FRACTIELEIDER NANCY SIX
Ieper, 26/01/2014 Interpellatie betreffende re-enactmentgroepen GR: 03/02/2014
Beste collega’s, voorzitter, burgemeester, Aanleiding van deze interpellatie is ondertussen al gekend: de herhaaldelijke uitspraken van de bevoegde Schepen en daarin bijgetreden door onze burgemeester. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat zij enerzijds niet thuis zijn in het re-enactmentgebeuren of anderzijds bevooroordeeld zijn over deze vorm van geschiedenis-beleving. Als fervent bezoeker van dergelijke “theatraal” (…) gebeuren in zowel binnen-als buitenland wil ik toch enkele argumenten en toelichting naar voren brengen die hopelijk een andere visie op het reenactment kunnen brengen. Onbekend maakt onbemind…
1/Re-enactment is het herbeleven van de geschiedenis. Het specifieke hieraan is dat men een bepaalde plaats en periode gaat uitbeelden in zijn totaliteit. Men gaat, aan de hand van opzoekingwerken, proberen te leven zoals men in die tijd leefde. Dit wil zeggen dat zowel de kleding als de gebruikte materialen historisch correct zijn. Men beeldt het leven uit van de mensen van die periode zonder in de huid te kruipen van een specifiek persoon. Men gaat personen en ambachten uitbeelden uit desbetreffende periodes. Deze periodes beslaan een tijdsspanne van 10 tot 50 jaar naargelang de culturele en industriële evolutie van desbetreffende periodes. Re-enacting is vergelijkbaar. Maar met deze verschillen dat men vaak vooraf afgesproken veldslagen of gebeurtenissen uit de geschiedenis gaat herbeleven via een al dan niet afgesproken scenario. Het grote verschil met het vorige is, dat men hier niet het gewone leven uitbeeldt, maar welgekende gebeurtenissen uit de geschiedenis, zo getrouw mogelijk probeert te herbeleven. Vaak komt het er op neer dat in de eerste groep vooral hobbyisten zitten die de gewone burger, burgerij en ambachtslui uitbeelden. Daarentegen is de tweede groep meer geconcentreerd rond militarisme, historische gebeurtenissen en veldslagen. En het is nu net over die tweede groep dat ik wil interpelleren. 2/Re-enacters proberen zo goed als mogelijk een gebeurtenis uit te beelden om de toeschouwers een beter idee te kunnen geven hoe het er vroeger aan toe ging. Zij beseffen maar al te goed dat zij de échte weergave niet kunnen brengen, niet de échte ellende kunnen uitbeelden, niet het échte vreugde en verdriet kunnen laten voelen. Wij mogen ons gelukkig prijzen dat het “maar” een uitbeelding is van dit alles… Fractieleider Nancy Six Augustijnenstraat 149, 8900 Ieper GSM: 0479 304 101
[email protected]
3/Hun evenement staat open voor iedereen en dus niet gereserveerd voor VIP’s, titeldragers en andere genodigden. Het is dus een sociaal en educatief gebeuren waarbij iedereen zich heel eventjes in een andere tijd kan wanen. Het is nu niet omdat sommige perioden gruwelijk en mensonterend waren, dat we die moeten in de vergeethoek drummen. Aan censuur of geschiedenisvervalsing hebben we geen boodschap. 4/Re-enactment is een heel intensieve hobby die verdergaat dan gewoonweg het verzamelen van militaria, militaire voertuigen en prullaria allerhande. Dagen en zelfs weken voor een bepaald evenement worden soms al sites opgebouwd of uitgegraven om de toeschouwers een zo realistisch mogelijk beeld te kunnen geven. Die hobby is niet weggelegd voor watjes want het vergt een hele opoffering voor bijvoorbeeld zelfstudie, het aanleren van dril- en wapentechnieken, veiligheidsonderricht, dagmarsen, …De meeste reenacters zijn geen militairen en dus is het niet zo vanzelfsprekend om het bovenvermelde onder de knie te krijgen. Zij doen dus een inspanning voor de ontspanning van de toeschouwers. En vooraleer eventueel negativisten mij de mond snoeren door te zeggen dat het aanschouwen van bv oorlogstaferelen moeilijk als ontspannend kan omschreven worden, wil ik hen een stap voor zijn door mezelf te corrigeren en het woord ontspannen vervangen door beleven. Een doorsnee re-enactergroep doet gemiddeld 15 evenementen in de zomer en een 4tal in de winter. Zowel bij goed als guur weer, regen, sneeuw of vorst slapen zij tijdens het evenementweekend in tenten op de grond of op een veldbedje. Het investeren in uniformen, wapens, uitrusting is een niet te onderschatten factor maar het feit dat ze het ervoor over hebben, getuigt van de ernst waarmee ze hun hobby beoefenen en het is dus veel meer dan zomaar wat soldaatje spelen…
Dat aanvragen voor re-enactevenementen kritisch bekeken zullen worden, is wenselijk want hier en daar kan er misschien weleens een groepje opduiken die het niet zo nauw neemt met “de regels der kunst”, zeg maar de gangbare vereisten, regels en afspraken binnen het re-enactmentmilieu. Daarom dat ik er graag wil op duiden dat er een overkoepelend orgaan bestaat die alle Belgische re-enactmentgroepen bundelt waar het Stadsbestuur terecht kan met eventuele vragen.
