Vergadering Stuurgroep Dijkringen 14, 15 en 44 Onderwerp Concept verslag vergadering 11 december 2014 Opgesteld door Secretaris van de Stuurgroep Dijkringen 14, 15 en 44 Bijlagen
Aanwezig
drs. J. Smit, voorzitter (commissaris van de Koning in de provincie Zuid-Holland); J.L. Sneep, secretaris (provincie Zuid-Holland); M. van Eck (directie Weerbaarheidsverhoging van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie; vervanger ir. P.T. Gelton); Mevr. drs. I. van der Hee (Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid); mr. A.Ph. Hertog (Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek); E.L. Jansen BA (Veiligheidsregio Utrecht); A.J. Rodenburg (Veiligheidsregio Haaglanden); drs. J. Wienen (Veiligheidsregio Hollands Midden); J.G.M. Schouffoer (loco-dijkgraaf Hoogheemraadschap van Rijnland; vervanger J.H. Oosters); Mevr. E. Beeke-van der Graaf (voorzitter Kerngroep Samenwerkingsverband Dijkringen 14, 15 en 44); Mevr. drs. M. van Dorssen (adviseur Kerngroep, Berenschot Groep BV); Mevr. F.M. van Spiegel (notulist).
Afwezig met kennisgeving
ir. P.T. Gelton (directie Weerbaarheidsverhoging van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie); mr J.H. Oosters (dijkgraaf Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard); Mevr. M. Salet (Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond); drs. Th.L.N. Weterings (Veiligheidsregio Kennemerland); Mevr. drs. D.H. Oudshoorn-Tinga (Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland).
1. Opening, berichten van verhindering, mededelingen en vaststelling agenda De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. De aanwezigen stellen zich kort aan elkaar voor. De agenda wordt conform voorstel vastgesteld.
2. Vaststelling verslag van de vergadering van de Stuurgroep van 15 mei 2014 Tekstueel Het verslag wordt ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld. Naar aanleiding van -
De heer Schouffoer wijst erop dat in de vorige vergadering is toegezegd de nieuwe normcijfers aan de orde te stellen. Hij verzoekt dit onderwerp te agenderen voor de volgende vergadering.
-
Pagina 10: Mevrouw Van der Hee heeft toegezegd om binnen RWS aandacht te vragen voor het belang van het ontstaan van een landelijk eenduidig waterbeeld. Dit is intussen onderwerp van gesprek tussen het Watermanagementcentrum en de Kerngroep Dijkringen 14, 15 en 44. De uitkomst zal worden teruggekoppeld aan de Stuurgroep.
3. Kennisnemen van en besluiten over het concept convenant bestuurlijke en operationele coördinatie Dijkringen 14, 15 en 44, incl. het bespreken van mogelijke inhoudelijke knelpunten die naar voren zijn gekomen tijdens de bestuurlijke accordering van het convenant en het herziene Coördinatieplan (dreigende) overstroming Dijkringen 14, 15 en 44. Presentatie
Mevrouw Van Dorssen licht de ontwikkelingen toe die zich sinds de afgelopen vergadering in mei hebben voorgedaan. Het is niet haalbaar gebleken om het coördinatieplan formeel op 1 december 2014 in werking te laten treden, omdat bij enkele organisaties het bestuurlijke accorderingstraject doorloopt tot in 2015. De Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hebben in het najaar kenbaar gemaakt dat een klein deel van hun gebied binnen Dijkringen 14, 15 en 44 valt. Beide instanties onderzoeken de betekenis hiervan, hetgeen kan uitmonden in een verzoek tot aansluiting bij het Samenwerkingsverband Dijkringen 14, 15 en 44. De vergadering staat kort stil bij dit onderwerp. De algemene mening is dat enerzijds een bepaalde mate van betrokkenheid bij de Stuurgroep meerwaarde kan hebben (informatieborging en uniformering werkwijzen) en dat anderzijds bestuurlijke drukte beperkt zou moeten blijven. Besloten wordt een eventueel voorstel van de Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier af te wachten. Na de afgelopen vergadering in mei is de Werkgroep Implementatie in het leven geroepen. De implementatie kan bespoedigd worden door een handreiking te bieden bij het concreet vorm geven van het coördinatieplan, met name daar waar de koppelvlakken tussen twee of meer organisaties liggen. De eerste najaarsstorm van 2014 (21 oktober) heeft hierin al als testcase kunnen dienen. In een speciale terugkombijeenkomst zijn de volgende leerpunten geïnventariseerd ten behoeve van de implementatie: 1. De informatie van het Watermanagementcentrum Nederland en de Landelijke Commissie Overstromingen (LCO) komt soms dubbel of verschillend bij de ontvangers
2.
