2014|#6
Wereldwijde gezamenlijke aanpak
Samen strijden tegen ebola Steeds vaker zoeken partijen in de zorg elkaar op om samen tot verbeteringen te komen. Dit nummer van Nefarma& toont enkele voorbeelden. Onder leiding van de wereldgezondheidsorganisatie WHO zijn recent afspraken gemaakt om ebola gezamenlijk te bestrijden.
Foto: EPA
‘Samenwerken om de ontwikkeling van vaccins te versnellen’
Naar verwachting zijn in december de eerste resultaten van klinische studies naar een vaccin tegen ebola gereed. Drie farmaceutische bedrijven zijn al enkele jaren bezig met de ontwikkeling van zo’n vaccin. Door opzet van grootschalige vervolgtesten moeten zo veel mogelijk mensen zo snel mogelijk van de inzichten kunnen profiteren. De WHO hoopt dat op korte termijn tienduizenden mensen in WestAfrika geholpen worden door deelname aan de studies. Zoals gebruikelijk zal het nieuwe vaccin ook bij gezonde mensen onderzocht worden op werking en veiligheid. De bedrijven hebben aangegeven nog voor medio 2015 enkele honderdduizenden vaccins te kunnen produceren. Betrokken autoriteiten zijn bereid de vaak lange goedkeuringsprocedures zo kort mogelijk te houden. In 1976 deden zich de eerste ebola-uitbraken voor in Sudan en Congo (in de buurt van de Ebola-rivier). De uitbraak van maart 2014 telt al meer doden dan alle eerdere uitbraken bij elkaar. Volgens cijfers van de WHO zijn ruim 10.000 mensen besmet geraakt, van wie bijna de helft is overleden. De organisatie vermoedt echter dat het werkelijk aantal doden en geïnfecteerden hoger ligt.
De kracht van samenwerken Veilig veel slikken Maatschappelijke uitdagingen
2|3
4|5
6|7
@Nefarma Nefarma @Nefarma 29 okt Herkenbare en zorgelijke analyse van hoogleraren over het Nederlandse onderzoeksklimaat: nefarma.nl › nieuwsarchief › okt 2014
Goed plan
Verbinden
Bij de hand
Steeds meer mensen slikken dagelijks vijf of meer geneesmiddelen. Met de nodige risico’s. Hoe laten we hen veilig veel slikken? P2&3
Ziekenhuizen kunnen veel van elkaar leren. Net als artsen en patiënten, oudere en jongere dokters en medische centra en geneesmiddelenfabrikanten. P4&5
Waarom leert GlaxoSmithKline kinderen liedjes over handen wassen? En wat doet die kunstenares bij Johnson & Johnson? Bijzondere samenwerkingsverbanden op P6&7
NIEUWS
Nefarma @Nefarma 24 okt Mooi overzicht in één plaatje: welke polis hoort bij welke zorgverzekeraar? blog.zorgkiezer.nl/zorgverzekeringen Nefarma @Nefarma 20 okt Off-label voorschrijven moet bewust en zorgvuldig gebeuren: nefarma.nl › nieuwsarchief › okt 2014
UIT DE FEITENZA AL VAN HET FARMAHUIS
Galenusprijs voor middel tegen taaislijmziekte Goed nieuws voor een deel van de 35.000 patiënten in Europa die lijden aan taaislijmziekte. Het eerste geneesmiddel dat de oorzaak aanpakt en de longfunctie van patiënten verbetert, heeft de prestigieuze Galenusprijs gewonnen. Taaislijmziekte of cystic fibrosis (CF) is een erfelijke aandoening die niet veel voorkomt. Patiënten worden gemiddeld niet ouder dan 35 jaar. De Nederlandse Galenusprijs wordt toegekend aan het beste innovatieve geneesmiddel van het jaar. Vertex, de ontwikkelaar van het middel tegen taaislijmziekte, heeft pas sinds een jaar een vestiging in Nederland. Als nationale
november 2014
winnaar dingt het bedrijf met dit medicijn automatisch mee naar de tweejaarlijkse internationale Galenusprijs.
Michel Hooiveld, medisch directeur van Vertex (midden), ontvangt de Galenusprijs uit handen van Wouter Bos, bestuursvoorzitter van het VUmc (links).
Bezoek voor meer feiten en cijfers www.farmahuis.nl |
Pagina 1
ACHTERGROND
Polyfarmacie brengt risico’s met zich mee
Veilig veel slikken: maar
Steeds meer mensen slikken dagelijks vijf of meer geneesmiddelen. Dit verschijnsel, polyfarmacie, brengt risico’s met zich mee. Om kwetsbare veelslikkers te begeleiden en het overzicht te bewaren, werken allerlei partijen nauw samen. Makkelijk is dat niet. Hoe maken we de stap van goed plan naar succesvolle implementatie? Nederland telt momenteel zo’n 2,2 miljoen 65-plussers. Van dit forse aantal senioren gebruikt 35 tot 45 procent dagelijks meer dan vijf geneesmiddelen. Deze polyfarmacie is in toenemende mate een probleem. De gevolgen voor veelslikkende patiënten kunnen immers groot zijn: ze nemen te veel medicijnen in (overbehandeling) of ze hebben een geneesmiddel wél nodig, maar nemen het niet in of krijgen het niet voorgeschreven. Een ander risico is een ongunstige wisselwerking tussen de verschillende middelen die gebruikt worden. Voor zover bekend belanden er jaarlijks 16.000 kwetsbare ouderen in het ziekenhuis door een van bovenstaande problemen.
Belang In 2012 zag de multidisciplinaire richtlijn Polyfarmacie bij ouderen het levenslicht, een samenwerkingsverband tussen onder meer het NHG, de Nederlandse vereniging voor Klinische Geriatrie, apothekerskoepel KNMP en het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM). En er zijn meer initiatieven, op grotere en kleinere schaal – landelijk, regionaal, lokaal – waarbij met name artsen en apothekers de handen ineenslaan om de groeiende groep kwetsbare ouderen beter te begeleiden. “Iedereen onderschrijft het
Pagina 2
belang van de richtlijn en soortgelijke initiatieven”, zegt Michel Dutrée, directeur van Nefarma. “Ons uitgangspunt is dat de juiste mensen de juiste middelen in de juiste dosering krijgen op basis van de juiste indicatie en in de juiste combinatie met andere middelen. Alleen dan zijn eventuele onnodige maar schadelijke bijwerkingen te voorkomen. Goed voor de patiënt, maar ook voor de producenten, want iedere fabrikant wil natuurlijk dat zijn product goed wordt gebruikt.”
