OUDER WORDEN GAAT VANZELF (TOCH?) … Lezing voor de Stichting Jongeren Van Vroeger / 26 mei 2016 Beeld 1 Titelbeeld (zie hierboven) Beeld 2 Groenewold / centrum voor kerk en samenleving Kort voorstellen Ouder worden gaat vanzelf… Dat geldt ook voor ons centrum. / 25 jaar binnenstad. Ik werk daar als pastor en coördinator / pastor/theoloog Niet dat wij alle dagen en enkel werk doen t.b.v. ouderen, dat is zeker niet zo. Maar een aantal zaken en projecten hebben daar zeker mee van doen. Project ouderpastoraat Cursus goed ouder worden Rouwverwerking Nacht der Zielen Specifieke cursussen (yoga / dansen) Wat ook in dit werk duidelijk wordt is dat naarmate wij ouder worden (ik behoor ook al tot de groep ‘nieuwe ouderen’ / praat ook al wat vaker over vroeger) wij ons toenemend realiseren dat ons leven zich toespitst op kernachtige zaken. Het is dat naarmate je klimt in jaren, een mens zich meer leert richten op de dingen die er kennelijk toe doen. Nu is wat wij hebben bereikt of het geld e.d. natuurlijk ook belangrijk, maar vaker hoor ik van m.n ouderen: ‘je kunt niets meenemen…’ En dat is een waarheid als een koe. Rijk of arm.. heengaan doe je zonder al dat… Als pastor trek ik regelmatig met ouderen op. En dan gaat het vaak genoeg over koetjes en kalfjes. Maar het gesprek dat achter het praatje ligt, de dingen die tussen de regels zitten..., de andere helft van het halve woord dat wordt gezegd… dat zijn de punten waarop wij mensen meer zeggen of willen zeggen, dieper en verder willen reiken en soms ook ongekende bedoelingen zoeken. In die ‘tussenzinnen’ zou ik willen zeggen, daar worden onze gedachten en onuitgesproken deel onze werkelijkheid geboren. Een zin die we wel vermoeden, maar die niet vanzelf spreekt… Wat is de zin van het leven…? Ik word vanzelf ouder, met of met wat minder klachten. Als ik over de schouder terugkijk, hoe ben ik tot hier gekomen en hoe heb ik dat gedaan. Had ik dingen anders willen doen? Je maakt een balans op lijkt het wel. De meesten van u stellen zich wel eens zulke vragen. Het zijn belangwekkende vragen. Want ze duiden op verschillende dingen die met leven te maken hebben. Wat heb ik gedurende mijn leven voorgeleefd? Herken ik dat in mijn omgeving, in mijn eigen kinderen? Of misschien zelfs in de eigen kleinkinderen? Welke vragen blijven daar voor mijzelf over? Dus meer de vragen naar wat deze dingen dan zijn… “Maar, Tjeu, kiek… de kleine va og Marian, net dich…’ Aan de andere kant vraagt u zelf ook naar het hoe… Hoe hebt u dat gedaan, voor voorbeeld uw eigen kinderen, kleinkinderen misschien, waarvan u zich afvraagt of ze 'goed zijn terechtgekomen'. Je vraagt op zo'n moment naar de zekerheden, het houvast van hen die wellicht het grootste deel van hun leven nog voor zich hebben. Je maakt je daarover zorgen. Zoals de meeste ouderen denk ik wel zullen doen.
