24 NIEUWSBRIEF Zomer 2002 Meetnet Reptielen
erkgroep onitoring
Dubbeldik zomernummer
REGIOCOÖRDINATOREN •DUINEN PWN NOORD HOLLAND: Cees de Vries v. Oldenbarneveldweg 40 1901 KC Castricum Tel. 0251-662212
•OMGEVING AMSTERDAM: Martin Melchers Laplacestraat 65 1098 HS Amsterdam Tel. 020-6650925
[email protected] •DUIN & KRUIDBERG: Ruud Luntz Duinlustweg 26 2051 AB Overveen Tel. 023-5241908
• UTRECHT: Theo de Jong Rijnlaan 25 4105 GS Culemborg Tel. 0345-519946
[email protected] •FRIESLAND: Wim Andela Van Wageningenstraat 43 8934 CH Leeuwarden Tel. 058-2882693
• NOORD BRABANT OOST: Frans Kuenen Adamsweg 24 4001 KD Tiel Tel. 0344-613616
[email protected] •A’DAMSE WATERLEIDINGDUINEN: Jan Tolner Vogelenzangseweg 21 2114 BA Vogelenzang Tel. 023-5233592
•DRENTHE en GRONINGEN: Dick van Dorp Domcapittel 14 9411 MH Beilen Tel. 0593-525620
[email protected]
•NOORD BRABANT WEST: Rombout van Eekelen Hoefblad 63 4102 JS Culemborg Tel. 0345-476695
[email protected]
•DUINEN ZUID-HOLLAND/GOUDA Conn Barrett Alexandrine Tinneplein 122 2331 PP Leiden 071-5790341
•TWENTE: Harry Koenhorst Fien de la Marstraat 27 7558 MB Hengelo Tel. 074-2773351
•LIMBURG: Ton Lenders Groenstraat 106 6074 EL Melick Tel. 0475-537045
[email protected]
[email protected]
[email protected]
•DUINEN ZUID-HOLLAND/GOUDA Frans Hagedoorn Minnebroersgracht 24 2312 RW Leiden
•ACHTERHOEK: Jan Stronks Gen. Berenschotweg 43 7103 AK Winterswijk Tel. 0543-521967
•PERS. NATUURMONUMENTEN: André Donker M.E. v.d. Meulenweg 1 8382 CC Frederiksoord Tel. 0521-382439
[email protected]
[email protected]
•DUINEN EILANDEN Annie Zuiderwijk, RAVON Postbus 94766 1090 GT Amsterdam Tel. 020-5256624
• VELUWEZOOM E.O. Ronald de Boer Teteringenstr. 145 6844 DC Arnhem Tel. 026-3816420
[email protected]
[email protected]
•FLEVOLAND Jeroen Reinhold Botter 14-03 8232 JP Lelystad Tel. 0320-294932
[email protected]
Nieuwsbrief nr. 24 is bestemd voor alle medewerkers van het Meetnet Reptielen Redactie Nieuwsbrief en Coördinatie Meetnet Reptielen: Annie Zuiderwijk Universiteit van Amsterdam Postbus 94766 1090 GT Amsterdam Tel. 020 - 525 6624 Fax. 020 - 525 5402 e-mail:
[email protected] Overige Medewerkers Meetnet Reptielen Axel Groenveld: 020-5257332,
[email protected] Ingo Janssen: 020-5257332,
[email protected] Gerard Smit: 020-5256624,
[email protected] Aan deze nieuwsbrief werkten verder mee: Simon Aardenburg Jelle Hofstra Jan van Arkel Alex Kloor Hans van den Bogert Sander Smit Dick van Dorp Edo van Uchelen Ronald Goris Rob van Westbroek
MEETNET REPTIELEN IS EEN PROJECT VAN RAVON WERKGROEP MONITORING in samenwerking met - met subsidie van Centraal Bureau voor de Statistiek, Expertise Centrum-LNV, Universiteit van Amsterdam
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief Zomer 2002 Nieuwsbrief nr 24
RAVON Werkgroep Monitoring
SUMMERTIME
Inhoud van Nieuwsbrief 24
pag.
Het is zomer, het is warm, lopend door de duinen hoor je wel ritsels maar zie je weinig hagedissen. De hagedissen hoeven niet zo nodig. De paartijd is allang verleden tijd, de vrouwtjes hebben hun eieren ingegraven. Als de zon schijnt nemen de hagedissen in de vroege ochtenduren al genoeg warmte op om de rest van de dag onzichtbaar voor ons door te brengen. De eiafzet van zandhagedissen gebeurde dit jaar in juni, dat is vroeger dan de afgelopen twee jaren. Toch werden nog enkele zwangere vrouwtjes gezien in juli, dat waren wel jonge vrouwtjes, misschien hun eerste legsel. Jonge vrouwtjes paren meestal later dan oudere vrouwtjes.
Summertime Reportage Drenthe Trefkans reptielsoorten van Meetnet De luchtmacht telt mee Friese ringslangen Broeihopen geplunderd IJburg en ringslangen Herstel eilegplekken zandhagedis Zandhagedissen en vergrassing Muurhagedissen weggevangen Compensatie zandhagedis IJmuiden Zandhagedis in Drenthe Op de rand van het zand
1 2 4 6 7 8 9 10 12 13 14 16 18
Ook ringslangen hebben de eieren afgezet. Laten we hopen dat alle vrouwtjes de plek van hun keuze konden bereiken waar de eieren uitbroeien. Voor de adders en de gladde slangen ligt het anders, hoewel ook hier de mannetjes zich nauwelijks laten zien doen de vrouwtjes dit wel. Ze dragen hun jongen tot aan de geboorte bij zich en moeten tot die tijd – eind
augustus - veel in de zon liggen voor groei en ontwikkeling van de embryo’s. De maanden augustus en september zijn voor de monitoorder weer interessant vanwege de nieuwgeboren hagedisjes, in augustus al, en slangetjes, meestal pas vanaf begin september. Tot die tijd wensen we iedereen een prettige vakantie. AZ
Ringslangeieren en één jong slangetje die zich nèt uit z’n ei bevrijd heeft. Een vermoeiend karwij, zo lijkt het. Foto: Jan van Arkel © Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
1
Foto-reportage Drenthe
Zaterdag 13 april 2002. Heide Rabbinge. Koel weer, de zon liet zich niet zien, wél een mannetjesadder, opgerold tegen een grote heistruik aan. De adder was kortgeleden verveld en prachtig van kleur, een gitzwarte zigzag op geeloranje ondergrond.
1 Foto 1: Fotostop voor adder Heide Rabbinge. V.l.n.r.: André Pol, Albert Dragt, Florrie Hillenius, Annie Zuiderwijk, Gerard Smit, Jan van Arkel, Ad Boes. Foto: Axel Groenveld.
