Beleidsplan Topbadminton 2013/2016 Inhoud Samenvatting 1. Uitgangspunten voor beleidsperiode 2013/2016 1.1. Evaluatie prestatiedoelen 1.2. Evaluatie randvoorwaardelijke doelen 1.3. Evaluatie stand van zaken topbadminton door betrokkenen 1.4. Beoordeling van NOC*NSF van het ingediende Investeringsplan 2013/2016 1.5. Conclusies 2. Hoofd- en tussendoelen Topbadminton 2013/2016 2.1. Hoofddoelen 2.2. Tussendoelen 3. Het topbadmintonprogramma 3.1 Pijlers 3.2 Sporters 3.3 Coaches en trainers 3.4 Wedstrijden en competities 3.5 Specialistische begeleiding 3.6 Dagelijkse trainingssituatie 3.7 Structuur Talentontwikkeling 3.8 Organisatie en leiderschap 4. Financiën
Samenvatting Terugblik De twee in het meerjarenplan Topbadminton 2009/2012 beschreven hoofddoelen zijn niet behaald: er heeft zich slechts 1 van de beoogde 4 spelers gekwalificeerd voor de Olympische Spelen en er zijn geen individuele medailles op WJK’s behaald. Van de gestelde tussendoelen kan geconcludeerd worden dat de posities op de ranglijsten, de individuele prestaties op EK en WK’s en de prestaties van de Nederlandse Junioren gedurende de beleidsperiode voldoende zicht gaven op behalen van de hoofddoelen. De realisering van de randvoorwaardelijke zaken om de hoofddoelen te bereiken zijn in de periode 2009/2012 onvoldoende voltooid of in gang gezet. Analyse Badminton Nederland beschikt over een organisatiemodel waarin optimale trainings- en opleidingsfaciliteiten worden geboden en waar een talentontwikkelingsmodel wordt gehanteerd waarin talentvolle kinderen kunnen doorstromen. Daar staat nog tegenover dat er niet genoeg financiële middelen zijn om een optimaal internationaal programma op te zetten en dat de noodzakelijke topsportcultuur ontbreekt. Er is te weinig gewerkt aan innovatie en de blik was niet naar buiten gericht. Talent is aanwezig, maar de aanpak door de sporttechnische begeleiding en de inzet van de spelers moet beter, specifieker, innovatiever en selectiever. Presteren moet vóór deelnemen de norm zijn en doelgericht samenwerken binnen Badminton Nederland de regel. Dat is de enige weg naar de internationale top. Beleid In de komende beleidsperiode kwalificeren zich tenminste 1 enkelspeler of 1 dubbel voor de Olympische Spelen 2016 en wordt er tenminste één kwartfinaleplaats behaald bij de WJK. Uitvoering Het trainings- en wedstrijdprogramma voor de komende jaren kent de volgende pijlers: Sparring: om spelers beter te maken spelen zij wedstrijden tegen gelijkwaardige of betere spelers. Omdat in Nederland deze mogelijkheid beperkt is zal een deel van het programma van de beste spelers in het buitenland plaatsvinden in de vorm van internationale stages en trainingen. Individualisering van het trainingsprogramma: de trainings- en wedstrijdprogramma’s worden afgestemd op de individuele behoeften van een sporter. Er is expliciete aandacht voor verbetering van zwakke spelvaardigheden en de fysieke gesteldheid van de spelers. Meer training, minder wedstrijden: het trainingsprogramma heeft een logische opbouw en is gebaseerd op een geperiodiseerd plan. Dit moet leiden tot structurele verbetering van de prestaties. Wedstrijden zijn ijkmomenten voor het bereiken van de hoofddoelen, maar mogen het trainingsproces niet in de weg staan. Fysieke training en testing: er wordt een fysiek trainingsprogramma opgesteld dat de Nederlandse spelers tot de sterkste en fitste spelers ter wereld maakt. Topsportcultuur en eigen verantwoordelijkheid: coaches en spelers streven in hun handelen doorlopend het bereiken van het hoofddoel na. Presteren staat voorop. Zij sporen
zichzelf aan en streven doorlopend verbetering van eigen functioneren en vaardigheden na. Daarbij staan zij open voor vernieuwende bijdragen van anderen. De bondscoach is leidend in een integraal programma en laat zich bijstaan door specialisten.
1.
Uitgangspunten voor beleidsperiode 2013/2016
Alvorens beleid voor de komende jaren te formuleren is het van belang te leren van de afgelopen beleidsperiode en om een actuele analyse te maken van Topbadminton binnen Badminton Nederland en de wereld. In de Aanzet voor het beleidsplan Topbadminton 2013/2016 dat in juni 2012 door de Jaarvergadering is goedgekeurd is een uitgewerkte evaluatie opgenomen van het beleidsplan 2009/2012. Hieronder worden de conclusies herhaald, aangevuld met de resultaten van de studiedag Topbadminton op 25 augustus 2012 en de analyse die opgenomen is in het Investeringsplan.
