1/16
Aanwezigen en Verontschuldigingen: zie deelnemerslijst Dagprogramma: Voormiddag: Introductie op het Lerend Netwerk, wijkprojecten + meetinstrument wijken (Stadhuis) Namiddag: Intro op de Vaartkom; bezoek Binnenstad & Vaartkom (De Hoorn, Balk van Beel)
1. 2. 3. 4.
Het Lerend Netwerk Wijken: inhoud, aanpak en planning; zie presentatie Voorstelling van de 8 wijkprojecten in begeleiding (plenair); zie presentatie Introductie op het meetinstrument wijken (plenair); presentaties & feedback Stad Gent Na de lunch, wijkontwikkeling De Vaartkom door Veronique Henderix; zie presentatie
2. Interactieve werksessie “8 wijkprojecten onder de loep” 2.1
Bilzen, nieuw Bilzen (Matexi) Verslag Erik Grietens (BBL); 18 aanwezigen & I.Dries
(a) Voorstelling van het project door Matexi. Het gaat om de ontwikkeling aan de rand van de stad, vlakbij het station. Het gebied is 11 ha groot, er komen ongeveer 300 woningen. Het gaat niet om een monofunctionele woonontwikkeling, voldoende aantal woningen om ook wijk ondersteunende voorzieningen en diensten in te bouwen
2/16
Opmerking: enkele ruimtelijke concepten liggen reeds vast in het RUP afbakening kleinstedelijk gebied, o.a. groene long, watertoren, zichten,… Ook de opdeling van het grotere gebied in een effectief woongebied en een deelzone landbouw met nabestemming wonen (naast het effectief woongebied), ligt vast in het RUP. Het verkavelingsplan op de PPT is niet van Matexi, maar komt uit het RUP. Dit is dus niet te nemen of te laten, maar indicatief. (b) Bespreking Nieuw Bilzen Om duurzaamheid goed te verankeren is er nood aan een masterplan voor het geheel van de twee fases. Voor tweede fase ligt nog niets vast. Nabijheid van het station Bilzen is zeker een opportuniteit, maar dit moet ook niet overdreven worden, het station Bilzen is zeker geen hoofdstation. De spoorweg is trouwens ook een barrière tussen de nieuwe wijk en het centrum van Bilzen. Daar moet een oplossing voor komen. Het is belangrijk dat de structuur van de wijk gericht wordt op het centrum. Dat is in het nu voorliggende plan niet het geval (maar dit is dus geen plan van Matexi, wel een indicatieve invulling van de zone, uit het RUP). Alleszins moet er over gewaakt worden dat de wijk zich niet afschermt van het centrum, maar er juist op aangesloten wordt over/onder de spoorweg heen. Er zijn verschillende vragen over de ruimere omgeving. Hoe zit het met het bestaande winkelapparaat, de voorzieningen in de omgeving, hoe groot is Bilzen (30.000 inwoners), waar zit de werkgelegenheid in de regio (vnl. in Hasselt/Genk). Hoe strategisch ligt de plek om de wooncapaciteit van Bilzen te doen toenemen? Mensen die daar komen wonen, zijn dat mensen uit Bilzen zelf of mensen van buiten Bilzen? Dat is niet geheel duidelijk, maar de verwachting is wel dat het vooral om mensen zal gaan uit Hasselt en Genk, die meer landelijk willen wonen maar toch dicht bij de stad. Cohousing: Matexi wil inspelen op vragen uit de markt, het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om zelf een wijk te bouwen en daar nadien het label ‘cohousing’ op te kleven. Reactie vanuit de groep: het is belangrijk om dit idee op tijd te promoten, en vanaf begin potentiële cohousers te betrekken bij ontwerp, zoiets moet van onderuit groeien. Een goed cohousing project moet reeds in het eerste stedenbouwkundig ontwerp het samenhuizen incalculeren. Matexi weet niet hoe ze dit aspect moeten aanpakken en is sterk vragende partij om hier input voor te krijgen. Eigendom: is verdeeld tussen Matexi, Ocmw, stad, private eigenaars,… dus een mix van eigenaars. Onteigeningsplan is in het RUP opgenomen. Klimaatneutraliteit: Matexi wil dit bekijken op wijkniveau, het is niet de bedoeling om een verzameling van passiefwoningen te bouwen, wel wil men o.a. bekijken of een energiesysteem voor de ganse wijk een meerwaarde is.
3/16
2.2
Leuven Hertogendal Verslag Erik Grietens (BBL); 18 aanwezigen & I.Dries
(a) Voorstelling van het project door 360 architecten, zie fiches. Project zit in de fase van het opmaken van een masterplan, voorafgaand aan een RUP. Er is dus nog veel bijsturing mogelijk.
