1 Inhoudsopgave 2
Voorwoord
4
3
Samenvatting
5
4
Uitgangspunten, doelstellingen, visie en ambitie
8
5
Schets van het Samenwerkingsverband 5.1 Gebied 5.2 Scholen 5.3 Verdeling leerlingen op het VO in de regio
9 9 10 11
6
Basisondersteuning op de reguliere VO-scholen 6.1 Basisondersteuning (Programma 1) 6.2 Ontoereikendheid Basisondersteuning 6.3 Schoolondersteuningsprofielen
12 12 13 13
7
Extra Ondersteuning – Vertrekpunt 7.1 Huidige vormen van lichte en zware Extra Ondersteuning 7.2 Huidige situatie primair onderwijs 7.3 Huidige situatie Voortgezet Speciaal Onderwijs 7.4 Nadere informatie over LWOO en PrO 7.5 Specifieke uitgangspunten bij het aanvragen van Extra Ondersteuning
15 15 15 17 19 19
8
9
Extra Ondersteuning – Licht 8.1 Arrangeren op maat 8.2 Interne arrangementen (Programma 2) 8.2.1 Extra ondersteuning in het VMBO/HAVO/VWO (Programma 2A) 8.2.2 LWOO (Programma 2B) 8.2.3 Praktijkonderwijs (Programma 2C) 8.2.4 Samenvatting Programma 2 8.3 Externe arrangementen (Programma 3) 8.3.1 Plaatsing zorglocatie (Programma 3A) 8.3.2 ASS voorziening HAVO/VWO (Programma 3B) 8.3.3 Tijdelijke plaatsing binnen een observatorium (programma 3C) 8.3.4 Rebound (Programma 3D) 8.3.5 Op De Rails (Programma 3E) 8.3.6 Herstart (Programma 3F) 8.3.7 Samenvatting Programma 3
21 21 22 22 23 23 23 24 24 25 25 25 25 26 26
Extra Ondersteuning – Zwaar 9.1 Naar school in het VSO (Programma 5) 9.2 Samenvatting programma 5A en 5B
27 27 28
10 Toekenning Extra Ondersteuning 10.1 Arrangeren van Extra Ondersteuning 10.2 Commissie van Advies
29 29 31 2
10.3 10.4 10.5
Dossiervorming Arrangeren Extra Ondersteuning – Zwaar (Programma 4) Samenvatting Programma 4
32 33 34
11 Projecten en overgangsmaatregelen 11.1 Projecten (Programma 6) 11.2 Overgangsmaatregelen (Programma 7) 11.2.1 Overgangsmaatregel LGF (Programma 7A) 11.2.2 Overgangsmaatregel extra capaciteit herindicaties VSO (Programma 7B) 11.2.3 Personeelsplan 11.2.4 Samenvatting Programma 7
36 36 36 36 36 36 37
12 Samenwerken met ouders 12.1 Uitgangspunten 12.2 Betrokkenheid bij Extra Ondersteuning 12.3 Medezeggenschap 12.4 In geval van conflict en geschil 12.5 De positie van leerlingen
38 38 39 39 39 40
13 De organisatie van het Samenwerkingsverband en haar relatie met de omgeving 13.1 De bestuurlijke en organisatorische structuur (Programma 10) 13.1.1 Samenvatting Programma 10 13.2 Medezeggenschap 13.3 Onderdeel van een netwerk 13.4 Kwaliteitsbeleid en monitoring (Programma 8) 13.4.1 Samenvatting Programma 8
41 41 42 42 42 43 43
14 Financiën 14.1 Financieel perspectief 14.1.1 Administratie en controlling
44 44 46
Bijlage 1
Criteria extra ondersteuning voor de diverse onderwijsarrangementen
49
Bijlage 2
OOGO met gemeenten SWV 30.06
58
Bijlage 3
Werkgroepenstructuur binnen het SWV
68
Bijlage 4
Bespreek- en ontwikkelpunten ondersteuningsplan
69
Bijlage 5
Doorplaatsing: overgang van PO 30.06 naar VO 30.06
71
Bijlage 6
Cluster 1 onderwijs (blinde en slechtziende leerlingen)
72
Bijlage 7 Cluster 2 onderwijs (leerlingen met ernstige auditieve en/of communicatieve beperkingen)
73
Bijlage 8
75
Administratie van gezondheidsgegevens door SWV 30.06
Bijlage 9 Lijst van afkortingen A - Afkortingen in alfabetische volgorde B - Afkortingen thematisch geordend
76 76 81
3
2 Voorwoord Voor u ligt het Ondersteuningsplan van de Stichting Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs 30-06. Het plan voorziet in een basisomschrijving van de zorg en moet nadrukkelijk als een ontwikkeldocument worden gezien. Dit plan is tot stand gekomen via overleg met alle betrokken scholen en hun (wettelijke) vertegenwoordigers. Er is overleg geweest en onderzoek gedaan naar de stand van zaken voor wat betreft de basisondersteuning, de definiëring en de begripsvorming daaromtrent op de betrokken scholen. De uitkomsten en samenvatting daarvan tot nu toe vindt u terug in de beschrijvingen in dit stuk met als doel dat deze op alle scholen in de regio hetzelfde wordt geïnterpreteerd en uitgevoerd. De verwachting is dat de ontwikkeling van het gezamenlijke begrippenkader in 2015 is afgerond. Als referentie voor dit stuk is de Nederlandse wet en het referentiekader passend onderwijs leidend geweest. Het stuk kent een opbouw waarin als eerste visie en ambitie zijn benoemd en vervolgens wordt ingegaan op de verschillende begrippen als: basisondersteuning, schoolondersteuningsprofielen en definiëring en benoeming van extra ondersteuning en voorzieningen in al zijn verschijningsvormen. Er is gekozen om vooralsnog de bestaande voorzieningen in de regio in grote lijnen te handhaven en de bekostiging daarvan op het huidige peil te houden volgens de begroting en het financieel beleid van het Samenwerkingsverband. Het is de verwachting dat na de start van het nieuwe Samenwerkingsverband in november 2013 bekeken moet gaan worden of de bestaande voorzieningen, de financiën en de personele bezetting daarvan aangepast moeten worden. Datzelfde geldt voor de personele bezetting van het Samenwerkingsverband zelf. Dit plan heeft een looptijd van vier jaar, zoals ook de inspectie eist, waarbij de nadruk ligt op de eerste twee jaren. Het plan is na bespreking in het bestuur van het Samenwerkingsverband op 27 januari 2014 vastgesteld. Het op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de betrokken gemeente(n) heeft plaatsgevonden op 30 januari 2014. De Ondersteuningsplanraad heeft dit stuk ook besproken en vastgesteld op 28 februari 2014. Alle betrokkenen worden bedankt voor de grote voortvarendheid en inzet voor de totstandkoming van dit plan, dat breed gedragen wordt door alle betrokken scholen. Namens het bestuur,
Dhr. J. Rijkers voorzitter
4
3 Samenvatting Passend onderwijs krijgt in onze regio vorm op drie niveaus: 1. Basisondersteuning, inclusief korte interventies. In de school. Voor rekening van de school. 2. Extra ondersteuning – Licht (in- en externe arrangementen). In of buiten de school. Voor rekening van het SWV. 3. Extra ondersteuning – Zwaar (VSO). Buiten de reguliere school. Voor rekening van het SWV. Deze drie niveaus zijn communicerende vaten. Uitbreiding van de deelname aan het ene programma, kan leiden tot daling van de deelname aan een ander programma. De communicerende vaten gezamenlijk moeten resulteren in het noodzakelijke dekkende aanbod. Kenmerk van het nieuwe stelsel passend onderwijs is flexibiliteit. Het Samenwerkingsverband krijgt beschikking over de middelen en kan - in samenspraak met de school, de leerling en zijn of haar ouders - zelf bepalen waar en hoe leerlingen Extra Ondersteuning krijgen. ‘Geld volgt leerling’ is daarbij het uitgangspunt. Indien Basisondersteuning ontoereikend is legt de directeur van de school de noodzakelijke, gewenste Extra Ondersteuning in handelingsgerichte vorm voor aan de Commissie van Advies van het Samenwerkingsverband. Deze handelingsgerichte vraag kan op het middelste van de drie niveaus zowel betrekking hebben op plaatsing in een extern arrangement, als op toekenning van middelen (expertise, materialen, financiën) aan de school, waarmee de school zelf met de leerling verder kan (intern arrangement). In principe is een extern arrangement aan de orde, als interne arrangementen niet langer volstaan. Naast bovengenoemde drie kernactiviteiten kent het Samenwerkingsverband een aantal andere (tijdelijke of randvoorwaardelijke) activiteiten. Het ondersteuningsplan van ons Samenwerkingsverband kenmerkt zich door een Programmagerichte opbouw. Alles wat we ondernemen om onze doelstellingen te realiseren, hebben we gerubriceerd in Programma’s (activiteiten), die zowel op leerlingniveau (direct) als organisatorisch (indirect) niveau plaatsvinden. Elke Programma-beschrijving kent een identiek stramien: Doel, activiteiten, beoogde resultaten, benodigde formatie, risicoanalyse, wijze van monitoren en het beschikbare budget (alsmede de verantwoordelijke budgethouder). Doelstelling
Beoogd resultaat
Activiteiten Benodigde formatie
Wijze van monitoring
Risicoanalyse
Budgethouder(s)
Beschikbaar budget
5
De werkzaamheden van het SWV kennen de volgende onderdelen: 1.
Basisondersteuning
2.
Extra ondersteuning – Licht, intern 2A. Extra ondersteuning in VMBO/HAVO/VWO 2B. LWOO 2C. Praktijkonderwijs
3.
Extra ondersteuning – Licht, extern 3A. Plaatsing zorglocatie 3B. ASS voorziening HAVO/VWO 3C. Tijdelijke plaatsing observatorium 3D. Rebound 3E. Herstart 3F. Op De Rails
4.
Toekennen Extra ondersteuning - Licht en Zwaar
5.
Extra Ondersteuning - Zwaar 5A. Lesplaatsen VSO (teldatum) 5B. Lesplaatsen VSO (tussentijdse groei)
6.
Projecten
7.
Overgangsmaatregelen 7A. Overgangsmaatregel LGF 7B. Overgangsmaatregel herindicatie leerlingen VSO
8.
Bestuur, organisatie en administratie
9.
Kwaliteitsbeleid en monitoring
10.
Onvoorzien
Het allocatiemodel dat in dit Ondersteuningsplan en de bijbehorende meerjarenbegroting gepresenteerd wordt, kan als volgt worden samengevat: a. Scholen realiseren het in dit plan overeengekomen niveau van Basisondersteuning met eigen financiële middelen. b. Indien voor een leerling Basisondersteuning niet volstaat, doet de school het Samenwerkingsverband een concreet voorstel voor een intern arrangement. Indien de beoordelende commissie overtuigd is van nut en noodzaak wordt dit arrangement toegekend. Structureel is ongeveer € 2.000.000 - € 1.600.000 begroot voor interne arrangementen (aflopend bedrag in verband met negatieve verevening). c. Indien een intern arrangement niet (langer) volstaat kan indien nuttig en noodzakelijk een extern arrangement worden toegekend. Structureel is € 875.000 begroot voor externe arrangementen.
6
d. Indien een leerling aangewezen is op een vorm van VSO, omdat de beschikbare in- en externe arrangementen onvoldoende soelaas bieden, bekostigt het Samenwerkingsverband de plaatsing in het VSO. Structureel is hiervoor ongeveer € 5.000.000 begroot (aflopend van € 5,3 naar € 4,9 miljoen). e. Om de werkzaamheden die gemoeid zijn met het toekennen van arrangementen en het toelaatbaar verklaren voor VSO uit te kunnen voeren is € 100.000 begroot voor schooljaar 2014-2015. Met ingang van 2015-2016, wanneer ook LWOO- en PrO-indicaties afgegeven worden door het SWV, is er voor toewijzing van extra ondersteuning € 200.000 begroot. Daarnaast is voor de eerste twee jaar in verband met de overgangsmaatregel extra capaciteit herindicaties (programma 7B) nog een extra budget van € 100.000 per schooljaar begroot. f. Om het Samenwerkingsverband bestuurlijk, organisatorisch en administratief te laten functioneren is vooralsnog € 200.000 begroot. g. Omdat in Programma 3 alle huidige uitgaven voor lichte externe ondersteuning worden gecontinueerd en het schooldeel van het rugzakgeld in 2014-2015 volledig in een overgangsmaatregel wordt benut, is er in het jaar 2014-2015 nog vrijwel geen geld beschikbaar voor Programma 2A (lichte interne ondersteuning), namelijk slechts € 60.000. De meerjarenbegroting is gebaseerd op de kennis vanuit de huidige situatie voor wat betreft leerlingenaantallen en personele lasten die gemoeid zijn met bestuur, organisatie, administratie en toewijzing van extra ondersteuning. Deze begroting is naar beste kunnen opgesteld met de informatie die reeds beschikbaar is. Het SWV acht het van belang om aanpassingen vanuit beleidswijzigingen, ervaringen met Passend Onderwijs en nieuwe inzichten te verwerken in een bijgestelde meerjarenbegroting. Monitoring is hiervoor essentieel. Ook voor het ondersteuningsplan in brede zin geldt dat deze gedurende de looptijd waar nodig aangevuld en bijgesteld zal worden. Naar aanleiding van ontwikkelingen in landelijk en regionaal overheidsbeleid en de inhoudelijke ontwikkelingen binnen het Samenwerkingsverband 30.06 zal het ondersteuningsplan toenemen in beleidsrijkheid. Voor een eerste overzicht van thema’s die de aandacht zullen hebben wordt verwezen naar bijlage 4.
7
4 Uitgangspunten, doelstellingen, visie en ambitie Leerling centraal De intentie is dat ieder kind de ondersteuning krijgt die het nodig heeft. Het gaat hierbij om déze jongere, met déze ondersteuningsbehoefte, in déze situatie, in déze context. Er wordt recht gedaan aan verschillen tussen leerlingen met afstemming naar onderwijsbehoefte. Thuis- en schoolnabije ondersteuning Zoveel als mogelijk volgt de leerling onderwijs binnen een reguliere VO-school. Naarmate een VOschool meer ondersteuning kan bieden kan meer thuis- en schoolnabije ondersteuning geboden worden. Daarbij proberen we aan te sluiten op de wensen van ouders en het respecteren van hun keuzevrijheid. Leerling en ouders worden betrokken in het proces. Handelingsgericht arrangeren Binnen deze vraaggestuurde en oplossingsgerichte aanpak staat de ondersteuningsvraag van de leerling binnen de context van school, het Samenwerkingsverband en de thuissituatie centraal. De focus ligt op de best passende onderwijsleersituatie in relatie tot de mogelijkheden van de leerling. Medische, psychologische en psychiatrische kenmerken worden wel meegewogen, maar zijn niet het vertrekpunt. De grens wordt opgezocht tussen wat een leerling nodig heeft en wat de school kan bieden. De school wordt uitgedaagd haar grenzen te verleggen. Alle scholen voldoen aan de norm van basisondersteuning. Als op enig moment een aanvraag voor Extra Ondersteuning bij het SWV wordt gedaan, zal duidelijk moeten zijn dat de school de Basisondersteuning heeft geboden conform de afspraken gemaakt in dit plan (hoofdstuk 6).
8
5 Schets van het Samenwerkingsverband 5.1 Gebied Ons Samenwerkingsverband is één van de 75 samenwerkingsverbanden passend onderwijs VO en omvat de gemeenten Oss, Uden, Veghel, Landerd, Bernheze, Maasdonk en Sint-Oedenrode. Alle schoolbesturen met een vestiging in dit gebied voor regulier voortgezet onderwijs, praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs zijn lid van het samenwerkingsverband.
Afbeelding 1 Regiokaart SWV 30.06
9
5.2 Scholen In het gebied wonen 15.210 VO-leerlingen (teldatum: 1 oktober 20131). Daarvan gaan 14.495 leerlingen naar een VO-school in dit gebied.
BRIN
02DW00 04SU00 04SU02 06HF00 06HF02 19XH00 19XH01 19XH02 19XH03 19XH04 19XH07 19XH08 20WI00 23FX00
School
Gymnasium Bernrode Zwijsen College (Voortgezet Onderwijs Veghel) Fioretti College (Voortgezet Onderwijs Veghel) Udens College locatie Schepenhoek Udens College locatie Kleinveld Het Hooghuis locatie TBL Het Hooghuis locatie Stadion Het Hooghuis locatie Ravenstein Het Hooghuis locatie Heesch Het Hooghuis locatie Zuid-West Het Hooghuis locatie OPDC Den Bongerd Het Hooghuis locatie De Singel Maasland College Mondriaan College
Gemeente
Aantal leerlingen per 1 oktober 2013
Bernheze Veghel Veghel Uden Uden Oss Oss Oss Bernheze Oss Oss Oss Oss Oss
655 1.691 1.548 1.442 1.552 1.639 801 204 429 1.278 235 241 1.711 1.071
TOTAAL
14.495
In dit gebied zijn drie VSO-scholen gevestigd. Hier gaan 259 leerlingen naar school (niet allemaal afkomstig uit het gebied). Daarnaast gaan er leerlingen uit het gebied naar VSO-scholen buiten het gebied (zie hoofdstuk 7). BRIN
00RT00 02SW00 14OT00 21IZ00
School
VSO De Sonnewijser VSO Bernadetteschool VSO Franciscusschool VSO De Vlinder2
Gemeente
Aantal leerlingen per 1 oktober 2013
Oss Oss Veghel Landerd
117 70 72 0
TOTAAL
259
1
Alle kengetallen zijn gebaseerd op informatie vanuit DUO. De Vlinder (Stichting De Maashorst) is een school voor SO. Leerlingen ouder dan veertien jaar, worden fictief toegerekend aan het VSO. 2
10
5.3 Verdeling leerlingen op het VO in de regio Hieronder staat een tabel met de ontwikkelingen van leerlingenaantallen en deelnamepercentages3 in de laatste jaren.
% Regionaal
% Landelijk
14.120
(100)
(100)
14.274
(100)
(100)
14.495
(100)
(100)
11.198
79,3
86,8
11.117
77,8
86,4
11.256
77,7
86,5
2.490
17,6
10,4
2.691
18,9
10,7
2.745
18,9
10,6
432
3,1
2,8
466
3,3
2,9
494
3,4
2,9
286
2,0
1,8
283
2,0
2,1
271
1,9
1,9
528
3,7
3,4
514
3,6
3,5
530
3,7
3,6
# Regionaal
# Regionaal
Rugzak cluster 3 en 4 Leerlingen uit de regio schoolgaand in VSO-cluster 3 en 4 (binnen en buiten de regio)
% Landelijk
LWOO PrO
% Regionaal
(zonder LWOO/PrO)
% Landelijk
Leerlingen schoolgaand in regulier VO in de regio Overig VO
% Regionaal
Aantallen leerlingen
1-10-2013
1-10-2012
# Regionaal
1-10-2011
3
Alle kengetallen zijn gebaseerd op informatie vanuit DUO. De deelnamepercentages zijn afgezet tegen het aantal leerlingen dat naar school gaat in het regulier VO in de regio.
11
6 Basisondersteuning op de reguliere VO-scholen 6.1 Basisondersteuning (Programma 1) In het Referentiekader van de sectorraden worden vier aspecten van de Basisondersteuning benoemd: De basiskwaliteit van de school, vastgesteld door de Inspectie. De kwaliteit van de ondersteuningsstructuur van de school. Planmatig werken op leerlingniveau. Preventieve en licht curatieve interventies (zoals protocollen dyscalculie en dyslexie, fysieke toegankelijkheid, curatieve ondersteuning in samenwerking met ketenpartners, onderwijsprogramma’s afgestemd op leerlingen met meer of minder dan gemiddelde intelligentie). Op basis van het Referentiekader van de sectorraden wordt de Basisondersteuning als volgt gedefinieerd: Basisondersteuning omvat planmatig uitgevoerde preventieve en licht curatieve interventies binnen de onderwijsondersteuningsstructuur van de school, onder regie en verantwoordelijkheid van de school, waar nodig met expertise van andere scholen, soms met de inzet van ketenpartners, zonder indicatiestelling. De scholen in het Samenwerkingsverband beschrijven in hun schoolondersteuningsprofiel (zie 6.3) hoe de Basisondersteuning eruit ziet. Afspraken over de Basisondersteuning worden gemaakt op het niveau van het SWV4. Hiermee wordt de grens tussen basis- en extra ondersteuning bepaald. Het Samenwerkingsverband ondersteunt de scholen in financieel opzicht niet bij het realiseren van Basisondersteuning. Onze interpretaties van de Basisondersteuning van het reguliere VO luiden vooralsnog als volgt: De algemene ondersteuning die gerealiseerd wordt door de scholen omvat (voornamelijk “zorgniveau 1”): Basispakket van algemene preventieve en licht curatieve ondersteuningsmaatregelen. Onderwijs afgestemd op individuele mogelijkheden. Onderwijs tegemoetkomend aan verschillen in onderwijsbehoefte. Veilig pedagogisch klimaat. Systematisch leerlingvolgsysteem/vroegtijdig signaleren. De specifieke ondersteuning die gerealiseerd wordt door de scholen omvat (voornamelijk “zorgniveau 2”): Schoolorganisatorische maatregelen en voorzieningen om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van leerlingen. Planmatig uitgevoerde interventies binnen de ondersteuningsstructuur. Systematische leerlingbespreking. Inzet zorgcoördinator. Consultatie van specifieke expertise. 4
Het algemene kader van de Basisondersteuning is in dit hoofdstuk beschreven. Het nader ontwikkelen van een eenduidig begrippenkader alsmede het ontwikkelen van gezamenlijke opvattingen over kwaliteitscriteria en monitoring van de basisondersteuning ziet het SWV als een opdracht voor de nabije toekomst (zie ook bijlage 4).
12
Leerling-, docent-, teambegeleiding met inzet van specifieke expertise.
