TEWERKSTELLINGSPLAN VOOR DE BRUSSELAARS
Persconferentie 4 december 2005
1/37
INLEIDING
De Brusselse regering heeft het tewerkstellingsbeleid tot haar prioriteit gemaakt voor deze legislatuur.
Het Contract voor Economie en Tewerkstelling (CET), dat in maart 2004 werd aangenomen tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de sociale partners, heeft de grote lijnen bepaald van dit beleid, evenals een vijftiental prioritaire actieterreinen inzake tewerkstelling en opleiding. Dit “Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars” bouwt de werkterreinen van het Contract voor Economie en Tewerkstelling verder uit tot een operationeel actieplan.
Het Plan zal het voorwerp uitmaken van overleg met de sociale partners.
2/37
DE VASTSTELLINGEN
De overheid is verantwoordelijk voor het creëren van de gunstige voorwaarden voor het behoud, de ontwikkeling, en zelfs voor het scheppen van arbeidsplaatsen. Het behoort bovendien tot de verantwoordelijkheid van de Brusselse overheid om zulke beleidsvormen uit te werken, en dit rechtstreeks ten gunste van de Brusselaars.
Om relevant te zijn, moeten de politieke acties gebaseerd zijn op vaststellingen, de problemen omschrijven en concrete oplossingen voorstellen om eraan te verhelpen. Vanuit de economische en tewerkstellingssituatie van ons gewest kunnen we de volgende vaststellingen verrichten :
1.
Eerste vaststelling : de economische gezondheid van het gewest is relatief goed, en het gewest schept heel wat werkgelegenheid die in de eerste plaats ten goede zou moeten komen van de Brusselaars, zowel wat betreft de openbare als de privé-sector. Inderdaad, het gewest staat voor bijna 20% van het Belgisch BBP en is een economisch zwaargewicht. Bij een vergelijking met andere Europese steden komt Brussel op de 2de plaats, na Londen in termen van BBP per inwoner : dit BBP per inwoner is tweemaal hoger dan in Vlaanderen en iets minder dan driemaal hoger dan in Wallonië. Onze bedrijven getuigen van een groot dynamisme en realiseren een hoge toegevoegde waarde door Brussel te positioneren als een eerste-rangsactiviteitscentrum in België en het buitenland : de investeringen in het Brussels gewest vertegenwoordigen 21% van de totale investeringen in België. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verenigt bijgevolg alle gunstige voorwaarden die moeten bijdragen tot een verbetering van het tewerkstellingspercentage van de Brusselaars in de private ondernemingen. De tewerkstelling in de private ondernemingen te Brussel is met +/- 430.000 posten goed voor twee derden van de totale Brusselse tewerkstelling. De tewerkstelling, die wordt verschaft door de openbare sector, vertegenwoordigt ongeveer 220.000 posten (33%) van de totale Brusselse tewerkstelling. Dit percentage omvat het personeel van alle federale en gewestelijke ministeries en besturen.
2.
Tweede vaststelling : het Brussels werkloosheidspercentage is zeer hoog en een groot gedeelte van de Brusselse werklozen zijn jongeren.
3/37
Met 21% is het werkloosheidspercentage van de Brusselaars het hoogste van het land : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ontsnapt enerzijds niet aan de gevolgen van de specifieke kenmerken van de grootstad – vertrek van de industrie uit het stadsmilieu, een bekken van armoede, de permanente aantrekkingskracht ten aanzien van werklozen, de eerste plaats van integratie van allochtonen – en anderzijds evenmin aan de impact van het pendelfenomeen dat de concurrentie tussen werkzoekenden opdrijft en een grotere selectiviteit mogelijk maakt wat betreft het arbeidsaanbod. De jonge Brusselaars hebben het trieste voorrecht van het hoogste werkloosheidspercentage van het land: 33% van de 90.000 werkzoekenden, een percentage dat geen vergelijking kan doorstaat met dat van Vlaanderen (15%) of Wallonië (22%). Zij vertegenwoordigen eveneens ongeveer 30% van de volledig uitkeringsgerechtigde Brusselse werklozen.
3.
Derde vaststelling : ondanks een sterke economische ontwikkeling biedt het gewest veel te weinig arbeidsplaatsen aan de Brusselaars. Inderdaad, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is veruit de eerste tewerkstellingspool van het land en biedt werk aan meer dan 650.000 personen; het wordt gekenmerkt door een aanzienlijk groeipercentage wat betreft de schepping van arbeidsplaatsen (+ 6,4% per jaar tijdens de laatste jaren). Het is daarentegen paradoxaal – en zelfs zorgwekkend – dat slechts 291.000 Brusselaars (45%), loontrekkenden in de private of de openbare sector, en zelfstandigen van allerlei aard werk vinden in hun gewest dat terzelfder tijd ongeveer 362.000 pendelaars verwelkomt (55%) ! Indien men rekening houdt met het laag percentage van Brusselse pendelaars, dan stelt men vast dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest allesbehalve een benijdenswaardige positie bekleedt inzake tewerkstellingspercentage (54%), en zich tien percent onder het Europese gemiddelde bevindt (64%).
4.
Vierde vaststelling : de werkzoekenden geresponsabiliseerd in hun zoeken naar werk.
worden
niet
voldoende
begeleid
et
Het ingewikkeld institutioneel en operationeel karakter van het geheel van de Brusselse tewerkstellingsvoorzieningen is een van de elementen dat ervoor zorgt dat de Brusselse werkzoekende, en met name deze die behoort tot de meest kansarme categorieën zich vaak geïsoleerd en machteloos voelt. Dit kan leiden tot een evidente demotivatie wat betreft het zoeken naar werk.
5.
Vijfde vaststelling : het gebrek aan overeenstemming tussen het kwalificatieniveau van de Brusselse werkzoekende en de kwalificatie-eisen van de arbeidsmarkt. Een van de doorslaggevende factoren van de werkloosheid ligt in het te laag scholingsniveau van een meerderheid van de Brusselse werkzoekenden waarvan meer dan 65% in het beste geval slechts het lager secundair onderwijs heeft afgewerkt, dit terwijl slechts 35% van de werkaanbiedingen overeenstemmen met dit kwalificatieniveau. Het stedelijk karakter en de functie van Belgische en Europese hoofdstad duwen de lokale arbeidsmarkt in de richting van een evolutie afgestemd op de sector van de dienstverlening aan de bedrijven en de besturen. Dit gaat gepaard met hoge eisen inzake kwalificatie en talenkennis. De nood aan opleiding is duidelijk. Welnu, de capaciteit inzake vorming is nog ruim ontoereikend. Het opleidingsaanbod moet worden verfijnd om een betere overeenstemming te bieden met de noden van de arbeidsmarkt. Er moet verder bijzondere aandacht worden geschonken aan de ontwikkeling van opleidingen met betrekking tot sectoren die werkgelegenheid creëren, de knelpuntberoepen en de verwerving van taalkennis.
4/37
6.
Zesde vaststelling : de Brusselaars verplaatsen zich niet genoeg om een job te zoeken en buiten ons gewest aan het werk te gaan. Het gewest is niet de enige plaats waar er mogelijk arbeidsplaatsen voorhanden zijn voor de Brusselaars. Het economisch hinterland van Brussel vormt een pool van tewerkstelling met een hoge vraag. Want ook deze pool wordt gekenmerkt door gunstige economische evoluties die werkgelegenheid scheppen. Het gemiddeld werkloosheidspercentage in de gemeenten van dit hinderland is heel wat lager : het bereikt 4,6% in de Vlaamse gemeenten en 8,5% in de Waalse gemeenten. De Brusselaars maken hiervan weinig gebruik. Zo bedraagt het aantal eigen pendelaars naar de andere gewesten zelfs geen 50.000 eenheden, 34.000 richting Vlaanderen en 16.000 richting Wallonië.
