Bachelor jaar 1 2011/2012 HUMANISERING 1: LEVENSLOOP IN CONTEXT
Coördinator:
Martien Schreurs
Werkboek
Auteurs:
Martien Schreurs Joep Dohmen Hanne Lacuelle Patrick Vlug Jan Baars Willeke Los Jyotsna Gupta Wiel Veugelers Saskia van Goelst Meijer Femke Kaulingfreks
7de druk, januari 2012
WAARSCHUWING Door combinatie van lang achtereen in dezelfde houding werken, een hoge werkdruk en een minder goed ingerichte werkplek kunnen gezondheidsklachten zoals RSI ontstaan. Preventieve maatregelen kunnen veel leed besparen; zie bijlage 4 van De vormgeving van werkstukken (UvH-werkboek, 8e dr., augustus 2004, te downloaden van het studentenweb). TENTAMENFRAUDE EN PLAGIAAT De examencommissie van de UvH geeft speciale aandacht aan tentamenfraude. Dit wordt gezien als een ernstige inbreuk op academische normen omdat een juiste beoordeling van de kennis en vaardigheden van de student dan niet goed mogelijk is, en omdat het oneerlijk is tegenover medestudenten. Van de verschillende soorten fraude komt plagiaat het meeste voor. Plagiaat is het gebruik van uitspraken, teksten, illustraties en meningen van een ander zonder vermelding van de bron, waarbij de plagiator de indruk wekt alsof deze van hem of haar zelf zijn. Op tentamenfraude kunnen zware sancties volgen, tot aan het uitsluiten van de studie toe. Zie voor meer informatie: http://studentenweb.uvh.nl/Page/sp1132/index.html
Titel Auteurs
Opmaak Druk Uitgave
Reeks Code
Humanisering 1: Levensloop in context Martien Schreurs Joep Dohmen Patrick Vlug Jan Baars Willeke Los Jyotsna Gupta Wiel Veugelers Saskia van Goelst Meijer Femke Kaulingfreks Hanne Lacuelle Elise van Alphen Anne-Greet van Rootselaar 7de druk, januari 2012 Universiteit voor Humanistiek Kromme Nieuwegracht 29 3512 HD UTRECHT werkboeken Universiteit voor Humanistiek 2011/2012 11/Ba/H1/wb © UvH 2011
INHOUDSOPGAVE BLOK 1
Introductie ........................................................................................................................4 Lijst met belangrijke afkortingen en begrippen .............................................................12 Cursusbeschrijving: 1. Algemene gegevens ...................................................................................................14 2. Doel/leerresultaat .......................................................................................................14 3. Werkvormen en studiebelastingsuren ........................................................................15 4. Beoordeling ...............................................................................................................17 5. Afronding...................................................................................................................18 6. Onderwijskwaliteitszorg............................................................................................20 Studiehandleiding: Programma.....................................................................................................................21 Beschrijving van de bijeenkomsten Blok 1: - Week 1 ......................................................................................................................23 - Week 2 ......................................................................................................................25 - Week 3 ......................................................................................................................26 - Week 4 ......................................................................................................................28 - Week 5 ......................................................................................................................30 - Week 6 ......................................................................................................................31 - Week 7 ......................................................................................................................33 - Week 8 ......................................................................................................................35 - Week 9: zelfstudie.....................................................................................................36 - Week 10: afronding...................................................................................................36 Literatuur .......................................................................................................................37
3
INTRODUCTIE
Inleiding Het leven voltrekt zich vandaag volgens heel andere lijnen dan vroeger. Sociaalwetenschappelijke studies onderscheiden over het algemeen drie kaders: de premoderne, de moderne en de laatmoderne levensloop. Over het algemeen spreekt men van een verschuiving van een standaardlevensloop naar een keuzebiografie. In H1 gaan we op zoek naar de betekenis is van onze laatmoderne levensloop en de verschillen met vroeger. We doen dat op een kritische manier en onderzoeken ook het onbehagen over het concept keuzebiografie. Humanisering en Zingeving zijn de ijkpunten van dit programma. Hieronder een kort overzicht.
1.
Levensloop: van standaard naar keuze
- De premoderne levensloop. Van oudsher is de levensloop geassocieerd met de vier elementen aarde, water, vuur en lucht, met de omloop van de planeten en vooral met de vier seizoenen. Lente, zomer, herfst en winter zijn metaforen voor jeugd, volwassenheid, ouderdom en sterfbed. Welbeschouwd maakt het leven dezelfde omloop als de zon: opgaan, blinken en verzinken. Dit is een premodern wereldbeeld. Het menselijke leven maakt daarin deel uit van een kosmische of natuurlijke orde. Deze kosmische orde wordt bepaald door een absolute maat die aan het mensdom nu eenmaal gegeven is. Voor Plato was dat het Goede, voor de Stoa de natuurlijke Rede en voor het christendom de Logos. Gemeenschappelijke kenmerken van de premoderne blauwdruk zijn: 1. Het idee van een fundamentele orde van de werkelijkheid, 2. Van een bepaalde menselijke natuur, en 3. Een daaruit volgende moraal: zo moet je leven verlopen. Het idee van een dergelijke premoderne blauwdruk zijn we in de moderne tijd gaandeweg kwijt geraakt. Terecht heeft de socioloog Anthony Giddens opgemerkt: ‘De term levensloop is eigenlijk meer van toepassing op niet-moderne dan op moderne contexten.’ Moderne levens lopen niet langer vanzelf. - De moderne levensloop. Vanaf de zestiende eeuw spreken we van de moderniteit. Sedert de moderniteit wordt de wereldorde niet langer als heilig noch als vastliggend beschouwd. De traditie is weliswaar niet per definitie fout, maar bevat vele dwalingen en vooroordelen die moeten worden uitgezuiverd. Er is geen natuurlijke maat, alleen die maatstaven zijn geldig die wij zelf als redelijke wezens samen overeenkomen. De moderniteit gelooft in de kracht van het menselijk verstand en is daar erg optimistisch over. Hoogtepunt van deze beweging was de 18e eeuwse Verlichting. De moderniteit is liberaal ingesteld. De samenleving wordt opgevat als een gemeenschap van mondige burgers. Rationaliteit, vrijheid en maakbaarheid zijn de grondslagen van de moderniteit. 4
Een principieel vertrouwen in de combinatie van zelfstandigheid en bereidheid tot dialoog en samenwerking drijft het moderne geloof in de maakbaarheid van de samenleving en van het eigen leven. De moderniteit was daarover aanvankelijk heel optimistisch: de tijd van vooruitgang was aangebroken. Als we ons eenmaal uit de kluisters van het bijgeloof, onwetendheid en vooroordelen hebben bevrijd, zal een samenleving ontstaan waarin geen tegenstellingen noch ambiguïteit heersen en waarin voor elk probleem althans in principe een duidelijke oplossing bestaat. Samengevat: de Verlichting leverde het kader van de moderne levensloop in termen van redelijkheid, vrijheid, gelijkheid en maakbaarheid. Vandaag zijn we door en door modern. - De laatmoderne levensloop. In het kader van deze moderne verworvenheden hebben de huidige, laatmoderne westerse burgers in de tweede helft van de twintigste eeuw meer mogelijkheden gekregen om hun levensloop naar eigen inzicht en verlangens in te richten. Mensen kunnen én willen steeds meer zelf bepalen hoe zij invulling geven aan werken, leren, zorgen en wonen. Dit wordt ook wel ‘de actuele de-standaardisering’ van de levensloop genoemd. De meeste mensen doorliepen tot enkele decennia terug een standaardlevensloop: ze gingen eerst naar school, dan gingen ze werken, en ten slotte ze gingen met pensioen. En dood. Voor veel vrouwen hoorde daar nog een periode van zorg bij, al dan niet gecombineerd met betaalde arbeid. Dit moderne standaardpatroon – school, werken/zorgen, rusten – is sterk veranderd ten gevolge van een complex geheel van samenhangende maatschappelijke ontwikkelingen. a. Ten eerste zijn er demografische factoren als de langere gezonde levensverwachting. Er vindt een dubbele vergrijzing plaats: meer mensen worden ouder, ouderen worden ouder dan ooit te voren. Bovendien zijn oudere mensen veel langer vitaal en min of meer onafhankelijk. b. Ten tweede spelen er uiteenlopende sociale en economische factoren. Zo was de klassieke levensloop geënt op het uitgangspunt van de man als kostwinner. De organisatie van het beleid was afgestemd op de mannelijke loopbaan en de vrouw moest zorgen. De afgelopen decennia hebben steeds meer vrouwen economische zelfstandigheid verworven. Bovendien willen veel mannen en vrouwen tegenwoordig een herverdeling van de werk/zorg verhouding. c. Ten derde en laatste zijn er culturele factoren die een nieuw type levensloop inluiden. Steeds meer mensen willen leven-in-de-breedte (A.F.Th. van der Heijden). Ze leven graag gevarieerd en zijn niet langer gefocust op één zaak (gezin, loopbaan, vrije tijd). Ze willen liever een groot aantal activiteiten combineren zoals werken, zorgen, leren, sporten, samen reizen, experimenteren met verschillende relatievormen, rondkijken etc.