Niet op de manier dat je er buikpijn van krijgt, maar het is een ouderlijke manier van bezorgd zijn. Over jezelf, wat je hebt uitgedragen gedurende het leven en over hen waarvan je weet dat zij verder gaan als jij er niet meer bent. Die vragen worden dan nog eens verstrekt door de sociaal-maatschappelijke veranderingen die u heeft meegemaakt. Veranderingen in de samenleving waarbinnen verschillende instituties zoals de kerk voor veel ouderen, vanzelfsprekend waren. Voor een aantal van u zal dat misschien nog zo zijn. U bent van generaties die daarin vragen zijn gaan stellen. Velen van u zullen op dit moment ook een wat meer uitgesproken mening hebben over wat geloof voor u betekent en wat de kerk daarin heeft voorgehouden. Ouderen zijn daarin ook wel eens teleurgesteld. De vraag nu: "Hebben wij -heb ik- het wel goed gedaan?", heeft daarom ook veel te maken met: "Hoe ben ik in staat geweest en hoe zijn wij samen in staat om datgene wat wij (al dan niet vanuit ons geloof) als waardevol hebben leren zien en ervaren, hoe zijn wij in staat dat door te geven?" Daar bestaan bij velen van u vragen en ook wel eens teleurstelling. Teleurstelling omdat u niet goed weet hoe en op welke manier dat zou moeten. Ook wel teleurgesteld omdat u ziet dat de samenleving, maar ook je eigen familie, zich daar maar weinig aan gelegen laat liggen. ‘Ik kan zeggen wat ik wil, maar ze gaan toch hun eigen gang…’ Aan de andere kant vaagt u zich af hoe u zelf, als persoon, als mens, nog mee kunt en kunt doen in onze samenleving. Soms zijn er regelrechte gevoelens van ‘overbodig-zijn’. Het gevoel kunnen hebben ‘er buiten te staan’. Ik wil enkele zaken bespreken die met die vraagtekens van u te maken hebben. Omdat ze onlosmakelijk aan leven (!) en het ouder worden vast zitten. Vervolgens zou het fijn zijn als het mij lukt een paar uitroeptekens te kunnen plaatsen. 1. Allereerst wil ik nagaan of zulke zin-vragen de vragen misschien vreemd en voor u uniek zijn. Zijn het vragen die u in deze fase van uw leven alleen heeft? 2. Gedurende die tijd van leven heeft u ontwikkelingen meegemaakt die op u invloed hebben gehad. Daarover wil ik het als tweede hebben omdat ze van invloed zijn. 3. Ten derde spreek ik over het ‘tussen de regels door…’ of het aan een half woord genoeg hebben. Zin- en levensvragen staan niet voorop, die komen meestal naderhand. Zoeken naar iets wat ook buiten jouw ligt en je raakt, dat spreekt niet vanzelf. 4. Maar hoe doe je dat: spreken over wat ‘tussen de regels staat’. Hoe maak je dat bespreekbaar? Zo’n zoektocht kost inspanning en er bestaat geen handleiding voor. U bent zelf de deskundige. Met dit laatste zou ik dan straks willen eindigen. Beeld 3 Vraag en antwoord 1. Wie stelt de vragen naar zin en leven? Na de periode van de tweede wereldoorlog is onze Nederlandse samenleving ingrijpend veranderd. De kerken in Nederland werden meegenomen in deze veranderingen en gaven er deels ook richting aan. Hun invloed was net na de oorlog nog groot. Op vrijwel alle terreinen had het geloof zeggenschap. U heeft dat zelf wel meegemaakt en ik heb die invloed ook nog wel ervaren. Nederland bestond uit een samenleving die sterk door collectief gezag werd gedomineerd. Binnen dit collectieve geheel van gezag en machtsuitoefening paste de kerkelijke praktijk vrijwel naadloos.
Mannen en vrouwen gescheiden in de bank; mannen pet af, vrouwen hoedjes op. De kerk zat in het verenigingsleven, ze informeerde bij monde van de plaatselijke geestelijke naar de volgende spruit in het gezin. Eind jaren vijftig beginnen er in dit maatschappelijke bestel veranderingen op te treden. Er groeit een sterk individuele zeggenschap. Door de aanspraak op persoonlijke verantwoordelijkheid, door sociale strijd en demonstratie, denken we maar eens aan de Maagdenhuisbezetting of de Damslapers in Amsterdam, breekt een tijd aan waarin het individu veel sterker dan voorheen op de voorgrond treedt. In e katholieke kerk wil Paus Johannes de 23e het 2e Vaticaans Concilie de tekenen van de tijd leren verstaan en vertalen in kerkelijke zin. Leken krijgen een grotere verantwoordelijkheid toegemeten en er verandert ook veel in de kerk. Het altaar wordt omgedraaid,…de liturgie veranderd. Latijn verandert in Nederlandse taal. De vernieuwingen zetten maar gedeeltelijk door want de kerk zet eind jaren zeventig een andere koers in. Gedurende twee decennia die daarop volgen, is er bij grote groepen burgers een steeds grotere verwijdering zichtbaar tussen sociaal-maatschappelijk leven en hetgeen o.a. de kerk op dit moment voorstaat. In onze wereld van vandaag zet die tendens door. Maar tegelijk krijgt veel van wat met zinen geloof te maken heeft soms extreme uitdrukkingen. Als je de ander wilt overtuigen, kun je dat ook gewelddadig doen. Ja, ook die vormen kennen we. Wij leven ook met de vraag en de idee dat uit het verleden iets is weggeraakt dat wij eigenlijk het liefst hadden willen veranderen. De vorm