INHOUDSOPGAVE 1.
Ingekomen stukken ................................................................................................................... 3
2.
Regeling van werkzaamheden ................................................................................................... 4
3.
C-stukken.................................................................................................................................... 5
B.1
Wijziging Kaderverordening subsidies SNN 2000 (nummer 21/2008)....................................... 5
A.1
Toekomststrategie en het aandeelhouderschap Essent (nummer 17/2008) ............................. 6
A.2
Bestuursovereenkomst provincies en kabinet (nummer 20/2008) ........................................... 26
A.3
Actieprogramma arbeidsmarkt provincie Groningen 2008-2012.............................................. 31
A.4
Mondelinge vragen ................................................................................................................... 43 Vragen van de heer De Vey Mestdagh inzake samenwerking diverse gemeenten................. 43 Vragen van de heer Swagerman inzake subsidieverstrekking vervolg “Boven wotter” ........... 46
1
2
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Voorzitter: de heer M.J. van den Berg, commissaris der koningin Griffier: de heer J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 40 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), B.P.A. Blom (SP), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit, P.H.R. Brouns (CDA), D. Bultje (PvdA), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), W. Haasken (VVD), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), M.J. Jager (CDA), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), H.J. Kruithof (VVD), E.J. Luitjens (VVD), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), mevrouw F. Mete (PvdA), H. van der Molen (SP), W.J. Moorlag (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), R. Sangers (SP), mevrouw M.R. Schalij (PvdA), mevrouw K.R. Schraagen (VVD), mevrouw J. Siersema-Venema (GroenLinks), H.J.B. Spoeltman (PvdA), H. Staghouwer (ChristenUnie), mevrouw F. Stavast (GroenLinks), H.T. Stavenga (PvdA), R. Stevens (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), mevrouw L. van der Tuin-Kuipers (CDA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), P.G. de Vey Mestdagh (D66), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: H.J. Flokstra (SP), J. Hilverts (ChristenUnie) en mevrouw O.G. Hartman-Togtema. Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: H. Bleker, P.M. de Bruijne, M.A.E. Calon, J.C. Gerritsen, D.A. Hollenga, R.A.C. Slager. Opening De VOORZITTER: Dames en heren, Statenleden, goedemorgen. Ik open deze vergadering van de Provinciale Staten van Groningen en ik heet u hierbij allen van harte welkom. Er zijn berichten van verhindering van de heren Flokstra, Hilverts en mevrouw Hartman. De heren Flokstra en Hilverts zijn al iets langer afwezig. Ik stel voor beide heren een bloemetje te sturen. Dat staat wel erg onvriendelijk naar mevrouw Hartman, maar ik neem aan dat zij niet ziek is. De heer Swagerman (SP) heeft ons meegedeeld het College vragen te willen stellen over het verlenen van subsidie aan RTV Noord ten behoeve van de productie Boven Wotter 2. Ik heb een ander verzoek tot mondelinge vragen gekregen van de heer De Vey Mestdagh over de samenwerking Pekela-Veendam-Bellingwedde. Ik stel voor die aan het eind van de vergadering als twee afzonderlijke punten te behandelen, waarbij de betrokken Statenleden de kans krijgen de vragen te stellen aan het College. Dan zal het College antwoorden en daarna spreekt het betrokken Statenlid nog eens. Vervolgens is er een ronde voor de hele Staten om daarin mee te doen. 1.
Ingekomen stukken van derden
Voorgesteld wordt het volgende stuk voor kennisgeving aan te nemen: a. Advies van de Raad voor het Landelijk Gebied 'Groen opgroeien', aangeboden bij brief van 5 juni 2008 Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van Gedeputeerde Staten ter afdoening: b. Brief van mevrouw C. de Roos-de la Court, Nieuweschans van 10 juni 2008 namens de bewoners van de Verlengde Hoofdstraat en de Oudezijl in Nieuweschans betreffende overlast door vrachtwagens. Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid: c. Brief van de directeur van het Openluchtmuseum Het Hoogeland van 10 juni 2008 betreffende concept-cultuurnota 2009-2012 (voorstel: t.z.t. betrekken bij cultuurnota) Zonder beraadslaging of stemming wordt conform de voorgaande voorstellen besloten.
3
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008
2.
Regeling van werkzaamheden
a.
Behandelvoorstellen presidium
De VOORZITTER: We hebben die behandelvoorstellen toegelicht. De heer HAASKEN: Voorzitter, voor de commissie Omgevingsbeleid en Milieu mist een toezegging om de eerstvolgende commissievergadering te gaan praten over natuurcompensatie Eemshaven. Ik zou dat graag alsnog in de agenda opgenomen zien. De VOORZITTER: Ik denk dat het voor de commissie van belang is – ik kijk ook even naar GS – of er een of ander stuk is dat ook relevant is. Dat komt goed, zegt de heer Hollenga. Dan wordt het gearresteerd zoals u het vroeg. Met inachtneming van deze aanvulling wordt zonder stemming met de behandelvoorstellen ingestemd. b.
Vergaderschema Provinciale Staten en commissies 2009
De VOORZITTER: Dat is op voorstel van het presidium. Het is natuurlijk altijd zo dat er in het loop van het jaar nog wijzigingen komen. Het is wel ontzettend praktisch dat je heel vroeg je agenda of blackberry kunt bijwerken. Zonder beraadslaging of stemming wordt met voorliggend schema ingestemd. Zonder beraadslaging of stemming wordt met de A- en de B-lijst ingestemd. Dan heb ik van de voorzitter van de werkgroep Landschap het verzoek gekregen om de discussienota hier te mogen aanbieden. Daarvoor geef ik mevrouw Schalij graag de gelegenheid. Mevrouw SCHALIJ: Voorzitter, toen vorig jaar omstreeks deze tijd in deze Statenzaal het besluit werd genomen om een commissie in te stellen om een nader onderzoek te plegen naar de stand van het landschap in deze provincie en te kijken naar de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, – trouwens een commissie die een paar maanden later een werkgroep werd – konden we niet bevroeden dat dit onderwerp onder de noemer verrommeling zo’n aandacht zou krijgen in het hele land, zodanig dat er een nationaal debat ontstond over de staat van het landschap in ons land en dat het ene na het andere initiatief om Nederland mooier te maken, over de tafel ging. Toen enige maanden later de werkgroep eindelijk was geformeerd en aan het werk kon gaan – ik moet u zeggen, dat was een boeiende kennismaking voor een aantal nieuwe Statenleden met de mores van dit huis – bleek ons ook dat het onderwerp de bewoners van deze provincie bijzonder aansprak. Overal waar wij kwamen – want wij hebben een aantal activiteiten georganiseerd, we hebben ook gecorrespondeerd met burgers in de provincie – bleek hoe het landschap aan het hart ligt van de inwoners van deze provincie. Dat was trouwens ook al gebleken uit de interactieve ronde die geweest was in het kader van het POP en wat er in de Kamers van Groningen naar voren werd gebracht. Nadat wij een paar maanden heel intensief bezig geweest waren, hebben we onze bevindingen als werkgroepleden naast elkaar gelegd en zijn we in gesprek geraakt. Toen bleek al heel snel – wat ons ook al bleek uit de gesprekken die we hadden in de provincie en de gesprekken die wij met deskundigen voerden – dat het debat over landschap en hoe het nu verder moet met het landschap in Nederland maar ook in Groningen, nog niet zo eenvoudig is. Ik wil daarom eigenlijk heel weinig zeggen. We hebben onze rapportage gemaakt in de vorm van een discussienota, die ik u zo wil overhandigen. Maar ik wil u toch niet een citaat onthouden van de voorzitter van het symposium ‘Blijft Groningen mooi?’ dat we hebben georganiseerd, van de heer Roel In ’t Velt, dat tot enig nadenken leidt – althans, zo ging dat bij de leden van de werkgroep. Dat citaat luidt als volgt: “Het debat over landschap gaat over waarden, over noties, van schoonheid, van functionaliteit, van nut en van veiligheid en wat je daar nog aan toe zou willen voegen. In die zin is landschap misschien ook wel een postmodern concept, waarin de esthetica en de historie toekomstgericht hun plaats herwinnen, naast de industriële functionaliteit. En als je er zo naar kijkt, is landschap een spiegel van cultuur, van zingeving en gaat het landschap over wat mensen verbindt in hun waarden, maar ook scheidt in hun waarden.”
4
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Dan zegt hij even later, in het debat: “Daarom kan het gesprek over landschappen ook zo heftig zijn. Je kunt er ruzie over maken. Het gaat over passie, het gaat over wat je lief hebt, wat je wilt behouden, wat je wilt herstellen en wat je wilt ontwikkelen.” Dit citaat hebben we een klein beetje ook als motto meegenomen in het voorwoord van de rapportage die we uiteindelijk gemaakt hebben als werkgroep Landschap. Als u nu denkt dat wij vol passie en rollebollend over straat zijn gegaan in die besprekingen, dan is niets minder waar. Al heel snel kwamen we tot de conclusie dat dit een onderwerp is dat verdient om in de Staten bediscussieerd te worden, dat wij die discussie niet vooraf moesten gaan voeren in onze werkgroep. Wat wij gedaan hebben, is onze bevindingen op een rij gezet, ieder vanuit de eigen ervaring en vanuit de eigen kennis, en die in de vorm van een aantal debatstellingen aan u presenteren. Op deze manier hopen we ook een bijdrage te leveren aan dat debat over het landschap, wat zo belangrijk is voor deze provincie, maar ook zo belangrijk voor de bewoners van deze provincie. We gunnen graag niet alleen u als Staten, maar ook de inwoners van deze provincie, een heel goed en inhoudsvol debat, straks in het najaar als het POP aan de orde komt. Aan dat nieuwe Omgevingsplan – dat is eigenlijk de wens van de werkgroep – en het debat dat daarover zal worden gevoerd zouden we graag de punten van deze werkgroep willen verbinden. Er is hier in huis een ontzettend leuk boekje van gemaakt, klein en handzaam, waarin alles is gecombineerd wat we hebben gehoord en wat we hebben gelezen. Het is een aardig boekje om mee te nemen op vakantie. Er staan mooie citaten in. Ik zou u willen aanraden, als u nu ergens in Groningen in de natuur verpoost en bijkomt voor het volgende seizoen, om daar eens in te bladeren en de inhoud tot u te nemen. Ik hoop dat dat het debat straks na de vakantie een extra dimensie geeft. Mevrouw Schalij overhandigt de heer Van den Berg het eerste exemplaar van het rapport van de werkgroep Landschap. De VOORZITTER: Ik denk dat een woord van dank aan de werkgroep namens de Staten op zijn plaats is. We krijgen het rapport allemaal, begrijp ik. Een mooie discussienota. Inderdaad, oktober/november is het goede moment om het bij het POP en de discussie te betrekken. U hebt als het ware een flink stukje huiswerk gedaan waarmee we dat ook wat extra diepte kunnen geven. Dat is natuurlijk waar, dat hebben we ook allemaal gemerkt: Groningers zijn enorm betrokken bij de karakteristieken van hun landschap. Het is ook waar dat daar ook allerlei emoties stevig over de tafel vliegen. Wat is mooier dan dat? Betrokkenheid bij zo’n onderwerp raakt natuurlijk veel. Ik hoop dat we erin slagen om dat hier goed vorm te laten krijgen en neer te laten slaan op een democratische manier in de besluitvorming in ons Provinciaal Omgevingsplan. Dank aan de werkgroep en dank voor de mooie woorden. Wat heerlijk dat we weer een boek hebben dat we in de vakantie kunnen lezen. 3.
C-stukken
De VOORZITTER: Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Verzoek van het OV-bureau Groningen-Drenthe om zienswijze t.a.v. ontwerpbegroting 2009 (is bij schriftelijke procedure gedaan); b. Brief van 5 juni 2008, 2008-31605, betreffende Inventarisatie acties/maatregelen in het kader van het Rapport Professionalisering Subsidierelaties; c. Brief van 7 mei 2008, nr. 2008-24.760, CW, betreffende extra bijdrage Noorderlicht. De onder a. genoemde begroting 2009 van het OV-bureau heeft een schriftelijke ronde doorlopen. De fracties van de PvdA (bij monde van de heer Rijploeg) en het CDA (bij monde van mevrouw Van Kleef) hebben gereageerd en inmiddels hebben zij aangegeven dat zij tevreden zijn met de beantwoording door het College bij brief van 19 juni 2008, nr. 2008-33990/25, VV. Ik stel u voor om deze brief dan ook toe te voegen aan de C-lijst. Kunt u ermee instemmen dat de genoemde stukken en de brief van GS over de begroting 2009 van het OV-bureau voor kennisgeving worden aangenomen? Genoemde stukken wordt zonder beraadslaging of stemming voor kennisgeving aangenomen. B-stukken B.1 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 10 juni 2008, nr. 2008-29307, ABJ, tot van de Kaderverordening subsidies SNN 2000 (nummer 21/2008)
wijziging
Voornoemd stuk wordt zonder beraadslaging of stemming bij hamerslag vastgesteld.
5
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 A-stukken A.1 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 3 juni 2008, nr. 2008-29.565, EZ, betreffende de toekomststrategie en het aandeelhouderschap Essent (nummer 17/2008) De VOORZITTER: Ik denk dat we daarmee zijn aan het eerste onderwerp waarin men ook graag een debat wil met het College. De spreektijd is 10 minuten per fractie. Laten we die twee punten die we aan het eind toegevoegd hebben, er even buiten houden. Dan is er een redelijke tijd. Als het nodig is, kunnen we ook in interrupties het nodige doen, maar we kunnen toch met elkaar proberen gefocust te spreken. Dat helpt gewoon, hebben we gemerkt. Naarmate je het langer laat lopen met elkaar en het langer wordt, verdwijnt de attentie en ontgaat als het ware de kern van zo’n debat. Daar gaat het om. Het gaat er niet om om per se korter te zijn, het gaat erom dat politieke debat, waarin er verschillen van mening zijn, goed te kunnen voeren in de Staten. Die meningen moeten goed aan de orde komen, er moet goed gewisseld worden met het College. Het College krijgt een derde van uw tijd. De beraadslaging wordt geopend. De heer MOORLAG: Voorzitter, lang geleden hebben onze voorgangers in deze Staten en volksvertegenwoordigers in tal van gemeenten besloten om publiek geld te investeren in de productie en distributie van gas en elektriciteit. Dat deden zij ten bate van, zoals het toen heette, het nut in het algemeen. Dat was een verstandige keuze, voorzitter. Waar particulier initiatief ontbreekt of de vrije markt faalt, is het de taak van overheden om initiatieven te ontplooien ten bate van het publiek belang, maar sedertdien is er veel veranderd. Er is sprake geweest van een geweldige schaalvergroting. Begin jaren ’90 kenden wij nog het gasbedrijf in Delfzijl dat ging fuseren met het energiebedrijf in Hoogezand. Twee jaar later ging dat op in de EGD. De EGD ging op in de Edon en weer een aantal jaren later hadden wij Essent. Zo ging de productie en distributie van locaal niveau naar bovenprovinciaal niveau. Tezelfdertijd is de markt veel internationaler geworden. De interconnectiviteit is verbeterd, de energiemarkt is geliberaliseerd en de productie- en leveringsbedrijven worden gesplitst van de netwerkbedrijven. Nu kunnen we ons de vraag stellen of we onverdeeld gelukkig zijn met al deze ontwikkelingen en of wij alle wijzigingen zoals die in de wetgeving tot stand zijn gekomen, zonder meer kunnen onderschrijven. Maar die gewijzigde omstandigheden dienden zich wel zo aan zoals ze zich nu hebben aangediend en dan is ook de vraag gewettigd wat nog de betekenis is van publiek aandeelhouderschap in energiebedrijven. In het Collegeakkoord, voorzitter, is deze vraag beantwoord. Citaat: “De commerciële productie en handel in energie in een Europese, geliberaliseerde markt hoort niet thuis in het publieke domein”. Dit standpunt is door de PvdA onderschreven. Wij onderschrijven dan ook de voordracht van het College. Maar bij die voordracht maken we wel een aantal kanttekeningen en stellen we een aantal voorwaarden. Netwerken moeten in overheidshanden blijven. Wij hechten aan krachtige wetgeving en sterk toezicht ter bewaking van de publieke belangen. Dat ligt niet in de invloedssfeer van deze Staten, maar ons College zou wel de opdracht op zich moeten nemen om dat in de landelijke contacten over het voetlicht te blijven brengen. Wetgeving en marktordening is ook het meest geëigende instrument om de publieke belangen te behartigen. Voorzitter, het streven naar opbrengstmaximalisatie wordt door de Partij van de Arbeid wel onderschreven, en dat is ook wel belangrijk, maar het is niet het belangrijkste punt. Het mag niet betekenen dat zonder meer de aandelen worden verkocht aan de hoogste bieder. Wij willen dat de bedrijven worden ondergebracht bij een partij die de langetermijncontinuïteit vooropstelt. Dus niet verkopen aan zogeheten ‘sprinkhanen’, die het bedrijf strippen en de activa te gelde maken. De PvdAfractie heeft nog twee zorgen, voorzitter. In de eerste plaats: hoe is het gesteld met de treasury in dit huis? Bij de vervreemding van de aandelen wordt er een fors bedrag bijgeschreven op het spaarbankboekje van de provincie. Dat stelt wel eisen aan de treasury. Ik zou daar graag een reactie van het College op willen hebben, want het maakt nogal wat uit of je dan een tiende procent meer of minder aan rente of aan rendement haalt. Het tweede punt waar de PvdA-fractie zorgen over heeft, is publieke beeldvorming. In de publieke beeldvorming is het nogal wat dat we de aandelen gaan vervreemden. We merken dat ook aan vragen van burgers. Wij geven hier in de Staten weliswaar politieke legitimering voor de voordracht van het College, maar daarmee is niet gezegd dat er ook draagvlak en acceptatie in de maatschappij ontstaat. Wij roepen het College dan ook op om goed uitleg te geven aan burgers over deze strategie, over de achtergronden, over de wijziging van de omstandigheden. Ten slotte, voorzitter, nog een opmerking…
6
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 De heer SWAGERMAN: Voorzitter, een prachtig verhaal, een goede keuze, we gaan ervoor, de marktwerking in optima forma, dat is de Partij van de Arbeid, dat hebben ze ook zo ingezet en dat is een principiële voortzetting van waar ze al mee bezig waren. Maar een simpel voorbeeld: het debat over de hoge inkomsten, met name van directieleden van allerlei instanties die tegenwoordig geprivatiseerd zijn – of we het nu over de zorg hebben, maar het gaat hier dan ook nog over het energiebedrijf. Hoe denkt u te kunnen voorkomen dat die burger gaat begrijpen dat die inkomens van wat voor directieleden van energiebedrijven ook, waarvan u straks ook nog de aandelen gaat vervreemden en de burger er helemaal niets meer over te zeggen heeft… Hoe denkt u dat de burger dat gaat accepteren en hoe denkt u dat uit te kunnen leggen? Want het is tot nu toe, in de afgelopen tig jaar, niet gelukt. Ik betwijfel ten zeerste of het u lukt. De heer MOORLAG: Voorzitter, mijn vraag aan het College was niet zozeer om aan de burgers uit te leggen wat het niveau van de inkomens van de topbestuurders van energiebedrijven is. Mijn vraag aan het College had een andere strekking, namelijk om uiteen te zetten hoe de omstandigheden zijn gewijzigd en wat of de motieven zijn om deze aandelen te vervreemden en daarbij ook gewoon goed duidelijk te maken wat er met die opbrengst gebeurt. Laten we niet uit het oog verliezen dat de opbrengst weer – zoals ik dat zo-even noemde – ten bate van het nut in het algemeen wordt aangewend, namelijk in publieke investeringen in infrastructuur op die punten waar de markt dat niet doet. Dat verhaal moet ook naar de burgers overgedragen worden. In die zin onderschrijf ik uw enge, misplaatste interpretatie over wat er nu (moet worden) uitgelegd aan de burgers niet. Mijn slotzin, voorzitter, was dat de PvdA-fractie het betreurt dat de fusie tussen Nuon en Essent is gestrand. Daarmee is de kans op een waardecreatie gemist. Daarmee is ook de kans gemist dat hier in Nederland nog een robuust hoofdkantoor en een robuuste kennisinfrastructuur voor de energiesector behouden blijft. Maar goed, dat is een situatie die wij jammer genoeg niet naar onze hand kunnen zetten. Dank u wel, voorzitter. De heer BROUNS: Voorzitter. Het voordeel van tweede in de rij zijn, is dat de heer Moorlag al een schets gegeven heeft van de historie en hoe er gekomen is tot het aandeelhouderschap van inmiddels Essent. In de voordracht die voorligt, voorzitter, wordt ook nadrukkelijk ingegaan op de overwegingen die een aandeelhouderschap zouden rechtvaardigen, namelijk leverings- en voorzieningszekerheid, prijs en kwaliteit en duurzaamheid. Ik hoef daar verder niet uitgebreid op in te gaan, omdat de heer Moorlag dat ook gedaan heeft, maar wij kunnen wel met het College constateren dat door de invoering van nieuwe wet- en regelgeving, door de introductie van concurrentie op de energiemarkt, de zogenaamde liberalisering en door de oprichting van de nationale toezichthouder de publieke belangen inmiddels op een andere manier worden gewaarborgd. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik vind het weer een prachtig verhaal. Maar onderbouwt u dat nu eens met feiten. Wat is er gebeurd in de markt? Betalen wij minder voor energie? Hebben we een betere dienstverlening dankzij de schaalvergroting? Ik dacht het niet. Ik zie er weinig van, we zien alleen maar klachten. Dus hoe komt u tot deze constatering? De heer BROUNS: Voorzitter, ik ben overigens blij dat de collega van de SP na drie zinnen mijn verhaal al prachtig vindt. Dat belooft heel veel voor wat nog gaat komen! Om concreet uw vraag te beantwoorden: ik moet heel eerlijk zeggen dat mijn ervaring met de energiemaatschappijen kennelijk een andere is dan die van u. Maar ik krijg gewoon elke dag stroom binnen. Ik krijg elke dag gas. In de winter draait de verwarming en ik kan koken. De heer SWAGERMAN: U bent blijkbaar bereid om daar elke prijs voor te betalen. De heer BROUNS: Daar betalen we inderdaad een prijs voor. Dat is een stijgende prijs geweest in de afgelopen jaren. Daar heeft de CDA-fractie zich ook wel eens in zorgelijke zin over uitgelaten, dat die ontwikkeling plaatsvindt. Maar daar is wel een kanttekening bij: het is een ontwikkeling die wordt bepaald door een wereldmarkt. Wij moeten niet de illusie hebben door als provinciale overheid een aandelenbelang te houden in de energiemaatschappij Essent, wij die ontwikkeling drastisch kunnen omkeren, zoals u lijkt te suggereren. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, u weet dat de provincies een meerderheidsaandeel hebben in dit bedrijf en dat als de provincies gezamenlijk zouden optreden – wat we helaas, begrijp ik, niet doen, maar wat dan misschien wel kan worden opgelost door het een andere overheid te laten beslissen – dan hebben wij een meerderheid in dat bedrijf.
7
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Dan kunnen wij daar, denk ik, betere dingen doen dan wat we nu proberen te doen door allerlei reparatiemaatregelen, kleine voorstelletjes te doen als provincie om onze burgers dan misschien toch wel een wat lagere energierekening te bezorgen. De argumenten voor het één pleiten net zo hard tegen het ander, dus ik begrijp hier helemaal niets van. De heer BROUNS: Meneer Swagerman, u weet net zo goed als ik dat de productiecapaciteit die Essent heeft, in belangrijke mate – grotendeels zelfs – niet de capaciteit is die daadwerkelijk hier in Nederland wordt opgewekt. Oftewel: Essent koopt energie in. We zien op dit moment al dat door de ontwikkelingen in de markt en het feit dat we het hier over een Europese en wereldwijd gezien kleine speler in de markt hebben, de voorwaarden waaronder Essent die energie inkoopt aan het verslechteren zijn. Dat betekent dus dat de prijs die Essent gaat doorberekenen juist omhoog gaat. Dus het feit dat wij ons aandeelhouderschap op dit moment handhaven, is juist helemaal geen garantie dat die prijzen omlaag gaan, integendeel, blijkt wel. Voorzitter, daarmee hoop ik in elk geval die vraag beantwoord te hebben. Ik ga verder met de rest van mijn betoog die na de drie zinnen zou komen. Ik wilde gaan zeggen – maar dat is inmiddels door dit debatje ook achterhaald – dat door eerdere fusies en overnames – en collega Moorlag heeft er ook iets over gezegd – onze oorspronkelijke aandelenbelangen sterk verwaterd zijn. Die zullen in de toekomst ook alleen maar verder verwateren. Wel is het zo – en dat moeten we natuurlijk niet uit het oog verliezen – dat de dividenduitkering van Essent een belangrijk financiële aspect heeft voor deze provincie. En dat speelt zeer zeker in de overwegingen om wel of niet tot vervreemding over te gaan ook een rol, naast de behartiging van de publieke belangen waar ik zojuist iets over gezegd heb en waar op dit moment op andere wijze invulling en waarborgen worden gegeven. Voorzitter, in deze eerste termijn hebben wij richting het College nog een aantal vragen. 1) Welke acties zijn er de afgelopen weken ondernomen ten aanzien van de mogelijkheid om te komen tot een nationale alliantie? Welke mogelijkheden ziet de gedeputeerde op dit moment nog om dat te bereiken? Dat mede ook in het licht van een persbericht dat vanuit de verschillende CDA-fracties in de grotere provincies die aandeelhouderschap hebben van Essent, is uitgegaan. 2) Zijn er in de huidige contracten met het bestuur en de directie van Essent afspraken opgenomen in het kader van beloningen en bonussen bij fusies en overnames? 3) In hoeverre kunnen de aandeelhouders van Essent in het overnameproces met derde partijen randvoorwaarden stellen ten aanzien van bijvoorbeeld prioriteiten als duurzame energie, baangarantie voor de huidige werknemers van Essent, een zetel van het hoofdkantoor in Nederland. Ik noem een aantal voorbeelden. 4) De communicatie met de burger – waar collega Moorlag ook kort iets over heeft gezegd. Wij zullen die burger natuurlijk wel moeten wijzen op hoe het er straks uitziet met de leveringsbetrouwbaarheid, met de service, met de prijs en de prijsbeheersingen, waarom we dit doen en wat we met het geld gaan doen. Is het College voornemens om, op het moment dat een proces van vervreemding wordt ingegaan, daartoe ook een communicatieplan op te zetten en dat contact met de samenleving en die communicatie met de samenleving aan te gaan? De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb mijn verhaal een klein beetje aan de actualiteit moeten aanpassen, dus als het niet helemaal goed loopt in sommige zinnen, dan heeft dat daarmee te maken. Voorzitter, het mag algemeen bekend worden verondersteld dat de SP altijd tegen privatisering van de energiemarkt is geweest en nog steeds is. Op dit moment komt er een voordracht van het College dat ervan uitgaat dat de in het geding zijnde publieke belangen afdoende geborgd zijn door wet- en regelgeving en marktwerking. De SP vraagt zich in goeden gemoede af of dit wel waar is. Waar haalt het College de wijsheid vandaan dat de marktwerking het publieke belang borgt. Wij zien dat niet, de burger ziet het niet, en al helemaal niet in onze portemonnee. Voorzitter, de SP was in blijde verwachting van een motie van het CDA die er dus niet komt – vandaar mijn kleine aanpassing – waarin terecht gevraagd om het uiterste te doen om Essent en Nuon weer om de tafel te krijgen om zodoende een nationale energieleverancier te creëren die in staat zou moeten zijn om internationaal mee te doen. Er is een leuk citaat van een CDA-Statenlid, de heer Erik van den Oord: “Wij voelen ons ten opzichte van onze Brabantse voorouders – en u mag ook ‘Groningse’ lezen in dit geval – die destijds de PNAM – en dan mag u ook EGD lezen – hebben opgezet verplicht om de € 10 miljard die Essent nu waard is volledig in overheidshanden te houden. CDA-Statenlid. Hij had van ons kunnen zijn, denk ik. De SP zou alleen dan kunnen instemmen met de verkoop van de aandelen als dit zou leiden tot een grote nationale energieleverancier die in handen komt van de rijksoverheid. Daarmee wordt dan ook indirect de zeggenschap over de energiebedrijven weer publiek bezit. Voorzitter, wat de SP ook erg verbaast is de haast waarmee dit College tot besluitvorming wil komen.