5
De standaardbiografie volgens welke alle individuele levenslopen verlopen, bestaat niet langer. We zien een brede variëteit aan levenslopen. De grote verhalen en de traditionele levensbeschouwingen hebben weinig impact meer op de moderne levensloop. Ze zijn vervangen door de invloed van internet, door film, kunst en literatuur, door een gigantische amusementsindustrie en de media-stories met hun korte omlooptijd. Gezinsleven, werk en vrije tijd worden voornamelijk aangestuurd door de markt waar iedereen naar eigen willekeur op inhaakt. Individuele zelfbeschikking is daarbij de norm. De nieuwe standaard van de laatmoderne levensloop is die van de keuzebiografie.
2.
Het onbehagen over de laatmoderne levensloop
In de laatste twee decennia zien we een groeiend onbehagen over de actuele levensloop bij auteurs van uiteenlopende disciplines en stromingen. Aanvankelijk heerste een groot optimisme. De jaren zestig en zeventig betekenden voor heel Europa zonder meer de doorbraak van de emancipatiegedachte. Het waren de decennia van de bevrijdingsbeweging van arbeiders, studenten, vrouwen, patiënten, homo’s tot en met onderdrukte volkeren. De inmenging van de dictaturen, bazen, mannen, hoogleraren, doktoren, hetero’s etc etc, berustte niet zelden op willekeur. Hun regels en voorschriften, kortom hun gezag, werd niet langer als vanzelfsprekend beschouwd. Er kwam voor veel mensen meer ruimte, meer gelijkheid, minder willekeur, minder hiërarchie, minder paternalisme en bevoogding, meer openheid en tolerantie. De Amerikaanse filosoof Richard Rorty constateerde een toenemende gevoeligheid voor en solidariteit met het lijden in de wereld. Er leek algemeen sprake van een morele vooruitgang. Misschien heeft men te vroeg gejuicht. De pendel beweegt de afgelopen twee decennia weer terug. Op de eerste plaats blijkt het laatmoderne leven veel complexer en riskanter dan gedacht. De Engelse socioloog Anthony Giddens heeft in 1991 zijn invloedrijke these van ‘de reflexieve moderniteit’ gelanceerd. Dit specifieke type reflexiviteit (Life Politics) kan worden gedefinieerd als het proces van zelfbepaling en zelfsturing op grond van een continue waarneming en overdenking van allerlei types sociale informatie over de diverse mogelijke levenstrajecten die moderne individuen kunnen gaan. Dat is niet gemakkelijk want de inzichten van wetenschappelijke experts over bijvoorbeeld gezondheid en milieu, opvoeding, economische ontwikkelingen en sociale verhoudingen zijn continu aan verandering onderhevig. Op al deze gebieden komen de media voortdurend met nieuwe, vaak tegenstrijdige informatie. Het laatmoderne leven blijkt, in tegenstelling tot wat de vroege modernisten hoopten, helemaal niet zo transparant. Het voltrekt zich daarentegen in een risicosamenleving waarin een fundamentele onzekerheid heerst over de gevaren die ons bedreigen en hoe wij daar verantwoordelijkheid voor kunnen nemen. Het actuele leven is in veel opzichten onzeker en riskant. 6
Er is een tweede beweging die daar vrijwel haaks op staat en die het laatmoderne leven bijzonder complex maakt. De afgelopen decennia hebben we de overgang meegemaakt van de angst voor paternalisme, de angst om door de ander te worden gedomineerd en overheerst, naar de megalomanie dat we alles zelf kunnen beslissen los van ‘geschiedenis, natuur en samenleving’ (Charles Taylor). Vrijheid en autonomie zijn in de tweede helft van de twintigste eeuw identiek aan zelfbeschikking geworden. Dit dominante liberale pathos van zelfbeschikking en (keuze)vrijheid wordt door de media als de gezaghebbende moraal gepropageerd. Dagelijks wordt overal gesuggereerd dat die vrijheid ook echt zou bestaan en dat moderne mensen op die manier autonoom zouden kunnen en moeten zijn. Tegenwoordig zet men graag stevig in op onafhankelijkheid. Je moet zelf kiezen en daarbij niet teveel op anderen leunen. Onze tijdsgeest wordt beheerst door een nogal megalomaan idee van onkwetsbaarheid en onafhankelijkheid. Hoewel wij in onze zoektocht naar zin en betekenis kunnen putten uit een enorme variëteit van hulpbronnen, overheerst in het alledaagse leven veel te vaak een smalle moraal van zelfbeschikking en niet-inmenging. Deze moraal leidt tot een actuele en diepe crisis van het gezag. Ouders en docenten, korps-beheerders en gewone wijkagenten, artsen en verplegers, priesters en dominees, politici en ambtenaren, managers en vele andere types gezagsdragers hebben enorm aan gezag en geloofwaardigheid ingeboet. Laatmoderne burgers denken maar al te vaak dat ze hun eigen autoriteit kunnen zijn. Intussen zijn ze niet zelden slecht opgevoed en kennen ze hun beperkingen niet. Ze zijn vaak geneigd om zichzelf te overschatten. Zinloos geweld, zelfverrijking, grof gedrag, onmondigheid en de platte zelfgerichtheid van het narcisme beheersen het alledaagse leven vaker dan ons lief is. De algemene klacht is dat de individuele vrijheid en de nadruk op zelfbeschikking niet langer ten gunste, maar juist op kosten van de gemeenschap plaatsvinden. Het onbehagen over allerlei actuele wantoestanden groeit alom. Internationaal is het al decennia geleden verwoord door diverse cultuurfilosofische auteurs als Christopher Lasch, Harold Bloom, Alasdair Macintyre, Charles Taylor, Gilles Lipovetsky en Herman de Dijn. Bij ons zien we auteurs als Andreas Kinneging, Ad Verbrugge en dicht bij huis ook Harry Kunneman. Zo opent het boek van Harry Kunneman, humanist, politiek filosoof en auteur van het boek Voorbij het dikke ik als volgt: ‘Het afgelopen decennium heeft zich in het geïndividualiseerde en welvarende Nederland een verontrustende ontwikkeling voorgedaan, die samengevat kan worden als de opmars van het dikke-ik. Deze eigentijdse figuur openbaart zich met grote kracht in de openbare ruimte: in het verkeer, in treinen, in voetbalstadions, op straat, in wacht- en spreekkamers en in talloze tv-programma’s. Maar ook op het niveau van de locale en landelijke politiek en binnen het bedrijfsleven voelt het dikke-ik zich bijzonder thuis, onder meer in de gedaante van zich dik makende politici en zelfverrijkende managers.
7
Als belichaming van het moderne, autonome en welvarende individu is het dikke-ik niet alleen weldoorvoed om niet te zeggen volgevreten, maar neemt het ook veel ruimte in, vooral in de vorm van onverschillig, lomp of zelfs gewelddadig gedrag. Het dikkeik neemt wat het nodig denkt te hebben en dat is heel wat. Het wil niet alleen steeds meer consumeren maar eist ook erkenning van zijn handelingsvrijheid en respect voor zijn hoogst individuele opvattingen en verlangens. Dit leidt tot voortdurende wrijvingen met anderen. Het dikke-ik is verwikkeld in een permanente concurrentie- en prestatieslag. Niet alleen ziet het zich steeds weer gedwongen om anderen te overstemmen of opzij te duwen ten einde ruimte te scheppen voor het eigen standpunt. Ook stuit het voortdurend op de onbetrouwbaarheid, de incompetentie en de domheid van anderen: individuen, groepen en hele culturen worden door het dikke-ik als achterlijk terzijde geschoven. Het treft dan ook dat het dikke-ik een zeer dikke huid heeft en kritiek en tegenspraak van zich kan laten afglijden als water van een otterhuid.’ (Kunneman 2005, 7).
3.