1.1 Evaluatie prestatiedoelen 2009/2012 In de afgelopen beleidsperiode is op Topsportgebied een aantal prestatieve hoofd- en tussendoelen geformuleerd. De gestelde hoofddoelen: 1. Aan de Olympische Spelen van Londen in 2012 nemen 4 Nederlandse spelers deel. Resultaat: Alleen Yao Jie heeft zich gekwalificeerd voor de O.S. in 2012. De overige 4 spelers, in de vorm van een mannen- en een vrouwendubbel, die in aanmerking kwamen hebben zich helaas niet gekwalificeerd en zijn blijven steken rond de 27e positie op de Wereldranglijst. 2. Nederland behaalt bij de Wereldkampioenschappen Junioren in deze beleidsperiode een medaille. Resultaat: Er zijn geen medailles behaald. Tijdens het WJK 2011 is het team bij de eerste 8 geëindigd en tijdens het WJK 2012 bij de eerste 12. 3. Nederlandse Junioren presteren in alle leeftijdsklassen (Onder 19, Onder 17 en Onder 15), zowel bij Teamkampioenschappen als bij Individuele kampioenschappen bij de eerste 3 landen van Europa. Gestelde tussendoelen: Onder 19: o EJK 2011 o 6 nations 2012 Onder 17: o 6 nations 2011 Onder 15: o 8 nations 2012
Resultaat: 1 zilveren en 1 bronzen medaille 3 gouden en 1 zilveren medaille 1 gouden, 1 zilveren en 1 bronzen medaille 1 bronzen medaille.
1.2 Evaluatie randvoorwaardelijke doelen 2009/2012 1. Het aantal topsporters moet groter worden en hun opleiding kwalitatief hoogstaand en professioneel: Er is vanaf 2009 een Badminton University operationeel geworden met regionale vertakkingen. Er moet nog gewerkt worden aan een eenduidige landelijke aansturing op inhoud en proces. Er is geen individueel opleidingsprogramma opgesteld voor topsporters en talenten dat gebaseerd is de synergie tussen de diverse trainingsbouwstenen en een gerichte periodisering. Er is geen selectieprocedure opgesteld die door trainers van het talentontwikkelingsprogramma én van verenigingen kan worden gebruikt voor het aanbrengen van talenten. Er is geen visie opgesteld op de ideale opleiding van jonge spelers tot goede wedstrijd- en topbadmintonners, die leidend zal zijn binnen Badminton Nederland. Er zijn vanaf 1 januari 2010 spelerscontracten ingevoerd voor alle spelers van nationale jeugdselecties. Er is ondersteuning verleend bij het in de praktijk inrichten van Badminton Schools en begeleiding van bestaande Badminton Schools. 2. De opleiding en aanstelling van professioneel kader moet worden verbeterd: Het is niet mogelijk gebleken bondscoaches op het vereiste opleidingsniveau aan te stellen en voor te dragen voor de Trainer/coach 5-opleiding van NOC*NSF. De in het talentontwikkelingsprogramma aangestelde trainers voldeden aan het werk- en opleidingsniveau Trainer/Coach 4. Er zijn, individueel gerichte, Trainer/Coach 4-opleidingen aan 14 personen van wie enkelen actief zijn geworden in de opleiding en begeleiding van nationale selectiespelers. Er is geen plan van aanpak opgesteld voor de vergroting van het aantal opgeleide trainers dat in Nederland met opleiding van jeugd bezig is. Er is op incidentele basis een programma uitgevoerd om trainers van Badminton Schools en Badminton Academy’s te informeren en bij te scholen. 3. De topsportstructuur moet effectiever opereren en een sterker fundament krijgen binnen Badminton Nederland: Er is een wijziging aangebracht in de aansturing van Topbadminton. In 2009 is de dubbelfunctie technisch directeur/bondscoach opgeheven en er zijn twee bondscoaches aangesteld. Met ingang van 2012 is een nieuwe technisch directeur aangesteld, die in de organisatiestructuur onder de bondsdirecteur is geplaatst. De relatie tussen Topbadminton en de overige onderdelen van de organisatie is hiermee versterkt. De technisch directeur legt over het bereiken van de hoofddoelen verantwoording af aan het bestuur.
Er is een statuut en functieprofiel, op basis van het NOC*NSF-model, voor de technisch directeur opgesteld en er zijn functieprofielen voor de bondscoaches en talentcoaches opgesteld.
4. De beschikbare financiële middelen zullen moeten worden uitgebreid: Er is plan van aanpak opgesteld om aanvullende middelen te vinden. Er is wel meerjarige sponsor gezocht en gevonden voor het Topbadmintonprogramma.
1.3 Evaluatie stand van zaken topbadminton door betrokkenen Op 25 augustus 2012 heeft een studiedag plaatsgevonden waarin betrokkenen bij topbadminton en talentontwikkeling, onder wie trainers en managers van Academies en Scholen, hun beleving hebben gegeven van de status van topbadminton en aanbevelingen hebben gedaan voor de toekomst. De belangrijkste conclusies zijn als volgt. Wat is er nodig om de beste Nederlandse atleten op Olympisch niveau te krijgen?
