010 ? 4 ~i
RECHTBANK VAN KOOPHANDEL TE BRUSSEL
25e kamer zaal D -
A.R.AIl 0101478
In de zaak van NOVARTIS AG, vennootsehap naar Zwitsers recht, met maatschappelijke zetel te Lichtstrasse 35. 4056 Bazel (Zwitserland) hierna NOVARTIS genoemd. elseres op hoofvordering, verweerster op tegenvordering, vertegenwoordigd door Meesters Christophe Ronse en Philippe de ..Jong, advocaten, met kantoor te 1000 Brussel ,Havenlaan 86C 5.414; Tegen: de B.V.B.A. MYLAN, met KBO nummer 0885.805.780 maatschappelijke zetel te 1560 Hoeilaart TerhulpsesteenWeg 6A;
met
hierna MYLAN genoemd, verweerster op hoofdvordering, eiseres op tegenvordering, vertegenwoordigd door Meesters Ignace Vernimme en Gunther Meyer, advocaten, met kantoor te 1000 Brussel Central Plaza, Loksumstraat 25;
Gelet op de inleidende dagvaarding dd.03.02.1 0. Gelet op de bepalingen van de wet van 15.6.1935 op het taalgebruik in gerechtszaken. In deze zaak in beraad genomen op 05.04.13 spreekt de rechtbank volgend vonnis uit: Gelet op de door de wet vereiste procedurestukken in behoorlijke vorm overgelegd: Gelet op de conclusie van MYLAN dd. 19.02.10; Gelet op de beschikking. gewezen door de Voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Brussel, in toepassing van artikel 748
§
2 van het Gerechtelijk Wetboek op 05.03.10; Gelet op de conclusie van MYLAN dd. 14.05.10; Geletop de conclusie van NOVARTIS dd.13.08.10; Gelet op de conclusie van MYLAN dd. 14.10.10; Geletop de conclusie van NOVARTIS dd.17.12.10; Gelet op de conclusie van MYLAN dd. 14.01.11; Gelet op de beschikking gewezen door de Voorzitter van de Rechthank van koophandel te Brussel op grond van artikel 748
§ 2 Ger. W. op
25.01 .11 Gelet op de conclusie van NOVARTIS dd.06.05.1 1; Gelet op de conclusie van MYLAN dd. 6.07.11; Gelet op de conclusie van MYLAN dd. 19.12.11 Gelet op de conclusie van NOVARTIS dd. 20.03.12;
Gelet op de beschikking gewezen door de Voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Brussel op grond van artikel 748
§ 2 Ger. W. op
19.04.12. Gelet op de syntheseconciusie van MYLAN neergelegd ter griffle van deze rechtbank op 25.07.12; Gelet op de syntheseconclusie van NOVARTIS neergelegd ter griffie van deze rechtbank op 26.10.12; de stukkenbundels neergelegd voor beide partijen; Gehoord de raadslieden van partijen in hun pleidooien ter openbare terechtzitting van 05.04.1 3.
I.
VORDERINGEN
De vordering van NOVARTIS strekt ertoe haar oorspronkelijke vordering tot het opleggen van een inbreukverbod aan MYLAN met betrekking tot het Belgische luik van het Europese octrool N° 948320 zonder voorwerp te horen verkiaren evenals de oorspronkelijke tegenvordering van MYLAN tot nietigverklaring van het Belgische luik van het Europees Octrooi n° 948 320. Wat de tegenvordering ingesteld door MYLAN betreft, verzoekt NOVARTIS in hoofdorde de vordering van MYLAN ontvankelijk doch ongegrond te verkiaren, in ondergeschikte orde het bedrag van de door NOVARTIS te betalen schadevergoeding te beperken tot 14.983,40 euro en in meest ondergeschikte orde het bedrag van de door NOVARTIS te betalen schadevergoeding te beperken tot 35.804,61 euro.