terecht. Daar waar dit betrekking heeft op het waterbeeld wordt gewerkt aan betere stroomlijning van de informatie. De coördinerende waterbeheerder heeft volgens het plan de opdracht om een waterbeeld op te stellen. Bij de storm van 21 oktober heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland verschillende waterbeheerders gevraagd informatie aan te leveren. Tegelijkertijd heet de LCO deze vraag uitgezet omdat zij ook een waterbeeld opstelt. De waterbeheerders en de LCO hebben nu samen een actiepunt geformuleerd om de dubbele uitvraag te voorkomen. Ook hier bleek overigens sprake te zijn van een
2 / 11
verschillend format. Verder bleken er verschillen te bestaan in de gecommuniceerde hoogtes. 3.
In het coördinatieplan is afgesproken dat de betrokken instanties al in een vroegtijdig stadium contact met elkaar zoeken. Bij de storm van 21 oktober bleek dat dit nog niet gebeurd was. Zo was Rijnland al behoorlijk opgeschaald, terwijl de Veiligheidsregio Hollands Midden zich nog niet bewust was van de acties van Rijnland. De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard hebben elkaar ook pas laat gevonden. Volgens het coördinatieplan dient er in dergelijke situaties contact tussen de (coördinerende) waterbeheerder en de veiligheidsregio te zijn. Naast het nakomen van afspraken gaat het ook om praktische punten zoals het zorgdragen voor correcte contact- en telefoonlijsten.
Discussie
De vergadering staat vervolgens stil bij de naar voren gekomen leerpunten. De heer Jansen benadrukt het belang van het veiligstellen van de afspraken die de convenantpartijen met elkaar maken. Hij is er nog niet gerust op dat dit goed geborgd is. Hoe goed kun je erop rekenen dat gedane toezeggingen waar worden gemaakt? Mevrouw Van Dorssen antwoordt dat dit enerzijds geborgd zal gaan worden in het op te stellen implementatieplan en anderzijds in het internaliseren van de afspraken. Volgens mevrouw Van der Hee ligt er ook een probleem bij ‘wie zich aangesproken voelt’. Op het moment dat de dreiging vanuit zee komt, is in de manier waarop met de Maeslantkering wordt omgegaan geaccepteerd dat het buitendijkse gebied deels onder water staat. De contacten met de desbetreffende veiligheidsregio’s zijn hier al goed gestructureerd. Voor de achterliggende gebieden, zoals Rijnland, ligt dat anders. Hier zou toch nog eens naar gekeken moeten worden. De heer Schouffoer zou zich op dit moment nog geen zorgen willen maken over de borging. Hij meent dat nu juist het moment daar is om de concrete verbeterpunten op te pakken die zich in feite nog niet eerder hebben gemanifesteerd dan op 21 oktober. Daarnaast meent hij dat het opstellen van het eenduidige waterbeeld de opstellers forceert in een vroegtijdig stadium overleg te hebben. De secretaris ziet de gedestilleerde leerpunten als een belangrijke bijvangst van de recente storm. Aanvullend wijst hij erop dat de commissaris van de Koning een rol in de coördinatie kan hebben. De secretaris was niet op de hoogte van het feit dat het coördinatieplan in werking was getreden. Hij had dit in het kader van de informatiepositie van de commissaris van de Koning graag geweten. Ook dit punt wordt opgepikt: informeren van degenen die in beginsel een rol hebben. De voorzitter brengt naar voren behoefte te hebben aan het vergroten van zijn feeling met de materie. In dit verband biedt de heer Schouffoer aan dat de commissaris wordt uitgenodigd op het moment dat het Hoogheemraadschap van Rijnland opschaalt. De voorzitter neemt deze uitnodiging graag aan.