3
2
Foto 3: De door iedereen gefotografeerde mannetjesadder. Dit is de foto van Gerard Smit Foto 4: de adder had beide hemipenissen naar buiten. Ze waren lichtroze van kleur en niet gezwollen. Foto: Jan van Arkel
Foto 5: dit is een opname van één uitgestoken hemipenis die wél gezwollen is en donkerrood doorbloed. De witte weerhaakjes zijn goed te zien. Foto: Dick van Dorp.
4 Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
Foto 2: Albert Dragt is blij met deze prachtige adder op zijn traject die Annie (mét adderhandschoen!) omhooghoudt. Foto Axel Groenveld
5 2
6 Foto 6: 17 april 2002 picknick aan de zuidrand van het Fochtelooërveen. V.l.n.r: Gerard Smit, Dick van Dorp, Annie Zuiderwijk, Ingo Janssen, Willem Klok en Ad Boes. We hebben een nieuw traject uitgezet rond het Esmeer waar Ad Boes gaat monitoren. Waarnemingen tijdens deze eerste ronde: 5 adders, 1 ringslang en een tiental levendbarende hagedissen. Foto: Sander Smit
Foto 7: Sander met levendbarende hagedis. Tegen het Fochtelooërveen aan liggen weilanden die als bufferzone dienst doen tussen landbouwgrond en het veen. De weilanden verruigen en de verwachting is dat reptielen er ook gebruik van gaan maken. Levendbarende hagedissen doen het al. We zagen er een stuk of vijf langs de bufferzone; één (foto) wilde mee naar de boze buitenwereld. Foto: Gerard Smit.
7 De hemipenis van een adder. Hij heeft er twee, dat is op foto 4 te zien. Soms zijn beide hemipenissen te zien, vaak maar eentje. Tijdens de paring zal hij er maar één gebruiken, diegene die op dat moment het gemakkelijkst in de cloaca-opening van het vrouwtje gebracht kan worden. Wat op beide foto’s opvalt zijn de weerhaakjes. Die zorgen ervoor dat het mannetje enig houvast heeft tijdens de paring. Verder hebben ze een soort sleutelfunctie: een adderpenis past alleen in een addercloaca, het zogenaamde sleutel-slot principe. Dit maakt het moeilijk, zoniet onmogelijk, om te paren met een niet-soortgenoot. Verschillende soorten slangen hebben dus anders Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
gevormde hemipenissen. In de systematiek is het uiterlijk van de hemipenis een belangrijk identificatie kenmerk voor slangen. Ook voor hagedissen trouwens. Het is niet helemaal duidelijk waarom een slang beschikt over twee penissen, afgezien dan van het gemak dat hij vanuit twee posities kan binnengaan. Misschien heeft de evolutie daarnaast een voorzorgsmaatregel ingebouwd. Een mannetje is immers erg kwetsbaar tijdens het hoogtepunt van de paring als hij met gezwollen penis muurvast aan het vrouwtje vastzit...... een ongeluk zit in een klein hoekje. 3
Zekerheid over al-of-niet voorkomen reptielsoorten Zandhagedis gemakkelijkst te scoren! De verspreiding van amfibieën en reptielen staat volop in de belangstelling. Plannenmakers willen bijvoorbeeld weten of hun bouwprojecten vertraging kunnen oplopen door de aanwezigheid van zandhagedissen, kamsalamanders of andere streng beschermde amfibieën en reptielen. Het is dan belangrijk te weten in hoeverre het mogelijk is om met een, twee of drie bezoeken, de aanwezigheid van een soort in een terrein met zekerheid vast te stellen. Dit jaar verscheen in het tijdschrift Journal of Wildlife Management een interessant verhaal van Marc Kery waarin hij de vraagstelling van verspreidingsonderzoek omdraait "Het vaststellen van de afwezigheid van een soort – een case studie bij slangen". De studie gaat in op de kans om een soort in een bepaald terrein aan te treffen. Het verhaal biedt een leuk aanknopingspunt om weer eens te kijken hoe het met de trefkans van verschillende soorten in het Meetnet Reptielen is gesteld. Reeds in de pilot periode van het Meetnet Reptielen (1990 – 1993) hebben we gekeken naar de trefkans van reptielsoorten in Nederland om inzicht te krijgen in de haalbaarheid van een monitoring netwerk voor reptielen. Kery’s studie – komen slangen echt niet voor? Marc Kery heeft zijn studie gebaseerd op uitgebreid veldonderzoek aan ringslang, gladde slang en de in ons land niet voorkomende aspis adder. Hij heeft in totaal 645 bezoeken
afgelegd aan 87 locaties in Frankrijk en Zwitserland. Alle gegevens zijn in een rekenkundig model gestopt om het minimum aantal niet-succesvolle bezoeken te bepalen om enige zekerheid te hebben dat een soort niet voorkomt. Het voert te ver om zijn aanpak in deze Nieuwsbrief in detail te bespreken. Zijn conclusies zijn echter interessant. Voor alle drie de soorten geldt dat de trefkans sterk toeneemt met de omvang van de populatie. Alleen bij de gladde slang werd de trefkans daarnaast sterk bepaald door het type habitat. Bij de ringslang varieerde de trefkans tussen opeenvolgende jaren. Om met zekerheid te kunnen zeggen of de soorten wel of niet voorkomen zijn voor de ringslang minstens 26, voor de gladde slang minstens 34 en voor de aspis adder minsten 12 bezoeken nodig. Trefkans Meetnet Reptielen In de tabel hieronder is aangegeven in hoeveel procent van de trajectrondes een soort daadwerkelijk is waargenomen. Voorbeeld: in 1990 zijn 40 telrondes gelopen op trajecten met zandhagedissen. Tijdens 21 rondes werd géén zandhagedis gezien; tijdens 19 rondes wél, dit is 48%. Dit noemden we de TREFKANS. Als we de eerste drie jaren van het Meetnet vergelijken met de drie laatste jaren, 1999 t/m 2001 dan valt in de eerste plaats op dat het Meetnet gegroeid is, het aantal telrondes is grofweg vijf keer zo hoog. Mede als gevolg daarvan is de variatie in trefkans van
Meetnet reptielen – trefkans toen en nu Trefkans per soort per jaar op trajecten waar de soort ooit is waargenomen. Tussenhaakjes het aantal telrondes.
jaar
zandhagedis
1990 1991 1992 1999 2000 2001
48% (n=40) 43% (n=217) 60% (n=113) 68% (n=629) 74% (n=643) 71% (n=513)
levendbarende hagedis 62% (n=86) 61% (n=147) 65% (n=139) 61% (n=641) 60% (n=639) 61% (n=593)
jaar op jaar afgenomen, de cijfers zijn ‘harder’ geworden. Bijvoorbeeld voor de zandhagedis ligt de trefkans in de jaren 1999-2001 tussen 68 en 74%; voor de levendbarende hagedis tussen 60 en 61%, de ringslang tussen 51 en Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
ringslang
adder
36% (n=74) 58% (n=55) 38% (n=82) 52% (n=416) 51% (n=468) 53% (n=473)
70% (n=66) 54% (n=92) 50% (n=47) 56% (n=345) 62% (n=357) 60% (n=341)
} }
Vroeger
Nu
53% en de adder tussen 56 en 62%. Dicht bij elkaar dus. Verder valt op dat alleen bij de zandhagedis de trefkans duidelijk is gestegen sinds 1990-1992. Dit zal een 4
effect zijn van de vooruitgang van de zandhagedis in Nederland.
rondes nodig: maximaal 20 voor de levendbarende hagedis, 20 voor de hazelworm, 14 voor de adder, 24 voor de ringslang en 37 voor de gladde slang. We moeten wel bedenken dat er trajecten kunnen zijn waar een soort wel zit maar nu nog steeds niet gescoord is. Dat zullen we later pas weten.