8
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Er zijn nog allerhande ontwikkelingen, waarvan de uitwerkingen nog niet bekend zijn. Het rapport van de commissie Kist moet nog verschijnen, en in samenhang daarmee heeft minister Van den Hoeven van Economische Zaken de aandeelhouders van Essent dringend opgeroepen nog geen onomkeerbare besluiten over aandelenverkoop te nemen. Wij weten ook nog niet wat de uitkomst is van het gesprek tussen de minister en de aandeelhouders op 19 juni. Daar komen we denk ik straks achter, in de beantwoording van de vraag van de heer Brouns aan de heer Calon. Maar wij hadden dat graag ook eerder willen weten. Daarbij komt: de komende splitsing netwerkleveranciers zal zeker ook nog een jaar in beslag nemen. Op grond daarvan dienen wij dan ook de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, bijeen op 25 juni 2008, overwegende dat: – de vier publieke energiebedrijven, waaronder Essent, van nationaal belang zijn; – de aandeelhouders van Essent op 27/28 juni een besluit willen nemen over de opschaling gevolgd door privatisering van het bedrijf; – de commissie Publiek Aandeelhouderschap Energiebedrijven naar verwachting begin juli pas haar advies uitbrengt; zijn van mening dat: – dat een eventueel verkoopbesluit pas dient plaats te vinden na zorgvuldige afweging van alle alternatieven, kennisneming van het advies van de commissie Kist en een volwaardig publiek debat; verzoeken het College: voordracht 2008-29565, zaaknummer 105823, in te trekken, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Swagerman, krijgt nummer 1, vormt onderdeel van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb als datum 27/28 juni gezegd, omdat ik niet kon vinden op welke datum het exact plaats ging vinden. Ik heb verschillende bronnen gezien en verschillende data genoemd, dus vandaar dat er 27/28 juni staat. Voorzitter, wat ook niet van enig belang ontdaan mag worden en gezien moet worden, is dat door de verkoop van Essent de enige kerncentrale van Nederland ook in andere handen gaat komen. Last but not least heeft minister van Financiën Bos gezegd bij staatsdeelnemingen voortaan uit te gaan van ‘nee, tenzij’ in plaats van ‘ja, mits’. Als we de vier energiebedrijven bij elkaar optellen die driekwart van de Nederlandse markt bedienen, dan hebben zij een omzet die groter is dan die van de NS – en dat is op dit moment onze grootste staatsdeelnemer. En daar is Essent onderdeel van. Zij zijn voor onze economie minstens zo belangrijk – zo niet belangrijker – dan ABN AMRO. We weten hoe de regering daarmee is omgegaan, dus met angst en beven volgen wij deze discussie. Iedereen weet ook dat de komende vijftig jaar de verduurzaming van de energievoorziening de sleutel wordt voor het behoud van onze welvaart en welzijn. Voorzitter, als de minister van Financiën Bos de publieke taak bij de energievoorziening zo belangrijk vindt en de provincies en gemeenten de verkoop doorzetten, waarom zou dit Rijk dan de aandelen niet overnemen? Zoals ik al eerder zei, de SP zal alleen dan in kunnen stemmen met de verkoop van de aandelen als dit zou leiden tot een grote nationale energieleverancier die in handen komt van een rijksoverheid. Daarmee wordt dan indirect de zeggenschap over de energiebedrijven weer publiek bezit, zoals ik al eerder zei. Om dat mogelijk te bereiken dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, bijeen op 25 juni 2008,
9
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 overwegende dat: – de vier publieke energiebedrijven, waaronder Essent, van nationaal belang zijn; het daarom van belang is de in handen zijnde aandelen van Essent bij de provincie Groningen – zeker te stellen voor het nationale belang; zijn van mening dat: – een eventueel verkoopbesluit zodanig dient te zijn dat de aandelen worden aangeboden aan een andere overheid; – er gekomen moet worden tot een nationaal energiebedrijf; verzoeken het College: – te besluiten de aandelen bij verkoop aan te bieden aan een andere overheid en er alles aan te doen om ook de overige aandeelhouders hiertoe te bewegen; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Swagerman, krijgt nummer 2, vormt onderdeel van de beraadslagingen en wordt verspreid. De heer MOORLAG: De heer Swagerman wekt een beetje de indruk dat hij vanmorgen bij het ontbijt eerst een halve liter azijn heeft genuttigd en vervolgens hier de Statenzaal binnenkomt, links en rechts wat zweepslagen uitdeelt. Dat kan, dat mag, dat komt het debat denk ik ook wel ten goede. De heer SWAGERMAN: Ik ben blij dat u het positief waardeert, ondanks dat het azijn is. De heer MOORLAG: Maar, voorzitter, als de heer Swagerman vervolgens op de grond gaat stampen en roepen dat het mooi weer moet worden, dan gaat mij dat toch eerlijk gezegd wel een beetje te ver, want de heer Swagerman stelt in die motie dat andere overheden die aandelen maar moeten gaan kopen. Maar weet de heer Swagerman ook hoe groot de koopbereidheid is van de rijksoverheid? De heer SWAGERMAN: Voorzitter, dat is een discussie die op het niveau van het Rijk gevoerd zou moeten worden. De insteek van de SP is die richting uit en dat zal ook ter discussie gesteld worden. Die beweging moeten wij, denk ik, maken. Je zou ook kunnen kijken naar mogelijke andere geïnteresseerde partijen die ook het geld op zouden kunnen brengen. Je zou kunnen denken aan pensioenfondsen. Over het algemeen is de bereidheid om te investeren in energiebedrijven redelijk groot aangezien de rendementen fors toenemen, wat een verklaring is voor de verhoogde energieprijzen die wij vervolgens allemaal betalen. Maar goed, die discussie zullen wij ook wel blijven voeren. Overigens heb ik vanochtend geen azijn geproefd, dus als het er zo uit komt, dan zij het zo … Maar u weet, het is een punt dat de SP natuurlijk al heel lang voert. Het is voor ons een pijnpunt. Het gaat ook niet alleen om de privatisering energie, het is breder, zoals ik daarnet al aangaf. Dit is een moment waarop we het zouden kunnen aanpakken, waaraan we er wat aan zouden kunnen doen, waarin ook uw minister wat ruimte heeft gegeven – maar dat is misschien ook mijn interpretatie, omdat ik dat graag wil zien. Vandaar deze stelling. Voorzitter, ik wil vooral zeggen dat… De heer MOORLAG: Uit het antwoord van de heer Swagerman begrijp ik dat hij de koopbereidheid van de rijksoverheid niet zo groot acht en dat hij verkopen aan een private partij als een pensioenfonds wel voor mogelijk acht. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, wij vinden dat er gekeken moet worden naar een financiering waarbij de energievoorziening in handen van het Rijk blijft en de zeggenschap in handen van het Rijk blijft. Of die financiering door het Rijk niet volledig tot stand kan komen, dat is de discussie die daar maar gevoerd moet worden, ik ga niet over de financiering van het Rijk. Ik ga wel over het veilig stellen van de aandelen van deze provincie, zo goed mogelijk, in het voordeel van de bevolking van deze provincie en van dit land. Dat is waarom wij dit voorstel doen. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik zou de heer Swagerman wel willen wijzen op de strekking van de motie. Die suggereert toch wel iets anders, die strekt zich wel uit tot over het Rijk. Maar ik weet voldoende, voorzitter.
10
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 De heer SWAGERMAN: Voorzitter, aangezien de SP met name de noodzaak van de besluitvorming op dit moment nog niet ziet vanwege eerder aangegeven redenen, zullen wij dus tegen deze voordracht stemmen. De heer LUITJENS: Voorzitter, voorgaande sprekers zijn al afdoende ingegaan op de geschiedenis tot aan de dag van vandaag en waarom deze voordracht nu ter bespreking voorligt. Dus daar ga ik verder niet op in. Het belang van Essent voor de provincie Groningen is heel duidelijk verschoven van publieke naar financiële belangen. Die publieke belangen, geeft ook de voordracht aan, zijn geborgd via wet- en regelgeving en de toezichthoudende organisaties zoals de DTE. Ik ben het met het CDA eens: laat dat vooral zo blijven en houd dat ook goed in de gaten. Aan de andere kant, voorzitter, is Essent ook onze schat, onze verborgen schat, met aan de ene kant een gulle afdracht naar onze jaarlijkse begroting en natuurlijk ook de kurk waarop onze cofinanciering voor het ZZL-dossier drijft. Eigenlijk hebben we aan de andere kant dus ook op deze mogelijkheid zitten wachten. Voorzitter, de combinatie van factoren is voor de VVD-fractie de aanleiding om in te stemmen met deze voordracht, die betrekking heeft op de strategie van GS voor het productie- en leveringsbedrijf Essent. Eigenlijk moet ik de aandeelhouders veel wijsheid toewensen bij het concretiseren van die toekomststrategie. Je kunt er heel veel van zeggen. Achteraf weet je precies hoe het had gemoeten. Voorzitter, de grote lijn van de inzet van de opbrengst is bekend, maar mijn fractie gaat ervan uit, dat we daar dan, als het zo ver is, nog wel apart op terugkomen. Dit is toch wel een heel bijzonder superdividend. Maar een andere zorg, voorzitter, is een begerige rijksoverheid, die na deze verzilvering op onze honingpot afkomt om te graaien, zoals natuurlijk in de afgelopen periode ook al een kleine geslaagde poging is gedaan. Onze vraag aan gedeputeerde Calon is dan ook hoe hij denkt dat graaien van zijn partijgenoot Bos, die Financiën beheert, te voorkomen. Dan is er, voorzitter, nog het netwerkbedrijf - dat blijft natuurlijk nog over – dat alleen publieke aandeelhouders mag hebben. Zullen dat provincies en gemeenten moeten zijn of wordt dat het Rijk? Wat is de opvatting van GS daarover? De heer STEVENS: Voorzitter, de voorstellen beoordelen wij in het licht van de vraag of dit goed is voor de burger van Groningen, goed voor de consument van energie en of het goed is voor de werknemer van Essent. De wettelijke verplichting om de Nederlandse energiebedrijven te splitsen maakt het vinden van een strategische partner nog meer noodzakelijk. In de huidige geliberaliseerde markt kan Essent niet alleen verder gaan en moet op termijn aansluiting zoeken bij een ander energiebedrijf. Die wettelijk verplichte splitsing maakt het verder mogelijk om de productie en de handel in energie uit het publieke domein te halen en te verkopen. In de voordracht is naar de mening van de ChristenUnie afdoende aangetoond dat publieke belangen als leveringszekerheid en betrouwbaarheid, prijs, kwaliteit en duurzaamheid bij eventuele verkoop goed gewaarborgd zijn. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik zou graag horen of de heer Stevens al op de hoogte is van de mening van de commissie Kist en of hij ook op de hoogte is van de gesprekken die op 19 juni hebben plaatsgehad. De heer STEVENS: Voorzitter, wij hebben de voordracht beoordeeld die het College ons heeft gestuurd en wij zijn geïnformeerd door het College over de verschillende omstandigheden waarin Essent zich bevindt. Op grond daarvan vinden wij dat het zeer aannemelijk is gemaakt dat de publieke belangen – die overigens hoofdzakelijk door de geliberaliseerde markt worden geregeld en gestuurd – gewaarborgd zijn. De heer SWAGERMAN: Maar dat betekent dat u op dit moment meteen het rapport Kist al, zonder dat het verschenen is, aan de kant schuift? Of betekent dit dat als die tot een andere mening zou komen, u uw standpunt aanpast? De heer STEVENS: Op dit moment ligt de voordracht van het College voor en dat beoordelen wij op deze informatie. Ik kan op dit moment niet beoordelen wat er in het rapport Kist staat, want dat ken ik niet. De heer SWAGERMAN: Dan volgt de vraag of u dat dan misschien niet beter eerst zou willen weten, want u gaat nu af op het eerlijke gezicht – en ik ga er ook vanuit dat het College eerlijk is, maar ook een bepaalde mening ventileert, want er komt niet voor niets zo’n voordracht. Zij hebben een stuk kennis. Die hebben ze u meegedeeld. Dat vindt u dus voldoende. Zou het hele land dat dan ook maar over moeten nemen? Het lijkt me dat u eerst die kennis even tot zich zou moeten nemen.
11
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 De heer STEVENS: Ik kan niet beoordelen wat er in het rapport staat. Het College geeft ons de informatie in de voordracht. Die hebben wij beoordeeld en die vinden wij voldoende. De aandelen van Essent vormen ook een belangrijk deel van het eigen vermogen van de provincie. In het belang van de burger van Groningen moet de provincie daar ook zo goed mogelijk mee omgaan. Los van de vraag of de overheid in aandelen moet gaan, is de aandelenportefeuille van de provincie hiermee behoorlijk eenzijdig. Verkoop zal daaraan een einde maken. Verder is de provincie gediend bij het vermijden van ontwikkelingen die een negatieve invloed zouden kunnen hebben op de waarde en winstgevendheid van dit bedrijf. Met andere woorden: de aandelen kunnen op termijn minder waard worden bij niet tijdig realiseren van verdere schaalvergroting. De ChristenUnie gaat er wel vanuit dat de opbrengst in verhouding staat met een goed dividendrendement. Indien door middel van verkoop een strategische partner kan worden gerealiseerd, snijdt het mes aan twee kanten. Dat is in het belang van de burger van Groningen en ook in het belang van de werknemer van Essent. De fusiebesprekingen van Essent met Nuon zijn helaas mislukt. Nuon is een prachtige kandidaat om verder mee te gaan. Helaas lijkt dit niet mogelijk. Het zou toch mooi zijn dat ons Oranjegevoel dat in het afgelopen weekend een stevige deuk heeft gekregen, verder versterkt wordt als deze bedrijven in Nederlandse handen en hier gevestigd kunnen blijven. Net als bij het niet tot stand komen van de fusie tussen ABN AMRO en ING ziet onze regering hierin geen taak voor de overheid weggelegd en de regering ziet fusies als een zaak van private bedrijven. Helaas kan ook de provincie Groningen een fusie met Nuon niet afdwingen. Maar als er nog een kleine mogelijkheid zou zijn die benut kan worden, dan roepen wij het College op om dat ook te doen. Lukt dat niet, dan is verkoop de meest logische stap. Met de opbrengst kunnen we mooie dingen doen voor de burger van Groningen, met name op het gebied van infrastructuur en OV. De ChristenUnie kan de voordracht steunen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik refereer aan een iets ander verleden dan eerdere sprekers dat deden. De Staten hebben al eerder voorgesorteerd op de verkoop van Essent-aandelen, onder andere via besluitvorming over financiering van de Zuiderzeelijn en Kolibri. Toch hebben de Staten nooit een principe-uitspraak gedaan. Al zeven of acht jaar geleden hebben de Staten de toezegging op zak dat er een notitie zou komen over de aandelenkwestie in relatie tot het publieke belang. Die kwam toentertijd van gedeputeerde Boertjens en is sindsdien regelmatig herhaald door gedeputeerde Calon. Deze voordracht zien wij dus ook als een inlossing van een oude belofte. Dat het in de afgelopen jaren er niet van is gekomen, heeft vooral met drempels en onzekerheden te maken die door het Rijk werden opgeworpen. Na het passeren van de Splitsingswet is er tenminste duidelijkheid over de feitelijke verkoopmogelijkheden. De voordracht, meneer de voorzitter, is een kort en rechtlijnig document en laat in haar argumentatie geen ruimte voor alternatieven. Verkoop aan een grote strategische partner lijkt de enige optie te zijn. Niet verkopen leidt mogelijk tot ondermijning van de winstpositie. Natuurlijke groei en kleinere overnames, is dat een alternatief? Of strategische allianties of fuseren met vergelijkbare bedrijven? Wat te denken van – Nuon is afgevallen – EWE, een Duitse buur uit Oldenburg, bepaald geen onbekende van Essent? Meneer de voorzitter, of dit soort opties reëel zijn, beter zijn of slechter, je komt als aandeelhouder op het hellend vlak van speculeren over de beste route. Niemand die het echt 100% kan weten. Maar het commercieel opererend bedrijf Essent is namelijk actief op een dynamische, zo niet onstuimige markt. Dan komen wij als fractie ook tot de volgende conclusie: gelet op de adviezen is het in deze situatie op termijn verkopen van aandelen gerechtvaardigd, ja zelfs gewenst. Het publieke belang via aandeelhouderschap is grotendeels verwaterd en dan is terugtreden als overheid een logische optie. Van belang daarbij voor de afweging voor onze fractie is dat de wetgever het publieke belang grotendeels waarborgt via enerzijds de splitsing en anderzijds regelgeving ten aanzien van mededinging, zowel Europees als nationaal. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, dit is duidelijk de liberale kant van GroenLinks, zullen we maar zeggen. De heer VAN DER PLOEG: Wij zijn heel erg sterk voor het handhaven van de aandelen in de netwerkbedrijven. Het heeft helemaal niets met liberaal te maken, het heeft met garanties te maken die wij als overheid willen bieden. De heer SWAGERMAN: Jawel, maar zo helder stelling nemen dat de verkoop van deze aandelen aan marktpartijen de voorziening veilig zou stellen en het maximale voordeel zou opleveren, dat noem ik toch maar even wel een liberale stelling. Maar ook u gaat voorbij aan het feit dat de provincies en een aantal gemeenten de meerderheid van de aandelen hebben.
12
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Bent u dan ook van mening dat er voldoende is gebeurd om te proberen op één lijn te komen, dat deze besluitvorming nu plaats zou moeten kunnen vinden en vindt u ook dat u voldoende van informatie voorzien bent om op dit moment tot een besluit over te gaan? De heer VAN DER PLOEG: Los van de vraag of je überhaupt een nationale kampioen zou willen en of die nationale kampioen zich kan onttrekken aan de internationale omgeving – wat niet het geval is in mijn optie – moet je je afvragen in wat voor situatie je terechtkomt als je niet gaat verkopen en er in blijft zitten. In feite is dat namelijk speculeren. Wie is nu de grootste liberaal in deze zaal? In feite speculeert de SP het meest van allemaal hier. Die stelling zou je hard kunnen maken. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, dat is natuurlijk voorbijgaand aan de afgelopen tig jaar waarin de discussie is gevoerd over de vraag of je dit wel moet willen als overheid. Moet je überhaupt aandelen hebben? Wil je die hebben? Wil je op deze stoel komen te zitten als aandeelhouder, op dit soort kerntaken van de overheid? Ons standpunt is altijd geweest – en dat is heel principieel en bepaald niet liberaal – dat wij dat niet vinden. En dat vinden we dus nog steeds niet. Dus ik vind uw verwijt redelijk vergezocht. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik constateer dat er op dit moment in de markt Nederland ongeveer veertig aanbieders actief zijn van energie. Ik begrijp dat de SP – en dat is hun goed recht – graag een overheidsmonopolide organisatie willen hebben in de energiesector, productie en levering. Wij staan niet op dat standpunt, omdat daarmee wat ons betreft niet de garanties worden gegeven van èn een goedkope prijs, wat u zo graag wilt, en nog andere argumenten. De heer SWAGERMAN: Het gaat natuurlijk allemaal veel te ver om hier een heel uitgebreide discussie te voeren over hoe je dat zou kunnen financieren. U zou ook kunnen overwegen om bij de energiebedrijven die een kwartaalwinst maken van € 4 miljard eens wat financiering weg te halen. Misschien is dat ook een idee. Maar daar ben je een Socialistische Partij voor of niet. De heer VAN DER PLOEG: De Socialistische Partij zou eens wat meer moeten kijken naar de regelgevende functie die de staat ook heeft en de mogelijkheden die dat biedt, want u laat dat punt helemaal links liggen – of rechts eigenlijk, in feite. Meneer de voorzitter, voor ons is het feit van belang dat er garanties zijn bij splitsing en in de regelgeving ten aanzien van de mededinging. We constateren dat we als aandeelhouder geen invloed hebben, noch op tarieven, noch op de werkgelegenheid. De Raad van Bestuur, meneer de voorzitter, constateert dat die splitsing slecht is voor het bedrijf en voor de aandeelhouders, maar in de bredere afweging van publieke belangen acht mijn fractie en ook mijn partij in Den Haag de splitsing wel degelijk een essentiële garantie. Wij constateren ook dat de ontwikkelingen in Europa op dit punt het laatste halfjaar erg snel zijn gegaan. De voordracht geeft echter in die zin toch wat stelligere formuleringen dan mij lief is. Het is, gegeven de voorliggende opties, niet een kwestie van moeten maar een kwestie van willen. Hoe harder we zeggen dat we iets moeten, des te goedkoper het bedrijf wordt voor een overnamekandidaat. Er is tijd, er is ruimte voor overleg, doorspreken van opties. Pas als het bod meer dan uitstekend is en de kandidaat een strategische partner is in de energiemarkt, zijn wij bereid tot verkoop van aandelen in productie- en leveringsbedrijf. Aandeelhouders moeten zich niet laten opjagen. Essent is een prachtbedrijf, een diamant van hoog karaat. Dat moet de uitstraling zijn. Meneer de voorzitter, de aandeelhouders bepalen de toekomststrategie van Essent. In de voordracht staat een datum, volgens mij was dat 28 juni, maar mij bleek dat een aantal partijgenoten in de omgeving, in de Stad, in de provincie Drenthe, geen enkele weet hebben van dat gegeven. Is het nu zo dat wij als Groningen een solopositie innemen of is het straks zo dat de aandeelhoudersvergadering dezelfde positie inneemt als de provincie Groningen? Wat kan het College daarover zeggen? Op twee punten nog een aanvullend aantal vragen over het milieu. In de voordracht wordt alleen gesproken over het publieke belang in de energiesector. Hoe kwalificeert het College het publieke belang in de milieukant van het bedrijf? Het tweede punt betreft het netwerkbedrijf en de rol van het aandeelhouderschap in het netwerkbedrijf en de strategie van het netwerkbedrijf. Overweegt Essent bijvoorbeeld op dat punt tot een fusie te komen met andere netwerkbedrijven? Wat willen wij als aandeelhouders op dat punt? Willen wij onze aandelen verkopen aan andere overheden? Is daar een rem op of zijn er ontwikkelingen in? Of willen we gewoon die aandelen houden en vanuit het netwerkbedrijf een in elk geval deelcompensatie te krijgen van de standaardinkomsten van dividenden zoals we die nu krijgen? Dat is ook een optie, wat mij betreft.
13
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Meneer de voorzitter, ik kom op enkele consequenties. Een principe-uitspraak – richting de SP – is iets anders dan het verkoopbesluit. Ik zie in de motie in elk geval dat het daar expliciet over verkoop gaat. Na de principe-uitspraak hebben we alle gelegenheid om alle adviezen van de heer Kist nog tot ons te nemen. Het vervolg, de detaillering van het vervolg is interessant. Het gaat om timing en partnerkeuze. Het heeft geen zin om daar nu uitspraken over te doen. Maar ook gaat het om de procedure voor het vervolgtraject en de rollen van de verschillende partijen tijdens die procedure. Wij vragen van het College op korte termijn een brief richting de Staten over de rollen en de procedure zoals het College die zich voorstelt. Vervolgens gaat het natuurlijk om de rol van Provinciale Staten in het vervolg. Ik denk dat wij aan de hand van die brief ofwel in het presidium dan wel in commissieverband kunnen kijken wat onze eigen rol in dat traject kan zijn. De discussie over wat we met het geld doen, is al een paar keer eerder heel globaal gevoerd. Ik denk dat het verstandig is om op een gegeven moment als Staten integraal te kijken naar een moment waarin we dat debat breder voeren. Uiteindelijk, meneer de voorzitter, zullen wij akkoord gaan met de voordracht. De heer ZANEN: Voorzitter, de waarde van Essent is eigenlijk tot stand gekomen doordat de klanten van dat bedrijf vele jaren fors hebben betaald voor hun energierekening. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat wij nu met elkaar zitten te delibereren over wat we met dat bedrag moeten, hoe we daar mee aan kunnen. Op dit moment is het zo dat in hoge mate de dividenden die uit die aandelen die de provincie in het bedrijf heeft, ten goede komen aan de noordelingen. Er wordt namelijk dividend uitgekeerd. Wij bestemmen dat voor publieke doeleinden waar wij over discussiëren in dit verband. Dus dat zit op zichzelf redelijk goed. Waarom moeten we nu die zaak veranderen? Welnu, er is natuurlijk van alles in beweging in de energiewereld, waardoor je je zelf ook moet afvragen wat wij moeten. De vraag is of wij echt wat moeten. Kunnen we niet gewoon de situatie laten zoals deze is? Dat betekent dat wij blijvend dividenden krijgen en daarover kunnen bestemmen. Nu hebben wij één toezegging gedaan aan het Rijk, namelijk dat we willen cofinancieren aan allerlei projecten. Eerst zou dat de Zuiderzeelijn zijn, later werd dat het Regio Specifiek Pakket. Waarschijnlijk hebben we daar wel middelen voor nodig die we ergens vandaan moeten halen. De vraag is hoeveel middelen precies. Dat hangt natuurlijk ook af van de projecten die er komen. Het hangt ook af van hoe die allemaal op zichzelf gefinancierd worden. Dat is ook allemaal nog niet zo duidelijk. Dus wellicht is het helemaal niet nodig om dat hele kapitaal over te dragen. Het lijkt mij dat er maar één partij is die echt daarop zit te wachten. Dat is de rijksoverheid. Daar moet je dus twee dingen mee doen: aan de ene kant vragen ze cofinanciering en aan de andere kant bestemmen ze de waarde van die aandelen mee, want als ze wel willen kopen, ligt het heel anders dan wanneer ze dat niet willen. Dus daar zit een probleem. Ik vind dat in die hele discussie de kwestie van netwerk heel wezenlijk is. Ik denk dat dat in overheidshanden blijft totdat bij voorbaat is vastgesteld dat dat een heel goede zaak is, dus waar je ook eventueel je medewerking aan zou kunnen verlenen als een deeloplossing. Voorzitter, al vele jaren geleden is er het idee van een noordelijk energiebedrijf – de heer Haasken had het daar al over in de wandelgangen. Het is eigenlijk ter ziele gegaan toen de provincie Friesland een totaal andere keuze maakte dan Groningen-Drenthe. Friesland ging met de Nuon in zee. Nu zou er een mogelijkheid zijn om die zaken weer bij elkaar te halen, dan op nationaal niveau, omdat die bedrijven inderdaad veel groter zijn geworden. Maar goed, dan vertrekt het een beetje uit de scope van de Partij voor het Noorden. Het is wel zo dat in het verleden de Nederlandse overheid heeft gezegd tegenover de particuliere banken ook een overheidsbank te willen zetten – de Postbank – om niet alleen maar particulieren de kans te geven om van alles te doen met onze spaarcenten. Dat is dus ook nog een overweging, dat je toch naar een mogelijkheid zoekt om in die wereld van de energie toch ook – en dat zou het Rijk kunnen zeggen, dat zou Noord-Nederland kunnen zeggen, dat zouden wij ook als provincie Groningen kunnen zeggen – nog een zekere rol te spelen in het belang van nogmaals dat geld dat bijeen is gebracht door de klanten van Essent. Voorzitter, als ik dat zo zeg, wil ik graag horen wat de gedeputeerde hierop zegt, om te kijken hoe wij ons dan feitelijk moeten opstellen. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, de conclusie uit de voorliggende voordracht is eigenlijk dat na splitsing tussen netwerk en productiegericht Essent sprake is van aandelen die we dan nog hebben, die je zou kunnen zien als een gewone belegging van eigen vermogen. Daar horen natuurlijk dan ook geen publieke commissarissen en dergelijke bij, omdat de publieke belangen – zo zegt het stuk – inmiddels zijn gewaarborgd op andere wijze, zoals in wet- en regelgeving. Voorzitter, waarom dan verkopen? Het risico van beleggen in zijn algemeenheid is natuurlijk dat aandelen minder waard worden. Maar dat lijkt mij een speculatieve aangelegenheid. Het risico van veel in één fonds hebben zitten, ook dat is natuurlijk wat risicovoller.
