SociaalEconomische Raad
ADVIES
Commissie Arbeidsomstandigheden
Vrijstellingsregeling slopen van asbest en Publikatieblad Asbest
95/35
SEfl
Vrijstellingsregeling slopen van asbest en Publikatieblad Asbest Advies inzake ontwerp-wijziging Vrijstellingsregeling slopen van asbest en het concept-Publikatieblad Asbest Uitgebracht aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Publikatie nr. 35 - 28 juli 1995
SER
SociaalEconomische Raad
Sociaal-Economische Raad De Sociaal-Economische Raad (SER) is in 1950 ingesteld bij de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wet bo). Hij is representatief samengesteld uit vertegenwoordigers van ondernemers en van werknemers en uit onafhankelijke deskundigen. De SER is op grond van de Wet bo belast met bestuurlijke en toezictithoudende taken met betrekking tot de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties (produktschappen en bedrijfschappen). Tot de taken van de SER behoren verder: de regering adviseren over sociale en economische vraagstukken, toezicht op de door de SER opgestelde fusiecode en uitvoering geven aan bepaaide wetten (zoals de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf, de Vestigingswet Bedrijven 1954 en de Wet op de ondernemingsraden). De SER wordt bij de uitvoering van zijn functies bijgestaan door vaste en tijdelijke werkcommissies, waarvan sommige onder bepaaide voorwaarden ook zelfstandig zaam zijn. De belangrijkste adviezen die de SER uitbrengt, warden in boekvorm uitgegeven. Zij zijn tegen kostprijs verkhjgbaar Een overziciit van recente publikaties wordt op aanvraag gratis toegezonden. Het maandelijkse SER-bulletin geeft uitgebreid nieuws en informatie over de SER.
Stafafdeling Voorlichting Sociaal-Economische Raad Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag Telefoon: 070 - 3 499 646 Telefax: 070 - 3 832 535
ISBN 90-6587-588-3/CIP 2
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
5
2. 2.1
De Vrijstellingsregeling en het P-blad De (ontwerp-wijziging) Vrijstellingsregeling slopen van asbest Het concept-Publikatieblad Asbest
7
Het oordeel van de commissie De ontwerp-wijziging Vrijstellingsregeling slopen van asbest Algemeen Artikelsgewijze commentaar Het concept-Publikatieblad Asbest Algemeen Paginagewijze commentaar
9
2.2 3. 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1 3.2.2
7 8
9 9 11 13 13 14
Bijlagen: 1. 2a. 2b.
Adviesaanvraag (zonder concept-P-blad Asbest) Samenstelling Commissie Arbeidsomstandigheden Samenstelling Werkgroep Asbest
23 31 33
1. Inleiding
Bij brief van 21 december 1994 heeft de Directeur-Generaal van de Arbeid aan de Commissie Arbeidsomstandigheden van de SociaalEconomische Raad (SER) een ontwerp-wijziging van de VrijstellingsregelinginzakehetBesluitslopenasbestalsmedehetconceptPublikatieblad Asbest voor commentaar voorgelegd. Een eerdere versie van het concept-publikatieblad (P-blad) was eind 1993 voor commentaar aan de sociale partners voorgelegd. De uitvoerige reacties hebben geleid tot een grondige aanpassing. Vanwege het grote belang dat van de zijde van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt gehecht aan het maatschappelijk draagvlak voor het P-blad is ervoor gekozen om het concept alsnog ter finale toetsing aan de commissie voor te leggen. De commissie heeft eerst de vrijstellingsregeling besproken en daarna het concept-P-blad. Waar nodig zai per onderdeel worden verwezen naar het commentaar van de commissie ten aanzien van het andere onderdeel. In hoofdstuk 2 zaI worden ingegaan op de inhoud van beide stukken. In hoofdstuk 3 wordt het oordeel van de commissie weergegeven. Het verzoek om commentaar is, met uitzondering van het conceptPublikatieblad Asbest, opgenomen als bijiage 1. Bijiage 2a bevat de samenstelling van de commissie en bijiage 2b die van de werkgroep ter voorbereiding van het advies, te weten de Werkgroep Asbest.
2. De Vrijstellingsregeling en het P-blad
2.1
De (ontwerp-wijziging) Vrijstellingsregeling slopen van asbest
Bij ministerieel besluit van 28 november 1991^' is voor bepaalde sloop- en verwijderingswerkzaamheden vrijstelling verleend van een aantal bepalingen van het Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet (hierna te noemen Asbestbesluit). De reden daarvan is dat bepaalde voorschriften met betrekking tot bedoelde werkzaamheden in de praktijk nauwelijks uitvoerbaar zijn danwel een te zware verplichting betekenen in verhouding tot de aan die werkzaamheden verbonden risico's voor de werknemers. De bestaande vrijstellingsregeling heeft betrekking op het verwijderen van asbest danwel crocidoliethoudende pakkingen, water- en gasleidingbuizen, rem- en frictiemateriaal. Naar aanleiding van nieuwe onderzoeksgegevens en op basis van ervaring met de bestaande vrijstellingsregeling is door het ministerie geconcludeerd dat de vrijstellingsregeling ter zake van het slopen van asbest aanpassing behoeft. Enerzijds in die zin dat voor bepaalde werkzaamheden- waarvoorthansnoggeen vrijstellingsmogelijkheid van toepassing is - eveneens vrijstelling van de bepalingen van het Asbestbesluit kan worden verleend, anderzijds dat de bestaande vrijstellingsmogelijkheid wordt verruimd. Het voorstel voorziet in de volgende wijziging van de bestaande vrijstellingsregeling: - vrijstelling van het bepaalde in deartikelen 15 tot en met 17 van het Asbestbesluit bij het verwijderen in de buitenlucht van tijdens het gebruik niet-aangehechte asbesthoudende plaatpakkingen en spiraalgebonden pakkingen danwel delen ervan; - wijziging van het aan de verwijdering van asbest- danwel crocidoliethoudende pakkingen (of delen ervan) verbonden voorschrift betreffende de melding van de verwijderingswerkzaamheden. In plaats van een jaarlijkse melding voor 1 maart van het kalenderjaar is in het ontwerp sprake van een tijdige melding aan de regiodirecteur van de Inspectiedienst van het Ministerie van SZW (hierna te noemen l-SZW), voor zover de verwijderingswerkzaamheden plaatsvinden in het kader van periodiek onderhoud van installaties; - vrijstelling van het bepaalde in artikel 15 lid 1 ten aanzien van de verplichte markering door waarschuwingsborden, artikel 15 lid 6 met betrekking tot de beschikbaarheid van douches, artikel 16 en 17 van het Asbestbesluit voor werkzaamheden ten behoeve van de verwijdering van asbest- danwel crocidoliethoudende water- en gasleidingbuizen. De bestaande vrijstelling (van artikel 17a lid 2 onder a van het Asbestbesluit) van de verplichte melding onder voorschrift van een opgave voor 1 maart van het kalenderjaar komt te vervallen. I I Staatscourant
1991, 249.
2.2
Het concept-Publikatieblad Asbest
Het P-blad bevat voorschriften en geeft aanwijzingen en informatie weIke ten doel hiebben enerzijds de werknemers te beschermen tegen ongewenste effecten van biootstelling, anderzijds het voorkomen van biootstelling aan asbest. Ondanks het met ingang van 1 juli 1993 in werking getreden asbestverbod zai biootstelling aan asbest nog vele tientallen jaren kunnen optreden, met name ten gevolge van sloop- en verwijderingswerkzaamheden. Teneinde op een verantwoorde wijze met asbest om te gaan vormen de aanwijzingen en informatie uit het P-blad een handreiking voor betrokkenen, zoals werkgevers, werknemers, zelfstandig werkenden en arbodiensten. De l-SZW zaI zich in het kader van haar inspectietaak bij de interpretatie van in algemene termen aangegeven wettelijke bepalingen richten op de inhoud van het P-blad. In het P-blad wordt onder meer ingegaan op de beleidsontwikkeling met betrekking tot asbest, normen, meetprogramma's, de toepassing van asbest en asbesthoudende produkten, gezondheidsrisico's, het beperken van de biootstelling, hygienische maatregelen, het arbeidsgezondheidskundig toezicht, registratie, voorlichting en onderricht, het slopen van asbest, de tussenopslag, afvoer en het storten van asbesthoudend afval en asbestvervangend materiaal. In de bijiagen zijn vermeld de wetgeving met betrekking tot asbest, een meetvoorschrift, een voorbeeld voor een meldingsformuller asbestsloop en een voorbeeld van de inhoud van een werkplan.