vooral, terwijl in dit hele proces kennelijk ook veel van de inhoud verloren is gegaan. Het verlies van sociale waarden, doen terecht, vele vraagtekens rijzen. Richting samenleving natuurlijk en ook richting uw eigen kinderen bij voorbeeld. U vraagt zich af, waar de trein in dit tempo ergens tot stilstand komt en hoe het hen zal vergaan over een tijd. In uw tijd, vroeger, denkt u dan, was die samenhang en zorg er gewoon. Daar kon je op vertrouwen. Niet alleen in de gemeenschap maar ook jij als mens vond houvast in de gemeenschap. Je kende jouw straat, de families… ‘Waar kom je vandaag, zeg je…? En hoe heet je…? Namen van mensen waren richtingswijzers. In onze wereld veranderen die verbanden kennelijk. De oude religieuze invloeden vinden we charmant maar spreken steeds minder aan. Zeker bij volwassenen tot ongeveer 50 jaar; vooral ook de jongeren en de kinderen vinden de kerkelijke vormen in toenemende mate achterhaald. Het merendeel van de Nederlandse bevolking vindt dat je gelovig kunt zijn zonder naar de kerk te gaan. Opvallend is verder dat -los van het traditioneel christelijke geloof- zich twee-derde van de Nederlandse bevolking gelovig noemt. Er een groeiende kloof tussen kerk en geloof. Wij zijn daar de uitdrukking van. ‘Tja… weet je, ik geloof dat er wel iets is…, maar wat…? Beeld 4 Oude schoolcatechismus Kijk eens… Dat zal voor sommigen van u geen onbekende stof zijn. “Waartoe zijn wij hier op aarde?” (antw.: “Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en hiernamaals gelukkig te zijn”). Als pastor ga ik regelmatig voor in een zondagsdienst. Een tijdje geleden heb ik tijdens een dienst ook naar dit artikel gevraagd. Waarop een oudere dame ons het artikel luid en duidelijk te verstaan gaf. Ik vroeg haar of ze de betekenis er van aan kon geven waarop ze dit in haar eigen woorden deed.
Vervolgens vroeg ik aan een meisje of zij de woorden van het artikel had begrepen. Ze had er niets van begrepen zei ze. Behalve de uitleg van oma, die kon ze volgen en vond ze belangrijk vond. De zorg voor je naasten, voor je omgeving en na te denken over wat je doet… Aan zo'n voorbeeld nu, kunnen we zien hoe de inhoud wel verstaan wordt, maar de vorm waarin het gebeurt, niet meer. Opvallend is verder dat het meisje blijkbaar -weliswaar op haar eigen manier- ook met zo'n inhoud bewust bezig is. Daarin is zij geen uitzondering. Nadenken over de zin van het leven tref je ook al bij hele jonge kinderen aan… Ooit kocht ik het boekje “Lieve meneer God” waarin kinderen aan God schrijven. Kleine Eric schrijft, “Beste God, gebruiken de dieren u ook of hebben zij een eigen iemand?” Tim van negen schrijft: “Ik wou dat sommige dingen niet bestonden. De zonde bij voorbeeld; en oorlog.” Gregory schrijft: “Beste God, weet u al van dingen af voor ze worden uitgevonden?” Terwijl Rob tenslotte schrijft: “Lieve God, waarom deed u vroeger al die wonderen en nu nooit meer?” Over de zin van het leven… Eenvoudige zinnen waar een enorme diepe betekenis in zit terwijl er nauwelijks sprake is van een concrete vorm en het veel meer gaat over het gevoel hoe de sterren aan de hemel met onze aarde van doen hebben. Maar hoe dan? Als ik spreek met een eenennegentig jarige man weet hij dat de arts van het ziekenhuis hem niet meer beter kan maken… Hij weet dat zijn leven langzaam terugbuigt naar waar het ooit uit voort is gekomen. Daar is hij dankbaar voor, maar waarom nou die laatste jaren van ziekenhuis in en uit…? Wat is daar de zin van? “God, ik zou willen dat de mensen niet meer zo vlug stuk gingen…” schrijft kleine Leon in het boekje… Er valt nog veel meer te zeggen over deze voorbeelden; uiteraard. Blijkbaar bestaan zulke vragen doorheen alle leeftijden en voor alle mensen. Niemand kan zich aan zulke gevoelens onttrekken. Of je nu een Hopi-indiaan bent, een Moslim, Tibetaan, Christen, of dat je zegt in niets te geloven… dat maakt wezenlijk niet uit. In de vraag naar de zin van het leven zoeken wij mensen een verbinding naar wat verder reikt dan in onze taal te zeggen is. Die verbinding noemen we wel eens ‘religieuze bewustwording’. Dat betekent gewoon: het zoeken van een verbinding. Religie is uit het Latijn niet meer dan dat: verbinding of een relatie zoeken. Niet te verwisselen met godsdienst. Een godsdienst maakt dit vervolgens tot een geloof met een bepaalde vorm. En zulke vragen hebben ouderen dus niet alleen. “Opa, wat voor kleur is dit? Dat is groen jongen, zegt opa wijzend op het gras.” Waarop de kleine onmiddellijk vraagt: “Waarom?” Ook kinderen, jongeren, en volwassenen vragen zich af hoe er samenhang bestaat tussen henzelf en de buitenwereld. In die samenhang nu, openbaart zich voor ons de werkelijkheid en de samenhang en mogelijke zin in die werkelijkheid. Beeld 5 Tijd 2. Ervaring van de tijd. Nederland is een rijk land. Nog steeds. Onze agenda’s zijn gevuld met allerlei afspraken waar we vooral ook economisch beter van worden. Veel is om het werk georganiseerd.
