4.
Medezeggenschap bij ondernemingspensioenfondsen
In het convenant en in de Pensioenwet is er verschil tussen de positie van ondernemingspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen. Bedrijfstakpensioenfondsen (bpíj dienen een deelnemersraad te hebben. Bij de ondernemingspensioenfondsen (opíj, van een bepaalde omvang, kunnen gepensioneerden kiezen tussen medezeggenschap via een deelnemersraad of via bestu~rsdeelname'~. Om de keuze te bepalen dient een schriftelijke raadpleging plaats te vinden. Uit gegevens van De Nederlandse Bank is af te leiden dat eind 2007 ongeveer 388 ondernemingspensioenfondsen medezeggenschap zouden moeten organiseren12. Van de 25 1 ondernemingspensioenfondsen die de enquête hebben beantwoord, vallen er l98 binnen de termen van het convenant - dat wil zeggen dat ofwel het aandeel pensioengerechtigden groter is dan of gelijk is aan 10 procent van het totaal aantal deelnemers en pensioengerechtigden en ten minste 25 pensioengerechtigden bedraagt, ofwel dat er 1000 of meer pensioengerechtigden zijn13.
4.1
Raadpleging
De fondsen dienen conform het convenant hun pensioengerechtigden te raadplegen over de gewenste vorm van medezeggenschap. Bij 133 opf en is een raadpleging gehouden onder pensioengerechtigden. Bij de overige 65 fondsen is, met instemming, de bestaande situatie gehandhaafd. Tabel 4.1 Heeft een schriftelijke raadpleging plaatsgevonden van de pensioengerechtigden? Ja
Pensioenfonds % deelnemers % pensioengerechtigden
Nee, gepensioneerden hebben ingestemd met de voor 28-02-2003 gerealiseerde medezeggei~schapsvorm Nee, vertegenwoordigers van geperis. hebben zitting in bestuur en dnr
Pei~sioenfonds % deelnemers % pensioengerechtigden
Pensioenfonds % deelnemers % pensioengerechtigden
Opf 133 52 43 27 22 36 38 26 22
Bij de 133 fondsen waar een raadpleging is gehouden, werd bij 25 (kleine) fondsen gekozen voor een deelnemersraad. Bij 103 fondsen is gekozen voor bestuursdeelname. Bij 5 fondsen is de raadpleging nog niet afgerond.
l2
li
Dit laat onverlet dat ook de deelnemers/werknemers bij een opf om een deelnemersraad kunnen vragen (indien verzocht door ten minste 5% van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden (PW, art. 110)). Het aantal o p f en eind 2007 is 597. Voor 35 procent van de o p f en is geen sprake van verplichte medezeggenschap. Zie DNB (2008) Pensioensector moderniseert, Statistisch Bulletin september, pp. 15-19. Vernieuwd Convenant, p. 4, Pensioenwet art. 100.
Bij 127 van deze 133 fondsen (met 97 procent van de betrokken pensioengerechtigden) is de keuze die uit de raadpleging bleek, gevolgd. Zes fondsen geven aan de keuze niet te hebben gevolgd: drie omdat de raadpleging nog niet is afgerond, drie omdat de respons kleiner was dan 50 procent. Vergelijking van de tabellen 4.1 en 4.2 laat een verschil zien in de aandelen van deelnemers en pensioengerechtigden bij 'bestuur en deelnemersraad'. De oorzaak hiervan is dat een aantal fondsen op het moment dat zij overgingen tot een ledenraadpleging, nog niet aan beide voorwaarden voldeed (i.c. niet 'bestuur en deelnemersraad'). (Al dan niet) naar aanleiding van de raadpleging zijn zij alsnog overgegaan tot bestuursdeelname of inrichting van een deelnemersraad. Daardoor vallen zij nu (tijdelijk) in de categorie 'bestuur en deelnemersraad'. De cijfers in tabel 4.2 zijn dan ook hoger dan in tabel 4.1.