Zij vordert de veroordeling van MYLAN tot betaling van de kosten van het geding, met inbegrip van de dagvaardingskosten begroot op 260,72 euro en de rechtsplegingsvergoeding, begroot op 16.000 euro. MYLAN verzoekt de rechtbank de hoofdvordering van NOVARTIS zonder voorwerp te verkiaren; de tegenvordering van MYLAN ontvankelijk en gegrond te verkiaren en dienvolgens, in hoofdorde, NOVARTIS te veroordelen tot betaling van een schade vergoeding aan MYLAN van 498.471,30 euro, te verhogen met de ge rechtelijke interesten; in ondergeschikte orde, NOVARTIS te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan MYLAN van 275.269,40 euro te verhogen met de gerechtelijke interesten; NOVARTIS te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding. begroot op 30.000,00 euro.
ii.
FEITEN
NOVARTIS. een Zwitserse onderneming, ontwikkelt en produceert merkgeneesmiddelen. Zij was houder van het Belgische luik van het Europees octrooi EP 948 320 B 1 verleend sedert 09.04.03, hierna EP’320 genoemd. Sinds 2002 bracht NOVARTIS, via NOVARTIS PHARMA N.V., in Belgie een geneesmiddel met fluvastatine als actief bestanddeel in een formulering met verlengde afgifte in de handel, on der de merknaam Lescol-Excel. De samenstelling met fluvastatine in Iangdurige afgifte werd ontwikkeld door Astra Aktiebolag en door haar rechtsopvolger AstraZeneca werd de octrooiaanvraag aan NOVARTIS overgedragen.
MYLAN is een Belgische onderneming actief in het op de markt bren gen van generische geneesmiddelen. die een generisch geneesmiddel met fluvastatine in verlengde afgifte als actief bestanddeel wenste te commercialiseren onder de naam Fluvastatine Retard Mylan. Nadat het octrooi EP ‘320 op 09.04.03 werd verleend, werd onmiddel Iijk door een Duitse vennootschap Ratiopharm GmbH opposite in gesteld tegen deze toekenning. De herlormulering door NOVARTIS van enkele conclusies en de schrapping van één conclusie werd door de oppositieafdeling van het Europees Octrooi Bureau, hierna EOB genoemd. bij tussenbeslissing van 27.03.07 aanvaard waardoor het octrooi zoals gewijzigd overeind bleef. Er werd hoger beroep tegen deze tussenbeslissing ingesteld bij de Technische Kamer van Beroep die het dossier terug verwees naar de oppositieafdeling. Tijdens deze beroepsprocedure kwamen andere partijen, generieke bedrijven, zich als appellanten in de procedure voe gen.
Ondertussen werd in Nederland, bij beslissing van het Gerechtshof in Den Haag op 04.06.08 het nationale Nederlandse luik van EP 320 ver nietigd op grond van artikel 56 EOV. MYLAN, die inmiddels de administratieve procedure voor het op de markt brengen van Fluvastatine Retard Mylan had opgestart, bekwam de vergunningen voor het in de handel brengen, hierna VHB, van het geneesmiddel op 8.09.08. MYLAN startte daarna de vereiste prijs- en terugbetalingsprocedure op. De raadsman van NOVARTIS stelde bij brief dd. 26.09.08 MYLAN in gebreke om niet over te gaan tot het op de markt brengen van het ge nerische geneesmiddel dat fluvastatine in verlengde afgifte als actief bestanddeel bevatte, stellende dat dit een inbreuk op haar octrooirech ten was.