Het argument van de betrokken Schepen dat “gekostumeerde mannen die de Eerste Wereldoorlog naspelen, nep zijn en thuishoren in het theater en niet op historische slagvelden” is wel een hemelsbreed verschil met onze Franse buren. In Verdun, gekend van de Slag om Verdun ( 21 februari 1916 tot 15 december 1916) die een ommekeer betekende in de eerste wereldoorlog, herdenkt men deze zomer deze slag met een klank- en lichtspel. Een hulde en herinnering aan de honderdduizenden
slachtoffers van deze oorlog. Ruim 300 acteurs, 900 kostuums en meer dan 1100 schijnwerpers en speciale effecten laten deze nooit te vergeten periode uit de moderne geschiedenis op die manier herleven. In Verdun, ooit een slagveld, zijn re-enacters dus welkom…in Ieper niet…
Waterloo: een keer per jaar bieden tal van re-enacters uit heel de wereld ons de kans om een magistrale reconstructie van de gebeurtenissen van 1815 te beleven. De Slag bij Waterloo is een van de belangrijkste veldslagen in de Europese geschiedenis, zowel omwille van zijn omvang als van de gevolgen. In Waterloo, ooit een slagveld, zijn reenacters welkom…in Ieper niet… Maar dichter bij huis: Zonnebeke: n.a.v.de heropening van het Memorial Museum Passchendaele vond vorig jaar een re-enactment plaats die erg gesmaakt werd door de vele bezoekers. In Zonnebeke… frontdorp van weleer, zijn re-enacters welkom…in Ieper niet… Raversijde: tijdens het Atlantikwall-weekend verwelkomde de Provincie West-Vlaanderen vorige zomer tientallen re-enacters uit binnen-en buitenland die de batterij opnieuw tot leven brachten. In Raversijde...ooit een verdedigingslinie, zijn re-enacters welkom…in Ieper niet… Oudenaarde: n.a.v.de 300 herdenking van de Slag bij Oudenaarde kwamen re-enacters van over heel Europa naar Oudenaarde om de slag uit 1708 over te doen. In Oudenaarde…ooit een slagveld…zijn re-enacters welkom…in Ieper niet… Ik kan hier nog een tijdje doorgaan met het opsommen van plaatsen waar ooit bloed heeft gevloeid, waar ettelijke tranen hebben gerold, waar de oorlog wonden heeft geslagen die tot lang na de oorlog littekens heeft nagelaten maar waar men deze gruwel niet laat wegebben voor het nageslacht. Men mag nooit vergeten hoe erg het was en of men dit nu laat herleven door een theatervoorstelling, een lezing, een academische zitting, een tentoonstelling of een re-enactment…het maakt niet uit als het maar sereen en historisch correct is.
De betrokken Schepen vind dat een re-enactment in Ieper zou getuigen van weinig respect voor de vele oorlogsslachtoffers. Is staan dansen, springen en pintelieren aan de voet van de IJzertoren niet bedenkelijker? Reeds enkele jaren vindt daar een muziekfestival plaats. Men brengt er muziek als een schreeuw om een halt toe te roepen aan oorlog, geweld en terreur, onderdrukking en verdrukking, in al zijn vormen, op alle terreinen. Een initiatief die Stad Ieper langs de gebruikelijke stadskanalen n.a.v. de 10 de editie graag aankondigde in ruil voor gratis tickets. Diksmuide…ook een slagveld maar daar dansen en springen de festivalgangers op het dodenveld van weleer...Is dat respectvol???