6.2 Ontoereikendheid Basisondersteuning Als de ondersteuningsbehoefte de Basisondersteuning overstijgt en op school sprake is van handelingsverlegenheid of deze dreigt te ontstaan, dan kan de school samen met ouders een beroep doen op Extra Ondersteuning. Binnen de ondersteuningsstructuur van de school zijn een aantal stappen gezet alvorens Extra Ondersteuning bij het SWV kan worden aangevraagd. Deze stappen zijn: 1. Bespreking van de leerling in het Zorgadviesteam (ZAT). Het ZAT heeft de verantwoordelijkheid de leerlingen waarbij gedacht wordt aan extra ondersteuning te bespreken. Hierbij worden ook de ouders en de leerling zelf betrokken. 2. Het ZAT beoordeelt eerst of handelingsgericht is gewerkt, passend binnen de mogelijkheden van de school conform de Basisondersteuning. Indien na geboden inzet en evaluatie blijkt dat de leerling meer nodig heeft kan een beroep op het SWV worden gedaan. De visie en wensen van ouders en leerling worden meegenomen in dit traject. Voor consultatie of ondersteuning bij de aanvraag voor extra ondersteuning kan de school een beroep doen op de trajectbegeleiding van het SWV. Bekeken wordt of inzet vanuit Bureau Jeugdzorg nodig is. Dit alles wordt uitgewerkt in de hoofdstukken 7, 8, 9 en 10.
6.3 Schoolondersteuningsprofielen De scholen in de regio hebben in het schoolondersteuningsprofiel aangegeven in welke mate zij in hun Basisondersteuning over specifieke maatregelen en voorzieningen beschikken om tegemoet te komen aan de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen (zie ook 6.1). Daarbij is zowel aandacht voor de huidige situatie en voor de ambities die de scholen hebben in het versterken van de Basisondersteuning. Ook zijn de scholen bevraagd op de kwaliteit van hun Basisondersteuning. Ten aanzien van de didactische ontwikkeling van leerlingen is te zien dat vrijwel alle scholen een dyslexie- en een dyscalculiebeleid hebben en hier op het gebied van signalering, begeleiding en aanbod uitvoering aan geven. Op de meeste scholen wordt remedial teaching geboden. Sommige scholen hebben een eigen taal-spraakspecialist en/of een reken- en wiskundespecialist. De scholen waar de laagste niveaus van voortgezet onderwijs worden geboden beschikken allen over leerlijnen voor leerlingen met benedengemiddelde intelligentie. De scholen voor Praktijkonderwijs hebben daarnaast specifieke begeleiding voor leerlingen met een verstandelijke beperking. Leerlijnen voor leerlingen met een bovengemiddelde intelligentie zijn op de HAVO/VWO-locaties beschikbaar of daar hebben zij de ambitie om deze binnen twee jaar te ontwikkelen. Dit gaat met name over beleid en begeleiding op het gebied van hoogbegaafdheid. Op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen valt op dat alle scholen programma’s inzetten gericht op de sociale veiligheid en het voorkomen van gedragsproblemen. Op de meeste scholen zijn dergelijke programma’s behoorlijk goed ingebed en functioneren deze naar tevredenheid.
13
Over het algemeen worden gedragsproblemen tijdig gesignaleerd en beschikt de school over de mogelijkheden om deze te begeleiden. Veel scholen bieden daarnaast trainingen aan om sociale vaardigheden te versterken en/of faalangst te verminderen. Alle scholen betrekken schoolmaatschappelijk werk bij het bieden van ondersteuning aan de leerlingen en hebben afspraken over de curatieve ondersteuning die zij samen met ketenpartners bieden. Op vrijwel alle scholen kan daarbij een beroep worden gedaan op een gedragswetenschapper. Leerlingen met fysieke belemmeringen kunnen wat de toegankelijkheid en beschikbaarheid van hulpmiddelen betreft op bijna alle scholen terecht. De mate waarin begeleiding geboden wordt aan leerlingen met visuele, auditieve of motorische belemmeringen is zeer wisselend. Daarnaast hebben de scholen op zeer beperkte schaal behandeling van motorische problemen (motorische remedial teaching) en spraakproblemen (logopedie) in het pakket van de Basisondersteuning zitten. Verder heeft een gedeelte van de scholen een protocol voor medisch handelen en bij een enkele school is dit protocol in ontwikkeling. Overigens geven weinig scholen aan ambities te hebben in de ontwikkeling van voorzieningen voor leerlingen met enige vorm van fysieke belemmering. Waar het gaat over de ambities van de scholen in het versterken van de Basisondersteuning valt op dat de meeste scholen de komende jaren weinig plannen hebben in de ontwikkeling van maatregelen en voorzieningen. Er is een tendens om leerlijnen te ontwikkelen voor leerlingen met een bovengemiddelde intelligentie. Daarnaast zijn enkele scholen bezig met het verder uitwerken en implementeren van programma’s en methodieken gericht op sociale veiligheid en voorkoming van gedragsproblemen. De scholen zijn over het algemeen tevreden over de organisatie van de Basisondersteuning, vooral waar het gaat over de veiligheid voor leerlingen en de zorgcoördinatie. Veel scholen zijn zoekende in de wijze waarop zij nog beter kunnen gaan afstemmen op leerlingen door te differentiëren in onderwijstijd, instructie en verwerking. Het opstellen en aanpassen van groepsplannen op basis van toetsingsgegevens is dan ook een ontwikkelthema. Ouders worden vrijwel altijd geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind, maar daadwerkelijk educatief partnerschap, door bijvoorbeeld ouders te betrekken bij de warme overdracht en door hen als ervaringsdeskundigen in te zetten, gebeurt in veel minder gevallen. Het ZAT dient zelden als informatieloket voor ouders, hoewel dit ook lijkt samen te hangen met het systeem op veel scholen waarbij de mentor de spil is in de ondersteuning van leerlingen. Indien er specifieke ondersteuning nodig is voor leerlingen benoemt een aantal scholen de wens om de onderwijsondersteuningsarrangementen (verder) te concretiseren. Samenvattend voorzien de reguliere scholen in de regio in een passend aanbod van voorzieningen en maatregelen gericht op de didactische en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Binnen de Basisondersteuning zijn er op deze gebieden weinig plannen voor nadere ontwikkeling. Het aanbod voor leerlingen met fysieke belemmeringen varieert per school, maar ook hierop lijken weinig ontwikkelingen te verwachten. De kwaliteitskenmerken van de Basisondersteuning kennen ontwikkelthema’s op het gebied van planmatige en opbrengstgerichte afstemming op de leerling, ouderbetrokkenheid en concretisering van de onderwijsondersteuningsarrangementen.
14
7 Extra Ondersteuning – Vertrekpunt 7.1 Huidige vormen van lichte en zware Extra Ondersteuning In deze paragraaf vatten we informatie samen over de huidige deelname aan vormen van lichte en zware Extra Ondersteuning, onder meer de aantallen deelnemers en de kosten. Het overzicht is informatief bedoeld en doet geen uitspraken over de toekomstige uitgaven.
Type arrangement
Aantal deelnemers 5 (indicatie)
Kosten per leerling
Kosten totaal (indicatie)
Eigen RZB plaats (Bongerd)
74
€ 3.700
€ 272.000
Interne RZB
50
€ 1.400 (max.)
€ 70.000
Observatorium
11
€ 1.900 à € 2.300
€ 23.000
Rebound
24
€ 12.000
€ 286.000
LGF
267
€ 6.450 (regulier VO) € 4.850 (LWOO/PrO)
€ 1.595.000
Voorziening VWO/ASS
10
€ 11.000
€ 100.000
Herstart
10
€ 5.400 (16 weken)
€ 50.000
Op De Rails
12
€ 12.000 (40 weken)
€ 144.000
Nader te bepalen
€ 100.000
2.688
ong. € 4.000
€ 10.750.000
PrO
469
ong. € 4.000
€ 1.875.000
VSO
514
€ 9.054 tot € 20.052
€ 5.415.255
Team Onderzoek & Expertise LWOO
Nader te bepalen
7.2 Huidige situatie primair onderwijs In deze paragraaf presenteren wij in een tabel informatie over de deelname aan vormen van Extra Ondersteuning in het primair onderwijs. Deze informatie kan van betekenis zijn voor de planning van vormen van Extra Ondersteuning die ons Samenwerkingsverband de komende jaren zal moeten leveren.
5
Op teldatum 1-10-2012. Of het totale aantal in een schooljaar als het om korte trajecten gaat.
15
2,7
(Speciaal) basisonderwijs woonachtig in regio bao sbao Speciaal onderwijs
2,0
1,7
cluster 4 (cat 1) ZMLK (cat 1) LZ (cat 1) LG (cat 2) MG(cat 3) Rugzakken in (s)bao bao
sbao
cluster 4 (cat 1) ZMLK (cat 1) LZ (cat 1) LG (cat 2) MG(cat 3) cluster 4 (cat 1) ZMLK (cat 1) LZ (cat 1) LG (cat 2) MG(cat 3)
Cluster 1 en 2 leerlingen – schoolgaand in het (s)bao in het SWV cluster 1 cluster 2 Cluster 1 en 2 leerlingen – woonachtig in het SWV en schoolgaand in het SO cluster 1 cluster 2
1,1
1,0
# Regionaal
% Landelijk
% Regionaal
# Regionaal
21.716
21.739
21.110
679
3,0
2,6
606
22.491
21.752
21.819
21.152
672
600
449
2,0
1,7
466
255
277
116
103
7
6
19
22
52
58
252
1,1
1,0
243
161
153
11
11
25
21
30
27
3
3
13
16
5
8
2
1
1
1
1
2
117
115
20
20
97
95
157
157
6
7
151
150
% Landelijk
3,1
22.418
% Regionaal
(Speciaal) basisonderwijs bao sbao
1-10-2013
1-10-2012 % Landelijk
% Regionaal
Aantallen leerlingen
# Regionaal
1-10-2011
2,8
2,5
2,2
1,6
1,1
1,0
16
Ten tijde van het schrijven van het ondersteuningsplan (zomer/najaar 2013) blijkt uit de cijfers uit het primair onderwijs onder meer het volgende (op basis van gegevens van 2011 en 2012): In het PO heeft 6,15% van de leerlingen in de regio een geïndiceerde vorm van Extra Ondersteuning (LGF, SBAO, SO). (Vgl. VO: 27,6%; LGF, LWOO, PrO, VSO). De deelname aan het speciaal basisonderwijs ligt ongeveer 15% boven het landelijk gemiddelde en is licht dalend. Het aantal rugzakken ligt ongeveer 15% boven het landelijk gemiddelde en is licht stijgend. De deelname aan het speciaal onderwijs ligt bijna 20% boven het landelijk gemiddelde en is stabiel. Er gaan 449 leerlingen in het PO naar het SO (op een totaal aantal van 22.000; 2%). (In het VO is dit 514 op 14.277; 3,6%). Om ervoor te zorgen dat voor de komende jaren de voorzieningen binnen dit Samenwerkingsverband aan de vraag kunnen blijven voldoen en/of er andere voorzieningen zullen moeten worden ingericht dan wel de huidige aangepast, is het noodzakelijk dat regelmatig structureel overleg met het SWV-PO plaatsvindt. Hiervoor wordt ieder nieuw schooljaar de frequentie en een agenda vastgesteld. Dit zowel op bestuurlijk niveau als op het terrein van de zorgcoördinatoren.
7.3 Huidige situatie Voortgezet Speciaal Onderwijs Deelnamepercentages
cluster 4 (€ 2.154.916) ZMLK (€ 1.720.311) LZ (€ 90.543) Ondersteuningscategorie 2 (€ 16.198 per ll.)
LG (€ 306.522) Ondersteuningscategorie 3 (€ 20.129 per ll.)
MG (€ 1.142.963) TOTAAL (€ 5.645.856)
% Landelijk
% Regionaal
% Landelijk
448
% Regionaal
(€ 9.094 per ll.)
1-10-2013
% Landelijk
Ondersteuningscategorie 1
1-10-2012
% Regionaal
1-10-2011
Aantal VSO-leerlingen woonachtig in de regio
84,5
87,9
85,2
88,0
84,5
87,6
260
46,3
49,1
179
37,0
33,8
9
1,9
1,7
20
3,6
3,2
20 62 62
3,7
3,1
3,7 11,9
8,8
11,1 11,1
3,8
3,1
3,8 8,8
11,7
9,4
11,7
530
17
Deze 530 leerlingen zijn schoolgaand op 24 verschillende scholen voor VSO, binnen en buiten de regio (zie onderstaande tabel). School De Sonnewijser De Sonnewijser VSO School Werkenrode P.I.-school Hondsberg Emiliusschool Herman Broerenschool De Kom Sch vo SO VSO ZMLK Klimop School voor BLO Mytylschool Gabriël Bernadetteschool St Tarcisiusschool De Korenaer De Korenaer De Korenaer Michaelschool De Berkenschutse Altra College Bascule AMC Franciscusschool Kristallis Mytylschool RK SG De Rietlanden De Zwengel De Zwengel De Zwengel
Plaats
Cat 1
Oss Tiel Groesbeek Oisterwijk Son en Breugel Rosmalen Druten ‘s-Hertogenbosch ’s-Hertogenbosch Oss Nijmegen Eindhoven Stevensbeek Helmond Boxtel Heeze Amsterdam Veghel Nijmegen Eindhoven ’s-Hertogenbosch Vught Veldhoven Helmond
71 2 3 1
TOTAAL
Cat 2
13
10 80 2 53 8 2 14 1 9 22 1 36 62
1
Cat 3
5 4 12 3 1 7 14
16 6
20 48 1 2 448
20
62
Eindtotaal 71 2 21 1 4 22 3 81 10 67 8 2 14 1 9 22 1 52 62 6 20 48 1 2 530
Op teldatum 1-10-2011 ging het om 528 leerlingen; € 5,6 miljoen. Op die teldatum was het aantal Cluster 4-leerlingen 224. Het totaal aantal VSO-leerlingen is min of meer stabiel gebleven. Het aantal Cluster 4-leerlingen daarentegen gestegen. Opvallend is verder dat de verdeling van de VSO-leerlingen over de drie categorieën afwijkt van het landelijk gemiddelde. De twee “dure” categorieën zijn oververtegenwoordigd. De Werkgroep Financiën heeft zich afgevraagd hoe de regionale afwijking van het landelijk gemiddelde verklaard kan worden. Vermoed wordt dat dit historisch gegroeid is, als gevolg van het feit dat de Bernadetteschool (Oss), de Franciscusschool (Veghel) en de Herman Broerenschool (Rosmalen) binnen (of nabij) ons SWV gevestigd zijn. De werkgroep verwacht niet dat de deelname aan het speciaal onderwijs (type MG) door beleidswijzigingen sterk beïnvloed kan worden.
18
7.4
Nadere informatie over LWOO en PrO
In het schooljaar 2015-2016 wordt het Samenwerkingsverband ook verantwoordelijk voor de toelating tot en bekostiging van LWOO en PrO. Het Samenwerkingsverband krijgt hiervoor een budget dat gebaseerd is op het deelnamepercentage LWOO en het deelnamepercentage PrO binnen het eigen SWV op 1 oktober 2012. Er vindt vooralsnog geen verevening van middelen plaats over het land. Hierover wordt in 2016 nader besloten. In ons SWV ligt de deelname aan LWOO ruim 80%(!) hoger dan het landelijk gemiddelde. De deelname aan het Praktijkonderwijs ligt zo’n 15% boven het landelijk gemiddelde (zie paragraaf 5.3). Van teldatum 2011 naar 2012 is de deelname aan LWOO gestegen van 2.490 naar 2.688 leerlingen (stijging 8%) en PrO van 432 naar 469 (stijging 9%). Omdat de middelen (vooralsnog) niet verevend worden, heeft de hoge deelname vooralsnog geen financiële consequenties. Mochten deze middelen ooit wel (volledig) worden verevend, ontstaat een groot financieel nadeel. Dit kan oplopen tot ruim € 5 miljoen op jaarbasis.
7.5 Specifieke uitgangspunten bij het aanvragen van Extra Ondersteuning In hoofdstuk drie zijn de algemene uitgangspunten van het Samenwerkingsverband gepresenteerd. Hieraan worden nu de specifieke uitgangspunten toegevoegd die gelden bij het aanvragen van Extra Ondersteuning. Aanvragen op basis van een ontwikkelingsperspectief De school schetst een beeld van de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling. Dit gebeurt via het opstellen van een ontwikkelingsperspectief waarin de bevorderende en de belemmerende factoren van het kind en zijn omgeving worden genoemd. Beschreven wordt welke interventies zijn gepleegd om de onderwijsbelemmeringen en de gebleken handelingsverlegenheid te verminderen (verantwoording van handelingsgericht werken). Door het beschrijven van de wensen en verwachtingen ten aanzien van de gevraagde ondersteuning kan opbrengstgericht worden gearrangeerd. Aangegeven wordt welk specifiek arrangement de school denkt nodig te hebben om het geformuleerde uitstroomperspectief te kunnen realiseren. AMvB in relatie tot artikel 26 Wet VO: Het opstellen van het ontwikkelingsperspectief is verplicht voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben (en niet voor leerlingen die ondersteuning vanuit de Basisondersteuning ontvangen). Het ontwikkelingsperspectief moet bevatten: de te verwachten uitstroombestemming en een onderbouwing hiervan, met tenminste de belemmerende en bevorderende kind- en omgevingsfactoren die van invloed zijn op het onderwijs aan de leerling. Verder de te bieden ondersteuning en begeleiding en de afwijkingen van het onderwijsprogramma. Efficiënt en eenduidig arrangeren School en ouders vragen gezamenlijk de ondersteuning aan door middel van één document, ondertekend door school, ouders en leerling. Dit voorkomt zoveel mogelijk het herhaald opvragen van dezelfde informatie en documenten. 19
Dit aanvraagformulier is een groeidocument met relevante onderzoeks- en/of begeleidingsrapportages als bijlagen. Dit betekent dat het groeidocument als het ware ‘meegroeit’ met de ‘ondersteuningsgeschiedenis’ van de leerling tijdens de loopbaan in het voortgezet onderwijs. Planmatig en transparant arrangeren Het aanvragen van extra ondersteuning verloopt volgens een bepaald protocol van handelingen en beslissingen. Zie hoofdstuk 8. Arrangeren op maat Er wordt een match gemaakt tussen de ondersteuningsbehoefte van de leerling en de schoolvoorziening met haar schoolondersteuningsprofiel. Er zijn bestaande arrangementen, maar het is ook mogelijk een nieuw arrangement op maat te maken. Diverse arrangementen en combinaties zijn mogelijk, bijvoorbeeld vormen van symbiose. AMvB in relatie tot de Wet Passend Onderwijs: er komen meer mogelijkheden om maatwerkarrangementen met symbiose af te spreken. Symbiose houdt in dat een leerling die ingeschreven staat op het VSO gedeeltelijk onderwijs volgt in het reguliere VO. Hiertoe moeten de scholen onderling een symbioseovereenkomst afsluiten. Afspraken in dit kader op leerlingniveau worden opgenomen in het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Trajectbegeleiding Trajectbegeleiding wordt door het Samenwerkingsverband ingezet om scholen te ondersteunen bij het vinden en op maat maken van een passend onderwijsarrangement voor de leerling. Evaluatie en monitoring De effecten van de ingezette extra ondersteuning worden geëvalueerd. Bij alle extra ondersteuning wordt een evaluatie van het effect van de geboden inzet van het arrangement gevraagd. Deze gegevens worden door het Samenwerkingsverband voor de monitor gebruikt, zowel op leerling-, als schoolniveau. Het SWV signaleert of het onderwijsaanbod dekkend en toereikend is. Het toezicht van de inspectie op het SWV (concept) is risicogericht. De jaarlijkse risicobepaling vindt plaats aan de hand van zes parameters, waaronder het aantal thuiszitters. Voor de beoordeling van de kwaliteit van het SWV is het nodig te weten of het SWV tijdig en effectief passende ondersteuningsvoorzieningen voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben realiseert en of de bestuurlijke en organisatorische inrichting van het SWV doelmatig is. Middels systematische zelfevaluatie dient de verdeling van ondersteuningsmiddelen getoetst te worden aan de gestelde doelen en normen van het SWV. Het SWV onderhoudt per leerling een actueel overzicht van alle gerealiseerde termijnen in de toewijzings- en plaatsingsprocedure.
20
8 Extra Ondersteuning – Licht In deze paragraaf wordt beschreven hoe Extra Ondersteuning – Licht met ingang van 1 augustus 2014 vorm krijgt.
8.1 Arrangeren op maat Bij het toekennen van Extra Ondersteuning worden indicatiecriteria verlegd van achterstanden en stoornissen naar de ondersteuningsbehoefte van de leerling in de onderwijssituatie. Zo zijn de huidige landelijke indicatiecriteria LGF niet meer leidend, maar de inhoud en intensiteit van de benodigde ondersteuningsbehoefte van de leerling in relatie tot het ontwikkelingsperspectief. De arrangementen die beschikbaar zijn in het kader van de Extra Ondersteuning – Licht worden onderscheiden in interne en externe arrangementen (zie bijlage 1 voor een gedetailleerde uitwerking). Intern, binnen de reguliere school Extern, buiten de school van inschrijving/tussenvoorzieningen (OPDC nieuwe stijl8)
Extra ondersteuning in het VMBO/HAVO/VWO LWOO6 Praktijkonderwijs7 Extra Ondersteuning in de vorm van plaatsing zorglocatie Extra Ondersteuning ASS voorziening HAVO/VWO Extra Ondersteuning in de vorm van tijdelijke plaatsing binnen een observatorium Rebound Op De rails Herstart
Team Onderzoek & Expertise (onderdeel van OPDC Den Bongerd) kan zowel door scholen gevraagd worden om ondersteuning te bieden binnen de basisondersteuning (preventief handelen), als in de Extra Ondersteuning, waar inzet van Team Onderzoek & Expertise onderdeel kan zijn van een onderwijsarrangement. Het Team Onderzoek & Expertise is door het Hooghuis gevormd voor eigen rekening en risico. Het SWV draagt € 100.000 bij, verder zijn de inkomsten afkomstig van scholen die hier betaalde dienstverlening afnemen. Zij bekostigen dit uit het budget dat zij ontvangen in het kader van Programma 2A (in 2014-2015 zeer beperkt budget). Extra Ondersteuning is maatwerk: om te voldoen aan de extra ondersteuningsbehoefte van een leerling wordt een arrangement op maat ingericht.
