2013
van multi naar meer
in nieuwe tijden Locatie Hotel en Congrescentrum De ReeHorst, Ede Organisatie Dutch Pain Society
DPS congres Zaterdag 20 April 2013 www.dutchpainsociety.nl
Beste congresbezoekers, Wij heten u van harte welkom op dit congres van de Dutch Pain Society dat de uitdagende titel draagt: “Van Multi naar Meer: de Dutch Pain Society in nieuwe tijden…”. Pijn wordt al lang niet meer beschouwd als een directe weerspiegeling van de mate van weefselschade, maar als een resultante van biologische, sociale, cognitieve en emotionele factoren in een complexe interactie. Stilaan beseffen wij dat de sociale impact van pijn voor zowel de patiënt en zijn naasten als voor de maatschappij immens is en dat het aantal mensen dat aan chronische pijn lijdt, groter dan hart- en vaatziekten en kanker samen, epidemische proporties aanneemt. Het zorgperspectief bij chronische pijn omarmt steeds meer een maatschappelijk dan een medisch kader, en richt zich niet alleen op cure maar vooral ook op care. Een eenzijdige of monodisciplinaire aanpak van pijn is voor vele patiënten onvoldoende om een leefbare situatie te creëren. Het is meer dan 50 jaar geleden dat John Bonica, de grondlegger van de International Association for the Study of Pain (IASP), onze moedervereniging, lanceerde dat alleen een geïntegreerde multidisciplinaire aanpak een juist antwoord is voor vele moeilijke pijnsyndromen die we bij onze patiënten observeren. Het aantal onderzoeken en onderwijsprogramma`s die deze multidisicplinariteit een plek geven is nog maar mondjesmaat. Het organiseren van echte multidisciplinaire zorg en nog beter interdisciplinaire zorg lijkt in deze onzekere economische tijden bijna onmogelijk te worden. Daarom wil de DPS meer in deze nieuwe tijden. Ontwikkeling van o.a. een multidisciplinaire richtlijn chronische pijn, disease management en een zorgketen zullen leiden tot meer kwaliteit en doelmatigheid. Het bestuur van de DPS hoopt dat u allen op dit congres veel inspiratie en kennis mag vinden en vooral een motivatie om samen met uw patiënten en collega`s de diagnostiek en behandeling van pijn een betere plek te geven in de maatschappij zodat er in de toekomst minder pijn geleden zal worden. Uit het Regieraad rapport ‘Chronische Pijn’ (november 2011) zijn een aantal knelpunten gesignaleerd m.b.t. pijn in Nederland en hieruit zijn aanbevelingen tot verbetering voortgekomen. Er moet veel veranderen. Wij hopen dat diegenen die zich daartoe geroepen voelen ons kunnen helpen hier samen iets aan te doen, over de grenzen van onze eigen werkomgeving en vakgebieden heen. De DPS wil aan allen die betrokken zijn bij patiënten met pijn een overkoepelende organisatie aanbieden die leiding en inspiratie mag bieden voor een betere toekomst … Met vriendelijke groeten, Kris Vissers Voorzitter congrescommissie
DPS CONGRES PROGRAMMA 08.30 uur
Ontvangst, registratie, koffie & thee.
09.15 uur
Welkom door de voorzitter van de Dutch Pain Society Drs. Gertie Filipini de Moor
09.20 uur
Opening Dutch Pain Society congres Prof.dr. Kris Vissers, voorzitter Congrescommissie
09.30 uur
“Het regieraad rapport: een nieuwe start of dode letter?” Prof.dr. Frank Huygen, Erasmus MC, Rotterdam
10.00 uur
“Het Belgische pijndossier: een goed voorbeeld?” Prof.dr. Bart Morlion, KU Leuven, België en past president Belgian Pain Society
10.30 uur
Pauze, gelegenheid tot het bezoeken van de expositie
11.00 uur
“Pijnbestrijding als mensenrecht” Adriaan van Es, huisarts en coördinator IFHHRO
11.30 uur
“The multidisciplinary approach: from Multi towards More and Better?” Prof.dr. Dennis Turk, Washington DC, Seattle, John Bonica Chair of Pain Medicine
12.15 uur
Lunch, gelegenheid tot het bezoeken van de expositie
13.30 uur
Workshops ronde 1
14.30 uur
Wissel zalen workshops
14.40 uur
Workshops ronde 2
15.40 uur
Pauze, gelegenheid tot het bezoeken van de expositie
16.10 uur
Plenaire terugkoppeling, discussie en prijsuitreiking beste poster
16.40 uur
Sluiting, gevolgd door hapje en drankje
WORKSHOPS
(DUREN 1 UUR EN WORDEN IN 2 SESSIES GEGEVEN)
1. “Functioneren en pijn” Dr. A.J.A. Köke (Senior onderzoeker/Innovatiemedewerker, Kenniscentrum Adelante, Hoensbroek), Prof.dr. E.J.A. Scherder ( Hoogleraar/Afdelingshoofd Klinische Neuropsychologie, Vrije Universiteit, Amsterdam) en J.H.B. Engels (Psychiater, Atrium Medisch Centrum, Heerlen) 2. “De complexe patiënt met pijn in de praktijk ” Dr. A.J.M. van Wijck (Anesthesioloog, UMC Utrecht, Utrecht), mw. drs. J.L. Swaan (Revalidatiearts, Rijndam Revalidatiecentrum, Rotterdam) en mw. J.C.H. Bakx (Senior consultant, CBO, Utrecht) 3. “Interdisciplinaire samenwerking en het voordeel voor de patiënt” Mw. dr. M.A.H. Steegers (Anesthesioloog, UMC St Radboud, Nijmegen) en Drs. P. Wetselaar (Tandarts-gnatholoog/Chef de Clinique orale Kinesiologie, ACTA, Amsterdam) 4. “Behandeling van pijn als continuïteitsuitdaging” Mw. C.G. Oudendijk (coördinerend pijnverpleegkundige (pijncoach), Isala Klinieken, Zwolle), Drs. C. Meyer (huisarts in Zwolle en verbonden aan het Pijn Centrum Isala Klinieken, Zwolle), Drs. A. de Gier (Anesthesioloog, Isala Klinieken, Zwolle) 5. “Organisatie van interdisciplinaire behandelingen bij lage rugklachten” Prof.dr. M.W. Tulder (EMGO, VU Medisch Centrum, Amsterdam), Dr. P.H.T.G. Heuts (Revalidatiearts, Adelante Kinderen, Houthem-Valkenburg), Dr. M. van Wijhe (Anesthesioloog/Pijnspecialist, UMC Groningen, Groningen) en Dr. M.H. Coppes (Neurochirurg, UMC Groningen, Groningen) Gedurende de workshops zullen de sprekers op interactieve wijze in discussie gaan met de aanwezigen ter verdieping van de thema’s.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Het regieraad rapport: een nieuwe start of dode letter? Prof.dr. FJ.M.P. Huygen, Erasmus MC, Rotterdam In vergelijking met andere chronische aandoeningen komt chronische pijn vaak voor. Niet iedereen met chronische pijn wordt behandeld, er is een grote variatie aan behandelingen en relatief veel patiënten ervaren de behandeling als inadequaat. Chronische pijn is niet alleen een onaangenaam gevoel maar heeft tevens een forse impact op functioneren en kwaliteit van leven en gaat gepaard met aanzienlijke directe en indirecte kosten. Dat chronische pijn niet adequaat wordt behandeld komt enerzijds doordat we er te weinig in slagen bestaande kennis te implementeren. Er is te weinig aandacht voor dit onderwerp bij opleidingen in de gezondheidszorg. Anderzijds zijn er nog steeds leemtes in kennis over pijn. Dit maakt nieuw onderzoek naar pijn noodzakelijk. Door het ontbreken van een algemeen geaccepteerd definitie en classificatiesysteem en het ontbreken van een ICD-10 codering is chronische pijn weinig zichtbaar in de statistieken. Er is dus sprake van fragmentatie en onbekendheid.