MYLAN beantwoordde dit schrijven bij brief dd. 21.10.08 en stelde dat zij op grond van de Bolar-uitzondering wel alle mogelijke administratie ye stappen mocht ondernemen en dat zij niet de iritentie had cm enig product dat fluvastatine in verlengde afgifte bevatte te commercialise ren. De procedure voor het EOB werd verder gezet en de behandeling van de verzoeken tot herroeping van EP’320 werden vastgesteld op de zit ting dd. 03.02.09 van de Technische Kamer van Beroep die het dossier naar de oppositieafdeling terug verwees omdat zij van oordeel was dat de Oppositieafdeling niet de kans gekregen had de zaak in haar voile digheid te bestuderen. Op 27.02.09 kwam MYLAN S.A.S., een Franse zustervennootschap van MYLAN, tussen in de oppositieprocedure. In antwoord op een eerder schrijven van de raadsman van NOVARTIS schreef de raadsman van MYLAN op 13.03.09 aan NOVARTIS dat MYLAN voorlopig nog niet tot het opstarten van de terugbetaiingsprOCedu re overging. MYLAN plaatste op 09.11.09 een kooporder voor verschillende pakken van het generieke geneesmiddel voor levering op 30.04.11. Inmiddels had NOVARTIS bevestiging gekregen dat MYLAN wel dege Iijk de aanvraag voor de terugbetalingsprocedUre had opgestart en naar aanleiding daarvan stelde de raadsman van NOVARTIS MYLAN in gebreke bij brief dd. 10.11.09. NOVARTIS verzocht MYLAN zich te ont houden van commercialisatie van een generisch geneesmiddel dat een inbreuk zou uitmaken op haar octrocirechten en haar aanvraag tot te rugbetaling in te trekken. MYLAN stelde bij brief van haar raadsman dd. 17.11.09 dat de terugbetalingsaanvraag nog enige tijd in beslag zou nemen. NOVARTIS leidde bij dagvaarding dd. 30.11.09 een kort pedinci proce dure in tegen MYLAN op basis van het Belgische luik van haar octrooi EP’ 320 met als doel MYLAN het verbod te horen opleggen over te gaan tot de commercialisatie van een generisch geneesmiddel met flu vastatine in verlengde afgifte als actief bestanddeel.
De raadsman van NOVARTIS schreef, harigende de kortgedingproCe dure, MYLAN opnieuw aan met verzoek een verkiaring tot niet-inbreuk at te leveren. Deze verkiaring werd niet bezorgd door MYLAN aan de raadsman van NOVARTIS, meer nog, werd geweigerd bij brief van de raadsman van MYLAN dd. 22.1 2.09. Het Hooggerechtshof in Londen ( High Court) vernietigde bij beslissing dd. 17.02.10 het nationale Britse luik van EP 320 op grond van artikel 56 EOV. NOVARTIS bracht dapvaardinci ten cjronde ult lastens MYLAN op 03.02.10 teneinde MYLAN het verbod op te horen leggen over te gaan tot de commercialisatie van een generisch geneesmiddel met het actief bestanddeel fluvastatine in een formulering met verlengde afgifte. MYLAN stelde in deze procedure een tegenvordering in tot nietigverklaring van het Belgische luik van EP ‘320. Bij beslissing van 17.03.10 van de Opposiiieafdeling van het EOB werd het octrool EP ‘320 volledig herroepen gemotiveerd op de onduidelijk held van de wijzigingen die door NOVARTIS aangebracht werden. Deze herroeping werd bekend gemaakt bij beslissing van 03.05.10. NOVARTIS tekende tegen deze beslissing hoger beroep aan bij de Technische Kamer van Beroep van het EOB. Dit beroep had schorsen de werking voor de beslissing dd. 17.03.10 tot gevolg. MYLAN verkreeg de goedkeuring voor de terugbetaling van het ge neesmiddel Fluvastatine Retard MYLAN met ingang op 01.04.10. De beslissing van de Minister van Sociale Zaken dd. 27.01 .10 werd op 19.03.10 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. De Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te Brussel, zetelend in kortgeding, wees bi] beschikking dd. 18.05.10 devordering van NO VARTIS af. NOVARTIS tekende hoger beroep aan tegen deze beschik king. Bij arrestvan 26.10.10 oordeelde het Hof van Beroep te Brussel datzo lang het octrooi EP’ 320 niet definitief was herroepen de bescherming
