PERSTEKST Design Derby BE/NL 1815-‐2015 Spannende confrontatie tussen België en Nederland 23/10/2015 -‐ 13/3/2016
Het is precies 200 jaar geleden dat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden een feit werd onder Koning Willem I. Gent kleurt daarom oranje in 2015 waaronder ook Design museum Gent. Van 23 oktober 2015 tem 13 maart 2016 gaan België en Nederland een spannende confrontatie met elkaar aan in het museum. In de tentoonstelling 'Design Derby BE/NL 1815-‐2015' worden van beide landen de beste ontwerpers en ontwerpen uit twee eeuwen verenigd. Van de sierlijke Belgische art nouveau tot de strakke Nederlandse variant en van onze verfijnde ambachtelijkheid tot het meer conceptuele design bij onze noorderburen. In samenwerking met Museum Boijmans van Beuningen (Rotterdam) toont Design museum Gent een overzicht van 200 jaar (1815-‐2015) vormgeving uit België en Nederland met meer dan 500
werken. De tentoonstelling onthult opvallende overeenkomsten of verrassende verschillen tussen de twee landen. Het is de eerste keer dat de ontwerppraktijken van België en Nederland op een dergelijke schaal worden vergeleken! Design Derby BE/NL 1815-‐2015 Wat moet het publiek zich voorstellen bij een Design Derby tussen België en Nederland? Is een krachtmeting tussen producten uit twee buurlanden, zich afspelend over een periode van twee eeuwen, geen onzinnige onderneming: wie stelt de ploegen samen, wat zijn de spelregels, wie is de scheidsrechter? Van een rivaliteit tussen de designwerelden van de twee landen of van een gespannen situatie is weinig te merken. Men laat elkaar met rust. Te veel misschien: de Nederlanders en de Belgen lijken om onduidelijke redenen maar in geringe mate in elkaar geïnteresseerd te zijn. Slechts hier en daar is sprake van samenwerking of uitwisseling. Er zijn Belgische designstudenten die de theoretische benadering van de Nederlandse designopleidingen verkiezen, terwijl sommige Nederlandse studenten de voorkeur geven aan de grotere aandacht voor de atelierpraktijk in het Belgische ontwerponderwijs. Maar over het algemeen is de onbekendheid met elkaars heden en verleden groot. In de tentoonstelling ziet het publiek waartoe de twee landen wat betreft vormgeving in de loop van tweehonderd jaar in staat waren, het ontdekt de sterke en de minder sterke kanten van beide en is scheidsrechter. 1815-‐2015 De tentoonstelling beperkt zich niet tot de actualiteit. Met de keuze voor een vergelijking over een periode van tweehonderd jaar wil men de wederzijdse kennismaking zo veel mogelijk kansen bieden. Kennis van het verleden geeft inzicht in de situatie van nu. Precies twee eeuwen geleden, in 1815, werd het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden opgericht, onder de leiding van de Nederlandse koning Willem I. Dat is de officiële aanleiding voor 1815 als beginjaar. Aan de keuze voor een overzicht over twee eeuwen ligt vooral een designhistorische overweging ten grondslag. De curatoren Mienke Simon Thomas, museum Boijmans Van Beuningen, en Frank Huygens, Design museum Gent, vinden het voor de hand liggend om het verhaal te starten met het begin van de industrialisatie op het continent en beogen daarmee een objectievere blik op de vormgeving in de negentiende eeuw te presenteren. Dat het overzicht tot de dag van vandaag zou doorlopen, was meteen duidelijk. In deze tijd, waarin iedereen steeds sneller en beter doordrongen raakt van problemen in de hele wereld, is het interessant om te onderzoeken hoe de ontwerpers uit beide buurlanden omgaan met de nieuwe uitdagingen. Dit alles neemt niet weg dat er tussen de twee landen grote verschillen bestaan. Hoewel België voor de eenwording in 1815 nog helemaal niet bestond, gaapte er tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden toen al een flinke kloof. Een afstand die sinds de Reformatie en de uitroeping van de onafhankelijke Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aan het einde van de zestiende eeuw was ontstaan en die toen nog moeilijk te overbruggen bleek. De Zuidelijke Nederlanden vormden bovendien in 1815 de eerste Europese regio van het continent waar al van een serieuze industrialisatie sprake was. De Noordelijke Nederlanden waren echter eerder hekkensluiter als het ging om met stoom aangedreven industriële productie. Toen Willem I koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd, stond hij dus voor de moeilijke en zoals al