Ict-vraagstuk De hamvraag luidt echter, stelt Dutrée: hoe maken we de stap van goed plan naar succesvolle implementatie? “Obstakels genoeg die dat in de weg staan. De belangrijkste? Waar kan de factuur naartoe? Geld dus. En de beperkingen op het vlak van ict, de koppeling van systemen.” Nefarma heeft daarom bijgedragen aan de implementatie van de richtlijn. Rob van Marum is klinisch geriater in het Jeroen Bosch Ziekenhuis en bijzonder hoogleraar farmacotherapie bij ouderen aan de VU Amsterdam. Hij leidde de werkgroep die de richtlijn opstelde. Los van de soms nogal onwennige samenwerking tussen apothekers en huisartsen ziet hij de gebrekkige ict-infrastructuur als grootste knelpunt. “De medicatiebeoordeling die in de richtlijn beschreven is,
‘ In Israël draagt iedere patiënt zijn eigen dossier bij zich op een pasje’ vraagt veel kennis. Daar zijn lijsten voor, maar die zijn niet gekoppeld. Om dezelfde reden werkt ook de richtlijn Overdracht medicatie niet goed. Er zou eigenlijk een centraal medicatiedossier moeten zijn. Het is bizar dat ik op de poli niet kan zien wat de patiënt gebruikt. Maar wie betaalt zo’n ict-systeem? ”
Nieuwe functie Dutrée betwijfelt of een dergelijke ict-oplossing ingewikkeld en duur moet zijn. “Volgens mij is het een kwestie van omdenken. Ik kijk met jaloezie naar bijvoorbeeld Israël waar iedere patiënt zijn eigen dossier op een pasje met pincode bij zich draagt en waarvan arts en apotheker kunnen aflezen wat de patiënt waarom slikt.” Een goede medicatiebeoordeling vereist niet alleen toepassing van farmacotherapeutische kennis en klinische vaardigheden, maar ook
dat de patiënt betrokken wordt bij zijn behandelplan. Anne Leendertse, apotheker en onderzoeker bij het UMC Utrecht: “Openbaar apothekers hebben kennis, huisartsen hebben klinische vaardigheden en betrekken de patiënt bij zijn behandeling. Het samenbrengen van deze werelden blijkt echter lastig. Makkelijker is het om een nieuw soort functie in het leven te roepen: de klinisch farmacotherapeut.”
Dicht op behandeling Het belang van een goede samenwerking groeit net zo snel als het aantal ouderen dat dagelijks meer dan vijf geneesmiddelen inneemt. Leendertse is dan ook enthousiast over een pilot in de regio Utrecht – gefinancierd door zorgverzekeraar Achmea – waar tien apothekers binnen de huisartsenpraktijk worden bijgeschoold. “Deze mensen doen niet alleen aan medicatiebewaking op basis van kennis, maar ook echt aan medicatiebeoordeling met de patiënt en voelen zich verantwoordelijk voor de farmacotherapie van hun patiënt. Ze kennen de patiënt ook steeds beter, zien de mens achter de pillen, met diens wensen, verwachtingen en typische eigenschappen. Ze zitten heel dicht op de behandeling en dat bevalt ze prima. Maar de huisarts blijft eindverantwoordelijk voor de behandeling.”
Jaargang 7, #6
NIEUWS
ACHTERGROND
hoe?
Kersverse index “Nooit eerder hadden we een beter beeld van de inspanningen die geneesmiddelenbedrijven leveren om de toegang tot medicijnen in ontwikkelingslanden te verbeteren.” Dat zegt initiatiefnemer Wim Leereveld van de Access to Medicine Index, waarvan de nieuwste editie op 17 november het levenslicht ziet. Deze kersverse index is de vierde die in een tijdsbestek van zes jaar wordt gelanceerd. In de afgelopen drie ranglijsten (2008, 2010 en 2012) stond GlaxoSmithKline bovenaan. Van de internationale farmabedrijven in de top 20 scoorde GSK telkens het hoogst op ruim honderd sociale, maatschappelijke en financiële factoren die in de index worden meegewogen. Juist door de prestaties van de bedrijven onderling te vergelijken en in kaart te brengen, komen ze in beweging, luidt Leerevelds opvatting. “Geen bedrijf wil onderdoen voor zijn concurrenten. Je ziet dan ook dat de lat jaar na jaar hoger komt te liggen.” De index van 2012 toonde dat onder meer verbetering te bereiken was in de transparantie over lobbypraktijken, differentiatie in prijsstelling en het delen van gegevens uit klinische studies. Meer informatie: www.atmindex.org |
Groot voordeel is dat de klinisch farmacotherapeut in dienst is bij de huisartsenpraktijk. Leendertse: “De lijnen zijn heel kort, de klinisch farmacotherapeut en de huisarts kunnen gemakkelijk overleggen. Ze hebben dezelfde doelen, spreken dezelfde taal en er is veel meer vertrouwen over en weer.” Ander groot voordeel: ze werken in hetzelfde dossier als de huisarts en hebben daardoor weet van de medische voorgeschiedenis. “Zo omzeilen we ook het ict-vraagstuk van de niet-gekoppelde systemen. Last but not least: patiënten vinden het prettig. Ze hebben eindelijk een inhoudelijk aanspreekpunt op medicatiegebied, meer dan de openbare apotheker dat is.” |
Lector Ad van Dooren van de Hogeschool Utrecht in gesprek met studenten Farmakunde.