3 / 11
Mevrouw Van der Hee vraagt de heer Schouffoer of het mogelijk is dat het Hoogheemraadschap van Rijnland elke betrokken organisatie eens een belletje geeft, bijvoorbeeld in de maand december. Zij zal dit dan intern bij RWS West-Nederland Zuid uitzetten, waarna gecheckt kan worden of er daadwerkelijk contact is geweest. Tevens kan worden vastgesteld of de lijst van telefoonnummers actueel is. De heer Schouffoer doet graag mee in deze droogoefening Bereikbaarheid en zal dit intern bij het hoogheemraadschap oppakken. Besluitvorming
De voorzitter deelt mee dat zijn collega’s van Noord-Holland en Utrecht akkoord zijn met de voorliggende definitieve tekst van het coördinatieplan en het convenant en om daarbij de datum van de vaststelling afhankelijk te maken van de datum waarop alle organisaties akkoord hebben gegeven, naar verwachting begin 2015. In de volgende Stuurgroep zal de stand van zaken opnieuw bekeken worden, in de veronderstelling dat de bestuurlijke accordering dan rond is, waarna de feitelijke ondertekening van het convenant in gang kan worden gezet. Vervolgens kan het convenant definitief in werking treden. Ook de overige aanwezigen geven te kennen akkoord te zijn. Mevrouw Van der Hee merkt nog op een paar kleine juridische punten te hebben, waarbij zij voorstelt deze pas mee te nemen in de eerstkomende actualisering van het convenant. Op voorstel van de secretaris zal mevrouw Van der Hee deze punten op schrift stellen en naar de secretaris sturen, zodat deze als ingelast in het verslag beschouwd kunnen worden.
4. Kennisnemen van en besluiten over het voorstel voor interregionale masterclasses voor bestuurders, operationeel leiders en leden van de veiligheidsdirecties over hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten tijde van een dreigende overstroming. Presentatie
Mevrouw Van Dorssen geeft de aanwezigen inzicht in de stand van zaken van de aanmeldingen voor de masterclasses. De deelnemers vanuit het Rijk i.c. het ministerie van Veiligheid en Justitie zijn in ieder geval de heren Van Eck en Gelton. Daarnaast is het streven erop gericht om ook het hoofd van het NCC en LOCC te laten participeren. Het doel van de masterclasses is dat de deelnemers zich meer bewust gaan worden van en meer gevoel gaan krijgen bij de afspraken uit het coördinatieplan en wat dit in de praktijk kan betekenen, vooral voor de eigen rol in relatie tot de andere partners. Eerder is al gebleken dat de interactie tussen de algemene en de functionele kolom en de interactie tussen de operationeel leidinggevenden en bestuurders kritisch is. Vandaar dat de uitnodiging breed wordt uitgezet. Kennisoverdracht en interactie zullen centraal staan. Belangrijke functionarissen die niet aanwezig kunnen zijn, zullen ‘gevangen’ worden in een kort videofragment waarin zij naar voren brengen hoe zij tegen de materie aankijken en wat zij voorzien. Daarnaast wordt bij elke masterclass een spreker uitgenodigd om op de discussie te reflecteren. De onderwerpen richten zich op afstemming tussen en coördinatie binnen de twee kolommen en tussen regio en Rijk.