7. Zevende vaststelling : de BGDA verzorgt een groot aantal verschillende opdrachten bovenop de plaatsing van werkzoekenden, en biedt aan de ondernemingen en werkzoekenden een dienst die niet ten volle beantwoordt aan de vraag. Brussel heeft de nood en de wil om zich te doen erkennen als een volwaardig gewest ten aanzien van de andere gewesten en gemeenschappen. Dit impliceert de noodzaak van een sterke concurrentiële positie, ten aanzien van zijn werknemers die, zoals we reeds hebben gezien, de impact ondergaan van het pendelfenomeen wat de vraag naar werk bevordert. Het welslagen van de tewerkstelling van een verhoogd aantal Brusselaars en – tegelijkertijd – van een beperking van de sociale breuk hangt af van de dynamisering van openbare instrumenten zoals de BGDA.
8.
Achtste vaststelling : een aanzienlijk aandeel van de Brusselse bevolking is van allochtone oorsprong en ondervindt moeilijkheden om werk te vinden. Volgens de BIT-studie is het duidelijk dat bij gelijke kwalificaties de kandidaat van buitenlandse oorsprong minder kansen heeft om werk te vinden dan zijn / haar Belgische collega : het discriminatiepercentage bedraagt 34%. Volgens de studie KUL-ULB van 2005 besteld door het Territoriaal Pact zou dit cijfer nog zijn verergerd in 2005. De sociologische samenstelling van de Brusselse bevolking wijst op het bestaan van categorieën van personen uit socio-economisch kansarme wijken die de nadelen cumuleren in hun zoektocht naar werk. Deze studie toont aan dat in 10 jaar tijd een zekere etnische stratificatie van de arbeidsmarkt is opgetreden.
9. Negende vaststelling : hardnekkig zwartwerk dat de arbeidsmarkt onwricht. Het Belgisch tijdschrift van de Sociale Zekerheid heeft een evaluatie geleverd van de omvang van deze parallelle economie in termen van % van het BBP, en heeft het cijfer van 23% naar voren geschoven voor België. Het Europese gemiddelde bedraagt daarentegen 18%.
5/37
10. Tiende vaststelling : het ondergebruik van de federale instrumenten in het gewest. Ons gewest staat er tenslotte niet alleen voor om al deze uitdagingen aan te nemen. Ook de federale overheid beschikt over instrumenten die het gewest niet in toereikende mate benut. Hierbij dient bijvoorbeeld gedacht aan het feit dat van de ongeveer 40.000 contracten van eerste tewerkstelling, die in 2003 in België werden ondertekend, er slechts 8% (3200) in Brussel werden gesloten, en minder dan ¼ van de aangeworven jongeren zijn inwoners van Brussel. Dit geldt eveneens voor het gebruik van de dienstencheques : slechts 4% van de gebruikers zijn Brusselaars. In haar memorandum aan de federale regering van 15 september 2005 heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering voorstellen gedaan om de bestaande voorzieningen te versterken : voorrang aan de jongeren, verbetering van de vertegenwoordiging van de Brusselaars in het openbaar ambt en de publieke ondernemingen, concentratie van de beperkingen van de sociale lasten op de lage lonen en de fiscaliteit van de ondernemingen.
*
6/37
DE VOORSTELLEN
Na deze tien vaststellingen moeten er ook tien antwoorden worden gegeven. Het handelt zich niet om een catalogus van nieuwe maatregelen die zich bij de 230 komen voegen die reeds voorhanden zijn in België, maar wel om de uiting van de wil om zich te concentreren op het essentiële, een rationalisering van wat reeds bestaat om het doeltreffender te maken en er een nieuw elan aan te geven. Bij de opstelling van dit “Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars” werden door de Brusselse regering de volgende prioriteiten weerhouden : • De tewerkstelling van jongeren;
• De versterking van het partnership met alle betrokken – publieke en private – actoren; 7/37
• Het belang dat dient gegeven aan kwalificaties en opleiding; • De bijstelling van de openbare instrumenten, met name van de BGDA. Deze tien antwoorden werden aangenomen in het kader van het Contract voor Economie en Tewerkstelling, en worden uitgewerkt op basis van vier assen :
1.
2. •
3. 1. ontwikkeling van een ware coaching in plaats van een systeem van « referent », met inbegrip van de responsabilisering van de werkzoekende, 2. bevordering van de mobiliteit van onze werkzoekenden naar de andere gewesten toe.
•
3. het aannemen van concrete maatregelen om de jongeren op zoek naar werk beter uit te rusten en dezen zonder af te wachten en vanaf de wachtstage concreet te helpen.
•
Mobilisatie van alle private en publieke actoren voor tewerkstelling ten gunste van de Brusselaars 4. mobilisatie van de publieke actoren en met name de verbetering van de werking van de BGDA door deze opnieuw af te stemmen op haar « core business » en door een ontwikkeling van de kwaliteit van de diensten verleend aan de ondernemingen, 5. mobilisatie van de private actoren, 6. toename van het aandeel van de Brusselaars op de Brusselse arbeidsmarkt van 45 % tot 50 %, 7. promotie en ontwikkeling van de diversiteit binnen de ondernemingen, 8. opvoeren van de strijd tegen het zwartwerk door een versterking van het personeelsbestand en de ontwikkeling van het gebruik van de dienstencheques,
• Verbetering van de bekwaamheden van de Brusselaars 9. verbetering en diversificatie van het opleidingsaanbod, met name door de ontwikkeling en het vergemakkelijken van opleidingen in bedrijven. • • • •
1. 2. 3. 4. • •
Optimalisering van het gebruik van de federale instrumenten
8/37
10. Zorgen voor een beter gebruik door ons gewest van de federale mechanismen inzake tewerkstelling. •
§ § § §
9/37
As 1 Een toekomst bieden aan de jongeren en een efficiënte en concurrentiële « coaching » van de werkzoekenden ontwikkelen, met de nadruk op responsabilisering
Het is niet makkelijk om in Brussel (opnieuw) werk te vinden. Bovenop de onvermijdelijke conjunctuurschommelingen beschikt Brussel over een uiterst 'getertiariseerde' arbeidsmarkt met begrenzingen die niet samenvallen met zijn ware economische aantrekkingskracht, die trouwens onderhevig is aan de concurrentiedruk van de andere gewesten. De Brusselse werkzoekende wordt bovendien geconfronteerd met de institutionele complexiteit van ons gewest. Gelet op deze moeilijkheden eigen aan het Brussels gewest is het belangrijk dat de overheidsinspanningen bijdragen tot de strijd tegen demotivatie en – vooral – vermijden dat deze demotivatie vervalt in een sfeer van aanvaarding en inschikkelijkheid. Een aangepaste, stevige, gestructureerde begeleiding door opgeleide beroepsmensen verhoogt de kansen op inschakeling en vormt een doeltreffend middel om ter voorkomen dat de betrokkenen in de werkloosheid wegzinken. Er moet heel bijzondere aandacht worden verleend aan de jongeren en aan diegenen die pas hun job hebben verloren. Het is bijzonder nadelig als niet-opgeleide jongeren, die hun intrede doen op de arbeidsmarkt, te vaak worden genoopt tot inactiviteit tijdens de wachtstage en als zij niet voldoende worden georiënteerd en omkaderd. Van de 6.000 jongeren (jonger dan 30 jaar) die zich doorgaans elk jaar inschrijven bij de BGDA zal een derde – waarvan bijna de helft laaggeschoold is – zich na afloop van het jaar van de wachtstage inschrijven als volledig werkloze, zonder enige valoriserende ervaring tijdens