Maakt opleiding studenten farmafoob? De Medicijnmonitor van Mediq Mediq Apotheek controleert met een speciaal programma, de Medicijnmonitor, sinds drie jaar de medicatie van alle patiënten van de 280 aangesloten apotheken. Hierbij worden interventies uitgevoerd die direct kwaliteitsverbeterend moeten werken. Daarnaast worden de extra kwetsbare patiënten geselecteerd voor een uitgebreide medicatiereview. “In dat geval gaan onze apothekers met de patiënt, huisarts en idealiter ook de wijkverpleegkundige om de tafel om een farmacotherapeutisch behandelplan op te stellen”, legt apotheker, senior programmamanager en wetenschappelijk coördinator Chiel Ebbelaar uit. “Op deze manier willen we de schadelijke gevolgen van polyfarmacie minimaliseren.” In drie jaar tijd zijn 3 miljoen patiënten gescreend; 870.000 mensen hebben een of meerdere interventievoorstellen gekregen. Deze populatiebrede zorg of Geïntegreerde Farmaceutische Zorg, zoals Mediq het ook wel noemt, vraagt nogal wat van apothekers. Ebbelaar: “Ze moeten meer dan voorheen opereren als zorgprofessional en geneesmiddelendeskundige. We investeren ook in opleiding en bijscholing, op klinisch en communicatief vlak. Het belangrijkste is echter dat deze vorm van monitoring voortaan deel is van onze corebusiness, in nauwe samenwerking met huisartsen. En dat we goede contracten hebben gesloten met alle zorgverzekeraars. Alleen door in de keten samen te werken, is polyfarmacie succesvol op te pakken.” |
november 2014
Collegezaalmuren vol flip-overvellen met bepaald geen vleiende stellingen over geneesmiddelenbedrijven. Nefarmavoorzitter Hans Sijbesma had zich zijn gastcollege voor de opleiding Farmakunde aan de Hogeschool Utrecht iets anders voorgesteld. Als bron voor de stellingen dienden de boeken van Marcia Angell en Ben Goldacre met titels als Bad Pharma en The Truth About the Drug Companies: How They Deceive Us and What to Do About It. Niet bepaald PR voor de sector, nota bene in een broedplaats voor toekomstig talent. Sijbesma verruilde zijn voorbereide inleiding voor een discussie met de studenten over de genoemde thema’s. Lector Ad van Dooren van de Hogeschool Utrecht legt uit wat de bedoeling was. “Het gaat ons erom dat onze studenten zelf leren nadenken, argumenten leren wegen en reflective practitioners worden. Dat betekent dat ze informatie niet voor zoete koek moeten slikken, maar moeten leren discussiëren over controversiële en ethische kwesties. Daarvoor zijn de boeken van critici als Angell en Goldacre bij uitstek geschikt.”
Verdacht “We laten ze ook nadenken over uitspraken van spraakmakende Nederlandse critici voor wie al het nieuwe per definitie verdacht is”, vervolgt Van Dooren. “Dat leidt tot vragen als: Zou jij patiënt van zo’n dokter willen zijn? Wat is het nut van innovatie in de zorg? Waarom is de angst om innovatieve geneesmiddelen te gebruiken juist in Nederland zo geprononceerd? Waarom blijft het gebruik van interessante nieuwe geneesmiddelgroepen als DDP-4 remmers en nieuwe antistollingsmiddelen (NOAC’s) in ons land zo ver achter
bij het buitenland? Is het acceptabel dat klinisch onderzoek bij kinderen in Nederland vrijwel onmogelijk is? Waarom duurt goedkeuring voor onderzoek hier zo lang? En voor wie is dat dan zo erg?”
‘ Studenten leren discussiëren over controversiële en ethische kwesties’ Van Dooren geeft aan dat hij de studenten ook laat nadenken over het wezen van de sector. “Waarom zit de farmaceutische branche altijd in het verdomhoekje en wordt ze steeds weer geconfronteerd met het verleden? Hoe komt het toch dat het imago in sommige kringen maar niet verbetert, ook al is van alles gedaan om misstanden te voorkomen? Hoe kan het dat het grote aantal successen dat onmiskenbaar aan de farmabedrijven is toe te schrijven onvoldoende wordt erkend? Worden branches die directe invloed hebben op welzijn en gezondheid per definitie kritischer beoordeeld?” Kritische geesten die zelf nadenken, daar gaat het volgens Van Dooren om. Hij kon Sijbesma geruststellen. Farmafoob worden de studenten zeker niet van de opleiding. Pakweg een op de drie afgestudeerde farmakundigen vindt een baan bij een farmaceutisch bedrijf. Meer informatie over de opleiding: www.studiekeuze.hu.nl › opleidingen › gezondheidszorg › Farmakunde |
Beter bewapend Steeds beter bewapend tegen borstkanker, zo luidt de titel boven een infographic die Nefarma dit najaar heeft gepubliceerd. Daarop is in een handzaam overzicht bijeengebracht welke vooruitgang door de decennia heen is geboekt in de behandeling van borstkanker en hoe die doorlopende innovatie de overlevingskansen aanzienlijk heeft vergroot. Zo is het percentage vrouwen dat vijf jaar na de diagnose nog leeft, opgelopen tot 86 procent. Hoewel alle vooruitgang een serieuze kostenstijging met zich meebrengt, zoals de infographic laat zien, staan daar forse opbrengsten tegenover. Nefarma heeft laten uitrekenen dat alleen al met de totale arbeidsmarktbaten in de eerste tien jaar na diagnose 400 tot 750 miljoen euro is gemoeid. Soortgelijke overzichten worden momenteel ook gemaakt voor andere aandoeningen, waaronder reuma, MS en migraine. Iedere infographic wordt direct na de voltooiing ‘opgehangen’ aan een van de wanden in de Feitenzaal van het Farmahuis. Zie ook: farmahuis.nl/#/feitenzaal |
Pagina 3
INTERVIEW
Over de kracht van samenwerking
‘Ziekenhuizen kunnen enorm veel leren van elkaar ’ Tientallen zeilschepen varen over een meer. Ze zijn allemaal een tikje anders, maar volgen dezelfde koers. Fenna Heyning ziet de foto in haar directiekamer als symbool voor de 28 ziekenhuizen die tot de STZ behoren, de Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen. Met Marjanne Sint praat ze over samenwerking – de kracht van de vereniging. Over samenwerking tussen de ziekenhuizen onderling, tussen jonge en oudere dokters en met geneesmiddelenfabrikanten.