Afwijkende levenslopen
Er zijn ook mensen die, om wat voor redenen dan ook, levenswegen doorlopen die buiten de ons bekende maatschappelijke en morele orde vallen. Als zulke mensen overlast veroorzaken, dan worden zij asociaal of immoreel genoemd. De samenleving neemt volgens Nietzsche wraak op de zogenoemde immorele en asociale mensen door hen op te sluiten in gevangenissen. De vraag die dan meteen opkomt, is of gedetineerden wel of niet bij de samenleving horen. De mensen die zich wel aan de regels houden, zullen waarschijnlijk zeggen van niet. De samenleving wordt impliciet opgevat als een gezond lichaam waaruit de ziektekiemen verwijderd moeten worden. Mensen in de gevangenis lijken bijna vanzelfsprekend buiten de samenleving te staan. De vraag is of dat ook zo wordt ervaren door de gedetineerde zelf. De zogenoemde crimineel kan met evenveel recht zeggen dat de gevangenis ook deel uitmaakt van ‘het samenleven’. Duidelijk is wel dat mensen met een criminele levensloop op een afwijkende wijze deel uitmaken van de samenleving. De vormen van afwijking waaraan hier gerefereerd wordt, zijn vaak bedreigend voor ‘het samenleven’. Bieden gevangenisstraffen oplossingen voor mensen die andere mensen van hun leven beroven, mensen die andere mensen lastigvallen, mensen die andere mensen bestelen of mensen die andere mensen willens en wetens kwetsen? De antwoorden op deze vraag zijn niet bepaald hoopgevend. Straffen blijkt meestal niet louterend te zijn. Het doel van straffen is veeleer zelfbescherming: de zogenoemde gezonde burgers willen in hun dagelijkse leven niet met criminelen geconfronteerd worden. Toch moet de vraag naar de zin van gevangenisstraffen ook vanuit het oogpunt van degenen die gestraft worden, beantwoord worden. Wat is wijsheid? Belangrijk is om nieuwsgierig te zijn naar de beweegredenen en de context van mensen die in hun levensloop ‘het slechte pad kiezen’. De waarom-vraag komt eerder op bij de ervaring van het kwaad dan bij de ervaring van het goede. 8
Humanisten en humanistici zijn buitengewoon geïnteresseerd in dergelijke afwijkende levenslopen. Daarom zullen we daar aandacht aan besteden in de colleges met de titel afwijkende levenslopen. In die colleges en tijdens een werkbezoek aan een gevangenis richten wij onze aandacht op mensen die een crimineel carrièrepad ingeslagen hebben. Als we afwijkende levenslopen in de gevangenis onder de loep nemen, dan worden wij bijna vanzelf uitgedaagd om ons nog grondiger te bezinnen op het thema ‘diversiteit’ dat in deze cursus centraal staat. (1)
Kijken we naar thema jong-oud, dan geeft het bijvoorbeeld te denken dat de meeste gedetineerden vrij jong zijn, althans dit werd mij verteld door een raadsman die in de gevangenis werkt. De vraag is of detentie aan een bepaalde levensfase, bijvoorbeeld jong-volwassenheid, gebonden is. (2) Het tweede diversiteitsaspect is multiculturaliteit/etniciteit. De vraag rijst waarom het begrip ‘intergratie’ zo vaak wordt gebruikt in relatie tot het begrip ‘criminaliteit’. Zouden we ook over integratie hebben gesproken als bepaalde groepen allochtonen geen overlast hadden bezorgd? (3) Ook is het interessant om te kijken naar de genderaspecten van criminaliteit. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de delicten die mannen en de delicten die vrouwen plegen en hoe kunnen wij die verschillen verklaren? (4) Als we deze beschouwingen over afwijkende levenslopen verbinden met het thema burgerschap, dan geeft de titel ‘afwijking’ wederom te denken. Voor wie geldt burgerschap eigenlijk? Voor mensen ‘uit de onderwereld’ hoort de gevangenis gewoon bij het dagelijkse leven. Mensen die het criminele carrièrepad inslaan, weten dat ze door hun afwijkende levensloop het risico lopen om kortere of langere tijd in de gevangenis terecht te komen. Dit risico nemen zij dikwijls op de koop toe. Wat vanuit buitenperspectief abnormaal lijkt, kan vanuit een binnenperspectief, dat wil zeggen vanuit het perspectief van de betrokkenen zelf, de gewoonste zaak van de wereld zijn. We kunnen deze kwestie ook vanuit een economisch perspectief begrijpen. Hoeveel kost het de samenleving om die mensen vrij te laten rondlopen? En zet deze kosten eens af tegen de kosten die wij maken als we ze in de gevangenis opsluiten. Een andere kwestie is de moraal. Welke rol speelt eer en moraal voor criminelen? Of houden zij er misschien een andere moraal op na? Hoe komt het dat wij braaf naar school gaan, een partner en een baan zoeken en dat anderen de school verlaten en inbraken gaan plegen of mensen gaan beroven/verkrachten? P.S: Dit laatste zou trouwens goed in een diversiteitsinterview onderzocht kunnen worden.
9
4.
Levensloop in context: de grote lijn
In deze cursus H1 gaan we in op de laatmoderne levensloop en de actuele problemen daaromtrent. Tijdens het onderwijs in Humanisering: levensloop en context (H1) maak je kennis met visies op humanisering, de menselijke levensloop en aspecten van onze multiculturele samenleving (de context), met begrippen als diversiteit, macht en gesitueerdheid. Humanisering is ‘het bevorderen van meer humane maatschappelijke verhoudingen en omstandigheden’. Humanisering kan niet gedacht en uitgevoerd worden zonder aandacht voor de uniciteit en gesitueerdheid van mensen en aandacht voor diversiteit, voor verschillen, niet alleen qua sekse en etniciteit, maar ook wat betreft waarden en normen. Op het moment van je geboorte en al ver daarvoor, zijn er al veel determinanten van en kaders voor jouw leven. Je geslacht wordt vastgesteld, je huidskleur wordt benoemd. De plek waar je wordt geboren is zowel in geografisch als in sociaal-economisch (klasse) en politiek opzicht een gegeven en vaak geldt dat ook voor je levensbeschouwing. Je bent, net als ieder ander mens, uniek en gesitueerd. Die gesitueerdheid is vaak in hoge mate bepalend, bijvoorbeeld voor je mening over hoe de samenleving zou moeten zijn ingericht. Je gesitueerdheid is onlosmakelijk verbonden met jouw visie op mens en samenleving (zie de begrippen habitus en leefstijl van de Franse socioloog Bourdieu) en met je visie op de gegevenheden waar ieder mens mee wordt geconfronteerd. Vanuit die gesitueerdheid ga je met die gegevenheden om en stel je die aan de orde. In H1 is veel aandacht voor de wijze waarop jongeren uit verschillende jeugdculturen, jongvolwassenen, volwassenen en ouderen een eigen invulling geven aan hun bestaan en zich verhouden tot mens en samenleving. Je kijkt om je heen om te zien hoe mensen hun leven vormgeven en zult ontdekken hoe divers mensen zijn. Omdat het besef van diversiteit en (eigen) gesitueerdheid van groot belang is voor een humanisticus, wordt er in dit programma veel aandacht aan besteed: vanuit theorieën, vanuit praktijken en ook vanuit je eigen verkenningen in ‘het veld’. Het onderwijs in de bacheloropleiding richt zich voor een groot deel op de twee centrale aandachtsgebieden van de UvH: zingeving en humanisering. Zingeving en humanisering zijn op vele manieren gerelateerd. De inzet van de humanistiek kan -in de meest algemene zin - worden omschreven als het verbinden van deze twee gebieden. Hierbij gaat het om de spanningsvolle relatie tussen individuele zoektochten naar een goed en zinvol leven aan de ene kant en vragen rond rechtvaardigheid, solidariteit, moraliteit en wereldburgerschap aan de andere kant. Zo kan de betrokkenheid die bij humanisering hoort vaak bij uitstek als zingevend worden beschouwd. Gebrek aan mogelijkheden voor individuen en groepen om het leven op een betekenisvolle wijze te leven, zijn vaak aanleiding om humaniseringprocessen in gang te zetten of te bevorderen. Kortom: het verruimen van de mogelijkheid tot zingeving en zin ervaren is een belang10
rijke component van humanisering. In Z1 heeft men via het thema 'Identiteit en existentie' kennis gemaakt met zingeving. In H1 richten we ons op vragen rondom humanisering, de menselijke levensloop en de maatschappelijke context. Onze samenleving is behalve groter (globalisering) en diverser (multicultureel) ook een ‘risicosamenleving’ geworden (Beck 1993; Giddens 1991) met snelle technologische veranderingen, calculerende burgers en een terugtrekkende overheid. Deze samenleving vraagt van het laatmoderne individu complexe keuzes en het benutten van kansen, en dat vereist een hoge mate van zelfsturing, je levensloop plannen en het nemen van verantwoordelijkheid. De standaardlevensloop is veranderd in een keuzebiografie. Wat betekent echter die keuzebiografie als allerlei keuzes maatschappelijk zijn voorgeprogrammeerd? De doelstelling van H1 kan als volgt worden omschreven: enerzijds gaat het om een inventarisatie van al die factoren die zicht kunnen bieden op de betekenis van de laatmoderne levensloop. De student leert te begrijpen wat de laatmoderne levensloop inhoudt. Anderzijds gaat het om humanisering als normatief proces van individuele en maatschappelijke zingeving. De student ontwikkelt een eigen visie op de spanning tussen actuele kaders, systemen en determinanten en de verhouding van het moderne individu daartoe.
11
LIJST MET BELANGRIJKE BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
Humanisering Binnen de humanistiek wordt humanisering gedefinieerd als een moreel bepaald streven dat gericht is op het realiseren van meer humane omstandigheden en verhoudingen in uiteenlopende samenlevingsverbanden. Humanisering verwijst naar processen van verbetering en verhoging van menselijke waardigheid, zowel persoonlijk als in samenlevingsverbanden (dat wil zeggen: lokaal, nationaal en internationaal). Het gaat hierbij om het realiseren van omstandigheden en verhoudingen die bevorderlijk zijn voor de menselijke waardigheid van alle individuen. Het is een streven dat er uiteindelijk in zou moeten resulteren dat ieder individu op een rechtvaardige en menswaardige wijze kan gedijen en zijn leven als zinvol en plezierig kan ervaren. Humanisering betreft, anders geformuleerd, het spanningsveld tussen bepalende factoren(gesitueerdheid), (moeten) kiezen en de eigen zingeving aan het leven. Huidige en toekomstige mogelijkheden voor humanisering worden maatschappijkritisch geanalyseerd en geëvalueerd en je bestudeert op welke wijze deze mogelijkheden mede worden bepaald en gedefinieerd door de gesitueerde ervaringen.