3. Het oordeel van de commissie
3.1
3.1.1
De ontwerp-wijziging Vrijstellingsregeling slopen van asbest Algemeen
De commissie heeft geconstateerd dat het voorstel tot wijziging en verruiming van de bestaande vrijstellingsregeling tot stand is gekomen op grond van nieuwe onderzoeksgegevens omtrent de mate van vrijkomen van asbestvezels en blootstelling van betrokken werknemers bij verwijderings- of sloopwerkzaamheden van asbest danwel asbesthoudend materiaal, alsmede op grond van ervaring met de bestaande vrijstellingsregeling. Alhoewel de voorgestelde uitbreiding van de vrijstellingsregeling naar het oordeel van de commissie in de toelichting onvoldoende cijfermatig wordt onderbouwd, stemt de commissie - nu zij inmiddels kennis heeft kunnen nemen van bedoelde onderzoeksgegevens - in algemene zin in met de verruiming van de vrijstellingsregeling slopen van asbest, mits sprake is van door de minister goedgekeurdewerkmethoden.Kortheidshalve wordt in ditverband ook verwezen naar de opmerkingen van de commissie ten aanzien van de verschillende artikelen van de ontwerp-wijziging. De commissie gaat er daarbij vanuit dat, indien de werkmethode (nog) niet door de minister is of wordt goedgekeurd, de huidige vrijstellingsregeling voor bestaande vrijstellingssituaties gehandhaafd wordt. De commissie is evenwel van mening dat er, naast de werkzaamheden vallend onder de ontwerp-wijziging van de vrijstellingsregeling, sprake kan zijn van werkzaamheden met een meer routinematig karakter waarvoor gestandaardiseerde werkmethoden kunnen worden opgesteld en bij toepassing van deze gestandaardiseerde werkmethoden gesproken kan worden van een minimaal respectievelijk verwaarloosbaar risico voor de gezondheid van werknemers.
1) Vereniging van Expioitanten van Waterleidingbedrijven in Nederland. 2) Vereniging van Expioitanten van Casbedrijven in Nederland. Deze vereniging is inmiddels opgegaan in EnergieNed. 3) Uitgave Intechnium Woerden, OLC-reeks nr. 84140-1. 4) Te weten de Vereniging van Nederlandse Installatiebedrijven VNI en de Industriebond FNV, de Industrie-en Voedingsbond CNVen de Unie BLHP.
De commissie signaleert dat ook in andere branches dan waterleidingbedrijven (VEWIN)" en gasbedrijven (VEGIN)^' in gezamenlijk overleg door werkgevers- en werknemersorganisaties activiteiten worden ontplooid weike ten doel hebben werkmethoden en plannen te ontwikkelen teneinde uit een oogpunt van de bescherming van werknemers op verantwoorde wijze asbest en asbesthoudende materialen te verwijderen respectievelijk te slopen. In dit verband wijst de commissie op het recent uitgebrachte Handboek Asbest^', opgesteld ten behoeve van werkzaamheden in de installatiebranche. Het handboek, dat tot stand is gekomen door een samenwerkingsverband van de werkgeversorganisaties en vakbonden in de installatiebranche"', bevat aanwijzingen voor het op verantwoorde wijze omgaan met en veilig werken aan asbesthoudende installaties, De aanwijzingen zijn concreet vertaald in
werkplannen voor een aantal veelvuldig voorkomende werkzaamheden in de installatiebranche. Ontwikkelingen die de commissie toejuicht en die naar hear mening uitstekend passen in het beleid van een gezamenlijke verantwoordelijkheid in het streven naar goede en veilige arbeidsomstandigheden. Goed opgezette werkmethoden en werkplannen kunnen naar de mening van de commissie evenzeerdienstbaar zijn aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden als wettelijke voorschriften, op voorwaarde dat daarmee de hoogte van het huidige beschermingsniveau van de betrokken werknemers niet wordt aangetast. De commissie is van oordeel dat deze ontwikkelingen ook ondersteunlng van de zijde van de overheid verdienen In die zin dat indien de door betrokkenen ontwikkelde werkmethoden en -plannen de goedkeuring hebben van de overheid, vrijstelling wordt verleend van een aantal en wel met name administratieve verplichtingen voortvloeiende uit het Asbestbesluit. in dit verband kan gedacht worden aan de voorschriften van het Asbestbesluit die niet danwel moeilijk uitvoerbaar zijn in de praktijk, respectievelijk gelet op de risico's bij desbetreffende werkzaamheden niet relevant zijn in het kader van handhaving van het beschermingsniveau van betrokken werknemers. Een goede werkmethode ter bescherming van de gezondheid van werknemers dient niet alleen te worden gehanteerd door betrokkenen, maar ook te worden erkend en gehandhaafd door de overheid. De l-SZW dient bij haar inspectietaak mede te betrekken de door de minister erkende werkmethoden en toe te zien op de correcte toepassing ervan. De commissie is derhalve van mening dat deze toezichthoudende en handhavende taak door de overheid dient te worden uitgevoerd. Enerzijds omdat afspraken binnen branches niet direct afdwingbaar zijn en er in het algemeen weinig sanctiemogelijkheden zijn om op te treden vanuit de branche-organisatie richting individuele leden. Anderzijds omdat de l-SZW wettelijke instrumenten tot haar beschikking heeft om direct in te grijpen en voorschriften uit te vaardigen. Naar het oordeel van de commissie dient aan de vrijstelling de voorwaarde te worden verbonden van een door de overheid goedgekeurde werkmethode die in gezamenlijk overleg tussen werkgeversorganisaties en vakbonden in desbetreffende branche/bedrijfstak is opgesteld. Het onderhavige advies laat verder onverlet de bestaande mogelijkheid dat ingevolge artikel 41 lid 2 Arbowet aan afzonderlijke ondernemingen ontheffingen kunnen worden verleend door de l-SZW van de in lid 1 van dat artikel bedoelde voorschriften. De commissie adviseert dan ook de Vrijstellingsregeling slopen van asbest zodanig aan te passen dat bij verwijderings- of sloopwerkzaamheden in het kader van routinematige onderhouds- en reparatiewerkzaamheden vrijstelling van bepaalde verplichtingen van het Asbestbesluit kan worden verkregen, mits de in gezamenlijk overleg tussen werkgeversorganisaties en vakbonden in desbetreffende branche/bedrijfstak opgestelde werkmethoden en werkplannen de goedkeuring hebben van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en deze werkmethoden en -plannen een gelijkwaardig beschermingsniveau bieden als de verplichtin10
gen van het Asbestbesluit. Zie in dit verband tevens de opmerl
Artikelsgewijze
commentaar
De commissie plaatst in het licht van haar algemeen commentaar op de ontwerp-wijziging van de vrijstellingsregeling nog de volgende kanttekeningen bij de verschillende artikelen en de toeiichting daarbij. Artikel 1 lid 1 De commissie heeft geen bezwaren tegen de voorgestelde vrijstelling van het bepaalde in de artikelen 15 tot en met 17 van het Asbestbesluit Arbowet bij het verwijderen in de buitenlucht van tijdens hetgebruikniet-aangehechteasbesthoudendeplaatpakkingen en spiraalgebonden pakkingen danwel delen ervan, mits sprake is van door de minister goedgekeurde werkmethoden. Het is de commissie bekend dat de voorgestelde vrijstelling is gebaseerd op de resultaten van een onderzoek in de chemische Industrie, waarbij slechts naar een beperkt deel van de mogelijke situatiesisgekeken.Erzijnevenwel- ingezamenlijkoverlegtussen werkgeversorganisaties en vakbonden - op bedrijfsniveau aanvaardbare procedures en werkmethoden ontwikkeldvoorbedoelde werkzaamheden in de buitenlucht, weike de basis zouden kunnen vormen voor een door de minister goed te keuren werkmethode. Gelet op de door de commissie aanbevolen systematiek ter zake van goedgekeurde werkmethoden kan naar het oordeel van de commissie voor het verwijderen van bedoelde pakkingen in de binnenlucht evenzeer een vrijstelling van bepaalde verplichtingen van het Asbestbesluit worden verleend, mits sprake is van een door de overheid goedgekeurde werkmethode. De commissie is van mening dat in dit opzicht de vrijstellingsregeling zodanig kan worden aangepast dat daarmee het onderscheid tussen binnen- en buitenlucht bij de onderhavige werkzaamheden kan vervallen. Artikel 1 lid 2 De commissie stemt in met de aanpassing van de huidige vrijstellingsregeling ter zake van de melding van verwijderingswerkzaamheden van asbest- en crocidoliethoudende pakkingen danwel delen ervan in het kader van periodiek onderhoud van installaties. Zij is evenwel van mening dat dienaangaande in de toeiichting het begrip 'tijdig' dient te worden verduidelijkt. In dat opzicht zou desbetreffende passage uit het concept-P-blad (p. 47) - al dan niet in 11