Pagina 4
Jaargang 7, #6
NIEUWS
‘Nu wil ik het systeem beter maken’ Jarenlang was de 43-jarige Fenna Heyning (links op P4) internist-hematoloog. Sinds begin dit jaar staat ze met Marjanne Sint (64), voormalig bestuursvoorzitter van het Zwolse Isala-ziekenhuis, aan het roer van de STZ. Heyning als directeur, Sint als voorzitter. “Als dokter heb ik me met veel passie ingezet voor patiënten, nu wil ik het systeem beter maken”, vertelt Heyning. Sint legt uit: “Vanwege mijn leeftijd stevende ik af op mijn vertrek bij Isala, maar ik wilde graag in de ziekenhuiswereld blijven. Het leek mij mooi om na te denken over wat de topklinische ziekenhuizen verbindt en hoe we kunnen werken aan verbetering van kwaliteit, patiëntveiligheid en opleidingen.” Hoewel de twee pas kort samenwerken, maken zij elkaars zinnen af en weten ze over ten minste één onderwerp urenlang door te praten. Dat hot topic is samenwerking. Het is de kracht van de STZ en datgene waarvan de topklinische ziekenhuizen het in de toekomst moeten hebben.
Samenwerking … tussen dokters en patiënten Heyning: “Artsen zijn het hart van het ziekenhuis. Veranderingen moeten bij hen beginnen. Daarom zijn we gestart met Imagine: een programma om de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid te verbeteren. We starten met een lesprogramma voor de dokters. In elk ziekenhuis wil je clinical leaders hebben. Leiderschap is een vak, maar is geen onderdeel van de opleiding van medisch specialisten. Naast ‘harde skills’ is er aandacht voor persoonlijke ontwikkeling. Wat voor leider ben je? Hoe ben je als mens, als collega en hoe verhoud je je tot je afdeling en je bestuur? Ook komen onderwerpen als het veiliger toepassen van bloedtransfusies en het verminderen van heropnamen van oudere patiënten aan bod. Daarmee hebben alle specialismen van doen. Van elk ziekenhuis doet ook een bestuurslid mee aan het lesprogramma.” Sint: “Als je de dokters en het bestuur meeneemt in een verbetertraject, moet je ook de rest van de werkvloer betrekken. Daarvoor hebben we het traject shared decision making, gericht op kankerzorg. We leren artsen en ander zorgpersoneel hoe ze patiënten kunnen betrekken bij de besluitvorming over behandelingen. Hoe ver ga je? Verwijder je een tumor bij een 81-jarige als dit een half jaar hersteltijd kost? Dat lijkt een open deur, maar in de praktijk worden patiënten nauwelijks betrokken bij hun behandeling. Om artsen dit goed te leren, maken we opnamen tijdens hun gesprekken. Zo willen we instrumenten aanreiken voor hoe het beter kan.” Samenwerking … tussen jong en oud Heyning: “We hebben dit jaar de kick-off gehad van JongSTZ, onze beweging voor jonge professionals. In onze ziekenhuizen werken veel jonge mensen met visie en passie van wie we veel kunnen leren. Ze zijn veel meer geneigd tot samenwerken, meer geïnteresseerd in ict en denken minder in eilandjes. De ziekenhuiswereld is echter nog zeer hiërarchisch; het is voor jonge mensen met ambitie lastig om tussen de rangen en standen te manoeuvreren. Wij willen hen graag aan ons binden en mee laten denken. Als bestuurders zitten wij aan tafel met de top van het ministerie, de ziekenhuizen en andere zorgpartijen. Op lagere niveaus zitten mensen vooral binnen ziekenhuizen bij elkaar. JongSTZ faciliteert dat zij ook daarbuiten met elkaar in contact komen. Met elkaar, met oudere collega’s én met andere organisaties voor jonge professionals, zoals JongZIN, Jong Nefarma en Jong Achmea.” Samenwerking … met geneesmiddelenfabrikanten Heyning: “In STZ-ziekenhuizen worden heel veel onderzoeken met patiënten gedaan. Nieuwe geneesmiddelen kunnen meteen in de praktijk worden gebruikt. Via Willem Jan Bos, STZ-bestuurslid onderzoek en internistnefroloog bij het St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein, praten we voortdurend met Nefarma en geneesmiddelenfabrikanten onder het mom van ‘Zien jullie nieuwe geneesmiddelen die nuttig zijn voor een grote groep patiënten, klop dan bij ons aan’. Dat verloopt veel zinvoller en efficiënter dan vroeger, toen artsenbezoekers alle ziekenhuizen langsgingen.