snel zou blijken onmogelijke taak om een eenheid te smeden tussen het actieve industriële zuiden en het verarmde en ook wat initiatiefloze noorden. Een beetje geschiedenis In 1830 scheidde het zuiden zich af van Nederland om als het nieuwe Koninkrijk België onder koning Leopold I een eigen weg in te slaan. Na de verzelfstandiging wilde het jonge België laten zien waartoe het in staat was. Dit nationalistische sentiment drong soms door in de ontwerpen. Hoewel de alomtegenwoordige in vloed van de Franse stijlen tot in de twintigste eeuw bleef bestaan, werd ook gezocht naar alternatieven. In hun streven een eigen identiteit op te bouwen grepen de Belgen voor hun burgerlijke gebouwen en interieurs terug naar de vroege Vlaamse renaissance. Voor religieuze architectuur en vormgeving was, bijna vanzelfsprekend, de late rijke Vlaamse gotiek een passend idioom. Maar ook Nederland was niet vrij van dergelijke nationalistische denkbeelden. Hier groeide de voorkeur voor de vormen en motieven van hun eigen Gouden, zeventiende eeuw. Dit resulteerde in een ‘typisch oud-‐ Hollandsche’ stijl, die zich naarmate de eeuw vorderde steeds nadrukkelijker manifesteerde. In België kwam niemand op de gedachte om de spectaculaire vernieuwende stijl die in het laatste decennium van de negentiende eeuw opbloeide, de art nouveau, met als grote namen Victor Horta, Philippe Wolfers en Henry van de Velde, als een typisch Belgische stijl te promoten. Ongetwijfeld had dit te maken met het feit dat ‘België’ als een natie met één eigen identiteit ook na ruim een halve eeuw eigenlijk nog ver te zoeken was. Het land was en bleef te zeer verdeeld door de twee talen die er gesproken werden, het Frans in het zuiden en het Nederlands of Vlaams in het noorden en – in niet mindere mate – door de grote verschillen in rijkdom. De economische en industriële opbloei had in Wallonië plaatsgevonden, terwijl Vlaanderen vooralsnog arm en agrarisch was gebleven. Een stijlstrijd rond 1900 Het is verbazingwekkend dat de Nederlanders zich omstreeks 1900 zo fel tegen de Belgen en hun vormgeving begonnen af te zetten en hun eigen oudhollandse Stijl als de enig ware stijl uitriepen. Nederlandse architecten en ontwerpers, zowel de meer conservatieve als degenen die juist streefden naar vernieuwing, lieten zich in de jaren vlak voor de eeuwwisseling onverholen negatief uit over de nieuwe vormgeving van hun zuiderburen: een stijl van stoffeerders en behangers, schreven zij denigrerend. Of zij vergeleken de moderne vormen van de Belgen met zeewierkronkelingen en beoordeelden die als ruggengraatloos en ziekelijk. In het bijzonder de jonge Henry van de Velde moest het ontgelden. Zijn meubels werden gekenmerkt door ‘wulpsheid’ en ‘houtverkrachting’, wat de Nederlanders als diep beledigend ervoeren. Toen Van de Velde en andere Belgen bovendien hun meubels in Nederland presenteerden in de in 1898 opgerichte Haagse galerie Arts and Crafts, waren de hatelijkheden aan het adres van de Belgen niet meer te stoppen. De belangrijkste woordvoerder in Nederland was architect H.P. Berlage, die op dat moment zijn ‘vernieuwing’ nog zocht in het herinterpreteren van de oudhollandse stijl. Als tegenzet richtte hij in Amsterdam zijn verkooplokaal ’t Binnenhuis op. Daar moest een antwoord geformuleerd worden op deze verwerpelijke Belgische losbolligheid. De teams en de spelregels De objecten zijn evenredig over de tijd verspreid, de verschillende sectoren komen gelijkmatig aan bod en het scala aan gebruikte materialen en technieken is zo breed mogelijk. Het begrip design is ruim opgevat. Dus niet uitsluitend unieke en zeldzame designiconen, waaraan namen van belangrijke