Vroeger speelde -ik zei dat al- de kerk een uitdrukkelijke rol speelde in het sociaalmaatschappelijke leven. Organisaties kwamen in zgn. ‘zuilen’ terecht. Ons omroepbestel is daar nog een goed voorbeeld van. Dat verandert steeds meer. Op plaatsen waar de kerken opkomen voor verdrukten in onze samenleving, worden ze door de politiek al vlug terechtgewezen. Het openbaar domein is nu veel meer een sociaal-politiek domein geworden, in veel opzichten los van geloof en kerk Met een politiek die eerst economisch doorrekend en budgetteert, en dan pas kijkt hoe zorg en aandacht er inhoudelijk en kwalitatief uitzien. We rijden in een auto maar weten niet goed waar het stuur zit en welke kant we op gaan. Steeds meer mensen kunnen met deze sneltrein niet meer mee. Of, 'vallen buiten de boot' zoals dat heet. Was je vroeger uit plichtsgevoel bezorgd om je medemens, nu is zo’n plichtsbesef geen vanzelfsprekendheid meer; en dan heb ik het nog niet eens over de situaties waarin mensen elkaar te lijf vanwege opvattingen. Denken we maar aan de recente aanslagen in Parijs en Brussel. Aan de ene kant kunnen we ons alles permitteren terwijl aan de andere kant normen en waarden gevaar lopen en blijkbaar op een hellend vlak staan. Ik kan mij wel voorstellen dat menigeen van u zich de vraag stelt hoe dat alles nog met elkaar te rijmen valt. Ieder doet blijkbaar waar die zin in heeft. Wie kijkt er nog vreemd op van de buren onder het motto van: “Ieder voor zich en God voor ons allen.” Onze tijd wordt gekenmerkt door een proces van toenemende individualisering; zo noemen we dat. Individualisering is simpel gezegd, een proces waarin je steeds als eenling, als individu wordt aangesproken. En dat is niet altijd zo geweest. Uiteraard bestond er voor de oorlog ook een persoonlijke verantwoordelijkheid. De meesten van u hebben zelf hard moeten knokken voor hun bestaan, daar hoef ik u niets over te vertellen. Kenmerkend is dat in vroeger tijden ieder individu omgeven werd door een sociaal verband van verschillende instellingen. Ieders verantwoordelijkheid werd vanuit dit grotere sociale verband aangesproken. Je handelde vanuit die normen en waarden. Tijden veranderen en mensen veranderen. Mensen, wij, worden steeds meer persoonlijk aangesproken. Sociale verbanden gaan dat proces ook steunen en helpen dat uitbouwen. De overheid professionaliseert het grootste gedeelte van de zorginstellingen die er in onze huidige samenleving op gericht zijn vooral individuele hulp te verlenen. Niet zozeer vanuit een gemeenschappelijk plichtsgevoel, zoals vroeger, maar nu vanuit het besef dat ieder individu recht heeft op een persoonlijke ontwikkeling en persoonlijke zorg. ‘Op maat gesneden’ heet dat dan zo mooi. Eerlijkheidshalve moeten we erkennen dat er aan zo’n proces van voortschrijdende individualisering ook genoeg positieve kanten zitten. Dat is werkelijk zo. Want laten we eerlijk zijn, mondigheid, opkomen voor jezelf, zeggenschap in allerlei verband en ga zo maar door, dat heeft ook z’n positieve kanten. Het maakt ons bewuster en wellicht kunnen we op een meer afgewogen manier kiezen voor onszelf en in maatschappelijke aangelegenheden. Tenslotte, kunt u zich werkelijk voorstellen dat u zestig jaar geleden zo in deze zaal had kunnen zitten? Welnu, wij nemen dus ook deel aan de positieve ontwikkelingen in de tijd, laten we eerlijk zijn. Maar, en u voelt het al, er zitten ook mindere kanten aan zo’n ontwikkeling. We zeggen dan ook wel eens dat zo’n proces doorschiet. Mondigheid kan bij voorbeeld ook brutaliteit worden. Persoonlijke ontwikkeling kan ook verworden tot ‘alleen ik en de rest kan…! Zeggenschap kan ook doorschieten in: anderen de mond snoeren.