november 2014
‘ Samenwerken betekent heel nadrukkelijk niet het creëren van een eenheids worst’
Een andere goede ontwikkeling in samenwerking en onderzoek vindt plaats binnen de Dutch Clinical Trial Foundation. Onder die paraplu, met belangrijke spelers op onderzoeksgebied als Nefarma en STZ, zijn allerlei procedures rond onderzoeken flink verkort, gestroomlijnd en geharmoniseerd. Ze leveren nu veel minder hoofdbrekens op. Ook binnen onze ziekenhuizen hebben we de handschoen opgepakt. We bekijken de eigen procedures: hoe lang duurt het allemaal? We stimuleren ziekenhuizen om onderzoeksresultaten uit te wisselen en stellen voortdurend vragen: hoeveel onderzoek doe je en hoeveel publiceer je? Je ziet dat het steeds beter gaat en dat ziekenhuizen écht hun best doen om te scoren. Daarnaast hoop ik dat we ons samen met de geneesmiddelenfabrikanten in de toekomst kunnen richten op verbetering van de distributie. Grofweg koopt nu elk ziekenhuis zijn eigen medicijnen; daar moeten andere manieren voor te bedenken zijn. Kijk naar Achmea: het is logisch dat een verzekeraar met ziekenhuizen dure geneesmiddelen gaat inkopen. Maar waar het ons gaat om het verbeteren van de kwaliteit van zorg en de veiligheid van patiënten, is dat initiatief vooral prijsgedreven. Nu loopt de route van medicijnen van vrachtwagen naar patiënt totaal buiten de artsen om. Terwijl bijna de helft van medische missers in het ziekenhuis met medicijnfouten te maken heeft. Daar is nog een wereld te winnen. Het is ook belangrijk dat ziekenhuizen en industrie zulke ervaringen delen.” Samenwerking … tussen ziekenhuizen Heyning: “Er is binnen de ziekenhuizen nog veel te verbeteren op gebied van efficiëntie. Als goed voorbeeld denk ik aan ziekenhuizen met one-stop-shops voor borstkankerpatiënten, waardoor deze vrouwen niet drie keer langs hoeven komen. Prettig voor de patiënt en financieel veel slimmer. Nog zoiets: laat bij doorverwijzing niet alle onderzoeken opnieuw doen. Dankzij zulke simpele ingrepen hebben we de afgelopen jaren al veel gewonnen. De gemiddelde ligduur is sterk afgenomen en behandeltechnieken worden steeds beter en minder invasief. Patiënten met een heupbreuk bijvoorbeeld worden zo snel mogelijk uit bed gehaald, in beweging gezet en daarna naar het revalidatiecentrum gestuurd. Zij komen er uiteindelijk beter uit dan dat ze erin gingen, terwijl dat vroeger vaak omgekeerd was. Het kan lastig zijn om in een ziekenhuis zo te werk te gaan. Je moet minder in eilandjes denken. De ziekenhuizen kunnen enorm veel leren van elkaar. In plaats van in Leeuwarden een eigen wiel uit te vinden, is het beter aan Rotterdam te vragen hoe zij het daar doen. Ook andere partijen moeten betrokken worden, zoals de ambulancezorg en de huisartsen. Bij vraagstukken als de reductie van het aantal heropnamen van ouderen of shared decision making kun je de huisartsen heel goed betrekken.” Samenwerking … tussen groot en klein Sint: “Ik denk niet dat er in de toekomst veel ziekenhuislocaties verdwijnen, zoals wordt voorspeld. Wel zullen ziekenhuizen van karakter veranderen en meer gaan samenwerken bij bepaalde specialismen. Natuurlijk is er een relatie tussen volume en kwaliteit. Maar meer is niet altijd beter. Juist daarom is het logisch dat er samenwerking ontstaat. En dat een groot ziekenhuis goed let op de kleinere in die regio. Ze kunnen artsen en verpleegkundigen uitwisselen, maar ook samen nadenken over en samenwerken op bijvoorbeeld facilitair gebied. Er zijn vele vormen van samenwerking en daarin kun je creatief zijn. Samenwerking is op alle terreinen heel belangrijk. Maar het betekent heel nadrukkelijk niet het creëren van een eenheidsworst. Je kunt als ziekenhuis allemaal dezelfde koers volgen en tóch heel verschillend zijn.” Een uitgebreide versie van het interview leest u op www.nefarma.nl |
Zorgwekkend Als een voorgeschreven geneesmiddel off-label wordt gebruikt, moeten zowel arts als patiënt zich daarvan bewust zijn. Dat dit in veel gevallen niet zo is, zoals een radioreportage van KRO-NCRV onlangs duidelijk maakte, noemt Nefarma zorgwekkend. Off-label wil zeggen dat een geneesmiddel wordt gebruikt voor een andere toepassing dan waarvoor het is geregistreerd – en dus ook dan waarvoor het uitgebreid is getest op werkzaamheid en relatieve veiligheid. Onderzoeksjournalisten stellen dat artsen geneesmiddelen in de helft van de gevallen off-label voorschrijven, vaak zonder zich te realiseren dat ze dat doen. Als voor een bepaalde aandoening een geneesmiddel is geregistreerd, moet de arts dat voorschrijven. Is geen geneesmiddel beschikbaar, dan kan gebruik worden gemaakt van een middel dat is ontwikkeld en getest voor een andere aandoening. Dat mag echter alleen als de toepassing is opgenomen in protocollen of behandelrichtlijnen van de artsen of anders na overleg tussen de arts en apotheker. In alle gevallen moet de patiënt worden geïnformeerd en toestemming geven. |
Wie vergoedt wat? Het is najaar en dat betekent dat de zorgverzekeraars weer van start gaan met hun wervingscampagnes. Tot 31 december mogen Nederlanders hun huidige contract opzeggen en overstappen, waarna ze tot 1 februari de tijd hebben om een nieuwe polis af te sluiten. Want kiezen kunnen we! De Nederlandse markt voor zorgverzekeringen wordt gedomineerd door vier grote spelers en een handvol kleinere aanbieders, met daarbij dit jaar een nieuwkomer: Anno12. Verschillen tussen verzekeraars en polissen kunnen behoorlijk oplopen, ook waar het gaat om de vergoeding van geneesmiddelen. Een variant van een geneesmiddel kan door de ene verzekeraar volledig worden vergoed, terwijl een ander geen vergoeding geeft. Ook voor geneesmiddelen die niet onder de basisverzekering vallen, bestaan grote verschillen tussen de verschillende aanvullende verzekeringen. De door Nefarma gesponsorde website Mijnmedicijnvergoeding.nl kan uitkomst bieden. Het is de enige site die op het niveau van het geneesmiddel zowel de vergoeding vanuit de basisverzekering als de aanvullende verzekering inzichtelijk maakt. www.mijnmedicijnvergoeding.nl |
Pagina 5
ACHTERGROND
Farmabedrijven zoeken partners van buiten op
Wat doen jullie daar samen? De doe-het-zelf-psychoses van
‘Dit is niet echt, ben ik mezelf De schoonzus van Jennifer Kanary leed aan schizofrenie en pleegde zelfmoord. Aanleiding voor de kunstenares om met steun van de Johnson & Johnson Corporate Citizenship Trust twee psychose-simulators te ontwikkelen voor een ongelofelijk heftige ervaring. ‘Wil je nootjes? Waarom wil je nou geen nootjes? Lust je geen nootjes? Waarom zeg je niks? Je doet onaardig? Waarom doe je zo onaardig? ’ In mijn andere oor klinkt tegelijkertijd de opdracht om thee in te schenken. Maar wat staat de theepot – die ook nog telkens van kleur verandert – ver weg! Wat is het lastig ernaartoe te lopen, dwars door de grote hal op het terrein van geneesmiddelenfabrikant Janssen. En dan die stroom beelden en steeds luidere stemmen die voorbij flitsen … Dit is níet echt, dit is zo weer voorbij. Zo meteen gaan die videobril en koptelefoon af en ben ik weer mezelf.