4 / 11
Discussie
De heer Hertog snijdt de gemeentelijke invalshoek aan i.c. de deelname van de burgemeesters en is benieuwd naar de mening over wie het beste kan participeren in de masterclass. Zelf heeft hij het idee dat dit het beste de voorzitter van de veiligheidsregio kan zijn, omdat deze degene is die er in de crisissituatie mee te maken heeft. Hij wijst met name op GRIP 4 waarbij de voorzitter van de veiligheidsregio een belangrijke rol heeft. Mevrouw Van Dorssen brengt hierop naar voren dat een overstroming elke gemeente kan treffen en daarmee elke burgemeester. De doelgroep van de masterclass is vrij breed. Diverse sleutelfunctionarissen, ook van de directies van de partners, hebben een geheel andere rol in de crisisbeheersing. Op onderdelen moet dan ook breed ingestoken worden. Mevrouw Beeke vult aan dat elke burgemeester te maken heeft met het feit dat men in een GRIP 5 situatie terecht kan komen waar niemand nog mee bekend is. Daar ligt de toegevoegde waarde voor de burgemeester, namelijk inzicht verkrijgen in zijn/haar rol in die situatie. De heer Hertog begrijpt dit. Daarnaast meent hij dat er een extra inspanning voor de voorzitters van de veiligheidsregio’s nodig is, gezien het feit dat zij een centrale rol spelen. De heer Wienen wijst erop dat de organisaties zelf redelijk professioneel zijn. Binnen de organisaties geven deskundigen adviezen. Hij is benieuwd of deze deskundigen, die naast de voorzitter van de veiligheidsregio staan, goed weten hoe het zit (borging), want de voorzitter van de veiligheidsregio weet niet alles. Het is goed om de voorzitters van de regio’s er nog eens op te attenderen, maar spreker ziet vooral urgentie liggen bij scholing van de praktijkdeskundigen, zoals de voorzitters van het ROT. De heer Schouffoer sluit zich hierbij aan. Veelal wordt niet geoefend met GRIP 5. Hij vindt het belangrijk dat alle operationele leiders deelnemen aan de masterclass. De heer Rodenburg is altijd een warm pleitbezorger geweest om de materie breed binnen de burgemeesterskring bekend te maken. Kennisoverdracht en bewustwording van de momenten waarop de coördinatie een rol gaat spelen, ziet spreker hierbij als de belangrijkste doelen. De heer Schouffoer doet de suggestie om een van de voorzitters van de veiligheidsregio’s een exposé te laten geven over diens visie. Mevrouw Van der Hee wijst erop dat er binnen de veiligheidsregio’s verschillen van rolopvatting bestaan. Zij vindt het belangrijk dat de bestaande verschillen goed in kaart worden gebracht in de masterclass. De heer Van Eck informeert of er ook sprake is van deelname vanuit het ministerie van IenM. Mevrouw Van Dorssen antwoordt dat zowel RWS als het LCO zullen deelnemen. Desgevraagd door de heer Rodenburg zegt mevrouw Van Dorssen dat evacuatie vooralsnog alleen op hoofdlijnen aan de orde komt. Evacuatie zou een goed onderwerp kunnen zijn als vervolg op deze masterclass. De heer Jansen sluit niet uit dat de beoogde deelnemers als gevolg van agendaproblemen niet in de gelegenheid zijn om deel te nemen. Hij stelt dan ook voor om eveneens in het najaar een
5 / 11
masterclass te plannen. Mevrouw Van Dorssen stelt voor dit te bespreken bij de vraag of er een vervolg op het programma dient te komen. Met betrekking tot evacuatie, een van de drie gezamenlijke doelstellingen van de veiligheidsregio’s, het Veiligheidsberaad en de Minister van V en J, meldt de heer Van Eck dat het Kader Grootschalige Evacuatie gereed is. Hij begrijpt dat evacuatie in de aankomende masterclass slechts wordt aangestipt. Gezien de importantie van het onderwerp doet hij de suggestie om het uit te diepen in een van de volgende masterclasses. Hij wijst hierbij op GRIP 5 en GRIP Rijk. Besluitvorming
De voorzitter deelt mee dat zijn collega’s van Noord-Holland en Utrecht akkoord zijn met de gevraagd beslissingen. De heer Schouffoer meldt dat ook de waterschappen akkoord zijn en mevrouw Van der Hee zegt dat RWS ook akkoord is. Eveneens wordt ingestemd met het voorstel ook de “buren”, te weten de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en het waterschap Hollandse Delta desgevraagd als toehoorder te laten deelnemen aan de masterclasses.