Belangrijk ten aanzien van de sporters is de intrinsieke motivatie. Sporters dienen zelf eigenaar te zijn van hun succes en de drive te hebben de beste van de wereld te worden. Papendal is geen doel op zich, maar een middel om de wereldtop te bereiken. Er zijn op dit moment geen aansprekende voorbeelden om het bereiken van de wereldtop tastbaar te maken. Commitment aan het programma is een tweede voorwaarde. Daarnaast dienen sporters afgerekend te worden op hun prestaties. De voorwaarden dienen vooraf bepaald en overeengekomen te worden, waarna op basis van objectieve en meetbare criteria sporters rekenschap dienen af te leggen. Op het gebied van coaches zijn specialisten nodig. Dit geldt voor singles en dubbels en voor mannen en vrouwen. Het is de vraag of er 1 bondscoach moet komen, of dat er meerdere trainers nodig zijn. In ieder geval moet een coach leidend zijn en dient deze te kunnen coachen. Dit betekent analyses maken, een sporter begeleiden bij wedstrijden en een plan kunnen maken om de sporter beter te maken. Daarnaast dient de coach training te kunnen geven en dient hij andere trainers te kunnen aansturen. Een coach dient een internationale oriëntatie te hebben en over contacten te beschikken om sporters wereldwijd op de voor hun beste plek te kunnen laten trainen. Een coach dient zich blijvend bij te scholen en moet ook bereid zijn kennis te delen. In de kennis piramide binnen de bond staat de bondscoach bovenaan (learn/earn/return). Van de coach moet 100% commitment worden verwacht. Hij of zij kan geen andere verplichtingen hebben buiten die van bondscoach. Belangrijk in de interactie tussen coach en sporters is een goede communicatie. Nederlandse spelers zijn mondig en in sommige gevallen eigenwijs. Een coach dient het programma te kunnen uitleggen en spelers mee te nemen in zijn of haar visie. Het is belangrijk dat spelers het programma snappen en weten welk doel zij nastreven. Deze kwaliteit dient meegenomen te worden in het betrekken van een coach. Ten aanzien van wedstrijden en competities dient het optimale programma leidend te zijn. Wedstrijden en competities staan in dienst van het programma en moeten zijn afgestemd op de persoonlijke ontwikkeling van een speler. Dit betekent dat een speler niet financieel afhankelijk kan zijn van het spelen van bepaalde competitiewedstrijden.
In algemene zin kan gesteld worden dat het trainings- en wedstrijdprogramma individueel dient te worden opgesteld. Per atleet dient een dossier te worden aangemaakt met daarin de individuele analyse en afspraken met meetbare doelstellingen waaraan gewerkt wordt. De dagelijkse trainingssituatie gebiedt voor de korte termijn een sterke internationale oriëntatie. Totdat Nederland over 8 goede singles beschikt bij de mannen en vrouwen en over 6 goede koppels, is er onvoldoende sparring op niveau mogelijk in Nederland. Dit betekent dat in de aanloop naar 2016 veel in het buitenland dient te worden getraind. In percentages lastig uit te drukken maar ergens in de range van 50 tot 90% van de tijd. Ten aanzien van organisatie en leiderschap zijn twee begrippen belangrijk: communicatie en rekenschap. Het intellectueel gedachtegoed van een coach is van de bond zolang hij bij die bond in dienst is. Dit betekent dat die kennis ook gedeeld dient te worden. Verder is het belangrijk te taken en verantwoordelijkheden in de organisatie rondom topsport goed te benoemen en elkaar daar op aan te spreken en af te rekenen. Er dient meer kennis binnen de badmintonwereld en bij andere sporten te worden gehaald. Er dient een sterke Eredivisie te komen ter ondersteuning van de opleiding talenten en niet voor alleen voor de toppers. Bewegingswetenschappers contacten die testen kunnen uitvoeren, om spelers beter te maken. Contact zoeken met kenniscentra als universiteiten en hoge scholen. Wat dient Badminton Nederland te doen om talenten op te leiden tot topspelers? De Academies spelen hierin een belangrijke rol. Deze dienen onafhankelijk te zijn van de clubs. Een goede Academie kan faciliteiten bieden die een club niet kan bieden. Specialistische begeleiding en dagelijkse training. Er zijn landelijke 4 tot 5 Academies nodig voor een goede opleiding van talenten. Met goede Academies zijn de nationale selecties voor de jeugd overbodig. Meer Nederlandse trainers dienen met het bondsprogramma mee te lopen en zo internationale stages/ervaring op te doen. Er dient ook op het niveau van trainers een talentgroep te komen die in de volle breedte de Nederlandse badmintonners op een hoger niveau kunnen brengen. Verenigingen hebben in eerste instantie een eigen verantwoordelijkheid bij het opleiden, maar bepaald kan worden dat een aantal verenigingen (25 bijvoorbeeld) aangewezen wordt om talentenontwikkeling te stimuleren. Bij voorkeur de Eredivisieverenigingen, waarbij de Eredivisie als ontwikkelpodium kan dienen. Een licentiesysteem voor goede talenttrainers aanbieden. Op de talentencentra alleen de echte talenten toelaten. Waar ze individueel trainen en getraind worden. Een soort mini-Papendal, inclusief begeleiding, etc. Er is meer sturing nodig vanuit de bond richting de Scholen en Academies. Definitie van talent opstellen en de kritische succesfactoren bepalen. Werken met 1 centraal trainingsprogramma. Er moet meer overleg plaatsvinden tussen de verenigingen en Scholen, zodat talenten eerder worden gezien. Nu worden talenten nog wel eens over het hoofd gezien.
Uitwisseling (rouleren) van kennis en trainers op Academies en Scholen en meer centrale aansturing vanuit de bond.
1.4 Beoordeling van NOC*NSF van het ingediende investeringsplan 2013/2016 NOC*NSF heeft voor de komende Olympische periode een nieuwe financieringssystematiek ontworpen1. Badminton Nederland heeft begin oktober 2012 een Investeringsplan ingediend dat op 4 december 2012 is afgewezen met de volgende argumentatie: Programma voldoet niet aan Top 10 focus van presteren; Onvoldoende internationaal prestatieperspectief; Geen verbeterd prestatieperspectief over 8 jaar gezien internationale concurrentie; In- en doorstroom van hoogwaardige talenten is laag; Kwaliteit bondsorganisatie op gebied topsport is laag; het plan biedt geen aanleiding om op korte termijn verbetering te verwachten. Op 8 januari 2013 is hierop een mondelinge toelichting gegeven.