Amref Flying Doctors en GSK zetten zich in voor Afrika
‘De maatschappelijke uitdagingen zijn te groot om alleen aan te pakken’ Het begon een kwart eeuw geleden met het samen uitdelen van malarianetten. Sindsdien hebben geneesmiddelenfabrikant GSK en gezondheidsorganisatie Amref Flying Doctors tientallen gezondheidsprojecten opgezet in Afrika. “We richten ons niet op het verlenen van noodhulp – tenzij er hongersnood uitbreekt in een gebied waar we zitten – maar op structurele verbeteringen. Zoals het trainen van verpleegkundigen”, vertelt Mirjam Jansen op de Haar, verantwoordelijk voor zakelijke partnerschappen bij Amref.
Zeep De aandacht van Amref en GSK ging aanvankelijk uit naar malaria, vervolgens naar hiv. “Denk aan het beschikbaar maken van medicijnen in afgelegen gebieden en het geven van voorlichting.” De focus is inmiddels veel breder. Kijk maar naar het Personal Hygiene & Sanitation Educationproject (PHASE), begonnen in een sloppenwijk in Nairobi, Kenia. “Handen wassen met zeep is de beste manier om ziekten in ontwikkelingslanden te voorkomen. Daarom leerden we basisschoolleerlingen onder andere liedjes over handen wassen. Ondertussen zorgde GSK voor
Pagina 6
zeep en schoon water op de scholen.” De kinderen namen de liedjes en de kennis mee naar huis, waarna de hygiëne in de sloppenwijk toenam en het aantal zieken drastisch daalde. Inmiddels maakt PHASE onderdeel uit van het lesprogramma van alle Keniaanse schoolkinderen en is het uitgerold over zestien landen, van Tanzania tot Bangladesh.
‘ Alle Keniaanse schoolkinderen leren nu liedjes over handen wassen’ Naast praktische hulp en geld levert GSK sinds enkele jaren menskracht aan Amref; GSK’ers kunnen drie tot zes maanden bij Amref in Afrika aan de slag. Bijvoorbeeld om de afdeling communicatie of een lab te versterken. Belangrijk voor Amref, omdat de organisatie hierdoor expertise krijgt van vaak heel ervaren mensen. “Andersom horen we dat mensen het enorm waardevol vinden om met eigen ogen te zien waaraan behoefte is in Afrika.”
‘ Zelfs ervaren psychiaters begrijpen hun patiënten nu beter’
Niet de enige GSK is allang niet meer de enige partner van Amref. De ngo werkt samen met bedrijven als Johnson & Johnson (Janssen), AstraZeneca, Philips Healthcare en Barclays. Veel van die bedrijven hebben naast filantropische beweegredenen steeds vaker ook een zakelijk doel. “Dat is prima. Samenwerking werkt het beste als je er allebei baat bij hebt. Bedrijven steken vaak meer geld, meer tijd en betere mensen in een project als ze er (commercieel) belang bij hebben.” Jansen op de Haar denkt dat de opmars van welvaartsziekten als diabetes en kanker in Afrika leidt tot nog meer samenwerking met meerdere bedrijven tegelijk. Neem baarmoederhalskanker, waaraan schrikbarend veel jonge Afrikaanse vrouwen en indirect ook kinderen sterven (doordat zij wees worden). Om het probleem goed aan te pakken, is de medewerking van verschillende organisaties nodig. Om uitstrijkjes te leveren, vrouwen in afgelegen gebieden te screenen, voorlichting te geven over gezond seksueel gedrag, om vaccinaties te leveren. “Zonder samenwerking komen we er niet. De maatschappelijke uitdagingen zijn te groot om alleen aan te pakken.” |
Jaargang 7, #6
De een zoekt een partner in de strijd voor betere gezondheidszorg in Afrika, de ander helpt een kunstenares met een psychose-simulator. Weer een ander neemt een geneesmiddelengroothandel bij de hand om de logistiek én de zorg aan patiënten te verbeteren. Een greep uit de vele samenwerkingsverbanden die farmabedrijven wereldwijd aangaan.
Jennifer Kanary
zo meteen weer’ Labyrint Zo heftig kan een psychose zijn. “Kan, inderdaad. Voor iedereen is het totaal anders”, zegt kunstenares en onderzoeker Jennifer Kanary. “Voor de een is een psychose alsof er tweehonderd televisiekanalen tegelijkertijd aanstaan die hij niet kan uitzetten. Sommigen zijn bang of boos en horen nare stemmen, anderen zijn extatisch en horen juist fijne stemmen. Niet iedereen zal ook hulp zoeken.” De zelfmoord van haar schoonzusje, nu acht jaar geleden, bracht Kanary ertoe om met het thema psychose aan de slag te gaan. “Ze had de diagnose schizofrenie, maar daar praatten we nooit over. Het was iets wat ver weg was, iets engs. Maar na haar dood begon ik me af te vragen waarom ik me niet in haar ervaringen had verdiept.” Met steun van de Johnson & Johnson Corporate Citizenship Trust en het Fonds Psychische Gezondheidszorg ontwikkelde Kanary twee onderzoekende kunstprojecten: een psychose-labyrint en een draagbare psychose-simulator. “Al vijftig jaar houden we ons bezig met de ontwikkeling van medicijnen voor psychiatrische stoornissen. Het idee van Jennifer trof ons”, vertelt Eliane Lauwers van Janssen. “Want ook wij zijn voortdurend op zoek naar manieren om het begrip en de empathie voor mensen met de diagnose psychose te vergroten.”