een verkorte versie - in de toelichting kunnen worden opgenomen. Daarnnee wordt bereikt dat meteen duidelijk is wat onder 'tijdig' dient te worden verstaan. Ter zake van de opbouw van artikel 1 wijst de commissie erop dat het uit een oogpunt van wetssystematiek en leesbaarheid de voorkeur verdient eerst de 'algemene' bepaling te vermelden ten aanzien van alle pakkingen (het huidige lid 2) en daarna pas de verbijzondering (het huidige lid 1). Artikel 2 De commissie gaat akkoord met intrekking van de voorwaarde ter zake van de vrijstelling tot melding, zoals voorzien in de huidige vrijstellingsregeling met betrekking tot asbest- en crocidoliethoudende water- en gasleidingbuizen. In de toelichting wordt beargumenteerd dat op grond van onderzoeksgegevensnaastdebestaande vrijstelling eveneens vrijstelling kan worden verleend van de verplichting tot markering van het gebied met waarschuwingsborden (met handhaving van de verplichting tot afzetting van de werkpiek) en van de verplichting tot het hebben van douches bij de werkpiek. Uit het nader onderzoek is gebleken dat bij het nemen van beheersmaatregelen en bantering van een gestandaardiseerde werkmethode het blootstellingsrisico bij het verwijderen van asbest- en crocidoliethoudende water- en gasleidingbuizen verwaarloosbaar is. De verwijzing in de toelichting dat bij de bedoelde werkzaamheden voldaan moet worden aan de door VEWIN en EnergieNed opgestelde werkmethoden en beheersmaatregelen acht de commissie, gelet op de juridische afdwingbaarheid van het verplicht hanteren van bedoelde werkmethoden en maatregelen in concrete situaties, onvoldoende. De commissie pleit er dan ook voor om in artikel 2 na het woord 'verwijderen' de volgende tekst op te nemen: "volgens een door de minister goedgekeurde werkmethode". In de toelichting kan worden aangegeven dat de door VEWIN en EnergieNed opgestelde werkmethoden in dat opzicht een goedgekeurde werkmethode is. Voorts is de commissie van mening dat conform artikel 6 Arbowet dewerknemers worden betrokken bij respectievelijk in kennis worden gesteld van de door de minister goedgekeurde werkmethode. De commissie stelt dan ook voor dat in de toelichting wordt aangegeven dat de minister pas tot goedkeuring overgaat ais de werkmethode er conform artikel 6 Arbowet tevens in voorziet dat de betrokken werknemers (in de concrete situatie) in kennis worden gesteld van de inhoud van de onderhavige goedgekeurde werkmethode. Artikel 3 De commissie stemt in met handhaving van de huidige vrijstellingsregeling ten aanzien van rem- en frictiematerialen. De commissie plaatst echter enige kanttekeningen bij de toelichting. Zij zet vraagtekens bij het gestelde omtrent adequaat toezicht van de l-SZW op bedoelde werkzaamheden in garages, gelet op de beperkte capaciteit van deze dienst en het grote aantal garages. Voorts heeft de commissie uit de toelichting van de ministerieel vertegenwoordiger begrepen dat het gestelde "dat hetgeen geldt voor water- en gasleidingbuizen ook deels geldt voor verwijde12
ringswerkzaamheden van rem- en frictiematerialen" betrekking heeft op het verwaarloosbaar risico van blootstelling aan asbest bij bedoelde werkzaamheden. De commissie acht het wenselijk dit expliciet te vermelden in de toelichting. 3.2 3.2.1
Het concept-Publikatieblad Asbest Algemeen
De commissie is van mening dat het ministerie met betrekking tot deze complexe materie erin is geslaagd een voor alle betrokkenen (werkgevers, werknemers en arbodiensten/deskundigen) redelijk goed leesbaar P-blad te ontwikkelen. Dit neemt niet weg dat op een aantal punten de tekst, mede in verband met de ingewikkeldheid van de wettelijke bepalingen, qua leesbaarheid aanpassing behoeft. De uitvoerige inhoudsopgave is in wezen te beschouwen als een leeswijzer. De commissie geeft in overweging, teneinde de toegankelijkheid van het P-blad te vergroten, daarbij aan te geven voor weike doelgroepen weike onderdelen van het P-blad van belang zijn. De commissie gaat ervan uit dat in het definitieve P-blad door middel van een gele balk in de kantlljn zai worden aangegeven weike tekstonderdelen wettelijke verplichtingen inhouden en weike tekstonderdelen als een toelichting op de wettelijke voorschriften moeten worden beschouwd. De commissie oordeelt positief over het als afzonderlijke bijiagen opnemen van onder meer het Asbestbesluit en andere relevante wetgeving, van het meetvoorschrift en van het werkplan. Met name wat de wetgeving betreft vraagt de commissie daarbij aandacht voor vermeiding van de meest recente versie van desbetreffende wetteksten. Wat de gehanteerde terminologie betreft wijst de commissie erop dat aansluiting moet worden gezocht bij de terminologie van de arbowetgeving en met name de definities zoals gehanteerd in het Asbestbesluit. In het ontwerp-P-blad worden begrippengehanteerd als 'asbest' en 'crocidoliet', 'alle asbestsoorten op crocidoliet na' enzovoort. Ofschoon crocidoliet tot de amfiboolasbestsoorten behoort - e n in het spraakgebruik ook wel met blauwe asbest wordt aangeduid - dient om verwarring te voorkomen de lijn van het Asbestbesluit- en de daarin vastgelegde definities - te worden doorgetrokken in het P-blad. Dit houdt in dat het gehele document op dit aspect dient te worden aangepast. Met betrekking tot de gehanteerde definities voor asbest en voor crocidoliet pleit de commissie ervoor bij een volgende aanpassing van het Asbestbesluit eveneens de problematiek van de in ons land van de EG-richtlijn afwijkende definiering van beide begrippen op te lossen, met behoud van de huidige bepalingen en voorschriften. Daarnaast dient de volledige benaming van de l-SZW aangepast te worden aan de huidige situatie, te weten Inspectiedienst SZW. In het Asbestbesluit zijn eveneens bepalingen opgenomen ter zake van medezeggenschapsaspecten van werknemers danwel hun vertegenwoordiging. Verwijzingen naar dergelijke bepalingen worden in het P-blad nietgegeven.Omdatuit bedoelde bepalingen 13
zowel rechten als plichten voortvloeien voor betrokkenen, acht de c o m m i s s i e het wenselijk dat in het P-blad in voorkomende gevalien naar desbetreffende medezeggenschapsbepalingen w o r d t v e r w e zen. Bij de paginagewijze behandeling zai w o r d e n aangegeven w a a r een dergelijke verwijzing van belang is. Daarnaast is de c o m m i s s i e van m e n i n g dat de bruikbaarheid v a n het P-blad w o r d t vergroot als in een afzonderlijke bijiage de rechten en plichten van OR en w e r k n e m e r s t e n aanzien van asbestwerkzaamheden w o r d e n v e r m e l d . De c o m m i s s i e pleit uit o o g p u n t van de wenselijkheid van een goede en brede informatieverspreiding ervoor dat na vaststelling v a n het P-blad een algemene voorlichtingsfolder w o r d t opgesteld v o o r w e r k n e m e r s en werkgevers. 3.2.2
Paginagewijze
commentaar
Pagina 5 De c o m m i s s i e acht het vanwege de duidelljkheid van belang dat in paragraaf 1.2 de gangbare standaardformulering over de status van het P-blad w o r d t vermeld. Pagina 6 tot en met 8 De definities dienen in o v e r e e n s t e m m i n g te worden gebracht m e t het Asbestbesluit. De c o m m i s s i e w i j s t erop dat niet duidelijk is wat de juridische consequenties zijn van het aangeven van een wettelijke vrijgavegrens v a n 1/20 van de grenswaarden van het Asbestbesluit en het o m praktische redenen hanteren v a n een vrijgavegrens van 0,01 vezel/ml lucht. De c o m m i s s i e acht een aanvulling van het P-blad in dezen wenselijk. Pagina 9 De c o m m i s s i e stelt voor in de vierde regel van de tweede alinea het w o o r d 'tamelijk' te schrappen en in de vierde regel van de slotalinea te spreken van 'doorgaans w o r d t overschreden'. Pagina 10 In de vijfde regel van paragraaf 3.2.2 dient naar de m e n i n g van de c o m m i s s i e te w o r d e n gesproken van 'technisch onmogelijk'. Voorts dient bij de tekst dat het besluit grotendeels ook voor zelfstandigen geldt, te w o r d e n verwezen naar artikel 20 lid 4 Asbestbesluit.