Het project is gelegen in de kernstad, in de benedenstad. Men houdt rekening met diverse andere ontwikkelingen in Leuven (Vaartkom o.a.), waarbij benedenstad wat achterblijft op de rest. Vroegere ziekenhuissite ligt zo centraal in de benedenstad dat het een strategisch gebied is. Daarom wil men hier ook ruimte voorzien voor detailhandel of culturele functies. De Dijle loopt dwars door de site, nu overwelfd. Bedoeling is om deze terug open te leggen en er een zachte verbinding van te maken. Verder zijn er diverse waardevolle historische restanten aanwezig, oa van de eerste omwalling van Leuven. Vanuit de historische achtergrond (kloosters en ziekenhuizen) wil men toekomstgericht inzetten op zorg, vnl. op preventie (beweging, eetgewoonten,…) Men wil een integrale aanpak van duurzaamheid, daarom wordt gewerkt met de duurzaamheidsmeter van gent. Klimaatneutraal Leuven: hoe kan dit project daar een bouwsteen in zijn? Dit is ook voor de ontwerpers een open vraag en hoopt men goede input te krijgen vanuit het netwerk duurzame wijken. (b) Bespreking Hertogendal Dit lijkt een heel interessante case voor stadsverwarming, uitwisseling energie met naastliggend ziekenhuis, wijkverwarming enz.
4/16
Belangrijk aandachtspunt voor dit project: groen in de stad, hitte-eiland effect in de stad tegengaan, adaptatie. Nu is dit gebied een echt hitte-eiland omdat het terrein ingesloten is door ziekenhuizen. Openleggen Dijle en groene as voorzien kan hier erg goed toe bijdragen. Hier is zeker een link mogelijk met preventieve gezondheidszorg. Interessante case voor water in de stad, door de hoge densiteit die voorzien wordt, kan hier misschien een grijswatercircuit worden toegepast (cfr. Cadix wijk Antwerpen). Wat met het naastliggend blok naast de ziekenhuizen? Dit maakt ook deel uit van project. Bedoeling is een dwarsdoorsteek te voorzien tussen de twee zones. Wat met naastgelegen plein en kerk, wordt hier een doorsteek naar voorzien? De kruidtuin is nog interessanter om mee te integreren of te linken met het nieuwe Dijlepad. Er ligt ook een mooie private tuin in de buurt, die kan mogelijks ook mee geïntegreerd worden. Is er een inventaris van het patrimonium gemaakt en bekeken wat er herbruikbaar is? Bepaalt dit mee de ruimtelijke structuur? Worden de bestaande gebouwen gerecycleerd? Nog niet duidelijk, maar het gaat grotendeels om gedegenereerde ziekenhuisbouw uit jaren 70, er zal veel weg moeten.
2.3
Turnhout, Heizijdse Velden Verslag Sigrid Van Leemput (VIBE), Eva Heuts (Stramien), 7 deelnemers
(a) Voorstelling van het project door Lina Nurali, duurzaamheidsambtenaar Stad Turnhout De Heizijdse Velden zijn een voormalig woonuitbreidingsgebied van ca. 120 ha in het noordelijke centrum van Turnhout, op de overgang tussen stad en platteland. Op termijn wil men een 3.000-tal bijkomende wooneenheden realiseren met eigen voorzieningen & diensten.
