EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 17-10-2002 C(2002) 3502 Betreft :
Steunmaatregelen van de Staten/Nederland Steunmaatregel nr. N 851/2001 Investeringsregeling biologische varkenshouderij
Excellentie, De Commissie wenst Nederland mee te delen dat zij, na bestudering van de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte gegevens over bovengenoemde steunmaatregel, besloten heeft geen bezwaar te maken tegen deze steunmaatregel, aangezien hij verenigbaar is met het EG-Verdrag. Bij dit besluit heeft de Commissie zich gebaseerd op de navolgende overwegingen: 1. Procedure Bij brief van 14 december 2001, geregistreerd op 19 december 2001, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie bovengenoemde maatregel overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie aangemeld. Bij brief van 17 mei 2002, geregistreerd op 23 mei 2002, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie de aanvullende gegevens verstrekt waarom de Commissie de Nederlandse autoriteiten bij brief van 5 februari 2002 had verzocht. Bij brief van 25 juli 2002, geregistreerd op 29 juli 2002, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie de Commissie verdere aanvullende gegevens verstrekt. 2. Beschrijving De onderhavige regeling heeft tot doel de omschakeling van de reguliere varkenshouderij naar de biologische varkenshouderij te stimuleren. De investering bedraagt maximaal 625.000 € per aanvraag. De geplande steun bedraagt 30% van de subsidiabele uitgaven, maar in geval van cumulatie met andere maatregelen bedraagt de steunintensiteit 40%. Zijne Excellentie de Heer J.N.G. DE HOOP SCHEFFER Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 NL - 2500 - EB 's-GRAVENHAGE
Wetstraat 200 - B-1049 Brussel - België. Telefoon: centrale 299.11.11. Telex: COMEU B 21877. Telegramadres: COMEUR Brussel.
2
De steun bedraagt maximaal 250.000 € per aanvraag. Er wordt slechts één aanvraag per producent ingewilligd. De volgende, daadwerkelijk door de aanvrager betaalde kosten worden als subsidiabel beschouwd: -
de kosten van aangeschafte machines en apparatuur,
-
de kosten van de bouw van onroerende zaken, en
-
de algemene kosten (kosten voor architecten, ingenieurs en adviseurs en installatiekosten), tot een maximum van 12% van de in de eerste twee streepjes bedoelde kosten.
De kosten voor de aankoop van tweedehands materieel worden niet als subsidiabel beschouwd omdat in de regeling is bepaald dat de aanvrager de eerste gebruiker van de productiemiddelen moet zijn. In beginsel is geen cumulatie met andere steunmaatregelen toegestaan. Indien toch cumulatie plaatsvindt, wordt de subsidie zo verlaagd dat de in punt 4.1.1.2 van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector bedoelde maximumpercentages niet worden overschreden. De steun wordt alleen verleend aan bedrijven waarvan de economische levensvatbaarheid wordt aangetoond in een verklaring van een financierende derde (een bank bijvoorbeeld). Bij gebreke van een dergelijke verklaring kan de levensvatbaarheid worden aangetoond aan de hand van een exploitatiebegroting, een meerjarenbegroting en jaarrekeningen van de afgelopen drie jaren. In beide gevallen moet een beschrijving van de economische positie van het bedrijf bij de aanvraag worden gevoegd. Om voor een subsidie in aanmerking te komen, moet de aanvrager ook hetzij over voldoende vakbekwaamheid en deskundigheid beschikken, gestaafd met een getuigschrift van een erkende landbouwkundige opleiding of van een opleiding van gelijkwaardig niveau, hetzij over een werkervaring van ten minste drie jaar op een landbouwbedrijf. De bedrijven moeten op het tijdstip van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening de nationale en Europese minimumnormen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en hygiëne in acht nemen. In het geval van Nederland gaat het, in ieder geval, om de normen die zijn vastgesteld bij of afgeleid van: -
de Wet milieubeheer,
-
de Wet verontreiniging oppervlaktewater,
-
de Meststoffenwet,
-
de Wet bodembescherming,
-
de Bestrijdingsmiddelenwet 1962,
-
de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren,
-
de Diergeneesmiddelenwet, 3
-
de Plantenziektewet.