Er zijn vele verschillende wetenschappelijke beroepsverenigingen, patiëntenverenigingen en andere instanties die pijn adresseren. Pijn is van iedereen en tegelijkertijd van niemand. In 2011 heeft de regieraad voor kwaliteit van zorg een werkgroep opgericht voor chronische pijn. Deze werkgroep heeft een rapport geproduceerd waarin wordt vastgesteld dat het probleem van chronische pijn een gecoördineerde benadering vereist. De werkgroep doet hiertoe diverse concrete aanbevelingen. Dit rapport is eind 2011 aangeboden aan de voorzitter van de vaste kamercommissie voor gezondheidszorg. Het rapport is omarmd door de Dutch Pain Society als concreet handvest om mee aan de slag te gaan. Een van de eerste stappen is dat de LHV een start heeft gemaakt met het ontwikkelen van een standaard chronische pijn voor huisartsen. In 2012 heeft de Dutch pain Society een subsidie verkregen via Zonmw om een nieuw definitie en classificatiesyteem te ontwerpen. Op de wensenlijst staat de ontwikkeling van een multidisciplinaire richtlijn chronische pijn. Ondanks deze eerste bemoedigende bewegingen blijft het een lastig proces. De vraag rijst is het regieraad rapport een nieuwe start of een dode letter?
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Het Belgische pijndossier: een goed voorbeeld? Prof.dr. B. Morlion, KU Leuven, België en past president Belgian Pain Society “Divinum Est Opus Sedare Dolorem” Volgens de eed van Hippocrates behoort het bestrijden van pijnklachten tot de kernopdracht van elke arts. Toch werd pas op het einde van de twintigste eeuw het wetenschappelijk, medisch en psychologisch onderzoek rond pijn gestructureerd aangepakt. In de jaren zeventig van vorige eeuw werden de eerste pijnklinieken in ziekenhuizen opgericht en bekwaamden medisch specialisten zich verder in de behandeling van voornamelijk chronische pijn. De International Association for the Study of Pain (IASP) heeft in al deze ontwikkelingen een belangrijke rol gespeeld. IASP streeft ernaar door multidisciplinaire samenwerking pijnbestrijding wereldwijd te verbeteren. Als officieel chapter van de IASP voert de Belgian Pain Society (BPS), opgericht in 1985, de biopsychosociale benadering van pijn hoog in het vaandel. Onze visie is patiëntgericht en multi disciplinair. Het samenwerken vanuit verschillende disciplines, zowel medisch als niet-medisch, betekent een meerwaarde voor de behandeling van de patiënt met pijn en plaatst de BPS in een bevoorrechte positie voor politiek overleg en beleidsvoorbereidend werk. De BPS bewaakt en bevordert de multidisciplinariteit. De laatste jaren hebben we ook zeer actief de huisartsen bij onze vereniging betrokken. Zij spelen een centrale rol in het zorgpad van vooral chronische pijnpatiënten. De laatste jaren zijn in België samen met vele “stakeholders” belangrijke adviezen geformuleerd voor nationale pijnstrategieën en sensibilisatie van de bevolking. Dit verloopt niet altijd even gemakkelijk gezien het kleine België maatschappelijk enorm verzuild is. In overleg moet altijd rekening gehouden worden met gevoeligheden vooral op het vlak van levensbeschouwelijke overtuiging en taal, maar ook de individuele beroepsbelangen van verschillende beroepsgroepen van zorgverleners kunnen voor polarisatie zorgen. De BPS heeft er altijd over gewaakt om gewogen voorstellen te doen die zo breed mogelijk gedekt werden door de actoren. De BPS is geen lobbygroep van één bepaalde discipline. Integendeel, de multidisciplinariteit in het bestuur werd statutair vastgelegd. In 1998 werd het Witboek van Belgian Pain Society (BPS) gepubliceerd. Met de titel “ Pijn samen aanpakken” werden na een uitgebreide en goed voorbereide consensusvergadering voorstellen geformuleerd voor gestructureerde pijnbehandeling in België. In dit Witboek staat de patiënt met pijn centraal: voor hem of haar hebben specialisten uit verschillende disciplines een ideale structuur opgesteld waarbij de belangen van de patiënt steeds op de eerste plaats komen. Het resultaat van de interactie tussen de individuele ideeën en praktijken is gegroeid tot een geheel van gemeenschappelijke voorstellen en tot een visie die de verschillende disciplines in een fundamenteel multidisciplinair werkterrein omspant. Deze consensus omvat vijf elementen: met name een omschrijving van de te behandelen patiënt (de “algologische patiënt”);
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS de aanpak van pijn (de “algologie”); de arts-behandelaar (de “algoloog”); het pijncentrum (het “algologisch centrum”); de financiering van de algologische prestaties en structuren. In de afgelopen 10 jaren is de BPS erin geslaagd met het Witboek in de hand overheden, politici en instellingen die betrokken zijn bij de gezondheidszorg te infomeren over haar visie inzake de aanpak van pijnbehandeling. Met dit Witboek in hand is de BPS er in geslaagd pijn op de gezondheidspolitieke agenda te plaatsen. Meer nog: heel wat voorstellen van de BPS worden nu prioritair behandeld, ook in de allocatie van financiële middelen. In 2005 werden 9 multidiscipliniare referentiecentra voor chronische pijn erkend en kregen een basisfinanciering voor de uitbouw van een multidisicplinaire equipe. De huidige Belgische minister van volksgezondheid heeft pijn een belangrijke plaats gegeven en meer financiële middelen ter beschikking gesteld om de structurele verzorging van vooral chronische pijn patiënten te verbeteren. De BPS is nauw betrokken bij de proefprojecten van de federale overheidsdienst volksgezondheid, waaronder de realisatie van een 36 multidisciplinaire pijncentra en de installatie van de algologische functie in 78 ziekenhuizen, conform aan de aanbevelingen van het BPS Witboek. Recent werd een wetenschappelijk consensusrapport gepubliceerd in opdracht van de federale overheidsdienst volksgezondheid ter evaluatie van bovenstaande proefprojecten inzake chronische pijn. De titel van het lijvige rapport: “ Aanpak van chronische pijn in België: Verleden, heden en toekomst”. De belangrijkste aanbevelingen zijn: - Oprichting van een “Pijnobservatorium” - Versterking van onderwijs over chronische pijn voor alle zorgverleners - Oprichting van “Algologische commissies” en “Chronische pijn support teams” in de ziekenhuizen - Correcte financiering van gespecialiseerde structuren voor behandeling van chronische pijnpatiënten. De Belgische overheid bereidt nu nieuwe voorstellen voor om deze adviezen “budgetneutraal” te implementeren. Opnieuw werd de BPS in advies gevraagd. Dit zijn hoopgevende stappen in de goede richting. En ook hier blijft het eeuwenoude adagium onverminderd van kracht: “Vincit Qui in Labore Persistit”. Beide rapporten waarvan sprake zijn gratis beschikbaar via het web: Witboek BPS: http://www.belgianpainsociety.org/images/stories/publications/Publications_Witboek.pdf Interuniversitair onderzoeksrapport chronische pijn: http://www.health.fgov.be/internet2Prd/groups/ public/@public/@dg1/@acutecare/documents/ie2faq/19072614.pdf
