Voornaam:
................................
Naam:
..................................
Datum: Klas:
....................... ............ Nr: ......
HOOFDSTUK 2 – Evaluatievragen voor de leerkrachten Hieronder kun je meerdere evaluatievragen terugvinden met betrekking tot het eerste hoofdstuk. De vragen hebben een open karakter, maar kunnen ook gebruikt worden als multiple choice of invulvragen. Al naargelang het onderwijsniveau kunnen deze in alle vrijheid aangepast worden.
2.1
2.2
Wettelijke verplichtingen bij opstarten 1)
Het handelsrecht omschrijft vier voorwaarden die moeten voldaan zijn voor we iemand als handelaar kunnen bestempelen. Geef deze vier voorwaarden en bespreek kort.
2)
Geef twee verschillen tussen een handelaar en een ambachtsman- of vrouw?
3)
Als je je eigen onderneming wil opstarten, zul je langs de KBO moeten. Wat is dit voor een instelling en wat is haar doel?
4)
Niet iedereen in België mag zomaar een onderneming starten. Geef drie voorbeelden van personen die onbekwaam zijn om handel te drijven!
5)
Christophe wil een speciaalzaak in verlichting oprichten in Hasselt. Voor hij definitief van start gaat, vraagt men hem naar zijn huwelijkscontract. Hieruit blijkt dat hij trouwde met het ‘wettelijke stelsel’. Leg in het kort uit wat dit wettelijke stelsel is EN wat de consequenties zijn mocht zijn zaak failliet gaan!
Sociaal statuut van de ondernemer 6)
Leg in het kort uit wanneer je als zelfstandige ‘in bijberoep’ kan werken, dus welke de voorwaarden zijn om in deze categorie terecht te komen?
7)
Hoe gebeuren de inhoudingen van de sociale bijdragen bij de zelfstandige en hoe werkt dit bij de werknemer? Vergelijk dus de twee!
8)
Bespreek in het kort de grote verschillen in sociale vergoedingen voor de werknemer versus de zelfstandige op gebied van: •
Inkomensverlies door ziekte / ongeval / invaliditeit ?
•
Werkloosheid ?
2.3
Rechtsvormen 9)
Elke zelfstandige die start, ziet een eenmanszaak als de meest voordelige keuze van vennootschapsvorm. Geef drie argumenten waarom dit zo is? Geef dan ook drie tegenargumenten waarom het misschien niet zo slim is deze ondernemingsvorm te kiezen!
10)
Vergelijk de onderstaande vennootschappen op basis van de gegeven begrippen: BVBA
NV
Startkapitaal Aansprakelijkheid Aandelen ...
2.4
Huwelijkstelsels 11)
Leg in het kort uit waarom het nodig kan zijn dat een handelaar in een huwelijkscontract zijn vermogen strikt laat scheiden in een privé- en een handelsgedeelte.
12)
Als je als toekomstige echtgenoten geen stappen bij de notaris zet, trouw je met het “wettelijk stelsel”. Wat wil dit eigenlijk zeggen over het vermogen van beide partners (voor en na het huwelijk)?
13)
Wat kunnen eventuele consequenties zijn mocht je als gehuwde handelaar failliet gaan, wetende dat het huwelijkscontract onder het “wettelijk stelsel” valt?
2.5
Handelshuurcontract 14) •
15)
Jurgen wil zich na zijn middelbare studies gaan vestigen als ondernemer. Hij heeft nog geen geld om zelf een handelspand te bouwen, daarom beslist hij te huren via een handelshuurcontract. Wat is de standaardduur van dit contract (minimaal)?
•
Hij weet dat de verhuurder hem er moeilijk kan uitzetten. Geef twee voorbeelden van situaties wanneer dit toch kan.
•
Na de afloop van zijn eerste contract wil hij het pand verder huren. Wat moet hij doen?