hun zoektocht naar werk. We moeten ingrijpen om deze situatie te veranderen. De wachtstage moet toelaten een beroepservaring op te doen, een stage of kwalificerende opleiding te volgen tijdens dat jaar. Het jaar moet worden benut om de positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Voor de werkzoekenden die pas hun werk hebben verloren, moet door de BGDA een « versneld » parcours worden uitgewerkt. Doel : erover waken dat het dynamisme en de motivatie om snel opnieuw een waardige job te vinden niet verloren gaat. 1.1. Het « CBP » – « AWZ » : 1.1.1 Het Contract voor Beroepsproject (CBP). Deze maatregel werd uitgewerkt om een geformaliseerde en individuele opvolging te verzekeren voor elke werkzoekende die bij de BGDA is ingeschreven, en dit vanaf de derde maand van inschrijving. De doelstelling bestaat erin, een geïndividualiseerd parcours uit te werken waarin de werkzoekende een actieve rol vervult en daarbij een « coaching » krijgt van de BGDA. Aan de werkzoekende worden daarbij een aantal acties voorgesteld waarvoor hij of zij zich vrij kan inschrijven : een AWZ-begeleiding om het CV te verbeteren of te oefenen voor sollicitatiegesprekken, een heroriëntering naar de beroepsopleiding indien er lacunes worden vastgesteld... Men wil alle werkzoekenden jonger dan 50 jaar bereiken. Nu de maatregel een jaar bestaat, kan een dubbele vaststelling worden gedaan. De maatregel is doeltreffend en vervult haar opdracht : - het aantal begeleidende acties neemt toe : de oproepen van de werkzoekenden zijn met 60% gestegen, de raadpleging van de plaatsaanbiedingen met 32%, de inschakelingsacties (de ateliers voor het actief zoeken naar werk, voor het opstellen van een CV, de voorbereiding voor een sollicitatiegesprek...) met 30%. - maar er dient vooral gewezen op de reële impact van de tewerkstellingsvoorzieningen : de kansen om uit de werkloosheid te geraken zijn groter voor wie een CBP ondertekent : het
10/37
tewerkstellingspercentage bedraagt 24% voor de groep van niet-ondertekenaars tegen 30% voor de ondertekenaars. 1.1.2 Een meer intensieve coaching Het is absoluut noodzakelijk dat de begeleiding attractiever en efficiënter wordt. De formule kan op verschillende manieren verbeterd worden : ✔ De presentatiemethode van het CBP in grote groepen moet worden herzien en omgezet
in beperkte groepen, en zelfs in individuele formules. De doelstelling bestaat erin, een beter zicht te krijgen op de voordelen van de maatregel. Het is niet normaal om vandaag te moeten vaststellen dat de helft van de opgeroepen personen voor een presentatieonderhoud de vergadering verlaat zonder het contract te ondertekenen. Men moet het aantal ondertekenaars verhogen. ✔ De functie van arbeidsconsulent moet evolueren zodat de benadering professioneler wordt in
de zin van een « coaching » met een reële meerwaarde. Op dat vlak moet het personeel dus absoluut worden opgeleid.
✔ De frequentie van de contacten tussen de partners (de werkzoekende en de BGDA) moet
worden opgevoerd. Iedereen is het erover eens dat het geen zin heeft om zijn consulent te ontmoeten om de zes maanden. Dit geldt in het bijzonder voor de jongeren en recente werklozen.
✔ De belangrijke stromen van werkzoekenden (bijna 120.000 contacten per jaar) vereisen een
maximalisering van het e-government en van de informatica-interfaces die ter beschikking worden gesteld van de werkzoekenden. 1.1.3. Ontwikkeling van de AAZW (ateliers woor het actief zoeken naar werk). In het rechtstreekse verlengde van het coachingbeginsel stellen wij voor om meer specifiek de begeleidende acties voor het actief zoeken naar werk verder te ontwikkelen. Verschillende evaluaties hebben aangetoond dat de groepsformules bijzonder doeltreffend zijn. Wij stellen voor om de capaciteit van de ateliers bij de partners te verhogen om zo het aantal deelnemers te kunnen verdubbelen. De onthaalcapaciteit bij de 18 partners zal dan ook in functie hiervan herzien moeten worden.
1.2. Het net Het BGDA-partnership (zowat 130 actieve partners in de domeinen van de SPI) stelt de BGDA in staat zijn interactie met het geheel van de actoren op de Brusselse arbeidsmarkt te versterken. Zijn structurering moet de uitvoering van een coherent en doeltreffend tewerkstellingsbeleid garanderen. Dankzij die partnerships kunnen de werkzoekenden een beroep doen op een dienst die breed over het gewestelijk grondgebied verspreid is. Een gecoördineerde lokale benadering laat toe concrete acties voor de werkzoekenden te voeren. Wij citeren hier de hulpbronnen van de BGDA en de tweedelijnspartners zoals de AWZ, de missions locales, de opleidingverstrekkers en de kinderbewaarplaatsen. De stijging van het aantal werkzoekenden die een CBP ondertekenen zal het noodzakelijk maken de verschillende partnerships te versterken die met de BGDA zijn aangegaan. Deze vermeerdering van het dienstenaanbod moet gepaard gaan met de voortzetting van de denkoefening met het oog op het rationaliseren en optimaliseren van het begeleidingsproces. Ook al vertoont het net vandaag algemeen een goede structuur, toch heeft het verschillende en soms tegenstrijdige werkmethoden tot ontwikkeling zien komen. De activiteit van het net en de ontwikkeling ervan mogen niet meer op een ordeloze manier gebeuren, maar in overleg met de BGDA. Men zal dus
11/37
moeten zorgen voor een hervorming van de SPI-programma's om ze op dezelfde lijn te brengen als de geactualiseerde behoeften van de arbeidsmarkt van het Gewest. De aanbestedingsformules op inschrijvingen moeten herzien worden in de richting van een betere aanpassing aan een steeds sterker bewegende arbeidsmarkt. Er moet dringend een evaluatie van de partnerships gemaakt worden en voor de toekomst moeten opvolgingsformules voorzien worden waarin het creëren van permanente doeltreffendheids-indicatoren van de voorgestelde programma's geïntegreerd zijn (monitoring)
1.3. Tewerkstellingsmobiliteit
Als de toegang van de Brusselse werkzoekenden tot de arbeidsmarkt van de beide andere Gewesten verbetert, dan kan dit een gunstig effect hebben op de werkgelegenheid in ons Gewest. Hiervoor zullen de voorwaarden gecreëerd moeten worden die de werkzoekenden toelaten toe te treden tot de ondernemingen van de andere gewesten en men zal moeten rechtvaardigen dat dit voorstel nauw verbonden is aan het aspect mobiliteit dat behandeld wordt in het hoofdstuk over het CBP. Er moet in het bijzonder aandacht geschonken worden aan de gemeenten die aan het gewestelijk grondgebied grenzen. Een samenwerkingsakkoord met het Vlaams Gewest zou concrete acties op gang kunnen brengen met het oog op de aanwerving van Brusselaars in die gemeenten waar het werkloosheidscijfer bijzonder laag is. Een samenwerking met het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap moet ook voor reële voordelen zorgen voor de Brusselse werkzoekenden in termen van het vergroten van hun bekwaamheden. De voorkeur moet uitgaan naar een samenwerking met de Bevoegdheidscentra en de Valideringscentra. In die context is het belangrijk het belang van de talenkennis te benadrukken. De ontwikkeling van de taalcheques moet er eveneens voor zorgen dat de intergewestelijke mobiliteit gestimuleerd wordt.