De omschakeling naar de biologische productiemethode is ook onderworpen aan de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 2092/91 en (EG) nr. 1804/99. Bij de aanvraag tot subsidieverlening moet de aanvrager in het bezit zijn van een bewijs van aansluiting bij de stichting Skal, die door de overheid is belast met de wettelijke controle op de biologische productiemethode. Bij de vaststelling van de te betalen subsidie moet het bedrijf door deze stichting gecertificeerd zijn als biologische varkenshouderij. In ditzelfde stadium moet de begunstigde ook een aantal documenten overleggen zoals de afgegeven vergunningen en een afschrift van het bestemmingsplan, om te kunnen nagaan of de bepalingen van de Wet milieubeheer in acht zijn genomen. De geplande regeling voorziet in een mechanisme om te waarborgen dat er een afzetmarkt is voor biologisch varkensvlees. De aanvrager moet aantonen dat hij in het bezit is van één of meerdere afnamecontracten om te garanderen dat het totale aantal op het landbouwbedrijf te produceren biologische varkens wordt afgezet. In deze contracten (met een looptijd van ten minste twee jaar) is een minimumaantal te leveren biologische varkens vastgesteld, evenals een minimumverkoopprijs. Om productie-uitbreiding te voorkomen, wordt in het kader van de regeling het stelsel van varkensrechten toegepast, dat is ingevoerd bij de Wet herstructurering varkenshouderij, krachtens welke een varkenshouder niet meer varkens mag houden dan hij aan varkensrechten heeft (indien een varkenshouder zijn productie echt wenst uit te breiden, moet hij eventueel beschikbare rechten bijkopen). Om voor een subsidie in het kader van de regeling in aanmerking te komen, moet de aanvrager opgeven hoeveel varkensrechten hij heeft. Hij kan alleen subsidie krijgen voor de investeringen die nodig zijn om over te schakelen op de biologische varkenshouderij, en voor een aantal varkens dat overeenkomt met dit aantal rechten. In de regeling is expliciet bepaald dat de subsidie niet mag worden gebruikt voor de aankoop van rechten. De regeling (voor onbepaalde duur) zal worden gefinancierd met een budget van 4.000.000 € in 2001 en 2.000.000 € per jaar vanaf 2002. 3. Beoordeling Artikel 87, lid 1, van het Verdrag is van toepassing als de steun wordt toegekend door een lidstaat of met staatsmiddelen wordt bekostigd, bepaalde ondernemingen begunstigt in die zin dat de betrokken onderneming een economisch voordeel wordt geboden dat zij onder normale marktvoorwaarden niet zou hebben gehad, de mededinging tussen de lidstaten vervalst of dreigt te vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. De door de Nederlandse autoriteiten aangemelde steun wordt uit staatsmiddelen toegekend aan bepaalde varkenshouders. Het gaat derhalve om steun die de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen1.
1
Volgens de rechtspraak van het Hof van Jusititie wijst verbetering van de concurrentiepositie van een bedrijf door toekenning van staatssteun in het algemeen op een verstoring van de concurrentie ten opzichte van bedrijven in dezelfde sector die geen dergelijke steun ontvangen, Zaak C-730/79, HJEG 1980, blz. 2671, leden 11 en 12.