ervan diende gerespecteerd te worden, het octrool volledige uitwerking moest krijgen en Iegde MYLAN het verbod op het generische genees middel met tiuvastatine in verlengde afgifte als actief bestanddeel op de markt te brengen wegens inbreuk op het octrool EP 320 en rekening houdend met het felt dat ditverbod nietmeer zouden gelden indien de beslissing van de oppositieafdeling dd. 17 maart 2010 tot herroeping van het octrooi zou bevestgd worden door de Technische Kamer van Beroep van het EOB vooraleer er uitspraak werd gedaan in de Belgi sche procedure ten gronde. NOVARTIS Bet het arrest van het Hot van Beroep te Brussel dd. 26.10.10 betekenen aan MYLAN op 18.11.10. De Technische Kamer van Beroep van het EQB herriep EP’320 defini tief bij beslissing van 20.09.11 op grond van artikel 84 EOV. MYLAN wijzigde ingevolge deze herroeping van het octrooi en bijgvolg het zonder voorwerp worden van de vordering door NOVARTIS ten gronde ingesteld haar tegenvordering tot vernietiging van het Belgische luik van het octrooi EP’320 in een vordering tot schadevergoeding. De voorziening in cassatie ingesteld door MYLAN tegen het arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 26.1 0.10 werd verworpen bij arrest van het Hot van Cassatie dcl. 05.01 .12.
III.
BEOORDEI-ING
De Technische Kamer van Beroep van het EOB herriep EP’320 definitief bij beslissing van 20.09.11. De oorspronkelijke vordering ten gronde ingeleid door NOVARTIS tot het laten vaststellen van de inbreuk op haar octrooirechten en de oorspronkelijke tegenvordering gesteld door MYLAN tot vernietiging van het Belgische nationale luik van het octrooi EP 320 zijn derhalve zonder voorwerp. MYLAN wijzigde haar oorspronkelijke tegenvordering en vordert thans vanwege NOVARTIS de vergoeding van de schade ten bedrage van
498.471,30 euro of 275.269,40 euro in ondergeschikte orde, die zij leed bij het ten uitvoer leggen door NOVARTIS van het verbod op corn mercialisatie van FRuvastatine Retard Mylan ingevolge het arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 26.10.10 en de betekening van dit arrest op 18.11.10. De vordering van MYLAN wordt gesteund in hoofdorde op grond van artikel 1369ter § 3 Ger.W,. In ondergeschikte orde roept MYLAN een discriminatoire behandeling opgenomen in artikel 1369ter § 3 Ger.W. in. In uiterst ondergeschikte orde steunt ui haar vordering op grond van de artikelen 1382-1 383 B.W.
De tecienvorderina van MYLAN pesteund oø toepassinci van artikel 1369ter ~ 3 Ger.W. MYLAN steunt haar vordering op de toepassing van het artikel 1 369ter
§ 3 Ger. W. dat stelt: “Indien de voorlopige maatregelen worden herroepen of wanneer zij vervallen wegens enig handelen of nalaten van de eiser, of indien later wordt vastgesteld dater geen inbreuk of dreiging van inbreuk op het betrokken intellectueel eigendomsrecht was, kan de rechtbank, op verzoek van de verweerder, de eiser gelasten de verweerder op passende wijze schadeloos te stellen voor de door deze maatregelen toegebrachte schade.” Er bestaat tussen partijen betwisting of dit artikel in casu toepassing kan vinden. MYLAN stelt dater van een inbreuk of van een dreiging van inbreuk op de octrooirechten van NOVARTIS geen sprake was gelet op de defini tieve herroeping van het octrooi EP’320 en de retroactieve werking van dergelijke herroeping zoals geregeld bij artikel 68 van het EOV. De rechtbank volgt deze stelling niet.