12/37
As 2 : Mobilisatie van de economische actoren voor tewerkstelling ten gunste van de Brusselaars
Naar het voorbeeld van het Contract voor Economie en Tewerkstelling zal de uitvoering ervan de mobilisatie vereisen van alle actoren en partners op het vlak van tewerkstelling in ons gewest. En aangezien dit plan wordt gedragen door de politieke overheid, lijkt het ons belangrijk dat het gewest het goede voorbeeld geeft. De eerste voorstellen zullen dan ook betrekking hebben op de openbare sector.
2.1. Mobilisatie van de publieke actoren
2.1.1 Toegang tot de tewerkstelling in de openbare sector De Brusselse ministeries en ION's bieden werk aan ongeveer 12.800 personen waarvan 55% Brusselaars (6.650).
Zoals voorzien in de regeerverklaring, moeten de ministeries, de ION's en de gemeenten verplicht bijdragen tot de strijd tegen de werkloosheid; hiertoe moeten al deze instellingen de BGDA in de mogelijkheid stellen om kandidaten voor te dragen voor hun werkaanbiedingen.
Tenslotte moet ook de toegang van de Brusselaars tot statutaire functies in Brusselse openbare instellingen worden vergemakkelijkt (niettegenstaande de verplichtingen van het statuut van de openbare sector). Aan onze burgers dienen bijgevolg aangepaste opleidingen te worden aangeboden, evenals een doelgerichte coaching, om hen zo goed mogelijk voor te bereiden op de examens bij Selor. Er is namelijk duidelijk gebleken dat hun slaagpercentage voor deze proeven te laag ligt. Het bestaande partnership tussen de BGDA en Selor zal dan ook moeten worden versterkt
2.1.2 Verbetering van de werking van de BGDA Gelet op een bijzonder moeilijke situatie inzake werkloosheid en opleiding bij de Brusselaars, is er nood aan een versterking en modernisering van de actie van de BGDA. De begrotingsmiddelen toegekend door de regering hebben de BGDA reeds in de mogelijkheid gesteld
13/37
om twee essentiële werven op te starten om zijn doeltreffendheid en positionering als gewestelijke plaatsingsinstelling te verbeteren.
§
De eerste lopende werf beoogt de verbetering van het beheer van de werkaanbiedingen om deze enerzijds meer zichtbaar en toegankelijker te maken voor de werkzoekenden en anderzijds om de centrale rol van de BGDA als plaatsingsorganisme te verzekeren.
§
De tweede lopende werf streeft de professionalisering na van zijn diensten, met name inzake de proactieve benadering van de ondernemingen. De werkgevers appreciëren steeds meer de diensten « op maat » die zijn aangepast aan hun noden en die worden aangeboden door de Brusselse Dienst voor Werkgevers. De BGDA moet zijn inspanningen terzake dan ook verder zetten.
Een reeks maatregelen vullen het plan tot versterking van de actie van de BGDA aan :
1. Beheerscontract tussen het gewest en de BGDA : de opstelling van een beheerscontract tussen het gewest en de BGDA is aan de gang en zou moeten uitmonden in een ondertekening door de partijen in het begin van 2006. Dit beheerscontract zal de prioritaire opdrachten van de BGDA omschrijven en de te halen kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen bepalen, evenals de middelen die hiertoe noodzakelijk zijn. Bovenop dit beheerscontract zou een kaderreglementering kunnen worden aangenomen over de opdrachten van de tewerkstellingsactoren in het gewest teneinde de rol van elk van de actoren op de arbeidsmarkt te verduidelijken.
2. Versterking van de klantgerichtheid van de BGDA De doelstelling hier is de ontwikkeling van de kwaliteit van de antwoorden die worden geboden op de vragen van de werkzoekenden en de ondernemingen.
§ § § §
3. Decentralisatie van de actie van de BGDA Om de BGDA korter bij de burger te brengen, zal het aantal en de opdracht van de lokale antennes van de BGDA geleidelijk worden opgevoerd om binnen drie jaar het hele grondgebied van de 19 Brusselse gemeenten te bestrijken. Samen met deze decentralisatie van de actie van de BGDA op lokaal vlak zal het gewest in samenwerking met de gemeenten de groepering bevorderen van het lokale aanbod inzake tewerkstelling en socio-professionele inschakeling door de oprichting van een « werkhuis » in elke gemeente.
4. Interface Tewerkstelling - Opleiding Het Brussels institutioneel landschap maakt dat tewerkstelling en opleiding ressorteren onder verschillende politieke entiteiten. We moeten de synergieën opvoeren wat betreft de acties van de gewestelijke instelling voor plaatsing en de gemeenschappelijke instellingen voor opleiding. In 2006 zal een specifieke partnershipsovereenkomst worden gesloten tussen de BGDA en Bruxelles-Formation. Hierbij zal een gemeenschappelijke operationele interface worden opgericht. Een identieke overeenkomst zal worden aangenomen met de VDAB.
14/37
5. Versterking van de partnerships met de lokale actoren inzake socio-professionele inschakeling De actie van de operatoren en de lokale actoren van socio-professionele inschakeling zal opnieuw worden bepaald en beter afgestemd op hun basisopdracht. De BGDA spitst zich toe op de relaties met en de plaatsing in de grote bedrijven en KMO's. De lokale actoren inzake socio-professionele inschakeling zullen worden erkend en gespecialiseerd in hun relaties met de lokale ZKO's.
6. Herlancering van het partnership met de private uitzendsector Zoals hierna wordt aangegeven, zal het partnership tussen de BGDA en de private uitzendoperatoren opnieuw worden gelanceerd. Om deze actiehefboom te versterken, en in een benadering van « te laten doen » in plaats van « te doen », zal de BGDA (in zijn rol van regisseur of bouwheer en niet meer als operator) door middel van specifieke overeenkomsten beroep doen op de medewerking van de uitzendbedrijven die op actieve wijze willen bijdragen tot het gewestelijk beleid voor de beperking van de Brusselse werkloosheid. 7. Ontwikkeling van het e-government De ontwikkeling van het e-government moet worden verder gezet. Het Netwerk van Werkgelegenheidsplatformen (NWP) zal worden bevesti
8. Toegang tot de werkaanbiedingen De BGDA zal snel zijn portal site « IAM » (Informatie over de Arbeidsmarkt) in werking stellen. Elke belangstellende zal er duidelijke, volledige en geactualiseerde informatie over de arbeidsmarkt kunnen vinden en aldus keuzes kunnen maken met kennis van zaken. 9. Versterking van het communicatiebeleid van de BGDA In het kader van zijn beheerscontract zal de BGDA er in 2006 over waken zich te voorzien van een – intern en extern - modern communicatiebeleid waarbij de instelling identieke middelen besteedt als de VDAB of de FOREM.