Pagina 12 De c o m m i s s i e is van oordeel dat het derde blokje bij ' b l o o t s t e l l i n g ' in schema 1 moet vervallen; in alle drie de gevalien gaat het i m mers o m blootstelling in verband met arbeid. Verder dient ook het s c h e m a , gelet op de opmerking ter zake van de definiering (zie het c o m m e n t a a r onder 3.2.1), te w o r d e n aangepast. Pagina 14 De c o m m i s s i e stelt de volgende tekstaanpassingen voor: in de vierde regel van de toelichtende voetnoot bij artikel 18: het w o o r d ' h i e r i n ' vervangen d o o r 'in de hierboven g e n o e m d e ministeriele regeling';
14
-
in paragraaf 3.5 in de vijfde/zesde regel van onder te sprel<en van 'Behalve de artil<elen in de paragrafen 3 en 5 zijn met betrekking tot...'.
Pagina 16 Onder A dient te worden opgenomen de tekst/inhoud van artikel 5 lid 3 van het Asbestbesluit ('De OR of bij het ontbreken daarvan de betrokkenwerknemerswordtdegelegenheidgebodeneenoordeel kenbaarte maken overde beoordeiing en de resultaten daarvan'). In de derde zin onder B is het juister om te spreken van 'de best beschikbare technieken'. De commissie is van mening dat het voorbeeld bij het tweede gedachtenstreepje onder B verwarring kan oproepen en stelt voor aan de eerste zin toe te voegen de zinsnede 'bijvoorbeeld door de werkzaamheden in een aparte ruimte te laten verrichten of door de werkzaamheden af te schermen' en de tweede zin te schrappen. Pagina 17 De commissie is van mening dat de volgende aanpassingen van de tekst bovenaan de pagina de duidelijkheid ten goede komen: - de tekst beginnend met 'Genoemde maatregelen zijn' dient direct aan te sluiten op de eerste zin; - de tweede zin in het ontwerp-P-blad dient te worden opgenomen achter een eerste gedachtenstreepje bij de opsomming van maatregelen. Voorts dient aan de gedachtenstreepjes de strekking van artikel 8 lid 2 Asbestbesluit te worden toegevoegd. De tekst onder punt D dient te worden gewijzigd in '... doeltreffend worden voorgelicht over gevaren van het omgaan met asbest en ge'i'nstrueerd over maatregelen die worden genomen om blootstelling te voorkomen'. Pagina 18 Om verwarring te voorkomen dient de slotzin met betrekking tot crocidoliet (na punt E) te worden verplaatst naar pagina 17 direct boven punt A. Verder dient bij punt A de strekking van artikel 13 lid 3 van het Asbestbesluit te worden opgenomen en bij punt B de strekking van artikel 14 lid 3 van dat besluit. De verwijzing naar hoofdstuk 10 onder punt D dient direct aan te sluiten bij de eerste zin onder D. De verwijzing heeft immers betrekking op de algemene bepaling. Pagina 19 Vanwege de juistheid en volledigheid dient paragraaf 3.6 te worden gewijzigd met als kopje 'Wetgeving' en de volgende tekst: 'Voor een overzicht van de wetgeving ten aanzien van asbest in de arbeidssituatie wordt verwezen naar bijiage 1 onder I en voor de overige (asbest)wetgeving naar bijiage 1 onder H'. Pagina 22 De commissie acht het juister om de in het Asbestbesluit gebruikte terminologierespectievelijkformuleringentehanterenaanheteind van de slotzin van paragraaf 5.1 ('de OR of bij het ontbreken daarvan de betrokken werknemers') en onder punt 2 van paragraaf 5.2 Cgeen verandering in de werkmethoden en de omstandigheden').
15
Pagina 25 Indien - zoals geadviseerd door de commissie - in het P-blad wordt aangesloten bij de definities van het Asbestbesluit, ontstaan er problemen in paragraaf 6.1 met betrekking tot de beschrijving van de soorten asbest en hun herkomst. De commissie acht het wenselijk dat in het P-blad expliciet wordt gewezen op de definieringsproblematiek. Voorts stelt de commissie voor om aan de iaatste zin van paragraaf 6.1 toe te voegen de zinsnede '..., doch kunnen wel voorkomen als verontreinlging in andere mineralen, bijvoorbeeld talk'. In plaats van de term 'asbestmateriaal' (paragraaf 6.2, lezin) is het juister om te spreken van 'asbesthoudend materiaal'. Pagina 26/27 Voorgesteld wordt aan de opsomming van beroepen toe te voegen het beroep van ongediertebestrijder die bij werkzaamheden in kruipruimten van ketelhuizen mogelijk met asbest in aanraking kan komen. De commissie plaats vraagtekens bij de vermelding van pakkingstanser. In de Nederlandse pakkingsindustrie wordt immers geen asbest meer gebruikt. Pagina 33 Het schema zai duidelijker leesbaar zijn wanneer er horizontale en verticale pijien in worden verwerkt. Pagina 34 De tekst en de schema's van paragraaf 8.4.2 hebben tot veel discussie binnen de werkgroep van voorbereiding geleid. Zo blijkt schema 4 over het concentratiebereik waarboven verschillende typen ademhalingsbeschermjngsmiddelen zouden moeten worden toegepast, voor verschillende interpretaties vatbaar, hetgeen vervolgens in de praktijk weer tot verwarring aanleiding kan geven. De interpretatieverschillen vinden hun oorsprong in de vraag of de keuze van persoonlljke ademhalingsbeschermingsmiddelen gerelateerd moet zijn aan het actieniveau respectievelijk het grenswaardeniveau voor desbetreffende asbestsoort, of dat in het kader van het ALARA-principe voor carcinogene stoffen het ademhalingsbeschermingsmiddel met de grootste reductiefactor moet worden toegepast. Deze vraag is terug te voeren op de onduidelijkheid of het Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet in overeenstemming is met zowel de EG-richtlijn inzake asbest (83/477/EEG en daarop volgende wijzigingen) als de EG-richtlijn van 28 juni 1990 (90/394/EEG) betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene stoffen. Immers artikel 5 van de EG-richtlijn carcinogene stoffen impliceert dat de blootstelling van werknemers wordt beperkt tot een zo laag mogelijk niveau als technisch uitvoerbaar is. Daartoe behoren ook persoonlljke beschermingsmiddelen, zij het in Iaatste instantie. De vraag is voorts of de richtlijn carcinogene stoffen van toepassing is op asbest; de richtlijn vermeldt immers geen beperkingen in de reikwijdte en is van toepassing op alle stoffen die door de EU als kankerverwekkend zijn geclasslficeerd en de vermelding 'R45' hebben. Asbest is als zodanig geclasslficeerd. Vervolgens doet zich de vraag voor of de specifieke voorschriften uit de asbest-richtlijn kunnen worden gezien als vervanging van de 16
algemene voorschriften uit de richtlijn carcinogene stoffen, of dat het juist gaat om een nadere explicitering van de algemene voorschriften uit de richtlijn carcinogene stoffen, zonder afbreuk te doen aan de reikwijdte van deze algemene voorschriften. Bij de voorbereiding van de advisering kon daarover geen helderheid worden verkregen. In het licht van het voorgaande is in de voorbereidingswerkgroep tevens de vraag aan de orde geweest of er voor asbest een apart wettelijk regime kan bestaan dat de reikwijdte van de richtlijn carcinogene stoffen inperkt en uitsluitend is gebaseerd op de richtlijn inzake asbest. Dit aparte regime zou dan beogen een integraal regime voor de bescherming van werknemers tegen de risico's van asbest te bieden, waarbij zich de vraag voordoet of dit in het licht van de EU-regelgeving correct is. De (juridische) beantwoording van bovenstaande vragen zai bepalend moeten zijn voor de beantwoording van de vraag vanaf welk emissieniveau ademhalingsbeschermingsmiddelen moeten worden gehanteerd, of dit niveau cokbeneden hetgrenswaardeniveau en/of actieniveau dientte liggen en weike reductiefactoren bij deze keuze moeten worden gehanteerd. De commissie verneemt gaarne het antwoord van de minister op bovenstaande vragen. Pagina 35 Omwille van de duidelijkheid dient in paragraaf 8.4.2.2 met betrekking tot 'de beoordeling van werksituaties' te worden verwezen naar het aangepaste artikel 5 van het Asbestbesluit. De commissie wijst erop