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Pijnbestrijding als mensenrecht A. van Es, huisarts en coördinator IFHHRO In de gezondheidszorg is weinig bekend over de invloed van het internationaal recht op de toegankelijkheid tot pijnbestrijding. Het Right to the highest attainable Standard of Health noemt expliciet de toegang tot palliatieve zorg en adequate pijnmedicatie. Het absolute verbod op foltering en wrede, onmenselijke behandeling, vastgelegd in de Convention against Torture heeft sinds 2009 eveneens duidelijk uitspraken gedaan. De toenmalige Special Rapporteur on Torture, Manfred Nowak, zei toen dat “ernstige pijn die ontstaat door onthouding van adequate pijnbestrijding een wrede en onmenselijk behandeling is”i. De mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch had inmiddels alarmerende rapporten gepubliceerd waaruit bleek dat wereldwijd vele miljoenen mensen dagelijks blootgesteld worden aan deze wrede en onmenselijke behandelingii. In het laatste rapport van de (nieuwe) Special Rapporteur on Torture wordt onthouding van adequate pijnbestrijding opnieuw een wrede en onmenselijke behandeling genoemdiii. De kracht van deze uitspraken ligt erin dat de overheid verplicht is om maatregelen te nemen ter voorkoming van wrede en onmenselijke behandeling. Er zijn formele mechanismen die de overheid aan deze verantwoordelijkheid houden, maar ook niet-gouvernementele organisaties, zoals beroepsorganisaties, kunnen hierin een cruciale rol spelen. Dit gegeven is van groot belang, omdat het een zeer sterke ondersteuning voor de agenda van de Dutch Pain Society biedt. Na de uitspraken van de Special Rapporteur on Torture in 2009, organiseerde de International Federation of Health and Human Rights Organisations (IFHHRO) iv samen met de International Association for the Study of Pain (IASP) in 2010 een bijeenkomst van pijn- en palliatieve organisaties, mensenrechtenorganisaties en medische beroepsorganisaties (waaronder de World Medical Association), met als doel te exploreren wat deze ontwikkelingen betekenen voor de gezondheidszorg. De bijeenkomst resulteerde in een ontwerptekst gemaakt voor een resolutie waarin medische beroepsorganisaties een duidelijk standpunt innemen. De World Medical Association heeft deze ontwerptekst in 2010 geadopteerd tijdens de World Medical Assembly in Montevideov, waarmee het officieel beleid is geworden. De KNMG ondersteunde de resolutie, en heeft daarmee ook formeel de inhoud ervan op haar agenda geplaatst. Het is duidelijk dat pijnbestrijding een hoge prioriteit heeft, en dat het internationaal recht het de overheid en beroepsorganisaties onmogelijk maakt passief terzijde te staan. http://daccess-dds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/G09/103/12/PDF/G0910312.pdf?OpenElement http://www.hrw.org/reports/2009/03/02/please-do-not-make-us-suffer-any-more-0 iii http://www.ohchr.org/Documents/HRBodies/HRCouncil/RegularSession/Session22/A.HRC.22.53_English.pdf iv http://www.ifhhro.org/images/stories/ifhhro/PositionStatements/ifhhro__position_statement_pain_treatment.pdf i
ii
v
http://www.wma.net/en/30publications/10policies/p2/index.html
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS The multidisciplinary approach: from Multi towards More and Better? Prof.dr. D.C. Turk, Washington DC, Seattle, John Bonica Chair of Pain Medicine Rehabilitation-oriented multidisciplinary pain centers (MPCs) emerged on the health care scene in the 1970s, and their numbers increased dramatically through the 1990s, but they have since had a precipitous decline in the United States. Yet despite the fact that there are more published studies, systematic reviews, and meta-analyses substantiating the clinical and cost effectiveness of MPCs than there are for any other treatments for pain, these programs are having difficulty surviving and expanding to increase access. Several factors that may contribute to this state of affairs will be outlined during the presentation - perceptions of excessive costs; concerns about the quality of clinical trials reported; although significant, relatively modest short-term benefits; limitations of efficacy on long-term follow-up; lack of ability to predict who will respond to treatment at an MPC; and lack of emphasis of meaningful outcomes to third-party payers (for example, reduction in health care utilization, closure of disability claims, return to work). However, asking whether MPCs are effective may be the wrong question. Rather alternative questions will be discussed; namely, what patients, with what set of characteristics, treated when, with what treatment components, benefit on what outcome criteria, for how long, compared to what alternatives, and at what costs? Future research to advance the field will be proposed; specifically (1) identification of predictors of response, (2) identification of the characteristics of those patients most likely to respond, (3) demonstration of both statistical and clinically meaningful results, (4) evaluation of the ability and effectiveness of customizing treatment to unique patient subgroups, (5) demonstration of the cost-benefits relative to alternative treatment, (6) demonstration that the maintenance of positive outcomes of time as MPCs focus on rehabilitation not cure, and (7) investigation of the utility of taking advantage of advanced technologies to facilitate and enhance adherence to treatment recommendations and maintenance of initial positive outcomes.