5/16
Het basisconcept (cfr stedenbouwkundige studie van Omgeving-2002) voorziet in 3 compacte woonclusters met woondichtheden van 30-70 WE/ha en een groene zone tussenin. Op die manier tracht men het Turnhoutse Vennegebied zo ver mogelijk in de stad door te trekken. Er zijn een 15 tal projectzones die gefaseerd en voornamelijk op privaat initiatief zullen ontwikkeld worden. ‘Bruyne Strijd’ fase 2 (aangeduid met blauwe cirkel) is het eerstvolgende projectgebied dat zal ontwikkeld worden. Hiervoor werd vorig jaar een samenwerkingsovereenkomst ondertekend tussen stad/AGB Turnhout, die eigenaar is van 25% van de gronden en de twee private partners (Danneels vastgoed & Ebelco vastgoed), die eigenaar zijn van 75% van de gronden. In samenwerking met de SHM ‘De Ark’ zullen een 50 tal WE, waarvan 40% EGW en 60% appartementen ontwikkeld worden. (b) Planning Momenteel is de stad Turnhout bezig met de opmaak van een gemeentelijk RUP, waarbij vorig jaar een visienota werd afgerond. Momenteel wacht deze procedure van plan-MER op verdere ontwikkelingen in het mobiliteitsdossier die dit jaar verder bestudeerd zullen worden. Ook andere thema’s zullen in 2013 verder onderzocht worden (wonen, zorg, voorzieningen, enz.) Welke randvoorwaarden worden in het RUP voorzien? (-> van belang voor het verankeren van de duurzaamheid in het gebied) Intussen werd ’Antea’ aangesteld om een verkavelingsontwerp op te maken en nadien een wegenisen rioleringsdossier voor te bereiden. De stad Turnhout wordt gevraagd om alle plannen, studies (rond mobiliteit, woonbehoeftestudie, studie werkgelegenheid in de buurt…) en andere relevante documenten te bezorgen aan ‘het netwerk duurzame wijken’. (Ook niet afgeronde studies: stavaza) (c) Bespreking De stad Turnhout wil met ‘Bruyne Strijd’ fase 2 een voorbeeldproject uitbouwen op vlak van duurzaam & betaalbaar wonen dat inspirerend kan zijn voor de volgende projectzones in het gebied. Hiervoor is de stad Turnhout op zoek naar concrete strategieën en -tools om de private partners in dit duurzame verhaal mee te krijgen. Voor de ontwikkeling van het gehele projectgebied ‘Heizijdse Velden’ is de stad op zoek naar instrumenten die de duurzame ambities kunnen verankeren op het terrein. Duurzame mobiliteit Mobiliteit is zeker een aandachtpunt dat op macroniveau moet bekeken worden. Het gebied ‘Heizijdse Velden’ bevindt zich ten noorden van de stadskern met het kanaal Dessel-Schoten als scheiding tussen het gebied en de stadskern (stationsomgeving).
6/16
Een van oorsprong bijzonder duurzaam basisconcept waarbij elke cluster een eigen auto-ontsluiting kreeg naar de meest nabij gelegen steenweg blijkt niet zo evident aangezien het gebied een cruciale rol speelt in de noordelijke stedelijke context. Dit concept heeft immers als gevolg dat heel wat verkeer afkomstig van de woningen van Heizijdse Velden een weg door de binnenstad gaat zoeken t.g.v. de keuze om de ring in het noorden niet te sluiten. De mobiliteitsstudie die lopende is zal verder licht moeten werpen omtrent de ontsluiting van het noordelijke centrum van Turnhout. Er zal sterk ingezet worden op het STOP principe. De uitwerking van het trage netwerk speelt hierbij een belangrijke rol. De realisatie van een nieuwe fiets- en voetgangersbrug over het kanaal, die het gebied met de kern en stationsomgeving verbindt, is al een stap in de goede richting. Voor het parkeren wordt gedacht aan gebundeld parkeren. Voor het openbaar vervoersnetwerk werd er nog geen éénduidige keuze gemaakt. Gesprekken met de LIJN moeten nog plaatsvinden. Centrale groenzone De centrale groenzone heeft een oppervlakte van ca. 17 ha en zal een natuurlijke parksfeer krijgen met een sterke focus op de bewoners van de Heizijdse Velden, maar ook een ook een rol op bovenlokaal niveau. Momenteel loopt er een participatief ontwerptraject met Fris in het landschap, Kind & Samenleving, O2-consult en Talboom om een visie uit te werken voor de groenstructuur. Belangrijke aspecten hierbij: -
het park als verbindend element (het Turnhoutse Vennengebied tot in de stad te laten infiltreren)
-
het park als ontmoetingsplek voor buurtbewoners
-
een kindvriendelijke omgeving: kadert ook in de lopende studie ‘kindvriendelijke publieke ruimte voor de stad’.
-
stadslandbouw: de centraal gelegen stadsboerderij zal een belangrijk plaats innemen in het gebied. Het hier aan gekoppelde Pure Hubs-traject zoekt hierbij een samenwerking met de landbouwers in het noorden, waarbij o.a. gefocust wordt op de bestaande voedselketens.
-
volkstuintjes, een hoogstamboomgaard, enz. behoren ook tot de mogelijkheden
7/16
2.4
Zulte, Wolspinnerij Verslag Sigrid Van Leemput (VIBE), Eva Heuts (Stramien), 7 deelnemers (a) Voorstelling project door Ludwig Vanluchene, stedenbouwkundig ambtenaar Zulte
Zulte is een gemeente van ca. 15.000 inwoners bestaande uit drie deelgemeenten: Zulte, Olsene en Machelen-aan-de-Leie. Het projectgebied ligt in de deelgemeente Zulte (ca. 7.000 inwoners) die sterk georiënteerd is op de gemeente Waregem.