14
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Daar staan tegenover risico’s, als je de zaak liquide maakt, dat het ontvoerd wordt door Bos en zijn kornuiten – andere partijen hebben daar ook al wat over gezegd – en eventueel in mindering gebracht kan worden op het Provinciefonds. Voorzitter, D66 vindt in beginsel, als we het over verkoop hebben, dat die plaats moet vinden op het moment dat wij een zinvolle besteding en een uitgave doen van de centen die dat opbrengt. Wij vinden niet dat de marktargumenten die net al gepasseerd zijn, bij de provincie een rol zouden moeten spelen. De risico’s van Bos achten we op dit moment wat gevaarlijker dan de aandelenprijsfluctuatie. D66 wil dus pas vanuit de provincie verkopen, als het geld wordt beschermd. Dat is een vraag die de PvdA overigens ook gesteld heeft: waar stoppen we dat geld precies in en hoe gaan we dat beschermen? Dat is een vraag die het College nog kan beantwoorden. Daarnaast kan het natuurlijk wel zo zijn dat er momenten zijn dat verkoop nodig is voor het voortbestaan van Essent en dat we daarmee ons vermogen dienen te beschermen en op dat moment mee te werken. Wij vinden eigenlijk dat op dat moment duidelijk moet worden dat dat het geval is en dat we op dat moment die beslissing dan ook nemen. Een vraag aan het College ten aanzien van de tekst zoals die in het standpunt staat opgenomen: de vervreemding van deze activiteiten vindt niet eerder plaats dan dat de wet het mogelijk maakt en het vanuit de opbrengst verantwoord is, want zo staat het er. Wat lezen we daaruit precies, voorzitter? Dat we zo snel mogelijk gaan verkopen als het mogelijk is? Wat staat daar nu? Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, in de voordracht staat te lezen dat bij een samengaan van Essent met Europese energiebedrijven het provinciaal aandelenbelang zal verwateren, de beïnvloedingsmogelijkheden verder zullen afnemen en de financiële risico’s voor de provincie zullen toenemen. In plaats van de vraag te stellen of dat problematisch is, of te kijken hoe we de aandelenbelangen zouden kunnen vergroten, de beïnvloedingssfeer zouden kunnen verhogen en de financiële risico’s kunnen doen afnemen, wordt eigenlijk door het College voor een vrij gemakkelijke uitweg gekozen. Verschillende fracties stelden het publieke belang bij energievoorziening aan de orde. Ook de Partij voor de Dieren vindt het algemeen belang van energievoorziening en levering zodanig dat de overheid hierbij wat ons betreft een belangrijke rol zou moeten spelen en ook zou moeten blijven spelen. Ook in de voordracht van het College wordt een aantal overwegingen ten aanzien van het algemene belang genoemd: – er is al meer over gezegd – leverings- en voorzieningszekerheid, prijs en kwaliteit en duurzaamheid. Volgens het College zijn al deze belangen voldoende gewaarborgd. Wij hebben daar toch nog wel een aantal vragen over, maar daar waar het CDA aangaf dat het eigenlijk heel erg gemakkelijk was om als tweede fractie aan het woord te komen, omdat een aantal dingen al gezegd is, geldt dat voor ons eigenlijk ook. Alle vragen die wij hadden, zijn al door andere fracties aan de orde gekomen. Een punt zou ik toch nog wel willen noemen. Dat is dat de Partij voor de Dieren het met de SP eens is dat er nog allerlei ontwikkelingen zijn die we, wat ons betreft, nog even af zouden moeten wachten voordat we een definitief besluit hierover nemen. Voorzitter, al met al zijn wij benieuwd naar de beantwoording door GS van alle vragen die er door de verschillende fracties zijn gesteld, maar vooralsnog staan wij niet te springen om in te stemmen met deze voordracht. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Het College kan gelijk antwoorden. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, er zijn veel vragen gesteld. Beantwoording is wat moeilijk voor mij, omdat er detailvragen worden gesteld en ook op hoofdlijnen. Ik heb kennis van het advies van de commissie Kist. Daar mag ik niet uit citeren, want dat is vertrouwelijk. Morgenvroeg om 9.00 uur wordt dat gepresenteerd en vrijdag is de aandeelhoudersvergadering. Maar degene met het meest historische besef hier in deze zaal, Wiebe van de Ploeg, heeft ook al gezegd dat dit geen haastklus is – zo heeft hij het niet letterlijk gezegd – maar dat we hier al jaren over spreken en dat deze voordracht in feite een notitie is, een inlossing van de belofte van Joop Boertjens. Ik heb ook al vele malen op de vragen van Wiebe van der Ploeg in de commissie Bestuur en Financiën moeten zeggen dat we nu nog niet met dat stuk konden komen, omdat het nog onduidelijk was wat Brussel wilde en wat Den Haag wilde – hoe zat het nu toch met die splitsingwet? Dus het eerste verwijt van de SP dat het haastwerk is, vind ik werkelijk nergens op slaan. Dit speelt al een jaar of acht, het staat al in drie collegeakkoorden… De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ook ik ben er een aantal jaren bij geweest en ook ik weet dat dit al jaren speelt, maar het haastwerk met het besluit nu op grond van een aantal zaken die wij nog niet weten, daar gaat het mij om. Dus het haastwerk van de afgelopen twee weken, niet van de afgelopen acht jaar.
15
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 De heer CALON (gedeputeerde): Daar ga ik zo op in. De belangrijkste argumenten wordt hier niet genoemd, voorzitter. Die staan wel in de voordracht. Daar zou ook de commissie Kist niet aan voorbij kunnen gaan en ik voorspel u ook dat ze dat niet zal doen. Door de splitsing, Europese regels en nationale regels, democratisch vastgesteld, wordt het handelen productiebedrijf gewoon een bedrijf dat in een vrije markt opereert, in een geliberaliseerde wereld. Wiebe van der Ploeg had, naar mijn inschatting, voorzitter, dan ook voor 100% gelijk dat de meest rechtse en – ik zeg het ook maar even heel hard – meest onverantwoordelijke partij op dit dossier de SP is. Die zegt namelijk: ga maar gewoon ondernemer spelen in die geliberaliseerde markt. Dan maakt het niet uit, voorzitter, of die aandelen in handen zijn van provinciale overheden of van nationale overheden, want het zou namelijk net zo onverantwoord zijn. Dat in een situatie waarin – zoals door Anja Hazekamp – werd gevraagd te kijken naar wat het nationale belang is bij de energieleverantie. Dat is gebeurd op nationaal niveau. Daar is drie jaar lang stevig over gedebatteerd. Het resultaat daarvan was de Wet Onafhankelijk Netbeheer. U ziet het ook in de voordracht staan. In de memorie van toelichting staat ook precies hoe het Rijk vindt dat de publieke belangen zijn geborgd en dat de aandelen daarom vervreemd kunnen worden. Het zal dus ook niet zo zijn dat als wij de vraag stellen aan het Rijk of zij de aandelen van onze handels- en productiebedrijven willen overnemen, het Rijk daar positief op zal antwoorden. Sterker nog: het is niet eens zo – dat kan ik ook in de openbaarheid zeggen, omdat ik dat twee jaar geleden in de Kamer in de openbaarheid heb gezegd en hier in deze Staten ook al eerder – dat het Rijk op onze vraag of zij de netwerkbedrijven willen overnemen, waar een veel groter publiek belang bij gebaat is, omdat dat niet geliberaliseerd is, dan is zelfs het antwoord van het Rijk ‘nee’. Ik heb als uw vertegenwoordiger – en overigens ook van overige provincies – die vragen mogen stellen toen Laurens Jan Brinkhorst nog minister van Economische Zaken was. Het antwoord was: daar hebben wij het geld niet voor, daar hebben wij de macht niet toe. Toen zeiden wij dat het Rijk daar de macht wel toe had, want het Rijk heeft TenneT, die dat over zou kunnen nemen. Dan kan men het geld regelen. Sterker nog: wij kunnen dat voor het Rijk regelen. Precies zoals de heer Swagerman hier zegt: gewoon pensioenfondsgeld er inbrengen, daartoe hadden wij ook al contacten. Besturen, voorzitter, is niet alleen maar achteruit kijken en ideologische principes nastreven. Het is achteruit kijken, leren van de geschiedenis, maar toch ook vooral vooruit kijken. Het Rijk was toen niet bereid om die netwerken over te nemen. Ik schat in dat ze daartoe nu ook niet bereid is, want ik heb daarover het laatste jaar vele overleggen gevoerd met de minister van Financiën. Er is steeds nul op het rekest gekomen. Overigens is mijn inschatting – je kunt gewoon, als je normaal lagere school hebt en de kranten leest en stukken leest en een beetje kunt analyseren (basisschool heet dat tegenwoordig trouwens) – dat de commissie Kist ook wel iets zal zeggen over dat netwerkbedrijf, want het is ook heel erg vreemd dat dat gefragmenteerd, at random, bij verschillende overheden zit. Ik heb mij wel eens afgevraagd wat nu eigenlijk de legitimatie is dat de provincie Groningen aandeel heeft in een netwerkbedrijf Essent dat stroom levert in Utrecht, waar de provincie Utrecht of de gemeente Utrecht en de gemeenten die daar zijn, geen aandelen in hebben. Wat is eigenlijk de rationaliteit van het kriskras door elkaar liggen van die netwerken en twee mensen – vaak mannen – in autootjes daar rondrijden om die netwerken te onderhouden? Puur bedrijfseconomisch gezien zou je dat wel eens wat beter kunnen doen: een national grid (een nationaal netwerk) wordt dat genoemd, of regionale netwerken, maar dan wel territoriaal, zodat je dat een beetje efficiënt aan kunt sturen. Ik kan mij niet voorstellen dat de commissie Kist daaraan voorbijgaat, want die heeft ook te maken met die ontwikkelingen. De twee belangrijkste argumenten, voorzitter, om dit te doen zijn – en iedereen kan het in de krant lezen en gisteravond hebt u allemaal Peter Voigtländer op de televisie kunnen zien – dat er een tekort komt aan grondstoffen om energie van te maken: olie, gas en kolen. Iedereen zou kunnen weten dat de grote leveranciers af en toe die handel iets afknijpen. Iedereen kan ook weten dat grote afnemers gewoon goedkoper kunnen inkopen dan kleine afnemers. Ik zal niet de stelling bestrijden – in die zin ben ik het ook met Wiebe van der Ploeg eens, niemand kan in de toekomst kijken – dat er geen hele kleine energiebedrijven meer over kunnen blijven. Als u dat advies goed hebt gelezen, zullen dat waarschijnlijk nichespelers zijn. Dan zullen dat geen spelers zijn die gewoon plat stroom en andere diensten aan burgers leveren op een zo groot schaalniveau als Essent doet. Het idee dat Essent zou kunnen fuseren op basis van gelijkwaardigheid met een grote buitenlandse partner, voorzitter, ik moet u zeggen dat dat een idee-fixe is. Het is dus in het belang van de burger, voorzitter, dat die handel opgeschaald wordt, want de burger moet leveringszekerheid hebben van zijn stroom en van zijn gas tegen redelijke tarieven. Als wij dan kijken waar die leveringszekerheid in Europa en ook in Nederland, dan is het daar helemaal niet zo slecht mee gesteld. Natuurlijk heeft Kees Swagerman gelijk dat er veel klachten zijn over Essent. Dat lees ik ook in de krant, ik kijk ook wel eens naar Kassa!
16
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Maar als we dat gaan benchmarken en vergelijken met andere bedrijven in Nederland of vergelijken met andere bedrijven in Europa, dan is de conclusie van Kees Swagerman helemaal niet gerechtvaardigd. Dus het is in het publieke belang dat die handel opgeschaald wordt. Ik zeg steeds: “Markt, macht organiseren aan de inkoopkant!” Want het is straks wel heel vervelend als een heel klein bedrijf enorm duur moet inkopen of even geen leverantie krijgt en je klanten niets krijgen. Het tweede zijn gewoon de regels die door de Staat der Nederlanden democratisch zijn vastgesteld. Daar kun je de pest over in hebben of niet, het is wel een feit. Dat is dat het bedrijf in een totaal vrije markt gaat opereren. Dat is een gigantisch risico. Ik zou de heer Swagerman hier wel eens willen horen als wij zouden zeggen dat wij gaan deelnemen in een bedrijf dat gewoon op een vrije markt opereert, want dat is goed, als daar gigantische risico’s mee gelopen worden. Ik heb de SP ook gehoord in de Kamer toen in Zuid-Holland de Ceteco-affaire speelde. Voorzitter, dat is even een bruggetje naar de heer Moorlag, die een vraag stelt over het Treasury Instituut. Toen was het namelijk zo dat de provincie Zuid-Holland een beetje ging zitten beleggen. Beleggen vind ik prima – ik doe er privé niet aan mee – maar als gedeputeerde vind ik het niet prima. Wij werken met belastinggeld en wij hebben niet met belastinggeld van burgers, die daar hard voor gewerkt hebben en de pest erover in hebben dat ze daar belasting over moeten betalen, althans de meeste, te beleggen. Dus ook vanuit die optiek vind ik dat het gewoon niet kan en vind ik het een onverantwoord standpunt dat de SP hier inneemt. Voorzitter, als het gaat over de Treasury – een vraag van de heer Moorlag. Toen de Ceteco-affaire uitbarstte, was ik net gedeputeerde Financiën. Toen heb ik ook mijn vakantie kunnen uitstellen en slapeloze nachten gehad. Gelukkig waren er heel goede gedeputeerden van Financiën… De heer SWAGERMAN: Ik ben wel nieuwsgierig of de gedeputeerde ook vindt dat de SP toentertijd ook een standpunt had dat naar zijn mening onverantwoord was. De heer CALON (gedeputeerde): Over die Treasury, Ceteco? Nee, want de SP vond dat de overheid niet diende te beleggen. Dat vind ik ook. Dus dat zijn we met elkaar eens. De heer SWAGERMAN: Heeft u mij horen zeggen dat ik vind dat wij hier in Groningen wel moeten beleggen? De heer CALON (gedeputeerde): Ja, als u zegt dat wij onze aandelen in Essent moeten houden in een situatie dat de bedrijven in 2011 gesplitst moeten zijn. Dat is gewoon de wet, meneer Swagerman. De heer SWAGERMAN: Nee, maar ik heb niet gezegd dat wij die aandelen moeten houden. De heer CALON (gedeputeerde): Dan zijn wij in een situatie, meneer Swagerman, dat wij beleggen. Als u vindt dat de rijksoverheid dat moet doen, dan plaatst u de rijksoverheid in een situatie dat de rijksoverheid moet beleggen. Ik kan ook geen redenering verzinnen die zou legitimeren dat de lagere overheid niet mag beleggen met belastinggeld en een hogere overheid wel. Dat is namelijk het principe. En u zou kunnen zeggen dat je dat dan moet veranderen, dat u de markt niet wilt liberaliseren, dat u de liberalisatie wilt terugdraaien. Ik vind dat dat niet kan. Zo’n redenering kun je ophangen. Ik vind het niet zo verstandig. Het betekent dat je de Brusselse wetgeving moet veranderen en alles wat de laatste vijf jaar in Nederland democratisch is beslist, moet omdraaien. Ik zeg u dat je dan denk ik – maar dat is speculatie van mijn kant, het zijn geen feiten. Wat ik tot nog toe heb gezegd zijn feiten – in een situatie zou kunnen komen dat wij als Nederland een nationaal energiebedrijf hebben dat in handen van de Nederlandse staat is, dat niet groot genoeg is om marktmacht te organiseren aan de inkoopkant en dus schade doet aan de belangen van de burgers. Wat is er op 19 juni gebeurd? Ik luister over het algemeen goed naar de Staten, zelfs naar de oppositiepartijen. De SP heeft heel vaak gezegd: doe je uiterste best om dat te regelen. Twee of drie jaar geleden al – ik weet het niet meer, Harry Rietman zit te ver weg, maar die weet het wel, die zit op de tribune – hadden wij een hoorzitting in de Tweede Kamer toen ik namens de heb gezegd dat ik vind dat er een fusie tussen Essent en Nuon moet komen, niet vanwege Oranjegevoel, niet vanwege nationale gevoelens. Ik heb daar niet zo veel mee. Ik denk dat wij in open grenzen leven. Ik vind het fantastisch als het Nederlands elftal voetbalt. Ik vind het nog veel beter dat we winnen, maar in business heb ik niet zo veel met nationale gevoelens, want wij hebben geen grote olieberg onder onze voeten en nog maar een heel klein gasbelletje, dus wij zijn afhankelijk voor onze energievoorziening van import. Het is een wereldmarkt. Dus het idee van Hansje Brinker: wij doen een dijk om dit land, steken onze vinger in het gat en dan zitten wij veilig achter de dijken, daar heb ik allemaal niet zo veel mee, voorzitter.
17
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Maar waarom was ik voor die fusie? 1) omdat daar een geweldige synergiewinst in zit en 2) omdat je bijna twee keer zo groot wordt en je dan de mogelijkheid nog zou hebben om met ook andere kleintjes in Europa via een holding-constructie – dat hebt u allemaal kunnen lezen in de pers en in die brief die wij gestuurd hebben aan een aantal mensen, ik heb u dat allemaal uitgelegd in de commissie waarom wij dat gedaan hebben – nog een zo groot conglomeraat zouden kunnen maken dat er wellicht marktmacht zouden kunnen organiseren. Welnu, de minister heeft – het is een actie die de hele vorige herfst gelopen heeft tussen bestuurders onderling, zowel ministers als gedeputeerden, mensen van de vakbond, mensen van de VNO, burgemeesters, de heer Wallage heeft die brief ook ondertekend, er is heel hard voor geknokt –… In de kerstvakantie was duidelijk dat men niet bereid was om dat te doen. Toen hebben wij met een aantal mensen gezegd dat we toch het mes op de keel zetten. En u, meneer Swagerman, heeft daar in belangrijke mate toe bijgedragen. U heeft mij namelijk opgeroepen om alles op alles te zetten om dat voor elkaar te krijgen. Wij hebben toen die brief in de openbaarheid geschreven. Dat vond Maria van der Hoeven in de openbaarheid niet leuk. In de beslotenheid had ze daar een ander verhaal over. Op 19 juni is er een overleg geweest – een paar dagen daarvoor zegt Van der Hoeven dat zij er niets mee te maken heeft, maar vervolgens stuurde ze een brief om de grote aandeelhouders van de Nuon en Essent uit te nodigen – om te kijken of we niet toch in dit geval overname door Essent het PLB van de Nuon voor elkaar te krijgen. Ik was erg verrast op dat overleg. Ik ga het hier ook in het openbaar zeggen, mevrouw Van der Hoeven heeft het niet in het verslag geschreven – er is namelijk een verslag van geschreven, dat heeft in het persbericht gestaan, het heeft in alle kranten gestaan, dus u had dat kunnen weten –… Ik had verwacht dat wij op onze falie zouden krijgen (ik wil het graag in het verslag hebben, dus laat ik me netjes uitdrukken) voor het in het openbaar schrijven van die brief. Dat is niet gebeurd. Wat ook niet gebeurd is, is dat mevrouw Van der Hoeven het een belachelijk idee vond. Sterker nog: mevrouw Van der Hoeven vond het een heel erg goed idee, want mevrouw Van der Hoeven zei tegen de Nuon: “U begrijpt toch ook wel dat u in dit Europese geweld niet alleen als Nuon PLB of zelfs alleen als Nederland kunt overleven?” Dus zelfs al zou de theoretische mogelijkheid van de SP dat die aandelen naar de Staat worden overgedragen waar kunnen worden – wat niet zo zal zijn – dan nog zou de Staat zeggen dat zij dat niet alleen in Nederland kunnen, omdat de schaalgrootte dan nog te klein is. De argumentatie van mevrouw Van der Hoeven was mijn tweede argumentatie in die brief die we hebben geschreven: als je met je tweeën bent, kun je a) tegen elkaar uitgespeeld worden; b) de synergiewinst die door samenvoeging in die twee bedrijven zit, gaat naar die buitenlanders en die houdt je niet binnen Nederland. Dat was precies haar argument. Doe het samen met een buitenlander. Welnu – dat hebt u ook in de krant kunnen lezen – dat is consequent geweigerd door de Nuonaandeelhouders. We hebben zelfs daar – het is heel ver gegaan, want we gaan tot aan het gaatje, de heer Swagerman – gezegd: “Als wij dan straks nu – want dat is pas echt onbeschoft, maar in business moet je af en toe gewoon snoeihard zijn, anders kom je er echt niet – in het openbaar een bod doen op Nuon, wat gaat u dan doen?” Want het is helemaal niet zo, meneer Swagerman, dat doordat die aandelen versplinterd zijn de aandeelhouders verschillend met elkaar optrekken, want in de aandeelhouderscommissie is de samenwerking uitmuntend. En even een zijstapje: waarom weten de partijgenoten van meneer Van der Ploeg er niets van? Omdat zij niet op de vergadering geweest zijn, waar Hans van der Laan, de voorzitter van de Vereniging van Gemeenten Aandeelhouders binnen Noord Nederland (VEGANN) dit besproken heeft. De heer Van der Laan zei namelijk afgelopen maandagavond of dinsdagavond – ik ben de dagen wat kwijt, voorzitter – dat hij in tegenstelling tot wat in Limburg was besloten niet unaniem kon zeggen dat ze het er mee eens waren. Maar de aandeelhouders die er waren – het waren 48, geloof ik – waren het er wel mee eens. Op mijn vraag wat de stad Groningen en de wethouder daarvan ervan vindt, zei hij: “Dat weet ik niet, want die was er niet”. Het is een redelijke verklaring waarom hij er niets van weet. Wij hebben hier een voorlichtingsbijeenkomst gehouden, we hebben ook die gemeenten daarvoor uitgenodigd. Ik geloof dat er niet één geweest is, want het VNG-congres was belangrijker – dat heb ik u al in de commissie uitgelegd. Treasury Statuut. Een vraag van de Partij van de Arbeid. Hoe staat het met dat geld? Welnu, ik zei net dat wij heel goede voorgangers hadden gehad die mij gelukkig die slapeloze nachten deden vergeten. Ze hadden namelijk het Treasury Statuut zo goed in elkaar getimmerd dat wij hier geen Ceteco-affaire zouden krijgen. Ik heb daar nogal spitsroeden moeten lopen als DB-vertegenwoordiger van het SNN in Friesland, omdat wij hier bankier zijn voor het SNN. Dat moet aan het Treasury Statuut voldoen en op dat moment voldeed de Friesland Bank er niet aan en de Friezen waren erg boos en zeiden: “Die moeten daar ook in!’
18
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Ik zei: “Prima, maar dan zoekt u maar een andere provincie die kassier is, want ik houd mij aan het Treasury Statuut dat door de Staten van Groningen is vastgesteld”. U hebt een Treasury Statuut vastgesteld op ons voorstel en er zit een redelijke continuïteit in, want of dat nu tien jaar geleden was voorgesteld of twintig jaar geleden, het is degelijk en conservatief. In die zin heeft de heer Moorlag wel een punt. Wij hebben dat ook vaker gezien bij de nazorgfondsen stortplaatsen. Er wordt elk jaar geld gestort, daar moet rendement van gemaakt worden en daarmee moet die nazorg betaald worden. Wij moesten 5% maken. Het eerste jaar hebben we het niet gehaald. Ik heb er ook wel hoofdpijn van gehad. Toch hebben wij gezegd dat wij niet gaan beleggen met dat geld, het is namelijk belastinggeld en een overheid moet niet beleggen met belastinggeld, dat moet zij niet doen. Dus mijn idee is, voorzitter, het valt gewoon onder het Treasury Statuut dat we nu hebben. Dan kun je die vraag wat verdiepen. Binnen dat Treasury Statuut doet de afdeling Treasury het dan redelijk of doen ze het goed. Maar ik ben het helemaal met de heer Moorlag eens, een promille op zo’n groot bedrag maakt nogal wat uit. Tot nog toe, als we ze benchmarken met andere provincies, doen ze het goed. Maar ik zeg u ook, als u ermee gaat beleggen, kun je in sommige jaren veel hogere rendementen maken. Alleen, het kenmerk van beleggen is dat je er ook op verliest. Laat ik er niet verder over uitweiden. Privé zie ik niets in beleggen, dat zegt waarschijnlijk genoeg. De besteding van de middelen, daar moeten we natuurlijk een formeel besluit over nemen. Net zoals nu in het coalitieakkoord staat een bepaalde mening van de coalitiedragende partijen met betrekking tot het hebben van aandelen in een ander productiebedrijf dat over energie gaat, staat er in het coalitieakkoord ook iets over de bestedingen van die middelen. Hoe ga je dat nu doen? Het is heel simpel. Als die middelen op een gegeven moment binnenkomen, zullen wij met een voorstel komen dat naar alle waarschijnlijkheid in de lijn ligt van die teksten die in het coalitieakkoord staan. We hebben dan nog de fine tuning, maar er komt wel een officieel besluit over, voorzitter. Welke eisen stel je nu aan verkoop en wil het College een brief schrijven met alle stappen er in? Eigenlijk zijn het maar twee eisen, die heeft William Moorlag ook al verwoord. Dat is de prijs – die is heel belangrijk – en continuïteit, die nevengeschikt is. Het bedrijf is niet alleen door klanten gemaakt en maar in heel beperkte mate door aandeelhouders, want wij hebben er ooit wel geld in gestopt, maar dat is natuurlijk redelijk weinig als je kijkt wat het nu waard is. Het is vooral door medewerkers gemaakt. Je hebt dus ook een verantwoordelijkheid naar de medewerkers van het bedrijf toe. Het College is niet bereid, voorzitter, – en daarmee laten wij wellicht een deel van de prijs liggen – om het bedrijf te verkopen aan enige partij die niet het belang heeft om op langere termijn energie aan consumenten te leveren. Met andere woorden: daarmee vallen venture capitalists-types (sprinkhanen zoals ze door de Duitsers wel genoemd worden) af. Dat is wel een groot gevaar. Het eigen vermogen van Essent is gigantisch hoog, dus is het heel lucratief om dat over te nemen, te strippen en weer door te verkopen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb even een vraag. Hoe denkt u dat af te kunnen dwingen? En over wat voor termijn denkt u dat dat zou kunnen als we kijken naar andere overnames? De heer CALON (gedeputeerde): Dat ga ik u uitleggen, voorzitter. Dan kom ik in een moeilijk parket, want ik zie sommige Statenleden al weer kijken, maar ik wil het toch wel even zeggen. Er is op dit moment een debat tussen de Raad van Bestuur van Essent en de aandeelhouderscommissie. Er zijn eigenlijk twee wegen die naar Rome leiden. Er zijn er nog meer, maar dit zijn wel de hoofdwegen. De ene is: de Raad van Bestuur verkoopt de onderneming en deelt aan het eind van het proces de prijs mee en wie het is en iedereen kan ‘ja’ of ‘nee’ zeggen. De andere is: de aandeelhouders verkopen de aandelen en zeggen tegen de Raad van Bestuur dat zij leuk aan het werk moeten. Ik geloof niet dat dat een goede zaak is. Ik geloof dat we naar een tussenvorm moeten, want beide kanten zijn niet goed. De Raad van Bestuur – en ik moet u ook zeggen dat ik daarmee in ga stemmen – zegt dat het goed is om die aandeelhouderscommissie er dichter bij te betrekken, maar ook te zullen gaan praten met beursgenoteerde ondernemingen. Dan moeten zij absolute geheimhouding kunnen garanderen. Aan mij persoonlijk is al een geheimhoudingsverklaring voorgelegd waarin stond dat ik met niemand erover mocht praten. Dat is overigens niet de eerste keer, want dit ‘feest’ hebben we eerder beleefd toen het over andere kwesties ging. Ik heb daarvan gezegd: a) er zitten een paar foutjes in, dus die ga ik niet tekenen – dat is niet gezien, dat wordt nu verbeterd; b) ik meld u gewoon dat ik met mijn collega’s in GS deze informatie deel, want ik zit hier niet op persoonlijke titel, ik zit er namens GS. Maar ik zeg u ook hier dat ik in GS zal voorstellen om die informatie niet met de Staten te delen, want dan wordt de kring gigantisch groot. Ik zeg u ook dat ik persoonlijk een behoorlijk risico neem – dat is aan mij ook gemeld door de Engelse jurist van Essent – dat als ik zo’n geheimhoudingsverklaring teken, wat een voorwaarde is om die informatie in die processtappen te krijgen, tegen die geheimhoudingsverklaring toch mijn collega’s ga informeren.