Workshop 1 Functioneren en pijn De impact van chronische pijn op het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven van een individuele patiënt is groot. In de workshop wordt ingegaan op het meten van dagelijks functioneren: welke soorten testen zijn er en wat meten we nu precies? Op basis van de verzamelde gegevens met de Nederlandse Dataset Pijnrevalidatie (NDP) zal inzichtelijk gemaakt worden wat de overeenkomsten en verschillen tussen verschillende typen pijnpatiënten en andere patiëntengroepen zijn. Daarbij zal bediscussieerd worden wat dit betekent voor de behandelaanpak van patiënten met chronische pijn. Dr. Albère J.A. Köke (fysiotherapeut en bewegingswetenschapper) heeft als behandelaar in het Pijnteam het academisch ziekenhuis Maastricht geparticipeerd en is nu als onderzoeker/
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS innovatiemedewerker verbonden aan Kenniscentrum Adelante in Hoensbroek en de vakgroep revalidatiegeneeskunde van de Universiteit van Maastricht. Aandachtgebieden zijn pijnrevalidatie, graded activity, hulpvraaggericht werken en klinimetrie. Hij is afgelopen 2 jaar projectleider geweest van het implementatieproject Nederlandse Dataset Pijnrevalidatie waarbij in 32 instellingen in Nederland de NDP-set geïmplementeerd is. Dementie wordt gekenmerkt door een achteruitgang van cognitie, gedrag en het slaap-waakritme. Minder bekend is dat afhankelijk van de neuropathologie, dementie ook gepaard kan gaan met een toename in pijnbeleving. Dat is zorgelijk omdat de kans dat een toename in pijn niet wordt opgemerkt omdat de patiënt zelf minder in staat is dit aan te geven, groot is en vaak leidt tot een onder behandeling van pijn. In de lezing zal verder besproken worden dat pijn bij mensen met een aandoening van het centraal zenuwstelsel zich kan uiten in apathie of juist agitatie. De vraag rijst of in de kliniek symptomen als apathie en agitatie gezien worden als teken dat er mogelijk sprake is van pijn of dat men deze symptomen beschouwd als onderdeel van de onderliggende hersenziekte. Prof. Dr. Erik Scherder is hoogleraar Klinische Neuropsychologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en hoofd van de gelijknamige afdeling. Tevens is hij als hoogleraar Bewegingswetenschappen verbonden aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Zijn groep houdt zich bezig met twee lijnen van onderzoek: de relatie tussen (niet) bewegen, cognitie en gedrag bij neurodegeneratieve aandoeningen en de invloed van neurodegeneratieve aandoeningen op pijn. Chronische pijn is een complex probleem voor patiënten, hun dierbaren en behandelaren. Van betrokkenen wordt veel gevraagd om desondanks bevredigend/ naar tevredenheid te kunnen functioneren. Er bestaat een opvallende - deels nog onvoldoende onderkende – overlap tussen chronische pijn en het werkterrein van de psychiater. In dit deel van deze workshop wordt vanuit beide aspecten praktijk ervaringen gegeven en onderbouwing geboden voor de noodzaak van multidisciplinair werken inclusief de psychiater! Jack Engels is als algemeen psychiater verbonden aan een ziekenhuissetting (PAAZ Atrium Heerlen) gespecialiseerd in psychosomatiek, waaronder pijn en deels werkzaam in een team voor chronische pijn revalidatie (Adelante Hoensbroek). Tevens is hij lid van de groep betrokken bij de Richtlijn Aangezichtspijn die zich nu in de commentaarfase bevindt.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 2 De complexe patiënt met pijn in de praktijk Mw. drs. J.L. Swaan, Rijndam revalidatiecentrum, Rotterdam Ik stel u voor: meneer de Boer, 45 jaar oud, chronische aspecifieke rugklachten, therapieresistent ondanks vele (para)medische behandelingen. Ligt het grootste deel van de tijd op bed; komt de deur niet meer uit. Het hele leven van zowel meneer de Boer als van zijn echtgenote en kinderen draait om de pijn. Een onhoudbare situatie! Chronische pijn van het bewegingsapparaat kan grote gevolgen hebben. Gebruik makend van het ICF-model (International Classification of Functioning) kunnen die gevolgen stoornissen betreffen, vaardigheidsproblemen en problemen met participatie. Als er dan bovendien belemmerende persoonlijke en externe factoren zijn kan dit leiden tot een appellerende patiënt, een wanhopig gezin en machteloze (para)medische behandelaars. Zeker als de patiënt inactief en zorgafhankelijk geworden is, veroorzaakt dit nogal eens een klemmend beroep op de revalidatiearts. De Werkgroep Pijnrevalidatie Nederland heeft in 1995 criteria opgesteld om de complexiteit van pijnpatiënten in kaart te brengen. WPN-niveau 1 betekent de laagste complexiteit en WPN-niveau 4 de hoogste. In de praktijk zijn psychosociale factoren hierin meer bepalend dan medisch-somatische. In 2009 is onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van deze indeling. Helaas zijn er nog steeds geen harde criteria voor met name het onderscheid tussen niveau 2 en 3, en tussen 3 en 4. Bij WPNniveau 1 kan behandeling plaatsvinden in de eerstelijn; bij niveau 2 door een algemeen ziekenhuis revalidatieteam. Bij niveau 3 is een gespecialiseerd team vereist en bij niveau 4 wordt vaak gebruik gemaakt van een klinische behandeling in een revalidatiecentrum. De hierboven genoemde patiënt meneer de Boer zal vanzelfsprekend als niveau 4 geclassificeerd worden. Om te beoordelen of meneer de Boer baat kan hebben bij revalidatiebehandeling hebben we verschillende hulpmiddelen. Zo is er een notitie Indicatiestelling revalidatiezorg, en is er een Behandelkader pijnrevalidatie. De WPN heeft een aantal jaren geleden de afgrenzing tussen revalidatiebehandeling en psychiatrische behandeling voor pijnpatiënten in kaart gebracht. Immers, bij een complexe pijnpatiënt is vaak psychiatrische comorbiditeit aanwezig zoals depressie, angst en persoonlijkheidsproblematiek. Bij de beoordeling van de haalbaarheid van revalidatiebehandeling van meneer de Boer kunnen we de volgende criteria nagaan: • Er is sprake van (ernstige) functionele beperkingen; • Medisch-somatische diagnostiek en behandeling zijn afgerond zonder effect op klachten of beperkingen; • Psychosociale factoren spelen waarschijnlijk een belangrijke onderhoudende rol; • Er is (nog) geen motivatie bij meneer de Boer of zijn gezin voor een behandeling gericht
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS • •
op functionele verbetering met doelen op het gebied van activiteiten en participatie; Er is twijfel over psychiatrische comorbiditeit; er is geen relevante somatische comorbiditeit; Er zijn geen belemmerende factoren op het gebied van juridische procedures, communicatiemogelijkheden.