ANGLO WIJK
N43
statiestraat
Het project betreft de herbestemming en herwaardering van de verlaten en sterk verontreinigde industriële site van de wolspinnerij (ca. 200 arbeidsplaatsen) en een leerlooierij naar een gemengd woon-, winkel- en kantoorgebied. Het terrein (4,4ha) ligt centraal in de kern van deelgemeente Zulte en is ingesloten tussen de nieuwe kernontwikkeling ‘Anglo Belge’, de gemeentelijke verbindingsweg naar Waregem (Statiestraat) en de secundaire weg N43. (zie kaart) Voor het aanpalende gebied van de terreinen van de vroegere brouwerij ‘Anglo Belge’ werd begin 2003 een BPA opgemaakt en goedgekeurd. Er werd gekozen voor een sociale mix van wonen (4 ha & 134 woningen = 33,5 wo/ha).
8/16
GRS: ‘In een latere fase zullen ook de terreinen van de vroegere leerlooierij en de
wolspinnerij, aan de beurt komen, gespreid over minstens 8 jaar.’ Het projectgebied ligt op ca. 4 km van het station van Waregem, dus op fietsbare afstand. Langs de spoorweg Gent-Kortrijk is er een fiets-o-strade in aanbouw, de route van Zulte naar het station van Waregem is bijna klaar. Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) doet geen uitspraak over het projectgebied. Partners in dit project zijn: Santerra NV, eigenaar van 4.000m² en SAFTI NV, eigenaar van 40.000m². Door Santerra werd een brownfieldconvenant aangevraagd voor site Denys. Planning: De gemeente wil starten met de opmaak van het RUP. Belangrijke vragen hierbij: Welke randvoorwaarden mee te nemen? Hoe een studiebureau selecteren met het oog op duurzame ontwikkeling? (b) Bespreking De nieuwe bestuursploeg van de gemeente wil op vlak van duurzaamheid een voorbeeldproject realiseren met aandacht voor communicatie en participatie. De grootste uitdaging zal zijn om een consensus te bereiken omtrent de gepaste woondichtheid voor het projectgebied met projectontwikkelaar, gemeente en gewest. Uit de eerste contacten met de projectontwikkelaar is gebleken dat de (voorlopige onbekende) saneringskost en de financiële haalbaarheid van de ontwikkeling worden gebruikt als argument om aanzienlijke woondichtheden te realiseren (dichtheid tussen 60 à 80 woningen/ha <-> Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen buitengebied: 15 won/ha à 25 won/ha). Gezien Zulte in het buitengebied ligt ziet de Vlaamse Overheid zo’n hoge woondichtheid niet zitten. Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) doet geen uitspraak over het projectgebied, en dus ook niet over de woondichtheid. Eva Heuts merkt op dat het beter is om te verdichten in de kern dan de open ruimte verder aan te tasten door lintbebouwing of woonuitbreidingsgebieden. Vanzelfsprekend mag Zulte niet sterk groeien aangezien het in het buitengebied ligt, en moet ook er volop ingezet worden op lokale economie, duurzame mobiliteit enz. Er moet in eerste instantie ook een duidelijk zicht komen op de woonbehoefte op lange termijn. Het GRS dateert nl. van 2003 en er is geen recente woonbehoeftestudie. Ook inzake de functionele invulling van het gebied moet de gemeente keuzes maken. Hoe kan men de verdwenen tewerkstelling compenseren? Hoe een correcte mix vinden tussen wonen, werken, winkelen… Welke types van woningen worden er best voorzien?
9/16
Eva Heuts verwijst naar tabellen voor aantal voorzieningen/aantal inwoners (D.O.S. © - Amenities classified by social base, Deleu): De bedoeling is om het gebied autoluw te maken: voorzien van randparkings, trage wegen…
2.5
Veurne Suikerfabriek (WVI – gemeente - private ontwikkelaar)
Verslag Trui Maes (VIBE), Els Huigens (Fris in het Landschap), 16 deelnemers (a)
Voorstelling van het project door Bjorn Denecker van WVI
Veurne is een fusiegemeente van 11.500 inwoners met naast de kernstad Veurne 10 deelgemeenten (ca 100km2). De nieuwe wijkontwikkeling gaat hier over de herbestemming van de Oude Suikerfabriek site, op een boogscheut van de kern en vlakbij het station. Het gebied is 45 ha, er komen ongeveer 450 woningen (ca 13ha), een parkzone + natuurzone (19ha) en een bedrijventerrein (15ha). Men gaat voor duurzame mobiliteit volgens het STOP-principe. Ook wordt er verder gebouwd op de structuur van de oude retentiebekkens (wonen en bedrijven in kamers). De arcering heeft betrekking op de (latere) fasering.