19
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Daarmee schets ik u ook mijn dilemma. Hoe gaat u dat dan voor elkaar krijgen? Iedereen van de aandeelhouderscommissie zit er zo in, behalve de vertegenwoordigers van de gemeenten, want die zitten nog veel moeilijker, want die hebben een hele achterban van wethouders en burgemeesters die daar weer achter heel veel raden hebben. Er zijn heel veel aandeelhouders met heel veel mensen erbij betrokken. Wij willen op vier of vijf ijkmomenten erbij betrokken zijn en willen wij ook ‘ho!’ kunnen zeggen. Ik ga geen tunnel inlopen waarvan ik maar enigszins het vermoeden zou kunnen hebben dat die aan het einde dicht gemetseld zit, want dan is er maar één weg, te weten de terugweg. Die is altijd heel vervelend, daar houd ik niet van. Dan moet er een nooduitgang zijn. Dus als wij vrijdag in principe zeggen dat er in principe vervreemd mag worden – en bij de termijn blijf ik even weg, want ik heb geen flauw idee hoe lang dat zou duren –… Het is niet zo, meneer De Vey Mestdagh, dat wij pas kunnen verkopen als wij de centen nodig hebben. Om iets te verkopen heb je over het algemeen een koper nodig. Er was ook een vraag over de wettelijke mogelijkheden en de prijs. Die wettelijke mogelijkheden zijn er nu. Als je het bedrijf splitst, kun je verkopen, dus aan die voorwaarde is voldaan. Die prijs is dan toch heel erg belangrijk, naast die voorwaarde die partijen die duurzame energie willen leveren. Dat kunnen we echt niet af laten hangen van een situatie waarbij we morgen geld nodig hebben en dus die aandelen verkopen, of we hebben geen geld nodig en verkopen ze niet. Dat zou onverantwoord zijn, want ik heb net staan betogen dat het in het Europese geweld onverantwoord is om als klein bedrijf door te gaan. Dus aan die voorwaarde, moet ik helaas de heer De Vey Mestdagh teleurstellen, kan ik niet voldoen. Waar ik wel aan kan voldoen – en aan het eind hoop te kunnen voldoen, want dan krijgt u gewoon voorgelegd: het is die prijs, het is die onderneming, dat hebben wij bereikt en dan tekent u dus wel of niet. Dat is de finale besluitvorming –… In de processtappen er naartoe denk ik dat wij als aandeelhouders kunnen borgen dat dat goed komt. Ik kan nu niet in de openbaarheid in gaan op alle voorwaarden die wij daar stellen, maar dat zijn er wel enkele. Communicatie met de burger. De heer SWAGERMAN: Ik heb geen antwoord op mijn vraag en dit kunt u denkt ik ook niet geven: hoe gaan we dat afdwingen? Naarmate je verkoopt, verwateren ook dat soort voorwaarden. Neem bijvoorbeeld ABN AMRO, neem het voorbeeld KLM. Je kunt vijf jaar een garantie op je naam afdwingen, bijvoorbeeld, vervolgens ben je hem kwijt. Een aantal banen dat vervalt, dat doe je voor een paar jaar, vervolgens ben je het kwijt, want je hebt ook de aandelen niet meer. De heer CALON (gedeputeerde): Daar ben ik het helemaal mee eens, maar dan ben ik onduidelijk geweest. Ik ben er gewoon snoeihard in, meneer Swagerman. Dat is ook mijn vak hier. Dit dossier. Op het moment dat je de handtekening zet, heb je er niets meer over te vertellen. Dus je kunt fantastisch afspreken: baangarantie, hoofdkantoor, duurzaamheid, geen kernenergie, zoveel procent kolen – van alles en nog wat kun je afspreken. Het is heel simpel. Je moet het dan heel zwaar in contracten zetten en het kost je allemaal prijs. Op het moment dat je weg bent, heb je er niets over te vertellen. Dus ik heb maar twee voorwaarden. Dat is dat het bedrijf duurzaam gericht moet zijn op leverantie van energie aan consumenten – leveringszekerheid en prijs – en daarnaast de prijs voor ons. We gaan wel – en dat kan ik wel afdwingen – bij de selectie van de partijen die aan de bak komen en de voorwaarden die in het verkoopproces gesteld worden vier of vijf momenten inbouwen waar wij als aandeelhouders kunnen zeggen: hier doen we wel aan mee en daar doen we niet aan mee. Dan is het gelukkig zo dat de aandeelhouderscommissie van Essent daarin unaniem optrekt. Dus ik denk dat we dat wel kunnen bereiken. Dit is een wat genuanceerd antwoord op uw vraag. De heer VAN DER PLOEG: Daar even op inhakend. U heeft het nu over vier of vijf momenten waarbij de aandeelhouderscommissie wordt betrokken. Dat versta ik. Maar dat wil niet zeggen dat publieke partijen zoals de aandeelhouder zelf – de Staten – daarover geïnformeerd worden. De heer CALON (gedeputeerde): Dat klopt. De heer VAN DER PLOEG: Even los van wat ik er zelf van vind: betekent dat ook dat de optie van een publieke openbare bieding op het bedrijf niet in de overweging wordt meegenomen? De heer CALON (gedeputeerde): Nee, zo werkt het niet in dit soort processen. Het is niet zo… De heer VAN DER PLOEG: U zou ervoor kunnen kiezen. De heer CALON (gedeputeerde): Het is niet zo dat je zegt: hier is een bedrijf, ga maar in het openbaar bieden. Daar zou je voor kunnen kiezen, maar ik zeg u ook dat je dan elke serieuze partij wegjaagt.
20
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Het werkt zo: er zijn overheidsbedrijven die erbij betrokken zijn, beursgenoteerde bedrijven, er is een longlist van bedrijven die het zouden kunnen doen. Het wordt afgeknot tot de shortlist. Die krijgen ingang tot een dataroom waarin de boeken zijn. Een verklaring of intent wordt getekend, geheimhouding, want als beursgenoteerde bedrijven er bij betrokken zijn, is dat levensgevaarlijk, zeker als het bedrijven zijn die onder Angelsaksisch recht vallen. Het is geen zak frites die je verkoopt. Het is een bedrijf, een megabedrijf! De heer VAN DER PLOEG: Er zijn natuurlijk een heleboel voorbeelden waarbij beursgenoteerde ondernemingen in dat soort openbare biedingen een openbaar bod doen en dat zou je kunnen afdwingen. Maar ik begrijp dat die keuze niet is gemaakt. De heer CALON (gedeputeerde): De keuze is gemaakt om dat niet te doen. Communicatie, een punt van de heer Moorlag. Ik ben het hiermee eens. Ik stel voor dat wij – ik heb overigens al in diverse interviews in kranten en ook voor de radio er duidelijk uitleg over gegeven – onze informatiepagina ervoor gebruiken, dat we ook in jip- en janneketaal heel duidelijk uitleggen wat het publieke belang is en waarom we dit doen, want ik deel wel de zorg, het onzekere onderbuikgevoel of dit nu wel klopt. Daar wil ik graag aan tegemoet komen. Milieu, een vraag van de heer Van der Ploeg, en hoe wordt dat met die netten. Sommigen van u hebben daar naar gevraagd. Als dit gaat gebeuren dan vindt er gewoon splitsing plaats en dan hebben wij dus zowel aandelen in het productie- en leveringsbedrijf van de handel en de productiePLB, en we hebben aandelen in het netwerkbedrijf. Wij zijn gewoon aandeelhouder van het netwerkbedrijf. Overigens is het niet zo dat je daar grote dividenden krijgt, want die worden gereguleerd door de DTE, die worden behoorlijk afgeknepen. Dat is dus een redelijk zekere business. Dat is ook de reden waarom overheden er in kunnen blijven zitten. Daar loop je geen risico mee. De tarieven zijn van tevoren vastgesteld door de DTE. Maar dan kun je ook geen winst maken. Overigens is het niet zo – wat door de SP gesuggereerd wordt – dat als we dit allemaal in overheidshanden hadden, de tarieven veel lager waren. Voorzitter, ik zeg u, op de consumenten wordt 7% verlies geleden. De winst wordt ergens anders gemaakt: in de handel en de business to business. Ik denk eerlijk gezegd – maar niemand kan het bewijzen, de heer Swagerman niet en ik ook niet – dat als wij kleiner waren geweest, dus nu nog het gasbedrijf Winschoten en de energie Groningen en de energie Drenthe, dat we veel hogere tarieven hadden moeten rekenen. Milieu zal voorlopig niet vervreemd worden. Wiebe van der Ploeg vroeg dat namelijk: wat ga je met milieu doen? Milieu hoort in onze langetermijnstrategie niet onder de kernactiviteiten, zal dus wel vervreemd worden als Kabelcom, maar niet in dit proces. Het staat daar los van. Ik heb ook nog geen idee hoe we dat gaan doen. De Partij van het Noorden vraagt of we echt wat moeten. Ik dacht het wel. Ik dacht dat ik dat in voldoende mate had betoogd. Parteigenosse Bos die in de kas graait, net zoals meneer Zalm dat vroeger placht te doen… Je hebt allerlei kabinetten die kijken wat de positie en financiële positie van de medeoverheden zijn. Ik moet u wel zeggen: qua prijs is mijn inschatting dat we iets te laat zijn. Qua publiek belang, qua wetgeving is nu het moment daar, kun je niet langer meer wachten, is er no way out meer. Ik geloof dat ik dat in voldoende mate naar de SP ook heb betoogd. Qua geld uit de kas graaien had ik het liever vijf jaar eerder gedaan, want dan hadden we er al leuke dingen mee kunnen doen, zoals bijvoorbeeld Utrecht gedaan heeft, en dan was de knip al een beetje leeg geweest. Voorzitter, dat was het. De VOORZITTER: Dank. Dan schors ik de vergadering voor de koffiepauze. Schorsing. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. We hebben met elkaar een redelijke hoeveelheid spreektijd gebruikt. U wijst naar het College, maar ik moet ook zeggen dat ik het tegelijkertijd van groot belang acht dat in zo’n debat ook echt die argumenten over tafel gaan, daarom ben ik ruimhartig in de interrupties geweest. Volgens mij werkt dat ook ten gunste van het debat. Maar het maakt het misschien mogelijk om in tweede instantie korter te zijn en zich te beperken tot het noodzakelijke. De heer MOORLAG: Voorzitter, dank aan het College voor een zeer overtuigende beantwoording, zeer overtuigend betoog. Ik denk dat er daarmee ook een goede keuzerechtvaardiging een gegeven aan dit voorgenomen besluit. Ik heb ook het idee dat elke plooi in het SP-betoog er met een grote strijkbout op vakkundige wijze uitgestreken is.
21
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Ik heb ook veel waardering voor de bijdrage van GroenLinks. Die werd door de SP betiteld als liberaal links. Ik zou dat liever willen typeren als realistisch links. Het is een bijdrage die de PvdA-fractie bijzonder aanspreekt. Er rest nog één punt, voorzitter. Dat hoeft nu niet op dit moment in het debat te komen. De gedeputeerde heeft nog iets gezegd over die versnippering in het netwerkbedrijf. Dat is iets waarvan de PvdA-fractie vindt dat het debat erover op enig moment moet worden voortgezet, maar in eerste instantie kan dat wel in de commissie Bestuur en Financiën. Dank u wel. De heer BROUNS: Voorzitter, ook de CDA-fractie betreurt – en dat is in eerste termijn door andere partijen genoemd – dat een fusie met Nuon als strategische alliantie niet gelukt is. Maar we moeten ook realistisch zijn. De gedeputeerde heeft in zijn antwoord heel nadrukkelijk het proces geschetst zoals dat ook nog eens een keer gelopen is vanaf 19 juni. In dat opzicht zal de motie vanuit onze zijde om op te roepen om nog een keer dat traject in te gaan – zo realistisch moeten we zijn – dat niet gaan veranderen qua uitkomst, dus dat gaan we hier ook niet doen. Het is gewoon zo gelopen en we staan nu voor de keuze zoals die voorligt in de voordracht. Met het voorstel om te komen tot vervreemding op termijn kan onze fractie instemmen. Ik moet wel zeggen dat het traject dat de gedeputeerde geschetst heeft, ook een traject is waarvan wij terdege beseffen dat als we ‘ja’ zeggen, we op het einde ook voor de keuze komen te staan om ‘ja’ te zeggen bij de daadwerkelijke vervreemding aan een derde partij. Dat is een weg die je ingaat en die feitelijk onomkeerbaar is als je niet het bedrijf grote schade zou toebrengen door tussentijds nog te stoppen. Die wetenschap is er bij ons en ik moet zeggen, er zit ook een stukje zorg in de zin van dat wij graag nog wat inzicht hadden gekregen van het College in dat traject in de criteria – de bagage zoals hij het noemde – die meegenomen worden. We hadden wellicht ook nog wel graag tussentijds eens een keer een terugkoppeling gezien. Maar wij beseffen dat de geheimhoudingsverklaring in het traject dat ingegaan wordt, dat niet toelaat. Daar is vanuit onze zijde begrip voor, met de kanttekening dat wij sommige dingen wellicht graag anders gezien hadden, maar het kan gewoon niet. Er zit ook een stukje zorg, ook zorg naar de gedeputeerde toe. Die afweging moet hij uiteraard zelf maken. Het feit dat je een geheimhoudingsverklaring ondertekent met een dergelijk strikte formulering en de wetenschap die je hier verkondigt dat hij desondanks informatie gaat delen met zijn collega’s in GS in het kader van collegiaal bestuur, lijkt mijn fractie een zeer moeilijke afweging. Maar goed, die is uiteindelijk wel aan de gedeputeerde. Als het dan komt tot die vervreemding, dan is voor de CDA-fractie een tweetal zaken volstrekt helder. Op de lange termijn willen wij een inkomensstroom veilig stellen die in de orde van grootte is van de huidige dividenduitkering. Dat zal niemand verbazen, dat hebben we eerder gezegd en in coalitieverband is daar in het Collegeakkoord een passage over opgenomen. De gelden die dan overblijven worden bestemd voor projecten. Ook daar is een richting aangegeven, namelijk de cofinanciering RSP, het OV en het plattelandsontwikkelingsfonds. Over de invulling daarvan zullen we praten op het moment dat de opbrengsten bekend zijn en we daadwerkelijk ook tot projectinvullingen kunnen overgaan. Maar het zijn wel de randvoorwaarden die we daar bij neerzetten. Rest ons eigenlijk om de gedeputeerde als aandeelhouder in het proces veel wijsheid toe te wensen en veel kracht bij de afwegingen, want het zal een intensief traject worden, met moeilijke besluiten waar terugkoppeling dus niet altijd mogelijk is. Wij zullen de uitkomsten te zijner tijd in deze Staten terugzien. Dank u, voorzitter. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik ben het – maar dat zal u niet verbazen – niet helemaal eens met de opmerking van de heer Moorlag, want wat ons betreft was de strijkijzer nog lang niet warm genoeg om alle verschillen er uit te strijken. Dat zullen we nog eens voor moeten zetten, denk ik. Voorzitter, de SP constateert dat de rijdende trein van liberalisering van de energiemarkt, ooit mede opgezet door de Partij van de Arbeid, blijkbaar door diezelfde Partij van de Arbeid door moet denderen met de markt op de bestuurdersstoel, daar waar de SP probeert de trein zelf te gaan besturen. Voorzitter, ook voor de SP betekent een nationale energieleverancier een opstap naar samenwerking over de grenzen. Het verhaal van de heer Calon was een heel beeldend verhaal. Dat hij heeft geprobeerd om dat op te zetten, heeft wat ons betreft een positieve insteek. Maar ook de SP weet echt zo langzamerhand wel dat de grenzen niet ophouden 60 à 70 km verderop en ten zuiden van Limburg. Er is meer in de wereld dan alleen Nederland. Dat weten we in het kader van liberalisering en globalisering. Dus daar kunnen we ook, denken wij, best ons voordeel mee doen. Dus het is nu niet zo dat wij zeggen: we zetten die nationale energiebedrijven in Nederland en daar houdt het mee op. Wij zouden natuurlijk ook gaan zoeken naar mogelijke partners. Die zijn er best, ook buiten de markt, zoals die op de beurzen functioneert.
22
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Voorzitter, toch ook nog even aandacht voor het voor de troepen uitlopen van Nederland in Europa als je kijkt naar de splitsingswetgeving. Frankrijk en Duitsland hebben daar een beduidend andere positie in. Die hebben dat ook uitgewerkt beschermd gekregen in Europese wetgeving. Ik meen mij te herinneren dat de heer Calon ook eigenlijk tegen die splitsing was geweest. Als het niet zo is, hoor ik het ook wel. Daarmee samenhangend constateren we nu dat dat tot een zekere ontwaarding leidt van de aandelen die we over hebben gehouden. Is dat dan zo’n goede beslissing geweest? Zou dat dan ook nu zijn doorwerking dan niet moeten hebben? Er is zelfs sprake van beschermingswetgeving bij die opgesplitste landen, daar waar het moeilijker wordt gemaakt om de leverancier over te nemen dan wel het netwerk over te nemen. Is dat dan liberaal als je dat opneemt? Dat is ons verweten: jullie laten die ruimte niet. Maar die ruimte wordt vervolgens ook afgeschermd. Voorzitter, iedereen is bang dat het Rijk in de pot grijpt. Als je met het Rijk onderhandelt over het overnemen van aandelen – voor zover natuurlijk ook van hun kant iets te onderhandelen valt, dat begrijpen wij ook wel, maar je moet ze wel lekker maken en dat is nu ook niet geprobeerd – dan denk ik dat je in de afspraak met het Rijk dus ook meteen wel waterdicht kunt aftimmeren dat het Rijk geen greep in de pot meer zou moeten doen, want dat is een kwestie van onderhandelen. Voorzitter, ons standpunt over de voordracht is uiteraard niet veranderd. De heer LUITJENS: Voorzitter, ook ons standpunt over de voordracht is niet veranderd. De VVDfractie is van mening, voorzitter, dat GS zorgvuldig afwegen, afgewogen hebben en blijven afwegen. Daarom kunnen wij ons er ook in vinden dat gedeputeerde Calon niet in de gelegenheid meer is om ons hierna nog in het proces mee te nemen totdat wij eigenlijk een soort – en de heer Brouns duidde daar ook op – onomkeerbaar besluit voorgelegd krijgen. Maar nogmaals, de gedeputeerde heeft ook deze keer weer een heel realistische uitleg gegeven. Ik denk ook – en dan sluit ik ook aan bij de heer Brouns – dat de heer Calon nog eens na moet denken hoe hij omgaat met zijn uitleg van zijn geheimhoudingsverklaring. Dank u wel. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik heb nog een vraag aan de heer Luitjens. De VVD is de partij die met name ook bij monde van zijn fractiegenoot nogal eens oproept tot openbaarheid en het dienende vermogen van openbaarheid binnen de democratie. Ik kan het argument van de heer Calon zelf ook wel volgen, dat je een aantal zaken niet openbaar moet doen, maar u ziet dus duidelijk, als het om de democratische controle over de aandelenoverdrachten gaat, dat dat niet zo van toepassing is? De heer LUITJENS: Meneer Swagerman, de heer Calon heeft uitgelegd wat voor GS de ijkpunten zijn in dit proces en voor aandeelhouders. Daar gaat hij mee op stap. Ik heb net aangegeven dat wij de mening zijn toegedaan dat GS zorgvuldig afwegen, afgewogen hebben en blijven afwegen en dat in het komende proces er dermate grote bedrijfsbelangen spelen dat je dat niet in de openbaarheid kunt doen. Alhoewel wij graag openbaarheid zouden willen, vinden wij het in dit proces niet verantwoord om dat verder te doen waar het die bedrijfsbelangen betreft. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, ik heb helemaal niet zo veel meer. De versnippering aan de kant van het netwerkbedrijf is benoemd – ik had ernaar gevraagd. Wij zijn erg benieuwd wat er morgen in het rapport van Kist komt te staan. Ik neem aan dat we wellicht aan de hand daarvan al wel een volgende discussie daarover kunnen voeren. Ten aanzien van de relatie met de kleinere aandeelhouders heeft de gedeputeerde ook enkele opmerkingen gemaakt. Ik wil het even wat breder trekken naar communicatie toe. De Partij van de Arbeid sprak daarover. Daar heb ik de gedeputeerde iets minder over gehoord. Op het moment dat er sprake is van vertrouwelijkheid van het overleg tussen aandeelhouderscommissie met de Raad van Bestuur, en er zijn een heleboel kleine aandeelhouders die allemaal met dezelfde vragen zitten als hier in deze zaal, dan vind ik dat nog wel even goed gekeken moet worden hoe je die aandeelhouders meeneemt. Dat collega-raadsleden en Statenleden niet geïnformeerd zijn, ligt natuurlijk aan collega-bestuurders die wij niet in de hand hebben. De Milieuafdeling wordt vervreemd, zei het College. Alleen staat dat los van dit traject. Dus dat zien we dan wel tegemoet als het zo ver is. Als het gaat om de positie van de Raad van Bestuur en aandeelhouders, moet en kan het ook alleen maar duidelijk zijn dat de aandeelhouders uiteindelijk het voor het zeggen hebben. Die verkopen. Dus als het gaat om het accent in de variaties van wie welke rol speelt, dan zal de aandeelhouderscommissie zich er te allen tijde van bewust moeten zijn dat de aandeelhouders die zij vertegenwoordigen – en dat zijn niet de Colleges, maar dat zijn in feite de Staten – op een juiste manier volledig worden geïnformeerd over het proces dat ze zijn doorgegaan. Op zich respecteren we de vertrouwelijkheid van het proces als zodanig, maar op het moment dat het tot een besluit komt, vind ik het niet een goede zaak als het een ‘slikken of stikken’- besluit zou zijn.
23
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Ik vind dat alle stappen dan benoemd moeten worden en op een heel goede manier beargumenteerd moet worden waarom een bepaalde keuze wordt gedaan. Meneer de voorzitter, ik heb al eerder in commissieverband mijn complimenten gegeven aan de Treasury-afdeling. Ik wil dat hier herhalen, want met de hoeveelheid middelen die zij op termijn ter beschikking krijgen, wordt hun uitdaging alleen maar groter. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, de discussie met betrekking tot een netwerkpoot lijkt mij een interessante. Moet dat regionaal, nationaal belegd worden? Ik denk er dan zelf bij: misschien zelfs wel Europees. Maar dat is een discussie die we wellicht nog gaan voeren. Voorzitter, D66 heeft an sich geen principiële bezwaren tegen vervreemding van de handelspoot van Essent. Het risico van de greep in de kas blijft nog duidelijk aanwezig, zeker nu we nog niet beslist hebben hoe we concreet de middelen die daaruit voortkomen in maatschappelijke Groningse belangen gaan investeren. Voorzitter, het zou mooi zijn – zoals de SP al heeft aangegeven – als we dat op een of andere manier door middel van een afspraak met het Rijk van tevoren kunnen regelen. Voorzitter, voor de rest is het redelijk lastig om hierover te praten. Het voelt een beetje als een mond vol meel, want als we het over het juiste moment en de criteria hebben, ben ik het met het CDA eens dat we de details daarvan op dit moment ook niet kunnen bespreken, maar dat we eigenlijk ook geen alternatief hebben, althans, die zien wij ook niet, voor de werkwijze zoals die door het College wordt voorgesteld. Dit legt natuurlijk wel een zware verantwoordelijkheid op de gedeputeerde. Dank u wel. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, allereerst wil ik het College bedanken voor de uitvoerige beantwoording van alle vragen. Er is een hoop helder geworden. Wat mij opviel, waren eigenlijk twee opmerkingen van de gedeputeerde. Ten eerste zijn zorgen over de versnippering van het netwerk. Ook wij maken ons daar grote zorgen over. Ten tweede in het antwoord van de gedeputeerde, dat hij zegt dat wij de afgelopen jaren al vaker hebben gepleit voor overname van de aandelen door het Rijk. Hij vertelde daarover met veel enthousiasme, dus blijkbaar ziet de gedeputeerde hier toch ook wel iets in. We zouden hem dan ook graag oproepen om hier nogmaals eens naar te kijken. Voorzitter, er werd een aantal voorwaarden genoemd die ook in de voordracht staan, waarvan ik eigenlijk maar twee terug hoor komen: de prijs en de continuïteit. Duurzaamheid wordt eigenlijk niet meer over gesproken. Als we kijken naar de prijs, gaf de gedeputeerde ook duidelijk aan dat het dan ging over de prijs van de aandelen en niet over de prijs voor het product. Wij maken ons daar toch grote zorgen over, omdat wij vinden dat daarmee dus niet een garantie kan worden gegeven voor de banen van Essent-medewerkers, niet over duurzaamheid, niet over welke vorm van energie uiteindelijk geproduceerd gaat worden, waar en hoe. Voorzitter, hoewel wij er alle vertrouwen in hebben dat de gedeputeerde een goede prijs voor de aandelen zal krijgen, zijn wij niet overtuigd van het feit dat daarmee ook de belangen van de burgers en onze leefomgeving zijn gediend en zullen dan ook niet instemmen met de voordracht. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan verzoek ik de gedeputeerde de echte vragen nog even te beantwoorden. De heer CALON (gedeputeerde): Ja voorzitter, daar is de tweede termijn voor. Versnippering van netwerk, voorzitter. Enige frustratie bij mij, want onze onvolprezen ambtenaar en het College hebben samen met andere mensen ook al een stuk gemaakt over die netwerken. Dat hadden we gelijk uit willen doen met de brief over het PLB, maar we besloten om het een beetje te doseren. Na het gesprek met de commissie Kist kunnen we dat eigenlijk niet meer doen, want dan zou het er op lijken alsof wij uit de school zouden klappen uit het vertrouwelijke gesprek met de commissie Kist. En zelfs die schijn wil ik vermijden. Maar ik heb daar wel de pest over in, want van wat in dat stuk staat, zou ongeveer 80% ook de commissie Kist zeggen. Dat laatste niet. Morgen zult u horen wat ze daarvan zeggen. Over dat laatste kun je debatteren. Ik moet zeggen dat ik ze op dat punt niet helemaal onderuit kan halen. Daar zullen wij het dus nog wel over hebben. De keuze om het College te informeren. Dat is een duivels dilemma, voorzitter. Ik heb ook een collega die die portefeuille niet heeft – een zeer gerespecteerde collega overigens – die zei dat hij dat anders zou doen. Hij zou er niets van willen weten en hij zou aan het eind alleen maar de prijs willen weten en de partij en dan zou hij ‘ja’ of ‘nee’ zeggen. Daar kun je ook voor kiezen. Ik vind dat niet goed, want ik deel met Patrick Brouns dat als je dit traject ingaat, je aan het eind niet ‘nee’ kunt zeggen, want dan ligt er een voorstel van de Raad van Bestuur van Essent waar de aandeelhouders ‘nee’ tegen zeggen. Wat betekent dat eigenlijk? Dat betekent dat je een motie van wantrouwen afgeeft tegen de Raad van Bestuur. Die kunnen weg. Dat betekent dat je ook tegen de Raad van Commissarissen een motie van wantrouwen afgeeft en die kunnen dan ook weg.
24
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Dat betekent dat je zegt dat je het niet met het voorstel bent. Dus die koper waar je een deal mee had, zal zeggen: “Dat is een leuke club! Ik zit er een jaar mee te onderhandelen, dan komen die aandeelhouders die ‘nee’ zeggen.” Dus de waarde van je bedrijf gaat naar beneden. Dat is nu precies de reden waarom ik die metafoor gebruik: een tunnel waarvan het einde dicht gemetseld zit. Ik wil de nooduitgang aan de zijkant hebben. Dan kom je voor een duivels dilemma, voorzitter… De heer SWAGERMAN: Voorzitter, maar dat is toch helemaal niet vreemd bij een beursgenoteerd bedrijf. Het komt met enige regelmaat voor dat er of een lid van de Raad van Bestuur wordt weggestuurd of een volledige Raad van Bestuur omdat er een voorstel ligt voor een overname dat niet geaccepteerd wordt. Dus dat vind ik geen argument om… De heer CALON (gedeputeerde): En dan weet u ook wat met de marktpotentie van dat bedrijf gebeurt, en de waarde van het bedrijf. Die holt over het algemeen naar beneden. De heer SWAGERMAN: Over het algemeen. De heer CALON (gedeputeerde): Ja. De heer SWAGERMAN: Die veralgemenisering hoeft niet per se voor een energiebedrijf… De heer CALON (gedeputeerde): Nee, het zou een kleine uitzondering kunnen zijn, maar ik zou gezien de bedragen die hiermee gemoeid zijn dat risico niet willen lopen. Die verantwoording ga ik niet voor mijn rekening nemen, voorzitter. Ook dat vind ik weer onverantwoord van de SP, overigens. Maar goed, wij komen gewoon niet tot elkaar, dat vind ik overigens wel jammer. En dan wordt je voor een duivels dilemma geplaatst. Als je de keuze maakt dat je gaandeweg dat traject op die ijkmomenten als aandeelhouder – overigens in gezamenlijkheid met de overige aandeelhouders – dat wil en dat debat aangaat met Essent, dan vind ik – dat zeg ik u gewoon maar heel eerlijk hier – dat ik ook aan andere regels gebonden ben, namelijk de regels van governance en dat zegt dat wij als GS collegiaal bestuur zijn. Dus er zijn twee regels die elkaar tegenspreken. Ik weiger gewoon om te zondigen tegen die regels. Dat heb ik ook daar gezegd: ik weiger om niet vertrouwelijk met mijn collega’s informatie te kunnen delen, dat doe ik niet. Als dat ooit nodig mocht zijn, treed ik af. Maar dat is dwars tegen wat wij hier met elkaar afspreken. Dan is het heel vervelend dat u aan het eind hoort hoe het zit. Dan ben ik het wel met de heer Van der Ploeg eens: aan het eind, als de deal rond is, kunnen we verantwoording afleggen over al die ijkmomenten. Maar ik zeg u ook dat er dan ook een situatie kan zijn dat ik niet kan zeggen – ik weet niet of het zo is – wie die andere partij was, want als die ook beursgenoteerd is en als daar grote belangen mee gemoeid zijn, dan kan ik ook in de problemen komen. Maar ik zal wel mijn uiterste best doen om daar zo veel mogelijk uitleg over te geven. Ik begrijp eerlijk gezegd niet de motivatie van de Partij voor de Dieren en de SP om hier niet mee akkoord te kunnen gaan. Daar zou ik het bij willen laten. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Dank u. Dan zijn wij toe aan de behandeling van de moties. In stemming wordt gebracht motie nr. 1. Motie nr. 1 wordt met handopsteken verworpen. Vóór hebben gestemd: de PvdD, de SP en de PvhN. In stemming wordt gebracht motie nr. 2. Motie nr. 2 wordt met handopsteken verworpen. Vóór hebben gestemd: de PvdD, de SP en de PvhN. In stemming wordt gebracht het besluit. Het besluit wordt aangenomen. Tegen hebben gestemd: de PvdD, de SP en de PvhN.