Hoeveel telrondes zijn nodig? We kunnen ook, net als Marc Kery deed, kijken hoeveel rondes er nodig zijn om met zekerheid te weten of een soort er voorkomt of niet. Voor zes soorten zijn we, van alle trajecten waar ze voorkomen, nagegaan in de hoeveelste telronde de soort voor de eerste keer gescoord werd. De zandhagedis is op 118 trajecten gelijk al in de eerste telronde waargenomen, dat is 74% van de 159 trajecten waar deze soort geteld wordt. Twee trajecten hadden negen telrondes nodig, dat was het maximum aantal dat nodig was voor deze soort. Voor de andere soorten waren meer
zandhagedis gemakkelijkst waar te nemen De zandhagedis blijkt de soort te zijn met de hoogste trefkans. Zandhagedissen worden het vaakst tijdens de eerste ronde al gezien en hebben het laagste aantal rondes nodig om ook op moeilijke trajecten gezien te worden.
TREFKANS HAGEDISSEN
Van de hagedissen heeft de zandhagedis de hoogste trefkans voor de eerste ronde en bij de vierde ronde is reeds de 95% zekerheidsgrens overschreden. De negende ronde komt uit op honderd procent. De levendbarende hagedis bereikt de grens van 95% met de negende telronde en de hazelworm pas met veel meer dan tien bezoeken.
100% 95% cumulatieve trefkans
Op de grafieken hiernaast is te zien op hoeveel procent van de trajecten de soort tijdens de eerste ronde al gezien werd, hoe groot dit percentage is na twee rondes, drie rondes enzovoort.... Tussen haakjes is het totale aantal trajecten van de soort weergegeven.
80% 60% 40% Zandhagedis (N = 159) Lev. hagedis (N = 166) Hazelworm (N = 45)
20% 0% 1
2
3
4 5 6 7 aantal telrondes
8
9
10 >10
TREFKANS SLANGEN 100% 95% 80%
Deze grafiek voor de slangen is op dezelfde manier opgebouwd als die van de hagedissen. De adder is gemakkelijker waar te nemen dan de ringslang. De 95% zekerheidsgrens wordt met negen ronden bereikt. De gladde slang is zoals altijd al is gebleken een moeilijk waar te nemen soort.
60% 40% Adder (N = 81) Ringslang (N = 85) Gladde slang (N = 21)
20% 0% 1
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
2
3
4 5 6 7 aantal telrondes
8
9
10 >10 5
De luchtmacht telt mee Ingo Janssen In navolging van andere meetnetten (vogels , vlinders) heeft nu ook het Meetnet Reptielen trajecten op terreinen van de Koninklijke Luchtmacht. Dit voorjaar bezochten we enkele bases om er trajecten uit te zetten. Deze zullen gemonitoord worden door militairen die normaliter bezig zijn om vogels van de startbanen weg te houden. De verwachtingen bij ons waren hoog gespannen want zoals de meeste militaire terreinen waren ook deze bases een witte vlek wat betreft het voorkomen van reptielen. Daar is nu verandering in gekomen: op alle drie de bases zijn reptielen gezien.
Vliegbasis Woensdrecht Deze basis in West-Brabant bezochten we samen met regiocoördinator Rombout van Eekelen op 23 april 2002. Na identiteitscontroles aan de poort en meerdere koppen koffie in de kantine gingen we gewapend met schepnet en alarmpistool in een gecamoufleerd busje het veld in. De twee militairen die hier gaan monitoren, Gert-Jan Geleijns en Hans te Pas loodsten ons langs plekken waar zij wel eens hagedissen gezien hadden. Het traject dat hier is uitgezet loopt parallel aan de startbaan en volgt een geaccidenteerde bosrand met her en der hoge, oude struikheide. Die eerste ronde leverde 15 levendbarende hagedissen op.
De geplande monitoringsaktiviteiten van Gert-Jan en Hans moesten vervolgens opgeschort worden door een onverwachts natuurgebeuren, namelijk een ‘ritnaalden-explosie’! Daar kwamen zwermen kok- en zwartkopmeeuwen op af. Tsja, toen ging het echte werk voor: vogels verjagen voor veilig vliegverkeer.
gedurende eind april en begin mei: mistig en nevelig tot ± 13.00 uur, daarna brak de zon door. Ideale omstandigheden om de nieuwe monitoorder, Henk Heimans in te werken en een traject uit te zetten. De koffie werd uitgesteld, we gingen direct op pad. Enkele levendbarende hagedissen werden uit een betonnen put gered. Op een zeer fraaie helling met veel structuur in de vegetatie: verspreid staande bomen, oude, hoge struikhei, open zand, dood hout zagen we zowel een vrouwelijke als mannelijke zandhagedis die zich allebei koesterden in de net doorgebroken zon, alle gelegenheid
Ronald Goris bij zijn traject op het terrein van luchtmachtbasis De Peel. Op de achtergrond Hawk raketten met een launcher, daarvoor een poel met heikikkers
Vliegbasis Deelen Gelegen in één van de kerngebieden voor reptielen in Nederland heeft deze basis hoge potenties. Samen met regiocoördinator Ronald de Boer bezocht ik dit terrein op 25 april. Het was een van die vreemde dagen Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
6
dus om ze te bekijken en te letten op de verschillen met de levendbarende hagedis. Op een struikheideveld in het verlengde van de startbaan werd ook nog een hazelworm ontdekt. Al met al een prima resultaat voor een verkennend bezoek! Luchtmachtbasis De Peel Half mei bezochten we vergezeld door Peel-kenner Domin Dalessi deze basis op de grens van Noord-Brabant en Limburg. Ook hier was de ontvangst hartelijk, ons bezoek was zelfs aangekondigd in de officiële agenda van deze basis! Na enkele koppen koffie in de "jagershut" gingen we samen met de nieuwe monitoorder Ronald Goris op pad. In de bermen van het defensiekanaal en een aansluitend heideveldje werden 77 levendbarende hagedissen geteld, een absoluut record binnen het Meetnet en dus een goed gekozen traject. Rondom dit heideveldje was een groep rekruten aan het oefenen, wat de
hagedissen niet stoorde. Op verzoek van Ronald is hier nog een tweede traject uitgezet, het paadje naar de kantine (foto). Ook daar zijn betrekkelijk veel (27) levenbarende hagedissen geteld. Gladde slang De drie terreinen van de Luchtmacht hebben gemeen dat ooit, in de buurt van de bases gladde slangen zijn waargenomen. Omdat deze soort slechts mondjesmaat vertegenwoordigd is in het Meetnet een reden om blij te zijn met deze nieuwe trajecten. Tijdens onze oriënterende bezoeken zijn geen gladde slangen gezien, en om de kans op waarnemingen van deze ‘moeilijke’ soort te vergroten worden op het traject plaatjes uitgelegd. In het najaar zullen deze terreinen nogmaals bezocht worden samen met echte gladde slang kenners. Wordt vervolgd dus.