dat er geen wettelijke regeling is, respectievelijk vereisten zijn geformuleerd ter zake de deskundigheid en kennis van diegene binnen het bedrijf die aangewezen is om uitvoering te geven aan controle en onderhoud van de ABM-middelen. De commissie stelt dan ook voor om de betrokken persoon, die voldoende opieiding en training daartoe heeft ondergaan, zijn werkzaamhedentelatenuitvoerenonderverantwoordelijkheidvan de deskundig toezichthouder. Naar de mening van de commissie behoeft dat geen persoon binnen het bedrijf te zijn, maar moet het bedrijf voor dergelijke werkzaamheden ook externe deskundige ondersteuning kunnen inroepen. Pagina 36 Met betrekking tot werkkleding stelt de commissie voor de tekst minder dwingend te formuieren. Na een vermelding van de tekst van artikel 15 lid 3 Asbestbesluit Arbowet kan vervolgens worden aangegeven dat daarbij kan worden gedacht aan bedrijfsoveralls enzovoort. Voorts verdient het aanbeveling om als voorbeeld na 'niet-waterdichte soort kleding' in het laatste tekstblok op deze pagina toe te voegen '(bijvoorbeeld dampdoorlatende/ademende waterdichte kleding)'. Pagina 40 De commissie wijst erop dat onder punt B van paragraaf 10.3 ten onrechte wordt gesproken van de 'werkgever'.
17
Pagina 41 De c o m m i s s i e onderschrijft het gestelde in paragraaf 10.4.2 dat het wenseiijk is dat de blootsteilingsgegevens w o r d e n gekoppeld aan het medisch dossier. Pagina 42 De c o m m i s s i e acht het van belang dat erop w o r d t gewezen dat op bestanden m e t persoonlijke gegevens de Wet Persoonsregistraties van toepassing is. De c o m m i s s i e steit dan ook voor o m aansluitend aan d e eerste zin toe te voegen de zin 'Deze registratie valt onder de W e t Persoonsregistraties en m o e t dan ook aan de bepalingen van die wet v o l d o e n ' . De c o m m i s s i e onderschrijft de aanbeveling in paragraaf 11.2 dat, gelet op de lange latentietijd na pensionering respectievelijk beeindiging van het arbeidsleven, het gecombineerde dossier (medisch dossier en blootsteilingsgegevens) w o r d t bewaard. Het gaat de commissie echter te ver o m daarblj aan te geven dat het dossier in b e w a r i n g kan w o r d e n gegeven bij de Arbodienst v a n de w o o n plaats/regio van betrokkene, met n a m e in die gevallen dat er geen relatie is (geweest) tussen betrokkene respectievelijk diens werkgever en die dienst. De commissie denkt in dit opzicht veeleer aan de huisarts van betrokkene d a n w e l betrokkene zelf. De c o m m i s s i e stelt v o o r o m de zinsnede na 'wordt b e w a a r d ' te vervangen d o o r 'en o m die reden w o r d t overhandigd aan de huisarts van betrokkene of betrokkene z e l f . De c o m m i s s i e stelt v o o r in paragraaf 11.3 expliciet aan te geven dat het overzicht van de geanonimiseerde meetresultaten w o r d t verstrekt aan OR en A r b o d i e n s t , voor zover deze laatste niet over de gegevens beschikt. Pagina 43 De v e r w i j z i n g naar de ministeriele regeling in paragraaf 12.2 dient te w o r d e n geactualiseerd. In het vijfde gedachtenstreepje met betrekking tot de inhoud van de v o o r l i c h t i n g en het onderricht w o r d t een verwijzing naar te treffen maatregelen gemist. Voorgesteld w o r d t het desbetreffende gedachtenstreepje in dit opzicht aan te vullen en voorts o m dit gedachtenstreepje te vermelden v o o r het gedachtenstreepje over de b e s c h e r m i n g s m i d d e l e n . Pagina 47 De c o m m i s s i e wijst erop dat ten aanzien v a n het tijdstip v a n melding bij calamiteiten die 's nachts (of in het weekend) optreden problemen kunnen rijzen ter zake van de m e l d i n g . Een melding terstond is niet altijd mogelijk en in een aantalsituaties waarbij sprake is van standaardwerkplannen zelfs o n n o d i g . In dit soort zaken zou een achterafmelding moeten kunnen plaatsvinden. De c o m m i s s i e pleit ervoor o m o n d e r ' m e l d i n g t e r s t o n d ' toe te voegen dat, indien m e l d i n g buiten kantooruren zou moeten plaatsv i n d e n , de m e l d i n g d i e n t t e geschieden direct bij het begin van de nieuwe w e r k d a g . Pagina 48 Het schriftelijk werkplan dient te w o r d e n gekoppeld aan artikel 4 Arbowet. 18
Pagina 49 De commissie stelt voor om in het eerste tekstblok op p. 49 onder punt 2 expliciet aan te geven dat na de genoemde datum van 1 april 1996 het asbestverwijderend bedrijf wordt geacht in het bezitte zijn van een certificaat. De commissie geeft in overweging om ten aanzlen van de uitzonderingen voor het slopen door een deskundig bedrijf, aan te geven dat het uitzonderingen betreft die genoemd zijn in het Asbestverwijderingsbesluit. De commissie wijst erop dat zowel op basis van het Asbestverwijderingsbesluit als op basis van het Asbestbesluit een schriftelijke melding plaats dient te vinden. Ongeacht het fait dat in het ene geval melding dient plaats te vinden van het 'voornemen' door de vergunninghouder of opdrachtgever en in het andere geval van sloopwerkzaamheden door het asbestverwijderingsbedrijf, is de commissie van oordeel dat sprake is van een dubbele melding. Bovendien heeft de commissie begrepen dat deze dubbele melding als achtergrond heeft zekerheid te verkrijgen omtrent alle asbestsloopwerkzaamheden. De commissie kan niet beoordelen of in dat opzicht een dubbele melding onontbeerlijk is en geeft dan ook in overweging om bij een volgende wijziging van de asbestwetgeving aandacht te schenken aan deze problematiek van dubbele melding. Pagina 50 De commissie wijst erop dat niet in alle gevallen voordat met de sloop van een object of gebouw wordt gestart, het asbest wordt verwijderd. Zulks is slechts mogelijk voor zover redelijkerwijs uitvoerbaar. Pagina 56 In het tweede tekstblok van paragraaf 14.5 dient sprake te zijn van het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen. De tekst onder het kopje 'Ideale stortprocedure' suggereert dat alle af te voeren asbesthoudend materiaal dubbel verpakt dient te zijn, terwiji dat niet altijd zinvol is. De commissie wijst erop dat het uitgangspunt is dat het vrijkomen van asbestvezels moet worden voorkomen. De commissie stelt dan ook voor de tekst van de eerste zin als volgt aan te passen: 'Het lossen dient zodanig te worden uitgevoerd dat het vrijkomen van asbest door een onzorgvuldige procedure wordt voorkomen'. Voorts stelt de commissie voor in het volgend tekstblok na de eerste zin toe te voegen de zin 'Er zijn evenwel situaties waarin deze methodes niet toepasbaar zijn danwel onnodig zwaar zijn' om expliciet aan te geven dat de beschreven procedures slechts voorbeelden zijn. Pagina 63 De commissie wijst erop dat de RA-publikaties niet bij de Gezondheidsraad kunnen worden opgevraagd. Het betreft immers uitgaven van de Sdu. De herkomst van de Richtlijnen keramische vezels is niet duidelijk. In ieder geval zai de bron moeten worden vermeld. Tot slot acht de commissie het zinvol dat ook voorlichtingsmateriaal wordt vermeld in het hoofdstuk over publikaties. De commis19
sie denkt daarbij onder meer aan de folder 'De meest gestelde vra. gen over asbest' en de folder over het asbestverbod. Bijiagen Zoals bij de algemene opmerkingen over het ontwerp-P-blad is aangegeven,oordeeltdecommissiepositief over het opnemen van onder meer het Asbestbesluit en andere relevante wetgeving - mits aangepast aan de meest recente wettekst- van het meetvoorschrift en het werkplan als afzonderlijke bijiagen. Naar de mening van de commissie wordt de bruikbaarheid van het blad vergroot als in een afzonderlijke bijiage de rechten en plichten van OR en werknemers ten aanzien van asbestwerkzaamheden worden vermeld. De commissie pleit dan ook voor een aanvulling van het P-blad in dit opzicht.