25
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008
A.2 Voordracht van 3 juni 2008, nr. 2008-31299, ABJ, betreffende Bestuursovereenkomst tussen de gezamenlijke provincies en het kabinet (nummer 20/2008) De beraadslaging wordt geopend. De heer ZANEN: Voorzitter, de beoordeling van het Bestuursakkoord is aan de orde. Dat zou ik graag willen zien tegen de achtergrond van een aantal gevechten die we vanuit het Noorden hebben gevoerd met de rijksoverheid. In de eerste plaats wilde ik kort wijzen naar het standpunt dat we in het Noorden hebben gehad over boren in de Waddenzee. Daar hebben wij zeer uitdrukkelijk en zeer lang verzet tegen geboden. Uiteindelijk heeft het Rijk gewoon doorgezet en is dat verhaal dus voor ons verloren gegaan, zij het dat er wel een soort compensatie werd geboden in de vorm van het Waddengas, waar allerlei projecten uit zouden kunnen worden gefinancierd. Het tweede gevecht ging over het Fonds Economische Structuurversterking. Er is vanuit het Noorden heel indringend en nadrukkelijk gesteld dat het hele land moet profiteren van dat fonds als het gaat om de economische structuurversterking. Dat is een groot punt geweest in de verkiezingscampagne, ook van de Provinciale Staten. We hebben gezien dat dat ook wel heeft geleid tot uitspraken van mensen hier uit dit gebied, maar van de kant van de rijksoverheid is daar eigenlijk niet echt zo’n soort toezegging gekomen, zij het dat men wel wil praten over een iets verruimen van de criteria waaruit FES-projecten zouden kunnen worden gefinancierd. Het derde punt over het Langman-Kompas-verhaal dat we, vind ik, hebben verloren. Er was afgelopen maandag een soort feestje in Drachten. Ik ben daar niet heen geweest, want ik vond dat eigenlijk niet helemaal gepast. In feite was het de bezegeling van het niet doorgaan van de Zuiderzeelijn. Daar stond tegenover dat er wel een hoop geld is vrijgemaakt voor het Regio Specifiek Pakket. Maar daarvan moet gezegd worden dat we zelf ook zeer fors zullen moeten gaan bijbetalen. Ik verwijs naar het voor-vorige agendapunt waar dat ook al aan de orde was als het gaat over de Essent-aandelenverkoop. Het vierde punt is dan wat ik noem – en dat hebben we vorige week aan de orde gehad – de diefstal van het kabinet. Dat heeft het eerste jaar van zijn regeringsperiode € 200 miljoen afgeroomd bij de provincies. Dat is vandaag ook al ter sprake geweest. Ze wil nog een keer 3 x € 200 miljoen bij de provincies weghalen. Daar is verzet geweest van het IPO – ook het Noorden, de provincie Groningen, heeft zich geschaard onder de vlag van het IPO – en je kunt zeggen dat op dat punt is verloren. Er is gewoon besloten in dat verband om te betalen om daarmee die 4 x € 200 miljoen = € 800 miljoen als verlies te nemen. Daar zit natuurlijk wel bij – en dan komen we op het eigenlijke onderwerp – het punt van Lodders: decentralisatie, want in het regeerakkoord van dit kabinet stond dat zij van plan waren om iets te doen aan decentralisatie. Dus dat was een zaak die het kabinet zichzelf en de Kamer had beloofd. De vraag is hoe ze dat moesten doen. Ik denk dat ze de situatie die zich voordeed met toch wel boze bestuurders vanuit de provincies die hun vermogenspositie zagen aangetast… dat daar wellicht een gesprek zou kunnen ontstaan waarbij je toch de gedachte leidt naar een discussie over decentralisatie en afleidt van die vier maal die greep in de kas van de provincies. Zo ontstond de discussie over Lodders, naar mijn idee. Daar ligt dus nu een soort akkoord. De zware hypotheek die ligt er, maar we kijken hoe het verhaal er zelf uitziet. Het uitgangspunt van de commissie Lodders is één overheid in Nederland. Die moet effectief, efficiënt en democratisch gelegitimeerd functioneren. Daarbij zijn er drie niveaus te onderscheiden –Rijk, provincie, gemeente – die een soort gelijkwaardige positie zijn, die eigenlijk alledrie aan die regels moeten voldoen: effectief, efficiënt en democratisch gelegitimeerd. Er wordt ook gezegd in dat verhaal dat provincies een soort autonoom bestuur zouden hebben, omdat het zou gaan om een open huishouding. Dat wil zeggen dat provincies zelf ook belastingen zouden mogen vergaren en dat zij dus daar zelfstandig autonoom zouden kunnen beslissen wat daarmee gebeurt. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, even een kleine correctie. Er staat niet ‘zou mogen vergaren’. We moeten niet doen alsof we citeren uit het Bestuursakkoord en dan dingen zeggen die er niet in staan. Er staat gewoon in dat de provincie beschikt over een eigen autonoom belastinggebied. De heer ZANEN: Door de commissie Lodders wordt een aantal bestuurlijke principes verwoord, die in het eind van het verhaal worden samengevat in een akkoord. Waar ik nu op reageer, zijn die principes. Dat is de vraag of de provincie een eigen belastinggebied moet hebben of niet. Dat is een vraag die niet zomaar uit de lucht komt vallen, want eigenlijk heeft het kabinet in eerdere fase gezegd dat we misschien op termijn van die opcenten motorrijtuigenbelasting af moeten. Het was helemaal de vraag of daar voor in de plaats een ander belastinggebied voor de provincie zou open komen te liggen. Dat hebben wij vanuit het Noorden en ook vanuit IPO wel gezegd, maar
26
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 daarmee was dat nog niet bij voorbaat zeker. Nu staat er dus iets in in die richting. Daar wil ik straks nog iets over zeggen. Een ander argument is dat de commissie Lodders er voor is dat de bestuurlijke drukte… De VOORZITTER: Ik wil wel een beetje coulant zijn, maar u hebt nog 30 seconden van de totaal beschikbare tijd. Ik wel even coulant zijn om het punt af te maken, maar u moet er een beetje rekening mee houden. De heer ZANEN: In dertig seconden lukt dat niet, voorzitter. Dat spijt me wel. De VOORZITTER: Ik kan er misschien wel een enkele minuut bij doen, maar geen halfuur. De heer ZANEN: Nee, dat is ook niet mijn bedoeling. Voorzitter, bij dat bestuur dat aangeduid wordt door de commissie Lodders, staat nog iets, namelijk dat van de taken die bij de provincie – overigens ook bij de gemeente – worden gelegd, wordt gesteld dat het Rijk de nationale doelen en kaders formuleert ten aanzien van wat er moet gebeuren. En in een enkel geval gaat het Rijk dat ook zelf uitvoeren. Het betekent dat de discussie waar we het over hebben, de decentralisatie of eventueel de overdracht van autonomie, naar het middenbestuur – in dit geval de provincie – toch gebeurt in een situatie waarin het Rijk de nationale doelen en kaders formuleert en dan overlegt over hoe verder uitvoering gegeven moet worden aan die zaken in overleg met het middenbestuur. Voorzitter, naar mijn idee is dus de beweging van de commissie Lodders naar overdracht van een aantal beleidsterreinen, maar dan gaat het over uitvoerend beleid, interessant is en dat we daar op zichzelf positief over kunnen zijn, maar als dus blijkt dat er toch het Rijk weer voor in de plaats komt die de nationale doelen en kaders stelt, dan betekent dat dat je dus niet vanuit een autonome positie redeneert, maar vanuit de kaders die gesteld zijn door de rijksoverheid. Dan betekent het, voorzitter, dat we eigenlijk, naar mijn idee, niet veel verder zijn gekomen. Misschien wel in de praktijk, maar ik denk dat dat op termijn toch een probleem wordt, bijvoorbeeld als je kijkt naar de schaal van het geheel. De provincies, naar ons idee zijn die een erg kleine maat voor het voeren van een heleboel beleid en zou je een grotere schaal moeten hebben, overigens iets wat Geelhoed ook in het rapport Op Schaal Gewogen naar voren heeft gebracht. Wat dat betreft is het zo dat wij dus ook meer zien in die benadering dan wat hier nu gekozen wordt, uitgaande van de provincies zoals ze nu zijn. Voorzitter, één element daarbij nog. Ik zie een beetje het teloorgaan van het SNN in dit verhaal, want dat komt er helemaal niet meer in voor. Het IPO komt daar voor in de plaats. Dat hebben we eigenlijk ook al gezien bij het gevecht om die greep in de kas. Ik denk dat dat niet goed is. Daar moeten we nog maar met elkaar op een ander moment over discussiëren. Ik denk dat dat heel slecht is. Ik stop ermee, voorzitter, want anders haal ik het niet. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, even als inleiding. Ik had de titel als A-stuk er op laten zetten, maar ik had aangegeven dat ik nog met mijn fractieleden, met name in de commissie WCS, zou willen overleggen of wij wel of niet, met name in het kader van de jeugdzorg, voor of tegen het verhaal zouden stemmen. Maar op deze manier kom ik toch mooi aan de beurt. Dat is toch wel aardig, misschien moeten we dat vaker doen. Voorzitter, ik ga niet alles herhalen, want in de commissie hebben wij al aangegeven dat de SP vindt dat de volledige Bestuursovereenkomst wat ons betreft had kunnen worden overgenomen en dat wij vooral zorgen hadden bij het stallen van de jeugdzorg tot 2010. Het College heeft geprobeerd ons ervan te overtuigen het stallen van de jeugdzorg niet het geval is. Ik ben blij te mogen constateren dat de gedeputeerde De Bruijne voortvarend voortgaat met de aanpak van de jeugdzorg, dat dat wat ons betreft een heel goede zaak is en dat de provincie Groningen de boel in elk geval niet stilzet. Dat is de conclusie die wij in de afgelopen paar weken trekken. We hopen natuurlijk wel dat die zich voortzet. Voorzitter, het betekent gewoon dat wij instemmen met de voordracht, de kanttekeningen van de Partij voor het Noorden kunnen wij niet volgen. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Is er een van de andere fracties die op dit punt ook een bijdrage wil leveren? De heer BROUNS: Voorzitter, het kan wat betreft de CDA-fractie kort, beginnend met het woord ‘hulde’, want dat mag in deze zaal wel uitgesproken worden. We hebben het hier tenslotte over de Provinciale Staten. De gedeputeerde zei dat de provincie weer op de kaart staat en dat het Huis van Thorbecke er weer enige jaren tegen kan.
27
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Ik zou willen zeggen dat de provincie nog nooit zo sterk op de kaart heeft gestaan in het Huis van Thorbecke als het zal staan als al deze voorstellen, zoals die in het Bestuursakkoord voorliggen, uiteindelijk ook worden gerealiseerd, want we krijgen dan een provincie met een heel duidelijk ruimtelijk-economisch gebiedsgerichte rol en dat ook nog eens vanuit een openhuishouding. Voorzitter, wij constateren dan ook – en daarmee vat ik de discussie in de commissie denk ik samen, wat betreft onze fractie – dat er de komende jaren een stevige opgave wacht om dat te realiseren. De decentralisatie moet haar beslag krijgen, budgetten moeten worden overgeheveld en dat alles binnen discussies omtrent de nieuwe vormgeving van het Provinciefonds, waar risico’s zitten, de algemene financiële verhoudingen die onderwerp van discussie zijn, het provinciaal belastinggebied dat onderwerp van discussie is en eventuele afroming die nog op de loer ligt in het kader van wellicht de vervreemding Essent. Daarnaast moeten we ook nog eens zorgen dat al die taken een goede geborgde plek krijgen binnen onze bestaande organisatie en het hoge niveau van dienstverlening dat onze provincie gerealiseerd heeft, daaronder niet lijdt, maar in stand blijft. Een stevige uitdaging voor dit College, maar een uitdaging die wij als fractie met dit College met vertrouwen tegemoet gaan. Dank u, voorzitter. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, mijn fractie heeft de commissievergadering gemist, maar wij gaan dat niet proberen over te doen, dus wij houden het gewoon kort. In de beantwoording van het College konden wij namelijk bijna de conclusie van de commissievoorzitter wel delen, zijn voorstel althans om er een B-punt van te maken, want volgens mij is er op detailniveau gediscussieerd en het is ook heel lastig om het in besluitvormende zin anders te doen dan het akkoord te accepteren, omdat het vervolgens in uitvoerende sfeer en in uitwerking terechtkomt en dan is er natuurlijk nog wel de ruimte om daar vanuit de Staten mee over te discussiëren. Wat bij lezing opviel, zijn de rollen en taken die de provincie in de basis hebben. Er staan mooie zinnen in over de decentrale eenheidsstaat. De hiërarchie die er niet zou zijn, de gelijkschakeling van de lagen, ik heb mij daar ook over verbaasd. Ik begreep dat het College zich daar ook over verbaasd heeft. Ik krijg toch de indruk dat de huidige coalitie in Den Haag de provincie toch meer ziet als een instrument van Haags beleid dan andersom, want wij kunnen niet stellen dat wij Den Haag in de hand hebben. Met het accepteren van dit akkoord, meneer de voorzitter, vindt mijn fractie wel dat het ook tijd wordt om grote woorden over diefstal achter ons te laten en weer vooruit te kijken. De visie van GroenLinks ten aanzien van open huishouding – ik heb dat wel eens eerder gezegd, maar ik vind het toch wel belangrijk om te noemen – is dat wij dat essentieel vinden. Eigen belastinggebied, waarbij zelf keuzes gemaakt kunnen worden over de hoogte en de taken die we daarmee financieren, is uitermate belangrijk om te zeggen dat je een zelfstandige overheidslaag bent. De ideeën die wij daarover hebben, zijn al eens eerder gewisseld. Ik constateer dat het College en GroenLinks op dezelfde lijn zitten als het gaat om opcenten op de inkomstenbelasting als meest logisch alternatief in feite. Ik denk dat het verstandig is om richting het Rijk zekerheden te bieden over de vraag of je daadwerkelijk inkomstenbeleid voert door begrenzingen in te voeren. Er staan heel veel punten in het akkoord. Het College heeft het over bijna heroïsche gevechten die er plaats hebben gevonden. Op het moment dat je wat verder afstand hebt, zoals wij, dan vind ik dat het heel traag loopt op een heleboel onderdelen. Het lijkt soms meer op schaatsen in boter. Er zijn heel veel procesafspraken gemaakt en we moeten nog maar afwachten wat daar uitkomt. Bijvoorbeeld over het regionaal economisch beleid. Voor onze kant ook een aantal positieve verrassingen, bijvoorbeeld de invloed op het beheer van de regionale OV-infrastructuur en de discussies die daar plaatsvinden met de partijen. Dat vinden wij een uitermate belangrijke ontwikkeling. Meneer de voorzitter, ik heb niet de neiging om te zeggen dat hiermee de positie van de provincie is versterkt voor lengte van jaren, want voor mijn gevoel krijgen we in 2010 en 2011 opnieuw een lakmoesproef over het provinciaal middenbestuur. De heer LUITJENS: Voorzitter, tijdens de Algemene Beschouwingen ben ik namens de VVD-fractie al even ingegaan op het toen al voorliggende Bestuursakkoord en heb gezegd dat we het een goede ontwikkeling vinden dat het ruimtelijk economisch profiel van de provincie versterkt en de zorg en welzijn gerelateerde taken zich concentreren bij gemeenten. Een soort kerntakenverdeling, zou je kunnen zeggen. Toen mijn fractie dit begrip tijdens de vorige Collegeperiode van Partij van de Arbeid en het CDA noemde in deze zaal, wenste die coalitie daar toen nog niet van te spreken. Voorzitter, de VVD-fractie is ook zeer benieuwd of er – en zo ja, hoe – een ontvlechting van taken bij de provincie Groningen gestalte gaat krijgen. De delegatie van taken van Rijk naar provincie zal zijn beslag wel krijgen, uiteraard met inachtneming van het vaak aangehaalde artikel 2. De praktische inbedding en – wat de heer Brouns ook zei – het op peil houden van je serviceniveau is nog een uitdaging van jewelste.
28
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Maar de overheveling van taken van provincie naar gemeenten of het stoppen van activiteiten door de provincie in het sociale domein, daar hebben wij nog onze vraagtekens bij. Wij hebben ook niet voor niets de toenmalige SP-motie mede ondersteund. Mijn vraag is dan ook welke invloed dit Bestuursakkoord nu al op de komende sociale agenda heeft. Voorzitter, dan wil ik nog een opmerking maken bij de provinciale belastingen. Tegen elke prijs provinciale belastingen, voorzitter, wat ons betreft niet. Niet koste wat het kost. Voor ons is een randvoorwaarde dat de algehele lastendruk daardoor niet toe mag nemen. Wij gaan voor compensatie van onze inkomsten en rechten daarop uit de opcenten, maar stel je voor dat het Rijk de opcenten al versleuteld in de kilometerbeprijzing. Per saldo zal dan, met daar bovenop nog een provinciale belasting en perceptiekosten, de totale lastendruk toenemen. Dan, voorzitter, is het simpeler en goedkoper om via het Provinciefonds terug te sluizen. Voorzitter, dit zijn voor ons een paar kanttekeningen voor de aanstaande discussies over de praktische uitwerking van dit akkoord. Wij stemmen in met de voordracht zoals die hier nu ligt. De heer VAN DER PLOEG: Ik vind de positie van de VVD ten aanzien van belastingheffing toch een beetje opmerkelijk, ook omdat we die discussie over open huishouding en gesloten huishouding hebben gehad. Ik dacht altijd dat de VVD voor een open huishouding was, maar op het moment dat je dat via het Provinciefonds terug laat sluizen, krijg je gewoon een x bedrag, maar heb je niet meer de mogelijkheid om te zeggen dat we een open huishouding hebben en dat we de financiering van taken op een eigen manier hebben te regelen, baas van eigen keuzen. Wat is nu uw opvatting ten aanzien van die open huishouding? De heer LUITJENS: Voorzitter, wat is een open huishouding? Ons voorstel zou zijn dat als de totale lastendruk toe gaat nemen, je dan gewoon een stuk in het Provinciefonds krijgt dat overeenkomt met je huidige inkomsten en de claim of de potentie tot meer en dat je die gewoon zelf invult. Dat is ook een kwestie van onderhandelen, heer Van der Ploeg. Daarmee houdt je wel een open huishouding. Een open huishouding is dat je zelf middelen naar eigen goedvinden op taken kunt zetten. Dat heb ik daarmee niet afgesloten. De heer VAN DER PLOEG: Maar dan gaat het toch om wie op een gegeven moment beslist over de hoogte van het Provinciefonds? Dat is toch niet de provincie? De heer LUITJENS: Dat is ook een kwestie van onderhandelen, heer Van der Ploeg, in dit soort aspecten. Dus ik wil in deze discussie dit aspect van ‘denk om de totale lastendruk!’ meegeven aan het College. De heer MOORLAG: Voorzitter, mijn vraag of de VVD niet al te zeer verblind wordt door het streven naar het reduceren van de belastingdruk, want in aansluiting op wat de heer Van der Ploeg zegt, het overhevelen naar het Provinciefonds herbergt twee risico’s: in de eerste plaats aan de systematiek van het Provinciefonds kan periodiek worden gesleuteld. Ten tweede: wij heffen in de opcenten niet alleen belasting, maar hebben we ook nog een vrije zoom, die we ook gebruiken voor het afdekken van risico’s in de risicoparagraaf. Het maakt dus deel uit van het weerstandsvermogen. Mijn vraag aan de heer Luitjens is of hier niet te veel kinderen met het badwater worden weggegooid. De heer LUITJENS: Voorzitter, ik heb in mijn betoog heel duidelijk aangegeven dat het gaat om onze huidige inkomsten uit de opcenten plus de potentie die wij daar nog in hebben zitten. Dus dat gaat precies om de aspecten die ook de heer Moorlag hier naar voren brengt. Wij willen dit gewoon als randvoorwaarde voor de discussie die straks gaat komen aan het College meegeven. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, wij kunnen ons helemaal vinden in deze voordracht. We hebben echter nog een vraag. Die hebben wij ook al eens eerder aan de orde gesteld, maar misschien nooit zo expliciet. Een van de zaken die gedecentraliseerd wordt, is het Faunafonds. Met de in werking treding van de Flora- en Faunawet in 2002 is het hele faunabeleid, het beheren en schadebestrijding, overgegaan naar de provincies, met uitzondering van het Faunafonds, dat gaat over het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade, maar ook het verlenen van tegemoetkomingen in schade ontstaan door beschermde dieren. Wij vragen ons af of de middelen die nu genoemd zijn, voldoende zullen zijn om straks bij een gedecentraliseerd Faunafonds alle taken goed te kunnen uitvoeren. Wij zouden dan ook graag van GS in elk geval voor de volgende Voorjaarsnota daar een overzicht en een soort werkplan voor zien hoe zij die taken willen gaan invullen en vooral ook hoe zij die taken willen gaan betalen.
29
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 De heer STEVENS: Voorzitter, in dit Bestuursakkoord wordt het profiel van de provincies versterkt. De nadruk komt te liggen op het ruimtelijk-economisch domein en op cultuur. Wij hebben in de commissies daarover een positief oordeel gegeven. In de commissie heeft onze fractie ook gevraagd wat de gevolgen zijn van dit akkoord voor het sociaal akkoord, voor de sociale agenda van dit College. Volgens gedeputeerde Calon gaan er op grond van dit akkoord geen taken over naar gemeenten. In het akkoord staat als uitgangspunt dat de uitvoering van taken op sociaal terrein primair bij de gemeenten ligt. Tegelijkertijd blijft er bij de provincies vanuit de rol van gebiedsregisseur ook een taak op dit terrein. Wij zijn dan ook blij dat met dit Bestuursakkoord de sociale agenda van dit College ook gewoon uitgevoerd kan worden. De vragen die de VVD daarover stelt aan de gedeputeerde, zullen waarschijnlijk ook in deze zin beantwoord worden. Met betrekking tot jeugdzorg delen wij de conclusie van de commissie Lodders dat de evaluatie moet worden afgewacht. Op dit moment geen stelselwijziging, maar alle hens aan dek om de wachtlijsten weg te werken. Wij kunnen instemmen met de voordracht. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, dank voor de hulde van het CDA. Ik heb in de commissie ook al gezegd dat de positie van de provincie terug van weggeweest is. Of dat verhindert – zoals de heer Van der Ploeg zegt – dat we over enige tijd weer een debat hebben over het middenbestuur, durf ik niet te zeggen. Politiek is heel grillig. Het kan best zijn dat over twee jaar het debat weer vol terug is. Ik constateer wel dat, als je naar het Bestuursakkoord kijkt, daar iets staat wat ik zelf nooit opgeschreven zou hebben: gelijkwaardigheid van overheidslagen en een eigen autonoom belastinggebied en een open huishouding. Ik constateer hier ook dat niet iedereen weet wat een open huishouding is. Een open huishouding betekent dat je zelf de hoogte van je belastingen vaststelt, hier in deze zaal, u als Staten en niet in onderhandeling met het Rijk. En dat u ook zelf bepaalt waar het heen gaat. Dat is een open huishouding. Ik vind persoonlijk dat echt principiële zaken – ik respecteer iedereen die voor een gesloten huishouding is, maar dan moet je ook voor de consequenties staan. De consequentie is dat het Rijk bepaalt hoeveel geld je krijgt en het Rijk ook bepaalt waar je het aan mag uitgeven –… Het is niet zo, zoals de heer Zanen zegt – en hij haalt er alles bij: boren in de Waddenzee, het FES, het Kompas dat verloren zou zijn, de diefstal ....Ik ben dat overigens met de heer Van der Ploeg eens dat dit woord vanaf het moment dat dit akkoord getekend is, niet meer in de mond moet worden genomen, want dan is het ruilhandel, want dan hebben we in feite gezegd dat we bijdragen aan de oplossingen de begroting van het kabinet en dat wij daar wat voor terugwillen. Dan is het geen diefstal meer, maar ruilhandel, dus ik deel dat met hem. Vanaf het moment dat het akkoord getekend is, moeten we dat woord niet meer in de mond nemen. Het eerste jaar blijft het overigens wel staan, want toen was het gewoon ‘inpikken’. Het verhaal van de heer Zanen. Ik heb hem vanmorgen ook gevraagd wat ik nu moet doen om hem te overtuigen. Toen zei hij dat dit niet zou lukken. Dat blijkt ook wel. Ik zou kunnen ophouden, voorzitter, en er niet meer over praten, dat is goed voor de spreektijd, maar dat vind ik onrecht doen aan waar de heer Zanen mee komt. Hij zegt namelijk: wij moeten een autonome positie hebben en die mag niet ingeperkt worden door rijkskaders. Zo werd het gezegd. Dat betekent – en daar is hij echt heel erg rechtlijnig in, dat respecteer ik ook – dat je in feite landsdeel Noord krijgt dat niets te maken heeft met nationale wetgeving. Wel, uit de eerste zin die ik zelf nooit zou opschrijven, ‘gelijkwaardige overheden’ – het staat er wel zo –… Wij zijn onderdeel van een decentrale eenheidsstaat. Er is ook nog een Rijk en er is ook nog een nationale democratie en er zijn dus ook rijkskaders en er kunnen ook nationale doelen zijn die voor de lidstaat als geheel van belang zijn, die dan ook nationaal worden vastgesteld. Daar zou ik mij niet aan willen onttrekken. Dus dat principiële debat, daar verschilt het College echt principieel van de Partij voor het Noorden. Ik kan dan ook verder geen weerlegging doen van de argumenten van de heer Zanen, zodanig dat ik hem zou kunnen overtuigen. Wij zijn het gewoon principieel oneens. Ik doe daar ook verder geen moeite meer voor. Het spijt me, maar het gaat toch niet lukken. Het Faunafonds, de vraag van mevrouw Hazekamp. Zijn die middelen voldoende? Ja, dat hebben wij natuurlijk ook al gezegd. Dat speelt overigens nu ook al op rijksniveau, het is niet iets nieuws. Wil het College er inzicht in geven? Ja. Wil het College het doen voor de volgende Voorjaarsnota? Nee, want in 2010 moet het over komen. Het College wil dat doen op een moment dat het aan de orde is. Dus wij zullen dat zeker doen, maar niet voor de komende Voorjaarsnota, want dan zouden we het het komende jaar moeten doen en het is nog niet eens aan de orde. De heer Van der Ploeg heeft wel gelijk: schaatsen in boter, schaatsen in stroop. Maar we gaan nog wel steeds vooruit. Ik had ook veel liever veel sneller geschaatst. Daar vinden wij elkander wel. Alleen ik huldig hier wel de stelling dat dit de positie van de provincie weer versterkt ten opzichte van waar zij was in relatie tot het coalitieakkoord in Den Haag en het algemeen maatschappelijk gevoel in de Tweede Kamer en binnen de VNG.