3. 15/37
2.1.3. Oprichting van een advies « tewerkstelling » 1. De publieke initiatieven moeten getuigen van coherentie ten opzichte van de doelstelling van de strijd tegen de werkloosheid. Hiertoe stellen wij voor dat alle maatregelen, die door de regering worden genomen, zouden worden geanalyseerd vanuit het oogpunt van de doelstelling « tewerkstelling ». In concreto lijkt het ons belangrijk dat in elke nota voorgelegd aan de regering een paragraaf wordt opgenomen betreffende de tewerkstelling. Dit zal toelaten om de toegevoegde waarde in termen van tewerkstelling van elk project te maximaliseren.
2.2. Mobilisatie van de private actoren Ons gewest verkeert in een relatief goede economische gezondheid die ten goede moet komen aan de Brusselaars en verplicht tot uiting moet komen doorheen arbeidsplaatsen voor de Brusselaars. Het is bijgevolg gerechtvaardigd om de medewerking te vragen van de werkgevers die in ons gewest zijn gevestigd. De doelstelling is duidelijk : een percentage van 50% Brusselaars halen op de Brusselse private arbeidsmarkt.
Het model van het Handvest voor IKEA, Décathlon en voor Casino Austria, waarin de morele intenties werden opgenomen om ten belope van twee derden Brusselaars aan te werven, heeft duidelijk resultaten opgeleverd. Deze praktijk dient veralgemeend bij elke nieuwe vestiging en nieuwe uitbreiding van een onderneming in het gewest. Het eigenlijke beginsel van dit handvest kan zelfs worden uitgebreid om er de inspanningen in op te nemen inzake de opleiding van de werkzoekenden die de onderneming, die het handvest ondertekent, bereid zal zijn te doen. De samenwerking met de BGDA bij recrutering vormt in deze optiek een verplichte stap. De BGDA moet er wel voor zorgen dat de kwaliteit van het antwoord op de vraag is verzekerd.
In dezelfde lijn moeten de economische of fiscale steunmaatregelen worden gekoppeld aan acties tot
16/37
aanwerving of opleiding van de werkzoekenden van het gewest : –
de steun voor economische expansie zoals voorzien in de ordonnantie en haar uitvoeringsbesluit, moet worden gedifferentieerd in functie van de inspanningen van de ondernemingen om voor hun aanwervingen op prioritaire wijze samen te werken met de BGDA. Men heeft geraamd dat dit systeem betrekking kan hebben op een duizendtal dossiers per jaar.
–
De steun voor de drie sectoren die veel werkgelegenheid scheppen, te weten : * de handel en de horeca, * de sector van de bouw en de woongelegenheid/renovatie, en * de social-profitsector, evenals op langere termijn de steun voor de drie sectoren van vernieuwing, zoals bepaald door het CET, moeten een impact hebben op de tewerkstelling. Dit betekent dat de steun verleend aan deze sectoren tot uiting moet komen doorheen de aanwerving van Brusselaars.
–
De terbeschikkingstelling van terreinen door de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB) aan ondernemingen die er zich willen vestigen of uitbreiden zullen rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen moeten hebben in termen van tewerkstelling voor de Brusselaars. Hetzelfde zou moeten gelden voor de investeringen toegezegd door de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB).
–
De vrijhandelszones uitgebouwd door de regering in ons gewest zullen moeten toelaten om de bedrijven, die zich in deze zones willen vestigen of er verder wensen te blijven, fiscaal aan te moedigen, voornamelijk deze die veel werkgelegenheid creëren voor de Brusselaars en aan vernieuwing doen.
–
De aanmoediging van de jonge zelfstandigen of oprichters van ondernemingen zal niet enkel financiële voorzieningen moeten omvatten maar tevens maatregelen inzake advies en opleiding om de ontwikkeling van hun ideeën en activiteiten te ondersteunen.
–
De steun verleend aan de sector van de sociale economie, overeenkomstig het wettelijk kader ingevoerd in ons gewest, moet toelaten om Plaatselijke Initiatieven voor de Ontwikkeling van de Werkgelegenheid (PIOW's) en Inschakelingsbedrijven op te richten. 8. –
17/37
2.3. Specifieke mobilisatie van de uitzendsector
2.3.1 Samenwerking met de uitzendsector
In de loop van het jaar 2004 werden 30.520 uitzendkrachten te werk gesteld in het gewest, dit is 9,4% van het nationaal totaal. Dit percentage vertegenwoordigt een toename met 8,5% in verhouding tot 2003. De meest opmerkelijke stijging heeft betrekking op het arbeiderssegment (+ 10,71%). De uitzendsector blijft niettemin uiterst gevoelig voor de conjuncturele schommelingen van de economie. Gelet op het aanzienlijk aantal opdrachten die voor de Brusselaars kunnen uitmonden in een overeenkomst van onbepaalde duur, kan men de uitzendsector beschouwen als een volwaardige actor in de strijd tegen de werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het zou bijgevolg verstandig zijn om de toegang tot deze hefboom te vergemakkelijken voor de werkzoekenden die uitzendarbeid willen verrichten in het kader van een Contract voor Beroepsproject (9.600), door hen de mogelijkheid te bieden om zich te richten tot de 95 erkende uitzendkantoren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Over dit project dient overleg gepleegd met Federgon. Het idee bestaat erin, een algemene overeenkomst te sluiten in het kader van de ordonnantie op het gemengd beheer van de arbeidsmarkt.
2.3.2. De Sociale Uitzendkantoren Gelet op de omvang van de werkloosheid bij zeer kansarme jongeren in het Brussels gewest, is het bovendien belangrijk om een modelproject van Sociaal Uitzendkantoor uit te bouwen, voor de leeftijdsgroep 16-30 jaar. Dit SUK zal worden opgericht in samenwerking met een uitzendkantoor, de BGDA en de actoren inzake socio-professionele inschakeling. De doelstelling bestaat erin, na een eerste fase waarin de laaggeschoolde jongere wordt gevormd en ter beschikking wordt gesteld van een onderneming, aan de jongere een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur aan te bieden. Zoals voorzien in het Contract voor Economie en Tewerkstelling, wil de regering vermijden dat deze zeer kansarme jonge Brusselaars terechtkomen in de spiraal van non-activiteit, de verankering in de werkloosheid en de sociale uitsluiting. Het project draagt eveneens bij tot de inspanningen in de strijd tegen de « parallelle » economie. Het Sociaal Uitzendkantoor onderscheidt zich van het klassieke uitzendkantoor door het doelpubliek van ondergeschoolde jongeren, in grote mate maar niet uitsluitend van allochtone oorsprong, die bijzonder kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt.
Er is een oproep tot offerten gedaan om de actoren op het terrein in de mogelijkheid te stellen om
18/37
projecten in te dienen. Na de analyse van de werking van het eerste uitzendkantoor zal een tweede kantoor worden opgericht
2.4. Bevordering en ontwikkeling van de diversiteit in de ondernemingen De strijd tegen de discriminatie bij aanwerving werd is een prioriteit voor de regering. Deze problematiek past trouwens in het algemeen strategisch kader voor de toegang van de Brusselaars tot werkgelegenheid, en onderstreept de noodzaak van de ontwikkeling met alle betrokken partners van een dynamisch beleid ten gunste van de diversiteit.