NOVARTIS was octrooihouder van een geldig octrool EP’ 320 toen zij
vernam dat MYLAN zich voorbereidde op de commercialisatie van een geneesmiddel waarvan ook flu niet betwist wordt door MYLAN dat het een inbreuk uitmaakte op het octrooi EP’320. MYLAN betwist evenmin dat xii alle nodige administratieve stappen voor het op de markt brengen van dit geneesmiddel Fluvastatine Retard Mylan gezet had. Uit de stukken blijkt dat MYLAN vergunningen tot het in de handel brengen van het betrokken geneesmiddel aanvroeg en verkregen had en de procedure inzake terugbetalingsaanvraag opge start had. De ingebrekestelling van de raadslieden van NOVARTIS dd. 10.11.09 waarin uitdrukkelijk verzochtwerd dat MYLAN zou verkiaren zich te ont houden van het commercialiseren van het inbreukmakende geneesmid del werd niet positief beantwoord met betrekking tot dit verzoek. MYLAN Iegde zeif in haar stukkenbundel een kooporder neer voor een levering van het geneesmiddel op 30.04.11. De tekst van artikel 1 369ter § 3 Ger.W. is duidelijk: ‘indien later wordt vastgesteld dat er geen inbreuk of dreiging van inbreuk op het betrok ken intellectueel eigendomsrecht was” en kan niet anders gelezen wor den dan een beoordeling door de rechter ten gronde die zich, zoals NO VARTIS terecht steit, van enige a posteriori analyse dient te onthouden. De rechtbank stelt op grond van de hierboven vermelde redenen vast dater minstens een dreiging van inbreuk door MYLAN bestond (“was op het ogenblik van de inleiding van de procedure in kort geding door NOVARTIS alsook op het ogenblik van de tenuitvoerlegging van de voorlopige maatregelen zoals deze werden voorzien in het arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 26.10.1 0.
“)
Dat deze tekst een niet-conforme omzetting van artikel 9.7 van de Handhavingsrichtiijn betreft, minstens een omzetting in Belgisch recht die onverenigbaar is met deze richtlijn, wordt door MYLAN niet aange toond.
De retroactieve werking van de herroeping zoals geregeld bij artikel 68 EOV van het octrooi EP 320, waardoor de oorspronkelijke vordering ten gronde ingesteld door NOVARTIS zonder voorwerp is geworden, sluit niet ult dat op grond van een bestaand en dus geldig octrooi, NO VARTIS gerechtigd was voorlopige maatregelen ter bescherming van dit octrooi te vorderen en indien zij daartoe een uitvoerbare titel ver kreeg deze uit te voeren. Het arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 26.10.10 hield boven dien uitdrukkelijk rekening met de mogelijkheid dat de Technische Ka mer van Beroep van het Europees Octrooibureau de beslissing van de Oppositieafdeling dd. 17.03.10 zou bevestigen vooraleer er uitspraak ten gronde werd gedaan en met de impact daarvan op de afdwingbaar held van de voorlopige maatregelen. De rechtbank stelt derhalve vast dat niet voldaan is aan de toepas singsvereisten van artikel 1 369ter § 3 Gerechtelijk Wetboek en wijst de vordering van MYLAN op dit punt at als ongegrond. Het verzoek van MYLAN tot het stellen van een prejudiciële vraaa aan het Arbitraciehof. In ondergeschikte orde verzocht MYLAN de rechtbank over te gaan tot het stellen van een prejudiciele vraag aan het Arbitragehof over de mo gelijke discriminatie op grond van artikel 11 G.W. die zou opgenomen zijn in artikel 1 369ter § 3 Ger.W. en die tot gevoig zou hebben dat een verschillende behandeling bestaat tussen enerzijds diegene die schade lijdt ten gevolge van een voorlopige maatregel opgelegd op grond van een beslissing in kort geding en waarbij in de procedure ten gronde vastgesteld wordt dat er geen sprake van een inbreuk op het intellectu eel eigendomsrecht was aangezien deze schadelijder een fout in hoof de van diegene die de voorlopige maatregelen ten uitvoer legt zou moeten bewijzen en anderzijds diegene die schade lijdt ten gevolge van een voorlopige maatregel opgelegd op grond van een beslissing in kort ge ding, beslissing die hervormd wordt in de procedure op verzet ot hoger beroep die op de eerste beslissing volgt en die zijn vordering tot scha devergoeding op basis van de risicoaansprakelijkheid van diegene die
de voorlopige maatregelen ten uitvoer liet leggen, kan steunen. Nu de rechtbank hoger vaststelde dat het artikel 1369ter § 3 Gerechte Iijk Wetboek geen toepassing vindt in deze zaak, acht de rechtbank de door MYLAN geformuleerde prejudicieie vraag ter zake niet dienend.