1.5 Conclusies evaluatie en analyse De twee hoofddoelen die in het meerjarenplan 2009/2012 zijn beschreven zijn niet behaald: Het doel om 4 Nederlandse spelers deel te laten nemen aan de Olympische Spelen van Londen in 2012 is niet gehaald. Alleen Yao Jie heeft zich gekwalificeerd voor het vrouwenenkelspel; het beoogde mannen- en vrouwendubbel hebben het niet gehaald. Er zijn tot en met 2012 geen medailles op WJK’s behaald; het nationale jeugdteam is in 2011 wel bij de beste 8 teams van de wereld geëindigd. Van de gestelde tussendoelen kan geconcludeerd worden dat de posities op de ranglijsten, de individuele prestaties op EK en WK’s en de prestaties van de Nederlandse Junioren voldoende zicht gaven op behalen van de hoofddoelen, want: de spelers namen op de Wereld Ranglijst van de BWF in 2010 en 2011 posities in die recht gaven op een succesvolle kwalificatie; bij 12 van de 17 georganiseerde Europese Kampioenschappen en Wereldkampioenschappen zijn de gewenste individuele en teamprestaties behaald, met name bij de individuele en vrouwenteamtoernooien. De prestaties bij de mannen- en gemengde teamtoernooien waren niet of niet altijd conform de doelstellingen; de Nederlandse Junioren hebben conform de doelstellingen gepresteerd. De realisering van de randvoorwaardelijke zaken om de hoofddoelen te bereiken zijn in de periode 2009/2012 onvoldoende voltooid of in gang gezet. Badminton Nederland heeft weliswaar een talentontwikkelingsstructuur, maar een centraal aangestuurd opleidingsprogramma voor Badminton Schools en Academies, een selectieprocedure voor aanbrengen van talenten en een visie over de ideale opleiding van jonge speler tot goede 1
In het door de Jaarvergadering goedgekeurde Aanzet beleidsplan Topbadminton 2013/2016 is een beschrijving van dit beleid opgenomen. Deze is hier daarom niet opnieuw opgenomen.
topbadmintonner zijn niet ontwikkeld. Er zijn wijzigingen aangebracht in de topsportstructuur en er zijn functieprofielen, op basis van het NOC*NSF-topsportmodel, maar de aansturing is niet per se effectiever geworden. Het is niet gelukt om een uitgewerkt plan op te stellen om de externe inkomsten uit subsidies en inkomsten te vergroten. Wel is een meerjarige hoofdsponsor gevonden die het mogelijk maakt gedurende twee Olympische perioden alle nationale selecties financieel en materieel te ondersteunen. Badminton Nederland beschikt over een organisatiemodel waarin optimale trainings- en opleidingsfaciliteiten worden geboden en waar een talentontwikkelingsmodel wordt gehanteerd waarin talentvolle kinderen kunnen doorstromen. Daar staat nog tegenover dat er niet genoeg financiële middelen zijn om een optimaal internationaal programma op te zetten. De PR, media- aandacht en sponsoren ontbreken daarbij ook. De topsportcultuur ontbreekt bij veel selectiespelers en de trainers selecteren niet hard door als uitblijven van prestaties daartoe aanleiding geeft. Er is geen actieve bijdrage van de Eredivisieverenigingen aan de opleiding van internationale spelers en gespecialiseerde trainers voor specifieke spelonderdelen ontbreken. Het aanbod van Nederlandse toptrainers is te klein; de ontwikkeling van de opleiding voor toptrainers levert tot nu toe nog te weinig op. De sporttechnische staf is te weinig actief geweest in innovatie en de blik naar buiten; beleid in die richting ontbrak. De toekomst voor topbadminton staat financieel onder druk, want het schrappen van de financiële bijdrage door NOC*NSF, de onder druk staande begroting van Badminton Nederland en verstevigde concurrentie van opkomende Europese landen vormen een ernstige bedreiging voor het nastreven van structurele mondiale topprestaties. Daarbij biedt NOC*NSF wel financiële mogelijkheden voor individuele spelers, mits zij presteren en uitzicht hebben op deelname aan de Olympische Spelen in 2016. Tenslotte, de internationale vergelijking van de top van de Wereldranglijst tussen 2009 en 2012 laat geen negatief beeld zien ten opzichte van de andere toplanden in Europa. Met uitzondering van het gemengd dubbel, scoren andere landen niet beter dan Nederland. Dat wil uiteraard niet zeggen dat de afstand naar de Aziatische landen kleiner is geworden! Samenvattend: talent is aanwezig, maar de aanpak door de sporttechnische begeleiding en de inzet van de spelers moet beter, specifieker, innovatiever en selectiever. Presteren moet vóór deelnemen de norm zijn en doelgericht samenwerken binnen Badminton Nederland de regel. Dat is de enige weg naar de internationale top.
2.
Hoofd- en tussendoelen 2013/2016
2.1 Hoofddoel Badminton Nederland streeft ernaar om het volgende concrete hoofddoelen2 te bereiken in de komende vier jaren: 1. Er kwalificeren zich tenminste 1 enkelspeler of 1 dubbel voor de Olympische Spelen 2016. 2. Er wordt tenminste één kwartfinaleplaats behaald bij de WJK.