GEEF DE RINGSLANG IN FRYSLÂN EEN KANS Onder deze titel verscheen dit voorjaar een rapport van de hand van Hans van den Bogert. Dit rapport, waarin meer dan twintig jaar veldkennis van de auteur is verwerkt, is een zeer waardevol handvat voor de bescherming van de ringslang in Friesland. Bij de druk bezochte aanbieding van het rapport aan de provincie in het Aljemint, het Kongres- en stúdzjesintrum fan de Fryske Akademy gaf Hans een voordracht waarvan hier een korte samenvatting: Voornaamste reden voor het schrijven van dit rapport was de onrustbarende achteruitgang van de ringslang in Friesland: kwam de ringslang vroeger overal in Friesland - met uitzondering van de kleien weidegebieden - voor, tegenwoordig zijn ze verdwenen uit de Noordelijke- en Oostelijke zandgronden, uit Gaasterland en uit een groot deel van het lage midden. Door allerlei omstandigheden zijn ze teruggedrongen tot onder de lijn Lemmer - St. Nicolaasga Gorredijk/Beetsterzwaag Allardsoog. De resterende populaties worden bedreigd door isolatie van de leefgebieden en toenemende recreatiedruk. De in detail uitgewerkte voorstellen in dit rapport beogen deze versnipperde en bedreigde Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
leefgebieden weer te versterken en met elkaar in verbinding te brengen zodat de ringslang vanuit een metapopulatiestructuur het verloren leefgebied kan heroveren. Dit hoeft geen grote financiële consequenties te hebben want naast de aanleg van enkele poelen en broeihopen zijn de beschermingsplannen te realiseren binnen reeds bestaande natuurbeschermingsplannen zoals de Ecologische Hoofdstructuur, het plan Ecologische Verbindingszones in Friesland, de realisatie van de Natte As, het plan om de Friese en Overijsselse laagveenmoerassen met elkaar te verbinden, het Friese meren project, het project Integraal Waterbeheer Midden-Tjonger en de Ecologische Verbindingszones in het ROM-gebied. Allemaal plannen waarbij zonder al te hoge meerkosten het leefgebied van de ringslang sterk verbeterd kan worden en waarbij de ringslang, een geboren opportunist, de geboden kansen zeker niet onbenut zal laten! (Een hartenkreet. Mèt Hans hopen we dat het niet bij mooie plannen blijft Red.) 7
Broeihoop geplunderd door bunzing? Jelle Hofstra. Ringslangen worden belaagd door tal van dieren. Vooral wat betreft jonge ringslangetjes. Als zodanig worden als predator vogels genoemd: kraaiachtigen, roofvogels, ooievaars, reigers, fazanten en zelfs loslopende kippen. Op de golfbaan te Beetsterzwaag (Fryslân) zag de beheerder enkele jaren terug steeds een buizerd vanuit een boom nabij een broeihoop omlaag vliegen om vele pasgeboren ringslangetje te pakken die uit de bladhoop kropen. ringslangen kunnen ook worden doodgebeten door egels en dassen. Dit laatste bleek in het Friese Oldeberkoop. Hier werden volwassen gedode ringslangen gevonden met dassenprenten erbij. Ook komt predatie voor in een al veel vroeger stadium. Namelijk het roven van eieren. Het is o.a. van de vos bekend dat die eieren eet van bijvoorbeeld de zandhagedis (Floor van der Vliet, Nieuwsbrieven 1 en 2; Anton van Kreek, Nieuwsbrief 19). Dat ook ringslangeieren door ’rovers’ worden belaagd werd in 1999 door mij geconstateerd bij het inspecteren van een broeihoop nabij de golfbaan te Beetsterzwaag op 18 juli. In de
overwegend uit beukenblad bestaande hoop waren tal van gangen gegraven met een doorsnede van ongeveer 7-8 cm. Sommige gangen leidden regelrecht naar een cluster eieren. Op de bladhoop zelf lagen ook her en der eieren verspreid. De meeste eieren waren aangevreten, maar sommige waren nog intact. De onbeschadigde eieren zijn thuis in een broedstoof geplaatst en met succes uitgebroed. De beschadigde eieren werden van de broedhoop verwijderd en de gangen gedicht. Bij een volgende inspectie op 27 augustus waren er echter opnieuw gangen gegraven en lagen er ook nu weer eieren in de buurt (zie foto). Gezien de doorsnede van de holen moet de predator of een bunzing zijn, of een bruine rat. De bruine rat maakt holen met een diameter van 6-9 cm. Beide gangen zijn dan ook moeilijk of niet van elkaar te onderscheiden, volgens Annemarie van Diepenbeek in haar veldgids ’Diersporen’. Gezien de omgeving waar de broeihoop ligt, houd ik het voorlopig echter maar op een bunzing. Het zal duidelijk zijn dat het broedsucces dat jaar beduidend minder was dan voorgaande jaren.
Foto van de bladhoop op 27 augustus 1999. Rondom het gat waar de predator is binnengegaan liggen tal van ringslangeieren die al zijn uitgekomen. Foto: Jelle Hofstra Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
8
IJburg & ringslangen De aanleg van IJburg is in volle gang. Eind 2002 moeten de eerste woningen worden opgeleverd. Op het PEN-eiland wordt de aanleg van een autoweg voorbereid die de nieuwe eilanden met de A1 gaat verbinden. Deze weg loopt vanaf de nieuwe eilanden over het PEN-eiland, gaat over de Diemerzeedijk, vlak langs boerderij Zeehoeve richting A1. Boerderij Zeehoeve is/was de belangrijkste voortplantingsplek van de ringslang in de omgeving. Jaarlijks werden vele honderden lege eidoppen gevonden. De slootjes en rietveldjes rond Zeehoeve, een fourageergebied, zijn inmiddels onder een dik pakket zand bedolven en zijn voorgoed verloren voor de ringslang. De Zeehoeve zelf blijft gespaard, het is afwachten of de ringslangvrouwtjes ook dit jaar deze plek weten te vinden om hun eieren af te zetten. Ze moeten 25 m zand oversteken.