Misschien dat de Schepen zich eens kan afvragen wie er intenser de herinnering aan de gruwelijke oorlog zal beleven: de bezoeker die een museum bezoek en via allerlei technologische snufjes informatie krijgt of een bezoeker aan een openlucht re-enactment die tastbaar de tijd kan opsnuiven en vragen kan stellen aan de re-enacter… En welk aandenken is er origineler: een foto genomen bij een re-enacter of een foto met een aangekocht herdenkingsproduct (pralines, snoepjes, wijn, bier, boek, ………………………………). Nog een geluk dat het herdenkingstoerisme “geen platte commerce” mag worden (…).
Mijn vraag naar de betrokken Schepen toe is of hij zijn visie over de re-enacters zal herzien. Ondertussen mag hij alvast uitkijken naar het eerst volgende échte grote schouwspel dat op 25 mei zal plaatsvinden… Nancy Six Repliek (uit de notuelen): Schepen Verschoore wil op de eerste plaats een eerder korte repliek bieden. De tussenkomsten van de collega’s en wat er reeds in de pers is verschenen tonen aan dat we over dit thema lange oeverloze debatten kunnen voeren. Daarbij gruwelt hij ervan dat ook de Kattenstoet hier bij gesleurd wordt. Maar hij wil de collega’s uitnodigen, zo ze dat wensen, om buiten deze raad dit debat wel uitvoerig aan te gaan. Hij is het grondig oneens met menig stelling zoals ze hier naar voor werd gebracht. Om een en ander te duiden wil hij eerst eens aangeven wat hij juist op de persconferentie van het IFFM gezegd heeft als voorzitter van het IFFM. Na een passage over respectvol herdenken en leren uit wat is gebeurd om een vredevolle toekomst te bewerkstelligen heeft hij besloten met:” “Wil je echt herdenken, wil je je verdiepen over die grote oorlog, verlies je dan in ons museum, bezoek de ontelbare begraafplaatsen, de vele sites in de ruime regio, de blijvende wonden in het landschap, lees boeken en bekijk documentaires. Wil je re-enacten, doe het dan, maar maak jezelf niet wijs dat je een bijdrage levert aan respectvol herdenken”. Tot hier wat er effectief toen is gezegd. Hij heeft het hoe dan ook moeilijk om De Eerste Wereldoorlog binnen de context van ‘Levende Geschiedenis’ of het re-enactment te plaatsen. Sinds die uitspraak, vond hij de kanttekeningen die Herman De Dijn, professor van de KU Leuven, maakte over dit onderwerp en die zijn heel treffend: ‘Het feit dat reenactors willen ervaren hoe het was om te leven zoals het toen was, terwijl dat soort leven onvermijdelijk voorbij is, terwijl men zelf onvermijdelijk leeft in het nu.’
Men onderneemt een poging om het verleden zo nauwkeurig mogelijk te reconstrueren, er wordt gestreefd naar een ‘authentieke emotie’ , weliswaar een geënsceneerde ‘authentieke’ emotie. Professor De Dijn wijst ook op het gevaar dat met re-enactment het ‘boeien van de geesten belangrijker wordt dan de overdracht van kennis en inzicht’. “De vraag is of we bij het heropvoeren van episodes bijvoorbeeld uit de 1e W.O. abstractie kúnnen maken van de ethisch-politieke problematiek: de verschrikkelijke verantwoordelijkheid van de generaals, de miserie en terreur waarin de frontsoldaten leefden, de problematiek van het nationalisme, de wreedheid van het gebruik van dodelijk gas, van de aanslagen op de burgerbevolking, enzovoort. De vraag stellen is ze eigenlijk al beantwoorden…” Daarom in antwoord op de interpellaties: Drie redenen waarom hij niet voor re-enactment is : 1. De status van het uniform Door het dragen van een uniform onderscheidt een groep zich van alle anderen. Wie een uniform aantrekt in een situatie van re-enactment, imiteert deze unieke status van de groep, en eigent zich de status van de uniformdrager en het uniform toe. De kans is reëel dat de re-enactor zelf meent dat de status op hem overgaat. Dat ziet men bijvoorbeeld telkens wanneer re-enactors rollen overnemen die eigenlijk alleen reële uniformdragers toekomt. Zoals een erewacht optrekken bij een herdenkingsplechtigheid, of salueren of acht geven bij het weerklinken van Last Post of nationale hymne. Omwille van de verwarring die zo ontstaat bij zowel re-enactors als bij het publiek moet reenactment bij herdenkingen absoluut vermeden worden. 