Transparante beelden Om de doe-het-zelf-psychoses, zoals Kanary ze noemt, te ‘vullen’, las ze autobiografieën en interviewde ze mensen. ‘Zie je beelden tijdens een psychose? Wat voor beelden? Zijn ze transparant? Wat voor kleur hebben ze? ’ Die ervaringen heb ik verwerkt in mijn installaties.” Het psychose-labyrint en de draagbare psychose-simulator toeren door Nederland en doen allerlei organisaties en beroepsgroepen aan. “GGZ-instellingen, politie, wethouders, verpleegkundigenopleidingen, ga zo maar door. Ook komen er steeds meer aanvragen vanuit het buitenland. Zo zijn we laatst in Saoedi-Arabië geweest”, vertelt de kunstenares terwijl ze een foto van vrouw in boerka met headset laat zien. Standplaats op dit moment is Janssen in Tilburg. De reacties op de installaties zijn waar ook ter wereld steevast hetzelfde: ‘Nu begrijp ik het’. “We horen het zelfs van ervaren psychiaters. Dat ze nu eindelijk snappen waarom hun psychotische patiënt niet reageert of juist boos wordt als er tegen hem gepraat wordt. Of waarom iemand de hele dag in bed ligt. Hij kan simpelweg niet anders.” |
Een uitgebreide versie van deze artikelen leest u op www.nefarma.nl |
november 2014
Guus van der Vat en Arvid Manneke voeren regelmatig overleg via Skype.
MSD en groothandel kijken verder dan de voorraad groot is
‘Besparen voor betere patiëntenzorg’ MSD laat al zijn geneesmiddelen aan ziekenhuizen leveren door één groothandel: Alliance Healthcare. Deze samenwerking levert een flinke besparing op, vertelt MSD-directeur Guus van der Vat. “Die steken we deels in projecten voor betere zorg. Zo hoeven reumapatiënten niet meer voor een infuus naar het ziekenhuis.” De geneesmiddelen van MSD werden in het verleden door verschillende groothandels aan ziekenhuizen geleverd. Soms ontstonden leveringsproblemen, dan weer tekorten en af en toe moesten ziekenhuisapotheken complete voorraden weggooien omdat deze over de datum waren. Dat moest anders. “We schreven een tender uit, waarop Alliance Healthcare het beste voorstel indiende”, zegt MSD-directeur Guus van der Vat. Zodoende laat het innovatieve Haarlemse farmabedrijf sinds twee jaar al zijn geneesmiddelen door deze medicijngroothandel aan ziekenhuizen leveren.
Acuut “MSD kan veel beter inspelen op de behoeften van ziekenhuizen”, vertelt Alliance Healthcare-directeur Arvid Manneke. “Waar er voorheen soms twee tot drie
dagen verstreken voordat een bestelling een ziekenhuisapotheek bereikte, duurt dat nu maximaal 24 uur”, vult Van der Vat aan. “Spoedorders, zoals een geneesmiddel voor een acute infectie, kunnen zelfs binnen een paar uur op de plaats van bestemming zijn, ook bij een minder centraal gelegen ziekenhuis. En zelfs op Kerstavond of in het weekend.” Ook komt het vrijwel nooit meer voor dat ziekenhuisapotheken nul op rekest krijgen omdat Alliance Healthcare een middel van MSD niet op voorraad heeft. De groothandel houdt bovendien goed in de gaten dat ziekenhuizen geen overschot krijgen. “Ook zo voorkom je verspilling.”
Makkelijker Manneke is blij dat de samenwerking tot een kostenbesparing én een verhoging van de service aan patiënten leidt. Met dat laatste als uitgangspunt werken MSD en Alliance Healthcare ook aan projecten om de zorg aan patiënten te verbeteren. Van der Vat: “Reumapatiënten die TNF-alfaremmers (ontstekingsremmers, red.) gebruiken hoeven bijvoorbeeld niet meer naar het ziekenhuis voor een infuus van een paar uur. Er komt nu een verpleegkundige bij hen thuis. Hetzelfde geldt voor vruchtbaarheidsbehandelingen:
‘ Niet naar het ziekenhuis voor een infuus, maar de verpleeg kundige aan huis’ vrouwen krijgen thuis uitleg van een verpleegkundige over hoe ze de injecties zelf kunnen zetten.” Een derde voorbeeld is de zogenaamde anti-emetica-rol die MSD en Alliance Healthcare hebben ontwikkeld en die nu in diverse ziekenhuizen aan kankerpatiënten wordt meegegeven na een chemokuur. “Om misselijkheid te voorkomen, moeten zij verschillende medicijnen slikken”, zegt Van der Vat. “Om het deze patiënten makkelijker te maken, hebben wij ervoor gezorgd dat die samen in één medicatierol komen, exact afgemeten per patiënt, zodat die slechts het betreffende zakje van de rol hoeft te openen en niet met verschillende verpakkingen in de weer hoeft. Hopelijk volgen in de toekomst nog veel meer van dit soort samenwerkingsprojecten.” |
Pagina 7
OPINIE
• Probleem bekostiging niet helder • Samenwerking onontbeerlijk • Geneesmiddelen onmisbaar
Met populisme los je geen knelpunten op Geneesmiddelenfabrikanten horen graag van Marcel Levi (AMC) en Wouter Bos (VUmc) welke knelpunten zij met sommigen van hen ervaren. Dat is constructiever dan dat de twee ziekenhuisbestuurders de hele farmaceutische sector in de media populistisch veroordelen voor onmaatschappelijk gedrag. Dat zegt Nefarma in reactie op uitlatingen van de bestuursvoorzitters van het AMC en VUmc. Beiden ervaren kennelijk een probleem met de bekostiging van dure geneesmiddelen en trekken in de media van leer. De toon van hun betoog verbaast. Van bestuurders valt een genuanceerd oordeel te verwachten, gericht op een constructieve dialoog die tot een oplossing moet leiden. Meedeinen op negatief maatschappelijk sentiment is gemakkelijk, maar draagt niet bij aan verbetering van de zorg, vindt Nefarma.