PEN-eiland, situatie zomer 1999, foto: Annie Zuiderwijk Links het uitwateringskanaal dat in 1994 is aangelegd voor de afvoer van koelwater van de electriciteitscentrale. Daarnaast een groot grasveld en daarachter een moerasbos. Op de voorgrond loopt de oude Diemerzeedijk, voorheen de scheiding tussen water en land. Sinds 1967, toen het PEN-eiland werd gecreëerd is het een binnendijk geworden. Het buitendijks gelegen PEN-eiland, met de boerderij Zeehoeve en aanliggende rietlanden binnendijks (niet op de foto) hebben zich sindsdien ontwikkeld tot de absolute hotspot van de ringslangpopulaties in de omgeving.
PEN-eiland, situatie zomer 2002, foto: Gerard Smit. Deze foto is vanuit dezelfde hoek genomen als die van 1999. Op de foto links in het midden is de connectie met een IJburg-eiland al te zien. Het grasveld is verdwenen onder een dik zandpakket. De weg zal zwevend, dus als een brug over de Diemerzeedijk worden gebouwd. De hele westelijke zijde van het PENeiland wordt dus ingrijpend veranderd. We zijn bang dat de nieuwe weg met het al bestaande uitwateringskanaal een absolute barrière voor ringslangen wordt. Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
9
VERGRASSING OP DE SCHOP Rob van Westbroek –monitoorder zandhagedis in de duinen- en Simon Aardenburg –boswachter bij PWN in Noord-Kennemerland- hebben samen actie ondernomen om een habitat van de zandhagedis op te knappen. Beiden doen hier verslag van de actie. Wij vinden dit een voorbeeld van prima samenwerking tussen een monitoorder met ideeën en een beheerder die hiervoor openstaat èn PWN die fiat gaf. De actie liep zodoende langs weinig lijnen en kon in no-time worden uitgevoerd. HULDE!
Herstel zandhagedis eilegplaatsen bij Heemskerk Rob van Westbroek Sinds 1995 loop ik een zandhagedistraject in de binnenduinrand van het Noordhollands Duinreservaat bij Heemskerk. Het traject beslaat een betrekkelijk klein gebiedje waarvan de hellingen nogal divers van karakter zijn. De begroeiing is verschillend, alsook de ligging op de zon en de verschillen in hoogte. Er is plaatselijk veel microreliëf aanwezig. Sommige stukjes zijn geheel begroeid met boomvormers als eik, meidoorn en abeel, met een ondergroei van kardinaalsmuts, bramen, liguster, diverse rozen en dergelijke. Verder zijn er veel duindoorns te vinden. De meer open gedeelten van de op de zon geëxponeerde hellingen zijn voornamelijk begroeid met grassen en lage duindoorns. Langs een deel van het traject loopt een wandel- en fietspad. verschuiving hagedissen In de loop van de jaren dat het traject door mij gemonitoord wordt, valt een
duidelijke verschuiving waar te nemen in de vindplaatsen van de hagedissen. Op de twee hoogste hellingen van het traject, met lage duindoorns en grassen als begroeiing, vond ik de eerste jaren de meeste dieren. En er was hier één duidelijke eilegplaats: Een vol door de zon beschenen open zandplek boven op de heuvel, omringd door lage heesters, gras, een kleine eik en dito wilg. Op die plek heb ik wel eens 88 uitgekomen eischalen gevonden in het najaar. Waarschijnlijk kwamen er vrouwtjes vanuit de wijde omgeving om hun eitjes af te zetten. minder eieren In de loop der jaren werd het aantal gevonden eieren minder. In 2001 kon ik er maar drie vinden. Ook het aantal volwassen dieren is er teruggelopen. Daar staat tegenover dat ik steeds meer dieren zie op een hellinkje langs het fietspad, dat vaak wordt belopen. In 2001 vond ik daar ook de meeste
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
Foto: Rob van Westbroek
vóór de actie
10
juvenielen. Het werd mij duidelijk dat het deel van de hellingen waar voorheen de meeste dieren huisden vergrast was. De oude eilegplek was deels overschaduwd door de uit de kluiten gewassen wilg en door de groter geworden eik. Ook was de zandplek zelf kleiner geworden doordat het gras vanuit de randen oprukte. Het plekje langs het pad daarentegen, wordt regelmatig door de jeugd betreden. Er is een duidelijk looppad van kaal zand gemaakt. zandsporen en shovels Dit deed mij sterk denken aan een soortgelijke situatie die ik vorig jaar in het duingebied in de Zeehaven van IJmuiden aantrof. Hier waren shovels het duin ingereden, die grote zandsporen achterlieten op de helling. Vanwege de aanwezigheid van de zandhagedis werden de werkzaamheden echter tijdelijk stilgelegd. Voordat de werkzaamheden opnieuw begonnen, werd ik in de gelegenheid gesteld om gedurende de maand september 2001 alle aanwezige hagedissen weg te vangen en elders weer los te laten (zie nieuwsbrief 22). Het overgrote deel van de door mij gevangen juveniele dieren werd toen gevonden in de nabijheid van de vernielde, lees opengemaakte, duinhellingen. open zand verdwijnt Deze situatie verplaatsend naar mijn eigen traject in Heemskerk heeft mij ertoe gebracht de medewerking te vragen van boswachter Simon Aardenburg van het PWN. Ik heb hem de situatie laten zien en gevraagd of het mogelijk zou zijn om door middel van
een proef te bezien of de vergraste hellingen weer geschikter te maken zouden zijn voor de zandhagedis. De zandplekken die er voorheen waren en nu vergrast zijn, zouden dan weer handmatig open gemaakt moeten worden. Als dit een toename van het aantal hagedissen op die hellingen laat zien, ondersteunt dat naar mijn idee de stelling dat de vergrassing (en met name het verdwijnen van open zand) een belangrijke reden kan zijn voor het verdwijnen van de zandhagedis op bepaalde locaties. Bij het opstellen van beheersplannen en -maatregelen voor bepaalde terreinen, zou dit als betrekkelijk eenvoudige beheersmaatregel meegenomen dan wel geadviseerd kunnen worden. groen licht Simon Aardenburg heeft mijn voorstel intern bij het PWN besproken en groen licht gekregen voor het doen van dit experiment. Op vrijdag 31 mei heb ik samen met hem diverse met gras en mos dichtgegroeide stroken, in grootte variërend van ca. 1 tot 2 m2, weer vrij gemaakt van de begroeiing en wortels, zodat er weer open zandplekken ontstonden. Bij de bestaande grote eilegplek is de aanwezige wilg flink teruggesnoeid, zodat de zon daar weer de gehele dag vrijelijk kan schijnen. Het is de vraag of de hagedissen de plekken dit jaar nog zullen benutten voor de eiafzet. Ik zal afzetlocaties in het najaar zeker op de aanwezigheid van lege eidoppen onderzoeken. In een vervolgverslag dit najaar zal ik u op de hoogte houden van de resultaten van dit experiment.