De tecienvorderina van MYLAN ciesteund op toepassiflcl van artikel 1382-1383 B.W. MYLAN steunt in meest ondergeschikte orde haar vordering op de toepassing van de artikelen 1382-1383 B.W. en stelt dat zij schade leed door de tout begaan door NOVARTIS die voorlopige maatregelen ten uitvoer Iegde terwiji in de procedure ten gronde vastgesteld wordt dater geen inbreuk op het octrooi EP’ 320 is. Het staat vast dat het octrooi EP’320 detinitief herroepen werd bij be slissing van de Technische Kamer van Beroep van het EOB dd. 20.09.11 zodat thans geen inbreuk op dit octrooi kan vastgesteld wor den. De vraag kan dus gesteld worden of NOVARTIS door de tenuitvoerleg ging van het arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 26.10.10 een fout beging en of MYLAN desgevallend daarvan het bewijs levert. MYLAN kan niet gevolgd worden waar zij stelt dat de loutere uitvoering van voorlopige maatregelen vervat in een uitvoerbare titel een fout uit maken in hoofde van diegene op wiens initiatief de voorlopige maatre gelen ten uitvoer werden gelegd. indien in de procedure ten gronde de atwezigheid van enige inbreuk wordt vastgesteld. Dat de beperking van het recht op commerciele vrijheid van MYLAN door deze tenuitvoerlegging van het verbod op de markt te komen een fout in hoofde van NOVARTIS zou uitmaken wordt door MYLAN niet aangetoond nu enerzijds NOVARTIS op basis van het octrooi EP’320 over een feitelijk en juridisch monopolie beschikte dat door MYLAN ge
respecteerd diende te worden en anderzijds het arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 26.10.10 in de oplegging van dergelijk verbod voorzag. Dat de tenuitvoerlegging zelt van het arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 26.10.10 een tout zou uitmaken in hootde van NOVARTIS wordt evenmin door MYLAN aangetoond. Het rechtsmisbruik en met name het misbruik van octrooirechten en de schending van de zorgvuldigheidsplicht maakt MYLAN evenmin aanne melijk. Het EP’320 bleek weliswaar een zeer gecontesteerd octrooi te zijn waarvan de talloze procedures in verschillende Iidstaten en de uiteinde Iijke herroeping door het EQB getuigen. MYLAN toont echter niet aan dat NOVARTIS wist dat zij houder was van een ongeldig octrooi op het ogenblik dat zij overging tot inleiding van de procedure in kort geding en tot de tenuitvoerlegging van het uit eindelijke verbod voor MYLAN om op de markt te komen. De procedure voor het EQB had voor NOVARTIS een indicator kunnen zijn dat het octrool EP’320 mogelijk herroepen zou worden net zoals MYLAN rekening kon houden met de eventuele afwijzing van de her roeping. MYLAN heett dit trouwens zelf duidelijk verwoord in haar con clusie stellende dat” het Belgische luik van een Europees Octrooi als ogenschijnlijk geldig wordt beschouwd totdat het nietig wordt verklaard op basis van een beslissing die in kracht van gewijsde getreden is.” De procedure voor het EQS kon tot verschillende uitkomsten leiden, had reeds tot tegengestelde tussenbeslissingen aanleiding gegeven en MYLAN toont verder niet aan waarom NOVARTIS dan maar in het ka der van een normale uitoefening van haar rechten had moeten voorzien lopende die lange procedure dat het octrooi EP’320 met zekerheid her roepen zou worden. en derhalve als voorzichtig en bedachtzaam rechtspersoon had moeten atzien van de tenuitvoerlegging van de voor lopige maatregelen.
