor schoolbegeleiding. Scholen ontvangen in de lumpsumbekostiging middelen voor leerlingenzorg. 4. Op pagina 6: Is er al een evaluatie van de pilot OTV (onderwijs-tijd-verlenging)? Zo ja, kunnen wij die als raad dan inzien? Antwoord: De evaluatie van het vorige schooljaar is te verkrijgen bij het onderwijs. De verwachting is dat deze in januari beschikbaar is. De evaluatie kan indien gewenst worden opgevraagd voor de raad. 5. Op pagina 7: Wat houdt het kleinschalige pilotproject School ‟s Cool”in? Is er samenwerking met bijvoorbeeld Breda?
1
Antwoord: Het kleinschalige pilotproject School‟s Cool wordt uitgevoerd door School‟s Cool Breda. School‟s Cool Breda heeft voor de uitvoering van haar activiteiten subsidie ontvangen van het Regionale Samenwerkingsverband Breda en omstreken. Voorwaarde voor subsidiering was dat de pilot zou worden uitgerold over Etten-Leur en Oosterhout. Concreet betekent dit dat er 6 mentoraten volgens de methode School‟s Cool in Oosterhout kunnen worden opgestart in 2011. 6. Zijn de feiten zo dat in het onderwijsveld samen met de gemeente wordt gedacht aan een KOPKLAS die als een groep 9 aan de basisschool wordt toegevoegd? Is dat misschien ook een mogelijkheid niet-aanspreekbare zij-instromers op te vangen? Antwoord: Er vindt op dit moment een tweetal projecten plaats om de overgang tussen primair en voortgezet onderwijs voor groepen leerlingen te vergemakkelijken. Het gaat om het project OTV en School‟s Cool. Na de evaluatie zal samen met de schoolbesturen worden bekeken hoe we deze overgang voor die jongeren die hierbij een risico lopen kunnen vergemakkelijken. In deze evaluatie wordt dan ook de mogelijkheid voor het inrichten van een zogenaamde Kopklas meegenomen. Over de daadwerkelijke vorm van een te vormen Kopklas heeft nog geen overleg plaatsgevonden. Delta-onderwijs heeft in eerder overleg aangegeven geen behoefte te hebben aan een kopklas. Een kopklas biedt onvoldoende mogelijkheden om de niet-aanspreekbare zij-instromers (NAZ) in op te vangen. Ten eerste omdat de NAZ voorziening gericht is op alle kinderen in de basisschoolleeftijd, niet alleen de kinderen in de overgang naar Voortgezet Onderwijs. Ten tweede omdat het bij de NAZ kinderen vaak niet gaat om een taalachterstand in de Nederlandse taal maar om het helemaal niet beheersen van de Nederlandse taal. 7. Worden er nog steeds (jaar)verslagen Openbaar Onderwijs gemaakt? Zo ja, mogen wij die dan inzien? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Delta-onderwijs stelt jaarverslagen op. Deze zijn openbaar. Raadsvergadering d.d. 13 december 2011 Raadsnota nummer 0110100 Onderwerp : Onderwijsbeleid2012-2015 Vragen van fractie CDA Naam raadslid: Corné van Gool 1. De gemeente heeft vertrouwen in de Oosterhoutse basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs. Dat is mooi, maar zou de ambitie niet moeten zijn dat de gemeente er alles aan wil doen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van dat onderwijs gemiddeld van voldoende tot goed niveau is. De gemeente heeft toch wel middelen om die kwaliteit te bevorderen? Waarom kiest de gemeente hier voor zo‟n (in mijn ogen ) nietszeggende uitgangspunt. Kunt u dit uitgangspunt niet beter weglaten? Antwoord: De kwaliteit van de scholen is in eerste instantie een taak van het onderwijs. De inspectie ziet toe op deze kwaliteit. Er zijn in de gemeente Oosterhout geen zwakke of zeer zwakke scholen. Dat betekent dat het onderwijs van voldoende of goede kwaliteit is. In dit uitgangspunt bakenen we de taken van de gemeente op het gebied van de kwaliteit van het onderwijs af. Daarom laten we dit uitgangspunt dan ook niet weg. De gemeente heeft slechts in zeer beperkte mate financiële middelen beschikbaar om de kwaliteit van het primair onderwijs te bevorderen en heeft een wettelijk taak gericht op het bestrijden van achterstanden.