Opmerking: het ruimtelijk concept in het PRUP is vast gelegd, met een zone (pijlen zonder scherpe afbakening) voor de groene slinger / parkzone en fietsassen en met ‘bestemmingszones’ waaronder o.m. een kleurvariatie voor het ‘wonen in kamers’ (refereren naar de bekkenstructuur), het ‘wonen aan het park’ (elke woning heeft zicht op het park) en de Suikertoren (donkerrood). De parkeernorm is min. 1,2 pp/won. Het doel is om het gebundeld parkeren te voorzien, alvast bij het wonen in kamers. Het ontwerp van het inrichtingsplan en de inrichting van het Natuurpark (groen) start. (b) Bespreking Het basisplan gaat uit van duurzame ambities, doch de jury meende dat hier extra inspanningen noodzakelijk zijn om de ambities te maximaliseren en verankeren op terrein.
10/16
Duurzame mobiliteit. Hoe is de ontsluiting van het gebied? Wat met het parkeren? Voor het bedrijventerrein gebeurt dit langs de bestaande Nijverheidstraat (ook bedrijven aan de overzijde), eventueel ook aan de westkant. Een zachte verkeersas gaat dwars door het gebied (NOZW) en zal aansluiting geven op de feestzaal op het bestaand bedrijventerrein (oplevering ca zomer). De assen voor zacht verkeer hebben aansluiting op de bovenlokale fietsroutes o.m. met Avekapelle. Het wonen aan westzijde zal aansluiten op de Zuidburgstraat die een knik maakt rond de zuidertoren (donker rood). Er is een ontsluiting voor het autoverkeer tot de Brikkerij (behoud van woonenclave) en via een lus doorheen het gebied van wonen aan het park (rood) waar inpandig parkeren is voorzien. WVI wil het ‘woonerf’ vertalen in een goed wegprofiel in het grote binnengebied; er wordt overwogen om die ontsluiting door te knippen, wat bevestigd wordt als een goede optie. Maar de vraag wordt gesteld: Moet er niet meer nadruk komen op autoluwe wijk. Minimale ontsluiting voor autoverkeer, parkeren gebundeld en aan de rand, accent op fiets- wandelnetwerk gelinkt aan speelweefsel? Gebundeld parkeren is voor het wonen in kamers (oranje). Er wordt nog overwogen om enkele woonloten op te geven en het gebundeld parkeren te verhogen. Het moet de ambitie zijn om de min. parkeernorm (1,2pp/won) als een maximum te zien, gezien ook de korte afstand tov de kern en het station, en er kan overwogen worden om eventueel ook de omliggende woningen te bedienen: bvb noordzijde station, Zuidburgstraat, ondergrondse parking van de Suikertoren. Toch is hier een zekere schroom, want veel hangt af van de (cultuur van de) toekomstige bewoners en waar de bewoners gaan werken? Er is een belangrijke pendelstroom naar Brugge en Oostende en vice versa. Ook hier moet pro-actief aan gewerkt worden m.o.o. wonen in duurzame wijk. Om de vlotte ontsluiting te krijgen via openbaar vervoer zijn nu al gesprekken met De Lijn noodzakelijk om bvb. de Zuidburgstraat beter te bedienen (ook met omliggende gemeenten). Ook de NMBS-verbinding vanuit Veurne is vandaag pover (Gent/Brussel 1per uur) wat niet aanzet tot treinpendel. De kusttram zou alvast een verbetering zijn. Trein en busstation zouden samengevoegd worden tot één loketpunt. De vraag naar de overgang van privé naar semi-publiek groen en publiek park/natuur geldt niet enkel voor de ontsluiting, maar ook naar gebruik. Wat bvb. met private tuinen, kan men die beperken ten voordele van het park en kleine groenzones nabij de woning (gezinnen met kinderen). Wordt er een gradiënt voorzien? Ook kwam de vraag naar het financiële plaatje. De parkzone wordt openbaar groen. WVI legt het groen aan en de infrastructuur van het uitgeefbaar bouwterrein (bouwvelden; WVI bouwt niet zelf!). Er is een haalbaarheidstudie opgemaakt (of in de maak?), maar er lopen nog onderhandelingen over een extra financiële last van 1,7mio€ wegens planbaten en leegstand want sinds 2007 is de site verlaten. (TMaes bij verslag: kan deze last niet gecompenseerd worden in de parkaanleg? wat wordt doorgerekend aan de eindgebruiker? Discussie op Vlaams niveau ifv duurzaamheid?)