30
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Daarnaast zijn er wel degelijk afspraken gemaakt over decentralisatie, met onmiddellijke ingang als het over ISV-BLS gaat en op termijn als het over andere zaken gaat. Ik vind dat winst. Ja, wij kunnen de sociale agenda zoals wij die in het hoofd hebben en zoals u die in het hoofd heeft als Staten, uitvoeren binnen dit Bestuursakkoord. Ik moet, eerlijk gezegd, als laatste melden dat het valt binnen het mandaat dat u ons gegeven heeft, met uitzondering van de Partij voor het Noorden. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan kijk ik even rond. Is er nog een diepe behoefte een tweede ronde in te gaan? De heer ZANEN: Voorzitter, de gedeputeerde maakt heel duidelijk hoe het ligt. Hij zegt: die € 800 miljoen waar we het over hadden met het Rijk, hebben wij nu eigenlijk gebruikt. Dat is ons zoenoffer, zeg maar. Daarmee hebben wij een takenpakket toegewezen gekregen, helderheid in de verhoudingen en dat is wat wij wilden, dus we praten niet meer over die diefstal. Ik heb, toen de gedeputeerde in een eerdere vergadering vroeg om een mandaat voor de onderhandeling, waar hij precies dat wilde gaan doen, als enige partij toen gezegd dat ik hem dat mandaat niet geef. Daaruit rechtvaardig ik ook mijn bijdrage aan dit debat, precies om die reden, en ook mijn stelling over deze Bestuursovereenkomst, dat ik die dus ook niet steun. Dat is mee ingegeven door wat er voor in de plaats komt, wat er dus aangeboden is. Ik heb het idee dat de discussie over het middenbestuur inderdaad min of meer verdwenen is ten gunste van deze discussie over de provincie. Hoe dat uitpakt, moeten we inderdaad toch nog afwachten. Dat hangt nog. Ik zal natuurlijk die discussie meemaken, maar het verder liggende idee dat wij hebben als het gaat over een zelfstandige regio NoordNederland, wordt hier op dit moment inderdaad niet dichter bij gebracht. Voorzitter, dat is de argumentatie om tegen de voordracht te zijn. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Mag ik dan aannemen dat uw partij aantekening vraagt tegen het besluit te willen zijn? De heer ZANEN: Ja, wij stemmen tegen. De VOORZITTER: Dat is duidelijk. Zijn er meer fracties die… want ik leg het besluit nu maar voor. Wie is nog meer tegen? Niet? Dan is het besluit aangenomen. De vergadering is geschorst. Pauze 12.50 uur -13.30 uur De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Aan de orde is agendapunt A.3. A.3 Brief van Gedeputeerde Staten van 8 april 2008, nr. 2008-15.417/15/A.31, EZ, betreffende Actieprogramma arbeidsmarkt provincie Groningen 2008-2012 De VOORZITTER: Het volgende onderwerp, het Actieprogramma arbeidsmarkt, is geagendeerd op verzoek van de fracties van PvdA en VVD. De beraadslaging wordt geopend. De heer BULTJE: Voorzitter. Ik wilde eerst even een historisch kader schetsen, maar dat laat ik maar even zitten, want ik heb nog vijf minuten. Bij de Algemene Beschouwingen heeft mijn fractie al aangegeven dat arbeidsmarktbeleid voor ons een speerpunt is. De mismatch op de arbeidsmarkt zien wij dan ook als een van grootste bedreigingen voor de economische ontwikkeling in Noord-Nederland. Naar aanleiding van onze motie vorige week heeft de gedeputeerde Gerritsen toegezegd volgende zaken nader uit te werken: een programma dat de vorming van leerafdelingen voor stagiaires in het beroepsonderwijs stimuleert, de realisering van een leerervaringscentrum – werktitel My Aimshaven – in de Eemshaven, het stimuleren van niet-uitkeringsgerechtigde arbeidsreserve om de arbeidsmarkt te betreden en het uitrollen van het project Kamers met Kansen over de provincie.
31
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Er is dus nog wat te doen de komende tijd. We rekenen er op dat het uitwerken van deze elementen op redelijk korte termijn kan, waarbij ik graag de vraag aan het College wil stellen of zij kan aangeven wanneer we die uitwerking tegemoet kunnen zien. Daarbij wachten wij ook de dekkingsvoorstellen af, want bij de Algemene Beschouwingen heeft mijn fractie al aangegeven dat een en ander geïntensiveerd moet worden. Wij zijn dan ook bereid om daar boter bij de vis te doen als dat nodig is. Maar er dient natuurlijk ook gekeken te worden naar externe financiering, zoals Europese middelen. Deze uit te werken aandachtspunten passen volgens mijn fractie binnen de kaders van de voorliggende arbeidsmarktnotitie, maar ze geven wel meer richting. Tijdens de bespreking van het onderwerp in de commissie bracht een aantal fracties naar voren dat zij wat meer selectiviteit wilden binnen het beleid, zoals het beperkt inzetten op een aantal specifieke sectoren. De PvdA-fractie ziet niet zo veel in een puur sectorale benadering, omdat de mismatch zich juist op een breed scala op de arbeidsmarkt manifesteert. De gebiedsgerichte aanpak spreekt ons meer aan. Kijk bijvoorbeeld ook naar het Bestuursakkoord tussen Rijk en VNG, waarbij er is aangegeven dat 25.000 nuggers aan het werk geholpen moeten worden en daar kunnen wij als provincie volgens mij erg goed bij aanhaken. Overigens wordt in de arbeidsmarktnota een ton uitgetrokken voor een project in Oost-Groningen. Volgens mij is het totale budget € 200.000, dus de helft van het budget is daarmee weg. Kan de gedeputeerde ons uitleggen waarom hiervoor gekozen is en of het overgebleven budget voldoende is om de rest van de provincie te bestrijken? Daarnaast stellen we vast dat de provincie op dit moment betrokken is bij een breed scala aan onderwerpen en projecten. Het is de vraag hoe effectief dat is. In de loop van 2009 wil mijn fractie daarom graag een evaluatie van deze projecten, om met ingang van 2010 waar nodig wat meer focus aan te brengen. De heer KRUITHOF: Voorzitter, de werkeloosheid in Groningen daalt, zelfs harder dan in de rest van het land. Daar zijn wij verheugd over, maar het is geen reden om ons op de borst te kloppen. Het grootste deel van die daling is te danken aan de algemene economische trend en dat de werkeloosheid hier sneller daalt dan in de rest van het land, is ook al logisch in een tijd van krapte op de arbeidsmarkt. Die krapte is hier namelijk klein en dus kun je meer mensen aan het werk helpen. Het Actieprogramma arbeidsmarkt van het College, voorzitter. In de commissievergadering waren wij nogal kritisch over dit programma en daarbij kan ik me aansluiten bij de woorden van de heer Bultje, de versnippering zit ons ook nogal dwars. Overigens, als je al die kleine projectjes zou gaan evalueren, dan zou het wel eens zo kunnen zijn dat de evaluatie van die kleine projectjes duurder is dan het geld dat we uitgeven aan die projectjes, dus misschien is dat niet het allerhandigste om te doen. Voorzitter, de hoofdrol die de provincie zich aanmeet – initiëren, stimuleren, informeren, signaleren en ondersteunen – vinden wij in tegenstelling tot wat het College vindt, niet duidelijk en transparant, maar juist vaag. Het belangrijkste probleem op de arbeidsmarkt in onze regio is een gebrek aan gekwalificeerd technisch personeel, zeg maar jongeren die nog een hamer kunnen vasthouden. Een aantal projecten in het Actieprogramma is daar nadrukkelijk op gericht. Ik noem daarbij het zogeheten Bedrijfstakoverleg en het Technasium. Die steunen wij dan ook. Maar veel van de projecten en projectjes hebben wat de VVD-fractie betreft geen prioriteit. Bijvoorbeeld omdat ze gericht zijn op het hoger onderwijs. Wij denken dat die hun eigen broek wel kunnen ophouden. Bovendien zit daar niet het probleem. We kunnen wel treuren om het feit dat veel van de hoger opgeleide jongeren de provincie weer verlaten, maar ik moet er niet aan denken dat ze allemaal zouden blijven, dan zouden we hier namelijk met een enorm overschot aan hoger opgeleide werklozen zitten. Voorzitter, wat de VVD betreft wordt alle energie gezet op de verbetering van de afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt. De tekorten op de arbeidsmarkt in met name technische en verzorgende beroepen zijn nu al voelbaar en zullen in de toekomst alleen maar toenemen. Over hoger opgeleiden hoeven we ons geen zorgen te maken, die vinden hun weg wel. Laten we ons concentreren op die sectoren waar de nood het hoogst zal zijn. Voorzitter, de VVD vindt dus dat het College zijn huiswerk moet overdoen. Wij vinden dat er een nieuw Actieprogramma moet komen dat geheel gericht is op de problemen waar we in de provincie de komende jaren voor staan. Geen versnippering, maar juist concentratie van middelen met een veel helderder doelstelling. Daarom dienen wij de volgende motie in, mede namens de Partij voor het Noorden, D66, de SP en GroenLinks.
32
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 De VOORZITTER: De motie luidt als volgt. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op woensdag 25 juni 2008, overwegende dat: – de knelpunten op de arbeidsmarkt in de provincie Groningen het grootst zijn in technische en verzorgende beroepen; – het provinciebestuur zich in zijn arbeidsmarktbeleid vooral moet richten op de huidige en te verwachten knelpunten op de arbeidsmarkt; – het Actieprogramma Arbeidsmarkt 2008-2011 veel te versnipperd is en te weinig focus op bovengenoemde knelpunten bevat; verzoeken het College van GS: – het Actieprogramma zodanig aan te passen dat dit zich concentreert op de grootste knelpunten op de Groninger arbeidsmarkt, namelijk technische beroepen en zorg, en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Kruithof, de heer De Vey Mestdagh, de heer Swagerman, mevrouw Siersema, de heer Zanen, de heer Haasken, krijgt nummer 1, maakt onderdeel van de beraadslagingen en wordt verspreid. Mevrouw VAN DER TUIN: Voorzitter, in de commissie Economie en Mobiliteit is uitvoerig gesproken over dit Actieprogramma. In het programma worden de vier actielijnen genoemd waarop GS zich willen richten en alle projecten met de uitvoeringstermijn worden eveneens benoemd. Het is goed eens een totaalbeeld te krijgen van de projecten en initiatieven die zijn opgestart of worden opgestart. De provincie heeft in dit geheel een faciliterende en ondersteunende rol. Wat opvalt, is de brede en diverse opzet van dit programma. De CDA-fractie kan zich hierin vinden, ook omdat zoals gedeputeerde De Bruijne het in de commissie heeft verwoord, het College het net liever wat breder heeft met de bedoeling daarmee de vangst wat groter te maken dan de mazen van het net te veranderen en uitsluitend kabeljauw of iets dergelijks binnen te halen. Dit is nogmaals in andere bewoordingen door gedeputeerde Gerritsen herhaald in de Statenvergadering van vorige week woensdag. De CDA-fractie wil zich niet focussen op één of twee deelgebieden, maar kiest voor de brede insteek. De fractie van de Partij van de Arbeid heeft vorige week het College opgeroepen het provinciale arbeidsmarktbeleid te versterken met een programma dat de vorming van leerafdelingen van stagiaires in het beroepsonderwijs stimuleert en tevens een leer- en ervaringscentrum te realiseren. De CDA-fractie wil het graag verbreden en ook de zorgsector hierbij betrekken. Van de projecten die genoemd worden in het Actieprogramma valt het op dat er maar weinig binnen de zorgsector vallen, terwijl die sector de grootste sector in onze provincie is en een groot tekort gaat optreden in de verpleeg- en verzorgingshuizen, dus thuiszorg en de gehandicaptenzorg. In het Actieprogramma wordt ervan uitgegaan dat 15% meer instroom is gewenst. Hoe wil het College dit bereiken? Voorzitter, de financiële middelen voor de projecten ten behoeve van het beroepsonderwijs zoals genoemd door het CDA en wat ik zonet noemde betreffende de zorgsector, zullen buiten het huidige budget voor het Actieprogramma moeten worden gezocht. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, het Actieprogramma Arbeidsmarktbeleid zet erop in om iedereen aan de slag te krijgen in de provincie. Dat is een doel waarop niets valt af te dingen, want hoewel het aantal vacatures stijgt en er een inhaalslag is gemaakt, behoudt Groningen wel haar nummer 1notering op de lijst met het hoogste aantal werkelozen. Het beter laten aansluiten van vraag en aanbod door te investeren in de kwaliteit van de beroepsbevolking, talentontwikkeling, vergroten van de arbeidsparticipatie, stimuleren van ondernemerschap, kan dan ook op onze steun rekenen. De SP zou echter wat extra aandacht willen vragen voor de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. De eerste groep is dan jongeren zonder startkwalificatie. MBO’ers en laag opgeleiden zijn hard nodig in sectoren als de techniek en de zorg, een van de redenen waarom wij dus ook de motie van de VVD hebben gesteund. De schooluitval onder laag opgeleiden is nog steeds erg hoog en de arbeidsparticipatie erg laag. 15% procent van de leerlingen verlaat school zonder startkwalificatie. De SP steunt het College in de pogingen die het doet om deze jongeren te helpen.
33
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Hoewel volgens de SP schaalverkleining en meer praktijkgericht onderwijs hiervoor oplossingen zouden kunnen zijn in de strijd tegen het voortijdig schoolverlaten, zal dat niet vanuit de provincie geregeld kunnen worden. Naar onze mening kan de provincie er wel voor zorgen dat een gewenste MBO-opleiding voor iedereen te bereiken en te betalen is. Oftewel: gratis Openbaar Vervoer voor de 16- en 17-jarige MBO-studenten zou hieraan bij kunnen dragen. De tweede groep is wat ons betreft ouderen boven de 45. Ouderen boven de 45 die langdurig werkeloos zijn of werkeloos raken, komen ook in de huidige economische hoogtijdagen niet of nauwelijks aan de slag. Dit is niet goed voor de mensen zelf en niet goed voor de Groninger economie die te kampen heeft met vacatureoverschotten. Het CWI pakt dit al op, maar de werkgevers nog niet in die mate dat er voor mens en bedrijf een oplossing komt. Werknemers worden binnenkort mogelijk ste geacht te gaan werken tot hun 67 jaar. Voorzitter, maar als er nu voor 45-plussers al niet of nauwelijks perspectief is op een baan, dan wordt dit voornemen wel een farce. Verhoogde inzet van werkgevers en om- en/of bijscholingstrajecten moeten naar mening van de SP leiden tot een hogere arbeidsparticipatie van 45-plussers. De vraag hierbij is wel of de provincie hier een rol in kan spelen. De heer STAGHOUWER: Voorzitter, in grote lijnen kan onze fractie positief zijn over dit Actieprogramma. Dit hebben wij al bij monde van de heer Hilverts uitgesproken in de commissievergadering. Er zijn toen een groot aantal vragen gesteld en op goede inhoudelijke wijze beantwoord. Als we dit Actieprogramma vergelijken met het vorige programma Groningen Werkt Aan Werk 2004-2008, zien we toch duidelijke verschillen. Er wordt minder ingezet op een uitvoerende rol en meer op een regisserende rol. Dat is precies wat wij in het verleden ook uitgesproken hebben. Wij moeten als provincie niet de voortrekker zijn met het bedenken van allerlei programma’s. Nee, dat kunnen de marktpartijen veel beter. Die staan veel dichter bij de problematiek en weten wat er nodig is. Wat wij wel missen in het Actieprogramma zijn duidelijke keuzen. Er wordt weer ingezet op een groot aantal projecten, weliswaar heel diverse, maar toch. Door deze versnippering dreigt de duidelijke doelstelling enigszins onduidelijk te worden. Ook vinden wij dat er te weinig wordt uitgesproken wat het uiteindelijke doel is van een ondersteund project. Wij willen graag de mogelijkheid hebben om afrekenbare doelen te zien, niet om de mogelijkheid te hebben om met de vinger te wijzen, nee, heel duidelijk de mogelijkheid om te toetsen wat uiteindelijk het resultaat is van al deze inspanningen van al deze projecten. Natuurlijk zijn wij als fractie van de ChristenUnie niet tegen vernieuwing en het verkennen van de mogelijkheden, maar wij willen graag realist zijn en blijven. Hiermee kom ik op het punt dat is blijven hangen in de commissievergadering. Daar is door de heer Hilverts een vraag gesteld over Recrutering Noord en Job Explosion. Graag vernemen wij wat de resultaten zijn geweest. De vraag richting het College is: kunt u op deze vragen hier al een antwoord geven? Hiermee geeft onze fractie nogmaals aan dat wij niet tegen nieuwe initiatieven zijn. Maar wij willen graag verantwoording van het een en ander en zoals al in de brief wordt aangegeven zal dit jaarlijks gebeuren. Dat vinden we goed. Een van de belangrijke punten in het Actieprogramma is de transitie naar een kenniseconomie. Een mooie doelstelling, voorzitter, maar toch willen wij aandacht vragen, niet alleen voor deze transitie. Er is ook arbeidspotentieel dat niet kan deelnemen aan deze mogelijkheden, mensen die graag willen werken, maar geen behoefte hebben aan scholing en bijscholing, mensen die gewoon lekker hun werk willen doen. Dus wij pleiten ervoor deze groep niet te vergeten. Wij zullen in onze provincie de mogelijkheden moeten houden voor laag gekwalificeerd personeel. Natuurlijk onderschrijft onze fractie de noodzaak van voortdurende ontwikkeling, maar laten we niet de mensen vergeten die het nu niet kunnen bijbenen. Ook zij zijn waardevol arbeidspotentieel. Er wordt in het programma gesproken over de scholing en ontwikkeling van mensen en gesproken over de inzet van employability-adviseurs. Kan de gedeputeerde aangeven waar deze mensen voor ingezet gaan worden? Ook willen we nog benadrukken dat de aansluiting van scholing en arbeidsmarkt soms te wensen over laat. Wij zien een enorme vlucht van kennis naar het westen. De heer Kruithof sprak daar ook over. Wij hebben daar wel zorgen over, want wij zien de ontwikkeling in de Eemshaven en de noodzaak om hoogwaardig personeel daar in te zetten. De aandacht en aansluiting voor deze groep is zeker nodig. Dit zouden we kunnen bereiken door het aanbieden van traineeships, stages of afstudeerprojecten. Ook daar zou op ingezet moeten worden. Er zijn nog steeds te veel mensen werkeloos. Ruim 22.000, hebben we kunnen lezen. Dit zijn er, voorzitter, veel te veel! Natuurlijk beseffen ook wij dat niet iedereen aan een baan geholpen kan worden, maar we vinden toch dat hier zwaar op ingezet moet worden, samen met andere partners. Een regisserende en stimulerende rol, zoals in het Actieprogramma staat, moet ten volle worden benut. We willen nog een opmerking maken over de verschillende projecten. Een van de belangrijkste punten vindt mijn fractie dat er altijd vraag moet zijn uit de markt.
34
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 We kunnen van achter een bureau prachtige projecten bedenken, als de markt daar niet om vraagt of niet rijp voor is, dan moeten we het niet doen. Ook moeten we altijd projecten ontwikkelen samen met partners. Het betrekken van het MKB daarbij is van essentieel belang. Laten we vooral ook nuchter zijn bij het mede ondersteunen van projecten en oppassen dat we niet medefinanciers worden van projecten waarbij de partners in eerste instantie zelf de verantwoordelijkheid hebben. Voorzitter, wij nemen met instemming kennis van het Actieprogramma en roepen het College op om actief invulling te geven aan de doelstellingen genoemd in het rapport. Dank u wel. Mevrouw SIERSEMA: Voorzitter, het Actieprogramma Arbeidsmarkt. In de begeleidende brief wordt aangegeven dat de drie gemeenten Delfzijl, Groningen en Veendam een trekkersrol in hun eigen regio spelen, en dat de provincie erbij of tussen al deze partijen en omliggende gemeenten faciliterend en cofinancierend te werk gaat. Wij vragen ons af of er voldoende draagvlak bij de andere gemeenten is voor deze keus. Dan wordt er gesteld dat 62% van de werkelozen in onze provincie 40-plussers zijn. Onze stelling is dat wij hier meer aan zouden moeten doen. Het antwoord in de commissie was dat er al iets zou zijn voor 50-plussers in de zorgsector. Kennelijk vindt het College dat werkeloze 40plussers moeten wachten tot ze 50-plus zijn en ze dan kunnen laten omscholen tot verzorgers. Dat kan niet de bedoeling zijn. GroenLinks wil een veel sterker activerende rol van de provincie op het thema van de oudere werkzoekenden. GroenLinks is er een groot voorstander van dat de nuggers actief worden betrokken in het arbeidsmarktbeleid en bij andere concrete projecten. Het zijn eigenlijk de specifieke groepen die ook een specifieke benadering nodig hebben. Vaak zijn dit mensen die nog leren of die wel aan het werk willen, maar de aansluiting missen. GroenLinks vindt het activeren van deze groep een belangrijk issue. In hoeverre zijn gemeenten inmiddels bereid om daarin mee te gaan? Een belangrijk deel bij deze nuggers heeft al dan niet bewust gekozen voor de zorgtaken van bijvoorbeeld kinderen. Het is ook de groep waaruit vrijwilligers worden gerekruteerd voor scholen en zorg, denk aan mantelzorgers. Die spanning ligt er op dit moment wel. Hoe gaat het College om met instellingen die niet om kunnen gaan zonder deze vrijwilligers? GroenLinks wil tevens een pleidooi houden om te komen tot een verbetering van het imago van de groepen met een mindere status. De een is goed in denken, de ander is goed met zijn handen. Ieder levert zijn of haar bijdrage en dient daarvoor gewaardeerd te worden. Is het College bereid om te analyseren hoe het tot een verbetering van het imago van beroepen waarbij handen moeten worden gebruikt, kan komen? We doen dan ook de suggestie om het nieuwe schooljaar voor het VMBO door onze commissaris feestelijk te laten openen ter vergelijking van de opening van het academisch jaar. We hebben de hele lijst met projecten doorgeworsteld en het valt ons wat tegen. Niet het aantal: 50 stuks, een heel mooi afgerond getal. Niet de verscheidenheid, niet het geld dat uitgegeven wordt. Het is onduidelijk waar de provincie voor staat. De provincie doet mee aan al deze projecten, voornamelijk door cofinanciering. Waar is het lef? Waar is de regie? Waar is het eigen initiatief van de provincie? Wie stuurt het regionale en provinciale arbeidsmarktbeleid? Het lijkt alsof de provincie slechts een stofzuiger is van projecten die links en rechts worden aangedragen zonder structuur, zonder richting. Waar is de koppeling aan de doelen? GroenLinks is van mening dat er meer structuur en meer lijn in het beleid dient te komen. Nog even terugkomend op de vraag over Job Explosion. Van oudsher pleiten wij ervoor om degelijke evaluaties met goede effectanalyses uit te voeren. Tot nu toe blijft het daaraan ontbreken. De vraag van Job Explosion was inderdaad specifiek daarvoor bedoeld. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, net als in de commissievergadering – waar overigens de spreekvolgorde omgekeerd was – is de VVD het op dit punt eens met D66 en omgekeerd natuurlijk. Dat leidt tot de afspraak om gezamenlijk een motie in te dienen en die heeft u reeds ontvangen. Ik zal het betoog van de VVD hier niet herhalen. Dank u wel. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, ik zal het kort houden. Ook wij delen de zorgen van de VVD over versnippering en relatief beperkte aandacht voor techniek en zorg. Een van de andere sectoren waar wij ons toch ook wel wat zorgen over maken, is de agrarische sector. Wij zien daar, ondanks het feit dat het een van de kansrijke sectoren volgens de arbeidsnota is – de agribusiness –, ook andere ontwikkelingen, namelijk weinig animo onder jongeren om in die sector aan de slag te gaan, veel investeringen in innovatie en technologische ontwikkeling. Positief daarbij is dat de arbeidsparticipatie van 55-plussers in de agrarische sector heel hoog is, maar al met al zien wij toch een teruglopende arbeidsmarkt in die groep. Wij zouden daar graag eens een keer een analyse van het College van GS over willen zien en wat zij er aan willen doen om boeren in deze provincie ook gewoon boer te laten zijn.
35
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Verder heb ik nog een vraag aan het College over in hoeverre het beleid dat wij in het Actieprogramma lezen – er wordt veel gesproken over initiërende, faciliterende, stimulerende en cofinancierende rol – ook doorgevoerd bij de provincie Groningen zelf in haar rol als werkgever? We zien dat een paar keer terugkomen, onder andere bij de BBL-banen en als het gaat over het werkgelegenheidsregister. We willen toch ook graag wat meer weten over arbeidsparticipatie onder 55-plussers, leerervaringsplekken, en dergelijke. Dank u wel. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Dan is het woord aan het College. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, het College deelt met uw Staten de zorg over de mismatch op de arbeidsmarkt als gevolg van de mogelijkheden die we zelf ook hebben gecreëerd. De heer Kruithof dat de economische groei goed gaat, er is ook een landelijke ontwikkeling. We kunnen natuurlijk ook kijken naar de inspanningen die in het kader van ons Kompas-programma zijn verricht, waar ook evaluaties over zijn die wij ook niet onder de korenmaat hoeven te zetten. In elk geval, die groei dient zich aan, die mogelijkheden zijn er. Die mogelijkheden moeten wij gaan benutten. Een groot aantal vacatures komt beschikbaar. De Partij van de Arbeid heeft vorige week aangegeven dat er bedrijven zijn die ook mensen nodig hebben die ook nog weer extra stappen zouden kunnen zetten. Dat zijn natuurlijk kansen die wij moeten gaan verzilveren. De provincie heeft ervoor gekozen om een speciale positie in dat arbeidsmarktbeleid te kiezen. Gemeenten staan daar eigenlijk aan het front, hebben een heel brede verantwoordelijkheid, ook een stevige verantwoordelijkheid. Die wordt ook opgepakt. Oost-Groningen is daar een goed voorbeeld van, maar dat geldt ook voor Noord-Groningen en rond de Stad. Vele projecten. Wij zitten wat meer in een regisserende rol, faciliterend, zorgen dat er geen gaten vallen, af en toe een extra tandje erbij. Wij hebben er nu voor gekozen – en dat is in lijn met de motie die de Partij van de Arbeid in vorige Algemene Beschouwingen heeft ingediend – om juist het punt van de mismatch centraal te stellen om daarmee ook die structuurversterking echt aan te jagen en in te vullen en te benutten. Wij hebben ervoor gekozen om daar op een drietal aspecten ons te richten op de beroepsbevolking. In een groot aantal sectoren speelt het probleem. U weet, het Noorden is voor een groot gedeelte MKB, zeker 95%. De motie is mij voor een groot deel sympathiek, niet daar waar het precies om de inperking gaat van alleen deze twee sectoren, maar het feit dat daar zo’n zwaar accent op gelegd wordt, heeft de volledige sympathie van het College, want we zien inderdaad dat in die sectoren er tekorten optreden, tekorten die ons ook zorgen baren. We zullen zeker meer focus aanbrengen in de uitvoering van het Actieprogramma. U heeft nu in het vorig jaar een groot aantal projecten gezien dat past in dit beleid, dus we zijn al op weg. Naar de smaak van het College kan het scherper en kunnen we ook verdere accenten aanbrengen. We willen zeker op die sectoren zorg en techniek accenten leggen, maar niet exclusief. Dat is een beetje het punt waar het College het wat moeilijk heeft met de motie, want wij hebben natuurlijk ook een aantal andere sectoren: de agrarische sector is genoemd, de bouw onderwijs, de zakelijke dienstverlening. Misschien hier en daar niet meteen die zware urgentie die techniek heeft, want die urgentie is er, maar ook waar die tekorten zich voordoen. Het College wil ook graag betrokken zijn, partijen bij elkaar brengen, zorgen dat projecten van de grond komen, in het licht van die doelen. Mevrouw Siersema had het over die doelen. Die doelen, daar kan geen misverstand over bestaan, dat is die mismatch aanpakken op drie aspecten. Het eerste aspect is de kwaliteit van de beroepsbevolking zelf, dus de mensen die nu werken in de bedrijven, ervoor te zorgen dat die goed geschoold worden en blijven en daardoor ook meer kansen maken en in de groei van zo’n bedrijf meekunnen, flexibel zijn. Een aantal van u heeft ouderen ouder dan 40 jaar of 50 jaar genoemd. Dat is natuurlijk een heel belangrijk accent in dat arbeidsmarktbeleid. Er moet voor worden gezorgd dat mensen goed in dat bedrijf uit de voeten kunnen, want dan kunnen er ook weer plaatsen voor anderen optreden. We hebben al veel in gang gezet: het leer/werk-loket, scholing, het benutten van ESF-middelen – ESF-middelen waar wij als provincie niet direct een eigen verantwoordelijkheid dragen, maar wel de gemeente. Die willen wij daar heel graag bij ondersteunen. Dat is precies wat onze rol is. Dus investeren in die beroepsbevolking om daar echt een accent te leggen, zodat wij ook daar de kansen volledig kunnen benutten, niet alleen exclusief op die sectoren, maar op een breed aantal aspecten. Dat is denk ik ook wat past bij onze rol. Het tweede aspect betreft de mensen die een opleiding volgen. Een aantal van u heeft het tegengaan van schooluitval genoemd – ik geloof dat de heer Swagerman dat was. Daar herken ik mij zeer in. Daar begint het. Zorgen dat mensen een opleiding goed kunnen voltooien om daarmee minder kwetsbaar te zijn op de arbeidsmarkt. Het initiatief van de PvdA: de leerafdelingen, waarmee je eigenlijk ook zegt dat we dat leren moeten aanpassen.