2
2. In het verleden ambieerde de gemeente toch ook nog een vorm van hoger onderwijs? Is die ambitie bijgesteld en zo ja waarom? Antwoord: In het coalitieakkoord is aangegeven dat de mogelijkheden zullen worden onderzocht voor een HBO opleiding. In de nota onderwijsbeleid en in de agenda economie wordt aangegeven dat we ons gaan inzetten om dat het MBO onderwijs voor Oosterhout behouden en uit te breiden. In de nota onderwijsbeleid wordt gesteld dat op termijn (dus na uitbreiding MBO) gekeken zal worden naar de mogelijkheden voor een HBO opleiding. In de agenda economie wordt gesteld dat dit geen haalbare kaart lijkt en dat hierin geen energie moet worden gestoken. Dat wil niet zeggen dat we onze ogen niet moeten openhouden voor mogelijkheden.
3. Is de voorschool niet de betere aangewezen locatie om een test voor dreigend taal achterstand te verrichten ipv enkel een moment opname zoals gesteld in de nota : bij het consultatie bureau? Antwoord: In de nota wordt gesteld dat peuters voorafgaand aan deelname aan de voorschool gescreend worden door de consultatiebureaus. Indien er sprake is van dreigende (taal)achterstanden wordt in een gesprek met de ouder(s) aangegeven dat de peuter veel baat zou kunnen hebben bij voorschoolse educatie. Indien ouders besluiten hiervan geen gebruik te willen maken wordt op een ander moment hetzelfde aanbod nogmaals gedaan en wordt geprobeerd de peuter deel te laten nemen aan voorschoolse educatie. Peuters die al op de voorscholen zitten kunnen door de voorschoolleidster worden aangedragen voor een mogelijke VVE indicatie. Voorschoolleidster en consultatiebureau samen (indien nodig ondersteund door de Intern begeleider van de school) maken dan de afweging of de peuter baat zou hebben bij voorschoolse educatie of een andere vorm van ondersteuning. 4. Wordt er een overweging gemaakt om op basis van doorlopend roosteren de druk weg te nemen bij buitenschoolse opvang en mogelijk als extra stimulans voor werkende ouders? Antwoord: Het vaststellen van het rooster is een zaak van de schoolbesturen en de ouders. Hier hebben wij als gemeente geen invloed op. Doorlopend roosteren zal overigens niet de druk bij de BSO wegnemen aangezien leerlingen in een continurooster weliswaar tussen de middag niet hoeven worden opgevangen maar wel eerder uit zijn en dan ook opvang nodig zullen hebben. Raadsvergadering d.d. 13 december 2011 Raadsnota nummer: 0110100 Onderwerp: Onderwijsbeleid in de periode 2011 - 2015 Vragen van fractie: PvdA Naam raadslid: Anton van Opzeeland
1. De Lokale Educatieve Agenda is geïntroduceerd als een instrument om het lokaal onderwijsbeleid vorm en inhoud te geven na de wetswijzigingen in het onderwijs(achterstanden)beleid in 2006. Het is een instrument voor gemeenten, schoolbesturen en overige partners om in „nieuwe verhoudingen‟ (meer gelijkwaardige verhoudingen) tot gezamenlijke afspraken te komen over het onderwijs- en jeugdbeleid. Kunt u aangeven of en hoe deze LEA is verwerkt in de uitgangspunten van de nota Onderwijsbeleid? Antwoord: De uitgangspunten die in de nota zijn beschreven zijn vergelijkbaar met de agendapunten die in een Lokale Educatieve Agenda met schoolbesturen en andere partners zijn besproken. Over elk van de uitgangspunten is met schoolbesturen en kinderopvang gesproken.