DenHaag, 28juli 1995
H. Franken voorzitter
E.V. Knopper secrete ris
20
Bijlagen bij Advies ontwerp-wijziging Vrijstellingsregeling slopen van asbest en het concept-Publikatieblad Asbest
21
22
Unistsrie van Sociale Zaken en Werkgetogenheid
Bij lage 1 OirectorBal-Generaal vsn de Artieid Oircctie Gezondheid
PosttXiS 90804 2S09 LV 's-Gravenhage Anna van Hannoveistraat 4 2595 BJ 's^Vavenhage Tetefoon 070 - 333 44 44 Telefax 070 - 333 40 23
Aan de v o o r z i t t e r van de S u b c o m m i s s i e MAC-waarden van de SER Postbus 90405 2509 LK DEN HAAG
IM brief
0ns kenmerk DGA/G/TOS/9409457
Dotxkiesnummef 070 - 333 itlUZ
Ondefwefp
' ^ ' " 2 1 DEC. 199^
Contactperaoon H.M.A. G6ron
Wijziging vrijstellingsregeling en P-blad asbest
Eind 1993 is het concept-P-blad asbest aan de sociale partners via de gebruikelijke kanalen ter becommentariering voorgelegd. Naar aanleiding van de binnengekomen uitvoerige reacties is het concept grondig aangepast. Met verwijzing naar een eerder hieromtrent gemaakte afspraak bied ik u het thans voorliggende aangepaste concept ter finale toetsing aan. Tot deze ongebruikelijke stap is besloten vanwege het grote belang dat dezerzijds wordt gehecht aan een solide maatschappelijk draagvlak voor het blad. Voorts is de bijgestelde vrijstellingsregeling inzake het Besluit slopen asbest ter becommentariering bijgesloten. Naar aanleiding van genoemde commentaarronde zijn onderstaand de belangrijkste punten aangeduid waarop commentaar is ontvangen. Vervolgens wordt nader ingegaan op de wijze waarop met deze kritiek is omgegaan in de thans voorliggende versie. 1. CoDxnentaar op het P-blad 1.1 1.2 1.3 l.i 1.5
Omvang Pseudowetgeving Vrijgavegrens en actienxveauwaarde Persoonlijke beschecmingsmiddelen Asbest in kantoorgebouwen
2. Commentaar op wet- en regelgeving Wet-en regelgeving staat in dit verband feitelijk niet ter discussie. Desondanks worden de volgende punten aangestipt: 2.1 2.2 2.3 2.4
Definiering van asbesttypen in Niveau grenswaarden Sloopregeling Omvang vri jstellingsregeling
3. De aangepaste vrijstellingsregeling
23
het
Asbestbesluit
Reakties op aenoemde punten van kritiek ad. 1.1 Omvang Commentaar: het concept is te omvangrijk. Reactie: in het thans voorliggende concept is met uitsluiting van de bijlagen, het aantal pagina's gehalveerd ten opzichte van de eerdere versie. Indien gewenst kan eventueel bijlage 1, "wetgeving met betrekking tot asbest" vervallen. ad. 1.2 Pseudowetgeving Commentaar: de in het concept beschreven bantering van de vrijgavegrens is een vonn van peudowetgeving. Reactie: in het thans voorliggende concept wijkt de bantering van de vrijgavegrens niet af van die in het Asbestbesluit. ad. 1.3 Vrijgavegrens en actieniveau Commentaar: het hanteren van een vrijgavegrens op het niveau van 1/20 van de grenswaarde is niet reBel en niet meetbaar. Reactie: de vrijgavegrens is wel meetbaar. Voor crocidoliet wordt om reden van meetbaarheid een vrijgavegrens gehanteerd van 0,01 vezels per kubieke centimeter lucht. ad. 1.4 Ademhalingsbeschermlng Commentaar: er wordt een te rigide beleid gevoerd ten aanzien van het gebruik van ademhalingsbeschermlng. Reaktie: ten aanzien van het gebruik van ademhalingsbeschermingsmiddelen is in de voorliggende versie een aangepaste systematiek voor het gebruik van ademhalingsbeschermingsmiddelen opgenomen op basis van blootstellingsniveaus en omstandigheidskerunerken. ad. 1.5 Asbest in kantoorgebouven Commentaar: het Asbestbesluit strekt zich niet uit tot blootstellingssituaties waarin niet met asbest wordt gewerkt. Reaktie: de formulering van het Asbestbesluit is zodanig dat een al dan niet aanwezige blootstelling aan asbest in de arbeidssituatie, waaraan werknemers blootgesteld kunnen worden, maatgevend is voor het van toepassing zijn van het Asbestbesluit. Er wordt als zodanig geen onderscheid gemaakt tussen categorieBn werknemers. ad. 2.1 DefiniSring van asbesttypen in het Asbestbesluit Commentaar: de huidige definities van asbesttypen zijn onjuist; aanpassing aan de EG-systematiek heeft de voorkeur. Reactie: de Arboraad heeft zich nog in 1992 achter de systematiek van de Nederlandse asbestregelgeving geschaard. ad. 2.2 Niveau grenswaacden Commentaar: grens- en actiewaarden zijn niet gebaseerd op een reeele risico-analyse volgens RIVM-aanpak en zijn daarmee onnodig scherp. Reactie: de nonnering is op EG-richtlijnen gebaseerd {en dus dwingend) en in 1992 door de Arboraad geaccordeerd. ad. 2.3 Slcopi-egeling Commentaar: door introductie van de sloopregeling worden aan gelijkwaardige werkzaamheden (slopen vs. be- en verwerken) ongelijke eisen gesteld.