4
Aangezien de Nederlandse varkenspopulatie in 2001 ongeveer 10,4 % van de totale varkenspopulatie in de EU bedroeg (122.909.000 dieren2), kan de maatregel het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. Artikel 87, lid 1, van het Verdrag is derhalve van toepassing. Op grond van artikel 87, leden 2 en 3, kan evenwel een afwijking van het in artikel 87, lid 1, vastgestelde verbod worden toegestaan. Gelet op de kenmerken van het onderhavige geval, is de enige mogelijke afwijking die van artikel 87, lid 3, onder c), op grond waarvan steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Om voor een dergelijke afwijking in aanmerking te komen, moet de onderhavige steunmaatregel voldoen aan de voorwaarden van de Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector3 (hierna: de Richtsnoeren). 1.1. 3.1 Toepassing van de Richtsnoeren Doel van de steunregeling is steun te verlenen voor investeringen voor de omschakeling naar de biologische varkenshouderij. Overeenkomstig het bepaalde in punt 4.1.1. van de Richtsnoeren is steun voor investeringen in landbouwbedrijven toegestaan mits de investering gericht is op één van de volgende doelstellingen: verlaging van de productiekosten, verbetering en omschakeling van de productie, verhoging van de kwaliteit, instandhouding en verbetering van het natuurlijke milieu, de hygiënische omstandigheden en de normen inzake dierenwelzijn, en bevordering van de diversificatie van landbouwactiviteiten. Ook aan de volgende voorwaarden (punten 4.1.1.2.- 4.1.1.8.) moet zijn voldaan: - de voor steun in aanmerking komende landbouwbedrijven moeten economisch levensvatbaar zijn; - de landbouwer moet over voldoende vakbekwaamheid en deskundigheid beschikken; - het landbouwbedrijf moet voldoen aan de communautaire minimumnormen op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn; - er mag geen steun worden toegekend voor investeringen die gericht zijn op een productieverhoging waarvoor op de markt geen normale afzetmogelijkheden kunnen worden gevonden; - de subsidiabele uitgaven kunnen betrekking hebben op:
2 7
3
Bron: DG AGRI: Agriculture in the European Union, Statistical and economic information 2001. PB C 232 van 12/8/2000, blz. 17. PB C 232 van 12.8.2000, blz. 17.
5
·
de bouw, verwerving of verbetering van onroerende goederen,
·
nieuwe machines en computerprogrammatuur,
·
algemene kosten, zoals kosten voor architecten, ingenieurs en adviseurs, haalbaarheidsstudies en voor het verkrijgen van octrooien en licenties, tot maximaal 12% van de bovenbedoelde uitgaven;
nieuw
materieel4,
met
inbegrip
van
- steun voor de aankoop van productierechten mag slechts worden toegekend in overeenstemming met de specifieke bepalingen van de betrokken gemeenschappelijke marktordening en met de in de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag neergelegde beginselen; - alleen de eerste aankoop van dieren en investeringen ter verbetering van de genetische kwaliteit van het dierenbestand waarbij het gaat om de aankoop van hoogwaardige (mannelijke of vrouwelijke) fokdieren die in een stamboek of een gelijkwaardig register zijn ingeschreven, komen voor steun in aanmerking; - de maximale voor steun in aanmerking komende uitgaven mogen niet hoger zijn dan de limiet voor het totale voor steun in aanmerking komende investeringsbedrag die de lidstaat overeenkomstig artikel 7 van de verordening inzake plattelandsontwikkeling heeft vastgesteld. - de overheidssteun, uitgedrukt in procenten van het subsidiabele investeringsvolume, mag niet meer dan 40% bedragen. Economische levensvatbaarheid In het kader van de onderhavige maatregel komen alleen bedrijven die hun economische levensvatbaarheid op bovenstaande basis kunnen aantonen, voor steun in aanmerking. Vakbekwaamheid en deskundigheid Er zij op gewezen dat alleen landbouwers met een passende opleiding of een werkervaring van ten minste drie jaar op een landbouwbedrijf in aanmerking worden genomen. Normen op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn
4
Uitgaven voor de aankoop van tweedehands materieel kunnen als subsidiabel worden beschouwd in naar behoren gemotiveerde gevallen waarin de volgende vier voorwaarden tegelijkertijd zijn vervuld; in een door de verkoper van het materieel afgegeven verklaring wordt bevestigd wat de precieze herkomst van het materieel is en dat ervoor nog geen nationale of communautaire steun is verleend, de aankoop van het materieel betekent een bijzonder voordeel voor het programma of project of is noodzakelijk als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden (nieuw materieel is niet tijdig beschikbaar, waardoor een behoorlijke uitvoering van het project in gevaar komt); de betrokken kostprijs (en daardoor ook het steunbedrag) valt lager uit dan de kostprijs van hetzelfde nieuw aangekochte materieel, terwijl er een goede kosten-batenverhouding blijft bestaan; het tweedehands aangekochte materieel bezit de nodige technische en/of technologische eigenschappen om aan de eisen van het project te kunnen voldoen.