5.
Kennisnemen van en besluiten over het voorstel voor het programma van opleiden, trainen en oefenen
Presentatie
Mevrouw Van Dorssen licht het voorstel voor het programma van opleiden, trainen en oefenen toe, waarbij zij ingaat op het doel, de uitgangspunten, de doelgroep en de OTO-bouwstenen. Voor een uitgebreid overzicht wordt verwezen naar de toegezonden power-point presentatie. Er is in kaart gebracht wat het programma in 2015 van de verschillende organisaties vraagt. Voor 2016 en 2017 is nog geen planning opgesteld, omdat er op dit moment nog te weinig inzicht bestaat in de behoefte en het commitment van partijen om bij te dragen en mee te doen. Discussie
De heer Wienen heeft een vraag over het inhuren van externe begeleiding. Hij vraagt zich af of het niet door de organisaties zelf geregeld kan worden; het betreffen immers professionele organisaties. Dit levert een aantal voordelen op: de mensen uit de organisaties zelf voelen zich betrokken en verantwoordelijk; de organisaties bouwen tevens zelf hun kennis verder op en het brengt uiteindelijk minder kosten met zich mee. Mevrouw Van Dorssen zegt hierop dat aan de werkgroep de vraag is voorgelegd wat men graag zelf wil organiseren en wat men bij voorkeur wil laten organiseren. Aan de hand van de verdeling die hieruit voortgekomen is, is het gepresenteerde rijtje opgesteld. Het betreft echter een voorstel van de werkgroep. Mocht de Stuurgroep besluiten het in eigen beheer te willen doen, dan kan dat ook. De heer Schouffoer brengt naar voren dat het Hoogheemraadschap van Rijnland al een strak eigen oefenprogramma voor 2015/2016 kent. Als ervoor gekozen zou worden om geen externe begeleiding in te huren en het zelf te doen, dan heeft Rijnland onvoldoende capaciteit om dit er nog eens bij te doen.
6 / 11
Mevrouw Van Dorssen zegt dat de coördinatie in handen zal zijn van de werkgroep Vakbekwaamheid Water, zodat de kennis bij deze werkgroep wordt opgebouwd en geborgd wordt. De heer Wienen meent dat de verantwoordelijkheid bij de organisaties zelf ligt. Als het OTOprogramma een onderdeel zou kunnen worden van het eigen programma van de organisaties, acht hij de mate waarin zaken daadwerkelijk worden opgepakt groter, evenals de daadwerkelijke betrokkenheid. Spreker vindt dit een aandachtspunt. De heer Hertog brengt naar voren dat de Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek graag zou willen meedoen, maar dat de planning een probleem is. Voor het jaar 2016 wil de regio graag meedoen, maar voor het jaar 2015 ontbreekt de capaciteit. Hij verwacht dat andere veiligheidsregio’s ook met dit punt worstelen en stelt voor om de focus te leggen op dat wat wel haalbaar is. Mevrouw Van Dorssen begrijpt uit de discussie dat het voorliggende programma ambitieus is. De secretaris doet de suggestie om, gezien het verloop van de discussie, de energie vooral te richten op de invulling van het OTO-programma voor de jaren 2016 en 2017, want daar zit nog ruimte; alles wat in 2015 nog mogelijk is, is als het ware mooi meegenomen. Mevrouw Van der Hee wil graag een waarschuwing afgeven. Als er in 2015 daadwerkelijk een zware storm komt, lijkt het haar lastig straks te moeten zeggen dat men andere trainingen belangrijker vond dan deze. Zij wijst erop dat de Stuurgroep er al langere tijd