Foto: Rob van Westbroek
ná de actie
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
11
De zandhagedis en vergrassing in het Noord-Hollands Duinreservaat Simon Aardenburg, boswachter PWN Begin mei 2002 sprak ik Rob van Westbroek en hij vertelde mij over zijn ervaringen op zijn zandhagedis-traject. Hij was zelf tot de conclusie gekomen dat het gebied waar hij inventariseert de laatste jaren sterk aan het vergrassen is en dat vooral de open zandplekken, waar de hagedissen hun eieren afzetten, aan het dicht groeien zijn. De oorzaak hiervan is vermoedelijk de achteruitgang van de konijnenstand en de invloed van de zure regen op de vegetatie. Dit is natuurlijk op meerdere plekken in ons duingebied het geval. Hij had het plan gevat om op kleine schaal voormalige open plekken weer open te maken en vroeg hoe de PWN hier tegenover stond. experiment Ik heb zijn voorstel met verschillende collega’s besproken: Joop Castricum (boswachter), Jan van Mourik (regio manager regio midden) en Cees de Vries (hoofd onderzoek). Zij stonden niet afwijzend tegenover het
experiment. Op vrijdag 31 mei sprak ik af met Rob en met slechts enkele gereedschappen als hark, schoffel, spie en snoeischaar gingen we aan het werk. In slechts twee uur tijd hadden we ongeveer tien verschillende plekken kaal gemaakt tot op het kale zand. Tevens hadden we de wortels uit deze ketels verwijderd zodat ze niet te gemakkelijk weer dicht zouden groeien. De plekken zijn ongeveer 1 a 1,5 m2 groot. Ook hebben we op enkele plekken wat takken gesnoeid en één kleine eik, een zaailing van een jaar of vijf oud, omgezaagd. verruiging Het PWN is zich er van bewust dat het verruigen in dit terreingedeelte een onderdeel is van de successie. Als we echter door een paar eenvoudige beheers ingrepen de populatie hagedissen gedeeltelijk in stand kunnen houden, moeten we hier positief tegenoverstaan. Daarbij moeten we natuurlijk wel in de gaten houden dat de beheersingrepen geen nadelige gevolgen hebben voor andere factoren in het duingebied. evalueren Rob van Westbroek zal de komende maanden bijhouden wat de ontwikkelingen zijn. Hij zal bekijken of de plekken worden gebruikt en aan het eind van het seizoen zal hij inventariseren of en hoeveel eieren er zijn gelegd op de opengemaakte zand plekken. Wij als NV PWN zien deze ingreep als een experiment en zijn erg benieuwd naar de resultaten. In het najaar van 2002 zullen we de proef samen met Rob evalueren.
Simon Aardenburg in actie. Foto: Rob van Westbroek
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
12
Verontrustend bericht uit Maastricht Alex Kloor Dit voorjaar ben ik zowel in de Lageals de Hoge Fronten van Maastricht op grote schaal geconfronteerd met het wegvangen van muurhagedissen. Behalve op de hagedissen, hadden de daders het ook regelmatig gemunt op salamanders en hun larven, kikkervisjes en dril van de bruine kikker en op vroedmeesterpadden. Zelf heb ik dit voorjaar niet minder dan 43 verschillende personen, zowel volwassenen als kinderen, bezig gezien met het vangen van dieren, dan wel pogingen daartoe zien doen. Met vanggerei in hun handen zie ik ze lopen in het beschermd natuurgebied de Hoge Fronten, om over verstoring van het gebied nog maar te zwijgen. Na een periode van rust was het afgelopen zondag weer raak, wéér
hagedissen-vangers in de Hoge Fronten: Zondagmiddag 14-07-2002: Om 15.50 trof ik in de gesloten gracht linker Contrescarp Bastion Erfprins, drie jongeren aan, waarvan twee met een net. Ze waren bezig met het vangen van muurhagedissen. Ze zeiden dat ze hagedissen vingen om te tellen en dat ze er al drie hadden gevangen. Ik heb hen gezegd dat ze dat daar niet mochten komen en dat ze uit het gebied moesten gaan. Ze vertelde dat ze uit Rotterdam kwamen en dat ze hier in de omgeving kampeerden met twintig jongeren van de jeugd natuur bond, voor een zoogdierenkamp. Eén van de jongens vertelde dat hij van RAVON was en dat hij voor hen aan het tellen was. Toen ik zei dat hij dan al zeker moest weten dat het tellen in Maastricht al jaren gebeurt en dat dit ook in Nieuwsbrieven van RAVON staat, gaf hij aan dat hij pas net lid is. Aangezien het er toch op leek dat deze jongens niet direct slechte bedoelingen hadden en meer uit interesse voor de natuur daar waren, heb ik verder niets tegen hen ondernomen. Maar één persoon van dit groepje was naar zijn eigen zeggen lid van RAVON en hij had dus beter had moeten weten. Monitoring is geen vrijbrief om in een afgesloten en zeer kwetsbaar natuurreservaat, op eigen houtje je gang te gaan. Als ze contact hadden opgenomen met de beheerder had deze ze tenslotte zeker van dienst kunnen zijn om hun het één en ander te laten zien of te vertellen.
Hagedissenvangers op heterdaad betrapt op de Hoge Fronten in Maastricht. Foto: Video-still van Alex Kloor
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
13
Zeehaven IJmuiden compenseert habitatverlies Zandhagedis Met de uitbreiding van Zeehaven IJmuiden ging een stukje zeereep verloren waar de zandhagedis het goed deed. De daar voorkomende hagedissen zijn verplaatst, en voor het verloren gegane habitat moest Zeehaven compenseren. Het compensatieplan bestond uit twee verschillende projecten: - De aanleg van een nieuw stuk duin in de directe nabijheid van de verloren gegane duinrij, het zogenaamde blokkenterrein. - Kwalitatieve verbetering van drie verschillende duinterreinen in de directe omgeving waaronder het Forteiland. Met veel zorg waren de plannen gemaakt door Bureau Waardenburg, in samenwerking met Natuurmonumenten en de UvA. Toch riepen de papieren plannen scepsis op: Is kwalitatieve verbetering van natuur te maken? En is het mogelijk om een nieuw stuk duin te bouwen? Daarom werd een periode van vijf jaar monitoring afgesproken om te kijken hoe de populaties zich op de locaties ontwikkelen. Hieronder een verslag van de eerste monitoringrondes op twee locaties. Het blokkenterrein Het blokkenterrein is een opslagterrein van basaltblokken en andere bouwmaterialen wat aan de binnenkant tegen de duinenrij aan ligt. Op de grens van dit terrein met de zeeweg naar Seaport IJmuiden werd een vervangend duin aangelegd van ±200 meter lang,
haaks op de nog bestaande duinenrij en daarmee ook in verbinding staand. Tijdens het eerste bezoek aan deze locatie op 22 april was het zandlichaam nog kaal. Bij een bezoek op 30 mei was er al sprake van een kruidenrijke begroeiing met ruderale soorten en aardige kruidige gewassen van een duin-pioniersvegetatie. Het opkomen van duinsoorten kan een gevolg zijn van de vorig najaar opgebrachte toplaag die was verzameld op het afgegraven stuk duin. Helemaal aan het uiteinde van het ‘duin is bij het derde bezoek al de eerste zandhagedis waargenomen. Een volwassen mannetje werd betrapt terwijl deze druk doende was een rozenkever op te eten. Op een oud duin, grenzend aan de nieuw aangelegde zandwal, zijn toen ook twee mannetjes zandhagedis gezien. hoopgevend Het is een goed teken dat de eerste zandhagedis zich nu reeds op het nieuwe terrein laat zien. Natuurlijk is dit nog geen garantie dat het terrein zich succesvol ontwikkelt. De begroeiing op het blokkenterrein is nog maar net op gang gekomen. Het kan enkele jaren duren alvorens zich een mooie duinvegetatie heeft ontwikkeld. Het is niet uit te sluiten dat ruigtekruiden de overhand krijgen en het terrein zich uiteindelijk ontwikkelt tot een marginaal zandhagedis biotoop. Wat het
Het nieuw aangelegde duin op het blokkenterrein IJmuiden in april 2002 Foto: Axel Groenveld Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
14
wordt zullen we de komende jaren zien.