Op basis van experimenten die terzake reeds werden gevoerd, heeft een werkgroep van het Territoriaal Pact zich meer in het bijzonder gebogen over de specifieke instrumenten die dienen ontwikkeld en die bovengenoemd proces zouden bevorderen. We zullen een beleid uitwerken van 5 punten dat het voorwerp zullen uitmaken van overleg met de partners en platformen ad hoc. 1. Ondersteuning van de opstelling van een handvest van de diversiteit in de ondernemingen. Het welslagen van het beheer van de diversiteit berust noodzakelijkerwijs op een vrijwillig engagement van alle actoren. Dit impliceert een totale eerbied voor het specifiek karakter van de onderneming en van de grote beginselen inzake participatie in het kader van de interne werking. 2. Invoering, met de hulp van de sociale partners, van diversiteitsplannen op binnen de private ondernemingen en de openbare instellingen. Deze diversiteitsplannen passen in een globale kwalitatieve benadering van de onderneming (positieve werkomgeving : aanpassing, dialoog en openstelling voor een publiek dat gewoonlijk kansarm is) en dragen bij tot het concept van onderneming die eerbied opbrengt voor de burger. 3. Terbeschikkingstelling van de betrokken actoren van de diversiteitsconsulenten om hen bij te staan in hun taken. Deze consulenten zullen ter beschikking staan van de werkgevers om hen te sensibiliseren voor de inzet van de diversiteit. 4. Elke minister belasten met de aanstelling, binnen de besturen en publieke instellingen, die onder zijn bevoegdheden ressorteren, van een verantwoordelijke voor vraagstukken inzake diversiteit, « diversiteitsmanager » genaamd. 5. Uitbreiding van de cel van het Territoriaal Pact, te weten, de transversale strategische cel, door deze te voorzien van middelen om de volgende essentiële taken te vervullen : coördinatie van de initiatieven inzake discriminatie, organisatie van colloquia met de sectoren, permanente sensibilisering van de sectoren en van de tussenpersonen van de arbeidsmarkt.
2.5. Opvoeren van de strijd tegen het zwartwerk
19/37
De gewestelijke sociale inspectie oefent een opdracht uit van bewaking, informatie, preventie, controle en repressie in de zogenaamde sectoren met recurrente sociale fraude. Haar personeelsbestand werd reeds uitgebreid om haar toe te laten : om beter haar doelstellingen inzake informatie, preventie en controle te verwezenlijken en tegelijkertijd een belangrijke ontradende rol te vervullen, – en om anderzijds gerichte acties te ondernemen in een perspectief van stimulering van de tewerkstelling van Brusselse werkzoekenden, en dit in samenwerking met de diensten van de BGDA. Bijkomende maatregelen zullen eveneens waken over de ontwikkeling van synergieën met de federale overheid in het kader van omvangrijke acties. –
24. 25. 26. 27.
28. 29. 30.
31. 32.2.5.1. De dienstencheque 33.s
Specifieke maatregelen, zoals het Activaplan en – vooral – de dienstencheques, worden verondersteld te verhelpen aan het probleem van het zwartwerk. Deze maatregelen werpen vruchten af ook al moet hun promotie te Brussel nog worden opgevoerd : 30% van de huidige gebruikers van de dienstencheques geven toe dat zij voorheen zwartwerk verschaften. Voor bijna 70% van de werknemers vormt de mogelijkheid om het zwartwerk te verlaten een belangrijke en zelfs zeer belangrijke reden om toegang te krijgen tot de officiële arbeidsmarkt. Het gebruik van de dienstencheques te Brussel moet nog worden uitgebouwd. De informatiecampagnes over deze maatregel moeten worden herhaald en gecoördineerd met de nationale campagnes. Deze campagnes moeten zowel de mogelijke gebruikers als de werknemers bereiken die van deze maatregel willen gebruik maken : bijna 400 werkzoekenden ingeschreven bij de BGDA hebben de wens geuit om te werken op basis van deze regeling. Maar de BGDA ontvangt slechts uiterst weinig aanbiedingen voor de dienstencheques. Er moeten bijgevolg plaatsaanbiedingen toegankelijk zijn voor de werkzoekenden. Vaak wordt een gebrek aan opleiding naar voren geschoven als reden voor de weigering van de kandidaten die zijn voorgedragen door de BGDA. Men moet een zeer beperkte beroepsopleiding kunnen aanbieden indien de nood hiertoe zich daadwerkelijk voordoet. Er bestaan terzake experimenten van partnerships, met name wat betreft de Missions Locales. Deze experimenten dienen te worden bestendigd. Het zal er natuurlijk om gaan, ronde-tafelgesprekken te organiseren met de Brusselse werkgevers om structuur te geven aan eisen die de weergave zijn van de specifieke kenmerken van het gewest. Een uitbreiding en een rationalisatie van de erkende ondernemingen zal eveneens een maximale verspreiding van de maatregel mogelijk maken.
Vertrekkend van de vaststelling dat de nood aan buurtdiensten zeer aanzienlijk is in ons gewest, pleiten wij voor een uitbreiding van de maatregel tot andere sectoren. Wij pleiten eveneens voor de geleidelijke oprichting van een erkende dienstencheques-onderneming naast elke PWA-kantoor. Dit zou de zichtbaarheid van de maatregel moeten opvoeren, het aanbod verhogen, maar ook de concurrentie beperken die er de facto is tussen de PWA en de dienstencheques.
20/37
Het is ondenkbaar dat de gewestelijke begroting alleen de uitbreiding zou kunnen steunen van de activiteitssectoren van de dienstencheques (een GECO is goedkoper). Over de openstelling voor nieuwe sectoren zou daarentegen kunnen worden onderhandeld met de federale overheid. Hier zal een gewestelijke bijdrage kunnen worden overwogen.
27. 28. 29. 30.
31. 32. Il est impensable que le budget régional puisse soutenir seul l'extension des secteurs d'activités titres services (un acs coûte moins cher). Par contre l'ouverture à de nouveaux secteurs pourrait être négociée avec le Fédéral. Une contribution régionale pourra être envisagée ici.
33.