36
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Het zijn niet alleen maar denkers, ook doeners. Die moeten wij kansen geven, zodat ze gemotiveerd zijn op die arbeidsmarkt en ook zien hoe leuk dat beroep is, dat ook voelen. Ik vind My Aimshaven een fantastische werktitel. Dat initiatief is een heel mooi voorbeeld. We hebben dat in Rotterdam ondervonden en gevoeld hoe dat is. Als mensen gewoon voelen hoe leuk een beroep is, dat ze daardoor gemotiveerd zijn .... dat is het punt van het onderwijsbeleid dat ik samen met collega De Bruijne doe: samen het onderwijs/arbeidsmarktbeleid aanjagen er voor te zorgen dat de talenten ontwikkeld en benut worden en proberen om het onderwijs zodanig in te richten dat mensen ook echt gegrepen raken door die toekomst, door dat beroep, want op dat moment zie je mensen gewoon tot ‘ontbranding’ komen. Een groot aantal van u heeft gerefereerd aan de mensen die aan de kant staan. In hoeverre gaat de provincie daarover? Daar moet je ook reëel in zijn: in beperkte zin. UWV en CWI gaan fuseren, gemeenten zijn daar natuurlijk aan de bak. Het is natuurlijk een heel belangrijke sociale doelstelling die we hier bij de kop hebben, dat je heel graag de kansen benut om deze mensen ook te laten participeren en hun mogelijkheden te laten benutten. Vanuit het oogpunt van welzijn buitengewoon van belang, maar natuurlijk ook vanuit het economisch perspectief. Die drie aspecten zijn noodzakelijk om dat punt van die mismatch aan te pakken. Ik heb u vorige keer ook het ondernemerschap genoemd, als mensen ook hun eigen kansen kunnen pakken. Dat zijn dan misschien extreme doeners die ook echt zelf het stuur in handen willen houden. Het is natuurlijk ook geweldig om ondernemer te zijn. In die zin kiezen wij voor een wat bredere opstelling, maar we willen wel een duidelijke focus op dat doel van het aanpakken van die mismatch. Dus wij hechten aan die rol van dat aanjagen, partijen bij elkaar brengen. Wij stellen ons daar ook actief in op. Voorzitter, ik denk dat dat een beetje het algemene kader is. Ik wil niet voorbijgaan aan een aantal belangrijke opmerkingen die gemaakt zijn. Ik zal proberen dat kort te doen. Ik denk dat ik de vorige keer geantwoord heb op de motie van de Partij van de Arbeid. Precieze termijnen kan ik daar nu niet aangeven, maar ik heb de inspanning op mij genomen om daar serieus mee aan de slag te gaan. Voor volgend jaar hebben wij het project in Oost-Groningen dat ik net genoemd heb, op de rol staan. Het is een serieus beslag op het budget. Voorlopig denken we uit de voeten te kunnen. Mochten wij hier of op andere punten te kort komen, dan behouden wij ons het recht voor – u hebt dat goed gehoord – om daar financieel ook de consequenties van te laten zien. Met de heer Kruithof zou ik een heel interessant lang debat kunnen houden over dat hoger onderwijs. Het gaat vaak heel goed met die mensen. Je kunt natuurlijk ook ergens anders heen, dat is waar. Het is wel zo dat je kansen liggen in het MKB. Als je mensen hier kunt houden, bijvoorbeeld dat ze ondernemer worden, of ze ingeschakeld worden in de bedrijven, heeft dat natuurlijk wel mijn voorkeur. De heer KRUITHOF: Ja, voorzitter, maar als het MKB mensen uit het hoger onderwijs nodig heeft, dan zullen zij ze toch wel zoeken? Er zijn er namelijk zat in de provincie Groningen, er studeren hier permanent 40.000 studenten. Als ze die nodig hebben, zullen ze wel zoeken. Wat betreft ondernemerschap is het een andere zaak, maar als het MKB ze nodig heeft, vinden ze elkaar wel. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het bijzondere is – ze zullen ze zeker zoeken – dat men elkaar onvoldoende weet te vinden en dat ook in het denken bij hoger opgeleiden meer is dat men naar het westen moet, terwijl hier hele goede mogelijkheden liggen. Wij zien op dat punt nog wel degelijk een uitdaging en een mogelijkheid, want als hoger opgeleiden hier aan het werk zijn, heeft dat vaak ook nog weer een spin off. Ik deel met mevrouw Van der Tuin zeer de nadruk op de zorg. We zullen daar ook zeker aandacht aan besteden. Het pleidooi van de heer Swagerman om aandacht te besteden aan die meest kwetsbare groepen spreekt ons ook buitengewoon aan. Het past ook voortreffelijk in dat beleid. Hij sprak ook over ouderen ouder dan 45 jaar, dus ook aandacht besteden aan ouderen op de arbeidsmarkt. Ik heb hier informatie beschikbaar over de beide projecten Recruting Noord en Job Explosion. Dat kan ook worden uitgedeeld, het is beschikbaar. Misschien is het goed om dat te doen. Indien u dat opnieuw in de commissie aan de orde wilt stellen, dan kan dat natuurlijk. De VOORZITTER: Ik stel voor die uit te delen en ter beschikking van de Statenleden te stellen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Bij dezen. Het draagvlak, mevrouw Siersema. We hebben van tevoren veel contact gehad met gemeenten in het kader van die regionale arbeidsmarktoverleggen, ook met bedrijven. In een aantal sessies is dit plan doorgesproken. Mijn vervanger, de heer De Bruijne, heeft dat ook genoemd, bijvoorbeeld het Noorderpoortcollege. We gaan gewoon door met deze opzet van het arbeidsmarktbeleid, want er is behoefte aan een provincie die in die schakelende rol zit.
37
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Dat is geen vage rol, maar een toegespitste rol en een rol waar de provincie net die meerwaarde kan geven. Namens de CdK mag ik aanbieden dat hij in elk geval in overleg gaat met het VMBO om dat jaar te openen. Dat is natuurlijk een fantastisch aanbod. Het is een heel goed idee, want die vorm van beroepsonderwijs… Mevrouw VAN DER TUIN: Voorzitter, ik heb een vraag gesteld over de instroom van 15% die het College noemt in het Actieprogramma. Hoe denkt het College dat te bereiken. U doet de toezegging dat het College de vraag van mevrouw Van der Tuin van het CDA over de zorgsector mee zal nemen. Vervolgens heb ik ook gewoon een rechtstreekse vraag gesteld en daar heb ik geen antwoord op gekregen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het is toevallig ook een heel moeilijke vraag, moet ik zeggen. Op dat punt van de zorg zullen wij een inspanning doen. De streefcijfers die genoemd zijn, gelden daarvoor. De weg waarlangs zullen wij in overleg met de sector gaan behandelen. Daar mag u ons ook aan houden bij de evaluaties. Voorzitter, nogmaals in de overwegingen van de motie kunnen wij ons op hoofdlijnen vinden. Ik zou het jammer vinden als het arbeidsmarktbeleid alleen tot die sectoren wordt beperkt. Die sectoren zijn in elk geval buitengewoon van belang en daar zullen we accent op leggen, maar we willen wel graag het bredere palet aan mogelijkheden die wij nu in het Actieprogramma hebben, handhaven. De VOORZITTER: Even voor mijn begrip. Het advies van het College ten aanzien van de motie is? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het College ontraadt deze motie. De VOORZITTER: Een tweede ronde. De heer BULTJE: Voorzitter, de motie van de VVD heb ik van tevoren helaas niet gezien, maar ik vind het wel een sympathieke motie in dat opzicht, dat het feitelijk een soort herformulering is van wat wij vorige week hebben ingediend, waarbij we het net als het College er niet mee eens zijn om ons te veel te beperken op zorg en techniek, maar dat je het juist wel breed moet blijven zien. Als je bijvoorbeeld kijkt naar ons arbeidspotentieel, die zit bijvoorbeeld ook vooral in het administratieve deel, en daar zal je toch ook in je arbeidsmarktbeleid wat mee moeten. Er zijn ook behoorlijke knelpunten op het gebied van transport, logistiek, onderwijs, et cetera. Een sympathieke motie, maar we hebben er op dit moment geen behoefte aan. Daarnaast, de logica van de VVD met betrekking tot als bedrijven hoger opgeleiden nodig hebben, dan vinden ze deze wel, anders hadden ze ze… Dat kun je in feite zeggen voor ieder onderwerp op arbeidsmarktgebied, dat als een ondernemer daadwerkelijk een werknemer nodig heeft, hij hem wel zal vinden. Die logica ontgaat me volledig. De heer KRUITHOF: Het gaat natuurlijk specifiek om groepen in de arbeidsmarkt waar er potentieel beschikbaar is en waar er vraag is. En dat is hier niet het geval, wat mij betreft, want er is kennelijk geen vraag vanuit het MKB. Als aan één van die twee niet wordt voldaan, dan vinden ze elkaar natuurlijk niet, dat is logisch, als er wel vraag is, maar geen aanbod of wel aanbod en geen vraag. De heer BULTJE: Ik zou het heel mooi vinden als de wereld zo in elkaar zou zitten, maar bij de hoger opgeleiden heb je bijvoorbeeld ook het idee – kijk bijvoorbeeld naar mijn vriendenkring – dat als je wat wilt bereiken in het leven, je naar het westen moet gaan, omdat daar de banen te vinden zijn. Terwijl er hier genoeg werkgevers zijn die ook banen hebben en die dezelfde werknemers niet kunnen vinden. De heer KRUITHOF: Zoals ik al zei, voorzitter, ik ben blij dat van die 40.000 studerenden hier in Groningen er ten minste nog een deel van die groep denkt dat ze naar het westen moeten gaan, want anders zouden ze allemaal hier blijven. De VOORZITTER: En Daan Bultje heeft een heel grote vriendenkring. De heer BULTJE: Ik vind het voor mijn vriendenkring ook buitengewoon dramatisch dat ze allemaal de andere kant op gaan, maar de logica, hoe u dat aangeeft, ontgaat mij gewoon. Het is ook een deel van uw potentiële kiezers, wil ik daar nog even aan toevoegen.
38
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Daar komt ook bij dat we ook ondernemers voor de toekomst nodig hebben, dat we mensen nodig hebben die hier blijven en die met een bepaalde drive daarmee aan de slag gaan. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik neem toch aan dat die mensen in die categorie ook bekend zijn als arbeidszoekenden, mogelijk bij een CWI en dat de potentiële werkgever die zo iemand zoekt, ook weet dat hij ze daar mogelijk kan vinden. Ik vraag me af waar je die extra aandacht vandaan zou kunnen halen om dat te matchen, buiten de lopende kanalen om. De heer BULTJE: Het probleem zit er in dat mensen dus op voorhand al besluiten naar de Randstad te gaan om daar een baan te vinden, terwijl die hier ook voldoende te vinden zijn, waarbij je bijvoorbeeld ook nog eens een keer op een betere manier een huis kunt kopen, dus de omstandigheden ook nog beter zijn. Volgens mij moeten wij ervoor zorgen, als provincie zijnde, dat wij stimuleren dat mensen weten dat hier ook prachtige banen te vinden zijn, juist voor hoger opgeleiden. De heer SWAGERMAN: Dat lijkt me nu niet een taak voor de provincie, maar voor de daartoe geëigende kanalen. Hoe moeten we dat doen? Moeten we gaan adverteren, net als die werkgever, dat hij een baan heeft? Moeten we extra gaan adverteren daar overheen om aan te geven dat die banen er zijn in deze provincie? Hoe ziet u dat dan voor zich? Mijn fantasie gaat daar niet ver genoeg voor. De heer BULTJE: Gelukkig hebben we daar andere professionals voor die daar wel ideeën over hebben, maar het gaat erom dat je ook op een bepaalde manier aan je imago werkt, aan je imago als regio, als zijnde een plek waar ook werk te vinden is, juist voor hoger opgeleiden. Ik vind het echt te makkelijk om te zeggen: laat ze maar weggaan, want straks heb je er hier te veel. Ik denk in elk geval niet dat dat de ambitie van onze provincie moet zijn. Over de evaluatie. Dat is wat ons betreft geen doel op zich, maar omdat veel projecten op dit moment nog lopen en voor 2010 aflopen, lijkt me dat wel een moment dat we als Provinciale Staten nog een keer kijken naar dat programma en nog een keer evalueren naar verschillende projecten, of we daarmee door willen gaan of dat we een andere koers willen varen. Nog even een uitspraak, voorzitter, als het mag. Als we het hebben over het aan het werk helpen van 45-plussers, dan is het verkleinen van de Provinciale Staten een contraproductieve maatregel geweest. De VOORZITTER: Dank. De heer Kruithof. De heer KRUITHOF: Voorzitter, het lijkt wel alsof het College niet wil kiezen. Politiek is kiezen, maar de gedeputeerde zegt aan de ene kant de volle breedte te willen en aan de andere kant te willen focussen. Wat is het? Gaat het om de volle breedte of gaat het juist om focussen op bepaalde onderwerpen. Als je kiest voor het focussen, concentreer je je middelen ook op die focus en dan zijn die middelen dus niet beschikbaar voor andere zaken. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat wij vinden dat we moeten kiezen voor daar waar de echte grootste knelpunten zitten, en dat is zorg en techniek, waarbij overigens de gedeputeerde… Ik beschouw de bouw ook als een technisch vak, voorzitter. Ik hoef niet mijn interruptie te herhalen over het MKB en het hoger onderwijs. Dat is nu wel helder. Voorzitter, het gaat er dus om hoe de provincie haar middelen inzet, waar de grootste problemen zitten en hoe de provincie daar een bijdrage aan kan leveren. Wij handhaven onze motie. Mevrouw VAN DER TUIN: Voorzitter, ik heb in eerste termijn al aangegeven dat de CDA-fractie kiest voor een brede insteek. Wel moeten me nog even één vraag van het hart naar aanleiding van de motie die ook ondertekend is door de SP. Wij kennen de SP als vurig pleitbezorger voor het gratis openbaar vervoer en ik begrijp dat ze met deze motie ook willens en wetens het gratis openbaar vervoer beperkt voor MBO’ers alleen voor techniek en zorg. Verder nog een kleine reactie naar aanleiding van de heer Kruithof zijn opmerking. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik wil toch vragen de motie even goed te lezen, want met name op ons verzoek is juist geschrapt dat het alleen maar daar om zou gaan. Er staat ‘concreet’, er staat niet ‘alleen’. Mevrouw VAN DER TUIN: Gelukkig is dat weer snel hersteld, meneer Swagerman. Nog even een vraag richting de heer Kruithof. Hij maakte een opmerking over de HBO’ers. Het is toch denk ik wel duidelijk dat het heel moeilijk is de mensen in de bouw hoger opgeleid te krijgen, MBO’ers
39
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 moeten enorm gestimuleerd worden om juist hun opleiding te vervolgen naar het HBO, dus wat dat betreft denken wij daar anders over. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, we hebben maar weer aangetoond dat de SP dus blijkbaar ook een liberale partij kan zijn door het ondersteunen van een motie van de VVD, maar dat volgens mij de vorige keer ook al zo. Wat wij willen, net als de VVD, is zorgen dat de scoringskans om mensen aan het werk te krijgen en de scoringskans te maximaliseren voor die financiële inzet die je daarvoor doet, optimaal wordt ingevuld. Daar heb je namelijk iets aan. We hebben er niets aan om 10.000 mensen iets te laten uitvoeren waar er tien iets aan hebben, dan kun je beter 5000 iets laten uitvoeren waar er 500 iets aan hebben, naar onze mening. Voorzitter, waar ik de gedeputeerde nog niet over heb gehoord en wat ik toch wel graag van hem zou willen weten… Wij hebben aangegeven dat wij denken en vinden – en dit is niet erg liberaal en misschien dat de heer Kruithof dan nu wel weer naar de microfoon moet – dat de werkgevers het op dit vlak, als we kijken naar met name de ouderen die de arbeidsmarkt weer op willen en misschien wel moeten omdat ze straks langer moeten gaan werken, zich onvoldoende inspannen. Dan zijn ook geluiden die wij horen vanuit CWI. Wij weten dat de provincie in een project zit met ook het CWI om te kijken of je met name mensen die in de kaartenbak zijn blijven zitten omdat ze te oud gevonden worden dan wel te oud gevonden zijn met de verkeerde opleiding, kunt omschakelen. De heer KRUITHOF: Voorzitter, de VVD staat bekend als een partij die nogal eens kritiek heeft op de mensen die kritiek hebben op de werkgevers, maar in dit geval geef ik de heer Swagerman volstrekt gelijk. Ik vind ook dat werkgevers het er soms lelijk bij laten zitten als het gaat om oudere werknemers. De heer SWAGERMAN: Dan zijn we nog liberaler dan we dachten, voorzitter. De vraag aan de gedeputeerde is dus nog steeds of hij meer mogelijkheden ziet om met name op die werkgevers de druk te leggen zodat die mensen aan de slag komen. De heer STAGHOUWER: Voorzitter, ik heb het overzichtje gekregen van Recruting Noord en Job Explosion. Ik heb daarbij gezet, in reactie op het lezen daarvan, dat ik het maar een beetje een vaag resultaat vond. Ik heb ook de gedeputeerde niet gehoord dat hij voor afrekenbare doelen. Daar zou ik graag nog een antwoord op willen horen. Het kan toch ook niet zo zijn dat als je iets organiseert als een Job Explosion en daar komen alleen maar studenten op af, die komen voor de spiegeltjes en de kraaltjes en daar zijn geen resultaten? Ik denk dat we dan ons doel voorbij schieten. Dan even naar de motie van de VVD. De heer JAGER: Voorzitter, is dat echt het beeld dat u heeft van Job Explosion, dat daar alleen maar studenten, leerlingen op af komen voor de spiegeltjes en de kraaltjes en dat het niet effecten heeft? Als u ook het grote aantal dragende partijen, los van de provincie – die draagt er, met alle respect, een schijntje aan bij – vanuit de markt, vanuit het onderwijs en vanuit het gebied. Dus vanuit mijn fractie zou ik dat beeld toch wel verre van mij willen werpen. De VOORZITTER: Bent u het daarmee eens? De heer STAGHOUWER: Wat ik probeer aan te geven – natuurlijk probeer ik wat scherper te formuleren – is: mensen, kijk alsjeblieft uit met het organiseren van allerlei bijeenkomsten en probeer toch te focussen op het doel dat je stelt. Natuurlijk mag je leerlingen informeren over alle mogelijkheden en alle kansen die er zijn. Daar ben ik natuurlijk volstrekt voor, maar laten we alsjeblieft niet allerlei zaken optuigen waarmee we ons doel niet bereiken en ons doel alleen voorbijschieten. Als ik dan hoor dat exposanten op dit soort bijeenkomsten klagen over het feit dat er leerlingen met tassen vol spullen komen langs lopen, en als ik dan nog niet een resultaat kan boeken, dan denk ik bij mezelf: laten we dan alsjeblieft die discussie voeren. De motie. Wij het eens waar het gaat over versnippering en het Actieprogramma Arbeidsmarkt, alleen kunnen wij ons niet vinden in het alleen beperken tot de technische beroepen en de zorg, dus wij zullen deze motie niet steunen. Mevrouw SIERSEMA: Meneer de voorzitter, hierbij willen wij u in elk geval bedanken voor de opening van het VMBO-schooljaar. Daar zijn we heel blij mee. Ik heb nog twee vragen die onvoldoende zijn beantwoord. Ten eerste vinden wij de inzet zoals die aangegeven wordt voor de oudere werkeloze of werkzoekende toch iets te mager. Daar willen we toch graag wat meer inzet in zien.
40
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Ik heb gevraagd naar de nuggers, als zij hun vrijwilligerswerk moeten opgeven om te gaan werken, komt er een spanning tussen de instellingen die ze gebruiken. We hebben nog geen antwoord gekregen hoe het College daarmee omgaat. De motie hebben wij mee ondertekend en wij hebben ook duidelijk gevraagd om in elk geval het woord dat aangaf het alleen nog maar over techniek en zorg ging, er uit kwam. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, wij hebben de motie mede ingediend omdat wij vinden dat je moet focussen op die zaken waar de grootste maatschappelijke problemen te verwachten zijn. Met name omdat de gedeputeerde zelf ook aangeeft dat het zwaartepunt van dit beleid toch bij de gemeenten ligt, zijn we van mening dat de breedte van het onderwerp bij de gemeenten moet liggen en de diepte vooral bij de provincie zou moeten liggen. Focussen betekent wat ons betreft niet in absolute zin. Er mag nog wel wat naast gebeuren, maar je kunt niet zeggen dat je op alle onderdelen focust, want dan is het geen focussen meer. Dank u wel. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, ook wij kunnen instemmen met de motie zoals die er nu ligt van de VVD. Verder zou ik graag nog het antwoord willen van het College op de vraag die ik gesteld heb over de analyse van de arbeidsmarktontwikkeling in de agrarische sector. De VOORZITTER: Hartelijk dank. De heer Gerritsen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, politiek is kiezen. Vanuit een opvatting dat wij op de tweede hand zitten, niet als direct uitvoerende partij, maar als partij die instellingen bij elkaar brengt, bedrijven, om projecten te ontwikkelen, dus meer als ontwikkelaar, als aanjager, kiezen wij om dat probleem van die mismatch centraal te stellen. Als je dat goed wilt doen, moet je kiezen voor de inzet zoals we die in het Arbeidsmarktprogramme hebben neergelegd, namelijk investeren in de beroepsbevolking, zorgen dat mensen hun opleiding afmaken, op een goede manier doen en participatie. Dat zijn dan de politieke keuzen die wij maken. Als je nu kijkt, stel je vast dat er wel een behoorlijke versnippering is in al die projecten, die op zichzelf allemaal bijdragen. Daar zou inderdaad misschien wat focus in kunnen zitten, ook zeker op de onderwerpen waar aandacht voor werd gevraagd vanuit uw Staten, de techniek en de zorg. Dat is de manier waarop wij daarmee willen omgaan. Alsnog een antwoord of een gedeeltelijk antwoord aan mevrouw Van der Tuin over de zorg. Als het gaat om de instroom in die zorgopleidingen, denk ik dat we dat moeten realiseren door die oriëntatie op die beroepen te versterken, de beroepsoriëntatie, dat mensen gewoon kennis kunnen nemen en daardoor ook gemotiveerd raken plus de stages, want als je de stages loopt en je maakt kennis met een beroep, raak je op die manier gemotiveerd om een opleiding te gaan volgen. De heer Swagerman heeft aandacht gevraagd voor de werkgevers. Ik ben het daar ook graag mee eens. Daar ligt een nadrukkelijke verantwoordelijkheid. Op het punt van Job Explosion deel ik niet het toch wat gekleurde beeld dat de heer Staghouwer haalt uit de informatie die wij aanreiken. Er staan in de getallen ook nadrukkelijk aangegeven dat er niet alleen leerlingen, maar ook 4000 werkzoekenden rondlopen. Misschien zou het resultaat wat hoger kunnen, maar ook het feit dat je in de oriëntatie daar veel doet, is voor ons ook een heel waardevol onderdeel in het project. Het is altijd goed als partners – dat gaat ook vast gebeuren – de projecten evalueren, want dat zijn allemaal waardevolle ervaringen. Natuurlijk is dat voor verbetering vatbaar. Het punt van de oudere werkelozen. Daar is door mevrouw Siersema nog een keer aandacht voor gevraagd. Het is een punt dat ook nadrukkelijk in het Arbeidsmarktprogramma staat en aandacht krijgt. Het specifieke probleem van nuggers, als die ingeschakeld raken, dat die hun vrijwilligersbaan moeten opgeven, is natuurlijk een heel lastig spanningsveld dat natuurlijk in eerste instantie bij hen ligt. Nuggers is natuurlijk een heel belangrijke groep die op de arbeidsmarkt aan de slag zou moeten kunnen. De heer De Vey Mestdagh roert de kwestie van de breedte aan. Wij hebben niet direct de rol van uitvoerders. Dus ik zie dat, als het gaat om de diepte, ook de daadwerkelijke uitvoering plaatsvindt door gemeenten, bedrijven of instellingen. Daar zitten wij niet in. Ons past wat dat betreft meer een wat bredere rol. Een vraag van mevrouw Hazekamp, nog uit de eerste termijn, over de provincie zelf. Heeft de provincie zelf een verantwoordelijkheid? Het antwoord is ‘ja’, ook de provincie hoort leerbanen aan te bieden, hoort aandacht te besteden in het eigen sociale beleid, personeelsbeleid, aan dit soort factoren. Daar zien wij nadrukkelijk ook een eigen verantwoordelijkheid.
41
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Op het punt van de agrarische sector heb ik nu niet de informatie bij de hand, dus dat zal ik nog op een andere manier aan u doen toekomen, via het verslag of via de commissie, daar moeten we even over nadenken. Mevrouw HAZEKAMP: Voorzitter, ik had ook niet de vraag gesteld om nu een analyse à la minute te ontvangen, maar ik zou toch graag in het najaar eens een gedegen overzicht krijgen van wat er zoal speelt in die sector als het gaat om werkgelegenheid. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Misschien is dat iets om dat een beetje te integreren met het Jaarprogramma of de evaluatie daarvan, dat zou misschien een mooie oplossing zijn om dat te bekijken. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Ik keek even naar de heer Hollenga. De heer HOLLENGA (gedeputeerde): Dat komt voor elkaar. De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Mooi. Dan zijn we bij de motie. Ik begrijp dat daarna, als we bij de stemmingen komen, een enkele fractie een stemverklaring wil afleggen. Dat kan dan op dat moment, voordat we stemmen. De heer ZANEN: Voorzitter, ik wil een stemverklaring over de motie, ingediend door de VVD, afleggen. Die is mee ondertekend door de Partij voor het Noorden, maar zoals u weet was mijn spreektijd ten einde. Ik wil u melden dat de fractie van de Partij voor het Noorden van harte deze motie ondersteund. De VOORZITTER: Goed. Dan staat die handtekening daar terecht. In stemming wordt gebracht motie nr. 1. Motie nr. 1 wordt met handopsteken verworpen. Vóór de motie hebben gestemd: de PvdD, de SP, GroenLinks, de VVD, D66 en de PvhN. De heer KRUITHOF: Voorzitter, nu de motie is verworpen kunnen wij niet anders dan, gezien de kritiek die wij op het Actieplan hebben en nadrukkelijk hebben gemotiveerd, ondanks het feit dat wij ook vinden dat in dit Actieplan wel een aantal goede dingen zitten… Wij vinden echter dat het geheel onvoldoende is. Wij zullen dus tegen het Actieplan stemmen. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik ben wat in verwarring omdat de gedeputeerde aan de ene kant op alles wat hier wordt gezegd, zegt het te zullen uitvoeren en te zullen focussen. Aan de andere kant haalt zo’n motie het niet. Voorzitter, blijkbaar wil het College toch met hagel schieten op dit onderwerp en niet focussen. In die zin sluit ik mij aan bij de tegenstem die de VVD ook zal geven. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik wil aangeven dat wij niet tegen het actieprogramma zullen stemmen, wat niet wegneemt dat ik de kernpunten ondersteun die de VVD en ook D66 net geven dat het heel jammer is dat die focus niet wordt aangelegd. Tegelijkertijd hoor ik de gedeputeerde wel zeggen dat hij die focus eigenlijk wel oppakt en wel zal gaan uitvoeren. Dus wij denken naar aanleiding van die toezeggingen dat er mogelijk toch invulling aan de motie zou kunnen worden gegeven. Wij zullen dat dus ook volgen en, indien noodzakelijk, lastig blijven volgen. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, een punt van orde. Ik heb hier de begeleidende brief, maar ligt er wel een voorstel om het aan te nemen voor ons? Volgens mij krijgen we dit gewoon ter kennisname. Het staat er niet letterlijk in, maar ik kan het niet anders dan zo lezen. De VOORZITTER: Het is in wezen ter kennisgeving aannemen. Ik kijk even, het is een beleidskader, zo zie ik het gewoon, dat lijkt me het meest nuttig. Dat ligt ook officieel in de tekst. Er wordt nu een beleidskader aangeboden, vormt daarover nu uw oordeel. Ik merk dat de fracties van de VVD, D66 en de PvhN geacht worden daar tegen te stemmen. Dat zijn de drie fracties die tegen stemmen. Dan is daarmee dat beleidskader geaccepteerd door de Staten.