Geef telkens twee voor- en nadelen van kopen, huren en leasen. KOPEN
HUREN
LEASEN
VOORDEEL NADEEL
2.6
Verplichte en aanvullende verzekeringen 16)
17)
Bespreek in het kort de volgende verzekeringen (wat dekt de verzekering en is deze verplicht of niet?). •
Burgerlijke aansprakelijkheid ondernemingen
•
Rechtsbijstand
•
Gewaarborgd inkomen
Een bedrijfje dat al zes jaar geleden opgestart werd, wordt getroffen door een ernstige brand. Alle bezittingen gaan in de vlammen op. Ondankt alle verlies kan de eigenaar rekenen op zijn brandverzekering die de schade aan zijn eigendom zal vergoeden. Maar één probleem: gedurende de heropbouw kan hij geen klanten ontvangen en ligt zijn zaak stil. Welke polis had hij misschien best afgesloten om dit te kunnen opvangen? Leg uit waarom!
2.7
2.8
Wettelijke verplichtingen inzake milieu & vergunningen 18)
Sinds 1996 moet de verkoper van (bouw)grond of een gebouw een bodemattest afleveren. Voor risicogronden is men strenger! Wat moet de verkoper van een risicogrond extra laten uitvoeren? Wat indien blijkt dat er helemaal geen bodemattest aanwezig was?
19)
Sommige bedrijven worden ‘Seveso-bedrijven’ genoemd. Welke bedrijven komen hiervoor in aanmerking (algemeen, niet de specifieke sectoren)?
20)
De vzw Fost Plus moet bedrijven sensibiliseren om zuinig om te springen met verpakkingsmaterialen van karton, piepschuim, blik enz. Wat is de eigenlijke verplichting die de ondernemingen hebben tov dat verpakkingsmateriaal? Hoe kunnen ondernemingen ontsnappen aan die verplichting?
21)
In de voedselindustrie maakt men gebruik van HACCP normen. Leg in het kort uit wat de bedoeling is van het opleggen van deze normen (Europese verplichting).
22)
REPROBEL en SABAM zijn twee instellingen die te maken hebben met het verzekeren van auteursrechten. Wat doen deze twee instellingen specifiek? REPROBEL = SABAM =
Wet op de handelspraktijken 23)
24)
Wat zegt de wet op de handelspraktijken over: •
De prijsaanduiding op je product (2 manieren)?
•
Verkopen met verlies (2 punten)?
•
Solden, koopjes of opruiming (wanneer / wanneer niet, wat)?
Een winkelier mag zomaar niet bepalen wanneer hij zijn deuren opent en sluit. Wat zijn de wettelijke bepalingen hierrond en geef drie voorbeelden van sectoren die zich niet moeten houden aan bepaalde openingsuren. Wettelijk: drie voorbeelden (niet)
2.10 Kredietverlening 25)
Bereken de intrest in de volgende oefening: Gedurende 67 dagen heeft Kasper 4.785,99 EUR op een speciale spaarrekening bij DEXIA gezet. Als je weet dat de intrestvoet 3,75% was, hoeveel intrest dient hij dan te ontvangen? (basis 360 dagen!)
26)
Bestudeer aandachtig de volgende aanbieding uit het een Carrefour reclamefolder. Bereken het JKP bij aankoop van deze laptop! Een maand heeft gemiddeld 30 dagen voor de berekening. De contante prijs is dus 699,00 EUR!!!
_____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ Kredietbedrag =
________________
Kredietkost =
________________
FORMULE JKP =
OPLOSSING = ________%
27)
Jochen is pas in het huwelijk getreden en samen met zijn vrouw beslissen ze een privélening aan te gaan om hun nieuwe huis wat verder in te richten. Bij Dexia stellen ze voor om 10.000,00 EUR te lenen over een looptijd van 48 maanden tegen een maandelijks lastenpercentage van 0,8735%. Bereken de totale maandelijkse aflossing (bedrag) en het JKP voor deze privélening! Maandelijkse afbetaling = Maandelijkse intrestaflossing = JKP =
28)
Wat is een hypothecair krediet? Bespreek vier typische eigenschappen van dit krediet!
29)
Welke instelling houdt zich bezig met het registreren van kredietverplichtingen van alle Belgen? Waarom doen ze dit eigenlijk?
30)
Omschrijf zo nauwkeurig mogelijk wat een investeringskrediet is (wat?, welke waarborgen?, voordeel?).
31)
Als jonge (Vlaamse) zelfstandige kan je een beroep doen op het participatiefonds en/of de Participatiemaatschappij Vlaanderen. Wanneer zou je dit doen, maw wat is de doelstelling van deze twee instellingen?