21/37
As 3 De kwalificaties van de Brusselaars vergroten door een verbetering en een diversificatie van het aanbod inzake opleiding
Men weet dat 6,5 werklozen op 10 ondergekwalificeerd zijn in Brussel. Een groot aantal Brusselse werkzoekenden beschikt dus niet, elke andere overweging buiten beschouwing gelaten, over de vereiste kwalificaties om zonder al te veel moeilijkheden (opnieuw) werk te vinden. De situatie is ook zorgwekkend voor de jongeren. Een toename van het aanbod inzake opleiding is dus onontbeerlijk. Die inspanning werd reeds ingezet in 2005 met een toename van meer dan 15 % van de budgetten en moet worden voortgezet, met name op het vlak van taalopleidingen en opleidingen die te maken hebben met de knelpuntberoepen of die gericht zijn op groeisectoren en tewerkstellingssectoren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 3.1. De door Bruxelles Formation gegeven opleidingen : Het voor de werkzoekenden toegankelijk aanbod aan opleidingen is nog niet voldoende uitgebreid. Op het vlak van Bruxelles-Formation is het aanbod aan opleidingen in 2005 met 16,4% gestegen. Er werd een bijzondere inspanning geleverd voor: - de toename van de taalopleidingen - het aanbieden van nieuwe opleidingen die hoofdzakelijk bestemd zijn voor laaggeschoolde werkzoekenden die betrokken zijn bij het begeleidingsplan van de BGDA - de ontwikkeling van modules voor de opleiding van bedienden en hulpboekhouders - het invoeren van proeven voor de validering van de bevoegdheden voor metsers. Er werden zeven nieuwe instructeurs in dienst genomen om de ontwikkeling van het aanbod inzake opleidingen te verzekeren. Op het vlak van de instellingen voor beroepsinschakeling werd een inspanning gedaan in de richting van de realisatie van nieuwe opleidingen bestemd voor laaggeschoolde werkzoekenden en gericht op de alfabetisering, het leren van Frans als vreemde taal, de basisopleiding, het gebruik van de informatietechnologieën. Die nieuwe acties die aan de gang zijn, zijn goed voor 96.258 uren opleiding, hebben betrekking op 206 bijkomende stagiairs en vertegenwoordigen de invoering van 18 opleidingssessies. Er werden vijf nieuwe instructeurs in dienst genomen De ontwikkeling van het opleidingsaanbod, waartoe de aanzet gegeven werd in 2005, zal in 2006 worden voortgezet. Die ontwikkelingen beantwoorden aan de door het College van de Franse Gemeenschapscommissie vastgestelde prioriteiten die er naar streven – het opleidingsaanbod te ontwikkelen in die sectoren die werkgelegenheid bieden aan de minst gekwalificeerde werkzoekenden – een snel en concreet antwoord te willen geven dat is aangepast aan het opleidingsproject voor personen die gemobiliseerd zijn door het begeleidingsplan voor werklozen. Er zal gestreefd naar een inkorting van de wachttijden tussen de aanvraag om een opleiding en het effectief starten van de opleiding. 3.2. Begeleidingsmaatregelen voor werkzoekenden die een opleiding volgen in een onderneming 3.2.1 De FPI (individuele beroepsopleiding in onderneming) De penetratie van de FPI-formule is zwak in het BHG: in 2004 tellen we slechts 550 FPI's (11.951 in
22/37
Vlaanderen, 8.350 in Wallonië). Het tewerkstellingspotentieel in het BHG zou ons moeten toelaten het aantal FPI's te verdubbelen. Dit potentieel moet beter aangewend worden. Daarom zal de inspanning betrekking hebben op : - de administratieve vereenvoudiging: in de andere gewesten houdt één enkele instelling zich bezig met de maatregel. In ons gewest transiteert het FPI-dossier tussen de BGDA en Bruxelles-Formation, wat voor aanzienlijke langere termijnen in de behandeling kan zorgen. De verschillende etappes in de aanvraag moeten dus vereenvoudigd worden. - de aantrekkelijkheid van de aanvraag: de idee bestaat erin de voogdij te koppelen aan de FPIformule. - de informatie naar de jongeren: elke jonge werkzoekende zal systematisch op de hoogte gebracht worden van de maatregel, maar voor de ondergeschoolden zonder beroepservaring of die in de wachtstage zitten, zal men er automatisch een zeker « recht » op de maatregel aan koppelen, zonder beperkingen. 3.2.2. De vormings- en ervaringsstage in een onderneming Die nieuwe maatregel is bedoeld om de jonge werkzoekenden de mogelijkheid te geven een beroepsinlevingsstage in een onderneming te kunnen lopen. Die stage zal gekoppeld worden aan een verplichte opleiding. Men opent de mogelijkheid voor de jongere een niet-bezoldigde stage van 2 à 3 maanden te lopen in een onderneming. De stage is volledig gratis uit hoofde van de onderneming. De idee bestaat erin de jongere een eerste onderdompeling in de bedrijfswereld te geven en/of zijn kwalificaties te verbeteren. Die stage zou idealiter in het verlengde van de stage tijdens de studies kunnen liggen. De stage kadert in een logica van opleiding in een onderneming. Er zal dus een opleidingsplan opgemaakt kunnen worden om de meerwaarde van de stage voor de jongere na te gaan. De toekenning van een aanmoedigingspremie aan de jongere betaald door het gewest, zou overwogen kunnen worden. Hier bestaat de idee er eveneens in die stageformule te koppelen aan de voogdij. Zowat 3.310 werkzoekenden zouden hiervoor in aanmerking komen en zouden een vormings- en ervaringsstage kunnen lopen tijdens hun wachtstage. 3.2.3 De voogdij. Om de ondernemingen te helpen bij het opleiden van de werkzoekenden, is het belangrijk een algemene steunmaatregel te ontwikkelen. De voogdijmaatregel kan in die zin opnieuw geactiveerd worden om een nuttig instrument te worden dat de transfer van vaardigheden tussen jonge en minder jonge werknemers begunstigt. Die financiële stimulans is bedoeld om: 1. de opleiding in de ondernemingen te promoten, 2. de werkzoekende een kwalitatieve omkadering te waarborgen, 3. de vaardigheden over te dragen. 3.3. De link Tewerkstelling-Opleiding Het gaat erom de banden tussen de openbare tewerkstellingsoperator, de BGDA en de openbare opleidingsoperatoren, “Bruxelles Formation” en de VDAB te maximaliseren. Het komt erop aan ervoor te zorgen dat zij samenwerken in het kader van samenwerkingsovereenkomsten. De goedkeuring van de maatregelen ter ontwikkeling van deze link Tewerkstelling-Opleiding zal in nauwe samenwerking gebeuren tussen de Brusselse Ministers die bevoegd zijn voor de tewerkstelling en voor de opleiding als gemeenschapsaangelegenheid. 3.4 De inbreng van de openbare dienst en van de privé-social profit sector in de opleiding 3.4.1. Herziening van de formule van de geco's
23/37
Op dit ogenblik tellen we in ons gewest nagenoeg 7.500 banen voor gesubsidieerde contractuelen. Die posten worden naargelang het geval voor een onbepaalde duur toegekend aan de plaatselijke besturen, aan de vzw's, aan de Gemeenschappen. De regeerverklaring voorziet het creëren van 400 geco-posten in 2006 en 500 posten voor de volgende jaren. Die verschillende posten zullen prioritair bestemd zijn voor drie welbepaalde sectoren, namelijk de veiligheid, de netheid en de kinderopvang. Ons idee bestaat er hier in het geco-programma (dat metttertijd een programma van gesubsidieerde openbare tewerkstelling geworden is) af te stemmen op een steunprogramma voor het terugdringen van de werkloosheid, zoals het de oorspronkelijke bedoeling was. In eerste instantie, en bij het bekijken van de kenmerken van de werkloosheid in Brussel, is het wenselijk die posten bij voorkeur open te stellen voor laaggeschoolde werkzoekenden. In tweede instantie stellen wij voor, voor de toekomstige vanaf 2006 toe te kennen geco's, te opteren voor een formule voor een rotatie in de begunstigden mogelijk te maken en het springplankeffect van de maatregel te maximaliseren. De toelage zou gekoppeld zijn aan de werknemer en afnemen met de tijd. De piste van de halftijdse baan en de halftijdse opleiding buiten de onderneming zal onderzocht worden. 3.4.2. De inbreng van de Instellingen van Openbaar Nut – ION's in de opleiding: het Jongerenplan. Het pilootproject dat zopas van start is gegaan kadert in het globaal project van rechtstreekse tewerkstelling van jongeren die deel uitmaken van een kwetsbaar publiek. De fundamentele idee bestaat erin die jongeren een « vormende beroepservaring » (tewerkstelling gekoppeld aan een verplichte opleiding) te geven, ze op de weg te zetten van de sociale integratie en hen bepaalde troeven te geven wanneer zij zich op de arbeidsmarkt zullen aanbieden. De door die « de vormende beroepservaring » nagestreefde functies hebben betrekking op laaggeschoolde jobs waarnaar er vraag is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die overeenstemmen met knelpuntberoepen of economisch inhoudelijke functies. In elk geval zal men voor ogen houden dat dat het einddoel van het pilootproject erin bestaat de begunstigde definitief in de arbeidsmarkt te integreren aan het einde van zijn « vormende beroepservaring ». De ION's en het Ministerie hebben zich geëngageerd als verstrekkers van die in de tijd beperkte « vormende beroepservaring ». Die « vormende beroepservaringen » zijn vrijwillig beperkt in de tijd: het nagestreefd effect is een voldoende groot rotatieproces te verzekeren op het niveau van de begunstigden om er een maximumaantal te bereiken in de loop van de volgende jaren. 3.5. De referentiecentra Het referentiecentrum is een waardevol instrument om het probleem van de ongelijkheid tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en dat van de verankering van de jonge Brusselaars in de werkloosheid op te lossen. Dit centrum is bedoeld om de Brusselaars aan werk te helpen door hen een aanvullende opleiding te bieden of een kans om zich te herscholen door het verwerven van nieuwe technische vaardigheden, waarbij de betrokken sector geassocieerd wordt. Een oproep tot projecten zal in de beroepssectoren gelanceerd worden voor de samenstelling van dossiers in de beroepen van de Bouw, de Horeca, de Logistiek, de nieuwe Stadsberoepen, die uit de Hulpverlening en Thuiszorg, uit de verkoop en de kleinhandel. Pro memorie: het gebruikt model is een gelijkwaardig partnership openbaar/privé. In 2006 zal men voor vier nieuwe Referentiecentra een oproep tot projecten doen, referentiecentra die in de loop van de jaren 2006, 2007 en 2008 opgericht moeten worden. Meer dan 30 % van de acties van het Referentiecentrum zal op de jongeren afgestemd zijn. Er zullen daartoe specifieke screenings van de jonge werkzoekenden doorgevoerd worden. Tot slot zal men de mogelijkheid van het oprichten van een BGDA-antenne in elke referentiecentrum analyseren om met de betrokken sectoren bruggen te kunnen maken.