de puinberg worden afgevoerd.
Het Forteiland Veel zandhagedissen op het Forteiland hebben hun onderkomen gevonden in/op een grote puinberg. Omdat het Forteiland, als onderdeel van de "Stelling van Amsterdam" op de nominatie stond flink gerenoveerd te worden moest de puinberg verdwijnen. Ook zal het Forteiland, door het organiseren van allerlei activiteiten steeds meer bezoekers gaan trekken. De habitat van de naar schatting 60 zandhagedissen (zie Rob van Haaren in Nieuwsbrief 21) ligt dus verschrikkelijk onder vuur. Daarom is besloten voor de zandhagedissen nieuw habitat aan te leggen op het eiland, duintjes met helm, hiervoor was één ha beschikbaar. De bedoeling is dat de zandhagedissen verhuizen van de puinhelling naar de nieuwe duintjes en vervolgens kan dan
aanleg helmduintjes In de winter van 2001-2002 is op ongeveer een kwart van het eiland de grond afgevoerd en zijn nieuwe geaccidenteerde duintjes aangelegd, die zijn ingeplant met helm. Om de bezoekers uit de duintjes te houden werd het ook voorzien van bordjes met daarop de tekst: "niet betreden, leefgebied zandhagedis". De bordjes doen wat hilarisch aan, zo bij de kale helmbeplanting. De vraag is nu: wanneer zijn de nieuwe duintjes geschikt als leefgebied voor de zandhagedissen en kan de puinhelling worden afgegraven? monitoring 2002 We zijn er nu vier keer geweest. De kleine aantallen waargenomen hagedissen, kleiner dan vorig jaar, stemmen zorgelijk. De nieuwe duinaanplant ontwikkelt zich nog niet, er zijn aldaar geen hagedissen gezien. Ze zitten wel aan de rand van de nieuwe helmaanplant vlak bij een bunker, waar nog wat oude struweelvegetatie staat. Zodra de nieuwe duintjes geschikt zijn, er iets te halen valt voor de zandhagedis, voedsel met name, zullen ze de nieuwe habitat intrekken. Helaas is het nog niet gebeurd, de aangeplante helm ontwikkelt zich traag. Er is nog weinig insecten leven. Geduld wordt op de proef gesteld. Met name van de beheerder, die er alles aan doet om de zandhagedissenverhuizing snel te laten plaatsvinden.
De nieuw aangelegde helm-duintjes op het Forteiland in IJmuiden. Foto: Axel Groenveld Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
15
Zandhagedis in Drenthe: Terugkeer van de verloren zoon? geschiedenis Het was lange tijd sappelen voor de zandhagedis in Drenthe. Enkele jaren geleden gingen we er zelfs van uit dat hij verdwenen was uit deze provincie (nieuwsbrief 6, 1996). In een lange periode daaraan voorafgaand waren er wel wat zandhagedis-waarnemingen bekend vanuit de zuidwesthoek van Drenthe. Uit diverse heidegebieden kwamen incidentele waarnemingen van groene hagedissen, die echter vrijwel nooit bevestigd konden worden. Ook waren er meldingen van gevonden eieren, die uiteindelijk cocons van insecten bleken te zijn. Alleen uit grotere heides als het Dwingelderveld en ook het Fochteloöerveen druppelden de waarnemingen met enige regelmaat binnen. Maar sinds een aantal geroutineerde waarnemers daar monitoren, worden er geen zandhagedissen meer gezien. Nu denken we dat de soort in deze gebieden niet (meer) voorkomt. welles of nietes Kortom, het werd steeds onduidelijker of de zandhagedis nu wel of niet meer in Drenthe voorkwam en sommigen betwijfelden zelfs helemaal het voorkomen van zandhagedissen in
Zandhagedissen in Boswachterij Emmen 8 6 4 2 0 1997
1998
1999
2000
2001
gemiddeld aantal zandhagedissen per telronde Drenthe ooit. De situatie werd zo serieus genomen dat er een provinciaal plan van aanpak verscheen over de zorgelijke situatie van de zandhagedis in Drenthe (Bijlsma & Verhoogt, 1994). In dit rapport worden ook enkele locaties met waarnemingen in OostMeetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
Drenthe behandeld. Van slechts één van die locaties, in de voormalige gemeente Odoorn, kwamen nog regelmatig waarnemingen binnen. Inmiddels weten we wat meer over de huidige status en verspreiding van de zandhagedis in Drenthe. de Hondsrug Nadat Dick van Dorp, regiocoördinator in Drenthe, enkele meldingen van zandhagedissen in Oost-Drenthe had bevestigd, werden in 1997 op die locaties twee nieuwe trajecten toegevoegd aan het meetnet: Boswachterij Emmen door Geerling Kruidhof en Boswachterij Odoorn door Bert Versluys. Beide trajecten liggen nabij de Hondsrug en op beide trajecten werden daadwerkelijk zandhagedissen gezien! In 1999 kwam er weer een nieuw traject bij in Oost-Drenthe en ook daar worden zandhagedissen geteld door Felix van Heek. Op alle drie de vindplaatsen komen ze samen voor met de levendbarende hagedis. De aandacht van de Werkgroep Amfibieën en Reptielen Drenthe (WARD) ging zich steeds meer richten op de oostelijke helft van Drenthe en sindsdien zijn er op meer plekken met zandhagedissen ontdekt. De hoeveelheid geschikt leefgebied voor de zandhagedis op de Hondsrug is beperkt. De stuwwal is grotendeels bebost of ontgonnen. De kleine perceeltjes heide zijn veelal vochtig, met kleine hoogveenresten en pingo’s. Geen geschikt habitat voor de zandhagedis. Gevolg is dat geschikte leefgebieden en dus de populaties zandhagedissen sterk versnipperd en erg klein zijn. Een kwetsbare situatie. Maar er is goede hoop. Zo vindt Staatsbosbeheer, in alle gevallen de beheerder, het voorkomen van deze Drentse zeldzaamheid belangrijk. herontdekkingen Het ontdekken van ‘nieuwe’ vindplaatsen met zandhagedissen tijdens de afgelopen tien jaar, hangt waarschijnlijk samen met de sterke toename die zandhagedis-populaties het laatste decennium ondergaan in Nederland (zie trends in Nieuwsbrief 23). Ook het traject in boswachterij Emmen laat vanaf 1997 zo’n populatietoename zien (zie grafiek). Als populatiedichtheden toenemen, neemt 16
ook de kans toe dat de dieren herontdekt worden. Een mooi voorbeeld hiervan is Wildenberg / Rabbinge in het uiterste zuidelijke puntje van Drenthe. Hiervan is uit het verleden bekend dat de zandhagedis er voorkwam. Maar op het traject dat al sinds 1995 zeer nauwkeurig gelopen wordt door Albert Dragt, is pas vorig jaar voor het eerst weer eens één dier gezien (zie Nieuwsbrief 23). Ook op het traject in de boswachterij Anloo, op het noordpuntje van de Hondsrug, is vorig jaar voor het eerst een zandhagedis gevonden. En dat terwijl het traject al sinds 1995 gelopen wordt. Borger Ook nabij Borger zijn in het grijze verleden wel eens zandhagedissen gezien. In 2000 werden door het WARD drie exemplaren gevonden op twee kilometer afstand van deze oude vindplaats. Tijdens een WARD excursie afgelopen juni werden in de directe omgeving op nog eens vier plaatsen zandhagedissen aangetroffen, waaronder veel juveniele dieren.