6
LWOO en PrO worden in het schooljaar 2015-2016 geïntegreerd in Passend Onderwijs (zie paragraaf 7.4) LWOO en PrO worden in het schooljaar 2015-2016 geïntegreerd in Passend Onderwijs (zie paragraaf 7.4) 8 De overheid vat alle externe voorzieningen voor extra ondersteuning licht samen onder de noemer OPDC nieuwe stijl (zie ook uitgave: OPDC nieuwe stijl en vergelijkbare arrangementen van het NJI) 7
21
8.2 Interne arrangementen (Programma 2) In onderstaande paragrafen worden de drie beschikbare vormen van interne arrangementen kort getypeerd. In bijlage 1 is een uitvoerige typering opgenomen. Het bieden van lichte extra ondersteuning in de vorm van interne arrangementen is Programma 2 van het Samenwerkingsverband. Binnen Programma 2 worden drie subprogramma’s onderscheiden: Subprogramma
Begroot bedrag
2A. Extra ondersteuning in VMBO/HAVO/VWO
€ 2.100.000
2B. LWOO 2C. Praktijkonderwijs
€ 10.752.000 € 1.876.000
Opmerkingen Is voorbeeldbedrag 20162017. Onder verantwoordelijkheid SWV ingaande 1-8-2015.
8.2.1 Extra ondersteuning in het VMBO/HAVO/VWO (Programma 2A) Korte typering: Specifieke ondersteuning binnen regulier onderwijs voor individuele leerlingen of geclusterd voor een groep leerlingen met dezelfde onderwijsondersteuningsbehoefte. Het ondersteuningsaanbod is gericht op het vergroten van de onderwijsmogelijkheden en verminderen van de onderwijsbelemmeringen. Dit programma komt onder meer in de plaats van het huidige systeem van rugzakken én de Interne RZB van ons SWV. Capaciteit en budget9 (dalend in verband met krimp en negatieve verevening): Periode
Aantal leerlingen
Budget
2014-2015
450 leerlingen
€ 60.000
2015-2016
445 leerlingen
€ 1.200.000
2016-2017 2020-2021
440 leerlingen 420 leerlingen
€ 2.100.000 € 1.500.000
Opmerkingen Gering budget. Wél beschikbaar zijn: € 730.000 in overgangsmaatregel LGF (7B) en ambulante begeleiding nog beschikbaar vanuit VSO. Daarnaast nog beschikbaar: ambulante begeleiding nog vanuit VSO.
Scholen doen bij de Commissie van Advies hun handelingsgerichte verzoeken voor budgetten om interne arrangementen te realiseren. Het bedrag kan van verzoek tot verzoek verschillen. De Commissie oordeelt over de redelijkheid van het bedrag, bewaakt dat het totaal beschikbare bedrag niet overschreden wordt (budgetplafond!) en scholen en leerlingen onder gelijke omstandigheden gelijk behandeld worden.
9
In dit budget ook begroot de huidige uitgaven voor Team Onderzoek & Expertise (€ 100.000).
22
8.2.2 LWOO (Programma 2B) Korte typering: VMBO-leerlingen met leerachterstanden die voldoende capaciteiten hebben om het diploma te behalen, maar extra ondersteuning nodig hebben, te begeleiden tot aan diplomering. Capaciteit en budget: Periode
Aantal leerlingen
Budget
2.688 leerlingen
€ 10.752.000
Opmerkingen In de meerjarenbegroting ongewijzigd begroot in afwachting van nadere informatie over integratie LWOO en PrO in passend onderwijs.
8.2.3 Praktijkonderwijs (Programma 2C) Korte typering: Kleinschalig onderwijs, met intensieve en individuele begeleiding, in kleine groepen, gericht op praktische vaardigheden. Een structurele geïntegreerde begeleiding naar arbeidstoeleiding. Capaciteit en budget: Periode
Aantal leerlingen 469 leerlingen
8.2.4
Budget € 1.876.000
Opmerkingen In de meerjarenbegroting ongewijzigd begroot in afwachting van nadere informatie over integratie LWOO en PrO in passend onderwijs.
Samenvatting Programma 2
Doelstelling Het bieden van Extra Ondersteuning binnen de school van inschrijving.
Beoogd resultaat Het succesvol vervolgen van de schoolloopbaan.
Activiteiten - Extra ondersteuning in VMBO/HAVO/VWO - LWOO - Praktijkonderwijs Benodigde formatie Geen, op niveau SWV
Wijze van monitoring Zie uitwerkingsdocument
Risicoanalyse - bezuiniging op RZB per 1-8-2014, waardoor bekostiging van een deel van de bestaande activiteiten wegvalt - te laag niveau Basisondersteuning, waardoor te snel een beroep gedaan wordt op extra ondersteuning
23
- vraag overtreft budget - daling vraag verloopt langzamer dan daling budget in verband met verevening - mogelijke verevening van LWOO/PrO op middellange termijn Budgethouder(s) Voorzitter Commissie van Advies. Budgetten zijn taakstellend.
Beschikbaar budget Zie paragraaf 8.2 (optelsom 2a, 2b en 2c: 14.728.000 euro)
De wijze van toekenning van alle vormen van Extra Ondersteuning komt in hoofdstuk 10 aan de orde.
8.3 Externe arrangementen (Programma 3) Het bieden van Extra Ondersteuning – Licht in de vorm van externe arrangementen is Programma 3 van het Samenwerkingsverband. In de onderstaande paragrafen worden de (nu) zes beschikbare vormen van externe arrangementen kort getypeerd. In bijlage 1 is een uitvoerige typering opgenomen. Dit plan gaat er vooralsnog van uit dat onderstaande zes externe arrangementen ook na 1 augustus 2014 in dezelfde aard en omvang beschikbaar zullen worden gesteld zoals dat nu het geval is (continuering huidige situatie), met uitzondering van de interne RZB. Binnen Programma 3 worden zes subprogramma’s onderscheiden, namelijk: Begroot bedrag10
Opmerkingen
3A. Plaatsing zorglocatie 3B. ASS voorziening HAVO/VWO
€ 272.000 € 100.000
74 leerlingen 10 leerlingen
3C. Tijdelijke plaatsing observatorium 3D. Rebound 3E. Op De Rails 3F. Herstart
€ 23.000 € 286.000 € 144.000 € 50.000 875.000
11 leerlingen 24 plaatsen 12 plaatsen 10 plaatsen
Subprogramma
TOTAAL
Scholen doen bij de Commissie van Advies hun handelingsgerichte verzoeken voor budgetten om externe arrangementen te realiseren. In principe worden externe arrangementen toegekend indien interne arrangementen ontoereikend zijn. De Commissie bewaakt dat het totaal beschikbare bedrag niet overschreden wordt (budgetplafond!) en scholen en leerlingen onder gelijke omstandigheden gelijk behandeld worden.
8.3.1 Plaatsing zorglocatie (Programma 3A) Korte typering: Onderwijsvoorziening met schakelfunctie voor VMBO-leerlingen. Leerlingen worden op basis van hun ontwikkeling en vorderingen na het eerste of tweede schooljaar teruggeschakeld naar de school van inschrijving. Het bieden van onderwijs aan leerlingen die in verband met structurele, complexe en/of gestapelde problematiek zijn aangewezen op een tijdelijke, specifieke en kleinschalige setting.
10
Nadere specificatie zie paragraaf 7.1.
24
Capaciteit en budget: Zie schema onder 8.3.
8.3.2 ASS voorziening HAVO/VWO (Programma 3B) Korte typering: Voor HAVO/VWO-leerlingen die onvoldoende ontwikkeling laten zien in het VO. Zij hebben meer of specifieke ondersteuningsbehoefte op het gebied van structuur. Leerlingen worden op basis van hun ontwikkeling en vorderingen na het eerste of tweede leerjaar teruggeschakeld naar de school van inschrijving. Het bieden van onderwijs aan leerlingen van het Samenwerkingsverband die in verband met structurele, complexe en/of gestapelde problematiek zijn aangewezen op een tijdelijke specifieke en kleinschalige setting. De huidige ASS-populatie zal worden verbreed tot de doelgroep, zoals omschreven in bijlage 1 onder E. Capaciteit en budget: Zie schema onder 8.3.
8.3.3 Tijdelijke plaatsing binnen een observatorium (programma 3C) Korte typering: Kortdurende tijdelijke plaatsing ter observatie van leerlingen met escalerende problematiek, waarbij de achtergronden nog onvoldoende duidelijk zijn. Capaciteit en budget: Zie schema onder 8.3.
8.3.4 Rebound (Programma 3D) Korte typering: Tijdelijke ontlasting van de school van gedragsmoeilijke leerlingen, die het veilig schoolklimaat (dreigen te) schenden en voor wie de begeleidingsmogelijkheden in en om de school op dat moment ontoereikend zijn. Ondersteuning van de school bij terugkeer naar de eigen school of een andere vorm van onderwijs. Capaciteit en budget: Zie schema onder 8.3.
8.3.5 Op De Rails (Programma 3E) Korte typering: Crisisopvang van leerlingen uit het regulier Voortgezet Onderwijs met ernstige gedragsproblemen, die zijn aangewezen op een individueel ondersteuningstraject, met als doel continuering van de schoolloopbaan in het regulier onderwijs. Als dit niet mogelijk is, wordt gezocht naar een andere passende onderwijsplek. Capaciteit en budget:
25
Zie schema onder 8.3.
8.3.6 Herstart (Programma 3F) Korte typering: Voorziening van leerplichtige leerlingen (15 t/m 18 jaar) die om diverse redenen langdurig thuis zitten. Doel is het weer laten wennen aan school en het vinden van een passende onderwijsplek, regulier of speciaal. Capaciteit en budget: Zie schema onder 8.3.
8.3.7
Samenvatting Programma 3
Doelstelling Zie uitwerkingsdocument
Beoogd resultaat Zie uitwerkingsdocument
Activiteiten Zie uitwerkingsdocument Benodigde formatie Zie uitwerkingsdocument
Wijze van monitoring Zie uitwerkingsdocument
Risicoanalyse - bezuiniging op RZB per 1-8-2014, waardoor bekostiging voor een deel van de bestaande activiteiten wegvalt - te laag niveau Basisondersteuning, waardoor te snel een beroep wordt gedaan op extra ondersteuning - vraag overtreft budget - daling vraag verloopt langzamer dan daling budget in verband met verevening - voorzieningen als De Bongerd worden per leerling bekostigd (geen vaste voet of iets dergelijks); continuïteit exploitatie is risico Budgethouder(s) Commissie van Advies
Beschikbaar budget € 875.000
Het toekennen van alle vormen van Extra Ondersteuning komt in hoofdstuk 10 aan de orde.
26
9 Extra Ondersteuning – Zwaar Voor een kleine groep leerlingen biedt ook de in allerlei vormen beschikbare Extra Ondersteuning – Licht onvoldoende soelaas. Voor hen is een (tijdelijke) schoolloopbaan in het VSO de beste oplossing.
9.1 Naar school in het VSO (Programma 5) Dit is Programma 5 in dit Ondersteuningsplan en betreft de Extra Ondersteuning – Zwaar (VSO). Zware Extra Ondersteuning betreft leerlingen die schoolgaand zijn in het : VSO voor leerlingen die vanwege gedrags- en/of psychiatrische problemen een onderwijsbeperking hebben; VSO voor leerlingen met een verstandelijke beperking, ernstige ontwikkelings- en/of gedragsproblemen; VSO voor lichamelijk beperkte leerlingen, langdurig zieke kinderen en meervoudig beperkte leerlingen. Binnen Programma 5 worden onderscheiden: Programma 5A (leerlingen op teldatum in het VSO) Programma 5B (tussentijdse groei VSO) Ontwikkeling en prognose deelname VSO (ambitie) In de regio woonden op 1 oktober 2012 514 leerlingen die (ergens in het land) een school voor VSO bezoeken. Een onderdeel van het nieuwe stelsel passend onderwijs is dat het SWV verplicht mee gaat betalen aan de bekostiging van leerlingen schoolgaand in het VSO, woonachtig in de eigen regio. Bij het betalen van Ondersteuningsbekostiging gelden drie prijzen: € 9.054, € 16.133 en € 20.052. Uitgaande van de teldatum 1-10-2012 zou het gaan om een bedrag van € 5.415.255 (zie tabel paragraaf 7.1.). In de meerjarenbegroting is de daling van 514 leerlingen op 1 oktober 2012 naar ongeveer 460 leerlingen op 1 oktober 2021 verwerkt. Ook is, analoog aan de daling van het totaal aantal leerlingen in de regio, gerekend met een daling van de VSO-deelname van een 0,5% per jaar in de periode 2013-2018. Hiermee komt het aantal VSO-leerlingen op 1 oktober 2021 op 448. Programma 5A wordt in de meerjarenbegroting zichtbaar onder de verplichte uitgaven op de regel Programma 5A: Afdracht VSO (teldatum, via DUO). Programma 5B betreft de tussentijdse groei van het VSO. Dit wordt in de meerjarenbegroting zichtbaar op de regel Programma 5B: Extra afdracht VSO op basis van peildatum; tussentijdse groei. Vooralsnog begroot op ongeveer € 100.000 (inclusief over te dragen basisbekostiging € 165.595).
27
9.2 Samenvatting programma 5A en 5B Doelstelling Bekostiging van door het SWV naar het VSO verwezen leerlingen.
Beoogd resultaat Zie uitwerkingsdocument
Activiteiten Zie uitwerkingsdocument Benodigde formatie Geen, op niveau SWV.
Wijze van monitoring Zie uitwerkingsdocument
Risicoanalyse - ambitieuze daling VSO-leerlingen wordt niet gerealiseerd - er is wel sprake van groei op peildatum, terwijl hier geen budget voor gereserveerd is Budgethouder(s) Commissie van Advies
Beschikbaar budget Programma 5A (bekostiging VSO via DUO): € 5,3 miljoen in 2015-2016 en Programma 5B (bekostiging tussentijdse groei VSO): € 165.595.
28
10 Toekenning Extra Ondersteuning Het toekennen van Extra Ondersteuning is Programma 4 in dit Ondersteuningsplan. Het Programma heeft betrekking op het arrangeren van de Extra Ondersteuning – Licht (In- en externe arrangementen) en het indiceren voor de Extra Ondersteuning – Zwaar (VSO).
10.1 Arrangeren van Extra Ondersteuning Alles wat niet onder Basisondersteuning valt is Extra Ondersteuning en vereist daarmee een ontwikkelingsperspectief en op overeenstemming gericht overleg met ouders. De ondersteuning wordt op maat, dat wil zeggen op de ondersteuningsbehoefte van de leerling, gearrangeerd. Zie hieronder het beslisschema (gebaseerd op Van Beekveld & Terpstra) dat gebruikt kan worden om tot het juiste arrangement te komen als een leerling Extra Ondersteuning nodig heeft. Het schema start in het het blok linksonder, waarbij bij iedere stap de vraag gesteld wordt: hoe effectief en efficiënt is deze optie?
Afbeelding 2 Schema Extra Ondersteuning
29
Jeugdzorg Bij het arrangeren van Extra Ondersteuning wordt ook gekeken of er behoefte is aan ondersteuning vanuit Jeugdzorg. De afstemming tussen Passend Onderwijs en Jeugdzorg is onderwerp van gesprek op de samenwerkingsagenda OOGO met gemeenten en wordt opgenomen in het ondersteuningsplan van het Samenwerkingsverband. Toezicht Inspectie op het SWV (concept): het SWV stemt goed af met Jeugdzorg en WMO-zorg om tot een geïntegreerde aanpak van zorg en onderwijs te komen, met als doel verbetering van het onderwijsaanbod.
Trajectbegeleiding Trajectbegeleiding vindt plaats in de vorm van consultatie en/of advies bij casuïstiek. Daarnaast is het geven van voorlichting over arrangementen en aanvraagprocedures onderdeel van de trajectbegeleiding. Het Zorgadviesteam (ZAT) van een school kan al in een vroegtijdig stadium een beroep doen op trajectbegeleiding. Trajectbegeleiding begeeft zich op het raakvlak van Basisondersteuning en extra ondersteuning en kan een bijdrage leveren aan preventief handelen. Dit door te adviseren welke interventies een school zelf nog kan inzetten en welke betrokkenen daar aan zouden kunnen bijdragen. In geval dat duidelijk is dat er beroep gedaan moet worden op Extra Ondersteuning is het mogelijk trajectbegeleiding te consulteren om tot een passend arrangement te komen; om te ondersteunen bij het op maat maken van een arrangement. In deze situaties wordt ook verkend of een andere VOschool de leerling (binnen de Basisondersteuning) de benodigde ondersteuning kan bieden (zie Schema Extra Ondersteuning). Aanvraag ZAT Op een gegeven moment kan het ZAT constateren dat basisondersteuning onvoldoende is om aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling te kunnen voldoen. Bij het SWV kan een aanvraag voor extra ondersteuning worden gedaan. De zorgcoördinator van de school, als vertegenwoordiger van het ZAT, is verantwoordelijk voor de aanvraag voor en de coördinatie rondom de extra ondersteuning bij het SWV. Zoals hiervoor is beschreven kan trajectbegeleiding ondersteuning bieden bij deze aanvraag. Het SWV stelt een Commissie van Advies in. Deze commissie beoordeelt de aanvragen voor extra ondersteuning en formuleert een advies, waarna het SWV de toewijzing realiseert.
Toezicht Inspectie op het SWV (concept): het SWV realiseert de toewijzing van extra ondersteuning tijdig en effectief. De procedures en termijnen voor de extra ondersteuning zijn eenduidig vastgesteld. Het aanbod is geoperationaliseerd en vertaald in financiële standaarden.
30
10.2 Commissie van Advies Commissie van Advies De Commissie van Advies heeft de taak het SWV te adviseren ten aanzien van: extra ondersteuning.; toelaatbaarheid tot het VSO met aanduiding van de categorie 1, 2 of 3. Voorgesteld wordt de Commissie van Advies samen te stellen met de volgende personen: twee GZ-psychologen/orthopedagoog-generalisten (of specialisten met een vergelijkbaar opleidings-/competentieniveau); deskundige. De commissie wordt ondersteund door een Trajectbegeleider en een ambtelijk secretaris. Deze zijn geen lid van de commissie. GZ-psychologen/orthopedagogen Deze specialisten beschikken naast specialistische expertise op casusniveau over een gedegen kennis van alle mogelijkheden van het regulier onderwijs, de tussenvoorzieningen en het voortgezet speciaal onderwijs in de regio. Zij hebben een onafhankelijk positie ten opzichte van de scholen. Om te kunnen overleggen bij meer complexe dossiers (en wellicht ook om de benodigde expertise te bezitten en het aantal aanvragen te kunnen verwerken) zijn er tenminste twee GZpsychologen/orthopedagoog-generalisten. Zij vormen de kern van de Commissie van Advies. Waar mogelijk verwerken zij zelfstandig een aanvraag voor extra ondersteuning. Dit zowel vanuit het oogpunt van efficiëntie, als ook om snel te kunnen handelen. Deskundige Bij een aanvraag voor Extra Ondersteuning in het VSO wordt een specifieke deskundige ingeroepen door de Commissie van Advies. De deskundige geeft een inhoudelijke afweging of aan de onderwijsbehoefte van de leerling het best tegemoet kan worden gekomen op een VSO-school. Het advies van een deskundige is verplicht voor VSO aanvragen, maar is ook van belang voor die aanvragen, waar de Commissie van Advies aanvullende expertise ten aanzien van de specifieke problematiek van de leerling noodzakelijk vindt. AMvB in relatie tot artikel 17a Wet VO: het SWV moet zich laten adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen voor het VSO door een orthopedagoog en een tweede deskundige, afhankelijk van de ondersteuningsvraag van de leerling, een kinder- of jeugdpsycholoog, pedagoog, maatschappelijk werker, arts of kinderpsychiater. Een orthopedagoog beschikt over een brede deskundigheid ten aanzien van kinderen met een mentale en/of fysieke beperking en kinderen die zich in een problematische leer- of opvoedingssituatie bevinden.
31
De Commissie van Advies wordt ondersteund door: Ambtelijk secretaris Deze bereidt de dossiers voor ten behoeve van de Commissie van Advies. Dit vereist een inhoudelijke deskundigheid. De in te zetten WTF is afhankelijk van de verwachten hoeveelheid dossiers. Administratieve ondersteuning Deze verzorgt administratieve taken met betrekking tot brieven, termijnbewaking, doorlooptijd en monitoring. Werkwijze De werkwijze van de Commissie van Advies wordt uitgewerkt in een protocol. Dit is gebaseerd op onderstaande elementen. Er worden transparante en efficiënte procedures gevolgd om tot besluitvorming te komen. De Commissie van Advies beoordeelt enerzijds het doorlopen proces: heeft de school de juiste stappen gezet, zijn ouders er goed bij betrokken enzovoort. Anderzijds is er de inhoudelijke beoordeling ten aanzien van de benodigde onderwijsondersteuning en het daarbij best passende onderwijsarrangement. Een aanvraag wordt op korte termijn behandeld, uiterlijk binnen zes weken ligt er een advies (de termijn start zodra het dossier compleet is). Door de ambtelijk secretaris vindt bij binnenkomst van het dossier een check op volledigheid plaats. Zo nodig wordt extra informatie opgevraagd. Een belangrijke voorwaarde om als Commissie van Advies vlot en efficiënt te kunnen werken is dat scholen dossiers tijdig én compleet aanleveren. De ambtelijk secretaris bestudeert de dossiers en stelt een preadvies op. Indien trajectbegeleiding betrokken is geweest, vindt inhoudelijke afstemming plaats. De Commissie van Advies hanteert bij de beoordeling van de aanvragen een flexibele bezetting om efficiënt te kunnen werken. De Commissie van Advies kan de volgende adviezen geven: o Positief: met aanduiding van de omvang en termijn van de extra ondersteuning. o Negatief: het besluit wordt onderbouwd en een richtinggevend advies wordt gegeven. o Afwijkend: een ander advies dan werd gevraagd, met onderbouwing. Tijdsinvestering per dossier Een inschatting van de tijdsinvestering per dossier is nu nog niet te geven. De Commissie van Indicatiestelling (CvI) van REC Balein heeft een gemiddelde totale tijdsinvestering van 3 uur per dossier. Dit is inclusief de inzet van administratieve ondersteuning, ambtelijk secretaris en CvI-leden met alle taken van informatievoorziening tot monitoring. Door efficiënte dossiervorming wordt verwacht dat dit voor de Commissie van Advies minder zijn.