24/37
As 4 De federale instrumenten
In haar memorandum van 15 september 2005 aan de Federale Regering, heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering voorstellen naar voren geschoven om de voorziene voorzieningen te versterken: prioritair accent op de jongeren, verbetering van de aanwezigheid van Brusselaars in het openbaar ambt en de openbare ondernemingen, concentratie van de verlaging van de sociale lasten op de lage lonen en de fiscaliteit van de ondernemingen. 4.1 Tewerkstelling jongeren De kenschetsende verjonging van de Brusselse bevolking is een bijzonderheid die het BHG onderscheidt van de andere twee Gewesten. Bijgevolg vraagt de Brusselse Regering, in haar voorstellen van 15 september 2005 gericht aan de Federale Regering, de Federale Staat het debat te voeren over de eindeloopbaan, tegelijk met dat over de tewerkstelling van jongeren, waarbij gelijkaardige middelen worden ingezet. Om precies te zijn, worden de volgende voorstellen gedaan: ✔
in het kader van het alternerend leren-werken (30% van de jongeren van de CEFA's lopen op dit ogenblik geen stage) vraagt de Brusselse Hoofdstedelijke Regering de federale overheid de ondernemingen te sensibiliseren voor de maatregelen die voorzien zijn op het vlak van de voogdijpremies en de fiscale verminderingen. De voor de werkgever voorziene fiscale vermindering zou opgetrokken moeten worden voor die werkgevers die werknemers in dienst nemen die afkomstig zijn uit steden waarmee de federale overheid een stadscontract afgesloten heeft.
✔
in het kader van het project van sociaal uitzendkantoor bestaat de vraag van de Brusselse Regering erin om van de federale overheid een verlaging van de patronale lasten te bekomen of een bonus op het voogdijmodel dat voorzien is om het alternerend leren-werken te promoten voor elke onderneming die een COD zou afsluiten met de stagiair.
✔
wat de Rosetta's betreft, waarvan er 380 bijkomende voorzien zijn door de federale overheid, stelt de Regering een recrutering voor door de gewestelijke plaatsingsdiensten en dit, naar rato van de gegevens betreffende de werkloosheid van laaggeschoolde jongeren.
–
in het kader van de FPI, de maatregel uitbreiden naar de jongeren toe die uit het technisch of beroepsonderwijs komen of een beroepsopleiding genoten hebben bij openbare opleidingsverstrekkers (met inbegrip van taallessen) en een voogdijpremie (voogdijbonus) toekennen aan de onderneming gedurende de FPI.
4.2. Ondervertegenwoordiging van de Brusselaars in het openbaar ambt en de openbare ondernemingen De Brusselaars zijn slechts goed voor 8,45% van de federale ambtenaren. Bij de NMBS bedraagt dit cijfer 2,2%, bij de Post 4,8%, bij Belgacom 8% en 7,7% bij de federale politie. Om die wanverhouding te herstellen, worden voorstellen gemaakt, die in detail besproken staan in de nota van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, om de tewerkstelling van Brusselaars in het openbaar ambt en de openbare ondernemingen aan te moedigen: melding van de aanbiedingen aan de gewestelijke plaatsingsdiensten, afsluiten van een « aanwervingscontract » versnelling van het antidiscriminatieplan bij aanwerving, betere samenwerking tussen de gewesten en Selor, informatiecampagnes naar aanleiding van belangrijke wervingsexamens.
25/37
4.3. Concentratie van de verlaging van de sociale lasten op de lage lonen
4.4. Fiscaliteit van de ondernemingen - De steun aan de ondernemingen op het vlak van de VB neutraliseren in de domeinen van de economische expansie, het onderzoek en de energie. - Het gewestelijk mechanisme van de lokale vrijhandelszones aanvullen: doelgerichte en degressieve vrijstelling van de VB, verlaging van de patronale lasten. 4.5. Aanmoediging van investeringen in de opleiding Federale tussenkomst in de opleidingskosten, oprichting van sectorale of intersectorale fondsen, gespijsd door ondernemingen die minder dan 1,9% van de loonmassa investeren in opleiding. 4.6. Strijd tegen het zwartwerk Federale informatiecampagne voor de werkgevers en intensifiëring van de samenwerking met de gewestelijke diensten. 4.7. Geografische mobiliteit van de werknemers Tussenkomst in de verhuiskosten, aanmoediging van het gebruik van het openbaar vervoer, steun aan de samenwerking tussen de gewestelijke plaatsingsdiensten om de Brusselaars de kans te geven een job te vinden buiten het BHG. 4.8. De maatregel van de « dienstencheques » uitbreiden naar de PWA-sectoren.
26/37
CONCLUSIES
Dit « Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars » is een actieplan dat kadert in het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling en vormt een echte uitdaging voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Met dit « Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars » worden twee hoofddoelstellingen nagestreefd: ✔ komen tot een verhoogde tewerkstelling van de Brusselaars ✔ een dynamisering bewerkstelligen waaraan alle Brusselse actoren deelnemen : werkzoekenden, werkgevers, vakbonden, sociale partners, ION's, ministeries... en de Regering zelf. Het zal erop aankomen kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren te bepalen die toelaten om de impact van de getroffen maatregelen te meten. Deze indicatoren zullen een meer doeltreffende monitoring mogelijk maken van de ondernomen acties, de evaluatie van de afwijkingen en de correcties die dienen te worden aangebracht. Dit « Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars » werd opgesteld in het kader van het Contract voor Economie en Tewerkstelling, en zal vanzelfsprekend het voorwerp uitmaken van grondige discussies met de sociale partners vanaf de maand januari 2006, om operationeel te zijn in maart 2006.
27/37