2. De fascinatie voor het uniform en het wapen. Als de re-enactor zich bewust is van deze mogelijke verwarring, en haar evt. ootmoedig wil vermijden, zal hij inroepen dat het dragen van het uniform toch nog moet kunnen, omdat het grote pedagogische kwaliteiten heeft. De jongeren vandaag maar ook het grote publiek weten niet meer hoe oorlog werd gevoerd, en om dat te verhelpen is het tonen van ge-uniformeerde groepen oorlogvoerenden een uiterst geschikt hulpmiddel. Indien het dan gaat over oorlogen uit lang vervlogen tijden, kan men inderdaad zien dat de uitrusting van de strijders begrip kan bijbrengen over de wijze waarop oorlog werd gevoerd. Maar hoe dichter men bij deze tijd komt, hoe minder relevant dat wordt. Waar houdt het op om inzicht te verschaffen dat anders maar moeilijk te verkrijgen is voor een jong of een groot publiek? Wellicht is dat bij de grens van film en foto. Waar geen reëel beeld van bestaat, kan een reconstructie wellicht helpen. WO1 en WO2 liggen ver voorbij die grens. Elk uniform en elk wapen werden talloze keren in beeld gebracht. Toen en sindsdien ook nog eindeloos in fictiefilms. Dat geldt ook voor de wapens: geweren werken op vandaag volgens geen ander principe dan honderd jaar geleden; mitrailleurs of artillerie evenmin. Dit alles is zeer vertrouwd, waardoor het eventueel
bijkomende inzicht dat uit re-enactment te halen valt, veeleer ondergeschikt is aan de fascinatie die het uniform en het wapen door hun nabijheid kunnen opwekken. Als het over oorlog of geweld gaat, kan men dat beter maar niet zo aan jongeren overbrengen. Pedagogisch kan men dat helemaal niet noemen. Re-enactors ver van scholen houden is daarom aangewezen. 3. De valse historische realiteit. Als men wegblijft van scholen en plechtigheden, waarom zouden re-enactors dan niet gewoon voor zichzelf hun hobby mogen bedrijven? Inderdaad, dat mag, er zijn beroerdere zaken dan dat. Maar dan moeten re-enactors zich niet gaan verbeelden dat zij een beter historisch inzicht zullen verwerven door dit te doen. Aan het historische inzicht leveren ze weinig of geen bijdrage. De kennis van het materiaal, hoe fascinerend soms ook, is niet de essentie van waar deze historische realiteit over gaat. Wat re-enactors doen is niet een authentieke zoektocht naar het verleden ondernemen, maar een verbeelding daarvan oproepen via een zoektocht naar de materiële omstandigheden. Ook met het meest exacte uniform en de volstrekt identieke wapens kan men zich niet verplaatsen in het gegeven oorlog. Men creëert een valse realiteit, die van een nostalgisch verlangen naar een verleden, gerepresenteerd door materiële gelijkenissen. Men creëert zodoende echter geen inzicht in de gruwelijke realiteit van angst, woede, trauma, doodsbedreiging, doodsverlangen, van dader en slachtoffer. Wie daar naar op zoek is, kan zich beter niet verkleden, maar zoeken naar authentieke getuigenissen in woord (en soms beeld). Dat brengt ons veel dichter bij een historische realiteit. Dus ja, re-enacting mag, maar zeer essentieel is het niet. Om deze drie redenen meent hij dat de Stad Ieper, de Vredesstad Ieper, er goed aan doet om als overheid die mee de herdenking van WO1 draagt, en die als officiële instantie bijdraagt aan een zo sereen, nuttig en relevant mogelijke omgang met het oorlogsverleden, niet moet bijdragen aan reenacting, het desgevraagd zelfs niet moet faciliteren. Het zou alleen maar afleiden van de essentie van de herdenking en van het historische gegeven van de Eerste Wereldoorlog zelf. Raadslid Six zegt dat de schepen niet wil inzien dat re-enacters wel beseffen dat zij toneeltje spelen. En zij hebben zich wel verdiept in de geschiedenis. In het museum wordt ook een “bomalarm” nagedaan, dit is ook een toneeltje. Dus mag dit wel degelijk een plaats krijgen.