11/16
Legt het PRUP niet te veel vast? Extra aandacht zal (moeten) gaan naar de uitwerking voor duurzaamheid. Dit geldt ook voor de oriëntatie van de woningen ifv energiezuinig bouwen en passiefbouw. Uit het ontwerpend onderzoek komen suggesties voor bouwblokken, ruimtelijk kwalitatief, doch vele ongunstig georiënteerd. Ook zal de gemeente aandacht moeten hebben voor de lokale woondynamiek want een surplus van 450 woningen is een vermeerdering van 10% van het huidig woonaanbod: scholen (zijn er voldoende in Veurne), kinderopvang, … welke beweging zal dit nieuwe aanbod op gang brengen en welke impact heeft dit op het bestaande aanbod? Ter afsluiting, komt nog de vraag naar de interferentie van wonen/natuur met het bedrijventerrein. Bedrijven zijn nog niet gekend, dus voorwaarden bij de uitgifte zullen het samengaan met de duurzame woonwijk moeten waarborgen. WVI wil nog de mogelijkheden van het (collectieve) gebruik van restwarmte uit het bedrijventerrein onderzoeken.
2.6
Wijnegem De Werve Hoef (Ideale Woning – gemeente) Verslag Trui Maes (VIBE), Els Huigens (Fris in het Landschap), 16 deelnemers
(a) Voorstelling van het project door Peter Van Sompel / De Ideale Woning (zie fiche) In het woonuitbreidingsgebied is het objectief 300 woeneenheden. Het masterplan is opgemaakt, de eerste fase van 60 woningen wil men starten. Dit project is ingediend om kennis op te doen voor een duurzame invulling, als voorbeeld voor andere projecten van de Ideale Woning (bvb. ook projecten in Stabroek, Lint). Ligt de inplanting vast of is er nog bijsturing mogelijk?
12/16
Het project is gelegen aan de rand van de bebouwde kom tussen 2 belangrijke verkeersaders: Houtlaan N12 en Merksemsebaan N120 (twee gewestwegen), doch heel nabij het centrum van de gemeente. Tegen de Houtlaan wordt groen voorzien als buffer voor het verkeerslawaai. In de eerste fase zijn er 60 woningen voorzien met o.m. eengezinswoningen, zorgontwikkeling en urban villa’s; zowel huur als koop, sociaal en voor bescheiden inkomens; ook andere woonvormen zoals gemeenschappelijk wonen, cohousing wil men hier voorzien. Verder wil men veel aandacht besteden aan energie, water, … al dan niet collectief (het potentieel nog te onderzoeken). Aandacht voor participatie in de ontwikkeling. Naar concept wil men een dreefstructuur invoeren. (b) Bespreking De ontsluiting voor het autoverkeer wordt voorzien via een zijstraat naar de Beukenlaan en een zijweg op de Merksemsebaan die wordt heraangelegd, o.m. met een gescheiden fietspad. De vraag is of er een connectie kan voorzien worden op fietsroute o.m. langs het kanaal en veilige routes naar scholen, dagelijkse inkopen etc. De dreven die nu voorzien zijn hebben geen aansluiting op de aanpalende wijk. Het parkeren is 1pp/woning op eigen terrein + bezoekers parkeren; het parkeren zou worden gebundeld per groep percelen / binnengebied, maar dit is niet aantrekkelijk als ruimte voor ander gebruik, evenmin voor het ‘autoluw karakter van de wijk. Ook hier rijst de vraag naar meer semipubliek groen nabij de woning. De opbouw van de woonblokken in rijtjes is ook vrij klassiek. Het lijkt aangewezen om het plan te ontwerpen volgens een ander concept van woonclusters, teneinde meer collectief en semi-publiek groen nabij de woning te voorzien (eengezinswoningen richt zich op kinderrijke gezinnen) , met aandacht voor het speelweefsel dat aansluit op wat er is in de omgeving en bvb. aandacht voor (collectieve) stadslandbouw of volkstuinen. En die urban villa’s is dit wel een goede optie? De Ideale Woning wil in dit project ook nieuwe woonvormen (co-housing, zorgwonen,…) en nieuwe formules toepassen om gronden ter beschikking te stellen (erfpacht, huur met aankoopoptie, CLT,…), wat zeker een uitdaging is. De Ideale Woning signaleert dat opgravingen nog moeten uitwijzen wat er aan archeologische erfgoed is (men vermoedt een kerkhof) en laat nog open of/hoe dit zal worden geïntegreerd. Het lijkt noodzakelijk en zinvol om terug vanuit deze ontwikkeling uit te zoomen en de aansluiting en relaties met het bestaande omgeving scherp te krijgen.