We lopen daarom in onze tijd, elk van ons (ook u), we lopen het risico alleen nog onszelf te zien, aan onszelf te denken, mezelf te ontwikkelen en kansen pakken. En als het even kan moet de overheid daar de voorwaarden maar voor aandragen. We worden steeds meer en vaker uitgenodigd om het maximale uit onszelf te halen. Maar waarom lopen we niet de kans niet meer precies te weten waarom we dat nou eigenlijk doen? Welke kant rijdt de auto op en heb ik het stuur wel vast? Dat kun je je dan afvragen. Ik heb bijna dagelijks te maken met mensen die daarin niet meer mee kunnen. Van arme sloeber, zwerver tot mensen die helemaal in de war zijn geraakt. Ik zie en spreek er wel eens die ik jaren geleden begeleid heb. Jongeren en ouderen. Soms heb ik de indruk dat ze geen millimeter vooruit zijn gekomen. Ze staan als het ware aan de kant van onze maatschappij. Alsof ze in een andere wereld leven. Soms stappen ze ook uit het leven, ook dat maak je wel eens mee. Hun weg is een doodlopende geworden. Onze tijd biedt veel positieve dingen… Als je maar sterk genoeg bent, zeg ik dan al vlug. Als je uit een warm nest komt. Ik ben dan ook al gauw geneigd om te zeggen dat opvoeding van doorslaggevende betekenis kan zijn. Je thuis, de plek waar je vandaan komt, hoe je leert omgaan met je omgeving en ieder en alles wat daarin leeft. En ook: hoe je leert met het verleden om te gaan. Wat kun je daar voor waardevols van leren. Onze tijd biedt dus heel veel mogelijkheden, ook voor ieder persoonlijk. Maar wat ook sterk leeft, is dat wij op zoek zijn naar het kader waarbinnen deze mogelijkheden ook hun bestaanszin in een breder verband krijgen. Waartoe willen we steeds meer vooruit, met meer geld, met meer wetenschap, met meer vaart, als we niet weten aan welke idealen we dat willen afmeten? U heeft daarom, hoe oud u ook moge zijn, een enorme kwaliteit in huis. U bent op dit moment van uw leven in de gelegenheid om door de dingen heen te kijken om de sterkste kanten van leven naar boven te laten komen. Omdat u ze in leeftijd gezien vertegenwoordigt. En die kwaliteiten, die noemen wij wel eens: mildheid, wijsheid, inzicht, levenservaring, geluk, opkomen voor de medemens, naastenliefde, compassie. In al dat toont zich eigenlijk waar het werkelijk in het leven om gaat. En eigenlijk wilt u die wijsheid graag vertellen aan ieder die het horen wil. Minstens aan uw eigen kinderen of kleinkinderen als u die heeft. En het mooie is, al weet u niet waarom het gras nu eigenlijk groen is, dat kunt u het jonge spul gewoon zeggen. Ze kijken daar namelijk niet vreemd van op. Maar, mogen we ons afvragen… Worden ouderen daar wel eens op aangesproken… Worden die kwaliteiten ook gebruikt? Beeld 6 Leven zit er tussenin 3. Leven zit ‘tussen de regels’ Ooit had ik contact met ik een jonge vrouw. Ze was dertig. Ongeveer twee jaar heb ik op haar weg mee mogen lopen. Toen ik haar voor het eerst ontmoette, had ze een drankprobleem. Ze had de hele gang door het medisch circuit gemaakt en ze wilde geen dokter of hulpverlener meer zien. Ze was daar hevig in teleurgesteld. Ze was getrouwd, met een Afrikaan, die elders leefde. Ze hadden samen twee kinderen, nog heel jong die binnen een pleeggezin werden opgevoed, ergens in het zuiden.