10.3 Dossiervorming Om als SWV een passend arrangement voor de leerling te kunnen toekennen, stelt de school een dossier samen. Dit dossier bevat een zo beperkt mogelijk aantal documenten; waar mogelijk zijn dit documenten die eveneens door school gebruikt worden bij de begeleiding van de leerling.
32
Het dossier bevat de volgende informatie: Aanmeldformulier van school en ouders samen, met beschrijving van de al ingezette interventies en ondersteuning en het effect daarvan, de gewenste extra ondersteuning (digitaal formulier met rolmenu). Ondertekening door school, ouders en leerling. Ontwikkelingsperspectief, met de bevorderende en belemmerende factoren, de ondersteuningsbehoefte, de te bieden ondersteuning en begeleiding en het verwachte uitstroomniveau of verwachte uitstroombestemming. Didactische informatie uit het leerlingvolgsysteem. Specifieke informatie gerelateerd aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling (bijvoorbeeld medisch, psychologisch, psychiatrisch). Een specifiek onderwijskundig rapport is niet meer nodig: de benodigde informatie is in het aanmeldformulier, het ontwikkelingsperspectief of de andere documenten aanwezig. In de aanvraag wordt duidelijk aangegeven welk arrangement men voor de leerling wil inzetten. Ook beschrijft men wat men wil bereiken en wat men hiervoor nodig heeft van het Samenwerkingsverband. Toezicht Inspectie op het SWV (concept): er is een plaatsingsprotocol met de criteria voor toewijzing van middelen voor extra ondersteuning, de inhoudelijke plaatsingscriteria, de termijnen van toelaatbaarheidsbepaling en termijnen voor de stappen van de plaatsingsprocedure. Tot slot Tussentijdse aanpassing van een traject Extra Ondersteuning: indien gedurende de termijn het arrangement niet meer passend is, zijn tussentijdse veranderingen mogelijk en kan dit voorgelegd worden aan de Commissie van Advies. Vervolgaanvraag voor extra ondersteuning: een evaluatie van het effect van de inzet van de ondersteuning wordt gevraagd (Wat is er gedaan? Met welk resultaat? Wat is nog nodig?). Bezwaar en beroep: er is een mogelijkheid tot beroep/bezwaar bij de landelijke geschillencommissie passend onderwijs (zie ook hoofdstuk 12).
10.4 Arrangeren Extra Ondersteuning – Zwaar (Programma 4) Ook de indicering voor het VSO wordt door de Commissie van Advies verzorgd. De toelaatbaarheid van een leerling tot het Voortgezet Speciaal Onderwijs verloopt langs een drievoudige afweging, nadat de opvatting van school en ouders daarover duidelijk is. De Commissie van Advies geeft, na raadpleging van een of meer deskundigen, een advies aan het SWV over de toelaatbaarheid van een leerling voor het VSO, met aanduiding van een categorie: 1, 2 of 3 en termijn.
33
De directeur van het SWV bekrachtigt het advies van de Commissie van Advies en geeft een toelaatbaarheidsverklaring af voor plaatsing in het VSO. Het SWV ziet er daarnaast op toe dat de goede procedures zijn gevolgd. De VSO-school bepaalt vervolgens of zij de leerling toelaat en in de vastgestelde onderwijsbehoefte kan voorzien. Waar mogelijk zijn alle plaatsingen in het VSO tijdelijk. Er wordt toegewerkt naar terugplaatsing naar het regulier onderwijs. In het ontwikkelingsperspectief wordt beschreven waar naar toe gewerkt wordt.
10.5 Samenvatting Programma 4 Doelstelling Het op basis van handelingsgerichte verzoeken toekennen van arrangementen in het kader van de Extra Ondersteuning – Licht, in- en extern, alsmede het indiceren voor Extra Ondersteuning – Zwaar (VSO).
Beoogd resultaat Zie uitwerkingsdocument
Activiteiten Zie uitwerkingsdocument Benodigde formatie - ambtelijk secretaris - administratieve ondersteuning - overige deskundigen De werkzaamheden van de Commissie van Advies worden structureel als volgt geraamd. De gemiddelde tijdsinvestering bedraagt 2 uur per dossier Extra Ondersteuning – Licht (inclusief LWOO en Pro) en 3 uur per dossier Extra Ondersteuning – Zwaar. Op jaarbasis: 1.21011 x 2 uur = 2.420 uur (ongeveer 2 fte), 20012 x 3 uur = 600 uur (ongeveer 0,5 fte). (In de jaren 2013-2015 zijn er extra kosten: 2013-2014: herindicatie alle bestaande LGFdossiers (eigen beleid SWV); 2014-2016: herindicatie alle bestaande VSOdossiers (wettelijk verplicht). Deze kosten zijn opgenomen onder Programma 7 (Overgangsmaatregelen). Zie ook uitwerkingsdocument voor nadere invulling ten aanzien van formatie en inschaling.
Wijze van monitoring Zie uitwerkingsdocument
Risicoanalyse 11 12
LWOO: 2.650:4, PrO 460:4, vml. LGF 270:2, Overig (incl. kortdurend) 300. VSO 500:2,5
34
Zie uitwerkingsdocument Budgethouder(s) Commissie van Advies
Beschikbaar budget 2014-2015 (nieuwe aanvragen arrangementen en herindicaties VSO): Programma 4 € 100.000 Programma 7B € 100.000 2015-2016 (nieuwe aanvragen arrangementen, herindicaties VSO en aanvragen LWOO en PrO): Programma 4 € 200.000 Programma 7B € 100.000 2016-2017 en verder (nieuwe aanvragen arrangementen en aanvragen LWOO en PrO): Programma 4 € 200.000
35
11 Projecten en overgangsmaatregelen 11.1 Projecten (Programma 6) Op dit moment lopen er geen projecten. Deze ruimte in het ondersteuningsplan is gereserveerd voor eventuele projecten in de toekomst.
11.2 Overgangsmaatregelen (Programma 7) 11.2.1 Overgangsmaatregel LGF (Programma 7A) Alle leerlingen die op 31 juli 2014 een Rugzak hebben komen in principe in aanmerking voor een overgangsmaatregel. Deze houdt in dat de Rugzak wordt omgezet in een arrangement (Subprogramma 2A, Extra ondersteuning in VMBO/HAVO/VWO, zie hoofdstuk 8) . Het arrangement omvat zowel het voormalige schooldeel als het AB-deel van de rugzak. Er is bij deze overgangsmaatregel geen sprake van een automatisme. In principe blijft het bedrag in 2014-2015 ongewijzigd. Maar de commissie die belast is met het toewijzen van de arrangementen zal, op een voorstel van de school, bepalen hoe het nieuwe arrangement er uit zal zien. De kosten van deze overgangsmaatregel bedragen maximaal €750.000 (schooldeel LGF, AB in natura beschikbaar). 11.2.2 Overgangsmaatregel extra capaciteit herindicaties VSO (Programma 7B) Dit betreft de extra kosten (€ 100.000 per jaar) die gemaakt worden, omdat in de eerste twee jaren van het nieuwe stelsel alle zittende VSO-leerlingen geherindiceerd moeten worden (zie hoofdstuk 10). 11.2.3 Personeelsplan Het SWV is om twee redenen verplicht een Personeelsplan op te stellen. In dit Personeelsplan wordt uitgewerkt hoe gedwongen ontslagen in de regio, die voortvloeien uit het verleggen van geldstromen in het kader van de stelselwijzing passend onderwijs, zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden. De eerste reden is dat een voorwaarde voor het accepteren van de implementatiesubsidie passend onderwijs (€ 10 per leerling) is dat het SWV een “aan het ondersteuningsplan gerelateerd personeelsplan opstelt. Een personeelsplan, inclusief de personele gevolgen van het verleggen van geldstromen in het nieuwe stelsel passend onderwijs (ambulante begeleiding, PAB, TAB) en waarover met de betrokken VSO-scholen overleg wordt gevoerd.” Ten tweede is er op landelijk niveau tussen werkgeversorganisaties, vakbonden en OCW de “Tripartiete overeenkomst personele gevolgen verleggen geldstromen passend onderwijs” overeengekomen. Daarin zijn de volgende punten voorgesteld. Een lijst aan te leggen van personen die als gevolg van het verleggen van geldstromen hun werk verliezen (coördinatoren, medewerkers werkzaam op rugzakgelden in VO en VSO, mensen die werkzaamheden verrichten voor SWV en REC’s, enzovoort). De werkgroep stelt voor hierbij ook groepen mensen mee te nemen die in de Tripartiete overeenkomst niet als
36
zodanig genoemd worden, maar aan wie wel (naar de mening van de werkgroep) morele verplichtingen bestaan (bijvoorbeeld medewerkers steunpunt autisme, leden CvI enzovoort). In het (concept) Ondersteuningsplan per activiteit aan te geven welke inzet gewenst is (omvang, aard, vereiste opleiding en competenties). Een procedure te ontwikkelen die omschrijft hoe de matching tussen a. en b. plaats gaat vinden. Deze procedure zo snel mogelijk na vaststelling van het Ondersteuningsplan uit te gaan voeren. Sluitstuk van het proces is het verplichte overleg (DGO) dat op 1 augustus 2016 gevoerd moet worden over de personen die op de onder a. genoemde lijst staan en per 1-8-2016 geen nieuwe baan hebben gevonden.
11.2.4 Samenvatting Programma 7 Doelstelling Voor leerlingen die een cluster 3 of cluster 4 indicatie hebben die afloopt na 1-1-2014 wordt, indien nodig, een herindicatie afgegeven voor een arrangement voor lichte of zware extra ondersteuning.
Beoogd resultaat Alle huidige leerlingen met een clusterindicatie hebben een arrangement passend binnen de nieuwe ondersteuningsstructuur van SWV 30.06.
Activiteiten - Herindicatie van leerlingen die met LGF onderwijs volgen op een reguliere locatie in een arrangement voor lichte extra ondersteuning intern (schooldeel LGF, AB in natura). - Herindicatie van leerlingen die met beschikking onderwijs volgen op een VSO-locatie in een arrangement voor zware extra ondersteuning. Benodigde formatie - Commissie van Advies - Ambtelijk secretaris - Administratieve ondersteuning - Overige deskundigen Zie ook uitwerkingsdocument voor nadere invulling ten aanzien van formatie en inschaling.
Wijze van monitoring Zie uitwerkingsdocument
Risicoanalyse Zie uitwerkingsdocument Budgethouder(s) Voorzitter Commissie van Advies
Beschikbaar budget 2014-2015: €100.000 voor herindicaties VSO en €750.000 voor herindicaties LGF. 2015-2016: €100.000 voor herindicaties LGF.
37
12 Samenwerken met ouders 12.1 Uitgangspunten Een belangrijk aspect bij het realiseren van schoolsucces is ouderbetrokkenheid. De overheid erkent dit belang in de wetgeving rondom Passend Onderwijs door in diverse artikelen de positie van ouders te beschrijven, in het bijzonder voor leerlingen met ondersteuningsvragen. De meest pregnante wijziging ten opzichte van het verleden is de komst van de zorgplicht: “De zorgplicht ligt bij het bevoegd gezag van de school en is van toepassing op leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en die niet zonder meer het onderwijs kunnen doorlopen. Als een school geen passende onderwijsplek kan bieden, moet zij ervoor zorgen dat de leerling op een andere school kan worden geplaatst.” (referentiekader Passend Onderwijs). Waar ouders eerder zelf verantwoordelijk waren voor het vinden van een passende onderwijsvoorziening, ligt deze verantwoordelijkheid in het Passend Onderwijs bij de school van inschrijving. Binnen het kader van het Handelingsgericht Werken (Pameijer e.a., 2012) is uitgewerkt hoe de samenwerking tussen school en ouders eruit kan zien, waarbij met name communicatie op basis van gedeelde verantwoordelijkheid en vanuit ieders eigen rol/expertise centraal staat. De rol van ouders en school is niet gelijk, maar wel gelijkwaardig. Het vertrekpunt is het gedeelde doel: een succesvolle schoolloopbaan voor de leerling. Hierbij wordt nadrukkelijk geadviseerd om ouders en leerlingen niet alleen bij curatief handelen te betrekken, maar juist ook te zorgen voor een goede verstandhouding en informatie-uitwisseling op het moment dat zich nog geen of minimale onderwijsleerproblemen voordoen. Voorwaarde hiervoor is dat ouders voldoende geïnformeerd zijn over de ondersteuningsmogelijkheden van de school en de wijze waarop de school handelt bij signalen en problemen. Het SWV acht het daarom van belang dat ouders betrokken worden bij het traject waarin extra ondersteuning tot stand komt, als de ondersteuningsvragen bij de leerling de basisondersteuning overstijgen. Bespreking in het Zorgadviesteam (ZAT) is voorwaardelijk voor toekenning van middelen voor extra ondersteuning. Ouders dienen hiervoor expliciet toestemming te verlenen, omdat hierin externe deskundigen plaats kunnen nemen. Indien de Commissie van Advies van het Samenwerkingsverband ingeschakeld wordt is ook (opnieuw) expliciete toestemming van ouders nodig. Het SWV verstrekt van elk advies over de ondersteuningsbehoefte van een leerling afschrift aan de ouders. Met de komst van Passend Onderwijs verdwijnt het instemmingsrecht van ouders. Voor extra onderwijsondersteuning op de reguliere school of voor plaatsing op het VSO is geen instemming van ouders vereist. Scholen zijn echter wel verplicht om hierover met ouders op overeenstemming gericht overleg (OOGO) te voeren, evenals over het ontwikkelingsperspectief en de evaluatie ervan. Zoals ook beschreven in hoofdstuk 3 van het ondersteuningsplan, is het uitgangspunt van het SWV dat de keuzevrijheid van ouders zoveel mogelijk gerespecteerd wordt.
38
12.2 Betrokkenheid bij Extra Ondersteuning Het SWV ziet het betrekken van ouders bij aanvragen voor lichte extra ondersteuning, intern dan wel extern, allereerst als verantwoordelijkheid van de school. Ouders worden door de aanvragende school op de hoogte gebracht van het doel en de inhoud van de aanvraag. De school stelt een dossier samen in het kader van de aanvraag. Ouders hebben recht op inzage in en afschrift van dit dossier. Als een leerling tijdelijk geplaatst wordt in een voorziening voor lichte extra ondersteuning buiten de school van inschrijving (OPDC: Observatoria, Rebound, Op De Rails, zorglocatie, ASS-voorziening) stelt de voorziening met de school van inschrijving, ouders en leerling een contract op waarin wederzijdse afspraken, doel en inhoud van de plaatsing zijn vastgelegd. Het SWV beraadt zich op de mogelijkheid om diverse instrumenten voor de aanvraag van extra ondersteuning te integreren. Specifiek voor de gevallen waarbij onderzoek of begeleiding door een gedragswetenschapper aan de orde is (onder andere Team Onderzoek & Expertise), wordt geconformeerd aan de beroepscodes van het NIP en NVO. Daarnaast kan in enkele gevallen, naast de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP), eveneens de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WBGO) van kracht zijn. In de werkwijze is het kader van Handelingsgerichte Diagnostiek (Pameijer e.a., 2004) leidend, waarin school, ouders en leerlingen nadrukkelijk worden betrokken als samenwerkingspartners.
12.3 Medezeggenschap Ouders hebben adviesrecht op het schoolondersteuningsprofiel via de medezeggenschapsraad van de school. Om het ondersteuningsplan vast te stellen is instemming nodig van de ondersteuningsplanraad.
12.4 In geval van conflict en geschil Indien ouders en school een conflict hebben over schoolplaatsing, verwijdering of ontwikkelingsperspectief kunnen ouders en scholen kosteloos een beroep doen op onderwijsconsulenten. Als leerlingen extra ondersteuning nodig hebben, maar ouders en school hier samen niet uitkomen kunnen deze onafhankelijke deskundigen bemiddelen tussen de partijen. (www.onderwijsconsulenten.nl) Mocht bemiddeling door een onderwijsconsulent geen uitkomst bieden, dan kunnen ouders de landelijke geschillencommissie inschakelen. Deze commissie oordeelt bij meningsverschillen over bovengenoemde onderwerpen. De commissie bestaat uit deskundigen en doet binnen tien weken uitspraak als zij een geschil krijgt voorgelegd. Bij haar oordeel houdt de commissie rekening met het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteuningsplan. (www.onderwijsgeschillen.nl) Daarnaast kunnen ouders een klacht indienen bij het College voor de Rechten van de Mens (voorheen de Commissie Gelijke Behandeling) als zij van mening zijn dat hun kind binnen het onderwijs een ongelijke behandeling krijgt bij een handicap of chronische ziekte. De uitspraak is niet bindend, maar wordt in de meeste gevallen wel opgevolgd. (www.mensenrechten.nl) Tot slot is er in het Nederlandse recht de mogelijkheid om de gang naar de rechter te maken bij geschillen. (www.rechtspraak.nl)
39
12.5 De positie van leerlingen In de wet Passend Onderwijs wordt niet nadrukkelijk beschreven hoe de samenwerking met de leerling eruit dient te zien. Het SWV erkent het belang van de betrokkenheid van leerlingen en wenst de positie van de leerling bij de toewijzing van extra ondersteuning in beeld te brengen. Bekend is immers dat interventies zelden effectief zijn als een kind of jongere hier niet bij wordt betrokken. Het kader van Handelingsgericht Werken (Pameijer e.a., 2013) biedt handreikingen om de samenwerking met leerlingen vorm te geven.
40
13 De organisatie van het Samenwerkingsverband en haar relatie met de omgeving 13.1 De bestuurlijke en organisatorische structuur (Programma 10) Het Samenwerkingsverband heeft gekozen voor de volgende structuur: Er is een bestuur ingericht met daarin alle wettelijke vertegenwoordigers van de betrokken schoolbesturen (voor de taakstelling van dit bestuur wordt verwezen naar het document “Toezichtskader Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs 30-06”). Dit bestuur wordt door de directeur van het Samenwerkingsverband bijgepraat en ingelicht over de uitkomsten van het overleg in het zogenoemde directeurenoverleg waarin alle directeuren van de betrokken locaties van de verschillende scholen zitting nemen. Dit overleg is richtinggevend en beleidsvormend het belangrijkste orgaan binnen het Samenwerkingsverband. Over de samenstelling van het directeurenoverleg en de bevoegdheden van de directeur van het Samenwerkingsverband zijn afspraken gemaakt binnen het bestuur. Gezien de hoeveelheid locaties is gekozen voor een afvaardiging per betrokken school. Voor de bevoegdheden van het directeurenoverleg wordt verwezen naar het document “Reglement Directeurenoverleg”. Daarnaast heeft het Samenwerkingsverband een werkgroep van zorgcoördinatoren (WZC) opgezet die is gericht op het uitwisselen van (praktijk)ervaringen rondom ondersteuning van leerlingen in de regio. Hiermee zekert het Samenwerkingsverband dat er een juiste aanvoer van informatie over de ondersteuning van leerlingen en de voorzieningen van het SWV naar het directeurenoverleg en het bestuur plaatsvindt. Daarnaast zou dit het gremium kunnen zijn waar de informatie over en de kwaliteitsbewaking en monitoring van de gemaakte afspraken binnen het SWV praktisch vorm krijgt. Hoe dit vast te leggen (dataverzameling waar kwalitatieve duiding van kwantitatieve gegevens plaatsvindt) en onder wiens verantwoordelijkheid is onderwerp van gesprek het komend jaar. De directeur van het Samenwerkingsverband is in diens rol van voorzitter van de werkgroep zorgcoördinatoren daarvoor verantwoordelijk. De inspectie zal met betrekking tot het Samenwerkingsverband toezicht houden op de uitvoering van de taken van het Samenwerkingsverband en de rechtmatige besteding van de middelen. Het toezicht op het Samenwerkingsverband richt zich op de invulling en uitvoering van het ondersteuningsplan. Dit wordt via jaarverslaglegging verantwoord. De directeur van het Samenwerkingsverband wordt ondersteund door een tweetal medewerkers, een beleidsmedewerker en een orthopedagoog. Vooralsnog is het budget daarvoor (€ 150.000) ongewijzigd gebleven. In de verwachting ligt echter wel dat door de fysieke uitbreiding van het Samenwerkingsverband (deelnemen VSO) en door uitbreiding van (administratieve) werkzaamheden, (onder andere door de toevoeging van het CVI) per 1 november 2013 dit budget ontoereikend zal zijn. In het eerste kwartaal van 2014 zal hierover door het directeurenoverleg een advies worden geformuleerd. Vooruitlopend hierop is het bedrag vooralsnog in de begroting verhoogd tot € 200.000 (vereist vanzelfsprekend nog bestuursbesluit op basis van voorstel eerste kwartaal 2014).
41
13.1.1 Samenvatting Programma 10 Doelstelling De uitvoering van de taken van SWV 30.06 vindt plaats conform wet- en regelgeving.
Beoogd resultaat Bestuur, directeurenoverleg en directeur geven op basis van ‘good governance’ binnen het kader van de wet- en regelgeving uitvoering aan de taken van SWV 30.06.
Activiteiten - Directie en ondersteuning SWV 30.06 (vaste werknemers) - Bestuur - Directeurenoverleg - Werkgroep zorgcoördinatoren - Tijdelijke werkgroepen (zie bijlage 3) Benodigde formatie - Directeur SWV - Beleidsmedewerker - Orthopedagoog Zie ook uitwerkingsdocument voor nadere invulling ten aanzien van formatie en inschaling.
Wijze van monitoring Zie uitwerkingsdocument
Risicoanalyse Zie uitwerkingsdocument Budgethouder(s) Directeur SWV
Beschikbaar budget €200.000 per schooljaar
13.2 Medezeggenschap Volgens de wet heeft het Samenwerkingsverband de medezeggenschap geregeld via de inrichting van de zogenoemde ondersteuningsplan raad (OPR). De verkiezingen hiervoor hebben eind 2013 plaatsgevonden. Er is voor gekozen dat per bevoegd gezag een tweetal leden zitting nemen in deze OPR, één personeelslid en één ouder/leerling. De OPR bestaat daarmee in totaal uit 14 mensen. Zij zullen in de opstartfase (2013-2014) minimaal vier keer per jaar bijeenkomen en gedurende dat jaar bekijken of de frequentie omlaag kan naar tweemaal per jaar. Het bestuur van het Samenwerkingsverband heeft besloten de tijd van de leden van de OPR te vergoeden via vacatiegelden.