4.2
Beeld medezeggenschap bij ondernemingspensioenfondsen
Voor de medezeggenschap bij ondernemingspensioenfondsen levert de enquête het volgende beeld op. Tabel 4.2 Medezeggenschap bij ondernemingspensioenfondsen Binnen Buiten Totaal termen termen convenant convenant fondsen 37 12 49 Alleen deelnemersraad % deelnemers 16 20 16 % pensioengerechtigden 14 3O 14 Alleen bestuursdeelname fondsen 120 10 130 % deelnemers 53 17 48 % pensioengerechtigden 59 31 58 Dnr + bestuursdeelname fondsen 37 I 38 % deelnemers 31 3 27 % pensioengerechtigden 27 2 27 Geen medezeggenschap fondsen 4 30 34 % deelnemers O 6O 8 % pensioengerechtigden O 37 1 Totaal ,fondsen 198 53 251
De 198 fondsen die binnen de termen van het convenant vallen, omvatten 87 procent van de deelnemers en 99 procent van de pensioengerechtigden van de van de 251 fondsen. Bij de meerderheid (61 procent) van de fondsen die binnen de termen van het convenant vallen is sprake van medezeggenschap via bestuursdeelname. Bij 19 procent is er een deelnemersraad en bij eveneens 19 procent is er sprake van zowel een deelnemersraad als bestuursdeelname. Van de 198 fondsen hebben vier (2 procent) geen medezeggenschap geregeld. Het gaat hier om kleine fondsen.
Vergeleken met eerdere evaluaties, uit 2001 en 2005, blijkt er sprake van een duidelijke toename van medezeggenschap in de vorm van een deelnemersraad enlof bestuursdeelname. Het aantal fondsen dat (nog) geen medezeggenschap heeft georganiseerd, is gedaald van 43 procent in 2001 tot 2 procent in 2008 (zie tabel 4.3). Tabel 4.3 Ontwikkeling medezeggenschap, % van opf'en binnen termen convenant Evaluatie Tussenevaluatie Eindevaluatie 200 1 2005 2008 Ondernemingspensioenfondsen N= 203 250 198 Alleen deelnemersraad 17% 16% 19% Alleen bestuursdeelname 27% 44% 61% Dnr + bestuursdeelname 13% 14% 19% 27% 2% Geen medezeggenschap 43%
Ten behoeve van de tussenevaluatie is gedefinieerd wanneer de medezeggenschap voldoet aan het convenant. Medezeggenschap die voldoet aan het convenant
De deelnemersraad voldoet aan het convenant als: er een deelnemersraad is in de zin van de wet de bevoegdheden gelijk aan of ruimer dan de wet zijn, de verdeling van de zetels evenredig is aan de verhouding tussen deelnemers en pensioengerechtigden de deelnemersraad geïnstalleerd is de leden moeten gekozen zijn, de voorzitter en secretaris moeten benoemd zijn, de raad moet ten minste een keer bijeen zijn geweest ten minste een van de in het convenant omschreven faciliteiten moet zijn toegekend aan de leden van de deelnemersraad. -
De bestuursvertegenwoordiging voldoet aan het convenant als: er sprake is van directe bestuursvertegenwoordiging van gepensioneerden bestuurslidmaatschap moet met wettelijke bevoegdheden zijn zetels moeten gelijkgesteld zijn aan werknemerszetels de vertegenwoordigers in het bestuur zijn voorgedragen door gepensioneerden of door een vereniging van gepensioneerden. -
Bij het toepassen van deze criteria (zie tabel 4.4) blijkt dat de medezeggenschap sinds de tussenevaluatie sterk verbeterd is. Dit geldt voor met name de medezeggenschap via bestuursdeelname en de combinatie van deelnemersraad en bestuursvertegenwoordiging.