24
Reactie: de bestaande vrijstellingsregeling bij de sloopregeling is aangep-st op basis van ruimere inzichten in de blootstellingsproblematiek, zie punt 3.
ad. 2.4
Omvang
vrijstellingsregeling
Commentaar: de vrijstellingsregeling zou moeten worden uitgebreid met overige categorieSn van eenduidig gefonnuleerde werkzaamheden met zeer lage blootstellingsniveau's. Bovendien zouden bepaalde verplichtingen in de regeling kunnen vervallen. Reactie: Met een aantal betrokkenen is overleg gaande over uitbreiding van de regeling. In zijn algemeenheid kan opgemerkt worden dat indien asbestverwijderingswerkzaamheden aan een aantal randvoorwaarden voldoen en gekarakteriseerd kunnen worden als eenvoudig uitvoerbaar, de mogelijkheid bestaat van gedeeltelijke vrijstelling van de wettelijke bepalingen van het Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet. Zie in dit verband eveneens punt 3.
ad. 3
De aangepaste
vcijstellingsregeling
Bijgesloten is de concepttekst voor wijziging van de vrijstellingsregeling bij het Besluit slopen asbest. Voor de in de originele regeling opgenomen werkzaamheden is naar aanleiding van nieuwe onderzoeksgegevens het aantal vrijstellingen uitgebreid. Voor makkelijk verwijderbare spiraalgewonden plaatpakkingen uit industriele installaties zijn de wettelijke bepalingen voor het slopen van asbest niet van toepassing. Dit geldt eveneens voor de verwijdering van water- en gasleidingbuizen uit een leidingnet, met uitzondering van de meldingsplicht en de verplichting voor de aanwezigheid van eenvoudige sanitaire voorzieningen.
DIRECTEim-GENERAAL VAN DE ARBEID.
Ir. T. van de Putte
25
Wijziging van slooen asbest
de
vrijstellingsregeling
inzake
het
Besluit
's-Gravenhage, 1994 Directoraat-Generaal van de Arbeid de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelet op artikel 41, eerste en vijfde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, Besluit; Artikel 1 1. Ten behoeve van het verwijderen in de buitenlucht van tijdens het gebruik niet-aangehechte asbesthoudende plaatpakkingen en spiraalgewonden pakkingen dan wel delen daarvan, wordt vrijstelling verleend van het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17 van het Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet. 2. Ten behoeve van het verwijderen van asbest- dan wel crocidoliethoudende pakkingen dan wel delen daarvan, wordt vrijstelling verleend van het bepaalde in artikel artikel 17a, tweede lid, onder a en b, en 17b eerste lid, onder c, d en g van het Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet. Aan deze vrijstelling wordt het voorschrift verbonden dat de betrokken werkzaamheden tijdig gemeld dienen te worden aan de regiodirecteur I-SZW, voorzover deze plaatsvinden in het kader van het periodiek onderhoud van installaties. Bij de melding dient, voorzover bekend, te worden aangegeven op welke locaties de betrokken werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Artikel 2 Ten behoeve van het verwijderen van asbest- dan wel crocidoliethoudende waterleidingbuizen en gasleidingbuizen dan wel delen daarvan, wordt vrijstelling verleend van het bepaalde in artikel 15, eerste lid, voorzover het de verplichting betreft om de plaatsen waar met asbest wordt gewerkt te markeren door waarschuwingsborden, zesde lid, voorzover het de beschikbaarheid van douches betreft, van het bepaalde in artikel 16, artikel 17, artikel 17a, tweede lid, onder b en artikel 17b eerste lid, onder c, d en g van het Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet . Artikel 3 Ten behoeve van het verwijderen van asbest- dan liethoudende rem- en frictiematerialen, wordt verleend van het bepaalde in artikel 17a, tweede en b, en 17b eerste lid, onder c, d en g van het Arbeidsomstandighedenwet.
wel crocidovrijstelling lid, onder a Asbestbesluit
Artikel 4 Deze regeling, (die in de plaats treedt van de Vrijstellings-
26
regeling inzake het Besluit slopen asbest van 28 november 1991, nr. DGA/AIB/WJZ/G/91/17267, treedt in werking met ingang van....
De Staatssecretaris voornoemd,
(R.L.O. Linschoten)
Toelichting In paragraaf 4a van het Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet (hierna te noemen: Asbestbesluit) zijn regels op het gebied van het slopen en verwijderen van asbest en crocidoliet opgenomen, die kort samengevat op het volgende neerkomen. Ten eerste is een aantal bepalingen uit de paragrafen 3 en 4 van het Asbestbesluit met uitsluiting van de overige bepalingen uit die paragrafen van overeenkomstige toepassing op sloop- en verwijderingswerkzaamheden. Voordat met de sloop- of verwijderingswerkzaamheden wordt begonnen moeten de locatie, de datum en het tijdstip waarop de werkzaamheden zullen worden verricht aan de regiodirecteur ISZW worden gemeld. De werkzaamheden mogen uitsluitend plaatsvinden door of onder toezicht van een deskundige die beschikt over een diploma van een door de minister erkende opleiding. Verder moet voor de aanvang van de werkzaamheden een uitgebreid schriftelijk werkplan worden opgesteld dat doeltreffende maatregelen bevat ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de betrokken werknemers. Welke maatregelen in het werkplan moeten worden opgenomen, wordt voorgeschreven in artikel 17b, eerste lid, van het Asbestbesluit. Voor een aantal zeer specifieke werkzaamheden geldt dat sommige van de voorschriften met betrekking tot sloop- en verwi jderingswerkzaamheden in de praktijk nauwelijks uitvoerbaar zijn dan wel te zwaar in verhouding tot de aan die werkzaamheden verbonden risico's. Met het oog hierop is bij ministeriele regeling van 28 november 1991, nr. DGA/AIB/WJZ/G/91/17267, voor die werkzaamheden vrijstelling verleend van een deel van de sloopbepalingen. De vrijstellingsregeling betreft het verwijderen van asbestdan wel crocidoliethoudende pakkingen, waterleidingbuizen, gasleidingbuizen en rem- en frictiemateriaal. De wijzigingen die met deze regeling worden doorgevoerd betreffen de vrijstellingen voor het verwijderen van asbest- of crocidoliethoudende pakkingen, water- en gasleidingbuizen.
Artikel lid
1,
pakkingen
1
27
Het verwijderen van pakkingen is een routinematig karwei, waarbij uit nader onderzoek is gebleken dat de bantering van een gestandaardiseerde werJcmethode ten behoeve van de verwijdering in de buitenlucht van tijdens bet gebruik niet-aangehechte asbesthoudende plaatpakkingen en spiraalgewonden pakkingen een zodanig effect resulteert, dat blootstellingsrisico' s kunnen worden voorkomen. Op basis van deze bevinding kan voor de uitvoering van de betrokken werkzaamheden worden volstaan met een beperkt maatregelenregime dat tot uitdrukking wordt gebracht in de vrijstelling onder artikel 1, lid 1. Vrijstelling wordt verleend van de verplichtingen van de werkgever op basis van artikel 15, werkplek afbakening en markering en het ter beschikking te stellen van doelmatige werkkleding en sanitaire voorzieningen met inbegrip van douches. Voorts wordt vrijstelling verleend van de verplichtingen van artikel 16, het in de gelegenheid stellen van betrokken werknemers tot het ondergaan van medisch onderzoek. Artikel 24a van de Arbeidsomstandighedenwet, algemene verplichting tot bet aanbieden van medisch onderzoek, biedt in verband met deze werkzaamheden voldoende waarborgen, waardoor vrijstelling wordt verleend van de specifieke verplichting tot het verschaffen van passend medisch onderzoek aan de betrokken werknemers. Vrijstelling wordt eveneens gegeven van artikel 17, de registratieverplichting van aard en duur van de arbeid en de mate van blootstelling aan asbeststof. Voor verwijderingswerkzaamheden anders dan in de buitenlucht en voor andere typen asbesthoudende pakkingen geldt de vrijstelling onder dit artikellid niet. De betrokken werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform de hiertoe opgestelde richtlijn van de Dienst Inspectie en Informatie (I-SZW). lid 2 Nederland kent vele al dan niet chemische procesinstallaties. In een procesinstallatie van gemiddelde omvang bevinden zich enige tienduizenden pakkingen {=produkten die (delen van) assen, cilinders, deksels flenzen en dergelijke op een zodanige wijze met elkaar verbinden dat daaruit geen vloeistof, gas of stoom kan ontsnappen). Gelet op de frequentie waarmee deze pakkingen in het kader van onderhoud vervangen en derhalve ook verwijderd moeten worden, levert een meldingsplicht per project een voor de betrokken werkgevers onwerkbare situatie op. Dagelijks zou aan de regiodirecteur I-SZW gemeld dienen te worden dat 66n of meer pakkingen verwijderd zullen worden. Vandaar dat ten behoeve van het verwijderen van bedoelde pakkingen in artikel 1, lid 2 van deze regeling vrijstelling wordt verleend van de meldingsplicht per project. Volstaan kan worden met de melding aan de regiodircteur I-SZW van de locatie en de periode waarin periodieke onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd en waarvan redelijkerwijs kan worden verondersteld dat deze ruim voor de aanvang van de werkzaamheden bekend zijn. Het verwijderen van de meermalen genoemde pakkingen onder artikel 1, lid 2 is een routinematig karwei. Gelet op de relatief minder ernstige gezondheidsrisico's die daarmee verbonden zijn, wordt tevens vrijstelling verleend van de verplichting om een uitgebreid werkplan op te stellen en om de werkzaamheid te doen uitvoeren door of onder toezicht van een deskundige die in het bezit is van een diploma van een door de
28
minister erkende opleiding. Volstaan kan worden met hat opstellen (en vanzelfsprekend conform uitvoeren) van een beperkt werkplan. Een werkplan zonder de ingevolge artikel 17b, eerste lid, onder c (= containment), d (= meting) en g (= naam deskundige) van het Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet voorgeschreven elementen.