2.2 Tenminste 1 Nederlandse enkelspeler of 1 dubbel neemt deel aan de Olympische Spelen 2016 Tussendoelen 2013/2016: a. Eind 2013 dienen de 2 beoogde spelers en/of koppels bij de eerste 40 op de Wereldranglijst (WRL) te staan, eind 2014 bij de eerste 30 op de WRL en eind 2015 bij de eerste 16 op de (geschoonde) WRL. b. Tijdens Wereldkampioenschappen worden gedurende de beleidsperiode tenminste 2 individuele prestaties (enkel of dubbel) behaald, waarvan tenminste 2 kwartfinales. c. Tijdens Europese Kampioenschappen worden gedurende de beleidsperiode tenminste 4 individuele prestaties (enkel of dubbel) behaald, waarvan tenminste 3 kwartfinales en 1 halve finale.
2.3 Tenminste een kwartfinaleplaats bij de Wereldkampioenschappen Junioren Tussendoelen 2013/2016: a. In 2015 behoren 2 Nederlandse junioren bij het EJK bij de beste 3 van Europa. b. In 2014 behoren 2 Nederlandse junioren U17 bij het EJK U17 bij de beste 3 van Europa.
2
In het door de Jaarvergadering goedgekeurde Aanzet beleidsplan Topbadminton 2013/2016 is legitimatie en kader benoemd waarbinnen dit beleidsplan wordt uitgevoerd, namelijk de in de Statuten geformuleerde doelen van de organisatie. Tevens zijn in dit document missie en visie op Topbadminton benoemd. Deze zaken zijn hier daarom niet opnieuw opgenomen.
3.
Het topbadmintonprogramma
3.1 Pijlers topbadmintonprogramma Het trainings- en wedstrijdprogramma voor de komende jaren kent de volgende pijlers: 1. Sparring: om spelers beter te maken spelen zij (oefen)partijen tegen gelijkwaardige of betere spelers. In Nederland is die mogelijkheid er beperkt, buiten de sparring tussen spelers in de nationale selectie onderling. Dit laatste biedt echter onvoldoende afwisseling en uitdaging. Daarom vindt een deel van het programma van de beste spelers in het buitenland plaats. Spelers in de nationale selectie kunnen deelnemen aan internationale stages en nationale trainingen. Denemarken, Indonesië en China zijn, in die volgorde daarvoor de aangewezen landen. Daarnaast kunnen Europese spelers naar Nederland worden gehaald voor trainingskampen. De bondscoaches dienen over de contacten te beschikken de Nederlandse selectieleden in de lokale topsportomgeving in te brengen. 2. Individualisering van het trainingsprogramma: de trainings- en wedstrijdprogramma’s worden afgestemd op de individuele behoeften van een sporter. Er is expliciete aandacht voor verbetering van zwakke spelvaardigheden en de fysieke gesteldheid van de spelers. De bondscoach is hierin bepalend en beschikt over de kwaliteit een analyse per sporter te maken, diens sterke en zwakke punten te bepalen en richting te geven aan het trainingsproces. Met name de trainingen in Nederland zijn gericht op de fysieke onderdelen en de zwakke spelelementen. Hiervoor worden assistenten in de vorm van specialisten betrokken. De bondscoach stuurt dit aan. 3. Meer training, minder wedstrijden: het trainingsprogramma heeft een logische opbouw en is gebaseerd op een geperiodiseerd plan. Dit moet leiden tot structurele verbetering van de prestaties. Wedstrijden zijn ijkmomenten voor het plan, welke als uiteindelijk doel heeft Olympisch succes. Wedstrijden buiten de reguliere grote toernooien mogen het trainingsproces niet in de weg staan. De planning van wedstrijden is een integraal onderdeel van het meerjarenplan. 4. Fysieke training en testing: badminton is een fysiek spel en onderzoek naar de fysieke en fysiologische kenmerken van badminton geven aanwijzingen voor de fysieke training van topspelers. Onder leiding van de bondscoach wordt een fysiek trainingsprogramma opgesteld dat de Nederlandse spelers tot de sterkste en fitste spelers ter wereld maakt. Er mag de fysieke ontwikkeling van de nationale selectie niets in de weg staan. Fulltime training en een trainingscentrum zijn voorhanden. De fysieke kernkwaliteiten zijn bekend en in hoge mate trainbaar. Naast de technische en tactische training dient fysieke training een prioriteit te zijn. Specifieke en relevante fysiologische testen beginnend bij VO2max, vet%, sprongkracht en badmintonspecifieke reactie en conditietests brengen niet alleen de conditie van spelers in beeld, maar helpen in het individualiseren van een programma en het meetbaar maken van progressie.
5. Topsportcultuur en eigen verantwoordelijkheid: coaches en spelers streven in hun handelen doorlopend het bereiken van het hoofddoel na. Presteren staat voorop. Zij sporen zichzelf aan en streven doorlopend verbetering van eigen functioneren en vaardigheden na. Daarbij staan zij open voor vernieuwende bijdragen van anderen.