Tabel 4.4 Medezeggenschap van gepensioneerden bij ondernemingspensioenfondsen die voldoet aan het convenant, % Tussenevaluatie Eindevaluatie Ondevnemingspensioenfondsen N= 250 198 Deelnemersraad 16% 16% Bestuursvertegenwoordiging 20% 3 6% 4% 16% Dnr + bestuursdeelname Voldoen niet 60% 32%
In tabel 4.5 wordt per onderdeel aangegeven in welke mate aan de convenanteisen wordt voldaan. In geval van (alleen) bestuursvertegenwoordiging blijkt het niet voldoen aan de voorwaarden vooral te komen door bestuurszetels die niet gelijk gesteld zijn aan werknemerszetels en aan een voordracht van kandidaten die afwijkt van de gestelde v~orwaarde'~. Bij de deelnemersraden is het naast het niet geïnstalleerd zijn van de deelnemersraad vooral een niet-evenredige zetelverdeling die tot het niet voldoen leidt. Bij (enkele) deelnemersraden waarin vertegenwoordigers van gepensioneerden meer dan evenredig zijn vertegenwoordigd, is weliswaar geen sprake van een evenredige vertegenwoordiging maar er is ook geen reden om van 'voldoet niet aan het convenant' te spreken. Deze fondsen zijn derhalve meegerekend als 'voldoet aan het convenant'
Tabel 4.5 Mate waarin de medezeggenschap bij opf en voldoet aan het convenant Deelnemersraad Geïnstalleerd Bevoegdheden ten minste gelijk aan wet Zetelverdeling pensioengerechtigden - deelnemers is evenredig Ten minste 1 faciliteit aanwezig Bestuursvertegenwoordiging Bestuurslidmaatschap met stemrecht Zetels vertegenwoordigers gepensioneerden gelijkgesteld aan werknemerszetels* Voorgedragen door gepensioneerden of een vereniging van gepensioneerden* (zie tabel 4.14)
*
%
1O0 86
75
Op deze aspecten wijken de (nieuwe) bepalingen van de Pensioenwet af van de convenantvoonvaarden
4.3
Deelnemersraad
Van de opf en die binnen de termen van het convenant vallen hebben er 74 een deelnemersraad, waarbij bij 37 fondsen sprake is van zowel een deelnemersraad als bestuursdeelname. Bijna alle fondsen met een deelnemersraad hebben het bestaan daarvan opgenomen in de statuten.
4.3.1 De bevoegdheden van de deelnemersraad Bij de eindevaluatie geven alle fondsen (74) aan dat de bevoegdheden van de deelnemersraad in ieder geval gelijk zijn aan de wettelijke bevoegdheden. Bij 12 procent van de opf en zijn de bevoegdheden ruimer.
l4
Op deze aspecten wijken de (nieuwe) bepalingen in de Pensioenwet af van de convenantvoorwaarden.
Als extra bevoegdheid wordt het meest genoemd 'advisering over het toeslagbesluit'. In de Pensioenwet wordt alleen het adviesrecht over het toeslagbeleid genoemd. In de Pensioen- en spaarfondsenwet was ook sprake van adviesrecht voor het jaarlijkse toeslagbesluit (PSW, art. 6b)15.Andere genoemde extra rechten zijn een instemmingsrecht bij het wijzigen van statuten en reglementen en bij liquidatie en, verder, een goedkeuringsrecht op jaarverslag en jaarrekening. De uitkomsten komen grosso modo overeen met de antwoorden op deze vraag aan de deelnemersraden in het onderzoek dat is verricht door TNS NIPO. Wel is daar het aandeel van fondsen met bevoegdheden 'ruimer dan de wet' groter.
4.3.2 Kenmerken van de deelnemersraad Bij de meerderheid van de fondsen (93 procent, 69 van de 74 fondsen) is de deelnemersraad geïnstalleerd. Dat wil zeggen dat de leden van de deelnemersraad inmiddels (al dan niet bij acclamatie) zijn gekozen, dat voorzitter en secretaris zijn benoemd en dat de raad ten minste een keer bijeengeweest. Deze fondsen omvatten bijna alle deelnemers en pensioengerechtigden binnen de groep opf met deelnemersraad. Bij een vijftal kleine fondsen is er wel een deelnemersraad, maar is deze nog niet geïnstalleerd. Het aandeel fondsen met een geïnstalleerde deelnemersraad is daarmee beperkt gestegen ten opzichte van de tussenevaluatie (91 procent van 75 fondsen). Uit het onderzoek van TNS NIPO komt dat bij 92 procent van de fondsen de deelnemersraad is geïnstalleerd. Tabel 4.6 Hoe is de vertegenwoordiging van gepensioneerden in de dnr tot stand gekomen bij o p f en? Tussenevaluatie Eindevaluatie 2005 2008 Ondernerningspensioenfondsen N= 75 * 74 22 (29%) 18(24%) Enkelvoudige Pensioenfondsen 27 21 kandidaatstelling % deelnemers % pensioengerechtigden 39 35 51 (68%) 56(76%) Pensioenfondsen Verkiezingen % deelnemers 70 79 % pensioengerechtigden 59 65
* 2 fondsen hebben deze vraag niet beantwoord Het blijkt dat bij de meeste fondsen de vertegenwoordigers van gepensioneerden in de deelnemersraad via verkiezingen lid worden van de deelnemersraad. Ten opzichte van de tussenevaluatie is er sprake van een kleine stijging van verkozen vertegenwoordigers in deelnemersraden. Het beeld bij de opf en wijkt af van dat van de bpf en waar de meeste vertegenwoordigers van gepensioneerden via enkelvoudige kandidaatstelling toetreden tot de deelnemersraad (5.1.2).