Al heel jong had ze met incest te maken en ook als tiener was ze vaak misbruikt. Vanaf haar tiende had ze voor haar jongere zusje moeten zorgen en voor haar vader. Ze deed toen al, kunt u zich dat voorstellen, ze deed toen al wassen, koken en huishouding. Als kind werd ze vaker mishandeld. Gedurende de laatste jaren had ze vier keer geprobeerd om zich van het leven te beroven. Toen ik haar de eerste keer ontmoette zat ze letterlijk in een pikdonker huis. En dat duister zat ook in haar. Ik zal u verdere details besparen, maar op haar dertigste was haar leven ten einde, vernield. Ze vond zichzelf waardeloos. Ik vertel u dit omdat bij het eerste contact dat wij hadden ter sprake kwam dat zij er vast van overtuigd was dat zij moest boeten voor een schuld die zij met zich meezeulde. Zij moest vanuit haar geloof boete doen voor het ongelukkige leven van de anderen. Haar leven was bedoeld om deze schuld te vereffenen. Een straf van God, zou je kunnen zeggen. Ik heb het daar vaker met haar over gehad, over deze zogenaamde schuld. En aan zo'n afschuwelijk voorbeeld -ik kan het niet anders noemen- kun je zien hoe onschuld kan verworden tot een waanzin en een opvatting die in het uiterste geval zelfs tot de dood van iemand kan leiden. Natuurlijk, het is een extreem voorbeeld. Maar het maakt de verhoudingen wel duidelijk. Ook zij zoekt naar een verhouding van dingen in haar leven. Naast haar puur menselijke, haar alledaagse zware leven, werd zij gegrepen door een afschuwelijke opvatting. Wat er gebeurt, is dat ook ons -en dus ook haar- alledaagse zoeken en soms geloven zich voortdurend vertaald in opvattingen, meningen, regels en wetten. Dat kan ook niet anders. Een houvast is nu eenmaal onontbeerlijk. Wij zitten zo ook in elkaar. Omdat we niet alleen leven voor onszelf. We hebben met z’n 17 miljoen gezamenlijke afspraken, regels en wetten nodig maken om samen te kunnen leven. We hebben nu eenmaal een stadsbestuur nodig om te zorgen dat er huizen op de juiste plaats terecht komen en wegen de goede kant op gaan. We hebben een familie, gezin of ander verband nodig als we binnen één en hetzelfde huis willen wonen. En we hebben ook instellingen nodig, soms de kerk, verenigingen als deze, om de dingen van datzelfde leven te verbinden. Vragen te stellen naar waar het om verbinding gaat. Hoe zit het een van mijn leven, aan het ander vast? Wat maak ik mee als ik niet meer werk? Hoe zal het zijn als ik niet meer kan lopen, zien, moeite heb met ademhalen? Waar bestaat mijn wereld uit als ik alleen achter blijf? Wat we in een leven lang hebben geleerd om aan elkaar te krijgen, daarvan moeten we soms met veel pijn en verdriet weer afscheid nemen. En dat is niet gemakkelijk. Gelukkig hebben veel ouderen ook het besef en bewustzijn dat er veel blijft… Ook als je er niet meer bent… Maar soms, net als die jonge vrouw, soms verlies je alles lijkt wel. Ieder heeft anderen nodig om het bestaan te kunnen vatten. En wat er kan gebeuren, is dat je blijft hangen in zo’n gevoel van dat de dingen er niet meer toe doen… ‘Het zal mijn tijd wel duren’… ‘wat moeten ze mij nog vragen, mijn mening doet er niet meer toe’… of ‘ik heb mijn tijd er wel op zitten’… Je kunt je om het leven brengen – als u begrijpt wat ik bedoel – terwijl je gewoon adem blijft halen. Ook zo kan de zin in leven wegebben… Als terugtrekkende golven aan het strand. Maar weet u, het strand en de zee, ze kunnen niet zonder de golven… Daar geloof ik wel in… Ook als het tegenzit.