Levensloop en context Het is de bedoeling dat je gaandeweg in H1 inzicht krijgt in je eigen gesitueerdheid en die van anderen. Het thema levensloop (zie inleiding) biedt daarvoor een aantal handvatten. De context wordt gevormd door onze huidige, postmoderne, multiculturele samenleving, waarin levensloop bewust (overheids-)beleid dé trend is.
Diversiteit Door kennis te maken met en inzicht te krijgen in het begrip gesitueerdheid, wordt duidelijk hoe gesitueerdheid samenhangt met diversiteit. In H1 worden alle thema’s die betrekking hebben op het onderwerp ‘humanisering: levensloop en context’ behandeld in het licht van diversiteit. Diversiteit wordt daarbij breed opgevat in de betekenis van een veelheid van maatschappelijk relevante verschillen. Het streven is om die te kunnen (h)erkennen, begrijpen en hanteren op verschillende niveaus die ook elkaar beïnvloeden. Het gaat dus niet om één specifiek verschil, zoals sekse, maar om aandacht voor verschillen in status, klasse, etniciteit, leeftijd, levensbeschouwing, seksuele voorkeur en gezondheid. Diversiteit wordt zowel expliciet al geïntegreerd 12
behandeld, dat wil zeggen dat ieder thema wordt benaderd vanuit deze invalshoeken. H1 steunt op de theoretische voorkennis van het thema ‘diversiteit in gender en levensbeschouwing’ zoals dat aan bod is gekomen bij de colleges van Z1 (horizontale afstemming).
Multiculturaliteit Bij multiculturaliteit gaat het over de mogelijkheden en moeilijkheden bij het samenleven van verschillende culturen in de Nederlandse maatschappij. Thema’s als integratie en inburgering, tolerantie en (wereld-)burgerschap spelen daarbij een rol. De bovengenoemde begrippen ‘gesitueerdheid’ en ‘diversiteit’zijn in dit licht belangrijk, daar culturele achtergrond bij beide een belangrijke factor is. Humanisering gaat over het leefbaarder en menswaardiger maken van de maatschappij en haar structuren. Kennis over en inzicht in de verschillende culturen die deelnemen aan de maatschappij, en hoe die zich tot elkaar verhouden, is daarbij van belang.
13
CURSUSBESCHRIJVING
1.
Algemene gegevens
Titel: Cursuscode: Studiejaar: Periode: Omvang Coördinator: Kamer: Tel./e-mail: Spreekuur:
Humanisering 1: levensloop en context blok 1: H1-11, blok 2: H1-21 2011/2012 III en IV 16 EC, ofwel 448 SBU Martien Schreurs 1.25 030-2390144 /
[email protected] op afspraak
Deelnemende UvH docenten Jan Baars Willeke Los Joep Dohmen Wiel Veugelers Martien Schreurs Jyotsna Gupta Femke Kaulingfreks Hanne laceulle Elise van Alphen Patrick Vlug
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Gastdocenten Patrick Vlug Marieke Borren Hanne Laceulle Elise van Alphen
2.
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Doel/leerresultaat
Doelstellingen van deze cursus - Kennismaken met en inzicht verkrijgen in het thema ‘levensloop’, hoe dit begrip gebruikt wordt en hoe dit samenhangt met de context. - Kennismaken met verschillende humanistieke benaderingen van ‘levensloop’ en hierop kunnen reflecteren. - Kennismaken met en inzicht verwerven in het thema diversiteit, het kunnen 14
-
hanteren van het begrip en er op kunnen reflecteren Het kunnen herkennen, benoemen en bereflecteren van de eigen gesitueerdheid. Inzicht verwerven in factoren die de humanisering kunnen bevorderen, dan wel belemmeren, mede aan de hand van het begrip gesitueerdheid. Door het vergelijken, contrasteren en evalueren van verschillende groeperingen in de samenleving en subculturen het spanningsveld tussen bepalende factoren en de eigen zingeving aan het leven kunnen beschrijven. Kennismaken met en inzicht verkrijgen in de manier waarop jongerenculturen en opvoeding te maken hebben met diversiteit, levensloop en humanisering. Kennismaken met de termen ‘burgerschap’, ‘maatschappelijk middenveld’ en ‘keuzebiografie’ en deze kunnen hanteren. Kennismaken met en inzicht verwerven in processen van ‘integratie’ en het thema’ multiculturaliteit’en daarbij belangrijk zijnde factoren kunnen benoemen en die kunnen verbinden aan humanisering. Kennismaken met en inzicht verwerven in het thema ‘ouder worden’ en hoe dit samenhangt met ‘zorg’, ‘diversiteit’, en ‘humanisering’.
Bijdrage aan de vormingen academische vorming dialogische vorming kosmopolitische vorming (zelf-)reflectieve vorming
3.
Werkvormen en studiebelastingsuren
De werkvormen die in H1 aan bod zullen komen zijn - Hoorcolleges - responsiecolleges - werkgroepen - individuele en groepsopdrachten - Werkbezoeken Hoorcolleges en responsiecolleges In de hoorcolleges wordt steeds de theorie behandeld en komen de centrale begrippen aan bod. Om de hoorcolleges goed te kunnen volgen is het belangrijk dat de opgegeven literatuur goed bestudeerd is. In de responsiecolleges kunnen vragen en onduidelijkheden over theorie en literatuur worden gesteld aan de docent. De werkgroepen Naast hoorcolleges worden ook werkgroepen gehouden. De bedoeling van de werkgroepen is om de aangeboden stof gezamenlijk door te werken door middel van 15
discussie, vragen en opdrachten. Ook de begeleiding, bespreking en voorbereiding van de praktijkopdrachten zal voor een groot deel plaatsvinden in de werkgroep. De werkgroepen vinden in principe plaats op donderdag van 09.15 tot 11.00. Het kan voorkomen dat een werkgroep wordt vervangen door een plenair werkcollege of debat. Uit evaluaties van de werkgroepen de afgelopen jaren is gebleken dat de zinvolheid ervan voor het grootste gedeelte afhangt van de inzet van de studenten. Er wordt dan ook van uitgegaan dat de studenten actief aan de werkgroepen deelnemen, goed zijn voorbereid en op tijd komen. Hoewel de werkgroepen worden geleid door een docent of student-assistent en er vaak met vooraf geformuleerde opdrachten of vragen zal worden gewerkt, wordt er van de studenten eigen verantwoordelijkheid en een behoorlijke mate van zelfwerkzaamheid verwacht. De begeleider heeft voornamelijk een faciliterende rol. Doel van de werkgroepen - Het beantwoorden van vragen van studenten over en naar aanleiding van de hoorcolleges en bestudeerde stof. - Het bespreken en uitvoeren en beantwoorden van de door de docent aangeleverde vragen en opdrachten. - Discussiëren over de stof en het oefenen van het onderwoorden brengen van eigen meningen en inzichten over de stof en het in verband brengen van de stof met bijvoorbeeld de actualiteit. - Het behandelen van de praktische opdrachten Richtlijnen voor een goede werkgroepbijeenkomst 1. iedereen is op tijd, goed voorbereid en actief aanwezig in de werkgroep. 2. Bij een goede voorbereiding hoort ook het goed doornemen van de teksten, eventueel opzoeken van onbekende termen en het formuleren van eigen vragen over de tekst. 3. Een duidelijk onderscheid kunnen (leren) maken tussen weergave van de stof en je eigen mening. 4. Bij het beantwoorden van vragen en wordt steeds correct verwezen naar de Literatuur. 5. Het is belangrijk steeds een link te (kunnen) leggen tussen de stof en de in het blok belangrijke thema’s als humanisering, levensloop en diversiteit. 6. Studenten hebben een attitude die gericht is op samenwerking en dragen zelf (mede)verantwoordelijkheid voor het slagen van de werkgroep, door bijvoorbeeld aan het einde ervan kort de bijeenkomst te evalueren en afspraken te maken voor de volgende keer. Individuele en groepsopdrachten Doorheen het hele vak H1 moeten er een aantal praktijkopdrachten gedaan worden, individueel of in groepjes. Deze opdrachten tellen elk op een bepaalde manier mee 16
voor een van de tentamens. De opdracht in het eerste blok is het diversiteitsinterview, dat voldoende moet worden afgerond wil het tentamen van het eerste blok kunnen meetellen. Het cijfer voor het diversiteitsinterview telt voor een kwart mee voor je eindcijfer. Het betreft hier een individuele opdracht. In het tweede blok is er een opdracht in groepsverband: een onderzoek naar een jongerensubcultuur. Ook het werkbezoek naar een instelling voor ouderenzorg leg je met een groep af, maar het verslag hiervan doet ieder voor zich. De verslagen van deze laatste twee opdrachten komen terecht in het portfolio dat als afronding van het tweede blok moet worden ingeleverd. De opdrachten worden verderop in het werkboek uitgebreider uiteengezet. Doel en samenhang van de werkvormen in dit blok In de hoor- en responsiecolleges wordt de theorie behandeld. De werkgroepen zijn voor het verwerken van de stof. De praktijkopdrachten dienen ter verdieping en individuele doorwerking van de in het blok aangeboden stof. Samenstelling studiebelastingsuren (SBU) Activiteit: Contacturen totaal: Zelfstudie: Totaal SBU:
4.