Uit bovenstaande blijkt dat allereerst aandacht besteed dient te worden aan de motivatie voor revalidatiebehandeling. Dit sluit een spoedopname, vaak een vraag van de verwijzer, bij voorbaat uit. Voor het bevorderen van de “readiness to change” van de patiënt hebben zowel verwijzer als revalidatiearts mogelijkheden bij de begeleiding. Zo kunnen patiënt, gezin en behandelaars samen toewerken naar een zinvolle revalidatie. “patiënt moet gerevalideerd worden” verandert op deze manier in “patiënt wil revalideren” Mw. J.C.H. Bakx, CBO, Utrecht “Door welke bril kijkt u? Gezondheidsvaardigheden en mensen met chronische pijn.” Herkent u dit? - Patiënten die uw adviezen niet (goed) opvolgen? - Patiënten niet of te laat op afspraken komen? - Patiënten die vroegtijdig uitvallen in het revalidatieproces? Dan hebt u misschien te maken met patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden. Dit zijn vaardigheden die nodig zijn om informatie te vinden, te begrijpen en te gebruiken bij het nemen van besluiten over de eigen gezondheid. In de presentatie komt aan de orde: - Gezondheidsvaardigheden: wat zijn het? Hoe vaak komt het voor? Bij wie? Hoe komt het en welke impact heeft het op de gezondheid en het zorggebruik. - De relatie tussen chronische pijn en gezondheidsvaardigheden. - Het herkennen van mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden. - Omgaan met deze mensen in de praktijk.
Workshop 3 Interdisciplinaire samenwerking en het voordeel voor de patiënt Mw. Dr. M.A.H. Steegers, UMC St Radboud, Nijmegen Chronic pain is a widespread medical problem, and can seriously affect the individual patient in the quality of his social and working life [1]. Apart from the medical and individual problem, the magnitude of the financial costs of pain are enormous [2]. Pain has a wide variety of possibilities with regard to the location, intensity and the quality of pain and is a multidimensional phenomenon [3]. Chronic pain
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS patients are therefore a very heterogeneous group with regard to their bio-psycho-social impairments. To understand the etiology and on-going mechanisms of chronic pain, only a multidimensional approach can improve our knowledge and treatment of this pain. Hence, patients with chronic pain should be evaluated not only by one professional but by a dedicated multidisciplinary team focusing on interdisciplinarity. Cognitive–behavioral programs, including physical exercising are commonly accepted as a valid treatment option for chronic pain patients [6, 7]. Treatments involving active participation of patients such as exercising and psychotherapy seem to be more effective for the management of functional somatic syndromes compared with passive interventions [8]. Unfortunately, the active approach is usually introduced at a very late stage and often as a last resort after other interventions have failed. Apparently, this specific form of intervention is not acknowledged enough by particular medical specialists even if its efficacy is supported in several systematic reviews [4, 6-8]. Specific treatment programs by these multidisciplinary teams demonstrate moderate evidence and higher effectiveness for multidisciplinary interventions compared to monodisciplinar treatments [4]. However, not all dimensions of chronic pain are fully covered by the different multidisciplinary professionals involved in the treatment of pain. Therefore, we propose a more fundamental, holistic and personalized treatment program by a complete interdisciplinary approach for patients suffering from chronic pain [5]. In the UMC St Radboud patients with chronic pain, also with facial pain, are multidimensionally examined, firstly by a questionnaire-survey and secondly an examination by an interdisciplinary team at an outpatient clinic. The interdisciplinary team includes a nurse, a physiotherapist, a psychologist and an anesthetist-pain specialist. Four practitioners examine the patient in a two-hour consultation and at some points at the same time. After consultation of the nurse, physiotherapist, psychologist together with the pain specialist, a multidimensional diagnoses and a multidimensional therapy is presented to the patient. In this way, the holistic aspects of the patient with chronic pain, cq chronic facial pain, get attention in our out-patient clinic through an interdisciplinary team. Patients with chronic pain will profit by strengthening their own competence with a multidimensional approach by interdisciplinary teams that make patients become active pain management partners at an early point in time. 1. Breivik, H., et al., Survey of chronic pain in Europe: prevalence, impact on daily life, and treatment. Eur J Pain, 2006. 10(4): p. 287-333. 2. Pizzo, P.A. and N.M. Clark, Alleviating suffering 101--pain relief in the United States. N Engl J Med, 2012. 366(3): p. 197-9. 3. Verra, M.L., et al., Differences in pain, function and coping in Multidimensional Pain Inventory subgroups of chronic back pain: a one-group pretest-posttest study. BMC Musculoskelet Disord, 2011. 12: p. 145. 4. Scascighini, L., et al., Multidisciplinary treatment for chronic pain: a systematic review of interventions and outcomes. Rheumatology (Oxford), 2008. 47(5): p. 670-8. 5. Scascighini, L., et al., Effect of an interdisciplinary outpatient pain management program (IOPP) for chronic pain patients with and without migration background: a prospective, observational clinical study. Pain Med, 2011. 12(5): p. 706-16.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS 6. Busch, A.J., et al., Exercise for treating fibromyalgia syndrome. Cochrane Database Syst Rev, 2007(4): p. CD003786. 7. Guzman, J., et al., Multidisciplinary bio-psycho-social rehabilitation for chronic low back pain. Cochrane Database Syst Rev, 2002(1): p. CD000963. 8. Henningsen, P., S. Zipfel, and W. Herzog, Management of functional somatic syndromes. Lancet, 2007. 369(9565): p. 946-55.
Drs. P. Wetselaar, ACTA, Amsterdam Orale Kinesiologie (of Gnathologie) is weliswaar een bekende discipline binnen de tandheelkunde, maar daarbuiten is de naam veelal onbekend. Het vakgebied heeft de afgelopen decennia, mede onder invloed van onderzoek, ingrijpende veranderingen ondergaan. De tandartsen die zich in dit vakgebied hebben gespecialiseerd, houden zich van oudsher bezig met TemporoMandibulaire Disfunctie (TMD). Dit is een verzamelnaam voor een aantal aandoeningen: pijn in de kaakgewrichten en/of de kauwspieren, orale bewegingsbeperking en kaakgewrichtsgeluiden. Het vakgebied zich heeft zich vervolgens uitgebreid tot de diagnostiek en behandeling van niet-tandgebonden orofaciale pijn, zoals hoofdpijn en neuropatische pijn. Recent heeft er een verdere ontwikkeling plaatsgevonden tot de multidisciplinaire discipline Orale Kinesiologie. Nu ook is er aandacht voor aandoeningen die direct of indirect geassocieerd zijn met TMD en orofaciale pijn, zoals slaapbruxisme, slaapapneu, slaap-GERD en orale bewegingsstoornissen en de gevolgen daarvan. Het multidisciplinaire behandelteam van de Kliniek voor Orale Kinesiologie van ACTA bestaat uit tandarts-gnathologen, fysiotherapeuten, een tandarts-endodontoloog, een psycholoog en een arts. Directe samenwerkingsverbanden zijn er met kaakchirurgen, neurologen, KNO-artsen, reumatologen etc. Getracht zal worden om met een overzicht van de diagnostische middelen, de waarde van deze multidisciplinaire samenwerking te duiden.