3.2 Sporters Huidige situatie De huidige nationale selectie bestaat uit 19 spelers. Hierin zijn niet meegenomen die spelers die potentieel hebben de top 10 ambitie waar te maken, maar op dit moment (nog) geen deel uit maken van de nationale selectie van de bond. In de afgelopen drie jaar is er op deze groep mensen niet doorgeselecteerd. Hierdoor is de groep min of meer constant gebleven. De beste spelers hebben niet aan het bondsprogramma meegedaan vanwege het conflict tussen hun sponsor en Badminton Nederland. Nieuwe situatie Een van de afwijzingsgronden van NOC*NSF is gelegen aan het niet leveren van wereldtopprestaties in de afgelopen jaren en de twijfel over de kansen in de komende Olympische periode. De nadruk ligt daarom de komende Olympische periode op de opleiding van (jonge) spelers met het oog op prestaties tijdens de Olympische Spelen in 2020. Er is dus acht jaar om aan spelers te bouwen. Daarnaast kan, alleen indien er een groot vermoeden op resultaat bestaat, met enkele spelers een concreet traject richting 2016 worden uitgezet. Eind 2014 dient op basis van de dan geleverde prestaties en positie op de Wereldranglijst duidelijk te zijn of deelname aan de Olympische Spelen in 2016 voor die spelers haalbaar is. Zo niet, dan moet per individuele speler worden besloten of dat traject ofwel wordt bijgesteld zodat kwalificatie alsnog binnen bereik komt ofwel wordt beëindigd. Badminton Nederland heeft een sterk ontwikkeld talent herkennings- en talent ontwikkelingsmodel. Structureel goede prestaties bij de junioren op Europees niveau tonen dit ook aan. Talentvolle sporters kunnen via de Badminton Academies in hun eigen regio topsport bedrijven. Dit betekent dagelijks trainen, een aangepast onderwijsprogramma en specialistische begeleiding via het Olympisch netwerk. Badminton Nederland is nauwer betrokken bij de invulling van de sporttechnische programma’s van de Academies om zo de aansluiting bij de nationale selecties te verbeteren. Dit kan door de trainers en trainingsinhoud te leveren aan de Academies. Via de nationale selecties U15 en U17 worden de talentvolle sporters meegenomen naar internationale toernooien en trainingskampen en vinden centrale trainingen plaats. Zo ontstaat een natuurlijke doorstroom van talentprogramma richting de Jong Oranje en senioren selectie. Ten behoeve voor de doorstroom zullen toetsbare criteria voor talentselectie worden opgesteld. Talent alleen is niet voldoende. Motivatie, zelfstandigheid en inzet tellen minstens zo zwaar mee. Meer dan in het verleden is de nationale selectie ook een talentpoule. De seniorenselectie van 6-8 spelers traint samen met het eveneens uit 6-8 spelers bestaande Jong Oranje. Het nationale trainingsprogramma is geen eindpunt. Het is de springplank voor een internationale carrière
als topbadmintonspeler. Door gemotiveerde deelname aan het nationaal trainingsprogramma kan de uitzending naar toernooien en tickets voor trainingskampen worden verdiend. Sporters dienen binnen het nationale programma opgevoed te worden in de juiste topsportcultuur waarin prestatie en rekenschap kernbegrippen zijn. Er zal met individuele prestatieprogramma’s per speler worden gewerkt. Per half jaar wordt door de technische staf een onderbouwd besluit over doorselectie genomen. De positie op de wereldranglijst, inzet en de aantoonbare verbetering van vaardigheden zijn leidend. Spelers hebben de mogelijkheid bij getoonde verbetering terug te keren in de selectie.
3.3 Coaches en trainers Huidige situatie Er hebben veel veranderingen plaatsgevonden in de afgelopen jaren door steeds wisselende coaches. Badminton Nederland is er in geslaagd bondscoaches van voldoende tot goed niveau aan te trekken, maar deze coaches hebben de spelers niet de prestaties laten leveren die van hen werden verwacht. Daarnaast is een aantal niet lang gebleven. De trainingsgroep was te groot, soms wel tot 15 spelers op een coach. Dit leidde ertoe dat er voornamelijk generiek werd getraind. In de huidige internationale verhoudingen is het volstrekt ondenkbaar dat dit kan leiden tot het verbeteren van prestaties. Er was geen specifiek plan per sporter en geen individuele trainingsaanpak. In dergelijke omstandigheden komen spelers niet tot presteren ongeacht hun talent. Nieuwe situatie Om te komen tot wereldtopprestaties is specialisatie nodig. Dit begint bij de coaches. Er wordt één bondscoach ingezet, die verantwoordelijk is voor het trainingsprogramma dat baantrainingen omvat in combinatie met de randvoorwaardelijke zaken als krachttraining, (para)medische begeleiding, mentale begeleiding en voedingsbegeleiding. De bondscoach wordt ondersteund door een talentcoach. Verder zullen baantrainers en specialisten worden ingehuurd. Op deze manier kan onder leiding van de bondcoach voor iedere speler een individueel programma worden opgesteld en uitgevoerd. Naast de bondscoach en de talentcoach zijn er meerdere baantrainers die aanwezig zijn tijdens de trainingen van de nationale selecties. Op basis van het door de bondscoach opgestelde individuele plan per sporter is er in de trainingen aandacht voor specifieke technische en tactische trainingen. Deze gebeuren veelal in een één op één situatie. Verschillende trainers met verschillende specialiteiten kunnen hierop worden ingezet. Dit kunnen Nederlandse trainers zijn maar ook tijdelijke trainers vanuit het buitenland. De bondscoach en talentcoach functioneren op het werk- en opleidingsniveau Trainer/coach 5 te functioneren. De in te schakelen trainers tenminste op niveau SL 4. Er wordt door de bondscoach en talentcoach deelgenomen aan de kennisbijeenkomsten en, indien nodig, aan de Mastercoach-opleiding van NOC*NSF. De bondscoach zet de sporttechnische visie neer waarlangs de top 10 ambitie waargemaakt gaat worden. De talentcoach kan hierin worden meegenomen waardoor de diverse programma’s naadloos op elkaar aansluiten. De trainers van de Academies kunnen door middel van stages bij de nationale selectie hun kennis verder ontwikkelen. Daarnaast zorgt
hun betrokkenheid bij de nationale selectie voor het ontstaan van een eenduidige sporttechnische visie. Het is zaak kennis in Nederland te borgen en dat is mede een taak van de bondscoach en diens assistenten. Een belangrijk onderdeel van het training- en wedstrijdprogramma is internationale uitwisseling. Dit platform is bij uitstek geschikt voor coaches om zich verder te ontwikkelen. Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland liggen op korte afstand van Nederland en zijn sterke badmintonlanden. Trainingskampen in die landen en met die landen in Nederland bieden een goede voedingsbodem voor verdere ontwikkeling van spelers en trainers. Wanneer spelers zich doorontwikkelen tot wereldtopniveau komen stages in landen als Indonesië en China in beeld. De hoeveelheid tijd in het trainingsprogramma die aan stages wordt besteed is afhankelijk van de door de coaches geplande periodisering en de beschikbare financiën.