Dat NOVARTIS in Spanje niet overging tot de tenuitvoerlegging van verbodsmaatregelen en ervoor opteerde om de voorlopige maatregelen in Belgie wel uit te voeren toont op zich niet aan dat NOVARTIS in Bel gië onvoorzichtig en this foutief gehandeld zou hebben.MYLAN bat ver der na concreet aan te tonen op welke wijze deze verschillende hou ding in twee Iidstaten foutief zou zijn. Dat het thans moeilijker zou zijn voor MYLAN om schade te vorderen dan voor NOVARTIS indien MYLAN tot de markt zou toegelaten zijn acht de rechtbank verder terzake niet dienend. Nu MYLAN nalaat aan te tonen dat NOVARTIS een fout in de zin van artikel 1382-1383 B.W. zou begaan hebben, wijst de rechtbank de vor dering van MYLAN op dit punt af als ongegrond.
Over de rechtspieclinclsveruOediflQ MYLAN heeft haar rechtsplegingsvergoeding begroot op 30.000 euro. NOVARTI S begrootte haar rechtsplegi ngsvergoedirg oorspronkelijk op 11.000 euro en thans begroot ui deze op 16.000 euro. De verhoging naar 16.000 euro wordt door NOVARTIS verantwoord on der verwijzing naar een akkoord tussen partijen dat zou bestaan heb ben, waarbij zij overeengekomen zouden zijn dat slechts eén conclusie ronde voistond inzake de vordering tot schadevergoeding ingesteld bij tegenvordering door MYLAN en waarbij MYLAN van dit akkoord zou af geweken zijn met een belangrijke meerkost voor NOVARTIS tot gevoig. NOVARTIS verwees eerder in haar conclusie naar rechtsmisbruik in hoofde van MYLAN om de verhoging te rechtvaardigen. MYLAN beperkt zich tot het vorderen van een rechtsplegingsvergoe ding van 30.000 euro zonder verdere toelichting. NOVARTIS betwist het bedrag van 30.000 euro en verzoekt de rechtbarik dit bedrag, indien het zou toegekend worden, minstens te herleiden tot 22.000 euro.
Noch de oorspronkelijke vordering op hoofdeis ingeleid door NOVARTIS, noch de oorspronkelijke tegenvordering en de gewijzigde tegenvordering ingesteld door MYLAN bleven overeind. De rechtbank acht het derhalve passend dat elk der partijen veroordeeld wordt tot het dragen van zijn eigen gerechtskosten conform artikel 1017 Ger.
OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK Rechtsprekende op tegenspraak, Verklaart de vordering op hoofdeis tot het opleggen van een inbreukverbod aan de B.V.B.A. MYLAN met betrekking tot het Belgische luik van het Europese octrooi N° 948320 zonder voorwerp.
Verklaart de oorspronkelijke tegenvordering van de B.V.B.A MYLAN tot nietigverklaring van het Belgische luik van het Europees Octrooi n° 948 320 zonder voorwerp. Verklaart de tegenvordering zoals gewijzigd door de B.V.B.A. MYLAN, eiseres op tegeneis, ontvankelijk doch wijst ze af als ongegrond.
Bij toepassing van artikel 1017 van het Gerechtelijk Wethoek slaat de rechtbank de gerechtskosten am in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis werd gewezen door de 25e kamer-zaal D van de rechtbank van koophandel te Brussel, samengesteld ult:
Mevrouw B. HERREGODTS, rechter, voorzitter van de kamer De heer F. WALSCHOT, rechter in handelszaken De heer J. BALETTE, rechter in handelszaken
die alle zittingen hebben bijgewoond en aan het beraad hebben deelgenomen. Het vonnis werd uitgesproken door Mevrouw B. HERREGODTS, rechter,voorzitter van de 25ste kamer- zaal D, bijgestaan door Mevrouw L. HEYVAERT, afg.griffler, op
~1 I OKT 2013