Workshop 4 Behandeling van de patiënt met chronische pijn als continuïteitsuitdaging Mw. C.G. Oudendijk, Isala Klinieken, Zwolle Drs. C. Meyer, Pijn Centrum Isala Klinieken, Zwolle Drs. A. de Gier, Isala Klinieken, Zwolle Chronische pijn is een complex probleem en dat is de behandeling van patiënten met chronische pijn evenzeer. Een goed behandelplan voor de patiënt met chronische benigne pijn is niet eenvoudig. Daarenboven groeit de laatste decennia de zorgvraag door patiënten met ‘chronische benigne pijn’ sterk. Eenduidige verklaringen kunnen hiervoor niet worden gegeven. Duidelijk is wel dat hoe langer een (acuut) pijnprobleem bestaat, hoe moeilijker het wordt om nog een wending ten goede te bewerk stelligen. Het is dus aangewezen in een vroeg stadium met adequate behandeling te starten. Onbetwist is thans de opvatting dat een goede pijnbehandeling met kans op slagen een multidisciplinair karakter dient te hebben.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS In de Isala-klinieken werd in 1998 gestart met een nieuwe opzet van een multidisciplinair behandelteam voor patiënten met chronische benigne pijn. Doel van deze opzet was te komen tot een kwaliteitsverbetering van de zorg bij de diagnostiek en behandeling van patiënten met chronische benigne pijn. Deze kwaliteitsverbetering werd gedefinieerd in termen van een efficiëntere coördinatie van de diagnostiek en van de behandeling en een beter eindresultaat. Daarnaast was een betere voorlichting over behandeling mogelijkheden en onmogelijkheden aan de verwijzend huisartsen en de verwezen patiënten een belangrijk aandachtspunt. Er zijn verschillende partijen die belang hebben bij een kwaliteitsverbetering: de patiënt, de verwijzend huisarts, de ziekenhuisorganisatie en de zorgverzekeraar. Efficiëntere coördinatie van de diagnostiek en behandeling van de ‘amorfe stroom’ pijnpatiënten zal leiden tot een snellere doorstroomtijd en afname van wachtlijsten. Een beter eindresultaat (minder pijn en/of betere kwaliteit van leven) zal bovendien leiden tot een afname van de medische consumptie. In Zwolle hebben we ervoor gekozen om een huisarts als centraal figuur in het multidisciplinair pijnteam te laten functioneren. Door een huisarts, per definitie een generalist, als kernfiguur te kiezen, wordt voorkomen dat de patiënt te vroeg in een bepaald straatje wordt geperst, bijvoorbeeld dat van de anesthesiologische behandeltechnieken of van een puur psychologische benadering. Daarnaast werd een verpleegkundig specialist aangesteld die naast haar rol als coördinator, zorgt voor een goede voorlichting en afstemming van de behandeling op de hulpvraag van de patiënt. Tevens functioneert zij als coach en vraagbaak voor de patiënt. In deze workshop willen wij, op een interactieve wijze, u deelgenoot maken van de strategie van onze aanpak, de knelpunten die wij zijn tegen gekomen, de stappen die we hebben gezet, de verdeling van de taken binnen onze ketenzorg en wat het ons en de patiënt uiteindelijk heeft opgeleverd.
Workshop 5 Organisatie van interdisciplinaire behandeling van lage rugklachten Prof.dr. M.W. Tulder, VU Medisch Centrum, Amsterdam Lage rugklachten komen veel voor. De prognose is in de meeste gevallen goed, maar een klein percentage mensen houdt langdurig rugklachten (chronisch) of heeft regelmatig terugkerende rugklachten (recidiverend). Systematisch literatuuronderzoek heeft aangetoond dat interdisciplinaire behandeling effectief is voor mensen met chronische of recidiverende lage rugklachten. De recente richtlijn Ketenzorg voor rugklachten beveelt dan ook interdisciplinaire behandeling aan voor patiënten waarbij de klachten aanhouden na initiële eerstelijnszorg door huisarts of fysiotherapeut, maar geeft geen concrete invulling aan de inhoud van de behandeling of samenwerking. In deze presentatie wordt gepoogd een aantal relevante vragen te beantwoorden: Welke patiënten komen in aanmerking? Waar moet interdisciplinaire behandeling uit bestaan?
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Welke zorgverleners zouden betrokken moeten zijn? Is interdisciplinaire behandeling uitvoerbaar en betaalbaar? Ontwikkeling interdisciplinair wervelkolom centrum Dr. M. van Wijhe, UMC Groningen, Groningen en Dr. M.H. Coppes, UMC Groningen, Groningen In de workshop zullen wij de werkwijze presenteren die kan leiden tot een functionerend behandelcentrum voor patiënten met rug gerelateerde klachten. De achtergrond van de noodzaak voor zulk een benadering bestaat uit de divergentie van medische specialismen, waardoor een patiënt met een nieuw probleem er maanden over kan doen voordat hij op het juiste adres belandt. Door behandelaars weer te leren dezelfde taal te spreken, het eens te zijn over behandeltrajecten en tegelijkertijd (een middag) de patiënt te zien kan deze werkelijk snel geholpen worden. Snelle hulp is van groot belang voor de gemoedsrust van de patiënt, het beperken van ziekteverzuim, het nalaten van zinloze behandelingen en het voorkomen van chroniciteit. De complexiteit van de meeste wervelkolom gerelateerde aandoeningen vereist een interdisciplinaire aanpak, die mogelijk is als men open staat voor een samenwerking die verdieping in de denkwijze van andere specialismen impliceert. Ons UMCG WKC (wervelkolomcentrum) dient als voorbeeld. Interdisciplinair samenwerken is “easier said than done”. De afstemming van het werk van verschillende en diverse disciplines vergt aandacht en inspanning (en geld). Dr. P.H.T.G. Heuts, Revalidatiearts, Adelante Kinderen, Houthem-Valkenburg Dr. Peter Heuts heeft als revalidatiearts meer dan 20 jaar gewerkt met mensen met chronische pijn (als hoofd van de afdeling pijnrevalidatie in revalidatiecentrum te Hoensbroek, Adelante en momenteel met adolescenten). In de revalidatiegeneeskundige praktijk is deze samenwerking op verschillende manieren uitgewerkt: 1. m ultidisciplinair (de samenwerking met vele en diverse specialismen, zoals neurologie, pijnbestrijding/anaesthesiologie, psychologie, orthopedie et cetera); 2. interdisciplinair (binnen gespecialiseerde behandelteams, waarbij de inbreng van bijvoorbeeld fysiotherapie, psychologie, ergotherapie enzovoorts samen met de patiënt op elkaar afgestemd moet worden); 3. r ekening houdend met de organisatie van onze gezondheidszorg, die dergelijke vormen van samenwerking wel mogelijk, maar niet makkelijk maakt. In de workshop zullen wij lijn trachten aan te brengen met behulp van evidence uit research, aanwijzingen uit gepubliceerde richtlijnen en eigen ervaringen uit de praktijk van alledag.