6
De Commissie neemt er nota van dat geen steun zal worden verleend aan landbouwbedrijven die niet voldoen aan bovengenoemde communautaire minimumnormen op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn. De Commissie attendeert de Nederlandse autoriteiten erop dat onder de bepalingen van paragraaf 2 van Bijlage III bij Richtlijn 91/676/EEG en behoudens een uitzondering, uitdrukkelijk door de Commissie toegestaan overeenkomstig de procedure van artikel 9 van de bovengenoemde richtlijn, de in kwetsbare zones jaarlijks toegestane hoeveelheid dierlijke mest per 20 december 2002 wordt verlaagd van 210 kg N per hectare tot 170 kg N per hectare. De Commissie onderstreept het belang van de volledige naleving van deze bepaling en herinnert eraan dat zij geen goedkeuring heeft verleend voor een andere hoeveelheid dan de voornoemde. Normale afzetmogelijkheden Aangezien gegadigde landbouwers contracten moeten overleggen, met daarin het aantal te leveren varkens en de prijs daarvan, is de Commissie ervan verzekerd dat geen steun zal worden verleend voor een productie waarvoor geen normale afzetmogelijkheden kunnen worden gevonden. Voorts zij opgemerkt dat productieverhoging is uitgesloten, aangezien de steun beperkt is tot de productierechten die de landbouwer reeds bezit. Subsidiabele uitgaven In het licht van de bovenstaande door de Nederlandse autoriteiten verstrekte gegevens is de Commissie ervan overtuigd dat in het kader van de onderhavige maatregel geen steun zal worden verleend voor uitgaven die niet subsidiabel zijn op grond van punt 4.1.5. van de Richtsnoeren. Productierechten In het kader van de onderhavige regeling is steun voor de aankoop van productierechten expliciet uitgesloten. Aankoop van dieren In het kader van de aangemelde maatregel zal geen steun worden verleend voor de aankoop van dieren. Totale investering In het licht van het voorgaande is de Commissie ervan overtuigd dat steun uit hoofde van de onderhavige maatregel niet hoger zal zijn dan de limiet voor het totale voor steun in aanmerking komende investeringsbedrag, die is vastgesteld in het plattelandsontwikkelingsplan voor Nederland. Steunintensiteit Uit de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte gegevens blijkt duidelijk dat de steunintensiteit niet hoger zal liggen dan de in punt 4.1.1.2 van de Richtsnoeren vastgestelde limieten. In het licht van het bovenstaande is het duidelijk dat deze maatregel, die zal bijdragen tot een verbetering van het milieu, voldoet aan de voorwaarden van punt 4.1.1. van de 7
Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector. Op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag kan de steunmaatregel derhalve als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd. 4. Besluit Na bestudering van de aangemelde maatregel in het licht van de geldende voorschriften inzake staatssteun concludeert de Commissie dat aan alle relevante voorwaarden voor de toepassing van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag is voldaan. Gelet op het bovenstaande heb ik de eer u te melden dat de Commissie besloten heeft geen bezwaar te maken tegen de aangemelde steunmaatregel. Mocht deze brief vertrouwelijke gegevens bevatten die niet aan derden mogen worden bekendgemaakt, dan wordt U verzocht de Commissie daarvan binnen 15 werkdagen vanaf de ontvangst ervan in kennis te stellen. Als de Commissie binnen de gestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek ontvangt, neemt zij aan dat U instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van deze brief in de authentieke taal op de volgende internetsite: http://europa.eu.int/comm/sg/sgb/state_aids/. Dit verzoek dient per aangetekend schrijven of per fax te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Landbouw Directoraat Wetgeving Landbouweconomie Kamer: L 130 5/120 B-1049 Brussel (fax (+322) 296 7672). Met bijzondere hoogachting,
Voor de Commissie, Franz FISCHLER Lid van de Commissie
8