3.4 Wedstrijden en competities Huidige situatie De meeste spelers in de nationale selectie zijn ‘professioneel’ badmintonspeler. Dit wil zeggen dat zij hun geld verdienen met het spelen van competities en toernooien. Regelmatig komt het voor dat spelers trainingen missen of langere tijd niet deelnemen aan het nationale programma omwille van hun competitieverplichtingen. Ook zijn er spelers die zelf training geven en daardoor trainingen missen. Het training- en wedstrijdprogramma van de nationale selectie kenmerkt zich door veel toernooien. Er worden door de combinatie competities en toernooien veel wedstrijden gespeeld. Het komt daardoor zelden voor dat de hele groep samen traint. Nieuwe situatie Spelers in de nationale selectie volgen het optimale programma. Als binnen dit programma ruimte is voor het spelen van competitie, dan is die mogelijkheid er. Echter competities dragen maar in beperkte mate bij aan de ontwikkeling van topspelers in Nederland. Daarom gaat het optimale programma voor op competitieverplichtingen. Gemiddeld genomen zullen de spelers tussen12 en 14 internationale toernooien per jaar spelen. In het Olympische jaar kan dit oplopen om hiermee punten te verdienen voor de ranking. Om alle toernooien onderdeel te laten zijn van het opleidingsplan van de sporter, zal er meer dan voorheen gewerkt moeten worden met analyses van wedstrijden en trainingen. Tijdens toernooien worden videoanalyses gemaakt van wedstrijden. Dit waarborgt dat het toernooi optimaal wordt benut als leermoment en zo onderdeel is van een lange termijn proces om tot betere prestaties te komen. Er wordt per speler een toernooiplan opgesteld, als onderdeel van het individuele training- en wedstrijdprogramma. Jeugdspelers in de U15 en U17 spelen gemiddeld 8 internationale toernooien per jaar. Deze spelers en de sparringspelers kunnen een compleet competitieprogramma spelen.
3.5 Specialistische begeleiding Huidige situatie Er wordt door de nationale selectie gebruik gemaakt van de faciliteiten op Papendal, waaronder een krachttrainer en mentaal begeleider. Specifieke begeleiding ten aanzien van voeding is er niet. Gebleken is dat een aantal seniorspelers niet beschikt over de juiste fitheid en de juiste instelling ontbeert om de top te bereiken. Er wordt teveel standaard getraind. Er is geen opbouw, geen flexibel geperiodiseerd programma en de technische trainingen zijn niet afgestemd op de kracht- en conditietrainingen. Inspanningsfysiologische tests worden niet gedaan. Er zijn geen meetbare criteria waarlangs een sporter wordt gevolgd. Er zijn meet- en analysesystemen voor het badminton, echter worden deze niet gebruikt omdat ze te bewerkelijk zouden zijn. Nieuwe situatie Badminton is een hoog intensieve sport. Lactaatwaarden en hartslag gemeten tijdens wedstrijden liggen hoog. De grote mate van fysieke inspanning gekoppeld aan de hoge mate van techniek, coördinatie en tactisch inzicht, maken van badminton een veeleisende sport. Training is derhalve multidisciplinair en geeft aan al deze aspecten aandacht. Er wordt daarbij onder meer gebruik gemaakt van beschikbare wetenschappelijke literatuur met betrekking tot de fysiologische kenmerken en blessuregevoeligheid van badminton. Deze kunnen worden gebruikt als basis voor het opstellen van fysiologische tests als VO2max en sprongkracht. Daarnaast wordt uit onderzoeken geput voor de kracht- en conditietrainingen. Deze worden meer individueel gegeven. Net als de technische trainingen zijn krachttrainingen alleen zinvol wanneer de begeleiding intensief is. Technische aanwijzingen, het aanpassen van oefeningen en belasting en motivatie zijn een paar zaken die niet tot hun recht komen in een grote groep. Een krachttrainer moet in staat zijn een programma te maken dat aansluit op het training- en wedstrijdprogramma, de individuele behoefte van sporters en de fysiologische kenmerken van de sport. Er zal sportwetenschappelijke begeleiding worden gezocht. Voedingsbegeleiding heeft prioriteit. Topbadmintonspelers onderscheiden zich van subtoppers ten aanzien van hun vetpercentage. Deze ligt gemiddeld twee tot drie procent lager bij echte toppers. Selectiespelers voldoen hieraan. Daarbij is begeleiding nodig ten aanzien van hun voeding. Er wordt meerdere keren per dag getraind en de trainingen zijn intensief. Voeding voor tijdens en na de training verdient extra aandacht. De inzet van een fysiotherapeut en de samenwerking met de sportarts is noodzakelijk. Spelers worden dagelijks behandeld en worden snel doorverwezen naar een specialist indien nodig. Het is aan de bondscoach een alomvattend dynamisch persoonlijk ontwikkelingsplan te maken per speler. Hierin staat een geperiodiseerd trainingsprogramma centraal met daarin opgenomen de verschillende specialisten. Ook badmintontechnische specialisten uit onder meer Denemarken en Engeland worden periodiek ingezet op basis van hun expertise. Het periodiek testen van spelers op relevante waarden is een vast onderdeel van het meerjarenprogramma.
