Minor Innovatief Beroepsonderwijs voor deeltijdopleidingen in het studiejaar 2007/2008 Piet Noordzij, projectleider minor Innovatief Beroepsonderwijs 18 januari 2008,
[email protected] In het beroepsonderwijs is de laatste jaren heel veel veranderd en het onderwijs zal ook de komende jaren blijven veranderen. Het beroepsonderwijs vraagt daarom docenten die ondernemend en innovatief zijn. Een afgestudeerd docent moet van die veranderingen op de hoogte zijn en hij/zij moet actief in deze innovaties kunnen participeren. Het beroepsonderwijs is één van de meest innovatieve sectoren van onderwijzend Nederland. Daarin volgt het beroepsonderwijs de maatschappelijke ontwikkelingen en de vaak groete veranderingen in de praktijk van arbeid en beroepen Een belangrijke uitdaging van het beroepsonderwijs bestaat eruit dat het goed moet aansluiten op de vragen en mogelijkheden van leerlingen en tegelijkertijd op de wensen van het bedrijfsleven. Om leerlingen in het beroepsonderwijs dan zinvol en goed te laten leren worden momenteel nieuwe, competentiegerichte vormen van onderwijs bedacht en ingevoerd. Het competentiegericht leren is in het onderwijs maar ook in de media een veelbesproken onderwerp. Met ‘beroepsonderwijs’ bedoelen we het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), het praktijkonderwijs (PrO) en het middelbaar beroepsonderwijs, inclusief de volwasseneneducatie (mbo, tot voor kort bve). Bijna tweederde van de Nederlandse jongeren volgt onderwijs binnen het vmbo of mbo. De minor Innovatief Beroepsonderwijs biedt studenten van de lerarenopleiding de mogelijkheid om kennis te maken met deze ontwikkelingen maar bovendien ook in de onderwijspraktijk ervaring op te doen met de wijze waarop leerlingen leren voor een beroep. Het programma van de minor bestaat uit het volgen van een orientatiemodule, werkplekleren op een school voor beroepsonderwijs en het uitvoeren van een praktijkgericht onderzoek in een kenniskring. De minor Innovatief Beroepsonderwijs voor de deeltijd is een programma van 30 ects dat in één jaar uitvoerbaar is. De inhoud van de minor is ingedeeld in thema’s. 0. Het voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs A. Competentiegericht leren en competentiegerichte leeromgevingen; B. Competentiegericht toetsen en beoordelen in het (v)mbo; C. De pedagogische opdracht van het (v)mbo; D. Leerlingen met speciale (hulp)vragen in het (v)mbo; E. De loopbaan centraal; F. Schoolontwikkeling in de lerende school. De minor is verplicht voor alle studenten van de lerarenopleidingen, het is een zogenaamde ´differentiatieminor´. De opleiding streeft ernaar de minor zoveel als mogelijk is te verbinden met bestaande opleidingsactiviteiten waardoor het een uitvoerbaar en zinvol traject kan zijn. Hieronder staan per onderdeel mogelijkheden genoemd voor deze verbinding. De SLB en de opleidingscoördinatoren kunnen studenten adviseren bij het plannen van de minor in hun studieprogramma. Studenten moeten zich in PeopleSoft apart inschrijven voor een minor. De toegang tot Peoplesoft is te vinden op de site van FLOT, http://www.fontys.nl/lerarenopleiding/tilburg/ onder Studenten/Studievoortgang. Studenten moeten toestemming van hun examencommissie hebben voor deelname aan een minor. Van dezelfde FLOT-site (onder major / minor) is een aanvraagformulier te downloaden voor deze toestemming. De student vult dit samen met de SLB in en levert het in bij de studentenadministratie. Studenten die dit jaar willen starten met de minor IBO vragen wij zich voor 15 februari in te schrijven.