13.3 Onderdeel van een netwerk Het Samenwerkingsverband stelt zich tot doel een intensieve en constructieve verbinding te maken tussen de VO-scholen, belast met de uitvoering van passend onderwijs en de betrokken instanties buiten het onderwijs als de gemeente(n) en Jeugdzorg. Van het grootste belang is dat de transitie van de Jeugdzorg en de organisatie daarvan door de gemeente(n) neergelegd in de nota “verbandenverbinden” en de nieuwe inrichting van de hulpstructuur van de jeugdzorg aansluit bij de organisatie van passend onderwijs. Daarvoor vindt regelmatig overleg plaats tussen het Samenwerkingsverband en alle betrokkenen. Ook het PO-samenwerkingsverband zal bij deze planvorming en ontwikkelingen
42
betrokken zijn. Voor nadere uitwerking van de uitkomsten van het op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met gemeenten wordt verwezen naar bijlage 3, waarin toelichting wordt gegeven op de volgende thema’s: Samenwerking jeugdhulp en onderwijs; Leerplicht en vroegtijdig schoolverlaters; Leerlingenvervoer; Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt; Onderwijshuisvesting. Het Samenwerkingsverband onderhoudt intensieve contacten met de samenwerkingsverbanden in aangrenzende regio’s omdat in de praktijk leerlingen binnen voorzieningen buiten de regio worden geplaatst als die niet in de eigen regio voorhanden zijn. Ook op het gebied van doorlopende leerlijnen met het MBO, HBO en WO zal het Samenwerkingsverband een rol gaan spelen omdat zorg voor leerlingen na het VO niet ophoudt. Het verkrijgen van werk voor laagopgeleiden is een van de speerpunten voor de komende jaren.
13.4 Kwaliteitsbeleid en monitoring (Programma 8) De komende periode zullen de participanten van het Samenwerkingsverband overeenstemming moeten bereiken over basis- en extra ondersteuning en de wijze waarop kwaliteitszorg omtrent de beschreven programma’s en arrangementen van de voorzieningen geborgd worden binnen de organisatie van het Samenwerkingsverband. Ook zal overeenstemming moeten worden gevonden over welke data daarvoor gebruikt gaan worden. Vanuit de inspectie van het onderwijs geldt dat in eerste instantie de nadruk zal liggen op het goed besteden van de gelden die beschikbaar zijn en of deze zijn ingezet op die plekken waarvoor ze bedoeld zijn. Binnen het directeurenoverleg en op de bestuursagenda zal kwaliteitszorg en vooral ook de monitoring daarvan een prominente plaats moeten gaan innemen. Het ondersteuningsplan voorziet dus in een basisomschrijving van de zorg, maar zal nadrukkelijk een groeidocument zijn de komende jaren.
13.4.1 Samenvatting Programma 8 Doelstelling De kwaliteit van uitvoering van de taken van SWV 30.06 wordt planmatig gemonitord en waar nodig worden aanpassingen doorgevoerd.
Beoogd resultaat De gelden van SWV 30.06 worden effectief ingezet op de plekken waarvoor deze bedoeld zijn.
Activiteiten Voor de uitwerking van het kwaliteitsbeleid en de monitoring ervan wordt verwezen naar het uitwerkingsdocument. Benodigde formatie Zie uitwerkingsdocument
Wijze van monitoring Zie uitwerkingsdocument
Risicoanalyse Zie uitwerkingsdocument Budgethouder(s) Directeur SWV
Beschikbaar budget Zie uitwerkingsdocument
43
14 Financiën 14.1 Financieel perspectief Het Samenwerkingsverband beschikt vanaf 1 augustus 2014 over twee hoofdbudgetten: a. het budget voor lichte ondersteuning, € 336 per leerling VMBO 3/4, ongeveer € 1,1 miljoen; b. het budget voor zware ondersteuning, € 495 per leerling, ongeveer € 7 miljoen . Omdat het Samenwerkingsverband een negatieve verevening kent (ruim € 750.000), krijgen we in de jaren 2015-2016 tot en met 2019-2020 een (jaarlijks kleiner wordende) toeslag bovenop het normbudget voor zware ondersteuning. In 2020-2021 beschikken we qua budget voor zware ondersteuning voor de eerste maal louter over de € 495 per leerling. Per 1 augustus 2015 komt er een derde budget bij: c. het budget voor LWOO en PrO, ongeveer € 12,6 miljoen. Het budget voor lichte ondersteuning bestaat uit vier samengevoegde budgetten: het Regionaal Zorgbudget (hierop wordt per 1 augustus 2014 bezuinigd; indicatie € 145.000), de Reboundmiddelen, middelen Herstart en middelen Op De Rails. Dit budget wordt vanaf 1 augustus 2014 toegekend volgens de verdeelmaatstaf “totaal aantal leerlingen SWV”. Nu is de verdeelmaatstaf nog het aantal leerlingen VBMO 3/4. Aangezien ons verband een licht bovengemiddelde deelname aan VMBO 3/4 kent, zal deze wijziging van verdeelmaatstaf een licht negatief financieel gevolg hebben (indicatie: € 15.000). Het budget voor zware ondersteuning is in het overgangsjaar 2014-2015 nog beperkt. Het bestaat dan slechts uit het schooldeel van het LGF-geld (gebaseerd op 1-10-2013), plus € 12,38 per leerling. In dit jaar betaalt het verband nog niet de Ondersteuningsbekostiging aan het VSO. Deze komt in het overgangsjaar nog rechtstreeks van OCW. Ook de eventuele tussentijdse groei van het VSO komt dit schooljaar nog voor rekening van OCW. Over dit laatste was aanvankelijk anders besloten. De wijziging is in november 2013 gecommuniceerd door OCW. Consequentie ervan is dat het SWV in 2014-2015 nog geen kosten hoeft te maken voor de tussentijdse groei, maar omdat OCW dit nog bekostigt is ook het budget zware ondersteuning in het overgangsjaar verlaagd (was aanvankelijk € 19,38 per leerling). Dit is in de meerjarenbegroting volledig verwerkt. Het Samenwerkingsverband kent vanaf augustus 2015 drie structurele vormen van verplichte uitgaven: a. Ondersteuningsbekostiging VSO; b. Ondersteuningsbekostiging LWOO; c. Ondersteuning bekostiging PrO. In het schooljaar 2015-2016 is er een tijdelijke verplichte uitgave: de verplichte inhuur van ambulante begeleiding bij het VSO (geoormerkt deel budget). Het na aftrek van de verplichte uitgaven resterende budget is besteedbaar om de in het Ondersteuningsplan opgenomen activiteiten (Programma’s) te realiseren. Het “vrij” besteedbaar budget daalt op de middellange termijn van € 3,7 miljoen naar € 2,9 miljoen (effect negatieve verevening).
44
Onderwerp/Programma Programma 2 Extra Ondersteuning – Licht, intern
Programma 3 Extra Ondersteuning – Licht, extern
Programma 5 Extra Ondersteuning – Zwaar (VSO)
Risico’s
Benodigde buffer
- Bezuiniging op RZB per 1-8-2014, waardoor bekostiging voor een deel van de bestaande activiteiten wegvalt. - Te laag niveau Basisondersteuning, waardoor te snel een beroep op extra ondersteuning. - Vraag overtreft budget. - Daling vraag verloopt langzamer dan daling budget in verband met verevening. - Mogelijke verevening van LWOO/PrO op middellange termijn. Bezuiniging op RZB per 1-8-2014, waardoor bekostiging voor een deel van de bestaande activiteiten wegvalt. - Te laag niveau Basisondersteuning, waardoor te snel een beroep op extra ondersteuning. - Vraag overtreft budget. - Daling vraag verloopt langzamer dan daling budget in verband met verevening. - Voorzieningen als De Bongerd worden per leerling bekostigd (geen vaste voet of iets dergelijks); continuïteit exploitatie is risico. Ambitieuze daling VSO-leerlingen wordt niet gerealiseerd - Er is wel sprake van groei op peildatum, terwijl hier geen budget voor gereserveerd is.
Nader te bepalen
Nader te bepalen
Nader te bepalen
Etc. TOTAAL €
45
Anderzijds zijn er algemene risico’s die gekwantificeerd kunnen worden: Terrein Omschrijving
Indicatie
Kwaliteit
Nader te bepalen
Personeel Juridisch Organisatorisch Overheidsbeleid
Onvoldoende kwaliteit van basisondersteuning en extra ondersteuning (in- en extern), zodat extra kosten gemaakt dienen te worden om leerling alsnog de noodzakelijke ondersteuning te bieden. Eigen risico’s, arbeidsconflicten en dergelijke. Procedures en claims van ouders (leerlingen) of schoolbesturen tegen het SWV Onvoldoende kwaliteit van de governance processen of de financiële functie Grilligheid in overheidsbeleid, bijvoorbeeld met betrekking tot de bekostiging (in het bijzonder additionele subsidies)
€ 0 (geen personeel in dienst) Nader te bepalen Nader te bepalen Nader te bepalen
De werkgroep adviseert: 1. De reserve van het bestaande SWV over te dragen aan het nieuwe SWV. 2. De nieuwe leden van het SWV een bedrag naar rato te laten bijdragen aan de reserve (nader te bepalen). 3. Bij de verdere productie van het Ondersteuningsplan de risico’s nader te kwantificeren, maar niet over te gaan tot verhoging van de algemene reserve. 4. Af te spreken dat alle aangesloten schoolbesturen garant staan voor eventuele onverhoopte tekorten van het SWV.
14.1.1 Administratie en controlling Het budget van het Samenwerkingsverband loopt (ook na aftrek van de verplicht af te dragen ondersteuningsbekostiging) in de miljoenen. Aan het beheer en de verantwoording van het geld worden eisen gesteld. Het Samenwerkingsverband moet dus werk maken van de inrichting van haar financiële functie. Te meer daar de middelen nu via de zogenoemde. Kassierschool van OCW ontvangen en verantwoord worden en in de toekomst rechtstreeks door het SWV. De financiële functie (planning- en controlcyclus) is het complete financieel beleid en beheer van een organisatie. Het gaat enerzijds om de opzet, namelijk het geformuleerde beleid en de structuur van de financiële “poot” binnen de organisatie. En anderzijds om de uitvoering, namelijk het verloop van de processen en de personele bezetting. De werkgroep constateert dat de huidige invulling van de functie ontoereikend is. Voorgesteld wordt de financiële functie ingaande 2014 extern onder te brengen bij een onderwijsadministratiekantoor of de administratieve unit van een VO-school in de regio.
46
Meerjarenbegroting In deze paragraaf is een samenvattende meerjarenbegroting opgenomen. Hierin komen samen: de informatie over de inkomsten en de verplichte uitgaven (VSO, LWOO en PrO); en de uitgaven voor alle in dit plan beschreven Programma’s. De meerjarenbegroting is gebaseerd op de volgende aannames en uitgangspunten: een algemene daling van het leerlingenaantal van 0,5% per jaar in de periode 2013-2018; een beleidsrijke daling van het aantal naar het VSO verwezen leerlingen van 514 naar 460 in de periode oktober 2012 – oktober 2021; een beleidsarme verwerking van de invoeging van LWOO en PrO (inkomsten=uitgaven). Deze meerjarenbegroting zal nog verder geverifieerd en gepreciseerd worden. In het bijzonder zullen de voor de Programma’s 2A en 3A tot en met 3F begrote bedragen onder de loep genomen worden. Stijging van de één zal leiden tot daling van de ander en omgekeerd.
47
Bijlage 1 Criteria extra ondersteuning voor de diverse onderwijsarrangementen Extra ondersteuning wordt onderscheiden in de volgende (huidige) onderwijsarrangementen: intern, extern en VSO. Intern, binnen de reguliere school Extra ondersteuning in het VMBO/HAVO/VWO. LWOO* Praktijkonderwijs * Extern, buiten de school van Extra ondersteuning in de vorm van plaatsing zorglocatie. inschrijving/tussenvoorzieningen Extra ondersteuning ASS voorziening HAVO/VWO. Extra ondersteuning in de vorm van tijdelijke plaatsing binnen een observatorium. Rebound Op De Rails Herstart Voortgezet Speciaal Onderwijs VSO voor leerlingen die vanwege gedrags- en/of psychiatrische problemen een onderwijsbeperking hebben. VSO voor leerlingen met een verstandelijke beperking, ernstige ontwikkelings- en/of gedragsproblemen. VSO voor lichamelijk beperkte leerlingen, langdurig zieke kinderen en meervoudig beperkte leerlingen. * LWOO en PrO worden in het schooljaar 2015-2016 geïntegreerd in Passend Onderwijs. Hierna volgt een beschrijving van de diverse arrangementen, naar doelstelling, perspectief, inhoud en criteria. A. Extra ondersteuning intern in VMBO/HAVO/VWO (voorheen RZB, ambulante begeleiding REC’s) Doelstelling/ perspectief Inhoud
Criteria
Realiseren nagestreefd uitstroomprofiel inclusief diplomering. Specifieke ondersteuning binnen regulier onderwijs voor individuele leerlingen of geclusterd voor een groep leerlingen met dezelfde onderwijsondersteuningsbehoefte. Het ondersteuningsaanbod is gericht op het vergroten van de onderwijsmogelijkheden en verminderen van de onderwijsbelemmeringen. Op gebied van de leer- en ontwikkelingsondersteuning en/of op gebied van de sociaal-emotionele en gedragsondersteuning zal deze leerling behoefte hebben aan ondersteuning en benodigde aanpassingen in de leeromgeving. Leer- en ontwikkelingsondersteuning De leerling heeft behoefte aan specifieke ondersteuning op gebied van de vakgebieden technisch lezen, begrijpend lezen, spelling, inzichtelijk rekenen en/of andere vakgebieden.
De leerling heeft (ook) behoefte aan ondersteuning op gebied van het leren in het algemeen. Het betreft specifieke ondersteuningsbehoeften op gebied van instructie, leerstijl, leertijd, mate van structuur, aanpassing leerstappen en leerstrategieën.
Termijn Budget
Sociaal-emotionele en gedragsondersteuning De leerling heeft behoefte aan ondersteuning op sociaal-emotioneel gebied al dan niet gerelateerd aan een stoornis en/of samenhangend met andere factoren op kind-, systeem- of schoolniveau. Daarbij kunnen aspecten zoals mate van structuur, toezicht, feedback en nabijheid, mate van bevestiging en waardering, mate van zelfredzaamheid (zelfstandigheid, verantwoordelijkheid), taakgerichtheid en mate van intensiteit van begeleiding en expertise een rol spelen. Variërend van een gedeelte binnen 1 schooljaar tot maximaal 2 schooljaren. Vervolgaanvraag mogelijk. Gevarieerde budgets, bedragen afstemmen met de huidige zorgpakketten RZB, bedragen LWOO en LGF.
B. Extra ondersteuning intern: LWOO Doelstelling/ perspectief Inhoud Criteria Termijn Budget
VMBO-leerlingen met leerachterstanden die voldoende capaciteiten hebben om het diploma te behalen, maar extra ondersteuning nodig hebben, te begeleiden tot aan diplomering . De VMBO-school bepaalt zelf hoe LWOO wordt geboden. Vooralsnog gelden de landelijk vastgestelde RVC criteria voor LWOO. Voor de duur van het verblijf binnen het VMBO. Gelijk aan het huidige budget passend bij een LWOO beschikking.
C. Praktijkonderwijs Doelstelling/ perspectief Inhoud Criteria
Een structurele geïntegreerde begeleiding naar arbeidstoeleiding. Kleinschalig onderwijs, met intensieve en individuele begeleiding, in kleine groepen, gericht op praktische vaardigheden. Vooralsnog gelden de landelijk vastgestelde RVC criteria voor PrO. Toekomstige criteria betreffen: Leer-en ontwikkelingsondersteuning Deze leerling heeft behoefte aan ondersteuning en benodigde aanpassingen in de leeromgeving. Samenhangend met een beperkt niveau van cognitief functioneren (intelligentie). Daarbij spelen aspecten van leeromgeving (klasseninrichting, mate van intensiteit van begeleiding), leerstijl, leertijd, mate van structuur en leerstofaanbod een rol.
50
Sociaal-emotionele en gedragsondersteuning De leerling heeft behoefte aan ondersteuning op sociaal-emotioneel gebied al dan niet gerelateerd aan een stoornis en/of samenhangend met andere factoren op kind-, systeem- of schoolniveau. Als gevolg hiervan zal deze leerling op dit gebied behoefte hebben aan ondersteuning en benodigde aanpassingen in de leeromgeving variërend van XX tot XX. Daarbij kunnen aspecten zoals mate van structuur, toezicht, feedback en nabijheid, mate van bevestiging en waardering, mate van zelfredzaamheid (zelfstandigheid, verantwoordelijkheid), taakgerichtheid en mate van intensiteit van begeleiding, expertise een rol spelen. Termijn Budget
Voor de duur van het verblijf binnen het praktijkonderwijs. Gelijk aan het huidige budget passend bij een PrO-beschikking.
D. Extra ondersteuning extern: plaatsing Zorglocatie Doelstelling/ perspectief Inhoud
Criteria
Onderwijsvoorziening met schakelfunctie voor VMBO-leerlingen. Leerlingen worden op basis van hun ontwikkeling en vorderingen na het eerste of tweede schooljaar teruggeschakeld naar de school van inschrijving. Het bieden van onderwijs aan leerlingen die in verband met structurele, complexe en/of gestapelde problematiek zijn aangewezen op een tijdelijke, specifieke en kleinschalige setting. Op gebied van leren en ontwikkeling en/of op het gebied van het sociaalemotioneel functioneren of gedrag zal deze leerling behoefte hebben aan ondersteuning en benodigde aanpassingen in de leeromgeving. Voornaamste criteria zijn: Leer- en ontwikkelingsondersteuning: De leerling heeft behoefte aan specifieke ondersteuning op gebied van de vakgebieden technisch lezen, begrijpend lezen, spelling, inzichtelijk rekenen en/of andere vakgebieden. De leerling heeft (ook) behoefte aan ondersteuning op gebied van het leren. Het betreft specifieke ondersteuningsbehoeften op gebied van instructie, leerstijl, leertijd, mate van structuur, aanpassing leerstappen en leerstrategieën. Sociaal-emotionele en gedragsondersteuning: De leerling heeft behoefte aan ondersteuning op sociaal-emotioneel gebied al dan niet gerelateerd aan een stoornis en/of samenhangend met andere factoren op kind-, systeem- of schoolniveau. Daarbij kunnen aspecten zoals mate van structuur, toezicht, feedback en nabijheid, mate van bevestiging en waardering, mate van zelfredzaamheid (zelfstandigheid, verantwoordelijkheid), taakgerichtheid en mate van intensiteit van begeleiding en expertise een rol spelen.
51
Termijn Budget
Maximaal 2 schooljaren. Vervolgaanvraag mogelijk in bijzondere gevallen. Afstemmen huidige bekostiging (LWOO/RZB).
E. Extra ondersteuning extern: ASS-voorziening HAVO/VWO Doelstelling/ perspectief
Inhoud
Criteria
Voor HAVO/VWO-leerlingen die onvoldoende ontwikkeling laten zien in het VO. Zij hebben meer of specifieke ondersteuningsbehoefte op het gebied van structuur. Leerlingen worden op basis van hun ontwikkeling en vorderingen na het eerste of tweede leerjaar teruggeschakeld naar de school van inschrijving. Het bieden van onderwijs aan leerlingen van het Samenwerkingsverband die in verband met structurele, complexe en/of gestapelde problematiek zijn aangewezen op een tijdelijke specifieke en kleinschalige setting. Op gebied van de leer-en ontwikkelingsondersteuning en/of op gebied van het sociaal-emotioneel functioneren en gedrag zal deze leerling behoefte hebben aan ondersteuning en aanpassingen in de leeromgeving. Voornaamste criteria zijn: Leer- en ontwikkelingsondersteuning: De leerling heeft behoefte aan intensieve ondersteuning op gebied van het leren. Het betreft specifieke ondersteuningsbehoeften op gebied van instructie, leerstijl, leertijd, mate van structuur, aanpassing leerstappen en leerstrategieën.
Termijn Budget
Sociaal-emotionele en gedragsondersteuning: De leerling heeft behoefte aan ondersteuning op sociaal-emotioneel gebied en al dan niet gerelateerd aan een stoornis en/of samenhangend met andere factoren op kind-, systeem- of schoolniveau. Daarbij spelen aspecten zoals mate van structuur, toezicht, feedback en nabijheid, mate van bevestiging en waardering, mate van zelfredzaamheid (zelfstandigheid, verantwoordelijkheid), taakgerichtheid en mate van intensiteit van begeleiding en expertise een rol. Maximaal 2 schooljaren. Vervolgaanvraag niet mogelijk. Afstemmen huidige bekostiging ASS-klas of zoals bekostiging zorglocatie
F. Extra ondersteuning extern: tijdelijke plaatsing binnen een observatorium Doelstelling/ perspectief Inhoud
Kortdurende tijdelijke opvang voor leerlingen met escalerende problematiek, waarbij de achtergronden nog onvoldoende duidelijk zijn. Een setting waarbinnen onderwijs wordt verzorgd en tegelijkertijd door observatie en eventueel psychologisch en/of didactisch onderzoek (handelingsgerichte diagnostiek) de onderwijsbehoefte van een leerling in kaart wordt gebracht. Dit
52
Criteria
resulteert in een passend vervolgadvies. Per observatorium zijn er iets andere accenten. Op gebied van leren en ontwikkeling en/of op het gebied van het sociaalemotioneel functioneren of gedrag zal deze leerling behoefte hebben aan ondersteuning en benodigde aanpassingen in de leeromgeving. Voornaamste criteria zijn: Het ontwikkelingsperspectief van de leerling is niet duidelijk. Niet duidelijk is welke ondersteuningsbehoefte de leerling heeft ten aanzien van: Leren- en ontwikkeling De leerling heeft behoefte aan ondersteuning op gebied van het leren. Het betreft specifieke ondersteuningsbehoeften op gebied van instructie, leerstijl, leertijd, mate van structuur, aanpassing leerstappen en leerstrategieën.