mee bezig is. Mevrouw Van der Hee begrijpt beslist het capaciteitsprobleem, maar hoe legt men straks uit dat iets anders prioriteit had? De heer Jansen wijst hierbij op het bewustwordingsprobleem. Hoe krijgt men het voor elkaar dat de bestuurders zich gaan realiseren dat dit een heel belangrijk onderwerp is? De heer Schouffoer onderschrijft deze bezorgdheid; de bewustwording is nog niet optimaal. De heer Wienen erkent het belang van het OTO-voorstel, maar benadrukt dat een belangrijk knelpunt in de planning ligt. Het is niet realistisch om in december 2014 nog een opgesteld programma voor 2015 deels overhoop te willen halen. Het is beter te focussen op 2016/2017 en te kijken of er nog iets voor 2015 mogelijk is. Het belangrijkste punt is echter dat voorkomen dient te worden dat men het voelt als iets extra’s bovenop iets dat men toch al doet. Het dient in de eigen programma’s een plek te krijgen. De heer Schouffoer grijpt nog even terug op het punt ‘externe partijen inhuren voor de ontwikkeling van bouwstenen’. Hij juicht dit toe, waarbij hij erop wijst dat het binnen het Hoogheemraadschap van Rijnland gebruikelijk is dat bouwstenen OTO extern ontwikkeld worden. De voorzitter ziet het gepresenteerde OTO-voorstel vooral als modules die zich richten op de interactie tussen de kolommen. Zo kan men deze modules zien als aanvulling op de eigen modules. Wellicht is het ook een suggestie om er een vorm van permanente educatie aan te verbinden die een bepaalde certificering kent.
7 / 11
Mevrouw Beeke onderschrijft dat de bewustwording nog onvoldoende is. Zij meent dat het dan ook goed zou zijn om het traject Waterveiligheid en Evacuatie aan te grijpen en daarmee het OTO-programma voor 2016 en 2017 steviger in te zetten. De heer Van Eck zou hierbij graag de handen ineenslaan, vooral daar waar het gaat om de samenwerking tussen Rijk en veiligheidsregio’s. Voor een van de gezamenlijke doelstellingen van het Veiligheidsberaad en het ministerie van Veiligheid en Justitie, i.c. water en evacuatie, wordt een OTO-programma ontwikkeld (OTO-TEL; Test, Evalueren, Leren) binnen de Nationale Academie voor Crisisbeheersing. Dit zal in 2016 van start gaan. Het zou waardevol zijn om hierin ook de koppelpunten tussen Rijk en veiligheidsregio’s te waarborgen. Spreker doet de suggestie om hier aansluiting te vinden. Een ander punt is het onderzoeken van een mogelijke loketfunctie i.c. coördinatiepunt tussen Rijk en veiligheidsregio’s. Defensie is hierbij betrokken, aangezien zij een grote rol zal hebben in geval van evacuatie. Defensie heeft eveneens behoefte om te oefenen met veiligheidsregio´s. Onderzocht wordt of een dergelijk coördinatiepunt ingericht kan worden bij het Instituut Fysieke Veiligheid. De voorzitter rondt dit agendapunt af. De discussie gehoord hebbende, stelt hij voor om het programma voor 2015 te beperken en modules ‘on top’ aan te bieden. De focus dient daarnaast te liggen op de opbouw naar 2016 en 2017. Ten slotte stelt de voorzitter voor het onderwerp terug te laten keren op de agenda van de mei-vergadering. De aanwezigen stemmen hiermee in. De heer Rodenburg wijst er nog op dat de begrotingen van de veiligheidsregio’s voor 2016 in concept al in maart 2015 gereed zullen zijn. De OTO-agenda dient dan dus al in beeld te zijn.