1
De drie onderdelen van de minor De minor Innovatief Beroepsonderwijs is opgebouwd uit drie onderdelen. I. Oriëntatiemodule, 5 studiepunten In de oriëntatiemodule wordt de kennisbasis ¨thema´s van de minor aangeboden Deze kennisbasis is vastgelegd in een reader. De kennis wordt getoetst met een schriftelijke kennistoets. De oriëntatiemodule kan ingevuld worden met de module FO-3 voor deeltijd (Innovaties: zelfstandig en samenwerkend leren) wanneer daarvoor het beroepsonderwijs als context gekozen is. De opdracht van de module FO-3 wordt dan expliciet toegepast op het beroepsonderwijs en behandelt kwesties die relevant en betekenisvol zijn voor dat beroepsonderwijs. Studenten tonen dit aan met een dossier. Het cijfer voor FO-3 wordt gemiddeld met het cijfer voor de kennistoets in de verhouding 2:1 (FO-3 : Kennistoets). Het cijfer dat zo verkregen wordt is het cijfer voor de oriëntatiemodule van de minor IBO. II. Werkplekleren, 15 studiepunten Studenten doen het werkplekleren op een school voor beroepsonderwijs. Samen met docenten en andere betrokkenen werken zij daar aan het vergroten van persoonlijke en gezamenlijke kennis op het terrein van het beroepsonderwijs. Samen leren innoveren is hier het sleutelwoord. De student werkt daarom actief mee aan een vernieuwingsproject in het beroepsonderwijs op een school. We geven dit aan met werkplekleren, dit is producerend leren op een reële werkplek. Het project waarin hij participeert, kiest de student zelf op basis van eigen leervragen. Voorbeelden van projecten zijn: • Het ontwikkelen van onderwijsmateriaal voor het vmbo waarin avo- en beroepsgerichte vakken worden geïntegreerd. • Het evalueren van een time-outproject voor leerlingen met gedragsproblemen. • Het ontwikkelen van nieuwe praktijkexamens die passen bij het nieuwe competentiegericht onderwijs. • Het ontwikkelen en evalueren van nieuwe instrumenten voor betere loopbaanbegeleiding. De studielast voor het werkplekleren wordt voor tenminste 80 uur (over een tijdsperiode van maximaal 20 weken) op de school gerealiseerd, daarnaast kan de student in zelfstudie werken aan opdrachten. Geadviseerd wordt het werkplekleren van de minor te combineren met een van de voorgeschreven onderwijsstages. Een combinatie met de hoofdfasestage geeft een totale stage van 25 studiepunten, uit te voeren in 2 perioden (een half jaar). Studenten die werken als leraar in het beroepsonderwijs, kunnen hun werk inzetten als stage en kunnen ook het werkplekleren voor de minor op de eigen school doen. III. Kenniskring, 10 studiepunten In de kenniskring reflecteert de student op het werkplekleren, en hij ontwikkelt daar kennis over relevante kwesties in het beroepsonderwijs. In overleg met de kenniskring voert hij een praktijkgericht onderzoek uit in het ontwikkelproject van het werkplekleren. De kenniskring is deels fysiek, deels virtueel/digitaal. Zij loopt parallel met het werkplekleren, gedurende 2 perioden (20 weken). Er zijn totaal 6 bijeenkomsten van 4 uur waarin studenten elkaar ontmoeten en door een docent begeleid worden. Deze bijeenkomsten zijn op maandag-, dinsdag- of donderdagavond, vast te stellen in overleg met de studenten. De student start met de kenniskring wanneer ook het werkplekleren start. Hij meldt zich voor de kenniskring aan bij de projectleiding van de minor. Er worden kenniskringen samengesteld van ca 10 studenten uit verschillende opleidingen en projecten. De kenniskring wordt begeleid door een docent van de opleiding in de rol van tutor.
2
Studieplanning Door de combinatie van verschillende studieactiviteiten kan het voor de student lastig zijn om de minor goed in te plannen in zijn studieprogramma. Overleg met de SLB of opleidingscoördinator is zeer gewenst. In de regel begint een student met de minor wanneer hij de propedeuse afgerond heeft. Hij schrijft zich per 15 februari of 1 oktober in op PeopleSoft. Als eerste activiteit doet hij de oriëntatiemodule door de module FO-3, Innovaties, te volgen en de kennistoets af te leggen. Hij zoekt tegelijkertijd een school voor beroepsonderwijs waar hij het werkplekleren kan doen. Na afronden van de oriëntatiemodule meldt hij zich aan voor de kenniskring en start hij het werkplekleren in combinatie met een van de schoolstages. Volgens deze planning kan de minor in een jaar afgerond zijn. Door de grote verscheidenheid van mogelijke opleidingstrajecten met verschillende looptijden is deze planning niet algemeen toepasbaar. Er zullen veelal aangepaste trajecten uitgezet moeten worden die passen bij de specifieke wensen en mogelijkheden van de student. De volgende aanwijzingen zijn daarom bedoeld als advies. a. b. c. d. e. f.