3.6 Dagelijkse trainingssituatie Huidige situatie De dagelijkse trainingssituatie vindt tot nu toe plaats op Papendal. De nationale selectie beschikt over een eigen hal met zeven banen. Een deel van de sporters verblijft op Papendal, een deel heeft een eigen woning of woont thuis. Een aantal sporters volgt een studie naast hun sportloopbaan. Er worden dagelijks baantrainingen aangeboden aangevuld met krachttraining. Nieuwe situatie De volgende uitgangspunten worden aangehouden: De senioren (6-8 spelers) en Jong Oranje spelers (6-8 spelers) worden samengevoegd tot één groep van 12 tot 16 spelers. Deze groep wordt waar nodig aangevuld met sparringspelers. Er wordt dagelijks tweemaal twee uur getraind. De gemiddelde verhouding trainers - spelers is 1:4. De nationale selecties U17 en U15 bevatten gemiddeld 8 spelers per selectie. De trainingen van de nationale selecties U17 en U15 komen bovenop de trainingen bij de Academies. Talentvolle jeugdspelers die niet tot de selecties behoren worden regelmatig uitgenodigd om mee te trainen. Nationale trainingen worden op een centraal punt gegeven waar alle topsportvoorzieningen beschikbaar en bereikbaar zijn. Naast de baantrainingen zijn de bondscoach en talentcoach de begeleiders tijdens internationale toernooien en trainingskampen.
3.7 Structuur Talentontwikkeling Huidige situatie Badminton Scholen en Academies zijn onafhankelijke organisaties die zichzelf financieel bedruipen. De inkomsten van de Scholen en Academies bestaan uit eigen bijdragen van de spelers, subsidies van lokale overheden en sponsoring. Badminton Nederland ontvangt een kleine bijdrage per speler voor de ondersteuning door de bondscoaches en talentcoaches. Er is niet of nauwelijks sprake van een door de technische directeur en bondscoaches ontwikkeld landelijk talentontwikkelingsprogramma dat leidt tot een structurele succesvolle selectie van spelers voor het nationale programma. Nieuwe situatie Er is een beperkt aantal Badminton Academies in Nederland met per Academie gemiddeld 8-12 talenten van 12 tot en met 16 jaar. Bij de Badminton Academies wordt drie tot vijfmaal per week 2 uur training gegeven. De Badminton Academies zijn zelfstandige organisatievormen die zichzelf bedruipen. Er zijn zo veel Badminton Scholen verspreid over Nederland als nodig is voor een landelijke dekking en bereikbaarheid voor spelers. Er wordt één of twee keer per week 2 uur les gegeven op de Badminton Scholen. Talentherkenning staat centraal.
Badminton Scholen zijn bedoeld voor kinderen van 8 tot 12 jaar. Badminton Scholen zijn zelfstandige organisatievormen die zichzelf bedruipen. Er wordt een licentiesysteem ingevoerd voor Academies en Scholen ter bewaking van de kwaliteit. Er wordt een selectieprocedure opgesteld die door trainers van het talentontwikkelingsprogramma én van verenigingen kan worden gebruikt voor het aanbrengen van talenten. Er wordt een visie opgesteld op de ideale opleiding van jonge spelers tot goede wedstrijd- en topbadmintonners, die leidend zal zijn binnen Badminton Nederland. Er worden hoofdtrainers in het talentontwikkelingsprogramma aangesteld op het werken opleidingsniveau Trainer/Coach 4. Er worden, individueel gerichte, Trainer/Coach 4-opleidingen gegeven voor bestaande en nieuwe trainer/coaches die actief willen zijn binnen Talentontwikkeling. Er wordt een bijscholingsprogramma uitgevoerd om trainers van Badminton Scholen en Badminton Academies met enige regelmaat te informeren over het gewenste technische beleid.
3.8 Organisatie en leiderschap De bondscoach is eindverantwoordelijk voor het realiseren van de geformuleerde ambitie. Hij geeft leiding aan de talentcoach en de in te huren baantrainers en specialisten. De functie technisch directeur vervalt. Diens taken worden ondergebracht bij het bestuur, het bondsbureau en vrijwilligers. De bondscoach is op basis van zijn prestaties in het verleden een aantoonbaar goede coach. Het is aan de bondscoach om te bepalen welke spelers wel of niet deel mogen nemen aan het nationale programma en welke spelers in aanmerking komen voor deelname aan internationale wedstrijden. Het bestuur speelt in de operationele processen geen rol. De coaches dragen een cultuur uit waarin spelers gericht en enthousiast gaan werken aan hun toekomst. De ambities van coaches en spelers komen overeen. De coaches ontwikkelen zich continu en staan open voor alternatieve ideeën. Zij inspireren bij Topbadminton en Talentontwikkeling betrokken verenigingen. Ondersteunend aan de bondscoach is er een teammanager die verantwoordelijk is voor alle logistieke zaken. Hij of zij regelt alle praktische zaken rondom de uitzendingen, trainingskampen en is aanspreekbaar voor de atleten voor praktische zaken rondom huisvesting, scholing, werk en andere relevante zaken. De bondscoach legt inhoudelijk verantwoording af aan het bestuur. Daarbij zijn de prestaties van de atleten leidend.
4.
Financiën
De meerjarenbegroting wordt op 20 april 2013 door de Bondsvergadering vastgesteld.