IS
Met artikel 11 1, lid 2 onderdeel e Pensioenwet is geen wijziging beoogd ten opzichte van hetgeen in artikel 6b PSW is bepaald.
Tabel 4.7 Door wie zijn de vertegenwoordigers van de gepensioneerden bij opf'en voorgedragen? In % van het aantal fondsen (meerdere-antwoorden mogelijk) DNB TNSNIPO Tussen evaluatie 2008 2008 2005 Ondernemingspensioenfondsen N= 74 70 75 Er zijn geen kandidaten voorgedragen 26% 6% 8% Een vereniging van gepensioneerden 3 6% 41% 33% CSO, een bij C S 0 aangesloten organisatie, ANBO 1% 0% 3% Een of meer vakorganisaties 20% 9% 5% Gepensioneerden eigen fonds (niet georganiseerd) 45% 43% 47% Bestuur 8% 7% 17% Ondernemingsraad 14% 7% 7%
Een vergelijking van de gegevens van DNB en TNS NIPO laat zien dat ondanks de nodige verschillen er sprake is van een vergelijkbaar patroon. Ten opzichte van de tussenevaluatie lijkt er sprake van een afname van de voordracht door CSOIANBO. Voordracht door vakorganisaties is toegenomen en er is sprake een duidelijke afname van de voordracht door het bestuur. Bij de opf en is bij voordracht de rol van verenigingen van gepensioneerden en 'gepensioneerden eigen fonds' aanmerkelijk sterker dan bij de bpf en, waar de rol van de vakorganisaties sterker is dan bij opf en. Opmerkelijk is het hoge percentage fondsen, in de DNB-cijfers, waar geen voordracht geschiedt. Bij de opf en zou het gaan om fondsen met circa 10 procent van de pensioengerechtigden. Het is evenwel niet ondenkbaar dat bij de beantwoording fouten zijn gemaakt.
4.3.3 Verzoek medewerking aan oprichting vereniging gepensioneerden Een verzoek om mee te werken aan de oprichting van een vereniging van gepensioneerden is ontvangen door 12 fondsen ( l óprocent). Het betreft opf en waarbij ongeveer 12 procent van de pensioengerechtigden is aangesloten. Het ging hierbij vooral om een verzoek tot verstrekken van adressen (9 keer) en het verzoek om het versturen van een mailing (7 keer). In een enkel geval ging het om het verzoek een machtiging op te nemen in het pensioenmagazine (2 keer). Alle opf en die een verzoek tot medewerking hebben gekregen, hebben deze medewerking ook verleend.
4.3.4 Vergaderfrequentie deelnemersraad Het aantal vergaderingen van de deelnemersraden in de afgelopen periode laat grote verschillen zien tussen de fondsen. Het varieert van 1 tot 23 voor de vergaderingen van de deelnemersraad met het bestuur en van 1 tot 50 voor vergaderingen van de deelnemersraad afzonderlijk. De meest voorkomende frequentie voor vergaderingen met het bestuur is 2 a 3 keer per jaar. Voor vergaderingen van alleen de deelnemersraad is het beeld diffuser. Bij de beoordeling dient bedacht te worden dat de vraag betrekking
heeft op een vrij lange periode (2004 tot zomer 2008), en een aantal deelnemersraden jonger is dan deze periode. Tabel 4.8 Aantal vergaderingen van geïnstalleerde deelnemersraad, ondernemin~snensioenfondsen. 2004-heden n Aantal vergaderingen Met bestuur Alleen deelnemersraad L
O* 1 t/m 3 4 t/m 7 8 t/m 11 12 t/m 15 16 t/m 19 20 of meer
1O 7 6 29 13 2 2
16 7 5 18 4 8 11
* NB zie tekst De tabel omvat alleen deelnemersraden die geïnstalleerd zijn. Dat wil zeggen: leden verkozen, voorzitter en secretaris benoemd en ten minste een keer bijeengeweest. Toch hebben bij de beantwoording van deze vraag nogal wat fondsen aangegeven dat er geen vergaderingen hebben plaatsgevonden (met bestuur 10, alleen deelnemersraad 16). Hieruit wordt geconcludeerd dat deze vraag verkeerd beantwoord is. Niet ondenkbaar is dat het antwoord '0' is gebruikt voor 'weet niet'. Daarbij dient bedacht te worden dat deze vraag is beantwoord door het fondsbestuur.