overleg goed met SLB maak een minor-traject van maximaal 1 jaar start met de minor na het behalen van de propedeuse doe de oriëntatiemodule voor het werkplekleren start combineer het werkplekleren van de minor met de hoofdfase stage; zoek voor deze stage een school voor beroepsonderwijs (VMBO of MBO) zet FO-3 in voor de oriëntatiemodule van de minor; doe FO-3 (kort) voor het werkplekleren,
Minorwijzer, N@Tschool Wanneer de student zich ingeschreven heeft voor de minor op PeopleSoft krijgt hij toegang tot het project minor-IBO voor deeltijd op N@Tschool. Daar vindt hij de minorwijzer voor deeltijd, de reader en alle andere noodzakelijke bronnen. Informatie over de minor Innovatief Beroepsonderwijs: http://www.fontys.nl/lerarenopleiding/tilburg/ kijk onder Major / Minor informatie
[email protected] projectleider voor de minor Innovatief Beroepsonderwijs
NB. Op details wijkt deze tekst mogelijk af van eerder verstrekte informatie. Afgezien van mogelijke vergissingen en verschrijvingen, geldt de laatst gegeven informatie.
3
Doelen van de minor De minor Innovatief Beroepsonderwijs wil een krachtige bijdrage leveren aan de opleiding van leraren en andere hbo-functies in het beroepsonderwijs (V)MBO. Doel 1: De student is in staat om vanuit zijn eigen professie, zelfstandig en in samenwerking met opleiders, onderzoekers, participanten in het bedrijfsleven en leerlingen/deelnemers op planmatige wijze een substantiële bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van antwoorden op complexe vraagstukken die betrekking hebben op het beroepsonderwijs. Bijbehorende prestatie-indicatoren: De student ... • verkent en beschrijft de visie en de ontwikkeling van zijn of haar werkplek • levert een substantiële bijdrage aan een onderwijsinnovatie • stelt realistische doelen en duidelijke grenzen aangaande zijn bijdrage aan een onderwijsinnovatie en plant zijn eigen werkzaamheden • reflecteert op het eigen handelen en stuurt zonodig bij • stemt het eigen handelen af op het beleid, de mogelijkheden en de waarden van de werkplek • stelt zich dienstbaar op ten opzichte van het team; vraagt hulp van en biedt hulp aan collega’s • is betrokken bij overleg tussen opleiders, leerlingen, opleiding en bedrijven of instellingen aangaande onderwijsinnovatie Doel 2: De student is in staat om vanuit zijn eigen professie goed georganiseerde en toegankelijke kennis op te bouwen aan de hand van recente (sociaalwetenschappelijke) inzichten over en ‘good practices’ uit het beroepsonderwijs en deze kennis in te zetten in innovaties in het beroepsonderwijs. Bijbehorende prestatie-indicatoren: De student ... • kan de huidige paradigmashift in het beroepsonderwijs herkennen, beschrijven en waarderen aan de hand van gangbare begrippen en modellen • geeft kansen en knelpunten aan in de omslag naar competentiegericht onderwijs en competentiegerichte toetsing en anticipeert hierop in zijn werkzaamheden • expliciteert en beargumenteert zijn opvattingen over de rol van het onderwijs bij de ontwikkeling van burgerschap (-scompetenties) • maakt de wettelijk vastgestelde zorgstructuur en het schoolspecifieke beleid hierbij inzichtelijk • betrekt de rol van het beroeps- of loopbaanperspectief van leerlingen/deelnemers in het beroepsonderwijs in zijn handelen • is in staat de huidige ontwikkelingen in het beroepsonderwijs te plaatsen binnen internationale ontwikkelingen Doel 3: De student is in staat om vanuit zijn eigen professie een functionele bijdrage te leveren aan innovatieve leerarrangementen in het beroepsonderwijs. Daarbij onderkent hij de verschillende eisen die aan het beroepsonderwijs worden gesteld in onderwijsleersituaties en is hij, met toezicht en onder begeleiding, in staat hier invulling aan te geven. Bijbehorende prestatie-indicatoren: De student ... • verbetert (met hulp van collega’s ) het leef- en werkklimaat in onderwijsleersituaties • zorgt in onderwijsleersituaties voor variatie, heldere opbouw, ondersteuning en evaluatie van het leerproces • hanteert in onderwijsleersituaties een voor leerlingen/deelnemers bruikbare vorm van time- en taakmanagement. • richt de leerwerkruimte op een veilige, doelmatige manier in en stemt activiteiten en leeromgeving op elkaar af • stimuleert leerlingen/deelnemers in onderwijsleersituaties tot gewenst gedrag, zodat er een op samenwerking gerichte sfeer ontstaat • herkent teamrollen bij innovatieprocessen van zichzelf en anderen en kan deze (oplossingsgericht) beschrijven
4
Bijlage 1.