3
In eerste instantie is een breed LEA traject jeugd en onderwijsbeleid opgestart met de schoolbesturen primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Er zijn een gezamenlijke doelstellingen geformuleerd en actiepunten benoemd. Na de aangekondigde bezuinigingen hebben gemeente en schoolbesturen gezamenlijk geconcludeerd dat in plaats van op dit brede LEA traject beter kan worden ingezet op behoud van wat er in de afgelopen periode gerealiseerd is en het uitvoeren van de wettelijke taken op het gebied van onderwijs. Daarom is gekozen voor een smal onderwijsbeleid met de nadruk op het vergroten van onderwijskansen en het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. In het kader van jeugdbeleid wordt gewerkt aan een projectopdracht jeugd(zorg) waarin ook de uitgangspunten onderwijsbeleid worden opgenomen.
2. Hoe werken de „nieuwe verhoudingen‟ zoals hierboven beschreven, door in het onderwijsbeleid 2011 – 2015? Hoe zijn gezamenlijke doelstellingen vastgelegd en waaruit blijkt commitment? Antwoord: Met de betrokken besturen (primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs) heeft overleg plaatsgevonden. Het commitment blijkt uit de uitgesproken overeenstemming van het onderwijs. De schoolbesturen onderschrijven de uitgangspunten en gaan hiermee aan de slag, samen met de gemeente. In de uitwerking van de uitgangspunten zal op een groot aantal onderdelen ook cofinanciering plaatsvinden door het onderwijs, ook een teken van committment.
3. Kunt u aangeven welke probleemstelling en/of doelstellingen leidend zijn voor de uitgangspunten van het Onderwijsbeleid 2011 – 2015? Antwoord: Leidend voor de uitgangspunten zijn de wettelijke taken van de gemeenten op het gebied van vergroten van kansen van kinderen, het onderwijsachterstandenbeleid. Hierbinnen worden drie zwaartepunten benoemd: de voorschoolse periode, het voortijdig schoolverlaten en, in het verlengde daarvan, de aansluiting tussen de onderwijstypen. In de uitwerkingsplannen 2011-2012 en 2013-2014 die in samenwerking met de schoolbesturen worden opgesteld zullen de uitgangspunten worden geformuleerd in meer concrete doelstellingen per uitgangspunt. Duidelijk is al wel dat de doelstellingen liggen op het voorkomen dan wel zo snel mogelijk verkleinen van dreigende of geconstateerde achterstanden (voorschool en kinderopvang) en het voorkomen van voortijdig schooluitval.
4. Welke raakvlakken zijn er met de nota Agenda Economie 2011 – 2015? Waar vinden we die terug in de uitgangspunten? Antwoord: Uitgangspunt 7 is het raakvlak tussen het onderwijsbeleid en de Agenda economie. Binnen het onderwijsbeleid zijn we gericht op het behoud en mogelijk uitbreiding van het MBO, in de agenda economie ligt de focus op de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Een van de vijf focuspunten in de agenda economie is de samenwerking tussen de drie o‟s (onderwijs, ondernemers, overheid). Hierin trekken de afdelingen economische zaken en onderwijs samen op.
5. In de nota missen we uitgangspunten m.b.t. de aansluiting van het Middelbaar (Beroeps-) onderwijs op het bedrijfsleven of overheid. Kunt u aangeven welke rol de gemeente hierin wil hebben en hoe deze vorm krijgt in het Onderwijsbeleid? Antwoord: Dit krijgt vorm binnen de agenda Economie. Onderwijsbeleid is hierin ondersteunend.