Aantal uren: 74 350 424
Beoordeling
Algemene opmerkingen over de inhoud van de beoordeling Bij de beoordeling worden de volgende aspecten betrokken: Verplichte literatuur Inhoud colleges/werkgroepen Opdrachten eigen verwerking
Overzicht van de afrondingen en de data: Blok 1 Schriftelijk tentamen: 26 april 2012 van 10.00 – 13.00 uur en presentaties/verslagen van jongerenonderzoek. Herkansing: 28 juni 2012 van 10.00 – 13.00 uur Blok 2 Schriftelijk tentamen: 5 juli 2012 van 10.00 tot 13.00 Herkansing Blok 2: 23 augustus 2012 van 10.00 tot 13.00 17
5.
Afronding
Afronding blok 1 Beoordelingsdatum: Beoordelingscriteria:
Tentamen Soort afronding: Inhoud afronding: Tentamendatum: Herkansingsdatum: Beoordelingscriteria: Cijferbepaling:
uiterlijk één maand na het tentamen. voldaan aan de opdracht, heldere verwoording, vormgeving volgens de daaraan gestelde eisen, goede reflectie, verbinding met de literatuur.
schriftelijk tentamen. behandelde literatuur, stof uit de colleges en werkgroepen. 26 april 2012 van 10.00 – 13.00 uur. 28 juni 2012 van 10.00 – 13.00 uur. correct, helder en goed onderbouwde beantwoording van de vragen. gewogen gemiddelde van de afzonderlijke vragen. Het tentamen wordt vervolgens gewogen met de presentaties en verslagen van het jongereonderzoek. Datum uitslag tentamen: uiterlijk vier weken na de inleverdatum. Datum inzage/nabespreking: nader af te spreken.
Jongerenonderzoek In het kader van het thema ‘jongeren’ in dit eerste blok, is het de bedoeling dat de studenten een klein (kwalitatief) onderzoekje doen naar een jongeren-subcultuur. Dit is een groepsopdracht die wordt uitgevoerd in groepjes van vier personen. Na het samenstellen van je onderzoeksgroepje, formuleer je een aantal onderzoeksvragen, kies je een methode van onderzoek en je onderzoeksinstrumenten. Dit proces zal in de werkgroepen worden begeleid. Het is dan ook het handigste een groepje te vormen met mensen uit je werkgroep. Vervolgens voer je je onderzoek uit, en maak je een verslag van de methode en de resultaten. Je levert je verslag in als onderdeel van je portfolio die je maakt voor de afronding. Let hierbij op de juiste vormgeving van een werkstuk en verwijs voldoende naar literatuur en collegestof. Opzet verslag jongerenonderzoek Voorblad met titel, onderdeel studie en namen 1. Inleiding ( 1 pag.) - Waarom deze groep jongeren - Globale vraagstelling 2. Theoretisch kader (2 pag.) 18
- Literatuur uit werkboek en collegestof - Aanvullende literatuur relevant voor deze groep - Welke vragen roept de literatuur op 3. Onderzoeksopzet (1 pag.) - Welke methode en waarom deze - Concrete onderzoeksvragen - Benadering deelnemers - Uitvoering onderzoek (methodologisch, hoe is het gegaan) 4. Resultaten onderzoek (4 pag.) - Weergeven aan de hand van een paar thema’s 5. Conclusie en discussie (2 pag.) - Samenvatting resultaten - Reflectie op uitvoering onderzoek - Relatie met theoretisch kader - Vragen die interessant zijn voor vervolgonderzoek - Taakuitvoering in de groep en reflectie daarop. Regelafstand 1, illustraties kunnen er extra aan worden toegevoegd. Probeer het verslag ondanks het format levendig te houden. Presentatie Het cijfer van je verslag kan nog wat worden veranderd door de presentatie die je houdt. De presentaties worden op de volgende punten beoordeeld: Inhoud - Laat de groep zien waar haar eigen passie ligt in het onderwerp, wat fascinerend is aan deze subcultuur? - Werkt ze met treffende voorbeelden of passende verwijzingen naar de literatuur? - Is de groep onderzoekend te werk gegaan? Vorm -
Is het gebruik van media adequaat? Maken de sprekers voldoende contact met de zaal? Brengt de groep de boodschap beknopt en helder? Houdt de groep zich aan de tijd?
De beoordeling kan je een halve punt extra op het cijfer van je verslag opleveren bij een zeer goede presentatie, tot tweetiende punt aftrek bij een presentatie die zeer onder de maat is.
19
6.
Onderwijskwaliteitszorg
Aan het eind van de cursus kan je gevraagd worden een evaluatieformulier in te vullen. Het evalueren van het onderwijs is een onderdeel van ons kwaliteitszorgsysteem. Elk onderwijsonderdeel wordt minimaal één keer per drie jaar geëvalueerd. De evaluatieresultaten worden bekeken door de opleiding, de coördinator en de studentenvertegenwoordigers. In de bibliotheek liggen de onderwijsevaluaties in mappen ter inzage. Hier wordt periodiek informatie aan toegevoegd met verbetermaatregelen als vervolg op de evaluaties. Voor vragen en informatie kun je je wenden tot de verschillende studentafgevaardigden (jaarvertegenwoordigers, Universiteitsraad), of tot de beleidsmedewerker kwaliteitszorg Sophie Wils en assistent Saskia Zuijderduijn, te bereiken via
[email protected].
20
STUDIEHANDLEIDING PROGRAMMA H1 academisch jaar 2011-2012 BLOK 1 Levensloop in context (definitief) Lesweek nr
Lesdagen Maandag 9.00 – 10.45 uur 11.00-11.45 werkgroep
Lesdagen Donderdag 9.00 – 10.45 uur 11.00-11.45 werkgroep
1
13-2 Maandag - Martien Schreurs College 1 Inleiding Hoofdlijn van het hele blok Standaardlevensloop en Keuzebiografie Moderne levens lopen niet vanzelf
16-2 Donderdag - Martien Schreurs College 2 Humanisme en de laatmoderne levensloop Derkx/vanHeste
2
20-2 Maandag – Martien Schreurs College 3 Literaire verbeelding van goed ouder worden naar aanleiding van de roman Mogelijkheden van een eiland.
23-2 Donderdag –Jan Baars College 4 Paradoxen van de levensloop (1)
3
27-2 Maandag – Jan Baars College 5 Leeftijd en leven in verschillende tijden? (2)
1-3 Donderdag- Jan Baars College 6 Perspectieven van ouder worden als leven in de tijd. (3)
4
5-3 Maandag – Hanne Laceulle College 7 Ouderen: over de laatste fase van de levensloop
8-3 Donderdag- Werkbezoeken College 8 Bezoeken aan woon/zorgcentra voor ouderen.
5
12-3 Maandag: coördinator/assistenten/ College 9 Responsiecollege ouderenbezoeken
15-3 Donderdag- Jyotsna Gupta College 10 Genderperspectieven op levensloop
6
19-3 Maandag – Wiel Veugelers College 11 Generaties en Introductie jongerenonderzoek
22-3 Donderdag – Wiel Veugelers College 12 Maatschappelijke ontwikkelingen en het opgroeien van jongeren
7
26-3 Maandag – Wiel Veugelers College 13 De betekenis van jeugdsubculturen; Agressieve jongens en vriendelijke meisjes
29-3 Donderdag – Femke Kaulingfreks College 14 Jongeren: het stille protest van de jeugd
8
2-4 Maandag - Martien Schreurs College 15 Jongeren in witte en zwarte scholen
5-4 Donderdag College 16 Wiel Veugelers Presentaties: Ervaringen met diverse jongeren Nieuw Nederland
21
9-4 Maandag Voorjaarsvakantie
12-4 Donderdag Voorjaarsvakantie
9
16-4 Maandag Hertentamenweek
19-4 Donderdag Hertentamenweek
10
23-4 Maandag Tentamenweek
26-4 Donderdag 26 april Tentamen Blok A van 10.00 tot 13.00
BLOK 2 Levensloop in context (voorlopig) Lesweeknr
Lesdagen maandag 9.00 – 10.45 uur 11.00-11.45 werkgroep
Lesdagen donderdag 9.00 – 10.45 uur 11.00-11.45 werkgroep
12
Maandag 30-4 Koniginnedag
Donderdag 3-5 Joep Dohmen College 17 De levensloop van de laatmoderne samenleving. Giddens 1
13
Maandag 7-5-Joep Dohmen College 18 De levensloop van de laatmoderne samenleving. Giddens 2
Donderdag 10-5 Joep Dohmen College 19 De levensloop van de laatmoderne samenleving. Giddens 3
14
Maandag 14-5 Joep Dohmen College 20 De levensloop van de laatmoderne samenleving. Giddens 4/slot N.B. Geen werkgroep
Donderdag: 17-5 Hemelvaart
15
Maandag 21-5 Marieke Borren Burgenschap en processen van in- en uitsluitng. College 22 Burgerschap en (i)legaliteit a.h.v Hannah Arendt
Donderdag 24-5 Martien Schreurs Burgerschap en processen van in- en uitsluiting. College 23 Burgerschap/integratiediscours
16
Maandag 28-5 Vrij Pinksteren
Donderdag 31-5 Willeke Los College 24 Levensloop en gender in historisch perspectief.