Termijn Budget
Sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag De leerling heeft behoefte aan ondersteuning op sociaal-emotioneel gebied. Daarbij kunnen aspecten zoals mate van structuur, toezicht, feedback en nabijheid, mate van bevestiging en waardering, mate van zelfredzaamheid (zelfstandigheid, verantwoordelijkheid) een rol spelen. Zes weken Afstemmen met huidige bekostiging observatorium.
G. Extra ondersteuning extern: Rebound Doelstelling/ perspectief
Inhoud
Criteria
Termijn Budget
Tijdelijke ontlasting van de school van gedragsmoeilijke leerlingen, die het veilig schoolklimaat (dreigen te) schenden en voor wie de begeleidingsmogelijkheden in en om de school op dat moment ontoereikend zijn. Ondersteuning van de school bij terugkeer naar de eigen school of een andere vorm van onderwijs. Een niet vrijblijvend programma om binnen enkele maanden een nieuwe start te maken binnen een passend vervolgtraject. Het ambulatorium voert zo nodig psychodiagnostisch onderzoek uit, met als doel het geven van handelingsadviezen. De leerling blijft ingeschreven op de VO-school die verantwoordelijk blijft voor het onderwijsprogramma en de voortgang van het leerproces (inclusief toetsing van de leerstof). Leerlingen zijn gemotiveerd of kunnen gemotiveerd worden om hun schoolloopbaan in het regulier onderwijs te vervolgen. VSO is naar verwachting een te intensieve vorm van ondersteuning. Maximaal 3 maanden. Afstemmen huidige bekostiging rebound.
53
H. Extra ondersteuning extern: Op De Rails Doelstelling/ perspectief
Inhoud
Criteria Termijn Budget
Crisisopvang van leerlingen uit het regulier Voortgezet Onderwijs met ernstige gedragsproblemen, die zijn aangewezen op een individueel zorgtraject, met als doel terugkeer naar het regulier onderwijs. Als dit niet mogelijk is, wordt gezocht naar een andere passende onderwijsplek. Systematische gedragstherapeutische beïnvloeding, individuele behandeling en een orthodidactische aanpak, moeten leiden tot regulering van gedrag en ontwikkeling van kennis en vaardigheden. De leerling brengt de veiligheid op school in gevaar. Dit betreft de veiligheid van medeleerlingen, leraren en/of zichzelf. 1 jaar, met een mogelijke verlenging van 1 jaar (tot 1 augustus 2014). Afstemmen huidige bekostiging Op de Rails.
I. Extra ondersteuning extern: Herstart Doelstelling/perspectief
Inhoud
Criteria
Termijn Budget
Voorziening van leerplichtige leerlingen die om diverse redenen langdurig thuis zitten. Doel is het weer laten wennen aan school en het vinden van een passende onderwijsplek, regulier of speciaal. De nadruk ligt op het leren omgaan met dagritme en regelmaat en minder op het continueren van het onderwijsprogramma. Het project wordt uitgevoerd binnen regulier of speciaal onderwijs onder verantwoordelijkheid van speciaal onderwijs. Leerling zit meer dan vier weken thuis, zonder uitzicht op plaatsing op een school. De leerling is bekend bij de leerplichtambtenaar. Leerling is niet aangemeld voor een voorziening zware ondersteuning, Voortgezet Speciaal Onderwijs. Leerling blijft in principe ingeschreven op de school van herkomst. Maximaal 16 weken. Conform het huidige budget.
J. Extra ondersteuning in de vorm van Voortgezet Speciaal Onderwijs voor leerlingen die vanwege gedrags- en/of psychiatrische problemen een onderwijsbeperking hebben (voorheen cluster 4) (de Sonnewijser) Doelstelling/ perspectief
Een geïntegreerd en specifiek onderwijsaanbod afgestemd op de onderwijsbehoefte van de leerling, zowel didactisch als sociaal-emotioneel. Toewerken naar een optimale ontplooiing van de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling. Uitstroom naar vervolgonderwijs, vrije bedrijf, begeleid werken of dagbesteding. Voor leerlingen van 12 tot 20 jaar.
54
Inhoud
Criteria
Onderwijs op PrO- en VMBO-niveau (binnen de Sonnewijser) aan leerlingen met structurele, complexe en/of gestapelde problematiek, zoals ernstige gedrags- en/of psychiatrische problemen, die in hun ontwikkeling belemmerd worden en waarvoor intensieve en specialistische ondersteuning bij het leren en/of sociaalemotionele ontwikkeling en/of regulering van gedrag nodig is binnen een kleinschalige setting. Leer- en ontwikkelingsondersteuning: De leerling heeft als gevolg van structurele, complexe en/of gestapelde problematiek, zoals ernstige gedrags- en/of psychiatrische problemen al dan niet gerelateerd aan een stoornis en/of samenhangend met andere factoren op kind-, systeem- of schoolniveau, behoefte aan ondersteuning en benodigde aanpassingen in de leeromgeving variërend van XX tot XX. Daarbij spelen aspecten van leeromgeving (klasseninrichting, mate van intensiteit van begeleiding, leerstijl, leertijd, mate van structuur, instructie, aanpassing leerstappen, leerstrategieën en leerstofaanbod) een rol, waarbij rekening gehouden wordt met motivatie, werkhouding, taakgerichtheid, faalangst, aandachttekort en impulsiviteit. Sociaal-emotionele en gedragsondersteuning: De leerling heeft als gevolg van structurele, complexe en/of gestapelde problematiek, zoals ernstige gedrags- en/of psychiatrische problemen al dan niet gerelateerd aan een stoornis en/of samenhangend met andere factoren op kind-, systeem- of schoolniveau, behoefte aan intensieve ondersteuning op sociaalemotioneel gebied. Daarbij spelen aspecten zoals mate van structuur, toezicht, feedback en nabijheid, mate van bevestiging en waardering, mate van zelfredzaamheid (zelfstandigheid, verantwoordelijkheid), taakgerichtheid en mate van intensiteit van begeleiding en expertise een rol. Het betreft bijvoorbeeld: Problemen in de interactie met docenten (bijvoorbeeld recalcitrantie) of overmatige afhankelijkheid en passiviteit. Problemen in de interactie met medeleerlingen. Extreem gedrag: de leerling is een gevaar voor zichzelf en/of voor anderen.
Termijn Budget
Een minder intensief arrangement is ontoereikend. Voor de meeste leerlingen is dit eindonderwijs en zullen zij tot het eind van hun schoolperiode zijn aangewezen op deze vorm van onderwijs. Budget VSO: Categorie 1
K. Extra ondersteuning in de vorm van Voortgezet Speciaal Onderwijs voor leerlingen met een verstandelijke beperking, ernstige ontwikkelings- en/of gedragsproblemen (voorheen cluster 3 zml en
55
zml-mg) (Bernadetteschool Oss, Franciscusschool Veghel, Herman Broeren School en Stedelijk VSO Rosmalen) Doelstelling/ perspectief
Inhoud
Criteria
Een geïntegreerd en specifiek onderwijsaanbod afgestemd op de onderwijsbehoefte van de leerling, zowel didactisch als sociaal-emotioneel. Toewerken naar een optimale ontplooiing van de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling. Voorbereiding op wonen, werken en vrije tijd. Uitstroom naar dagbesteding, begeleid werken, vrije bedrijf of vervolgonderwijs. Voor leerlingen van 12 tot 20 jaar. Onderwijs aan leerlingen met een verstandelijke beperking, die in hun ontwikkeling belemmerd worden en waarvoor intensieve ondersteuning bij het leren en/of sociaal-emotionele ontwikkeling en/of regulering van gedrag nodig is. Leer-en ontwikkelingsondersteuning: De leerling heeft als gevolg van een beperkt cognitief niveau (intelligentie) al dan niet gerelateerd aan een stoornis en/of samenhangend met andere factoren op kind-, systeem- of schoolniveau, behoefte aan ondersteuning en benodigde aanpassingen in de leeromgeving. Daarbij spelen aspecten van leeromgeving (klasseninrichting, mate van intensiteit van begeleiding), leerstijl, leertijd, mate van structuur en leerstofaanbod een rol. Sociaal-emotionele en gedragsondersteuning: De leerling heeft als gevolg van een beperkt cognitief niveau (intelligentie) al dan niet gerelateerd aan een stoornis en/of samenhangend met andere factoren op kind-, systeem- of schoolniveau, behoefte aan ondersteuning op sociaalemotioneel gebied. Daarbij spelen aspecten zoals mate van structuur, toezicht, feedback en nabijheid, mate van bevestiging en waardering, mate van zelfredzaamheid (zelfstandigheid, verantwoordelijkheid), taakgerichtheid en mate van intensiteit van begeleiding, expertise een rol.
Termijn
Budget
Een minder intensief arrangement is ontoereikend. Voor de meeste leerlingen is dit eindonderwijs en zullen zij tot het eind van hun schoolperiode zijn aangewezen op deze vorm van onderwijs. VSO categorie 1: IQ 35 en hoger: leerlingen met forse leer- en ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek VSO categorie 3: MG: leerlingen met een ernstige verstandelijke beperking (IQ <35, ontwikkelingsniveau tot 24 á 36 maanden). Leerlingen met een matige tot lichte verstandelijke beperking (IQ 35 en hoger) en ernstige moeilijk te reguleren gedragsproblematiek als gevolg van psychiatrische stoornissen.
56
L. Extra ondersteuning in de vorm van Voortgezet Speciaal Onderwijs voor (meervoudig) lichamelijk beperkte leerlingen, langdurig zieke leerlingen (voorheen cluster 3 LG, LZK en LG-MG) (mytylschool Den Bosch, Nijmegen) Doelstelling/ perspectief
Inhoud
Criteria
Termijn
Budget
Een geïntegreerd en specifiek onderwijsaanbod afgestemd op de onderwijsbehoefte van de leerling, zowel didactisch als sociaal-emotioneel. Toewerken naar een optimale ontplooiing van de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling. Voorbereiding op wonen, werken en vrije tijd. Uitstroom naar dagbesteding, begeleid werken, vrije bedrijf of vervolgonderwijs. Voor leerlingen van 12 tot 20 jaar. Leerlingen met een motorische of meervoudige beperking of langdurige ziekte die hen in hun ontwikkeling belemmert, waarvoor een integraal aanbod noodzakelijk is van onderwijs, revalidatie en zorg. Fysieke of medische zorg en ondersteuning De leerling heeft als gevolg van structurele, complexe motorische en of medische problematiek behoefte aan intensieve fysieke/medische ondersteuning en benodigde aanpassingen in de (leer-)omgeving variërend van XX tot XX. Een minder intensief arrangement is ontoereikend. Voor veel leerlingen is dit eindonderwijs en zullen zij tot het eind van hun schoolperiode zijn aangewezen op deze vorm van onderwijs. Twee jaar voor leerlingen die perspectief hebben op een andere vorm van onderwijs. Categorie 3 leerlingen: voor de duur van de VSO-periode. Categorie 1 leerlingen: LG: leerlingen met een motorische beperking Categorie 2 leerlingen: LZK: langdurig zieke leerlingen Categorie 3 leerlingen: LG-MG: leerlingen met een grote zorgvraag ten gevolge van ernstige en complexe lichamelijke zeer forse motorische/fysieke beperkingen en een matig tot lichte verstandelijke beperking ( IQ tot 70). Opmerking: Het SWV kan met het VSO zich oriënteren op varianten in het toekennen van Budgets (bijvoorbeeld een LZK leerling (cat. 2) kan een ondersteuningsbehoefte hebben passend bij cat.1).
57
Bijlage 2 OOGO met gemeenten SWV 30.06 1
Verbinding passend onderwijs, jeugdbeleid en transitie jeugdzorg in 30.06
Inleiding Onderwijs en gemeenten staan samen voor de opgave passend onderwijs en jeugdhulp13 met elkaar te verbinden. Het doel hiervan is: een eenvoudiger en effectiever stelsel waarin kinderen en jongeren kunnen opgroeien en zich naar vermogen kunnen ontwikkelen. En wanneer hulp en ondersteuning nodig is dat deze eerder, beter en effectiever wordt aangeboden. De verbinding tussen onderwijs en gemeenten is op zich niet nieuw. Beide partijen kennen al een lange samenwerkingstraditie. De zorg- en adviesteams, het schoolmaatschappelijk werk en pilots als Jeugdzorg dichter bij onderwijs zijn hier tastbare resultaten van. Echter, passend onderwijs verantwoordelijkheid van schoolbesturen- en transitie jeugdzorg -verantwoordelijkheid van gemeenten- gaan uit van een nieuwe benadering op ondersteuning en hulp (zie hierna bij uitgangspunten). En dit biedt beide partijen veel nieuwe kansen voor leerlingen, hun ouders en onderwijsprofessionals. Voorbeeld: afstemming van de hulp en ondersteuning op school met de hulp en ondersteuning thuis (geen eenzijdige verkokerde aanpak maar één samenhangend plan van onderwijs en jeugdhulp). Ander voorbeeld: over en weer meer uitwisseling en inzet van expertise; onderwijsexperts in het jeugdhulpdomein en jeugdhulpprofessionals in het onderwijsdomein (uiteraard binnen duidelijke kaders en heldere afspraken over ieders taak en verantwoordelijkheid). Nog een ander voorbeeld: door inzet van specialistische jeugdhulp is langdurig thuiszitten te voorkomen of is verwijzing naar (voortgezet) speciaal onderwijs te beperken. Onderwijs en gemeenten stellen een samenwerkingsagenda op om de verbinding in de praktijk gestalte te geven en vooral om kansen te benutten. Ambitie Onderwijs en gemeenten zijn mede verantwoordelijk voor de opvoeding en gaan met ouders voor de meest optimale ontwikkeling van kinderen en jongeren. Ook dient de verbinding tussen passend onderwijs en jeugdhulp bij te dragen aan oplossing of stabilisering van problemen waardoor leerlingen beter in staat zijn hun schoolloopbaan succesvol te volgen en waarmee in de klas en op school een beter leerklimaat ontstaat. Hiervoor is aansluiting nodig tussen alle vlakken van het onderwijs- en jeugddomein; van regulier en (voortgezet) speciaal onderwijs met het algemeen, preventief jeugdbeleid en met jeugdhulp. Dit inclusief (nog op te richten) tussenvoorzieningen zoals de orthopedagogische centra, time out en symbiosetrajecten. Aanpak Bij de aansluitopgave tussen het onderwijs- en jeugddomein gelden de volgende uitgangspunten: • Positieve benadering en positief opvoeden zoals in het Handelingsgericht werken (HGW) de norm is; • Uitgaan en stimulering van de eigen kracht van kinderen, jongeren en gezinnen. Kijken wat kan en niet overnemen van vragen en problemen maar ondersteunen bij het zelf oplossen daarvan; • Aansluiting bij de leer- en leefwereld van kind, jongere en gezin. Dit betekent onder meer dat: - de school zowel vindplaats is van (mogelijke) problemen als werkplaats van oplossingen; - hulp en ondersteuning, ook de zwaardere vormen, eerder naar school halen (‘invliegen’) in plaats van doorverwijzen naar instanties buiten onderwijs;
13
We gebruiken de nieuwe term ‘Jeugdhulp’ in plaats van ‘jeugdzorg’ .
58
• Maatwerk en vraaggericht. Bij hulp en ondersteuning niet uitgaan van standaardaanbod en ouders (en jongere) worden actief betrokken bij bepaling van de ondersteuningsvraag: wat heeft dit kind, in deze situatie, binnen deze context van school en gezin nodig? • Integrale aanpak van hulp en ondersteuning volgens het principe van één kind, één gezin, één plan. Voor een effectieve verbinding verwachten gemeenten in de regio 30.06 van het onderwijs dat elke school een professioneel ondersteuningsteam (voorheen ZAT) heeft en dat, wanneer nodig, vanuit deze teams zo snel mogelijk actie wordt ondernomen richting gezinnen. Alle scholen (PO en VO) in de regio 30.06 kunnen beroep doen op de Basisteams Jeugd&Gezin (BJG). Dit zowel voor algemeen advies en preventieve aanpakken als voor specifieke, lichtere ondersteuning voor leerling en gezin (Figuur 1). Het BJG is ook de toegang tot zwaardere, specialistische vormen van jeugdhulp waar een toegangsbesluit voor nodig is. Iedere school heeft vaste contactpersonen binnen een BJG die door de Intern Begeleider of Zorgcoördinator te benaderen zijn. Deze contactpersonen zijn vergelijkbaar met schoolmaatschappelijk werkenden (smw), maar zullen zich op korte termijn ontwikkelen tot Brede Jeugdprofessionals die meer en andere taken aankunnen én als een soort zorgmakelaar zullen optreden wanneer zij specifieke hulpvragen niet zelf kunnen oppakken. De gemeenten richten rond de BJG’s ook een flexibele schil in. Dit is laagdrempelige en tot op zekere hoogte vrij toegankelijke ondersteuning bij vragen over opvoeden en opgroeien. Hier vallen onder meer sociale competentietrainingen in groepsverband onder en trainingen opvoedingsvaardigheden voor ouders. Hoewel de BJG’s voor alle gemeenten gelijk zijn, kan de uitvoering lokaal en per school verschillen. Dit is omdat lokaal de vraag naar ondersteuning kan verschillen en omdat we uitgaan van professionele ruimte en maatwerk nastreven waardoor de praktijk tot op zeker hoogte divers zal zijn.
Figuur 1 Schema Basisteams Jeugd&Gezin en toegang tot hulp en ondersteuning.
59
Ontwikkeling samenwerkingsagenda Hoewel in de praktijk onderwijs en jeugdhulp al op onderdelen verbonden zijn, is voor een volwaardige verbinding meer nodig. Voor ontwikkeling en uitvoering van de samenwerkingsagenda tussen onderwijs en gemeenten zijn daar onder meer de volgende vragen leidend bij: • Welke innovaties en nieuwe aanpakken zijn nodig om onderwijs en gemeenten samen naar ‘voren te laten bewegen’ en preventiever te laten werken? Hoe betrekken we de keten van voorschools tot en met het MBO hierbij? • Waar zitten momenteel de hiaten in de verbinding tussen passend onderwijs en jeugdhulp? • Wat is van onderwijs en gemeenten nodig om met elkaar de integrale aanpak van hulp en ondersteuning volgens het principe van één kind, één gezin, één plan in praktijk te kunnen brengen? • Op welke wijze zijn schoolmaatschappelijk werkenden die in dienst zijn van het onderwijs zelf, in te bedden in de nieuwe structuur van het Basisteam Jeugd&Gezin? En tegen welke voorwaarden? • Welke ontwikkeling is nodig om het speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs te verbinden met de nieuwe structuur van het Basisteam Jeugd&gezin? Of, in termen van passend onderwijs: hoe gaan gemeenten en onderwijs de extra ondersteuning, licht en zwaar, verbinden met (specialistische) jeugdhulp? Wat is daar voor nodig? • In het verlengde van het voorgaande: hoe realiseren onderwijs en gemeenten de aansluiting tussen de tussenvoorzieningen zoals de orthopedagogische centra, symbiosetrajecten en time out-voorzieningen? • Hoe zijn het Observatie en Diagnostiekteam en de Integrale Vroeghulp in te bedden in de structuur voor jeugdhulp? • Welke verbindingen zijn er mogelijk met de transities AWBZ en WMO? • Hoe kunnen onderwijs en jeugdhulp elkaars kennis en kunde uitwisselen en inzetten voor professionalisering van leerkrachten en jeugdprofessionals? Het ligt voor de hand een deel van deze ontwikkelvragen bij het Aanjaagteam Transitie Jeugdzorg neer te leggen. In dit Aanjaagteam werken negentien gemeenten uit Brabant Noordoost samen waaronder de 30.06-gemeenten. Het Aanjaagteam zal aansluiting zoeken met het bestuurlijk OOGO van 30.06 en met het jaarlijks Regionaal Bestuurlijk Overleg waar de wethouders Jeugd & Onderwijs met bestuurders van de samenwerkingsverbanden overleggen.
60
2
Leerplicht en voortijdig schoolverlaters
Inleiding Eén van de speerpunten van passend onderwijs is het voorkomen en opvangen van thuiszittende leerlingen. Er zijn drie situaties denkbaar: • Een leerling staat niet ingeschreven op een school en volgt geen onderwijs. Dit noemen we absoluut verzuim. • Een leerling staat wel in geschreven op een school maar verzuimt langer dan vier weken zonder dat er sprake is van vrijstelling van de leerplicht. Dit zijn de zogenaamde ‘thuiszitters’. • Een leerling staat wel in geschreven op een school maar is minder dan vier weken thuis. Dit noemen we ongeoorloofd verzuim. Dit komt bijvoorbeeld voor als ouders leerlingen buiten de schoolvakanties om vakantie nemen (het zogenaamde luxe verzuim), maar ook wanneer ouders hun kind ziekmelden terwijl hier in werkelijkheid sprake is van onvrede met de gang van zaken op school of een (dreigend) conflict tussen ouders en school inzake gehanteerde werkwijze of beleid. Momenteel hebben de Samenwerkingsverbanden 30.06 PO en VO een zeer beperkt aantal ‘thuiszitters’. Ambitie De samenwerkingsverbanden 30.06 PO en VO hanteren het principe dat er geen ‘thuiszitters’ zijn en voortijdig schoolverlaten (vsv) zo veel als mogelijk wordt voorkomen en teruggedrongen. Aanpak De samenwerkingsverbanden en het Regionaal Bureau Leerplicht Brabant Noordoost (RBL BNO) hanteren het volgende beleid: - Het bevoegd gezag van de scholen is verantwoordelijk voor het tijdig, binnen zeven dagen, in- en uitschrijven van leerlingen; - Het bevoegd gezag heeft meldplicht ten aanzien van ongeoorloofd verzuim aan leerplicht en inspectie en meldt dit tegelijkertijd aan het samenwerkingsverband; - Kinderen die ‘thuiszitter’ dreigen te worden, worden besproken in het Multi Disciplinair Overleg (MDO) van de basisschool of ondersteuningsteam van de school voor voortgezet onderwijs; - Er vindt periodiek (minimaal twee keer per jaar) overleg plaats tussen het Samenwerkingsverband en RBL BNO; - Voor vsv verwijzen wij naar bestaande aanpakken van het VO en MBO zoals de overgangsprocedure VO-MBO Stick Together om dreigende uitvallers vroeg in beeld te krijgen en de aanpak van het RBL BNO met de coach die uitvallers thuis opzoekt. Ontwikkeling samenwerkingsagenda • Welke noodvoorzieningen zouden ingericht moeten worden voor tijdelijke opvang, van leerlingen die uit dreigen te vallen? • Passend onderwijs kent zorgplicht, termijnen waarbinnen schoolbesturen aanvragen moeten behandelen zijn in de wet vast gelegd. Echter hoe te handelen in het geval van bezwaar en beroep door een van de betrokkenen? Wat betekent dit in het kader van leerplicht voor de leerling? • Hoe dient men in het kader van de zorgplicht en de leerplicht om te gaan met wachtlijsten? Er is een voorziening geïndiceerd, maar die is (nog) niet beschikbaar. • Wat zijn de mogelijkheden voor leerlingen die (tijdelijk) niet geschikt zijn voor onderwijs? Welke mogelijkheden zijn er voor een samenwerking met zorg en (educatieve) opvang? • De bewijslast van ongeoorloofd verzuim ligt nu bij de gemeente. Welke mogelijkheden zijn er om kinderen van niet coöperatieve ouders toch het recht op onderwijs te geven?