2.7
Groep4: Vilvoorde en Deinze Verslag Marjolijn Gijsel (DAR.DO), Erik Rombaut, 14 deelnemers start met alg. introductie
13/16
de vormgeving van het project moet steeds vertrekken vanuit de eigen identiteit van de plek Ontwerpen vanuit schaarste: een evolutie vanuit het paradigma “overvloed” naar het paradigma van “schaarste” en collectiviteit is niet alleen nodig, het biedt ook talloze mogelijkheden voor besparingen (vb wegenis, water, …). Terugverdientijd en gebruikskost vormen de correcte basis voor kostenberekening, in tegenstelling tot de focus op inrichtingskost die vandaag overheerst De procesfocus is van centraal belang; geïntegreerd denken is vandaag nog geen gegeven Partners en expertise uit de private sector en buurt-/toekomstige bewoners moeten vroeg genoeg betrokken worden. De wisselwerking tussen die uiteenlopende betrokkenen stuwt het project naar een hoger, gedragen niveau. Interesse voor duurzaamheid en proactief wijkontwerp is nu sterk gedreven door noodzaak, vb doordat voorwaarden opgenomen zijn in bestek/regelgeving. Door voorbeeldprojecten uit te werken, kan getoond worden dat duurzaamheid geen negatieve, maar net een positieve, verrijkende keuze is Duurzame wijken bieden gemeenten en ontwikkelaars de kans om zich te profileren. Studies tonen aan dat de sociale veiligheid groter is in duurzame wijken
Project 7 Vilvoorde Ex-Kodaksite, Koningslo (gemeente - private ontwikkelaar) Voorstelling van het project door Ludo Keppens, duurzaamheidsambtenaar Vilvoorde
Belangrijke hefboom in het bestuursakkoord: dat stelt dat deze bestuursperiode minstens 1 ecowijk verwezenlijkt moet worden
enkel het masterplan ligt er; het RUP moet nog opgemaakt worden. Dit maakt het een interessante case om draagvlak te bouwen bij bestuur en beleid voor en integraal verhaal Interessante omgevingsaspecten: water, biodiversiteit, ecologische structuur
14/16
Project 8 Deinze Stedelijk Wonen aan de Leie (gemeente) Voorstelling van het project door Peter Coppens, stedenbouwkundige ambtenaar Deinze De stad heeft al ervaring opgebouwd rond stadsvernieuwing, maar duurzaamheid kwam tot nu toe niet bewust aan bod als geïntegreerde concept. De stad hoopt in te kunnen zetten op verweving en processturing.
Stedelijk wonen aan de Leie:
Vroege ontwikkelingsfase, dus nog ruim de kans om het project te sturen De Leie als groen-blauwe vinger herwaarderen in het projectgebied Terugdringen van privatiserende functies – vb een pad door weidegebied langsheen de Leie zorgt er nu al voor dat het gebied een andere belevingswaarde krijgt
3. “Duurzaamheidsmeter (DZM): functionaliteit & aandachtspunten” Samenvatting van de input uit de 4 werkgroepen In opdracht van de Vlaamse overheid (LNE) wordt op basis van de duurzaamheidsmeter van Stad Gent en het Belgisch referentiekader voor duurzame gebouwen (in opmaak) een Vlaamse duurzaamheidsmeter voor wijken ontwikkeld (opdrachthouder: SUM). De insteek van de werksessie op de klankbordgroep wordt meegenomen bij de verdere uitwerking van dit instrument. M. van Leest (LNE) heeft de input uit de verschillende werkgroepen (zie afz. bijlage) hieronder samengevoegd. Contactpersonen DZM wijken (Vlaamse Overheid): Maarten van Leest (LNE) en Marjolijn Gijsel (DAR)
15/16
In use Er is zeker ook interesse voor een instrument dat de ‘in use’ fase van een wijk bekijkt. Dit gaat geen deel zijn van dit lopende onderzoek, omdat het een heel nieuw aspect is, wat erg verschilt van de andere fases. Er wordt gevraagd om te bekijken of in een volgende stap de DZM niet uitgebreid kan worden met een applicatie voor bestaande wijken. Bvb. met filter werken vanaf een generiek, omdat mengvormen (wat vaak voorkomt in projecten) anders moeilijk af te lijnen zijn.. Wel kan in deze fase al rekening gehouden worden met het gebruik van de wijk, onder andere door te kijken naar de levenscyclus van een wijk. Een nieuwe wijk mag niet na 30 jaar uitgeleefd zijn. Belangrijk hierin is het zorgen dat mensen niet hoeven te verhuizen als ze in een andere levensfase komen. Omgeving Wanneer je de duurzaamheid van een wijk inventariseert, moet ook de wisselwerking