ontwerpers verbonden zijn, maar ook spraakmakende successen, de populaire consumentenproducten waar de bezoekers hooguit een firmanaam mee in verband kunnen brengen. Het is geen presentatie van de neostijlen naar de art nouveau, via de art deco en het modernisme en het postmodernisme dat bij het heden uitkomt. De periode 1815 tot 2015 is verdeeld in 21 kortere thematische groepen van enkele decennia op basis van de specifieke omstandigheden in de vormgeving van die betreffende periode. Wat betekende de opkomende industrialisatie voor de vormgeving van massaproducten en hoe reageerden, vrijwel tegelijkertijd, de traditionele ambachten op de veranderingen? Wat was de invloed van het nationalisme of het kolonialisme op de vormgeving in de negentiende eeuw? Hoe reageerden ontwerpers op de internationale sociale beweging in het interbellum of hoe gingen zij in de wederopbouwperiode na de oorlog om met de kansen en de beperkingen van die tijd? Hoe reageerden designers op de crisis van de jaren zeventig en tachtig en het vertrek van fabrieken naar de lagelonenlanden? Hoe denken de ontwerpers op dit moment over de rol die zij in de maatschappij moeten en kunnen spelen? De groepen sluiten in chronologisch opzicht niet naadloos op elkaar aan. Eerder is het tegendeel het geval. De realiteit van de geschiedenis is complex. Naast de handgemaakte luxueuze siervoorwerpen die tussen 1915 en 1940 voor de nieuwe burgerij werden gemaakt, werden in vrijwel diezelfde jaren de industriële stalen buisstoelen gepresenteerd als een antwoord op de sociale problematiek van de tijd. Terwijl de eerste professionele industrieel ontwerpers in de jaren zestig aan de weg begonnen te timmeren, hielden artistieke kunstnijveraars stand en schoten de pottenbakkerijen en handweverijen weer als paddenstoelen uit de grond. Aan deze complexiteit is recht gedaan door de groepen elkaar gedeeltelijk te laten overlappen. Nationalisme Nadrukkelijk is er bij het selecteren van de tentoonstellingsobjecten niet van te voren vastgesteld wat een typisch Nederlandse dan wel Belgische identiteit mag zijn waaraan diende voldaan te worden. Hoezeer vandaag de dag nationale identiteit ook weer een onderwerp van discussie is, dit is niet het pad dat werd bewandeld. Een beperking tot bijvoorbeeld nuchtere, eenvoudige, zakelijke en betaalbare producten van Nederlandse zijde en fantasievolle, surrealistische, barokke en humoristische producten al dan niet met dubbele bodem uit België doet afbreuk aan het vele malen rijkere beeld dat de vormgeving van de twee landen te bieden heeft. Kan er sprake zijn van een karakteristieke Nederlandse of Belgische identiteit in het design? Is er wat dit betreft werkelijk geen verschil tussen de lamp van Wieki Somers en het gecombineerde meubel van Muller Van Severen? Had de Sabena-‐stoel van Alfred Hendrickx uit 1958 ook door een Nederlander ontworpen kunnen zijn en de eenvoudige bolvazen van Andries Copier uit de jaren dertig door een Belg? Zou een Nederlandse edelsmid in staat zijn geweest het niveau van Philippe Wolfers te halen of een Belgische grafisch ontwerper de kwaliteit van Wim Crouwel? Ja, waarom niet, zijn wij toch echt geneigd te antwoorden. Het waren geen typisch Nederlandse of Belgische genen die hier aan het werk waren. De kwaliteiten van Hendrickx kwamen voort uit een lange ambachtelijke meubelmakerstraditie, Wolfers werd in zijn werkzaamheden en mogelijkheden gesteund door een groot, kapitaalkrachtig bedrijf, Copier kwam eind jaren dertig via zijn directeur van de Leerdamse Glasfabriek onder invloed van de theosofie waarin de wiskunde zo belangrijk was, en Wim Crouwel had als hoofd van een van Nederlands grootste ontwerpbureaus een rijk internationaal netwerk. Zijn het niet eerder de specifieke kwaliteiten van hun werk waaraan we achteraf het predicaat typisch Nederlands of typisch Belgisch toekennen? Voorbeelden van producten die het cliché bevestigen, zijn bovendien even talrijk als de voorbeelden die daarmee in strijd zijn. Belangrijker dan etiketten plakken is meer kennis en meer waardering voor elkaars design. Daar draagt de Design Derby toe bij.