17
Maandag 4-6 Elise van Alphen College 25 Gender, seksualiteit en levensloop
Donderdag 7-6 Jyotsna Gupta college 26 Kruispuntdenken Gender en levensloop (1)
18
Maandag 11-6 Marieke Borren. College 27
Donderdag 14-6 Patrick Vlug College 28 Afwijkende levenslopen 22
Wereldburgerschap en uitsluiting.
LET OP aansluitend: Ingesloten en uitgesloten zijn Werkbezoek bij verschillende detentiecentra
19
Maandag 18-6 Patrick Vlug, Marieke Borren en Martien Schreurs College 29 Responsie college detentiecentra Ingesloten en uitgesloten zijn
Donderdag 21-6 College 30 Martien Schreurs en Studentassistenten Afsluitend college levensloop in context.
20
Maandag 25-6 Hertentamenweek
Donderdag 28-6 Herkansing Blok A levensloop in context van 10.00 tot 13.00
20
Maandag 2 juli 2011 Tentamenweek
Tentamen blok B DONDERDAG 5-07-12 van 10.00 tot 13.00
21
Herkansing
Herkansing tentamen H1-2e blok 23-82012
Beschrijving van de bijeenkomsten BLOK 1
WEEK 1 College 1
maandag 13 februari 2012 09.00 tot 10.45 docent: Martien Schreurs
Thema
Verkenning van de laatmoderne levensloop
Toelichting
We zullen deze eerste les starten met een inleiding tot het gehele blok. Levensloop is het meest algemene begrip en als het ware de kapstok waaraan de colleges van H1 worden opgehangen. Verschillende invullingen ervan komen aan de orde. Daarbij zal onze eigen (laat)moderne levensloop centraal staan. We vergelijken die laatmoderne levensloop met de standaardlevensloop. We doen dat niet neutraal maar vanuit een humanistisch perspectief. In deze eerste les worden het centrale kernbegrip van H1 toegelicht: Levensloop. We gaan in op de dynamiek van de moderne levensloop organisatie aan de hand van een korte karakterise-ring van de geschiedenis van (het denken over) de menselijke levensloop; om te beginnen haar premoderne indelingen (Grieken, 23
Romeinen, Middeleeuwen, Renaissance). Werden de premoderne beelden van de levensloop nog normatief ingekleurd, de moderne organisatie van de levensloop ontstaat als structureel antwoord op de behoeften van de arbeidsmarkt en verwijst normatieve kwesties vooral naar de individuele levens. Moderne en postmoderne biografieën worden meestal voorgesteld als vrije speelruimten (bijvoorbeeld als keuzebiografieën) terwijl de structurele beperkingen die de keuzen met het verloop van de tijd danig inperken, meestal buiten beeld blijven. Zelfstudie
Het Nieuwe Ouder Worden: Hoofdstuk 1 t/m 1.5 (pp. 15 - 53) -Kanttekeningen bij Rapport Verkenning Levensloop (readertekst 1).
Werkgroep
11.00-11.45 bespreking van de literatuur aan de hand van leervragen.
College 2
donderdag 16 februari 2012
Hoorcollege
09.00 tot 10.45 docent: Martien Schreurs
Thema
Moderniteit, levensloop en humanisme
Toelichting
In dit college wordt expliciet een verband gelegd tussen levensloop en humanisme aan de hand van het essay Huamanisme en het avondland van Jeroen Vanheste. Geprobeerd wordt om het ‘vage’ begrip ‘humaniteit’ zo veel mogelijk te verhelderen. Wat is de huidige context waarin het streven naar humaniteit gestalte krijgt? Duidelijk moet worden dat humaniteit als het streven naar beschaving geen luxe is die door een elite wordt gekoesterd, maar dat dit een kwestie van alles of niets is. Wij staan voor grote uitdagingen en wij slagen er alleen in om de uitdagingen als bijvoorbeeld de ecologische crisis en de terugval in het tribalisme –de oorlog tussen beschavingen- het hoofd te bieden wanneer wij in staat zijn om de samenleving te humaniseren. Hoe kan de humanistische traditie ons daarbij helpen? Bij de beantwoording van deze vraag is het natuurlijk van belang om de grote lijnen in de humanistische traditie in het vizier te 24
krijgen. Daarvoor gaan wij te rade bij het essay Humanisme en het avondland van Jeroen Vanheste. Vanheste is een pleitbezorger van het Bildungshumanisme. Bildung heeft betrekking op de algemene ontwikkeling waarbij de oriëntatie op voorbeelden een cruciale rol speelt. Daarbij kan gedacht worden aan de inhoudelijke voorbeeldigheid van de canon- en voorbeeldige personen –leermeesters- . De vraag is nu hoe wij vandaag de dag invulling aan dit humanistische ontwikkelingsideaal kunnen geven. Kunnen docenten nog steeds de rol van leermeester vervullen of moet de docent zijn rol anders invullen om de moderne mens in zijn of haar levensloop te begeleiden? Dit college blikt vooruit op de romanbespreking in college 2. Zelfstudie:
- Jeroen Vanheste: humanisme en het avondland. Zie verplichte literatuur. -Lees zo ver mogelijk in Mogelijkheid van een eiland van Michel Houellebecq.
Werkgroep
11.00 tot 11.45 uur docenten en studentassistenten
Thema
Uitwerken opdrachten en bespreken literatuur
WEEK 2 College 3
maandag 20 februari 2012 09.00 tot 10.45 uur Docent: Martien Schreurs
Thema
De literaire verbeelding van de levensloop
Toelichting
In dit college de roman Mogelijkheden van een eiland van Michel Houellebecq besproken. Hoe kan deze roman gelezen worden als een verbeelding van de eeuwige jeugd en de angst voor de ouderdom? Een andere vraag is hoe wij deze roman over het uitsterven van de bestaande mens en de overgang naar het posthumanistische tijdperk kunnen begrijpen als een uitdaging voor het humanisme?
Zelfstudie
- M. Houellebecq, 2005, “Mogelijkheden van een eiland (Roman), Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers. 25
- De mythe van de tweede jeugd. (readertekst 2) - Over de zegeningen en moeiten van de moderne levensloop. (readertekst 3) Werkgroep
11.00 tot 11.45
College 4
Donderdag 23 februari 2012
Hoorcollege
9.00 tot 10.45 uur Docent: Jan Baars
Thema
Paradoxen van de levensloop (1)
Toelichting
De huidige organisatie van de levensloop brengt een aantal belangrijke paradoxen voort die erop duiden dat ze eigenlijk niet goed houdbaar is. De gevolgen hiervan worden besproken, zowel voor de oudere als voor de ‘normale’ volwassenen. Het buitenspel zetten van relatief grote aantallen burgers leidt tot het ontstaan van een ouderenmarkt waarin hun maatschappelijke participatie vooral consumptieve vorm krijgt. De snelle ontwikkeling van verouderingsonderzoek geeft aanleiding tot het ontstaan van grote verwachtingen ten aanzien van de mogelijkheden om veroudering ongedaan te maken of zelfs onsterfelijkheid te realiseren. Daarmee wordt veel nadruk gelegd op zo lang mogelijk leven en minder op de kwalitatieve inhoud van het ouder worden.
Zelfstudie
Het Nieuwe Ouder Worden: Hoofdstuk 1.6 (pp. 54– 64) Hoofdstuk 2 (pp. 66- 96) Hoofdstuk 4 vanaf 4.3 (pp. 169 -186)
Werkgroep
11.00 tot 11.45 uur docenten en studentassistenten
WEEK 3 College 5 N.B: Werkgroep
Maandag 27 februari 2012 Docent: Jan Baars 9.00-9.45 26
Hoorcollege
10.00 tot 11.45 uur docent: Jan Baars
Thema Toelichting
Leeftijd en leven in verschillende tijden? Het blijkt dat leeftijd maar een betrekkelijke betekenis heeft wanneer we iets willen begrijpen van ons leven in de tijd. De kalenderleeftijd is vooral handzaam om berekeningen door te voeren ten behoeve van grootschalig beheer van de bevolking (zoals levensverzekeringen, pensioenfondsen, zorgvoorzieningen). Bovendien blijken verouderingsprocessen geen gelijke tred te houden met de kalenderleeftijd en verdringt het perspectief van de chronologische tijd andere, zinrijkere benaderingen van tijd zoals levensverhalen. Moeten we niet verschillende visies op leven in de tijd meer naast elkaar laten bestaan?
Zelfstudie
Het Nieuwe Ouder Worden: Hoofdstuk 3 (pp. 99 -147)
College 6
Donderdag 1 maart 2012
N.B Werkgroep!
9.00 tot 9.45 uur
Hoorcollege
10.00 tot 11.45 uur Docent: Jan Baars
Thema
Perspectieven van ouder worden als leven in de tijd
Toelichting
Ouder worden kan gezien worden als het spanningsvol samengaan van twee ontwikkelingen. De eerste is een toenemende kwetsbaarheid: niet alleen met betrekking tot het eigen leven maar ook tot dat van anderen. Deze toenemende kwetsbaarheid moet echter gezien worden als een existentieel, sociaal gesitueerd proces en niet als een eigenaardigheid van mensen met abnormaal hoge leeftijden. De tweede ontwikkeling is veel meer een mogelijkheid van een zich verdiepende uniciteit, waarvoor je je moet inzetten. De ontwikkeling van een stimulerende cultuur van goed ouder worden loopt schromelijk achter bij het toenemende belang van deze levensfase.