met omliggend gebied worden meegenomen (waarbij in het geval van een wijkdeel wat wordt bekeken, het omliggend gebied ook de rest van de wijk kan zijn). Meer algemeen moet er naar een voldoende groot invloedsgebied gekeken worden (door een duidelijk onderscheid te maken tussen de projectgrens en de systeemgrens). Specifiek bij retrofitting moet ook gekeken worden naar de potentiele verdringing van de bestaande bewoners. Nulmeting Nulmeting wordt als nuttig gezien om vergelijkingsbasis te hebben. Nulmeting is ook belangrijk omwille van klimaatneutraliteit, waterbeheer, infiltratie en buffering. Op basis van een nulmeting kan men dan bv. streven naar constant houden infiltratie en buffercapaciteit. Matexi heeft voor iets gelijkaardigs als fase 0 een werkinstrument, waarbij eerst gekeken wordt naar de aanwezigheid van voorzieningen in de omgeving, ontsluiting met openbaar vervoer, enz. Dit is zeker interessant voor ontwikkelaars, met het oog op aankopen van gronden, zo kan er voor gezorgd worden dat gronden met de meeste potentie voor duurzaamheid worden aangekocht. Kosten Ipv investeringskosten moet de gebruikskosten bekeken worden. Ook moeten aspecten als energie, mobiliteit, … worden bekeken om zo het investeringskostverschil tussen stad en platteland recht te trekken. Tegelijkertijd zou gentrificatie in kaart gebracht kunnen worden (niet alleen in het projectgebied maar ook in de ruimere samenhangende omgeving). Let hierbij ook op de betaalbaarheid van wonen (meer dan enkel sociale huisvesting), openbaar groen en de kosten van voorgeschreven studies. Om het aspect betaalbaarheid in te vullen, werd een interessante studie van Pascal de Decker en Sien Winters genoemd. Vooronderzoek Soms moeilijk om op projectniveau iets te doen aan problemen zoals bv luchtkwaliteit. Deze soort punten zijn belangrijk in de inventarisatiefase, maar een meter mag hier niet onrealistisch mee om
16/16
gaan ten aanzien van nieuwe projecten. Daarom is het belangrijkom de fase vooronderzoek expliciet te maken. Thema’s
Ruimte Een belangrijk aspect wat vergeten lijkt te zijn is het ruimtebeslag en (daar deels aan gekoppeld) de densiteit. Interactie. Let op voldoende interactie tussen de verschillende thema’s. Duurzame projecten gaan altijd om één groot samenhangend verhaal. Zo is het bij de DZM gebouwen mogelijk om een hoge score te halen bij ‘sociaal’, terwijl ‘mobiliteit’ heel laag scoort. In de praktijk is dit niet juist, aangezien een tekort aan mobiliteit tot sociale problemen leidt. Vergelijkbaar met groen en water. Sociaal. Het zou interessant zijn als de DZM het sociale effect, de (sociale) verbetering in/rond het projectgebied zou kunnen meten. Neem hierin ook het speelweefsel mee, de mate waarin kinderen zonder problemen door de wijk kunnen bewegen. Dit is ook belangrijk voor de sociale cohesie, aangezien dit vaak gekoppeld aan de kinderen blijkt te zijn. Hieraan gekoppeld is het ook belangrijk dat er voldoende wordt gescoord op kleinschalige en semipublieke ruimtes en variatie. Governance. Governance-aspecten zijn een onderdeel van beheer.
Algemeen
Belang goede link met DZM gebouwen Best nummering van de thema’s weglaten, dit geeft de verkeerde indruk van een hiërarchie. Om te vermijden dat langdurige fasering zorgt voor achterhaalde doelstellingen, wordt voorgesteld de fases te begroten in tijd. Bedoeling van meter moet zijn om goede ingrepen te belonen, niet om dingen voor te schrijven.
Vragen en vaststellingen die niet direct over de ontwikkeling van het instrument zelf gaan, maar bijvoorbeeld over het gebruik naderhand:
Aangezien de keuze over wat wenselijk is, en welke projecten er dus worden ontwikkeld, vaak (ook) politiek is, is vastgesteld dat de DZM vooral een beginnend project moet kunnen onderzoeken. Communicatie, participatie en coproductie zijn erg belangrijk Het is belangrijk om goed af te spreken aan welk moment een certificaat vast gehangen wordt. De uitkomsten van de DZM (eventueel anoniem) oplijsten en benchmarken kan inspirerend werken, en meer idee geven van hoe duurzaam een score is in vergelijking met andere duurzame initiatieven.