Artikel
2, water-
en
gasleidingbulzen
In de regaling van 28 november 1991 werd ten aanzien van de exploitatie van het water- en gasleidingnet vrijstelling verleend van de meldingsplicht per karwei op grond van de hoge frequentie waarmee water- en gasleidingbulzen worden verwijderd. Gezien het aantal uitgevoerde asbestsloopwerkzaamheden vanaf de inwerkingtreding van de sloopregeling, vormt de frequentie waarmee asbesthoudende water- en gasleidingbulzen worden verwijderd echter geen beletsel om asbestsloopwerkzaamheden per project te melden. De vrijstelling voor dit onderdeel van de 'sloopregeling' vervalt dan ook. Voorts werd reeds in de regeling van 28 november 1991 gesteld dat de verwijdering van de bedoelde water- en gasleidingbulzen een routinematige werkzaamheid betreft die relatief geringe gezondheidsrisico's met zich brengt. Uit nader onderzoek is gebleken dat bij het nemen van beheersmaatregelen en bij hantering van een gestandaardiseerde werkmethode het blootstellingsrisico verwaarloosbaar is. Gelet hierop wordt naast de reeds bestaande vrijstellingen eveneens vrijstelling verleend van de verplichting van de werkgever om de werkplek te markeren met waarschuwingsborden. Afbakening van de werkplek blijft in de gegeven situatie een verplichting. Op grond van het felt dat bij de hantering van genoemde werkmethode contactbesmetting met asbest nagenoeg niet optreedt kan worden volstaan met eenvoudige sanitaire voorzieningen op de werkplek, zonder douches. Artikel 24a van de Arbeidsomstandighedenwet, algemene verplichting tot het aanbieden van medisch onderzoek, biedt in verband met deze werkzaamheden voldoende waarborgen, waardoor vrijstelling wordt verleend van de specifieke verplichting tot het verschaffen van passend medisch onderzoek aan de betrokken werknemers. Verder wordt vrijstelling verleend van de verplichting om van elke bloctgestelde werknemer aantekening te houden in een register. Zoals eerder werd vermeld wordt de vrijstelling van de meldingsplicht voor het verwijderen van asbest- dan wel crocidoliethoudende wateren gasleidingbulzen ingetrokken. De artikelen van paragraaf 3 van het Asbestbesluit blijven bepalend voor de te nemen arbeidsbeschermende maatregelen. Gelet op deze bepalingen moet bij het verwijderen van asbestdan wel crocidoliethoudende water- en gasleidingbulzen worden voldaan aan de door de VEWIN (en GASTEC) opgestelde werkmethoden en beheersmaatregelen.
Artikel
3, rem- en
frictiematerialen
Hetgeen bovenstaand is gesteld ten aanzien van pakkingen en water- en gasleidingbulzen geldt ook deels ten aanzien van
29
asbesthoudend rem- en frictiemateriaal. Een meldingsplicht in welke vorm dan ook is hierbij echter overbodig. Inuners de locaties waar dagelijks rem- en frictiematerialen verwijderd worden (garages) zijn bij I-SZW bekend. Ook zonder meldingsplicht zal I-SZW in staat zijn om op adequate wijze toezicht te houden op naleving van de desbetreffende voorschriften. Dat is dan ook de reden dat de aan de in artikel 3 opgenomen vrijstelling niet het voorschrift is verbonden om eenmaal per jaar aan I-SZW te maiden dat het voornemen bestaat om de betrokken werkzaamheden te gaan uitvoeren. Tenslotte zij nog opgemerkt dat de werknemers die de in deze vrijstellingsregeling omschreven werkzaamheden uitvoeren doeltreffende voorlichting en instructie dienen te ontvangen over de aan de werkzaamheden verbonden risico's voor de gezondheid en over de wijze waarop deze risico's zoveel mogelijk beperkt kunnen worden (zie artikel 6 van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 5 van de regaling vaststelling actieniveaus en grenswaarde concentratie asbeststof in de lucht, Stcrt. 1988, 245). De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(R.L.O. Linschoten)
30
Bijiage 2a Samenstelling Commissie A r b e i d s o m s t a n d i g h e d e n onafhankelijke leden prof.mr. H. Franken (voorzitter) m e v r o u w prof.dr. E.M. Kneppers-Heynert C. St. Nicolaas ondernemersleden
plaatsvervangende leden
M.P. Hendriks (AWV) m e v r o u w mr. C. de IVleester (VNO-NCW) mr. W . M . J . M . van Mierlo (MKB-Nederland)
ir. W.C.J. Quik(VNCI) mr.drs. H. Kroezen (FME) m e v r o u w T.J. van der Blom (Transport & Logistiek Nederland) mr. J.M.J. Crombach (AVBB)
drs. P.M.M. van Ostaijen (VNO-NCW) ir. L.S. Rietema (LTO-Nederland) mr. E.M.G.Ph. Tielens (MKB-Nederland)
J.B. van D u l s t ( W G V B ) P.A. Schoormans (Koninklijke Horeca Federatie Nederland)
werknemersleden m e v r o u w P.M. A l t e n b u r g (AbvaKabo) m e v r o u w H.C.J, van d e n Burg (FNV) G.A. Cremers (CNV) m e v r o u w D. Drijfhout-Zweijtzer (MHP) d r s . M.M.W. W i l d e r s ( F N V ) drs. A. W o l t m e i j e r (CNV)
mr. J.C.M.G. Bloemarts (FNV) dr. R Ulenbelt (Industriebond FNV) mr. H. van Steenbergen (AVC) W.W. M u l l e r ( M H P ) A.G.M, Schrijver (Bouw- en Houtbond FNV) m e v r o u w drs. A . M . J o n g e r i u s (Vervoersbond FNV)
adviserende leden (op voordracht VSO) drs. R.M.J. Voorthuis drs. R.M. van Zwet ministeriele vertegenwoordigers ir. G.M.M. Alink (V&W) drs. F.M. Erkens (VROM) drs. J.C. Huigen (EZ) m e v r o u w mr.drs. J.C. Kliest (V&W) drs. W.J.A.M. Scheelen (Def) drs. R.O. Triemstra (SZW) mr. E.M. Veldstra (BiZa) drs. G. Wagemaker (SZW) secretariaat mr. E.V. Knopper mr. J.J.A.M. Brokamp 31
m e v r o u w mr. J.C. Janse mr. L.A.C.M. van W a y e n b u r g
32
Bijiage 2b
Samenstelling Werkgroep Asbest
onafhankelijke leden C. St. Nicolaas (voorzitter) ondernemersleden drs. P.M.M. van Ostaijen (VNO-NCW) ir. C.H.J. Elzenga (VNO-NCW) ir. A.R. Kolff van Oosterwijk (VNO-NCW) werknemersleden drs. M.M.W. Wilders (FNV) dr. R Ulenbelt (Industriebond FNV) drs. A. W o l t m e i j e r {CN\J) ministeriele vertegenwoordiger ing. H.M.A. Geron (SZW) secretariaat mr. J.'J.A.M. Brokamp
33