biotopen eens goed af te speuren op zoek naar zandhagedissen. Daarom zijn we ook ontzettend blij met twee nieuwe waarnemers, de heer en mevrouw Rocks, in het Bargerveen. Ook een oude vindplaats van zandhagedissen in OostDrenthe..........! schipperen Hoewel lokale populatiedichtheden lijken toe te nemen, is er voor de Drentse zandhagedissen niet overal reden tot optimisme. Zo werden we er door Dick van Dorp op gewezen dat er ook verschillende populaties verdwenen zijn, zoals bijvoorbeeld in het Molenveld, bij Exloo. Oorzaken van deze achteruitgang zijn soms gelegen in een te intensief heidebeheer. Dit was onder andere het geval in de heidesnipper het Zuiderveld nabij Oodoorn. Maar ook het juist achterwege blijven van beheer levert her en der problemen op. Zo dreigt het leefgebied van de nieuw ontdekte populaties nabij Borger door verbossing kleiner te worden. Het blijft dus schipperen voor de zandhagedis in Drenthe.
Kortom het is nu de tijd om oude vindplaatsen of andere geschikte
Mannetje zandhagedis uit de Boswachterij Sleenerzand (SBB), 19 april 2002 Foto: Axel Groenveld
Nieuwe telefoonnummers Omdat we de laatste tijd vanwege storingen geregeld niet te bereiken waren heeft Werkgroep Monitoring nieuwe telefoonnummers gekregen. Voorheen waren we allemaal op hetzelfde nummer te bereiken, 020 525 6624, nu hebben we verschillende nummers. Hier komen ze:
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
- Annie Zuiderwijk en Gerard Smit: 020 - 525 6624 - Axel Groenveld en Ingo Janssen: 020 - 525 7332 - Pieter de Wijer (ringslangen IJmeer): 020 - 525 7234
17
Op de rand van het zand: Monitoren in het Nijenslekerveld en Eesveen Het meetnet heeft er twee zéér interessante trajecten bij. Beiden zijn gelegen nabij de overgang van zand naar laagveen in het grensgebied van Overijssel, Drenthe en Friesland. Er zijn meer overeenkomsten: allebei de gebiedjes zijn klein, geïsoleerd én soortenrijk! Nijenslekerveld Het Nijenslekerveld is een terrein van 20 ha bos en heide en helemaal door landbouwgebied omsloten. Edo van Uchelen telt hier de reptielen. Dit jaar zijn de adder, ringslang, hazelworm en levendbarende hagedis reeds waargenomen. In het recente verleden is bovendien ook nog een gladde slang gezien! Voor een klein geïsoleerd gebiedje vinden we dat spectaculair. Het terrein wordt begraasd door Limousin runderen en een kleine
Op beide nieuwe trajecten komt de hazelworm voor. Hier een mannetje uit het Nijenslekerveld. Foto: Edo van Uchelen
schaapskudde. De vegetatie is redelijk gevarieerd en plaatselijk structuurrijk. Maar als gevolg van de begrazing zijn de oude heidestruiken vrijwel verdwenen. In het verleden zijn delen van het terrein geplagd en het plagsel is op richels gedeponeerd waarop pijpestro floreert en waardoor in het nogal vlakke terrein meer reliëf is gekomen. Adders en ringslangen werden in het voorjaar vooral op deze richels aangetroffen; en waarschijnlijk overwinteren zij erin. Opvallend is dat vrijwel alle waarnemingen gedaan worden in of bij oude pijpestro vegetaties. Alleen de levendbarende hagedis wordt soms in de heidevegetaties aangetroffen.
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 24
Eesveen Vier kilometer zuidelijker ligt het Eesveen waar Jan van Arkel dit jaar voor het eerst de reptielen monitoort. Ook hij heeft daar dit jaar dezelfde vier soorten reptielen gezien: hazelworm, levendbarende hagedis, adder en ringslang. Het traject ligt op een particulier terrein grenzend aan de bossen van Heerlijkheid de Eese. Het bestaat uit bos- en graslandpercelen waartussen zo’n vijf hectare hei ligt. Ondanks het hele kleine oppervlak en de hoge recreatiedruk ziet de hei er goed uit voor reptielen. Oude struikheide op de drogere stukken wisselt af met mooie pollen pijpestro op de vochtige delen. Er is zelfs wat levend hoogveen te bewonderen. Het beheer bestaat uit niets doen en af en toe wordt opslag met de hand verwijderd. soortenrijk Opvallend is dat beide terreinen zo soortenrijk zijn. Nu zijn adder en levendbarende hagedis goed vertegenwoordigd in deze omgeving; dit geldt echter in mindere mate voor de ringslang, en zeker voor de hazelworm. De ligging van de terreinen op de rand van twee fysischgeografische regio’s heeft hier alles mee te maken. De ringslang mag gezien worden als een element van laagveen terwijl adder, levendbarende hagedis en ook de hazelworm echte soorten zijn van de hogere zandgronden. Opmerkelijk is dat de vier soorten zich hebben weten te handhaven in het versnipperde landschap. Jan van Arkel telde dit jaar al 49 adders! Een uitzonderlijk hoge dichtheid van adders in een klein en ook nog geïsoleerd leefgebied.
18