Een eigen aanpak … De expo’s in Rotterdam en Gent verschillen meer dan voldoende. Design museum Gent kiest voor een vrijere opstelling uitgetekend door Robbrecht en Daem architecten. Het actuele design wordt in Gent treffend gepresenteerd in het 18de-‐eeuwse Hotel de Conink door Veerle Wenes (Galerie Valerie Traan) en Siegrid Demyttenaere (DAMn°magazine). Handelingen uit het dagdagelijkse leven Voor het hedendaagse luik van de tentoonstelling kiezen gastcuratoren Siegrid Demyttenaere (DAMN°) en Veerle Wenes (Valerie Traan gallery) ervoor om thematische ensembles neer te zetten in het 18de-‐eeuwse Hotel de Coninck. De kamers van dit herenhuis worden bevolkt door families van gemengd Belgisch-‐Nederlandse origine. Hun verwantschap is gedetecteerd vanuit gelijkenissen die zich de laatste twintig jaar in de BE/NL designwereld manifesteren. Zo ontstonden groepen van objecten verbonden aan een werkwoord. Het zijn simpele handelingen die uit het dagdagelijkse leven van de gebruiker komen of uit de handen en het brein van de makers/bedenkers van het object. Iedereen herkent handelingen zoals voelen, schrijven, maken, eten… en begrijpt ook meteen waaruit de inspiratie komt. De gastcuratoren hebben voor dit hedendaagse luik geenszins een exhaustief beeld willen schetsen van het design van de laatste decennia. Het is eerder een schets geworden van een Zeitgeist aan de hand van een paar families die hun intrek nemen in Hotel de Coninck. VOELEN -‐ VOUWEN -‐ SCHRIJVEN –REKKEN -‐ OPMAKEN -‐ TONEN -‐ SLAPEN -‐ GROEIEN ONDERZOEKEN -‐ BREKEN -‐ GROEIEN -‐ MAKEN – ETEN Eva Mouton Vlaamse illustratrice Eva Mouton, bekend van een wekelijkse column in De Standaard Magazine, brengt in haar herkenbare stijl een eigenzinnige kijk op clichés over Belgen en Nederlanders. Haar indrukwekkende muurtekening wordt een must-‐see. Vlaamse en Nederlandse koosnaampjes Componist Dominique Pauwels creëert in samenwerking met NTGent actrices Chris Thys en Elsie De Brauw een interactieve audio installatie, vertrekkend van Vlaamse en Nederlandse koosnaampjes. Extra activiteiten Familiespel In de tentoonstelling spelen families een spannende wedstrijd. Reis tot 200 jaar terug in de tijd en vergelijk voorwerpen uit beide landen. Ontdek het verhaal achter boeiende designobjecten en stel een eigen ‘droomteam’ samen. Verzamel alle spelkaartjes in een speciaal ‘derby’boekje en bepaal
mee wie de winnaar wordt van de vriendschappelijke wedstrijd of wordt het toch gelijkspel? Het verzamelboekje mag als trofee mee naar huis. Publicatie Bij de tentoonstelling verschijnt een boek waarin een achttal historische en theoretische thema’s worden uitgediept door designprofessionals uit Nederland en België. Elk artikel wordt van commentaar voorzien door een specialist ter zake uit het buurland. Randactiviteiten Tijdens de tentoonstelling organiseert Publiekswerking diverse activiteiten voor kinderen, jongeren en volwassenen. Volg ons op Facebook en/of www.designmuseumgent.be. Bekijk het filmpje bij de tentoonstelling op ARTtube.nl. Hoge bescherming Design museum Gent is vereerd dat de ‘Design Derby BE/NL 1815-‐2015’ onder de Hoge Bescherming van Zijne Majesteit Koning Filip der Belgen en onder het tijdelijke Beschermschap van Zijne Majesteit Koning Willem-‐Alexander der Nederlanden plaats kan vinden. Praktisch Wanneer Van 23 oktober 2015 tot en met 13 maart 2016 Open van dinsdag tot en met zondag van 10 tot 18 uur. Gesloten op maandag. (behalve op maandag 2 november en maandag 28 december). Gesloten op 25 december 2015 en 1 januari 2016 Toegangsprijzen 10 euro 8 euro (reductietarief) 2 euro (19-‐26 jaar) Gratis (-‐ 19 jaar) Combiticket Design museum Gent en STAM: 14 euro (individueel bezoek) en 10 euro (groepen) Citycard Gent 30 euro (48 uur)/ 35 euro (72 uur) Groepen 80 euro per gids (max. 20 personen per groep) Reservering:
[email protected] of 09/267.99.99 ‘Orangement’ = 50 euro/persoon (minstens 15 personen). Omvat een geleid bezoek aan de expo ‘Willem I en België’ in het STAM, een lunch in Marriott en een geleid bezoek aan ‘Design Derby BE/NE 1815-‐2015’ in Design museum Gent. Reservering:
[email protected] – 09/225 33 18 Nog meer oranje in Gent dit najaar! STAM -‐ Het verloren koninkrijk. Willem I en België – 15.10.2015 – 28.03.2016 MSK -‐ De Gouden Eeuw Revisited -‐ 10.10.2015 -‐ 30.12.2015 Copyright foto's: 1.Links: Mart Stam, stoel, uitvoering Thonet, 1931, staal en hout. Collectie Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Foto: Tom Haartsen. Rechts: Gaston Eysselinck, typistenstoel, 1931, staal en hout. Collectie Design museum Gent. 2.Joseph Germain Dutalis, juwelenkist van prinses Marianne der Nederlanden, 1828-‐1829, verguld zilver. Collectie Paleis Het Loo, Apeldoorn. 3. Muller Van Severen 3 pieces desk – courtesy valerie traan gallery – foto Fien Muller
Voor meer persinformatie en/of beeldmateriaal (niet voor publicatie): Sandra Plasschaert -‐ Cats Communication -‐ Press & PR T: 0479 35 10 39 | E:
[email protected] Bernadette De Loose -‐ Design museum Gent -‐ Publiekswerking & communicatie T:+32(0)9/267 99 99 | E:
[email protected]