Zelfstudie
Het Nieuwe Ouder Worden: Hoofdstuk 5 (pp. 189-235) 27
WEEK 4 College 7
Maandag 5 maart 2012 Docent: Hanne Laceulle
Hoorcollege Werkgroep:
9.00 tot 10.45 uur 11.00 tot 11.45 uur
Thema
Ouderen: over de laatste fase van de levensloop
Toelichting
Vooruitlopend op het werkbezoek aan verzorgings/verpleeghuizen voor ouderen, dat gepland staat voor donderdag 8 maart, nemen we in dit college de laatste fase van de levensloop van ouderen onder de loep. In de colleges van Jan Baars hebben we enerzijds kunnen zien hoe het levensproces van het ouder worden gekenmerkt wordt door een ‘zich verdiepende uniciteit’, een notie die goed te verbinden lijkt met het authenticiteitsdenken over de levensloop. Anderzijds echter kenmerkt ouder worden zich volgens Baars door een ‘radicalisering’ van de kwetsbaarheid die inherent is aan de menselijke conditie. Het laat zich niet ontkennen dat kwetsbaarheid, verlies en achteruitgang tot de levensrealiteit van veel ouder wordende mensen horen, zeker mensen die in een zorginstelling voor ouderen terecht komen. Hiervoor is dan ook veel aandacht in de wetenschappelijke studie van het ouder worden, de gerontologie. Er wordt wel gesproken van een ‘deficit’ of ‘misery’ perspectief dat het denken over ouder worden zou overheersen. In een dergelijk perspectief is vooral aandacht voor de achteruitgang en beperkingen behorend bij het ouder worden, en voor de vraag hoe men het beste met zulke beperkingen kan leven. Tegelijkertijd is het vormgeven van je eigen levensloop conform je eigen waarden en doelstellingen (zelfverwerkelijking, zelfontplooiing) een belangrijk laatmodern moreel ideaal waarmee ook ouderen zich geconfronteerd weten. Een ‘goed leven’ lijkt een leven te zijn dat de verwerkelijking is van waarden en doelen die je zelf hebt gevormd en je hebt toegeëigend. Wat is de betekenis van het ideaal van zelfverwerkelijking wanneer we nadenken over ‘goed ouder worden’, in relatie tot de onvermijdelijke kwetsbaarheid die daarmee gepaard gaat? Wat betekenen waardigheid, authenticiteit, zelfverwerkelijking en autonomie wanneer je 28
terecht komt in een verpleeghuis? Hoe is de relatie tot zingeving en humanisering? Naar aanleiding van de tekst van Frits de Lange over ouder worden en zelfwording bespreken we deze vragen. De tekst van Anne Mei The, een antropologische observatiestudie in een verpleeghuis, geeft een indringende inkijk in het dagelijks leven daar, met alle morele en existentiële dilemma’s die zich kunnen voordoen. Tijdens het werkgroepgedeelte bekijken we plenair een deel van een documentaire en gaan daarover in gesprek. Literatuur:
Lange, Frits de (2007), -De mythe van het voltooide leven. Over de oudedag van morgen. Zoetermeer: Meinema (pp. 24-29, 86107) Readertekst 4 -The, Anne Mei (2005), In de wachtkamer van de dood. Leven en sterven met dementie in een verkleurende samenleving (Amsterdam: Uitgeverij Thoeris) (pp. 100-113, 135-139) Readertekst 5
College 8
Donderdag 8 maart 2012 Van 9.00 tot 13.00 werkbezoeken aan ouderenzorg. Student-assistenten en geestelijk verzorgers.
Thema
Ouderen
Toelichting
Op deze dag leggen jullie een werkbezoek af naar een intramurale instelling voor ouderenzorg/ of jullie kiezen ervoor om een werkbezoek af te leggen bij een gevangenis. Je hoeft geen verslag over het werkbezoek te schrijven, maar is wel een aanwezigheidsverplichting. Wanneer je er die dag niet bijbent, dien je alsnog later een werkbezoek bij een instelling voor ouderenzorg te regelen. Voor vragen hierover of iets anders wat het werkbezoek betreft, neem contact op met de studentassistenten. In principe loop je die dag mee met de humanistisch geestelijk verzorger van de instelling, of heeft deze een programma samengesteld. Je legt het bezoek af in een groepje van drie tot vier studenten. Op 12 maart is er een responsiecollege over deze werkbezoeken en daarbij zal het beroep van geestelijk begeleider binnen deze instelling aan de orde komen.
29
Het werkbezoek dient om je te verdiepen in de verschillende as pecten van de levensloop van ouderen. Daarnaast biedt het je de mogelijkheid een kijkje in de keuken van een geestelijk verzorger te kijken. Een (ruim) aantal weken voor de dag dat het werkbezoek moet worden afgelegd zal er een intekenlijst circuleren waarop je je kunt inschrijven voor een van de instellingen. Na inschrijving neem je zelf contact op met de betreffende geestelijk begeleider voor een afspraak. Er is een dag lesvrij gehouden om het werkbezoek te kunnen afleggen (zie cursusrooster). Echter niet alle geestelijk begeleiders zullen op die dag werken of tijd hebben. In dat geval maak je in overleg een afspraak op een ander moment. Het is daarom belangrijk OP TIJD te beginnen met het maken van afspraken. In bepaalde gevallen is het ook mogelijk een bezoek af te leggen naar een instelling die je zelf hebt uitgezocht en die niet op de lijst staat. Echter alleen nadat hierover is overlegd met Martien Schreurs of één van de studentassistenten.
WEEK 5 College 9
Maandag 12 maart 2012 Docenten: coördinator, student-assistenten en geestelijk verzorgers ouderen instellingen. Responsiecollege ouderenbezoeken.
College 10
Donderdag 15 maart 2012 Docent: Jyotsna Gupta. Hoorcollege van 9.00 tot 10.45
Thema
Gender en levensloop
Toelichting
Gender is een constituerend element van sociale verhoudingen, politiek, cultuur, wetenschap en techniek. In dit college maken wij kennis met het begrip ‘gender’ als sociaal ordeningsprincipe (en beeldvorming rond vrouwelijkheid/mannelijkheid) en als analytische categorie in wetenschappelijk onderzoek. Er wordt kritisch gekeken naar de gender subtekst van maatschappelijke organisaties, bijv. de universiteit en alledaagse praktijken. De positie van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt is gerelateerd aan een aantal belangrijke verschillen in 30
arbeidspatronen. Het overgrote deel van de werkende vrouwen in Nederland werkt in deeltijd. Is de deeltijdbaan nu een vloek of een zegen? Stelt deze werknemers in staat om arbeid en zorg te combineren, om een leven te leiden waarin betaald werk een plaats heeft naast andere belangrijke bezigheden? Of hindert de oververtegenwoordiging van vrouwen in deeltijdbanen hun doorstroom naar invloedrijke posities? De colleges van Jyotsna Gupta over gender worden ondersteund door documentaire films over deze onderwerpen voor achtergrondinformaties en aanleiding tot discussie. Zelfstudie
- Gender (readertekst 6) - Pleidooi voor een sekse-neutrale (thee)mutscultuur. (readertekst 7) - Mixed Magement M/V (readertekst 8) - ‘Old boys networks’ in de academie. Sociale sluiting in de universiteiten (readertekst 9).
Werkgroep
11.00 tot 11.45 uur docenten en studentassistenten
WEEK 6 College 11
Maandag 19 maart 2012 9.00 tot 10.45 uur Docent: Wiel Veugelers
Thema:
Introductie thema jongeren onderzoek. Generaties jongeren en ouderen.
Werkgroep:
11.00 tot 11.45
College 12
Donderdag 22 maart 2012 9.00 tot 10.45 Docent: Wiel Veugelers.