6. Op pagina 8 van de nota staat dat er verkend zal worden of er een HBO opleiding gerealiseerd kan worden in Oosterhout. In de Agenda Economie wordt gesproken
4
over versterking van het MBO en niet (meer) over een HBO opleiding. Kunt u dit verschil uileggen? Antwoord: In het coalitieakkoord is aangegeven dat de mogelijkheden zullen worden onderzocht voor een HBO opleiding. In de nota onderwijsbeleid en in de agenda economie wordt aangegeven dat we ons gaan inzetten om dat het MBO onderwijs voor Oosterhout behouden en uit te breiden. In de nota onderwijsbeleid wordt alleen maar gesteld dat op termijn (dus na uitbreiding MBO) gekeken zal worden naar de mogelijkheden voor een HBO opleiding. In de agenda economie wordt gesteld dat het geen haalbare kaart lijkt en dat hierin geen energie moet worden gestoken. Dat wil niet zeggen dat we onze ogen niet moeten openhouden voor mogelijkheden.
7. In de uitgangspunten voor het onderwijsbeleid missen we de volwasseneneducatie. Wat is hiervan de oorzaak? Antwoord: De nota richt zich op het reguliere onderwijs aan kinderen en jongeren. Volwasseneneducatie maakt hiervan geen deel uit.
Raadsvergadering d.d. 13 december 2011 Raadsnota nummer 0110100 Onderwerp: onderwijsbeleid 2011-2015 Vragen van fractie: gemeentebelangen
Naam raadslid: Maria Dujardin
1. Wat kost de voorschool structureel in de gemeentelijke begroting? Antwoord: In de begroting is structureel €288.000,- opgenomen voor de voorscholen. Daarnaast zijn er geoormerkte Rijksmiddelen beschikbaar voor de financiering van de voorschoolse educatie op de voorscholen. 2. Wat dragen de ouders daaraan bij? Ouders van voorschoolleerlingen betalen een eigen bijdrage van €47,50 per maand voor 2 dagdelen per week. Ouders van doelgroepleerlingen die voorschoolse educatie volgen betalen een (wettelijk verplichte) lagere eigen bijdrage, namelijk €10,- per maand voor vier dagdelen. De gemeente is wettelijk verplicht deze ouderbijdrage zo laag mogelijk te maken zodat ouders van doelgroepkinderen geen financiële drempel hebben om hun kind te laten deelnemen aan voorschoolse educatie. Antwoord: 3. Wet OKE; Hoe verandert de financieringswijze van de voorscholen hierdoor? Antwoord: In principe hoeft de financieringswijze niet te veranderen. Het heeft de voorkeur van zowel college als schoolbesturen om de huidige financieringswijze te handhaven. Er wordt daarbij uitgegaan van een subsidiebedrag per doelgroeppeuter en per reguliere peuter. Wel dienen de voorscholen aan meer kwaliteitseisen te voldoen en hierdoor zal het subsidiebedrag per peuter hoger worden. Deze verhoging kan worden betaald uit de Rijksmiddelen die de gemeente ontvangt voor het bieden van voldoende, kwalitatief goede, voorschoolse educatie. Wanneer echter blijkt dat een andere 5
financieringsgrondslag nodig is zal dit worden bekeken. 4. Is er een evaluatie geweest met betrekking tot het nut en effect van de voorscholen en zo ja is deze in te zien, en zo nee waarom is er niet geëvalueerd? Antwoord: De voorscholen zijn in een aantal bijeenkomsten met de schoolbesturen voor primair onderwijs geëvalueerd. Een samenvatting van de resultaten van deze besprekingen zijn opgenomen in de bijgevoegde evaluatie.
5. Er wordt opgemerkt dat voor kinderen met een (taal)achterstand verlenging van onderwijstijd (naschools aanbod) de kansen op een vervolgopleiding op hun niveau vergroot, maar dat er ook zgn. topklassen zijn en er ook gepilot wordt met School‟scool. Overlappingen kunnen voorkomen. Kan de raad op de hoogte gehouden worden hoe het voor de doelgroep uit gaat vallen? (zie uitgangspunt 2) Antwoord: De raad zal hiervan middels een evaluatie van de projecten op de hoogte worden gesteld. Overigens zijn de verschillende projecten bij alle betrokkenen bekend en zijn er afspraken gemaakt over dubbelingen tussen OTV en School‟s Cool. Dus of deelnemen in het ene project of deelnemen in het andere project maar niet in beide projecten samen.