42
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008
A.4
Mondelinge vragen
De VOORZITTER: Nog even over de procedure: ik merkte dat daar zo straks enige onduidelijkheid over was. Het Reglement van orde is daar eigenlijk heel simpel over. Je mag alleen maar korte en bondige vragen stellen. Daar mag het College kort en bondig op antwoorden. Dan kan vervolgens de vraagsteller dat nog een keer doen. Daarna kunnen anderen in één ronde voor de verschillende fracties ook daar nog hun vraag aan de gedeputeerde aan toevoegen. Die kan nog een keer antwoorden, dan is het afgerond. Dus het is een heel beperkte vorm. Ik was daar straks even iets te royaal in eerste instantie bij de heer Moorlag, maar u hebt me geholpen om dat gelijk te herstellen. Dat heb ik daarna ook gedaan. Vragen van de heer De Vey Mestdagh De VOORZITTER: Er is – iets wat we nog niet hadden voorzien – door de heer De Vey Mestdagh gevraagd een korte vraag te mogen stellen met betrekking tot de samenwerking Pekela, Veendam, Bellingwedde. Gedeputeerde Slager heeft een aantal afspraken, juist met een aantal gemeenten, die verder nodig zijn om gesprekken te voeren. Hij heeft verzocht of dat naar voren mag. Ik stel voor dat nu kort te doen en de heer De Vey Mestdagh in staat te stellen, zoals dat in het reglement van orde staat, kort en bondig zijn vraag te stellen. Daarna geeft de gedeputeerde even kort en even bondig antwoord, daarna mag nog een keer de heer De Vey Mestdagh en eventueel, als daar behoefte aan is, mag u ook nog meedoen aan die ronde. Dat alles kort en bondig, het is iets anders dan een normaal debat. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, we hebben al eerder opmerkingen gemaakt over het toezicht op de samenwerking van gemeenten, dat niet meer bestaat, maar wat wel van belang is, zowel in de Algemene Beschouwingen 2008 als in die van 2007, en verzocht om een lijst in december over wat die samenwerking behelsde. Nu hebben wij begrepen dat in de gemeenteraden van Pekela, Menterwolde, Veendam en Bellingwolde een voorstel ligt over vergaande samenwerking in een gemeenschappelijke regeling waarin alle ambtenaren zullen worden ondergebracht. Voorzitter, we maken ons daar zorgen over en wij maken ons op een aantal punten zorgen. Ik wil niet limitatief zijn, maar in elk geval een aantal noemen. Ten aanzien van de democratie: in zo’n gemeenschappelijke regeling weten we allemaal dat er zorgen zijn. Ten aanzien van de verantwoording en aansturing is de vraag wie er aansprakelijk is bij missers, want je hebt vier B&W’s, je hebt vier raden waar één ambtenaar voor werkt. Hoe moet dat gaan? Hoe zit het met de gemeentesecretaris die verplicht aansturing moet geven? Daar hebben we er dan ook vier van. Gaat het niet feitelijk over een herindeling, want op het moment dat je alle ambtenaren samenvoegt, heb je dan niet eigenlijk gewoon een herindeling voor elkaar gebracht die alleen nog vanuit een soort deelraden – en het is zeer lastig te beoordelen of dat op grondgebied wel mogelijk is –… Voorzitter, een ander item waarover ik toch even een vraag wil stellen aan de gedeputeerde, is Bellingwedde. Het lijkt een beetje een vreemde eend in de bijt, met name op het toezicht dat wij zouden moeten hebben over de logische indeling van de provincie Groningen, want je kunt natuurlijk wel op je vingers natellen dat, als een samenwerkingsverband zo ver gaat dat het eigenlijk al lijkt op een gemeentelijke herindeling, het eigenlijk een way of no return is. De vraag aan het College is wat de rol van het College tot nu toe is geweest in dit proces. Wat zien GS in de nabije toekomst voor rol? Krijgen we een dikke rekening? De heer SLAGER (gedeputeerde): Voorzitter, wat er in de betreffende gemeenten Bellingwedde, Veendam, Pekela en Menterwolde aan de hand is, is dat ze een tijd geleden met elkaar naar Borkum zijn geweest en daar het Pact van Borkum hebben gesloten en hebben besloten om intensief met elkaar te gaan samenwerken. Vervolgens zijn ze bij elkaar gaan zitten om te kijken hoe die samenwerking dan vorm zou moeten krijgen en welke voorwaarden en dergelijke daaraan verbonden zouden moeten worden. Op dit moment is dat proces gaande. Er wordt op dit moment op allerlei terreinen afgetast welke mogelijkheden er zijn, hoe dat dan invulling zou moeten krijgen, wat de consequenties daarvan zijn, enzovoort. Daarvan houdt men de raden ook op de hoogte, want het zou natuurlijk heel vreemd zijn als de Colleges tot dit soort besluiten komen, terwijl de raden niet op de hoogte zijn van wat er speelt. Ze hebben in dit geval gekozen voor het zogenaamde SETA-model (SETA: Samen En Toch Apart).
43
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Ik heb mijn mening daarover wel eens gegeven, maar dan barstte direct een storm van allerlei opmerkingen over je los, dus ik doe dat deze keer niet. De feitelijke situatie is zo dat wij op dit moment de ontwikkelingen met belangstelling volgen, want het is nog in het geheel niet concreet en uitgewerkt en duidelijk hoe het precies allemaal gaat lopen. Ik heb met de vier gemeenten contact. Ik heb ook met de gemeenten afgesproken dat, zodra er zich veranderingen voordoen in de situatie, ze mij daarvan op de hoogte brengen. Dat doen ze tot nu toe ook, dus wat dat betreft blijven wij op de hoogte van alle ontwikkelingen. We volgen het met belangstelling. Ik denk dat dit ook is in de lijn van wat wij in het Collegeprogramma hebben opgenomen, in de zin van dat wij streven naar krachtige gemeenten in deze provincie en dat, als zij daar vormen voor zien en dat samen willen ontwikkelen, wij daarvoor de mogelijkheid moeten geven. Nu vraagt de heer De Vey Mestdagh of dit nu niet een feitelijke herindeling is. Nee, dat is het niet. Zij kiezen voor het SETA-model. Dat wil zeggen, ruwweg gezegd: één grote ambtelijke organisatie, één back office met een aantal front offices. Dus het is niet zo dat alle gemeentehuizen worden opgeheven. Die blijven, zoals het nu lijkt, waarschijnlijk wel in stand, maar taken die je gezamenlijk kunt uitvoeren, worden in back office gezamenlijk uitgevoerd. Dat is tenminste waar ze naar streven. Of dat lukt, moet blijken. Het is dus geen feitelijke herindeling, het is gewoon een bepaald model waarvoor zij kiezen. Bellingwedde. Valt de situatie van Bellingwedde niet uit de toon bij de rest? Er zijn mensen die zeggen dat Bellingwedde een paar jaar geleden de kans had moeten grijpen en met de Blauwe Stadgemeenten samen moeten gaan werken. Achteraf praten is altijd gemakkelijk. Ik denk dat die situatie zich nu niet meer voordoet, omdat de Blauwe Stad-gemeenten al in een vergaande status zijn van herindeling en als Bellingwedde daar nu bij zou aanhaken, zou dat een niet gewenste vertraging opleveren. De rol van GS heb ik aangegeven. Wij volgen het proces met belangstelling, wij zien op dit moment geen redenen om daarbij in te grijpen en wij hebben voortdurend contact over de gang van zaken. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, het gaat toch wat verder dan de gedeputeerde hier doet voorkomen, want inmiddels ligt er een voorstel in de vier gemeenteraden, waarvan gisteravond één is geweest, waar ik de uitslag overigens niet van ken. In het voorstel ‘Samen Sterk’ staat toch wel degelijk dat ze alle vier ambtelijke organisaties volledig willen laten opgaan in één samenwerkingsverband. Dat is veel verder gaand dan het samenwerken, daar waar gemeenschappelijke doelen liggen. Mijn zorgen heb ik in de eerste vragenronde al geuit. Die zorgen zijn natuurlijk niet alleen maar gericht het democratische gehalte, enzovoort, want daar gaan natuurlijk in eerste instantie de gemeenteraden over en wellicht ook het Rijk, maar wij hebben daar natuurlijk wel een toezichthoudende rol, voorzitter. Ik zou toch het College willen aansporen om het raadsvoorstel zoals dat er nu ligt, eens goed te bestuderen en eens te kijken of dit niet een zodanig samenwerkingsverband is, dat dit uiteindelijk alleen maar kan overgaan in één gemeente. Dan raakt het direct aan onze verantwoordelijkheden. Zou het College op basis van een stuurkrachtmeting een visie kunnen ontwikkelen op het gebied van samenwerking tussen gemeenten? De heer SLAGER (gedeputeerde): Er ligt een voorstel bij de vier gemeenten, voorzitter. Dat wil niet zeggen dat dit een definitief besluit is om tot dit geheel te komen, want alle gemeenteraden zijn het daar nog niet over eens. Het is meer kijken welke mogelijkheden er zijn. Voor zo ver mij bekend is, is het niet de bedoeling om één nieuw gemeentehuis te bouwen waar alle ambtenaren in verzameld worden. Er is wel degelijk sprake van één back office en vier front offices, dus de vier gemeentehuizen blijven voorlopig gewoon in stand en of dit een weg is naar de toekomst van een herindeling, dat zou best eens kunnen, maar het lijkt mij niet het moment om daar nu op vooruit te lopen. Dat is ook aan de vier gemeenten om uiteindelijk dat te besluiten. Zij hebben nu gekozen voor een intensieve vorm van samenwerking en niet meer dan dat. Hoe het College daarin staat, heb ik u zonet verteld. Wat betreft de bestuurskrachtmeting die ook in de vier betreffende gemeenten gaande is: ik heb daar de resultaten nog niet van gezien, die komen naar verluidt in augustus. Aan de hand van die gegevens en de signalen uit de vier gemeenten gaan wij dan in het College weer bekijken wat onze rol in dat geheel is. De VOORZITTER: Hartelijk dank. Is er van een van de fracties iemand die daar iets over wil vragen? De heer MOORLAG: Voorzitter, allereerst even een punt van orde, want er rijst bij mij toch enige twijfel.
44
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Volgens mij is de volgorde toch zo: vragen stellen door de vragensteller, beantwoording door de gedeputeerde, vragensteller in tweede termijn, gedeputeerde in tweede termijn en vervolgens de fracties afzonderlijk zonder interrupties. De VOORZITTER: Correct, daar ben ik nu mee bezig. De heer MOORLAG: Akkoord. Voorzitter, ten aanzien van de vraag die D66 hier naar voren brengt, hink ik op twee gedachten. Aan de ene kant deelde ik de zorg van D66 – het is in de commissie ook wel eens aan de orde geweest. We hebben in het verleden niet alleen het Pact van Borkum gehad, dat nu nieuw is, maar we hebben ook het Pact van Midwolda gehad, een zelfde soort model. Ook Marum en Grootegast hebben gewerkt aan dit model. Het is het samen en toch apart-model. Ik heb er ook twijfels bij, want het samen en toch apart-model kan gaan ontaarden in een SENA-model (Samen En Niet Afrekenbaar). Die twijfel heb ik in het verleden in de commissie ook wel naar voren gebracht, maar aan de andere kant is toch de vraag: what’s new? Want dit is niet de eerste keer dat dit in beeld is. Wat de Partij van de Arbeid betreft, we moeten dit niet te incident-gestuurd gaan oppakken. Er loopt een bestuurskrachtmonitor, er vindt nog een onderzoek plaats, er komen nog stukken van het College. Wat ons betreft moeten we dan het debat in de volle omvang gaan voeren. De VOORZITTER: Het CDA. U hoeft niet, hoor. De heer JAGER: Maar het mag wel. En zo net voor de vakantie grijpen we die kans graag, voorzitter. Wat het CDA betreft is dit een… De VOORZITTER: Opdat het duidelijk blijft: het gaat wel om het stellen van vragen. De heer JAGER: Het is ook een reactie, volgens mij. De VOORZITTER: Dit is gewoon vragen, dit is geen debat met een agendapunt en een nota, het is gewoon vragen. U moet het gewoon een beetje doen in vragen aan de gedeputeerde. De heer JAGER: Dan heeft u net mijn voorganger meer ruimte gegeven dan het reglement heeft toegestaan. Gezien het gelijkheidsbeginsel zou ik ook graag een klein stukje van de ruimte willen nemen, voorzitter. De VOORZITTER: Eén stukje onrecht moet niet tot groter onrecht leiden, ik ga u weer eerlijk behandelen. De heer JAGER: Dank u wel. Dan zal ik het tot een heel korte verklaring houden, dat in elk geval hier de democratie volgens mij niet geschaad is. Daar ageer ik dan een beetje richting de heer De Vey Mestdagh, aangezien gemeenteraden hier hun uitspraken, de democratische lijn altijd volgens mij nog loopt via raad naar College en het College vervolgens verantwoordelijk is voor de link naar de ambtelijke organisatie toe. Waar wij in elk geval heel blij mee zijn, is het feit dat de gedeputeerde zich heeft uitgelaten zoals hij zich heeft uitgelaten als het gaat om de lijn die er uitgezet is door het College, door de coalitie, namelijk dat het van onderaf moet komen, dat gemeenten hier de samenwerking zoeken. Dat is ook een lijn die wij van harte ondersteunen. De heer BLOM: Voorzitter, toch nog even een vraag stellen. Het was voor mij misschien ook een beetje onwennig. Is de gedeputeerde zich ervan bewust dat ook bij andere gemeenten dergelijke kwesties een beetje spelen, tussen Stadskanaal en Vlagtwedde? Vlagtwedde is onlangs nog in het nieuws geweest door ook weer een toenaderingspoging te doen naar Bellingwedde. Ik kan mij voorstellen dat dat in dat hele proces ook nog weer wat verstoring teweeg zou kunnen brengen. Is het niet heel wenselijk dat de provincie hier toch wat meer regie op gaat uitoefenen om te voorkomen dat er op een gegeven moment samenwerkingsverbanden en mogelijke fusiegemeenten ontstaan die eigenlijk heel groot qua oppervlakte worden. Voor burgers wordt het dan heel onlogisch om bij hun overheid aan te moeten kloppen als je in Bellingwedde woont en je moet naar het gemeentehuis in Veendam, of zoiets. Hoe denkt de gedeputeerde hierover? De heer LUITJENS: Voorzitter, dit begint nu een uitloop te worden van mondelinge vragen in een breed debat. Aangaande de vraag die D66 heeft gesteld, heeft de VVD-fractie verder geen vragen.
45
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 De heer STAGHOUWER: Voorzitter, wij hebben nog wel een kleine vraag. Het gaat over de positie van Bellingwedde. In hoeverre gaat de provincie daar toch wat sturend optreden? De VOORZITTER: Dank u. Tot slot de gedeputeerde. De heer SLAGER (gedeputeerde): Voorzitter, de heer Moorlag maakt ons deelgenoot van zijn twijfel, zijn dubbele kanten aan deze ene zaak. Ik begrijp dat volkomen. Ik heb daar zonet even een beetje omheen gedraaid, maar de mensen die het geheel volgen, weten dat ik ook geen groot voorstander van het SETA-model, omdat ik daar toch ook een aantal nadelen in zie. Maar als gemeenten daar voor kiezen en ze komen met goede argumenten en ze hebben de zaak goed doordacht, dan heb ik daar wat meer begrip voor dan als het een soort noodgreep is zoals in andere gevallen wel eens is voorgekomen. De SP wijst ons erop dat er andere vormen van samenwerking zijn. Dat is helemaal terecht. Er worden op allerlei plaatsen in deze provincie gesprekken tussen gemeenten gevoerd. Ik probeer dat zo goed mogelijk bij te houden. Ik heb ook regelmatig overleg met andere Colleges dan de vier die nu even aan de orde zijn. Het komt in de hele provincie voor en wij proberen als College zo goed mogelijk deze zaak in de gaten te houden en het proces te volgen. De ChristenUnie vraagt of wij bij Bellingwedde niet sturend moeten optreden. Op dit moment niet. Ik denk dat Bellingwedde als een van de vier waar we het nu over hebben een kans moet krijgen om ook daar zijn deel in te spelen. Ze houden mij op de hoogte en ik houd het College verder op de hoogte. Ik denk dat het op dit moment geen moment is om daarin in te grijpen. De VOORZITTER: Er is verder geen ruimte voor interrupties en andere dingen. Vragen van de heer Swagerman inzake subsidieverstrekking vervolg “Boven wotter” De heer SWAGERMAN: Voorzitter, wij lazen de subsidieverstrekking met betrekking tot het vervolg Boven Wotter in de besluiten lijs van GS en vonden dat wij daar toch iets over moesten zeggen. Dat kon dan, wat ons betreft, in de vorm van deze mondelinge vragen. Zoals bekend is de SP ook tegenstander geweest van de eerder gegeven subsidie van € 300.000 aan RTV Noord voor deze soap-serie. Ook toen hebben wij al gevraagd of dit vaker zou gebeuren en de verwachting uitgesproken dat dat best eens zo zou kunnen zijn. De SP heeft de volgende vragen omtrent de nu aanvullend beschikbaar gestelde subsidie van € 100.000: 1. Kan het College aangeven of het klopt dat deze € 100.000 uit 4 verschillende bedragen uit verschillende subsidiepotjes annex begrotingsposten wordt gehaald? 2. Is het College vaker van plan om op deze manier subsidie bij elkaar te harken? 3. Vindt het College het verantwoord om op deze manier PS uit te schakelen en zo met de begroting om te gaan? 4. Kan het College uitleggen waarom zij meent zich op deze manier bezig te moeten houden met specifiek de programmering van RTV Noord? 5. Is het College het niet met de SP eens dat programmeringen uit de lopende exploitatie zouden moeten worden gefinancierd? 6. Net nu het Rijk besloten heeft geen sponsoring meer te doen van TV-programma’s komt dit voorstel van GS, waarom zijn GS blijkbaar van een ander oordeel dan de regering? 7. Net nu de commissie WCS een discussie heeft gevoerd omtrent het wel of niet kunnen bepalen wat voor exposities het Groninger Museum zou moeten voeren? Naar mening van de SP dienen PS en dus ook GS zich verre te houden van het willen mee bepalen van programmeringen van musea en andere cultuurinstellingen, evenals de omroepen. Dit om alle schijn van belangenverstrengelingen te voorkomen en journalistieke onafhankelijkheid te waarborgen. De VOORZITTER: Dank u. De gedeputeerde. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, ik dank de SP voor deze vragen. Er is een aantal procedurele vragen gesteld. Klopt het dat die € 100.000 uit vier verschillende potjes (komt)? Dat is het geval. Uit toerisme, regionaal cultuurplan Noord-Groningen, het Groninger Promotie Overleg en het mediabudget. Is het College van plan om dat vaker te doen? Dat plan heeft het College nu niet, maar het plan is uit nood geboren.
46
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 Op een gegeven moment kwam er een subsidieaanvraag van RTV Noord over dit vervolg. Het College heeft dit ook besproken in het kader van de Voorjaarsnota en heeft gesteld dat er ook naar het eigen budget gekeken kan worden. Dan krijg je dus op een gegeven moment wel een beetje de figuur die wij hier nu voor hebben liggen. Vindt het College dat allemaal verantwoord om PS uit te schakelen? Het College vindt het nooit verantwoord om PS uit te schakelen. Op deze manier is het ook niet aan de hand. Het is zo dat wij nu het piepsysteem hebben afgeschaft. Dat betekent dus dat daar waar geput wordt uit budgetten die een beleidskader hebben – dat zijn deze vier – daar een subsidieverstrekking uit kan gebeuren, conform de criteria en dat u daarover geïnformeerd wordt. Dat is het geval. U bent nu geïnformeerd over dat besluit. Maar het kan natuurlijk zijn dat u zegt: ik heb er moeite mee hoe die criteria zijn toegepast, dus daar wens ik nog graag nadere verantwoording. Het besluit is genomen, dat is conform de afspraken die wij ook met u gemaakt hebben, maar het kan zijn dat u zegt: ik wens daar graag nog een discussie over. Dan staat de weg natuurlijk open dat u zegt: kan er alsnog verantwoording worden afgelegd? Maar het besluit staat. Kan het College uitleggen waarom zij zich bezig moet houden met de programmering? Ik ben het heel erg eens met de laatste woorden van de heer Swagerman, dat ten principale het College zich zeer verre moet houden van programmering van RTV Noord. Men moet zich daar gewoon niet mee bemoeien, vanwege de journalistieke onafhankelijkheid. Dat doet het College ook niet, dat haalt het College ook niet in het hoofd. Wat hier aan de orde is, is dat er een subsidieverzoek is gedaan door RTV Noord, waardoor wij kunnen zeggen of wij wel of niet gaan bijdragen. Het antwoord is bij dezen gegeven, daar wensen wij dan aan bij te dragen. Dus dat is gewoon een subsidieverzoek, het verzoek van RTV Noord. Maar we kunnen ook zeggen: we zouden wel op een bepaald onderwerp wat willen subsidiëren, maar dat alleen maar als RTV Noord daarvoor voelt, dus daar ligt de beslissing om iets wel of niet te doen. Dus wij houden ons verre van inmenging in die programmering. Moet dat niet uit de lopende exploitatie? In beginsel wel. In beginsel kijken we altijd naar die lopende exploitatie. Er zal dus ook een duidelijk verhaal moeten liggen waarom dat niet kan of waarom er iets extra’s gebeurt. Dat extra’s is volgens ons nu het geval, om een groot aantal redenen waarom de subsidie daar is verstrekt, dezelfde redenen zoals die ook de vorige keer aan de orde zijn geweest. Het Rijk doet dat nu niet meer. Dat is een beslissing van het Rijk. Wij maken hier de eigen afwegingen. We hebben die afwegingen dus ook anders gemaakt om reden van Groninger taal en cultuur, amateurkunst, toerisme en promotie, om de argumenten even kort samen te vatten. De commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid heeft een discussie gehad over de expositie in het Groninger Museum. Daar heeft het College een heel helder ingenomen en gezegd dat het niet iets is waar wij ons mee moeten bemoeien. Het Groninger Museum, maar ook andere musea, maken hun eigen programmering. Wij hebben daar dan op een gegeven moment een keuze te maken of wij wel of niet gaan subsidiëren, maar we gaan niet op de stoel zitten van artistieke of andere directeuren. Dat doen wij niet. Nogmaals, wij kunnen ons zeer aansluiten bij de opvatting van de SP over de programmering van musea en omroepen. Voorzitter, dat is mijn beantwoording. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, mijn dank voor de uitgebreide beantwoording en de steun voor in elk geval een deel van wat wij hier neer hebben gezet. Ik heb misschien nog, als dat nog mag, drie aanvullende vragen. Is het misschien een idee om aan te geven aan de Staten dat als er zo’n besluit voor een ton komt en ook als het over andere onderwerpen gaat en het komt uit een samengesteld bedrag vanuit verschillende potten, of wij dat aan de weet komen, zodat we daaraan kunnen zien of we denken dat dat misschien ook verantwoord is, want de potjes die ik nu hoor, kan ik mij bij dit programma wel voorstellen, maar het zou ook kunnen dat het ergens vandaan is gekomen waarvan iedereen denkt: waarom is nu uit dit potje een bedrag gehaald voor dit product? Bij de vorige subsidieverstrekking was het bij mijn weten bovenop een door RTV Noord beschikbaar ook geïnvesteerd bedrag. Dus ik vraag mij af of deze ton ook leidt tot een soort cofinanciering vanuit het budget van RTV Noord, want dat was de vorige keer ook zo en dat kan ik hier ook niet uit halen. Er wordt geschermd met landelijke uitzending. Dat zou dan de KRO zijn. Dat hebben wij ook nagekeken. Het is alleen nog op geen enkel tijdstip meegenomen, dus of het ook echt gaat gebeuren, dat is nog de vraag, denken wij. Maar de vraag is: wat is dan de discussie omtrent de opbrengst van een dergelijk programma? Gaat de KRO dit volledig gratis beschikbaar gesteld krijgen en vervolgens uitzenden, of wat gangbaar is in programmatuur van zender is dat programma’s gekocht worden. Dan zou je je weer af kunnen vragen dat als er een bepaalde verdeelsleutel is in de geldverschaffing, zoals dat nu € 400.000 van de provincie is en mogelijk ook € 400.000 van RTV Noord zelf, dat daar dan ook een fifty-fifty verdeling van de opbrengst komt.
47
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, eerst een procedurele vraag. Hoe komen wij aan de weet hoe dat gefinancierd is? Dan kijk ik even naar het presidium hoe dat het beste geregeld moet worden. Op dit moment is het zo dat in de besluitenlijst er melding van gemaakt wordt. Ik weet niet helemaal zeker of daar ook precies al die potjes genoemd zijn, maar – nee, hoor ik zeggen – ik vind het moeilijk om dat nu generiek te beantwoorden, omdat dat de procedurele afspraken in het kader van die kaderregeling subsidies raakt. Ik stel voor dat daar even een gedragslijn in het presidium voor wordt bedacht. Ik vind het moeilijk om dat nu zo hier te zeggen. Wat doet RTV Noord zelf? Ik dacht dat daar een duidelijke serieuze bijdrage wordt geleverd. Hoe zit het met de opbrengsten? A) Eerst de landelijke uitzendingen. De landelijke uitzending van de eerste serie stonden dacht ik gepland voor dit najaar, maar het wordt geloof ik volgend voorjaar – ook dat heb ik niet helemaal precies, maar die uitzending vindt plaats en die heeft natuurlijk een opbrengst. Die vloeit terug naar RTV Noord en wordt ook mede gebruikt om weer terug te ploegen in. We hebben daar geen afspraken over gemaakt van fifty-fifty of wat dan ook. We geven nu gewoon een subsidie en dat is het. Die subsidie is nu trouwens ook behoorlijk lager dan bij de eerdere uitzending. De VOORZITTER: Dank u. Ik stel voor om die vraag over de specifieke potjes waar iets uit komt en hoe, dat is nu in dit geval, maar het kan ook in andere gevallen, even mee terug te nemen naar het College, dan even laat weten in een korte notitie richting het presidium hoe het College denkt dat vorm te geven. Dan kunnen we daar in het presidium naar kijken. Er is veel gelegen aan zorgvuldigheid, want er zijn natuurlijk een heleboel van die kwesties en een aantal van die zaken zijn ongetwijfeld al precies geregeld. Dit is er zo één waar dingen die niet echt subsidiepotjes zijn en dingen die wel subsidiepotjes zijn door elkaar lopen, dus dat moet even goed bekeken worden. De heer KRAJENBRINK: Twee vragen, of eigenlijk drie. Waarom is er niet voor gekozen om dit in de Voorjaarsnota mee te nemen? Dan hadden we in elk geval als Provinciale Staten daar een oordeel over kunnen vellen. Nu wordt er gekozen het uit die vier potjes te doen. Komt het bedrag boven die 50% uit die volgens de Mediawet aan kosten verbonden zijn? Dus de totale kosten van het project – u gaf er daarnet al een indicatie van. Voldoet het aan die norm? We zien dat het uit vier verschillende potjes komt. Waarom is er niet voor gekozen om de Staten daarover te informeren middels een brief? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): De antwoorden zijn: bij de Voorjaarsnota is financiële krapte, het kader was te krap, er is de afweging gemaakt door te zeggen dat het niet uit de algemene middelen kan. De totale kosten zitten ongeveer op € 500.000 à € 600.000, dus die zitten zeker onder die 50%. Die potjes, waarom hebben we niet een brief gestuurd? Ook dat is een procedurele vraag. Het heeft te maken met het afschaffen van het piepsysteem. Toen is gezegd: als er uit bestaande kaders gefinancierd wordt, dan is er niet een brief naar de Staten, et cetera, waarop gepiept kan worden. Dus er is nu ook geen brief uitgegaan. U bent wel in kennis gesteld van. Misschien is het wel een van de eerste gevallen waarin dat gebeurt, maar ik merk dat u meer informatiebehoefte heeft. Maar denk ik dat die discussie ook maar in GS en het presidium moet worden gevoerd, want ik kan mij heel goed voorstellen dat u vragen heeft. Alleen dat is nu even volgens de regels zo gelopen. Dus ik begrijp de vraag heel goed. De VOORZITTER: Akkoord, op dit laatste punt komen GS dan richting het presidium nog weer even terug. Dat lijkt me goed. Daarmee hebben we volgens mij ook dit punt boven water. De heer JAGER: Voorzitter, puur procedureel lijkt het me beter dat het presidium in dit geval er bij GS op terugkomt. GS houden zich volgens mij prima binnen de randvoorwaarden die de Staten hebben gesteld. De Staten constateren daar nu spanning, dus dan lijkt het ook dat wij het initiatief moeten nemen. De VOORZITTER: Dat was eigenlijk mijn verzoek aan de heer Gerritsen, dat hij even checkt in GS of de procedures inzake die potjes duidelijk zijn, zodat wij dat ook helder hebben aan onze kant. Wij moeten inderdaad in het presidium ons met deze vraag bemoeien. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, ik heb moeite met de opmerking van het CDA dat de Staten nu die spanning gevoelen. Nu het CDA het naar voren brengt… Ik kan mij herinneren dat toen wij over dit onderwerp spraken, er van meerdere partijen, maar in elk geval vanuit mijn partij, deze vragen al gesteld zijn.
48
VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN GRONINGEN D.D. 25 JUNI 2008 De VOORZITTER: Akkoord. Daarmee voedt dat gewoon de mogelijkheden om daar met de verschillende gevoelens in het presidium terug te komen. Dat kan trouwens altijd. Daar is het presidium ook voor. De vergadering wordt gesloten om 14.52 uur.
49