Thema
Jongeren: Maatschappelijke opgroeien van jongeren
Toelichting
Jongeren leven in een snellere en complexere wereld dan toen hun ouders jong waren. Ze missen de vaste bakens en oriënta31
ontwikkelingen
en
het
tiepunten van weleer. Om hun weg door het leven te vinden hebben ze een flinke dosis zelfsturing nodig. Zelfsturing moet worden ontwikkeld in eigentijdse vormen van participatie en betrokkenheid. De samenleving balanceert tussen het bevorderen van autonomie voor jongeren en het vasthouden aan oude inhoudelijke kaders en vormen van controle. Wat is die nieuwe sociale werkelijkheid van jongeren in gezin, school, buurt, vrije tijd en arbeid? Hoe kan een breed en divers spectrum van levenservaringen voor alle jongeren worden gerealiseerd? Hoe kan bij jongeren humanisering middels autonomie én sociale betrokkenheid worden bevorderd? In de loop van de 20ste eeuw zijn jeugdsubculturen steeds belangrijker geworden voor zingeving en humanisering van jongeren. Een jeugdsubcultuur ontwikkelt zich in interactie met ouderen en andere jeugdsubculturen. In een jeugdsubcul-tuur geven jongeren een eigen betekenis aan hun levenserva-ringen en gebruiken symbolen in een nieuwe door henzelf geconstrueerde wekelijkheid. Gevoelens van authenticiteit, erkenning en geborgenheid krijgen op een specifieke wijze vorm in een jeugdsubcultuur. Ook hier zijn sociale klasse, gender en etniciteit weer relevante factoren. Muziek heeft altijd een belangrijke functie vervuld in jeugdsubculturen. In de komende colleges over jongeren gaat het over ervarin-gen van groepen jongeren en hoe deze worden geduid door henzelf, opvoeders, publieke opinie en in diverse wetenschap-pelijke perspectieven. Jullie gaan ook zelf op zoek naar een groepje jongeren met een eigen cultuur en gaan daarmee praten. Introductie onderzoek naar jongeren Doe een onderzoekje naar een groep jongeren: - werk in een groepje van 4 - formuleer een aantal onderzoeksvragen - kies een onderzoeksgroep (jongeren of jongvolwassenen) - kies je methode van onderzoek en je instrumenten - voer je onderzoek uit - maak een verslag van methode en resultaten - maak een presentatie voor de bijeenkomst van 15 mei - maak als groepje een verslag, waarbij elk groepslid een persoonlijke reflectie toevoegt op inhoud, onderzoeksproces en werkwijze groep. - De groep dient de dag na de presentaties het verslag in met daarbij de reflectieverslagen van de leden van de groep. 32
Zelfstudie
Werkgroep:
- Gezin, onderwijs, arbeid en vrije tijd. (readertekst 10) - Wilde jaren, Een eeuw jeugdcultuur (readertekst 11) - Mentality, Sociographics in marketing (readertekst 12) 11.00-11.45
WEEK 7 College 13
Maandag 26 maart 2012 9.00 tot 10.45 uur Docent: Wiel Veugelers
Thema
Jongeren: De betekenis van jeugdsubculturen: Agressieve jongens en vriendelijke meisjes Toelichting: Extreme jeugdculturen en normoverschrijdend gedrag trekken veel aandacht en roepen veel maatschappelijke verontwaardiging op, denk aan het voetbalvandalisme en ‘zinloos geweld’. Jongens domineren hierbij. De filosoof Gabriël van den Brink kiest voor een cultuurkritische benadering en analyseert de samenhang tussen assertiviteit, eigenwaarde, agressie, sociale controle en zelfbeheersing. Hij ziet agressief gedrag als een uitwas van een toegenomen assertiviteit. Hoe kijken we vanuit een humaniseringperspectief tegen assertiviteit en agressie aan? In veel jeugdsubculturen zijn meisjes minder zichtbaar dan jongens. Pauline Naber is lector ‘Leefwerelden van Jeugd’ aan de Hogeschool INHOLLAND te Den Haag. Zij heeft veel onderzoek verricht onder meisjes, zij benadrukt daarbij het belang van vriendschap. Als literatuur lezen we voor deze bijeenkomst haar lectorale rede ’Vriendschap en sociale cohesie’. In dit college besteden we dus aandacht aan agressie/assertiviteit en vriendschap, en hoe jongens en meisjes zich hierin positioneren en zin geven aan hun leven.
Zelfstudie
- Zinloos Geweld (readertekst 13) - ‘Vriendschap en sociale cohesie’ (readertekst 14)
Werkgroep
11.00 tot 11.45 uur Docenten en student-assistenten 33
Thema
Uitwerking opdrachten en bespreking literatuur
College 14
Donderdag 29 maart 2012 9.00 tot 10. 45 uur Docent: Femke Kaulingfreks
Thema
“De jeugd van tegenwoordig”: Wat bezielt ze?
Toelichting
De jonge filosoof en journalist Rob Wijnberg heeft door de ogen van de jeugd een kritische kijk gegeven op de hedendaagse samenleving. Centraal in zijn tekst staan de begrippen ‘Boeiuh’, ‘Chilluh’ en ‘Pimpuh’. De schrijver geeft een schets van zijn generatie en bovenal een subjectieve ervaring van de werkelijkheid. De schrijver stelt ‘in ons reflecteert de tijdgeest snel en helder, omdat we niet alleen onaangepast zijn door het verleden, maar ook de spil vormen van de toekomst.’ Maar hij stelt ook dat de jeugd van tegenwoordig apathisch en weinig maatschappelijk betrokken is. Bovendien stelt hij dat deze passieve levenshouding een vruchtbaar teken is van een wending naar een nieuw begrip van de wereld. Maar is dit het enige beeld dat geschetst kan worden van ‘de jeugd van tegenwoordig’? We gaan in dit college op zoek naar een antwoord op deze vraag. Aan de hand van een aantal voorbeelden van subculturen en nieuwe vormen van engagement onder jongeren wordt een beeld geschetst van de huidige generatie, haar gesitueerdheid en haar verschillende zoektochten naar zingeving.
Zelfstudie
Wijnberg, R. (2007). Boeiuh! Het stille protest van de jeugd. Amsterdam: Prometeus.
Werkgroep:
11.00-11.45
34
WEEK 8
College 15
Maandag 2 april 2012 Docent: Martien Schreurs Hoorcollege van 9.00 tot 10.45
Thema
Multiculturaliteit: Zwarte en witte scholen
Toelichting
Als meer dan de helft van de leerlingen op een bepaalde school een niet Europese afkomst heeft, dat wil zeggen dat hun ouders afkomstig zijn uit landen buiten Europa, dan spreken we van een ‘zwarte school’. Die leerlingen op een zwarte school worden ‘allochtonen’ genoemd. Zwarte scholen worden vaak als ‘probleemscholen’ gezien. Die problemen worden meestal toegeschreven aan Antilliaanse, Marokkaanse en Turkse jongeren. Niet alleen de Hollandse ouders, maar ook Chinezen, Egyptenaren en de Surinamers proberen hun kroost tegen Marokkaanse en Antilliaanse probleemkinderen te beschermen door hun kinderen naar gemengde of witte scholen te sturen. Kijken we naar de vaak eenzijdige media-aandacht voor de geweldsdelicten in zwarte scholen –zie het incident met de conrector op het Terra-college in 2004-, dan is de zorg van deze ouders begrijpelijk. De samenleving wordt hiermee echter wel opgezadeld met een probleem dat zeer serieus moet worden genomen. Wanneer ik in mijn college uitweid over de problematiek van zwarte scholen, dan probeer ik heel andere aspecten belichten dan de geweldsdelicten die in de media naar voren worden gebracht. Ik richt de aandacht vooral op de communicatie tussen docenten en leerlingen op zwarte scholen. Kees Beekmans, Bowen Paulle en ik-zlf hebben ervaren dat de communicatie tussen leraar en leerlingen en leerlingen onderling op zwarte scholen anders verloopt dan op witte scholen. De vraag waar dit verschil in zit en welke implicaties dit heeft, zal ik aan de hand van tal van concrete praktijksituaties aanschouwelijk en inzichtelijk proberen te maken. In dit hoorcollege wordt geprobeerd om jou sensibeler te maken voor die culturele verschillen en de problemen die daarbij opdoemen. Gezocht wordt naar tussenruimtes en vrijplaatsen waarin een vrolijke omgang met culturele verschillen en onzekerheid mogelijk wordt. 35
Werkgroep Zelfstudie voor de Werkgroep
11.00-11.45
- Een hand kan niet klapt. (readertekst 15). - Schelden als voorportaal van de redelijkheid.(readertekst 16)
College 16
Donderdag 5 april 2013 9.15 tot 12.00 uur Docent: Wiel Veugelers
Thema
Presentaties: Ervaringen met diverse jongeren
Toelichting
De groepjes studenten presenteren hun onderzoek
Zelfstudie
Voorbereiding presentatie en werken aan verslag. Inleverdatum verslag wordt in het eerste college van dit blok jongerenonderzoek bekend gemaakt!
Thema
Uitwerking opdrachten en bespreking literatuur
VOORJAARSVAKANTIE VAN 9 APRIL TOT 13 APRIL
WEEK 9: HERTENTAMENWEEK VAN 16 APRIL TOT 20 APRIL WEEK 10: TENTAMENWEEK VAN 23 APRIL TOT 27 APRIL TENTAMEN H1 (BLOK A) OP 26 APRIL 2012!!!
36
LITERATUUR
Verplichte literatuur Baars, Jan: Het nieuwe ouder worden: Paradoxen en perspectieven van leven in de tijd, uitgeverij SWP, Amsterdam, 2008 ISBN 90-6665-689-1 € 29,50 Giddens, A: Modernity and Self-Identity. Self and Society in the late modern Age. London. Polity Press, 1991 (245 pp). ISBN 0-7456-0932-5 € 24,95 M. Houellebecq, 2005, Mogelijkheden van een eiland (Roman), Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers. € 12,50 Jeroen Vanheste, (2008), Humanisme en het avondland (De Europese humanistische traditie), Budel: Damon. ISBN: 9789055738120 € 9,90 Wijnberg, R. (2007). Boeiuh! Het stille protest van de jeugd. Amsterdam: Prometeus. ISBN 9789044609882. € 12,50.
37