61
3
Leerlingenvervoer
Inleiding De zorg dat iedere leerling op een voor hem of haar passende onderwijsplek komt hangt nauw samen met de mogelijkheid om daar te komen. Op dit moment betekent dat voor veel leerlingen in het speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs dat zij aangewezen zijn op een vorm van leerlingenvervoer. De gemeente heeft de zorgplicht om voor ‘passend vervoer’ van de iedere leerling te zorgen. Dit is vastgelegd in Artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, van de Wet op de expertisecentra en van de Wet op het voortgezet onderwijs. De onderwijswetgeving geeft ouders recht op een tegemoetkoming in de kosten van leerlingenvervoer door de gemeente wanneer dat voor het bezoeken van een school noodzakelijk is. De gemeenteraad heeft in een verordening de voorwaarden vastgelegd op grond waarvan ouders in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage in de kosten van het vervoer naar school. Die voorziening kan bestaan uit een fietsvergoeding, een vergoeding voor openbaar vervoer, al dan niet met begeleiding, of een bijdrage in de kosten van aangepast vervoer. De gemeente kan het vervoer ook zelf organiseren of een bijdrage geven aan ouders die het vervoer voor hun kinderen zelf organiseren. Ambitie In de missie van het Samenwerkingsverband 30.06 is vastgelegd dat leerlingen in deze regio een passende plek in onderwijs toegewezen krijgen vanuit de visie dat thuisnabijheid en de aanwezigheid van de benodigde expertise belangrijke uitgangspunten zijn. Deze missie sluit aan bij het belang van de gemeenten om kwalitatief goed leerlingenvervoer te organiseren. Een kanttekening is dat met de toename van het aantal kinderen in het speciaal onderwijs, ook de toename van het leerlingenvervoer aan de orde is. Door deze toename is de betaalbaarheid van deze voorziening voor gemeenten onder druk komen te staan. Aanpak Vanaf 1 augustus 2014 geven het Samenwerkingsverband 30.06 zowel voor PO als voor VO verklaringen af voor leerlingen die aangewezen zijn op plaatsing binnen de zorglocatie (OPDC), (voortgezet) speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs. Bij het toelaatbaarheidsbesluit vermeldt het Samenwerkingsverband welke scholen in de regio het gevraagde passend onderwijs kunnen bieden aan de betreffende leerling. Als ouders een beroep willen doen op leerlingenvervoer geldt doorgaans dat dit het vervoer naar de dichtstbijzijnde school van de geadviseerde voorzieningen betreft. Bij zeer specifieke en/of complexe problematiek van de leerling kan passend onderwijs niet altijd op de dichtstbijzijnde (V)SO school geboden worden. Als er recht ontstaat op leerlingenvervoer kan de gemeente advies inwinnen bij de commissie van toelating over het aangewezen vervoer. Is de leerling aangewezen op aangepast vervoer, kan hij/zij de afstand naar school per fiets afleggen of kan de leerling zelfstandig of onder begeleiding reizen met openbaar vervoer? Naast kostenoverwegingen zijn er ook maatschappelijke overwegingen die een kritische beoordeling van het leerlingenvervoer noodzakelijk maken. Een voorzichtige trend is het inzetten op de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van kinderen. Mede tegen de achtergrond van “de kanteling” gaan gemeenten meer een beroep doen op de ouders voor het oplossen van de vervoersvraag. Maar dus ook de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van het kind worden vooropgesteld in de bepaling of en hoe er leerlingenvervoer toegekend wordt. Het Samenwerkingsverband en de gemeenten hebben oog voor de maatschappelijke context van het leerlingenvervoer en voelen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor goed leerlingenvervoer. Gemeenten en Samenwerkingsverband voeren jaarlijks het gesprek over leerlingenvervoer op basis van kostenoverzichten, effectiviteit en beschikbaarheid.
62
Ontwikkeling samenwerkingsagenda In de komende planperiode worden nadere afspraken gemaakt over de volgende ontwikkelpunten: • Passend vervoer bieden aan iedere leerling, onder andere wat betreft vervoersvorm en waar mogelijk leerlingen leren (meer) zelfstandig te reizen; • Indien nodig een objectieve en onderbouwde advisering door de commissie van toelating over het aangewezen vervoer; • Een heldere onderbouwing van de schoolkeuze die passend is voor de leerling (S(B)O- of BAOarrangement); • Grensverkeer naar scholen buiten de regio Oss, Uden, Veghel; • Mogelijkheden voor vervoer naar (te ontwikkelen) tussenvoorzieningen zoals time-out, OPDC en symbiose.
63
4
Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt
Inleiding Een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt begint met goed onderwijs dat jongeren de benodigde competenties en kennis leert om voldoende toegerust de intrede op de arbeidsmarkt te kunnen maken. Een beroepsopleiding leidt de jongere op om in een bepaalde sector direct aan de slag te kunnen gaan. Een afgeronde opleiding biedt dus een goede start. Om zowel voor de jongere als voor de werkgevers te zorgen dat een afgeronde opleiding al dan niet met een certificaat of diploma van waarde is, moeten onderwijs en arbeidsmarkt goed op elkaar aansluiten. Bedrijven zijn voor een adequate personeelsvoorziening immers gebaat bij een goed opgeleide beroepsbevolking, nu en in de toekomst. Hiervoor is niet alleen goed onderwijs op school nodig, maar ook voldoende plaatsen voor stage of leerwerkbanen, zodat jongeren de benodigde praktijkervaring opdoen. Ontwikkelperspectief In het voortgezet onderwijs wordt voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een ontwikkelingsperspectief (OPP) opgesteld. Dit kunnen leerlingen zijn in het regulier voortgezet onderwijs en verder voor álle leerlingen in een tussenvoorziening, praktijkonderwijs en VSO. In het OPP wordt een maximaal realistisch uitstroomniveau en uitstroombestemming geformuleerd. Jaarlijks wordt geëvalueerd of de leerling nog op koers zit of dat er moet worden bijgesteld. Ambitie Goed onderwijs is de basis voor een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt. Het begeleiden van jonge mensen met een arbeidsbeperking naar zelfstandige deelname aan het maatschappelijk leven of een duurzame plek op de arbeidsmarkt is een verantwoordelijkheid van meerdere partijen. Alleen intensieve samenwerking tussen deze partijen en de bereidheid van het bedrijfsleven om ook laaggekwalificeerden of mensen met een arbeidsbeperking kansen te bieden zal tot succes leiden. Dit vraagt om draagvlak en kan alleen vanuit een gevoel van urgentie binnen een sterk netwerk van werkgevers, onderwijspartijen en uitkerende instanties. Door krachten te bundelen, zowel financieel als qua inzet en samen verantwoordelijkheid te dragen voor deze doelgroep. Aanpak In 5*regio Brabant Noordoost Werkt! is een integrale jongerenaanpak in ontwikkeling/ontwikkeld. De regio blijft aansluiten bij het netwerk T-verband. In dit netwerk zijn alle VSO-scholen, PRO, entreeonderwijs van MBO en de gemeenten van BNO verenigd. Het OGOO kan het overleg zijn waar deze zaken worden besproken en afgestemd. De huidige arbeidsmarkt maakt het er voor de doelgroep niet makkelijker op. Gemeenten ontkomen er niet aan dat er (ook) in de toekomst jongeren zijn, die ondanks veel moeite en inzet (van scholen, gemeenten en andere partijen) niet aan de slag kunnen. Wat betreft het betrekken van ondernemers hebben ook scholen de taak om het netwerk van ondernemers waar zij hun jongeren plaatsen voor leerwerkplekken en uitstroom naar de arbeidsmarkt te onderhouden. De doorstroom van jongeren naar het MBO staat onder druk door veranderende eisen. Een overzicht: - Niveau 1 Entree-opleidingen: zijn alleen toegankelijk voor jongeren zonder diploma; - Bindend studieadvies: na vier maanden en een (verplicht) studieadvies als dat negatief uitvalt wat dan? - Uitstroom Entree: Jongeren die niveau 1-diploma halen en niet door kunnen stromen naar niveau 2, omdat ze dat niveau niet aankunnen zullen begeleid moeten worden naar een “duurzame” werkplek.
64
- Jongeren die uitvallen op Niveau 2: kunnen niet terecht in niveau 1 omdat ze een diploma hebben, zullen ook begeleid dienen te worden naar een werkplek. - Jongeren uit Praktijkonderwijs en REC 4 die nu nog kunnen doorstromen naar het MBO kunnen dat met de nieuwe instroomeisen vaak niet. Hoe kunnen zij begeleid worden naar een “duurzame” werkplek waar ze zich ook nog verder kunnen ontwikkelen om zo hun positie op de arbeidsmarkt te verstevigen. Ontwikkeling samenwerkingsagenda In de komende planperiode worden nadere afspraken gemaakt over de volgende ontwikkelpunten: • Het ontwikkelen van een eenduidig/afgestemd regionaal ontwikkelingsperspectief en transitieplan. • Afspraken maken over doorgaande lijn/overdracht V(S)O – MBO en onderwijs-gemeente. • Een vangnetconstructie maken voor jongeren die tussen wal en schip (dreigen te) vallen • Loopbaanoriëntatie op VO? • Onderzocht moet worden of het netwerk T-verband vanaf 2014 kan worden verbreed naar de samenwerkingsverbanden VO en de gemeenten in BNO. • Goede afstemming met betrokkenen zodat jongeren in onderwijs goed worden voorbereid op de arbeidsmarkt. • Het ontwikkelen van een goede ondersteuning voor jongeren met specifieke ondersteuningsbehoeften bij de overgang van onderwijs naar arbeid.
65
5
Onderwijshuisvesting
Inleiding Trefwoorden: -Krimp -Leegstand -Leegstand benutten, bijvoorbeeld voor huisvesting tussenvoorzieningen -Ontwikkeling IKC’s -Samenhang en passend bij Meerjaren Investeringsplannen (MIP) -Toegankelijkheid -Doordecentralisatie middelen onderhoud po Ambitie Trefwoorden -Adequate onderwijshuisvesting Aanpak Trefwoorden -Onderwijshuisvesting blijft primair lokale aangelegenheid onderwijshuisvesting inclusief lokale overlegstructuren.
op
basis
van
verordening
Ontwikkeling samenwerkingsagenda In komende planperiode een regionale visie ontwikkelen onderwijshuisvesting
66
6
Monitoring en evaluatie
Inleiding Hoe weten we of de verbinding tussen passend onderwijs en jeugdhulp werkt? En de inzet van leerplicht, het leerlingenvervoer en arbeidsmarktbeleid? Waaraan lezen we af dat we op de goede weg zijn of juist niet? Voor dit doel is monitoring en evaluatie van de aansluitopgave tussen onderwijs en gemeenten van belang. Ambitie De ambitie is in beeld te brengen en te volgen of de afspraken tussen onderwijs en gemeenten en de uitvoering daarvan werken. Dit niet zozeer als een verantwoordingssysteem, maar veel meer als een feedbacksysteem om er van te leren. De uitdaging hierbij is de administratieve lasten tot een minimum te beperken. Aanpak Om zicht te krijgen op ontwikkelingen en resultaten willen we bestaande en nieuwe bronnen gebruiken. Eerst de bestaande bronnen. Hier is te denken aan bijvoorbeeld de verplichte rapportages van het Regionaal Bureau Leerplicht (RBL BNO). Het RBL BNO rapporteert jaarlijks over verzuim, voortijdig schoolverlaters en langdurig thuiszitters, als dat aan de orde is. Andere voorbeelden vanuit het onderwijs zijn de cliënttevredenheidsonderzoeken en Vensters voor verantwoording. Voor gemeenten bestaan er bijvoorbeeld cliënttevredenheidsonderzoeken leerlingenvervoer en databestanden met het aantal aanvragen van bijstandsuitkeringen door jongeren. Een nieuwe bron kan de landelijke monitor ‘passend onderwijs en gemeenten’ zijn die momenteel in ontwikkeling is bij de PO- en VO-raad, het VNG en Nederlands Jeugd Instituut. Deze zal een beperkte indicatorenset bevatten, er is vooralsnog sprake van vijf, die de aansluiting tussen passend onderwijs en jeugdhulp in beeld gaat brengen. Een andere, nieuwe bron kan de nieuwe monitor jeugdhulp zijn die op dit moment landelijk in ontwikkeling is. De uitkomsten en resultaten zullen geagendeerd worden voor de OOGO-bijeenkomsten. Ontwikkeling samenwerkingsagenda Voor de samenwerkingsagenda is het volgsysteem -de monitor- het ontwikkelpunt. Wat willen we weten en waarom? Waar lezen we aan af dat de afspraken en aanpak werken?
67
Bijlage 3 Werkgroepenstructuur binnen het SWV Het Samenwerkingsverband 30-06 kent een aantal werkgroepen. Deze kunnen structureel van aard zijn, maar ook in het kader van een specifieke opdracht opgericht worden. De Werkgroep Zorgcoördinatoren is een structurele werkgroep en houdt zich bezig met het volgende: De zorgcoördinatoren uit de regio kennen elkaar en ontmoeten elkaar op regelmatige basis om zo samenwerking en uitwisseling te vereenvoudigen. De zorgcoördinatoren uit de regio zijn op de hoogte van actuele landelijke en regionale ontwikkelingen. Vanuit een gemeenschappelijk begrippenkader bestaat er overeenstemming over de inhoud en kwaliteit van voorzieningen en maatregelen binnen de basisondersteuning. De zorgcoördinatoren hebben zicht op de specifieke vormen van lichte extra ondersteuning intern op de verschillende scholen voor voortgezet onderwijs. Door middel van kennisuitwisseling van de zorgcoördinatoren wordt bijgedragen aan de schoolontwikkeling op het gebied van de kwaliteit van onderwijs en ondersteuning. Het signaleren van thema’s, trends en ontwikkelingen die aandacht behoeven van regionale beleidsmakers en bestuurders (SVB-directeur, directeurenoverleg en bestuur van het samenwerkingsverband). Werkgroepen die voortkomen uit de WZC hebben vaak tot doel om beleid om te zetten naar praktisch handelen in de regio. Een tijdelijke werkgroep is de Voorbereidingsgroep Extra Ondersteuning. Deze werkgroep is belast met het uitwerken van de procedures in het kader van de toewijzing van extra ondersteuning. Werkgroepen die voortkomen vanuit het directeurenoverleg of het bestuur kennen een beleidsvoorbereidende aard.
68
Bijlage 4 Bespreek- en ontwikkelpunten ondersteuningsplan Van beleidsarm naar beleidsrijk Aangezien het Ondersteuningsplan als een groeidocument gezien moet worden is er vanuit die gedachte gekozen voor een beleidsarme beschrijving. Het plan kent daarom nog wat losse einden en onzekerheden op het terrein van de planontwikkeling in de komende jaren. Het overheidsbeleid is in deze een factor van onzekerheid. Daarom zal in de komende jaren het ondersteuningsplan van inhoud en vorm gaan veranderen. Vanuit de inspectie van het onderwijs is dat ook de aanbevolen te volgen weg: laat het groeien in samenwerking met elkaar. Onderstaande thema’s zijn opgesteld naar aanleiding van de directeurenoverleggen die hebben plaatsgevonden op 3 december 2013 en 9 en 15 januari 2014, aangevuld met thema’s vanuit de directie van het SWV. Dat zijn aan de ene kant zaken die niet per se in het huidige ondersteuningsplan moeten worden opgenomen maar wel haast behoeven, gezien de start van passend onderwijs per 1 augustus 2014 en die dus voor die datum moeten zijn besproken. Anderzijds gaat het om punten die langere tijd vergen en mogen kosten, omdat deze niet per 1 augustus 2014 hoeven te zijn afgehandeld. Lijst van bespreek- c.q. ontwikkelpunten: 1. Een duidelijke definitie van wat de basisondersteuning inhoudt. (Voor 1-8-2014) 2. Hoe bedden wij de definitie van de basisondersteuning in binnen een kwaliteitszorgstructuur en met welke data gaan we dat bewaken en monitoren? (2014-2015) 3. Zijn dat andere criteria dan de inspectie van het onderwijs hanteert? (2014-2015) 4. Samenstelling en kwaliteit van de deelnemers aan het ZAT binnen de scholen. Komen tot eenduidige samenstelling en afspraken in samenwerking met de jeugdzorg. (1-8-2014) 5. Samenstelling en kwaliteit van de Commissie van Advies van het SWV: wie heeft welke rol en welke bevoegdheid? (1-8-2014) 6. De situatie binnen de VSO-scholen en het behoud van expertise van medewerkers die mogelijkerwijs moeten afvloeien.(2015) 7. Heldere beschrijving van “de VSO-leerling”. (2014-2015) 8. Zijn de huidige voorzieningen van het SWV nog “up-to-date” of moeten deze worden omgevormd, samengevoegd of opgeheven en vervangen door andere? (2015) 9. Passen we daar dan ook onze bekostigingsstructuur op aan? (2014-2015) 10. Voldoen we dan nog in voldoende mate aan de term “thuisnabij onderwijs”? (2014-2015) 11. Is het budget van het SWV nog toereikend daarvoor in de nieuwe vorm? (2014-2015) 12. Is dat ook het geval rondom de personele bezetting van het SWV? (2014-2015) 13. Hoe gaan we de uitvoering van het OOGO met de gemeenten ter hand nemen? (vanaf 2015) 14. Inventariseren en mogelijk uitvoeren van de na- en bijscholingsbehoeften van het personeel van de deelnemende scholen rondom passend onderwijs, de basisondersteuning en mogelijke nieuwe initiatieven rondom ondersteuning van leerlingen. (vanaf 1-8- 2014) 15. Welke rol gaat het SWV daarin spelen? Of is dit primair de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke scholen? 16. Realisatie van een daling van het aantal cluster 4 leerlingen naar het landelijk gemiddelde. (2021)
69
17. Borgen van de speciale positie en bekostiging van (de leerlingen van) het praktijkonderwijs binnen het SWV. (2015-2016) 18. Er zal een risico-inventarisatie gemaakt moeten worden voor wat betreft de financiën van het Samenwerkingsverband met daarin meegenomen het weerstandsvermogen. 19. Er zal een keuze gemaakt moeten worden voor een extern financieel bureau voor het Samenwerkingsverband.
70
Bijlage 5 Doorplaatsing: overgang van PO 30.06 naar VO 30.06 De samenwerkingsverbanden PO en VO 30.06 hanteren een leeftijd van 12 jaar als richtlijn voor de overgang van PO/SBaO/SO naar VO/VSO. Wettelijk mag een leerling uiterlijk in het PO blijven tot het einde van het schooljaar waarin hij of zij 14 jaar wordt. Om de overgang naar VO zo goed mogelijk te laten verlopen, wordt een POVO-overleg ingericht door de besturen van de samenwerkingsverbanden PO 30.06 en VO 30.06 en legt jaarlijks verantwoording af aan beide besturen. In dit overleg bespreken deskundigen de overgang van het PO naar het VO. Een medewerker van Centrum Jeugd en Gezin is, indien gewenst en noodzakelijk, op afroep beschikbaar voor het POVO-overleg. Het is van belang dat zo vroeg mogelijk onderkend wordt of leerlingen in het VO extra ondersteuning nodig hebben. Eind groep 6, medio groep 7, is dit meestal duidelijk. Dan wordt door school het uitstroomperspectief van de leerling opgesteld, aangevuld met een beschrijving van de ondersteuningsbehoefte (format) en wordt dit met ouders besproken. Hierna volgt uiterlijk in januari van het groep-8 leerjaar het advies van de school. Alle leerlingen met het advies Extra Ondersteuning worden besproken in het POVO-overleg. Er wordt dan een gezamenlijk advies opgesteld dat met ouders wordt besproken. In maart melden ouders hun kind vervolgens aan bij het VO of VSO. Hierna vraagt de VO/VSO-school samen met ouders de Extra Ondersteuning aan bij de toelaatbaarheidscommissie van het Samenwerkingsverband VO 30.06. In het aanvraagformulier is het advies van het POVO-overleg opgenomen. Het streven is dat begin juni voor alle leerlingen vanuit BaO/SBaO/SO duidelijk is waar zij na de zomervakantie gaan starten. Indien nodig volgt een ‘warme overdracht’ tussen de PO/SO-school en VO/VSO-school. Het SWV hanteert een monitor waarbij de scholen, zowel van PO als VO, gehouden zijn de informatie voor de monitor tijdig aan te leveren. De samenwerkingsverbanden PO 30.06 en VO 30.06 voeren overleg om de komende jaren bovenstaande overdrachtsprocedure (digitaal) te stroomlijnen.