4.3.5 Adviesaanvragen aan de deelnemersraad In de onderstaande tabellen zijn de onderwerpen weergegeven waarover de deelnemersraden advies is gevraagd. De gegevens uit de recente onderzoeken worden daarbij vergeleken met die uit de tussenevaluatie.
Tabel 4.9 Onderwerpen waarover advies is gevraagd aan de deelnemersraden van ondernemingspensioenfondsen, aantallen fondsen Opf TE TNS DNB pens.** Ondernemingspensioenfondsen N= 75 71 69* Jaarverslag 69 69 64 99% Indexering 50 48 55 75% Wijziging van statutenlreglementen 63 59 65 98% Jaarrekening 60 62 99% Actuariële en bedrijfstechnische nota 56 57 96% Inrichting verantwoordingsorgaan 48 57 92% ALM-studie 16 33 43 68% Maatregel van algemene strekking 28 23 46 64% Uitvoeringsovereenkomst 42 48 8 1% Dekkingsgraadllangeterrnijnherstelplan 21 Verlenen van toeslagen (anders) 5 8 32 38% Overdrachtlovername verplichtingen fonds 7 14 24 13% Liquidatie 2 5 12 6% Vermindering van aansprakenlrechten 2 18 15% Terugstorten premielpremiekorting 8 19 39%
* aantal geïnstalleerde deelnemersraden ** % pensioengerechtigden in betrokken fondsen volgens DNB-onderzoek TE = tussenevaluatie, periode januari 2005 -juli 2005 TNS NIPO, periode afgelopen twee jaar (zomer 2008) DNB periode januari 2004 heden (zomer 2008) -
Het eerste dat opvalt is dat sinds de tussenevaluatie het aantal onderwerpen waarover de deelnemersraad advies wordt gevraagd, is toegenomen. De uitkomsten van TNS NIPO en DNB laten een vergelijkbaar beeld zien, waarbij moet worden bedacht dat de vraagstelling bij de DNB-enquête betrekking heeft op een twee keer langere periode. Voor de DNB-gegevens is ook het percentage pensioengerechtigden weergegeven dat vertegenwoordigd wordt door de deelnemersraden waaraan advies is gevraagd.
4.3.6 Aanwezigheid van faciliteiten voor de deelnemersraad Een belangrijk aspect van het convenant is het faciliteren van de deelnemersraad. In de Pensioenwet zijn de faciliteiten (met uitzondering van de onkostenvergoeding) verplicht gesteld. Te constateren valt (zie tabel 4.10) dat er ten aanzien van de beschikbare faciliteiten niet veel veranderd is sinds de tussenevaluatie. Faciliteiten waren toen ruim voorhanden en dat is nog het geval. De nieuw genoemde faciliteiten blijken ook door een ruime meerderheid van de fondsen te worden aangeboden. Als extra faciliteit wordt (in de DNB-enquête) genoemd dat deskundigheid aanwezig is bij de vergadering van de deelnemersraad16. Uit het onderzoek van TNS NIPO blijkt dat het overgrote deel van de deelnemersraden ook gebruikmaakt van de hun geboden faciliteiten.
l6
Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen opf en bpf.
Tabel 4.10 Aanwezige faciliteiten voor deelnemersraden, % van de opf en Opf TE TNS DNB pens.** 2005 2008 2008 Ondernemingspensioenfondsen N= 75 71 69* Scholing 88% 94% 100% 100% Secretariële ondersteuning 79% 65% 75% 81% Toestemming voor deelnemers om aan de 95% 92% 96% 100% vergaderingen deel te nemen Onkostenvergoeding 91% 80% 90% 98% Communicatie met de achterban 81% 88% 75% Beroep doen op of mogelijkheid tot 92% 93% 98% inhuur van deskundigen Beroepdoen op deskundigen van het 96% uitvoeringsorgaan * aantal geïnstalleerde deelnemersraden ** % pensioengerechtigden in betrokken fondsen volgens DNB-onderzoek TE = tussenevaluatie
4.4
Bestuursdeelname
In het convenant en in de wetgeving is het voor ondernemingspensioenfondsen mogelijk de medezeggenschap van gepensioneerden vorm te geven door een deelnemersraad of door bestuursdeelnarne. In de enquête hebben 157 van de l98 opf en die binnen de termen van het convenant vallen bestuursdeelnarne van vertegenwoordigers van gepensioneerden. Van deze fondsen hebben 37 naast bestuursdeelnarne ook een deelnemersraad. Daarnaast is ook bij 11 fondsen die buiten de termen van het convenant vallen, sprake van bestuursdeelnarne. Het blijkt dat sinds de tussenevaluatie zowel het aantal opf en met bestuursdeelnarne als het aandeel van de pensioengerechtigden dat gedekt wordt door fondsen met bestuursdeelnarne is toegenomen. Tabel 4.11 Opf en met bestuursdeelname door vertegenwoordigers van gepensioneerden Tussenevaluatie Eindevaluatie Fondsen %~ens. Fondsen %~ens. N= 250 198 Wel 145 78 157 86 bestuursdeelname 10 5 22 41 14 Geen bestuursdeelname % pens. = percentage pensioengerechtigden
In alle gevallen hebben de vertegenwoordigers van gepensioneerden in het bestuur stemrecht.