6. Financiële aangelegenheden: kennisnemen van en besluiten over: a. verantwoording 2014; b. begroting 2015; c. vooruitblik begrotingen 2016 en 2017 Presentatie
Mevrouw Beeke geeft een korte toelichting aan de hand van de eerder toegezonden financiële stukken. Naar verwachting zal 2014 een positief saldo laten zien van ruim 17.000 euro. Dit bedrag zal ingezet worden ten behoeve van de begroting van 2015, die eveneens wordt toegelicht. De vergadering staat nader stil bij het voorstel om de bijdrage per organisatie per jaar voor 2015, 2016 en 2017 vast te stellen op 7.000 euro voor elk jaar. De heer Wienen refereert aan hetgeen hij er bij het voorgaande agendapunt al over gezegd heeft. Daarnaast is het voor hem niet duidelijk waar de beoogde bijdrage van de organisaties – in totaal 126.000 euro per jaar (18 organisaties, ieder 7.000 euro) - precies aan besteed wordt. Ook lijkt het hem dat het beperken van het OTO-programma kan leiden tot een neerwaartse financiële bijstelling voor 2015. Voor het overige vindt spreker dat het geld niet het punt mag zijn, gegeven het belang van het onderwerp, maar hij ziet graag wat meer onderbouwing en een herberekening voor 2015.
8 / 11
Wat de beperking van het OTO-programma voor 2015 betreft, brengt mevrouw Beeke naar voren dat aangaande de uitvoering minder van de organisaties gevergd wordt, echter, als de ontwikkeling van de bouwstenen niet wijzigt, zal dat geen financieel effect op de voorliggende begroting hebben, gegeven de hiervoor benodigde inzet van externen. Het scheelt wel als er minder masterclasses gepland worden; dan hoeven er minder modules ontwikkeld te worden. Mevrouw Van der Hee wijst erop dat de heer Van Eck naar voren heeft gebracht dat ook vanuit het ministerie van Veiligheid en Justitie gewerkt wordt aan de ontwikkeling van OTOprogramma’s/modules. Zij meent dat het tot stand brengen van synergie tussen beide OTOmodules tot kostenbesparing kan leiden. Zij ziet graag dat dit eerst nader wordt uitgezocht. In aansluiting hierop zegt de heer Van Eck dat hier vooral een reden ligt waarom het ministerie van Veiligheid en Justitie op dit moment niet financieel wil bijdragen. De voorzitter stelt vast dat de bijdrage van 7.000 euro per jaar door nagenoeg alle organisaties geaccordeerd is. De vragen van de heer Wienen zullen in mei beantwoord kunnen worden. De voorzitter stelt voor dat er eerst een inventarisatie plaatsvindt van 1) de modules die er zijn en de combinatiemogelijkheden en 2) dat er nog geen besluit wordt genomen over de hoogte van de bijdragen voor 2016 en 2017. De heer Hertog wijst op de door mevrouw Beeke gepresenteerde sheet met daarin het overzicht van de organisaties die al wel een akkoord of nog geen akkoord hebben gegeven. Spreker meldt dat Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek akkoord is. De secretaris brengt naar voren dat bijna alle organisaties zich op dit moment akkoord hebben verklaard met uitzondering van: 1) Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond die haar bestuurlijke accorderingstraject nog niet heeft afgerond; 2) Veiligheidsregio Utrecht die onder voorbehoud akkoord is en 3) het ministerie van Veiligheid en Justitie dat geen financiële bijdrage levert maar wel faciliteiten beschikbaar stelt. Desgevraagd licht de secretaris toe dat de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond ambtelijk een negatief advies heeft afgegeven (hierbij spelen argumenten die ook vandaag naar voren zijn gebracht een rol); het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur zullen er in januari/februari over vergaderen. De heer Wienen zou het onbegrijpelijk vinden als de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond uiteindelijk negatief zou beslissen. Het betreft de grootste regio uit het gebied en zij heeft juist veel belang bij dit programma. Het lijkt hem verstandig dat de Veiligheidsregio RotterdamRijnmond op de hoogte wordt gebracht van de bespreking van de Stuurgroep, waarbij duidelijk wordt gemaakt dat men de argumenten herkent, maar dat wel de bijdrage voor 2015 gegeven wordt, dat het programma vernieuwd wordt en dat een deel van he geld pas in 2016 daadwerkelijk besteed zal worden. Spreker vindt het belangrijk dat de solidariteit gewaarborgd blijft. De voorzitter zegt toe dat hij dit punt, zo mogelijk, vanmiddag in de marge van zijn werkbezoek aan de gemeente Rotterdam, aan de orde zal stellen.