Eerder verstrekte informatie naar deeltijdstudenten, december 2007, toegelicht 14 januari 2008 Februari 2008 start de uitvoering van de minor Innovatief Beroepsonderwijs voor de deeltijdopleidingen. Studenten die aan dit programma willen deelnemen worden verzocht zich voor 15 februari daarvoor in te schrijven. Van jullie studiebegeleider heb je eerder de nodige informatie gehad over de minoren, en weet je of je deze minor moet volgen.
Studenten moeten zich apart inschrijven voor een minor. Hiervoor is op de FLOT-side een link gemaakt naar Peoplesoft http://www.fontys.nl/lerarenopleiding/tilburg/. Studenten moeten ook toestemming van hun examencommissie hebben voor deelname aan een minor. Van dezelfde site is een aanvraagformulier te downloaden voor deze toestemming. Het formulier moet ingeleverd worden bij de studentenadministratie. De inschrijving dient te gebeuren voor 15 februari 2008. major-minor Fontys heeft in al haar bachelor-opleidingen een vernieuwingsoperatie uitgevoerd onder de naam BILOBA. Een van de componenten daarvan is de major-minor structuur. Alle vierjarige bacheloropleidingen hebben een major-programma van 3 jaar (180 studiepunten) en 2 minoren, elk van een half jaar of 30 studiepunten. Fontys bidet haar studenten een breed programma aan van minoren, https://www.fontys.nl/biloba/ . Studenten van de lerarenopleiding volgen na de propedeuse twee minoren. Tegelijkertijd geldt dat de opleiding de minor Innovatief Beroepsonderwijs als ‘aanbevolen’ heeft gekenmerkt. Dat betekent dat alle studenten deze minor moeten volgen, naast een tweede vrije minor. Met ingang van de cursus 2007-2008 geldt de major-minor structuur ook voor de deeltijdopleidingen. In overleg met de opleidingscoördinator of coach volgen studenten op enig moment de minor Innovatief Beroepsonderwijs en kiezen daarnaast een tweede, vrije, minor. Voor deeltijdstudenten met een getuigschrift van een andere hbo-opleiding of met relevante praktijkervaring in een beroep of in andere activiteiten is er nadrukkelijk de mogelijkheid om eerder of elders verworven competenties (EVC’s) bij de intake in te brengen. Dit ontslaat hen van de verplichting voor één of beide minors. In het competentieportfolio toont hij deze EVC’s aan. Minor Innovatief Beroepsonderwijs De lerarenopleidingen van Fontys hebben ervoor gekozen de minor Innovatief Beroepsopleidingen, zwaar aan te bevelen bij haar studenten. Zij doen dit om zo hun studenten goed op te leiden voor het werken in het beroepsonderwijs. Het grootste deel van de jongeren volgt een beroepsopleiding in het VMBO en het MBO. Het e merendeel van de 2 graads leraren is ook in dit onderwijs aan het werk. De laatste jaren maakt dit beroepsonderwijs stormachtige ontwikkelingen door als gevolg van grote veranderingen in de beroepswereld. Dit alles maakt dat het beroepsonderwijs een interessante en geschikte leerwerkplek is voor studenten in opleiding. Studenten die de minor Innovatief Beroepsonderwijs volgen: leren het beroepsonderwijs kennen en leren wat hun beroepsperspectief is in het beroepsonderwijs leren onderwijsactiviteiten en opleidingstrajecten ontwerpen voor het beroepsonderwijs verdiepen hun kennis van het vak door die te verbinden met beroepen, bedrijven en maatschappelijke kwesties leren projectmatig en innovatief werken in een ontwikkelteam versterken en verdiepen hun beroepscompetenties
5