Ieder van u heeft een bijzonder en bewogen leven. Daarin heeft u veel, en veel verschillende dingen gedaan. Dat hoort zo bij een mensenleven. Van geboorte, over de kinderenjaren heen, opgroeien tot volwassenheid en in veel gevallen een partner treffen en trouwen, het huis uit, kinderen krijgen, de familie groter doen laten worden… oud worden tot misschien opa en oma toe. Merken dat je vermogens afnemen… terwijl je innerlijk je nog zo jong voelt. Het is als in een zucht voorbijgegaan… Leven tekent mensen, innerlijk en uiterlijk. Niet met een enkel beeld, maar met vele. Oud worden is dan de kunst om in die veelheid op zoek te zijn naar een verbinding tussen het een en het ander. Of sterker nog: de verbinding te zijn tussen het ene in het leven verbonden met het andere. Soms met de versnelling in de vooruit als je lijf en leden het goed blijven doen. Maar soms ook in de achteruit, als het minder wordt en je moet inleveren. Ouder worden is dan de kunst om die dingen tot hun kern terug te kunnen brengen en te weten dat die aan elkaar zitten. Waarom vraagt een meisje van 15 hoe het kan dat haar hart pijn doet omdat haar vriend het heeft uitgemaakt. Wij weten allen op onze eigen manier hoe zulke dingen in ons leven komen. Omdat ze ooit geboren worden, in ieder van ons, en met ons meereizen. Zulke dingen leer je als je 15 bent. En soms nog wat ouder. En dan hebben we soms wel eens een probleem te pakken. Want, hoe moet je nou eigen zeggen wat je werkelijk van de aanstaande hartoperatie vindt. Hoe laat je anderen zien wat het betekent nagenoeg blind te worden of dat je misschien niet meer kunt lopen. Kun je dan de weg nog vinden? Als je alleen achter blijft. Als kinderen wegtrekken omdat het vandaag de dag de normaalste zaak van de wereld is dat je hier geboren bent en in Amsterdam of Groningen woont en leeft. Het mooie aan ouder worden is dat ieder van ons een persoonlijke manier mag zoeken om die dingen aan elkaar te krijgen. Het probleem is tegelijk dan algemeen menselijk. Je leert wel boterhammen smeren, maar zeggen hoe je je voelt, dat is aan ons niet echt vanzelfsprekend. Dus praten, nadenken, soms de dingen bij hun naam noemen, dat is niet echt iets waar we goed in zijn. Moet je dan maar het hart op de tong rondlopen of maar meteen bij elk bezoek klaar staan met al je problemen en zeggen wat je de afgelopen tijd wel niet allemaal overkomen is. Ook dat kan een manier van verstoppen zijn. Wel de dingen benoemen, maar niet echt zeggen hoe ze voor jou aan elkaar zitten. Waar de pijn zit en het verdriet. En niet te vergeten het geluk… Levensgeluk is dan iets wat in de eenvoudige dingen en kernachtig uitdrukking krijgt. Ook als er geen oplossingen bestaan voor dingen waar je voor komt te staan. Ieder begrijpt dat je als 88-jarige geen marathon meer hoeft te lopen. Laten we dat dan ook niet van elkaar verlangen. Maar hoe biedt je mensen, hoe bieden wij elkaar de mogelijkheid om dat te met elkaar te duiden, te zeggen en soms uit te spreken? Beeld 7 Hoe pakken we dat aan? 4. Hoe pakken we dat aan? We moeten bij onszelf beginnen. Er is geen oplossing voor de dingen die onomkeerbaar zijn en die om uithouding vragen. Al ben je oud van dagen. Ook pijn en verdriet zijn deel uit gaan maken van het leven. Maar soms willen we dat niet waar hebben. Dus acceptatie is minstens een punt.
En dat je dan wel eens kwaad bent en een deuk slaat in het wiel van je rolstoel, dat begrijpt ieder weldenkend mens die lopen kan. Maar de wereld mag met jou erin daaraan niet ten onder gaan. Dus er is ook een groter verhaal, een visioen dat niet uit de hemel komt vallen (U heeft goed praten… U bent overal), maar dat wij met elkaar levend houden. Wij schrijven telkenmale dat visioen; niemand anders. Dat doet geen enkele god voor ons. Hij kijkt wel uit. En dus zijn we ook zelf het geloof in dat visioen, ons levensverhaal. En daar tussen-in, in die relatie woont het onuitsprekelijke. Daartussen woont het geloof in elkaar dat verder geen naam hoeft te hebben. Daarom is het van belang de vragen allereerst ook toe te durven laten. Al is er soms geen antwoord of oplossing meer voorhanden, dan nog is uw vraag van belang. Omdat het om uw eigen leven gaat. En er weegt niets op tegen de levenswil en de zin er van die daar in zit. Denk dan ook niet gelijk dat u de enige bent met zulke vragen. Ook de kleuter vraagt naar de zin van dingen. Zo leert elk pas kind verder-leven. We worden af