9 / 11
De heer Rodenburg brengt nog naar voren dat Veiligheidsregio Haaglanden haar akkoord voor 2015 t/m 2017 gegeven heeft. De voorzitter stelt vast dat de stuurgroep akkoord is met de vaststelling van de bijdrage van € 7.000,00 voor 2015 en dat de eventuele financiële bijdrage voor 2016 en 2017 onderwerp van bespreking zal zijn in de vergadering van mei 2015.
7. Presentatie over het a) Deltaprogramma 2015; b) project Module Evacuatie bij Grote Overstromingen, c) Waterveiligheid en Evacuatie, bezien in relatie tot de doelstelling van het Samenwerkingsverband Dijkringen 14, 15 en 44 en de afstemming hierover met de Stuurgroep Management Watercrisis en Overstromingen Presentatie
Mevrouw Beeke geeft op hoofdpunten een toelichting op de belangrijkste ontwikkelingen. Voor de inhoud wordt verwezen naar de sheets van deze presentatie die ter vergadering zijn uitgereikt. a) Daar waar het gaat om laag 2 van Meerlaagsveiligheid - ruimtelijke adaptatie - merkt spreker op dat het Samenwerkingsverband Dijkringen 14, 15 en 44 het eventueel op zich zou kunnen nemen om gezamenlijk input te leveren over de effecten van overstroming/waterveiligheid omdat de beelden, planvorming en praktijkervaringen daarover sterk verschillen. b) Daar waar het gaat om Waterveiligheid en Evacuatie en de wisselwerking met de resultaten van het Samenwerkingsverband Dijkringen 14, 15 en 44 kunnen de resultaten van de subprojecten van het meerjarenprogramma Waterveiligheid en Evacuatie nuttig zijn voor het samenwerkingsverband en kunnen de projecten van het samenwerkingsverband opgenomen worden in het meerjarenprogramma. De voorzitter verlaat om 11:30 uur de vergadering vanwege verplichtingen elders. De secretaris neemt vanaf dat moment het voorzitterschap over. De secretaris rondt dit onderwerp af en stelt voor dat bovengenoemde punten a en b in de vergadering van mei verder besproken zullen worden. De aanwezigen gaan hiermee akkoord.
8. Data vergaderingen stuurgroep 2015: 21 mei en 10 december De stuurgroep stelt de vergaderingen voor 2015 aldus vast.
9. Rondvraag Mevrouw Van der Hee deelt mee dat dit haar laatste vergadering in deze Stuurgroep is, aangezien zij met ingang van februari 2015 een functie gaat vervullen gericht op de implementatie van de Omgevingswet. Haar opvolger zal haar plaats innemen vanaf de volgende vergadering in mei. De voorzitter wenst mevrouw Van der Hee heel veel succes bij haar nieuwe uitdagende werkzaamheden.
10 / 11
De heer Schouffoer doet de suggestie om de video’s voor de inleidingen van de masterclass zodanig samen te stellen dat deze eveneens als bouwstenen voor het OTO-programma gebruikt kunnen worden. Met dit voorstel wordt graag ingestemd
10. Sluiting De secretaris bedankt namens de voorzitter de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering.
11 / 11