6. Hoe maakt de gemeente Oosterhout is samenspraak met het onderwijsveld werk van het bevorderen van integratie en het tegengaan van segregatie? (uitgangspunt 5) Antwoord: In plaats van investeren in losse projecten integratie/segregatie heeft het college er samen met de schoolbesturen in dit onderwijsbeleidsplan voor gekozen om op elke voorschool de mogelijkheid te bieden voor het volgen van voorschoolse educatie. Dit betekent dat peuters met een achterstand niet langer aangewezen zijn op een beperkt aantal voorscholen waar voorschoolse educatie aangeboden wordt. Ouders kunnen uit het hele scholenaanbod die school kiezen die hun voorkeur heeft. Wanneer de gewichtenleerlingen naar een beperkt aantal scholen gaan ontstaat op deze scholen vanzelf een groot percentage achterstandskinderen. Door ouders in de toeleiding te stimuleren naar meer dan één school te gaan kijken kan de spreiding van de doelgroepleerlingen worden bevorderd. Tegengaan van segregatie en bevorderen van integratie wordt verder een vast agendapunt tijdens het bestuurlijk overleg. Raadsvergadering d.d. 13 december 2011 Raadsnota nummer: 0110100 Onderwerp: Onderwijsbeleid in de periode 2011-2015 Vragen van fractie: GROENLINKS Naam raadslid: Willem-Jan van der Zanden 1. Kunt u een nadere evaluatie geven met betrekking tot de schakelklas zoals die n.a.v. het vorige onderwijsbeleidsplan is opgezet? Antwoord: De oorspronkelijke bedoeling van het opzetten van één of meerder schakelklassen was om kinderen met een taalachterstand te laten deelnemen aan een schooloverstijgende schakelklas. In die klas zouden zij gedurende een extra jaar taalondersteuning krijgen waarna zij hun schoolloopbaan op hun eigen school zouden kunnen vervolgen in groep 3.
6
Ouders bleken niet bereid toestemming te verlenen voor dit extra jaar. Hun kind hoefde niet “te blijven zitten” en al zeker niet in een hele andere groep als die van de eigen school. Gezien de toenmalige wettelijke verplichting tot het inrichten van schakelklassen is toen besloten schakelklassen in te richten op een aantal scholen en in te zetten op extra taalondersteuning in groep 3 zodat ook geen jaar “verloren” zou gaan. Nadeel van deze werkwijze is dat hiermee slechts een beperkt aantal van de leerlingen met taalachterstanden werd bereikt. Alleen de kinderen van de drie deelnemende scholen konden deelnemen aan een dergelijke schakellklas. Doelstelling van deze schakelklassen was doorstroom van groep 3 naar groep 4 zonder noemenswaardige achterstanden. Deze doelstelling is weliswaar bereikt, maar valt niet één op één toe te schrijven aan de schakelklas, immer bijna alle leerlingen stromen door naar de volgende groep. Inmiddels is de wettelijke verplichting voor de inrichting van een schakelklas vervallen en is in samenspraak met Delta-onderwijs besloten de Rijksmiddelen onderwijsachterstanden vooral te richten op de voorschoolse periode en de subsidie schakelklassen te laten vervallen.
2. In de evaluatie van het laatste onderwijsbeleidsplan staat het voorstel om de schakelklas stop te zetten. Gaat dit ook daadwerkelijk gebeuren aangezien er in het nieuwe onderwijsbeleidsplan niet meer over deze schakelklas gesproken wordt? Antwoord: De subsidie aan de schakelklassen in groep 3 is in overleg met Delta-onderwijs stopgezet met ingang van het schooljaar 2011-2012.
7