71
Bijlage 6 Cluster 1 onderwijs (blinde en slechtziende leerlingen) Na de invoering van de Wet Passend Onderwijs zal het onderwijs in Cluster 1 landelijk georganiseerd blijven. De redenen hiervoor zijn de beperkte omvang van de doelgroep en de specialistische expertise. In deze regio is Koninklijke Visio de organisatie die de ondersteuning voor blinde en slechtziende leerlingen (Cluster 1) biedt. Cluster 1 gaat wettelijk geen deel uitmaken van het Samenwerkingsverband. Vanuit Visio Onderwijs is er een contactpersoon verbonden aan het Samenwerkingsverband die benaderd kan worden bij vragen rondom het onderwijs aan visueel beperkte leerlingen. Het streven van Visio Onderwijs is zoveel mogelijk kinderen met een visuele beperking op reguliere, of andere vormen van speciale, scholen onderwijs te laten volgen. Op dit moment wordt bijna 75% van de leerlingen door de Ambulant Onderwijskundige Dienst van Visio begeleid. Om dit te realiseren wordt ondersteuning op maat geboden. Op basis van de onderwijsbehoeften van het kind en de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht wordt een Begeleidingsplan opgesteld. Ondersteuning aan docenten en leerlingen kan bestaan uit: ambulante onderwijskundige begeleiding, advies, coaching, instructie, collegiale consultatie en cursussen. Naast ondersteuning door de ambulant onderwijskundig begeleider blijven er financiële middelen beschikbaar ten behoeve van de visueel beperkte leerling. De toekenning van deze middelen zal centraal via Cluster 1 gaan lopen. Zodra de exacte invulling hiervan bekend is, wordt deze gecommuniceerd met de scholen en samenwerkingsverbanden. Wanneer sprake is van (een vermoeden van) een visuele beperking, kunnen ouders, maar ook de school, hun kind aanmelden bij Koninklijke Visio. Na onderzoek beoordeelt de Commissie van Onderzoek of het kind op basis van de landelijke toelatingscriteria recht heeft op een Cluster 1 indicatie. Hierbij wordt ook aangegeven of het kind recht heeft op ambulant onderwijskundige begeleiding of op onderwijs op één van de scholen voor leerlingen met een visuele beperking van Visio.
72
Bijlage 7 Cluster 2 onderwijs (leerlingen met ernstige auditieve en/of communicatieve beperkingen)
Samenwerking cluster 2 Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking (doof, slechthorend en/of ernstige spraaktaalmoeilijkheden), waarbij de onderwijsbehoefte de zorgplichtmogelijkheden overstijgt, werken de scholen van het Samenwerkingsverband VO 30.06 samen met instellingen voor cluster 2 onderwijs en onderwijsondersteuning. Binnen SWV 30.06 zijn twee instellingen cluster 2 actief. Dit zijn Kentalis en SSOE/de Taalbrug. Voor direct contact met het SWV is Kentalis de partner. Daar waar het scholen en leerlingen betreft bedient SSOE/de Taalbrug de regio Veghel en Kentalis de regio’s Oss en Uden. Voor vragen aangaande leerlingen kan rechtstreeks contact opgenomen worden met de betreffende instelling. SSOE/de Taalbrug: Onderwijsondersteuning SSOE/de Taalbrug, Toledolaan 3, 5629 CC Eindhoven, tel. 040 2902345 VSO De Taalbrug, Toledolaan 5, 5629 CC Eindhoven, tel. 040 2902345 Kentalis: Onderwijsondersteuning Kentalis Ambulante Dienstverlening Locatie Nijmeegsebaan 21a, 6561 KE Groesbeek, tel. 024 3557437 VSO De Marwindt, Nijlpaardstraat 4, 6531 RR Nijmegen, tel. 024 3567765
Nijmegen,
Kentalis en SSOE/de Taalbrug bieden dezelfde diensten die zij onderling afstemmen. Het betreft: Consultatie en advies Trajectbegeleiding bij aanmelding Ondersteuning van het licht arrangement Ondersteuning van het medium arrangement (V)SO voorziening Zowel SSOE/de taalbrug als Kentalis beschikken over een dienstencentrum/educatiecentrum voor expertiseoverdracht.
73
Gemaakte afspraken Basisondersteuning Wanneer de schoolinterne zorg ontoereikend is en vragen rondom een vermoede cluster 2 problematiek niet beantwoord kunnen worden kan een aanvraag voor een Consultatie en Adviestraject worden aangevraagd. Het traject is kosteloos. Het invullen van een signaleringsinstrument ten aanzien van vermoede cluster 2-problematiek gaat hieraan vooraf. Extra onderwijsondersteuning Wanneer schoolinterne zorg en indien van toepassing schoolnabije zorg vanuit het Samenwerkingsverband concludeert dat de school en/of het Samenwerkingsverband niet volledig aan haar zorgplicht kan voldoen wordt een toeleidingstraject naar extra onderwijsondersteuning aangevraagd bij de instelling van de betreffende regio. De informatie/onderzoeksgegevens van schoolinterne en schoolnabije zorg zijn hiervoor beschikbaar. De kosten van de extra onderwijsondersteuning komen ten laste van het cluster 2-budget. Verwijzing/plaatsing cluster 2 SO/VSO-school Wanneer schoolinterne zorg en indien van toepassing schoolnabije zorg vanuit het Samenwerkingsverband concludeert dat de school en/of het Samenwerkingsverband niet volledig aan haar zorgplicht kan voldoen wordt een toeleidingstraject naar plaatsing op een cluster 2 SO- of VSO-school aangevraagd bij de instelling van de betreffende regio. De informatie en/of onderzoeksgegevens van schoolinterne en schoolnabije zorg zijn hiervoor beschikbaar. Expertise-overdracht Kentalis en SSOE/de Taalbrug zijn de scholen binnen het Samenwerkingsverband van dienst bij het vergroten van de cluster 2-expertise en kan daarbij gebruikmaken van scholingsaanbod. De kosten van deze dienstverlening worden in overleg op basis van offerte vastgesteld.
74
Bijlage 8 Administratie van gezondheidsgegevens door SWV 30.06 De wet schrijft voor dat een Samenwerkingsverband de persoonsgegevens betreffende de gezondheid van leerlingen mag verwerken voor zover het gaat om de toewijzing van ondersteuningsmiddelen of -voorzieningen, het adviseren over de ondersteuningsbehoefte of de toelaatbaarheid tot het VSO: WVO, artikel 17 a, lid 14: het Samenwerkingsverband is bevoegd zonder toestemming van degene die het betreft persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens te verwerken met betrekking tot leerlingen, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken, bedoeld in het zesde lid, onderdelen b tot en met d. Het Samenwerkingsverband verstrekt de gegevens, bedoeld in de eerste volzin, niet aan derden, met uitzondering van het bevoegd gezag van de school waar de desbetreffende leerling is aangemeld of ingeschreven. Het Samenwerkingsverband bewaart de gegevens op een plaats die uitsluitend toegankelijk is voor het Samenwerkingsverband en de deskundigen, bedoeld in het twaalfde lid. Het Samenwerkingsverband bewaart de gegevens tot drie jaar na afloop van: a. de beoordeling van de toelaatbaarheid van de leerling tot het voortgezet speciaal onderwijs, b. de advisering over de ondersteuningsbehoefte van de leerling aan het bevoegd gezag van de school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven, of c. de toewijzing van ondersteuningsmiddelen of ondersteuningsvoorzieningen aan de school, voor zover het voor die toewijzing nodig was gegevens van de leerling als bedoeld in de eerste volzin te verwerken.
SWV 30.06 bewaart bovengenoemde gegevens gedurende drie jaar, waarbij uitsluitend het Samenwerkingsverband en de deskundigen ten aanzien van de toelaatbaarheid (leden van de Commissie voor Ondersteuningstoewijzing) toegang hebben tot deze gegevens. De gegevens zullen alleen aan het bevoegd gezag van de school waar de leerling staat ingeschreven worden verstrekt.
75
Bijlage 9 Lijst van afkortingen A - Afkortingen in alfabetische volgorde Afkorting
Betekenis
Aanvullende informatie
AB
Ambulante Begeleiding
AMvB
Algemene Maatregel van Bestuur
ASS
Autisme Spectrum Stoornis
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BJG
Basisteams Jeugd & Gezin
BNO
Brabant Noordoost
CJG
Centrum Jeugd en Gezin
Cluster 1
Speciaal Onderwijs visueel gehandicapte kinderen of meervoudig gehandicapte kinderen die slechtziend of blind zijn.
De organisatie en bekostiging van de cluster 1-scholen blijft ook na 1-8-2014 landelijk georganiseerd.
Cluster 2
Speciaal Onderwijs voor dove en slechthorende kinderen en voor kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden of taalmoeilijkheden en kinderen met communicatieve problemen.
De organisatie en bekostiging van de cluster 2-scholen blijft ook na 1-8-2014 landelijk georganiseerd.
Cluster 3
Speciaal onderwijs voor leerlingen met lichamelijke of verstandelijke beperkingen. En voor langdurig zieke kinderen en leerlingen met epilepsie.
De regionale expertise centra (REC's) van cluster 3 komen met ingang van 18-2014 te vervallen. Vanaf dat moment vallen de VSO-scholen van cluster 3 onder het SWV.
Cluster 4
Speciaal Onderwijs voor kinderen met psychiatrische stoornissen of ernstige gedragsproblemen.
De regionale expertise centra (REC's) van cluster 4 komen met ingang van 18-2014 te vervallen. Vanaf dat moment vallen de VSO-scholen van cluster 4 onder het SWV.
COT
Commissie voor Ondersteuningstoewijzing
Zie ook CvA. Stond voorheen beschreven als Commissie van Advies.
CvA
Commissie van Advies
Omdat deze commissie naast adviserende taken ook een belangrijke taak heeft in het toekennen van extra ondersteuning is ervoor gekozen voortaan de term Commissie voor Ondersteuningstoewijzing (COT) te gebruiken in plaats van CvA. Waar CvA geschreven is kan aldus COT gelezen worden.
Wordt gebruikt in het kader van de ASS-voorziening op de zorglocatie.
Team vanuit het CJG in het kader van de nieuwe Jeugdwet
Commissie die tot de invoering van Passend Onderwijs de taak had indicaties af te geven voor LGF ('rugzakje').
CvI
Commissie van Indicatiestelling
DGO
Decentraal Georganiseerd Overleg
DUO
Dienst Uitvoering Onderwijs
fte
Fulltime equivalent
GZ-psycholoog
Gezondheidszorgpsycholoog, geregistreerd in het BIG-register (Beroepen in de Gezondheidszorg)
HAVO
Hoger algemeen Voortgezet Onderwijs
HBO
Hoger Beroepsonderwijs
HGD
Handelingsgerichte Diagnostiek
HGW
Handelingsgericht Werken
IKC
Integraal Kind Centrum
LG
Lichamelijk Gehandicapt
Benaming voor een VSO-doelgroep (valt tot de invoering van Passend Onderwijs onder Cluster 3).
LGF
Leerlinggebonden Financiering
Ook wel 'rugzakje' genoemd. Vervalt met de invoering van Passend Onderwijs.
LWOO
Leerwegondersteunend Onderwijs
LZ
Langdurig Zieken
MBO
Middelbaar Beroepsonderwijs
MDO
Multidisciplinair Overleg
MG
Meervoudig Gehandicapt
MIP
Meerjaren Inversteringsplannen
MR
Medezeggenschapsraad
Benaming voor een VSO-doelgroep (valt tot de invoering van Passend Onderwijs onder Cluster 3).
Benaming voor een VSO-doelgroep (valt tot de invoering van Passend Onderwijs onder Cluster 3).
77
NIP
Nederlands Instituut van Psychologen
Nji
Nederlands Jeugdinstituut
NVO
Nederlandse Vereniging van pedagogen en Onderwijskundigen
O&E
Team Onderzoek & Expertise
OCW
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OG
Orthopedagoog Generalist, geregistreerd bij het Nederlandse Vereniging van pedagogen en Onderwijskundigen
OOGO
Op Overeenstemming Gericht Overleg
OP
Ondersteuningsplan
OPDC
Orthopedagogisch Didactisch Centrum
OPP
Ontwikkelingsperspectief (Plan)
OPR
Ondersteuningsplanraad
PAB
Preventieve Ambulante Begeleiding
PO
Primair Onderwijs/basisscholen
PrO
Praktijkonderwijs
Hieronder vallen alle voorzieningen voor externe lichte extra ondersteuning
Psycholoog K&J NIP Kinder- en Jeugdpsycholoog geregistreerd bij het Nederlands Instituut van Psychologen RBL BNO
Regionaal Bureau Leerplicht Brabant Noordoost
REC
Regionaal Expertisecentrum
ROC
Regionaal Opleidingscentrum
RZB
Regionaal Zorg Budget
Vervalt met de invoering van Passend Onderwijs.
Afkorting vervalt met de invoering van Passend Onderwijs. Wordt inhoudelijk ondergebracht bij lichte extra ondersteuning.
78
Speciale basisscholen zijn bedoeld voor moeilijk lerende kinderen, kinderen met opvoedingsmoeilijkheden, alle andere kinderen die speciale ondersteuning en aandacht nodig hebben. NB: Het gaat hier dus niet om een school voor speciaal onderwijs in de zin van cluster 1, cluster 2, ZMLK of ZMOK.
SBAO
Speciaal Basisonderwijs
SMW
Schoolmaatschappelijk Werk
SO
Speciaal Onderwijs
SVB
Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Brabant Noordoost Voormalige naam van het Samenwerkingsverband VO in de regio Oss - Uden
SWV
Samenwerkingsverband
VMBO
Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs
VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VO
Voortgezet Onderwijs
VSO
Voortgezet Speciaal Onderwijs
VSV
Voortijdig Schoolverlaten
VWO
Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
WBP
Wet Bescherming Persoonsgegevens
WGBO
Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst
WMO
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
WO
Wetenschappelijk Onderwijs
WTF
Werktijdfactor
Onderwijs voor kinderen met een handicap, chronische ziekte of stoornis: cluster 1, cluster 2, ZMLK of ZMOK. - Veghel. Afkorting vervalt met de invoering van Passend Onderwijs en wordt SWV VO 30.06.
Voortgezet onderwijs voor kinderen met een handicap, chronische ziekte of stoornis: cluster 1, cluster 2, ZMLK of ZMOK.
Met ingang van 2015 zullen veel taken van de overheid (vanuit de AWBZ) in het kader van de nieuwe Jeugdwet overgaan naar de gemeenten en uitgevoerd worden op basis van de WMO).
79
WZC
Werkgroep Zorgcoördinatoren
ZAT
Zorgadviesteam
ZMLK
Zeer Moeilijk Lerende Kinderen
Benaming voor een VSO-doelgroep (valt tot de invoering van Passend Onderwijs onder Cluster 3).
ZMOK
Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen
Benaming voor een VSO-doelgroep (valt tot de invoering van Passend Onderwijs onder Cluster 4).
80
B - Afkortingen thematisch geordend Algemeen Afkorting
Betekenis
SWV
Samenwerkingsverband
SVB
Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Brabant Noordoost Voormalige naam van het Samenwerkingsverband VO in de regio Oss - Uden -
OP
Ondersteuningsplan
PO
Primair Onderwijs/basisscholen
VO
Voortgezet Onderwijs
PrO
Praktijkonderwijs
VMBO
Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs
LWOO
Leerwegondersteunend Onderwijs
HAVO
Hoger algemeen Voortgezet Onderwijs
VWO
Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
MBO
Middelbaar Beroepsonderwijs
ROC
Regionaal Opleidingscentrum
HBO
Hoger Beroepsonderwijs
WO
Wetenschappelijk Onderwijs
Aanvullende informatie
Veghel. Afkorting vervalt met de invoering van Passend Onderwijs en wordt SWV VO 30.06.
81
SBAO
Speciaal Basisonderwijs
Speciale basisscholen zijn bedoeld voor moeilijk lerende kinderen, kinderen met opvoedingsmoeilijkheden, alle andere kinderen die speciale ondersteuning en aandacht nodig hebben. NB.: Het gaat hier dus niet om een school voor speciaal onderwijs in de zin van cluster 1, cluster 2, ZMLK of ZMOK.
SO
Speciaal Onderwijs
Onderwijs voor kinderen met een handicap, chronische ziekte of stoornis: cluster 1, cluster 2, ZMLK of ZMOK.
VSO
Voortgezet Speciaal Onderwijs
Voortgezet onderwijs voor kinderen met een handicap, chronische ziekte of stoornis: cluster 1, cluster 2, ZMLK of ZMOK.
OCW
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
DUO
Dienst Uitvoering Onderwijs
BNO
Brabant Noordoost
HGW
Handelingsgericht Werken
Extra ondersteuning Afkorting Betekenis
Aanvullende informatie
PrO
Praktijkonderwijs
LWOO
Leerwegondersteunend Onderwijs
OPDC
Orthopedagogisch Didactisch Centrum
Hieronder vallen alle voorzieningen voor externe lichte extra ondersteuning
RZB
Regionaal Zorg Budget
Afkorting vervalt met de invoering van Passend Onderwijs. Wordt inhoudelijk ondergebracht bij lichte extra ondersteuning.
82
SO
Speciaal Onderwijs
Onderwijs voor kinderen met een handicap, chronische ziekte of stoornis: cluster 1, cluster 2, ZMLK of ZMOK.
VSO
Voortgezet Speciaal Onderwijs
Voortgezet onderwijs voor kinderen met een handicap, chronische ziekte of stoornis: cluster 1, cluster 2, ZMLK of ZMOK.
Cluster 1
Speciaal Onderwijs visueel gehandicapte kinderen of meervoudig gehandicapte kinderen die slechtziend of blind zijn.
De organisatie en bekostiging van de cluster 1-scholen blijft ook na 1-8-2014 landelijk georganiseerd.
Cluster 2
Speciaal Onderwijs voor dove en slechthorende kinderen en voor kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden of taalmoeilijkheden en kinderen met communicatieve problemen.
De organisatie en bekostiging van de cluster 2-scholen blijft ook na 1-8-2014 landelijk georganiseerd.
Cluster 3
Speciaal onderwijs voor leerlingen met lichamelijke of verstandelijke beperkingen. En voor langdurig zieke kinderen en leerlingen met epilepsie.
De regionale expertise centra (REC's) van cluster 3 komen met ingang van 1-82014 te vervallen. Vanaf dat moment vallen de VSO-scholen van cluster 3 onder het SWV.
ZMLK
Zeer Moeilijk Lerende Kinderen
Benaming voor een VSO-doelgroep (valt tot de invoering van Passend Onderwijs onder Cluster 3).
LG
Lichamelijk Gehandicapt
Benaming voor een VSO-doelgroep (valt tot de invoering van Passend Onderwijs onder Cluster 3).
LZ
Langdurig Zieken
Benaming voor een VSO-doelgroep (valt tot de invoering van Passend Onderwijs onder Cluster 3).
MG
Meervoudig Gehandicapt
Benaming voor een VSO-doelgroep (valt tot de invoering van Passend Onderwijs onder Cluster 3).
Speciaal Onderwijs voor kinderen met psychiatrische stoornissen of ernstige gedragsproblemen.
De regionale expertise centra (REC's) van cluster 4 komen met ingang van 1-82014 te vervallen. Vanaf dat moment vallen de VSO-scholen van cluster 4 onder het SWV.
Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen
Benaming voor een VSO-doelgroep (valt tot de invoering van Passend Onderwijs onder Cluster 4).
Regionaal Expertisecentrum
Vervalt met de invoering van Passend Onderwijs.
Cluster 4
ZMOK
REC
83
ZAT
Zorgadviesteam
COT
Commissie voor Ondersteuningstoewijzing
Zie ook CvA. Stond voorheen beschreven als Commissie van Advies.
CvA
Commissie van Advies
Omdat deze commissie naast adviserende taken ook een belangrijke taak heeft in het toekennen van extra ondersteuning is ervoor gekozen voortaan de term Commissie voor Ondersteuningstoewijzing (COT) te gebruiken in plaats van CvA. Waar CvA geschreven is kan aldus COT gelezen worden.
CvI
Commissie van Indicatiestelling
Commissie die tot de invoering van Passend Onderwijs de taak had indicaties af te geven voor LGF ('rugzakje').
GZ-psycholoog
Gezondheidszorgpsycholoog, geregistreerd in het BIG-register (Beroepen in de Gezondheidszorg)
OG
Orthopedagoog Generalist, geregistreerd bij het Nederlandse Vereniging van pedagogen en Onderwijskundigen
Psycholoog K&J NIP Kinder- en Jeugdpsycholoog geregistreerd bij het Nederlands Instituut van Psychologen OPP
Ontwikkelingsperspectief (Plan)
HGW
Handelingsgericht Werken
HGD
Handelingsgerichte Diagnostiek
LGF
Leerlinggebonden Financiering
AB
Ambulante Begeleiding
PAB
Preventieve Ambulante Begeleiding
O&E
Team Onderzoek & Expertise
Ook wel 'rugzakje' genoemd. Vervalt met de invoering van Passend Onderwijs.
84
ASS
Autisme Spectrum Stoornis
NVO
Nederlandse Vereniging van pedagogen en Onderwijskundigen
NIP
Nederlands Instituut van Psychologen
Nji
Nederlands Jeugdinstituut
Organisatie Afkorting
Betekenis
OPR
Ondersteuningsplanraad
MR
Medezeggenschapsraad
OOGO
Op Overeenstemming Gericht Overleg
DGO
Decentraal Georganiseerd Overleg
WZC
Werkgroep Zorgcoördinatoren
fte
Fulltime equivalent
WTF
Werktijdfactor
Samenwerking met Jeugdhulp en Gemeenten Afkorting Betekenis OOGO
Op Overeenstemming Gericht Overleg
CJG
Centrum Jeugd en Gezin
BJG
Basisteams Jeugd & Gezin
Wordt gebruikt in het kader van de ASS-voorziening op de zorglocatie.
Aanvullende informatie
Aanvullende informatie
Team vanuit het CJG in het kader van de nieuwe Jeugdwet
85
MDO
Multidisciplinair Overleg
SMW
Schoolmaatschappelijk Werk
RBL BNO
Regionaal Bureau Leerplicht Brabant Noordoost
VSV
Voortijdig Schoolverlaten
BNO
Brabant Noordoost
VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
MIP
Meerjaren Inversteringsplannen
IKC
Integraal Kind Centrum
Wetgeving Afkorting
Betekenis
AMvB
Algemene Maatregel van Bestuur
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
WMO
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
WBP
Wet Bescherming Persoonsgegevens
WGBO
Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst
Aanvullende informatie
Met ingang van 2015 zullen veel taken van de overheid (vanuit de AWBZ) in het kader van de nieuwe Jeugdwet overgaan naar de gemeenten en uitgevoerd worden op basis van de WMO).
86