SAMENVATTINGEN POSTERS 1. Impact of physicians’ sex on treatment choices for low back pain M.E.C. Leenders, A.J.M. van Wijck, S. Karhof, A.M. Karsch, D.S. Veldhuijzen UMC Utrecht, Utrecht Aim of investigation: Little information is available regarding physicians’ sex as a potential bias in making pain treatment decisions. The primary objective of this study was to investigate the role of the sex of the medical care provider on choices that are made in the treatment of low back pain. The secondary objective was to examine the role of patient characteristics on these same treatment decisions. Methods: In an academic pain medicine practice a retrospective observational chart study was performed. Data of 186 charts of patients with low back pain (46% males) who were seen by trained residents were analyzed. The primary outcome of the study was the first treatment choice that was made, which was categorized in 3 groups: pharmacological therapy, invasive procedures, or other options at the time of first consultation. Characteristics of patients and physicians that could influence the treatment decisions that were made were examined with a primary focus on sex differences. Result: Physicians’ sex was found to be a significant predictor of the first decision that was made in the treatment of low back pain. Female physicians tended to prescribe more pharmacological agents as their first treatment choice. No significant sex differences were found for invasive therapies or other treatment options as a first choice. These findings were found to be independent from previous received pain therapies before consultation by the specialized pain clinician. Further, patients’ sex did not influence decisions on pain management nor was there any influence of gender concordance or discordance in the patient-physician relationship. Conclusions: Physicians’ sex had a significant impact on pain management decisions in patients with low back pain. Compared to male physicians female physicians prescribed more pharmacological agents as their first choice.
2. Measurement of psychosocial factors in chronic pain patients referred to an academic pain center J.S. Voerman, B. van der Feen, F.J.P.M. Huygen, D.L. Stronks Erasmus MC, Rotterdam Introduction: The biopsychosocial model states that patients with the same medical condition can express their pain differently because pain experience and behavior often appear to be influenced by an interaction between physical, psychological, and social factors. Psychosocial factors may also be involved in
SAMENVATTINGEN POSTERS chronification of pain and treatment outcome. As a result, it is important to ascertain these factors in enabling to establish a correct diagnosis and treatment option. A lot of instruments to reach this goal are available. The aim of our study was to select a useable and valid set of instruments to screen for psychosocial factors in chronic pain patients. Methods & Materia: Based on a model of Samwel and colleagues (2002) we formulated four domains, which can influence pain experience and behavior, namely: cognitions, acceptation, avoidance, and emotion. We performed a search in Pubmed and Embase on the available psychosocial instruments in these domains. During the next step we evaluated the identified instruments. Criteria we used were: 1. a good psychometric quality (e.g., reliability and validity) 2. the availability of norms for pain patients 3. practical applicability (e.g., psychological burden). 4. the repeated use in research and in other academic pain centers. Results: Many instruments met our criteria. Based on expert opinion we made a pragmatic choice. We propose to use the following set of instruments: 1. the Multidimensional Pain Inventory 2. the Pain Cognition List 3. the Pain Coping Inventory 4. the Chronic Pain Acceptance Questionnaire 5. the Four-Dimensional Symptom Questionnaire 6. the 36-item Health Survey. Conclusion: When the outcome of the psychosocial instruments indicates that psychosocial factors play a role in the pain experience and behavior of the patient, he/she should be referred to a multidisciplinary team for diagnosing and treatment advice. After implementation in clinical practice, we will evaluate our selection of instruments.
3. Negative life events as predictors of chronic pain among Dutch adolescents J.S. Voerman, I. Vogel Erasmus MC, Rotterdam Introduction and aims: Chronic pain is a common experience among adolescents and negatively influences their quality of life (Perquin et al., 2000). Psychosocial stress seems to serve as an important risk factor for the occurrence of pain (Walker et al., 2001). The present prospective study aims to examine if negative life events, e.g. victimization, abuse, and the divorce of parents predict chronic pain in adolescents at two year follow-up. Methods: Yearly, the Municipal Health Services in Rotterdam preventively examine health conditions and developmental problems in 10.000 adolescents. They do this by means of the Rotterdam Youth Monitor (RYM), which is a longitudinal youth-health surveillance system. During the school years 2008-2009 and 2010-2011 the RYM included a chronic pain measure, i.e. the Pain Barometer. The Pain Barometer asks for several characteristics of pain, i.e. duration, localization, frequency, intensity, and consequences.
SAMENVATTINGEN POSTERS Result: In school year 2010-2011 9.6% of the adolescents reported chronic pain. Divorce of parents and being bullied via internet or text message in 2008-2009 were both significantly related to chronic pain two years later. No significant relations were found between being bullied at school, being a bully, and abuse in 2008-2009 and chronic pain in 2011-2012. Discussion and Conclusion: The results of the present study suggest that some stressful life events, i.e. divorce of parents and being bullied via internet or text message might be predictive of chronic pain in adolescents. Since this is only a first step in examining the predictive factors of chronic pain, future research should also examine other factors, i.e. death of a family member.
4. Disabling pain in adolescents is associated with lower grades J.S. Voerman, C. Klerk, K. van der Heyden, J. Passchier, J. Jolles Erasmus MC, Rotterdam Introduction and aims: Adolescents with disabling pain are frequently absent from school, which may result in school functioning problems. The purpose of this study was to determine if disabling pain is associated with specific measures of school functioning, i.e. grades, and factors critical to adolescents’ school functioning, i.e. attention and emotional problems. More specifically, we explored if the association between disabling pain and grades might be intermediated by attention and emotional problems. Methods: In the large cross-sectional study LEERLIJN we collected data from 2215 pupils aged 12 to 13 years. Disabling pain, attention, and emotional problems were self-reported. Dutch, English, and math grades were taken as an index of school functioning. MANCOVA was used to test a model with disabling pain as the independent variable and grades as dependent variables. Results: Of all pupils 32% reported to have disabling pain occasionally and 6% reported to have disabling pain frequently. The existence of disabling pain in adolescence was associated with lower grades (Dutch p=.019, English p=.37, and math p=.018), more emotional (p=<.01), and more attention problems (p=<.01). When emotional problems (p=>.05) or attention problems (p>.05) was added to the model, the association between disabling pain and lower grades was not longer significant. Discussion and Conclusion: The results of the present study suggest that the negative association between disabling pain and grades in adolescents might be explained by reduced attention and reduced emotional well-being. Future research should study the relation between pain and school functioning in a longitudinal design, which makes mediation analysis possible.