en toe stapel van hun ‘waarom-vragen’. Maar het zijn niet minder vragen naar de zin, hun zin en het zoeken en tasten daar naar. Het is toch fantastisch om te zien hoe kleine kinderen dat doen. Met vallen en opstaan. Waarom zou dat proces ooit ophouden. Sterker nog; het houdt nooit op. Beschouw het als een onmisbaar deel. U bent zo geworden. Misschien is het zelfs zo dat naarmate je ouder wordt je leert accepteren dat je eigenlijk met steeds minder zekerheden leeft. Maar dat je vertrouwd raakt met de gedachte dat je daarmee kunt leven… Mattheüs zegt ergens in de evangelietekst: ”Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en ge zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan.” Je moet dus wel vragen! Dat bedoelt Mattheüs eigenlijk te zeggen. Het komt niet uit de lucht vallen. Je moet er wel iets voor doen. En daar hebben we allemaal denk ik wel wat te leren. We wachten al vlug af alvorens we zelf actie ondernemen. Tot een gesprek moet je ook iemand uitnodigen. Maak dus van een gelegenheid gebruik en vraag iemand. Ouderen zijn hun eigen onderwerp. Ja, zegt Mattheüs dan, dat moet u toch zelf doen! En daar zit wel iets in. Vervolgens kan het best gebeuren dat u begint te stotteren. U weet niet goed hoe u zulke dingen moet benoemen. Precies zoals jonge kinderen moeten leren lezen en schrijven -met horten en stoten-, leert u iets zeggen wat in u leeft en waarvoor u misschien nooit woorden had. Stotterend. Dat is helemaal niet erg; integendeel. Het kan niet anders. En soms is de zin zoveel gedachte, dat er iets niet gezegd kan worden. Maar ook op die manier zwijgen… kan sprekend zijn. U ontdekt vervolgens, dat er op vele manieren geantwoord kan worden en dat er geen een hetzelfde is. We hebben wel identieke vragen, maar hoe wij daar allen mee om gaan maakt ons allemaal anders. Dat is al zo bij de geboorte en dat wordt nog eens bevestigd als we heengaan. Soms kunnen we daarin gesteund worden door vaste momenten in de tijd of door gebeurtenissen die zich voordoen. Zo kun je de doop van bij voorbeeld een kleinkind ook aangrijpen om als grootouders in het doopboekje te schrijven en te zeggen wat je van het leven vindt. Maar het kan net zo bij een trouwerij, een jubileum of bij een begrafenis.
Ik heb in mijn werkzame leven op zeer onderscheiden manieren mensen naar sterven en afscheid nemen mogen begeleiden en ik kan u alleen maar zeggen dat het steeds anders is. Maar ook met een verjaardag, op het kaartje dat je schrijft met Pasen of in het telefoongesprek dat je met je kind of familielid hebt dat aan de andere kant van de wereld woont. Je moet dus wel spreken, je moet wel iets doen zegt Mattheüs. Het komt niet uit de hemel vallen.
Ga er dan ook voor zitten, zeg ik dan. Moet niet van alles. Je hoeft geen marathon meer te lopen. Neem de tijd. Zet dan ook de televisie uit. Laat de wereld, de wereld en laat die even buiten. Het gaat nu om jou. Zeg dan tegen je eigen kinderen dat jij met hen wilt praten… En niet andersom… Een kring als deze kan er over nadenken om daar ooit eens op verder te gaan. En als u ooit ontdekte dat u eigenlijk vertelt aan de hand van foto’s die u zelf maakt, dat is dat uw verhaal. Daar kunt u van alles mee uitdrukken, minstens ook de zin van uw leven. En dat kan met een leeskring, een kaartje leggen, met muziek, met samen wandelen, tuinieren. (Ome Gerard die aardappelen gaat poten). Een collega van mij deed dat in een groep dementerende a.d.h.v. groenten (bloemkool, sla, etc.) die zij hun leven lang hadden gegeten. Al die manieren van ‘praten’ is een tasten naar de zin van ons bestaan en de uitdrukking daarvan. Spreek over de dingen ook als jij er niet meer zult zijn. Zwijg ze niet dood. Ons realiseren dat wij sterfelijk zijn, geeft juist richting en zin aan het leven. Vanwege uw leeftijd, weet u dat elke tijd telkens weer om nieuwe antwoorden vraagt. Dat elk mens met die veranderingen meeleeft. Om vervolgens ouder geworden zich te realiseren hoe belangrijk ieders eigen leven daarin is. Van jong tot oud geworden. En dat we van die zin mogen spreken. Ouder worden gaat vanzelf… Dat was ons thema. En ja, dat is zo… Maar dat we daar onze mond voor moeten openmaken dat schrijft niet alleen Mattheüs. Maar dat had u allang begrepen. Beeld 8 Vragen? U was een aandachtig gehoor, ik dank u wel. VRAGEN? Piet Linders, Mei 2016. Titel boekje: ‘Lieve meneer God’ Kinderen schrijven aan God Van Holkema & Warendorf / 9026964579