Ziekenhuisbestuurders weten als geen ander dat de prestaties van hun instelling voor een groot deel afhankelijk zijn van de producten van de geneesmiddelenfabrikanten. De vooruitgang in de zorg – bijvoorbeeld in de behandeling van kanker – is veelal te danken aan nieuwe geneesmiddelen, afkomstig van een sector die wereldwijd meer dan welke sector ook investeert in onderzoek en ontwikkeling. Juist daarom is samenwerking tussen fabrikanten, dokters, ziekenhuizen, universiteiten en niet in de laatste plaats patiëntenorganisaties van het grootste belang. Boude beweringen bevorderen die samenwerking niet. Niettemin zal Nefarma de dialoog aangaan met Levi en Bos om meer helderheid te krijgen over de bron van hun wrevel. Belangrijke vragen zijn in hoeverre sprake is van incidenten en hoe de knelpunten naar het verleden verwezen kunnen worden. In zo’n context past het niet dat een hele sector ongenuanceerd een veeg uit de pan krijgt. |
Zeldzaam Weesgeneesmiddelen
Zeldzaam, maar niet uitzonderlijk, zo heet de brochure over weesgeneesmiddelen die Nefarma dit jaar heeft uitgegeven. Hoewel de middelen zich richten tegen zeldzame ziekten waaraan wereldwijd soms niet meer dan een paar duizend mensen lijden, hebben in totaal 350 miljoen mensen een zeldzame ziekte. Woonden zij samen in een land, dan zou dit qua inwonertal het derde land ter wereld zijn.
Bekijk de brochure op www.nefarma.nl of bestel ‘m via info @ nefarma.nl
OPINIE
• Zorgverzekeringswet werkt • Geen centrale inmenging • Wel aandacht voor kwaliteit
Onderhandelingen in het veld tonen resultaat De Zorgverzekeringswet werpt zijn vruchten af. Onderhandelingen tussen veldpartijen leiden tot contracten met een beheerste uitgavenontwikkeling in de zorg als resultaat. Oog voor kwaliteit van zorg is echter van belang en moet het belangrijkste aandachtspunt van de politiek zijn. Nefarma stelt dit in aanloop naar het Tweede Kamerdebat, medio november, over de begroting van het ministerie van VWS. Op Prinsjesdag werd duidelijk dat de uitgaven aan geneesmiddelen zodanig zijn gedaald, dat minister Schippers heeft kunnen afzien van een verkleining van het basispakket voor een bedrag van 1,2 miljard euro. Dat mooie
‘ Belangrijkste overheidsrol: toezien op de kwaliteit van zorg’
Pagina 8
Directeur Nefarma
Framing Laatst hoorde ik de scheidend Europacorrespondent van het NOS Journaal klagen dat onderwerpen over Europa steevast negatief worden ingekleurd. En niet alleen door de politieke partijen die daarom bekend staan. Het gaat dan over de Brusselse bureaucratie, de goedbetaalde politici en de grote potten met geld. Framing heet dat. Iets zo zeggen dat het negatief overkomt en een ander in de hoek zet. Ik herkende het meteen.
‘ Hoezo feestje voor de fabrikanten? Voor de patiënt zal je bedoelen!’
UITGELICHT
Zeldzaam maar niet uitzonderlijk
MICHEL A. DUTRÉE
resultaat is voornamelijk toe te schrijven aan de onderhandelingen tussen partijen, zonder tussenkomst van de overheid. Soms bestaat echter nog de neiging tot centraal ingrijpen, zoals afgelopen jaren met het overhevelen van geneesmiddelen van het extra- naar het intramurale vergoedingssysteem. In plaats daarvan moet het beleid gericht zijn op de totstandkoming van één systeem, waarbinnen zorgverzekeraars, zorgaanbieders en geneesmiddelenfabrikanten onderling tot contracten komen.
Goede keuze De belangrijkste rol voor overheid en politiek is erop toezien dat de kwaliteit van de zorgverlening voor de patiënt niet in het gedrang komt en dat nieuwe behandelingen beschikbaar blijven komen. Aandacht voor de kosten van de zorg mag de kwaliteit niet in de weg staan en daarom moet onder meer gelet worden op het inkoopbeleid van zorgverzekeraars. Het tegengaan van uitwassen is echter iets anders dan het overnemen van de rol van veldpartijen. De overheid heeft een paar jaar geleden een stap terug gedaan. De uitgavenontwikkelingen voor geneesmiddelen laten zien dat dit een goede keuze was. |
Onlangs werd de uitreiking van de prijs voor het innovatiefste geneesmiddel van het afgelopen jaar neergezet als het ‘jaarlijkse feestje voor producenten van nieuwe (en meestal dure) geneesmiddelen’. Hoezo feestje voor de fabrikanten?, dacht ik. Feestje voor de patiënt zal je bedoelen! En voor de dokter. Want je zult maar cystic fibrosis hebben. Of de arts zijn van zo’n patiënt. ‘Ik kan u verder niet helpen’ – het zal je boodschap maar zijn. Dankzij zo’n nieuw geneesmiddel ziet de wereld er voor beiden opeens heel anders uit. Maar nee, zo bekijkt de betreffende redactie het niet. Dat zou positief kunnen klinken. Dan liever de winnaar omschrijven als ‘een typisch voorbeeld van personalised medicine, dat zich meestal kenmerkt door hoge kosten en slechts geschikt is voor een kleine groep met vaak geringe levensverlenging’. Dat tikt lekker weg, van die toonzettende bijvoeglijke naamwoorden. Op het gevaar af dat u mij het etiket verongelijkt opplakt: zo’n benadering irriteert me. Even snel een jury van hoog wetenschappelijk gehalte, onderzoekers van wereldniveau en een serieuze nieuwe behandelmogelijkheid wegzetten als volstrekt onbelangrijk, alsof de redactie haast had om naar de borrel bij een ander feestje te gaan. Nee, Dutrée. Nu ga je te ver. Dat is nou framing. |
Nefarma& is een uitgave van Nefarma, de branchevereniging van bedrijven die innovatieve geneesmiddelen ontwikkelen. Het blad verschijnt acht keer per jaar en is bestemd voor relaties van de sector. Nefarma& ontvangen? Mail de makers:
[email protected] Redactie: Joop Daggers, Suzanne Docter, Sander Peters, Paul Wouters Eindredactie: Jolanda van den Braak Redactiesecretariaat: Debby Slagtand Fotografie: Bart Versteeg (tenzij anders vermeld) Vormgeving: Everybody can design, Rotterdam Drukwerk: Koninklijke BDU
Jaargang 7, #6, november 2014