De zetelverdeling in het bestuur (tabel 4.12) is bij iets meer dan de helft van de opf en (met bijna 70 procent van de pensioengerechtigden) gebaseerd op de verhouding tussen deelnemers en pensioengerechtigden. Daarbij is het aantal fondsen (en het aandeel gepensioneerden dat daarin aanwezig is) waar dat het geval is, sterk toegenomen ten opzichte van de tussenevaluatie". Tabel 4.12 Zetelverdeling op basis van verhouding pensioengerechtigden - actieven Tussenevaluatie Eindevaluatie Ondernemingspensioenfondsen fondsen % pens. fondsen % pens. Wel evenredig 37 33 81 68 Niet evenredig 1 07 67 76 32 % pens.
= percentage
pensioengerechtigden
Zowel ten tijde van de tussenevaluatie als nu bij de eindevaluatie zijn bij de meeste ondernemingspensioenfondsen de zetels voor vertegenwoordigers van gepensioneerden gelijkgesteld aan werknemerszetels (tussenevaluatie 85 procent, eindevaluatie 86 procent). De vertegenwoordiging van gepensioneerden in het bestuur komt in het merendeel van de gevallen tot stand via verkiezingen. Dit is een wijziging ten opzichte van de tussenevaluatie waar enkelvoudige kandidaatstelling bij de meeste fondsen gebruik was. Tabel 4.13 Totstandkoming van de vertegenwoordiging van gepensioneerden in het bestuur Tussenevaluatie Eindevaluatie Ondernemingspensioenfondsen fonds % pens. fonds %pens. 79 71 36 18 Enkelvoudige kandidaatstelling Verkiezing 65 29 121 82 % pens.
= percentage
pensioengerechtigden
Tot slot is de vraag aan de orde door wie de bestuurskandidaten zijn voorgedragen.
l7
Het aantal bestuurszetels voor pensioengerechtigden is op grond van de wet, behalve in bijzondere gevallen, beperkt tot maximaal de helft van het aantal zetels dat pensioengerechtigden en deelnemers samen bezetten (PW, art. 101:l). Als pensioengerechtigden gekozen hebben voor een deelnemersraad kan hun aantal zetels in het bestuur minder dan evenredig zijn (PW, art. 101:3).
Tabel 4.14 Door wie zijn de vertegenwoordigers van gepensioneerden in het bestuur voorgedragen? (Aantallen fondsen, meerdere antwoorden mogelijk) Tussenevaluatie Eindevaluatie Ondernemingspensioenfondsen N= 144 157 Een vereniging van gepensioneerden 25 43 CSO, bij C S 0 aangesloten, ANBO 1 3 Gepensioneerden eigen fonds 44 75 9 8 Een of meer vakorganisaties Bestuur 51 25 Ondernemingsraad 18 18 Deelnemersraad 13 Geen kandidaten voorgedragen 4 28
Uit de cijfers blijkt dat de rol van verenigingen van gepensioneerden sinds de tussenevaluatie is toegenomen, terwijl ook het aandeel van de zelfstandige kandidaten is gestegen. De rol van het bestuur bij het voordragen van vertegenwoordigers van gepensioneerden is duidelijk afgenomen. Opmerkelijk is het aantal fondsen, in de DNB-cijfers, waar geen voordracht geschiedt. Het zou gaan om 28 fondsen. Gelet op de overige antwoorden is het echter waarschijnlijk dat bij de beantwoording fouten zijn gemaakt.