Programma minor De minor bestaat uit drie onderdelen: een intromodule die een kennisbasis biedt, een praktijkdeel op een school voor beroepsonderwijs en een kenniskring waarin praktijkgericht onderzoek gecombineerd wordt met intervisie. Het programma van de minor heeft een looptijd van 1 jaar of 4 perioden, van februari 2008 tot februari 2009. De uitvoering van de minor Innovatief Beroepsonderwijs is voor de deeltijdopleidingen gekoppeld aan het programma van Flankerend Onderwijs en aan het werkplekleren (schoolstage). Schoolstages, Werken in de school Minor Innovatief beroepsonderwijs
Flankerend onderwijs
Vakdidactiek
oriënterende stage hoofdfase stage afrondende stage Intromodule Innovatief Beroepsonderwijs, FO-periode 3, Praktijk deel, participatie in een project op een school voor beroepsonderwijs Kenniskring, deelname aan een intervisiegroep FO-periode 1, Algemene didactiek FO-periode 2, De leerling centraal FO-periode 3, Innovatie FO-periode 4, Begeleiding centraal VD periode 1 VD periode 2 VD periode 3 VD periode 4 Actie onderzoek (afstuderen)
10 stpnt. 10 20 30
5 5 5 5 5 5 5 5 10
De intromodule voor de minor wordt verzorgd in het programma Flankerend Onderwijs, FO-3. Deze module heet daarom ‘Innovatie’ en gaat over: actief en zelfstandig leren, competentiegericht leren en samenwerkend leren. De inhoud ervan is breed toepasbaar, maar voor deze module is het beroepsonderwijs gekozen als context. Het praktijkdeel van de minor volgt op de intromodule en zal in de regel uitgevoerd worden in de perioden 1 en 2 van het volgende studiejaar. Geadviseerd wordt dit praktijkdeel te combineren met de hoofdfase stage. Er ontstaat dan een stage van 25 studiepunten. De kenniskring start na afloop van de intromodule wordt parallel aan het praktijkdeel uitgevoerd. Er wordt naar gestreefd het praktijkdeel en de kenniskring zo veel mogelijk ‘op maat’ uit te voeren, passend bij de mogelijkheden van de student. Ontheffing van de minor Innovatief beroepsonderwijs Alle studenten moeten in principe de minor Innovatief Beroepsonderwijs volgen. Studenten die werkzaam zijn in het beroepsonderwijs en die actief geparticipeerd hebben in een of meer innovaties kunnen ontheffing vragen voor deze minor. Zij hebben in hun werk eerder aan de opdracht van deze minor voldaan. Wij spreken van ‘eerder/elders verworven competenties’, EVC’s. Studenten die menen dat zij de minor IBO niet hoeven te doen, vanwege EVC’s, tonen dit in een EVC- portfolio aan. Zij leggen een portfolio aan met bewijsstukken die aantonen: - dat zij langere tijd werkzaam zijn geweest in het beroepsonderwijs - dat zij aantoonbaar gewerkt hebben aan innovaties in het beroepsonderwijs. Dit portfolio brengen zij in in een intake-assessment. Het portfolio wordt opgesteld onder begeleiding van de studieloopbaanbegeleider, SLB, van de opleiding. Dit gebeurt bij voorkeur voor het einde van periode 2. Mogelijk zijn eerder in het intakegesprek met de opleidingscoördinator op basis van diploma’s en cijferlijsten afspraken gemaakt over vrijstelling van de minor IBO. Er is dan een zogenaamd nvt (niet van toepassing) afgegeven. Deze afspraken gelden onverkort en dan hoeft er voor dat onderdeel geen aanvullend EVC-portfolio aangelegd te worden. Het EVC-portfolio wordt beoordeeld in het intake-assessment, georganiseerd door de betreffende opleiding. De assessoren worden geadviseerd door een aparte adviescommissie voor minoren.
6