SAMENVATTINGEN POSTERS 5. Relationship between self-reported disability and functional capacity in patients with Whiplash Associated Disorder S. van der Meer, M.F. Reneman, J.D. Verhoeven, J. van der Palen Condite, Enschede Introduction: Patients with chronic Whiplash Associated Disorders (WAD) report symptoms and disability. Neither the relationship between self-reported disability and functional capacity, nor its predictors have been investigated in patients with WAD. This was the purpose of this study. Method: Cross-sectional study, where patients with WAD on sick leave were included. They performed a sixitem neck Functional Capacity Evaluation (FCE), to assess functional capacity, and completed the Neck Disability Index (NDI), which is a measure of self-reported disability. Pain intensity was measured with the Numeric Rating Scale (NRS). Correlation coefficients were used to express the relationship between NDI (total and items) and FCE. Multivariate linear regression analyses were performed to identify independent predictors of NDI and FCE. Result: Forty patients were measured, of whom 18 were male. Mean age was 33 years, median duration of complaints was 12 months, and 75% had a pending insurance claim. Correlations between NDI and FCE tests varied from -0.39 to -0.70. Independent predictors of NDI are pain intensity and a pending claim, explaining 43% of the variance. Independent predictors of FCE are NDI, gender, and pain intensity, explaining between 20% and 55% of the variance. Conclusions: Self-reported disability and functional capacity are related but different constructs. Both constructs can partly be predicted by the level of pain intensity. A pending claim can predict a higher level of selfreported disability. Both are recommended to determine disability comprehensively.
6. The opinion of patients with migraine on physical activity - a pilot study A. Beerthuizen, M. van Tiggelen, J. Passchier, J.B.J. Bussmann Erasmus MC, Rotterdam Introduction: Migraine is one of the most common headache disorders and a burden for the patient as well as for society. A migraine attack withholds a migraine patient from his daily activities. Optimal treatment is desirable, but difficult to achieve. Physical activity is assumed to have a positive effect on migraine. However, the number of studies on this topic is scarce and the results are inconclusive. The purpose of this pilot study is to assess the view of patients with migraine on physical activity.
SAMENVATTINGEN POSTERS Methods and materials: During a 2 month period, 3000 migraine patients were asked to participate by e-mail of which 89 did. Migraine patients filled in a questionnaire on current physical activities, their preferences concerning physical activity, their willingness to participate in an intervention on physical activity, the pitfalls of physical activity and how to fight these pitfalls. Furthermore, their view on the association between physical activity and migraine status was assessed. Results: Migraine patients are less active compared to a random sample of peers from the general Dutch population. 60.5% of the participants described a worsening of their migraine when they are physically active. On the other hand, 39.5% of the participants felt less burden of their migraine if they are physical active. 77.6% is interested in an intervention with daily activities and exercise. The participants preferred to exercise alone (68.2%) and outside (71.8%). Conclusions: The results support the important role of physical activity in people with migraine, and its potential as central topic in interventions. However, in order to determine its (causal) relationships and content, more research is necessary.
7. Usability and validity of the dutch talking touch screen questionnaire; a qualitative study M. Welbie, H. Wittink, I. Topper, J. Pool, W. Devillé Hogeschool Utrecht, Utrecht Aim of investigation: The aim of the investigation was to identify potential problems with usability and validity of the Dutch Talking Touch Screen Questionnaire (DTTSQ), which is being developed in order to enable low (health) literate clients to complete it independently. It comprises pain intensity, pain location and limitations in daily activities. Neither reading or writing skills, nor computer skills are needed to fill out this questionnaire. As no gold standard was available to address the issue of validation, we used a qualitative approach. Methods: The Three Step Test Interview (TSTI) method containing think aloud and cognitive debriefing techniques was used. Thirty-two Dutch physical therapy clients with various education and literacy levels filled out the DTTSQ. Results: Almost all respondents were able to complete the questionnaire independently. A few low educated respondents had trouble finding the right button to navigate through the application. The introduction and instruction videos are too long, but the concept of instruction videos is highly appreciated as was
SAMENVATTINGEN POSTERS the use of a touch screen. Overall respondents were positive about the usability of this questionnaire. Prioritizing daily activities was difficult and led to invalid responses. The respondents stated they were able to reflect on their health problems through the DTTSQ. Conclusions: The usability of the DTTSQ is currently sufficient. It could be even better by enhancing the user interface by shortening and simplifying the instruction videos, improving the visibility of the navigation buttons, showing all selectable daily activities in one screen and improving the instruction concerning prioritizing daily activities. Enhanced user interface may also solve the problems with validity.
PLATTEGROND WINTERTUIN NR NAAM 6
5
7
4 88
9 9 3
10
2
1 Bar
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
M2
Grünenthal B.V. Therabel Pharma Nederland B.V. Pfizer bv Joymed BV Hospithera NV Takeda CoMedical BV Astellas Pharma BV Schwa-medico Nederland BV Lilly Nederland bv
PLATTEGROND VERDIFOYER
Bar
11
NR NAAM 11 12 13 14 15
15
12
Medtronic Trading NL B.V. Teva Nederland ProStrakan Pharma B.V. Eurocept Stryker Nederland 14
13
Wetenschappelijke commissie/Organisatiecomité huidige commissie Rianne van Boekel (V&VN Pijnverpleegkundigen) Adriaan van Es (NHG) Gertie Filippini-de Moor (NVA ) Gerbrand Groen (NVA ) Joost Jongen (NVN) Jan Passchier (NIP) Jacob Patijn (NVN) Michiel Reneman (KNGF) Rita Schiphorst Preuper (VRA) Jeanine Verbunt (VRA) Kris Vissers (voorzitter) (NVA ) Arjen van Wijk (ACTA ) Frank Wille (NVA ) Rianne de Wit (V&VN Pijnverpleegkundigen) Harriet Wittink (KNGF)
Dit congres is mede mogelijk gemaakt door de ondersteuning van de onderstaande bedrijven. Hun stand in de Wintertuin en Verdifoyer kunt u gedurende de pauzes bezoeken. Astellas Pharma CoMedical Eurocept Grünenthal Hospithera Joymed Lilly Nederland Medtronic Trading NL Pfizer bv ProStrakan Pharma Schwa-medico Nederland Stryker Nederland Takeda Teva Nederland Therabel Pharma Nederland
CHANGE PAIN is een internationaal initiatief om de behandeling van ernstige chronische pijn te optimaliseren. Het doel van CHANGE PAIN is het beter begrijpen van de behoeften van patiënten met ernstige chronische pijn en het ontwikkelen van oplossingen om de pijnbehandeling te verbeteren. Dit initiatief van Grünenthal wordt ondersteund door de EFIC.
Voor meer informatie ga naar www.change-pain.nl
CHP-ADV-130213-01
PIJN BEHANDELEN IS ALS EEN PUZZEL!