2 Afval
2.1 Inleiding Goed afvalstoffenbeheer beïnvloedt het leefklimaat positief. Het beheer omvat meer dan afvalverwerking, -recycling en -transport. Juist omdat in de regio Rijnmond afvalverwerkingsmaatregelen al jaren succesvol zijn, is het beleid vooral gericht op duurzaamheid: preventie en zoveel mogelijk hergebruiken, recyclen en op andere wijze nuttig toepassen van afval. Duurzaamheidsinitiatieven en technieken ontwikkelen zich snel en bieden kansen voor een beter milieu en een betere leefomgeving. Afval wordt meer en meer gezien als secundaire grondstof of als bron voor nuttige energie. Afvalbedrijven ontwikkelen zich daardoor steeds meer als leverancier van secundaire grondstoffen en specialisten op het gebied van ecodesign. Hiermee stappen zij uit hun traditionele rol van afvalverwerker. In dit hoofdstuk staan maatregelen, zoals inzamelmiddelen en (zwerf-)afval en afvalscheiding. Ook staan de kansen op het gebied van duurzaamheid, zoals duurzaam inkopen en een centrale rol als Europese grondstoffenrotonde vermeld. De relatie tussen bronnen en effecten van maatregelen is toegelicht aan de hand van de onderstaande structuur:
AFVAL 13
Wet- en regelgeving en beleid Nationaal beleid (Landelijk Afvalbeheerplan 2) en wetgeving (Wet milieubeheer). Geen regionaal beleid. Uitgebreide tekst op de website www.msronline.nl
Gezondheid en natuur Geen directe negatieve effecten op gezondheid; afvalbeheer voorkomt verspreiding van ziekten en bevordert het hergebruik van grondstoffen. Positief effect van zwerfafval voor plaagdieren.
Ruimtelijke maatregelen
Blootstelling
Het realiseren van bovengrondse of ondergrondse containers en co-siting van bedrijven die elkaars afval gebruiken als grondstof.
Blootstelling aan ongedierte, zwerfvuil, stank en stof. Bewoners krijgen daarnaast meer te maken met verschillende inzamelsystemen gericht op maximaal hergebruik.
Effectgerichte maatregelen Alternatieve brandstoffen en vergunningverlening
Leefomgevingkwaliteit Meer mogelijkheden om op milieuverantwoorde wijze afval te verwijderen, zoals ondergrondse inzamelvoorzieningen om 24 uur per dag het afval gescheiden aan de inzamelaar aan te bieden.
Emissies Bewoners van de regio scheiden hun afval al jaren in verschillende stromen. In 2010 zijn zij additioneel hun kunststofverpakkingsafval gaan scheiden.
Brongerichte maatregelen
Voorkomen dat producten worden geproduceerd die later als afval worden afgedankt; recycling: voorkomen dat geproduceerde producten in het afvalstadium terechtkomen.
Belastende functies Burgers en bedrijven in de regio.
Wettelijk kader Afval
AFVAL
De belangrijkste wet- en regelgeving voor het thema afval zijn: - de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen beslaat een aantal specifieke richtlijnen voor de gescheiden inzameling, recycling en hergebruik van specifieke afvalstromen zoals elektronisch afval; - het Landelijk afval beheerplan 2 (LAP 2) beschrijft het Nederlandse afvalbeleid voor de jaren 2009 t/m 2015 (met een doorkijk t/m 2021); - de Wet milieubeheer betreft een kaderwet en beoogt een integrale bescherming van het milieu; - de stoffenregelgeving Registratie, Evaluatie, Autorisatie en beperking van Chemische stoffen betreft een systeem voor registratie, evaluatie en toelating van chemische stoffen die in de Europese Unie geproduceerd of geïmporteerd worden. - Voor de preventie van afval zijn er Europese regels voor ecodesign die worden vertaald naar de Nederlandse wetgeving.
14
2.2 Gezondheidseffecten en effecten op natuur In de regio Rijnmond zijn er nauwelijks negatieve effecten van afval op gezondheid en natuur. Goed afvalbeleid voorkomt de verspreiding van ziekten. Indirecte effecten door transport staan in hoofdstuk 8, Lucht. Door een goed afvalbeleid zijn er in de regio Rijnmond geen directe negatieve effecten op gezondheid en natuur, integendeel: er zijn vooral positieve effecten van de huidige afvalinzameling en -verwerking. Vanuit een hygiënisch oogpunt, vooral het voorkomen van verspreiding van ziekten, is de afvalinzameling logistiek doordacht. Zeer incidenteel kan blootstelling aan bijvoorbeeld asbest en vluchtige organische afvalstoffen directe gezondheidsschade toebrengen, maar hiervan zijn geen (regionale) cijfers bekend. Zwerfafval zorgt voor een groeiend aantal plaagdieren, zie de indicator hieronder. Overlast van deze dieren kan ontstaan door afval en etensresten in de buitenruimte. Er is een te groot voedselaanbod waardoor grotere populaties duiven en plaagdieren hier beter gedijen dan in het wild. Dit wordt veroorzaakt door verkeerd gedrag van mensen (voeren en vuilnis) maar is ook eigen aan het stedelijk gebied (veel schuilplaatsen). Meldingen duiven en plaagdieren Rotterdam 900 800 700
Aantal
600 500
Duiven Plaagdieren
400 300 200
Beleid/doel Doel is overlast door dieren in het stedelijk gebied te beperken. Toelichting In de grafiek zijn de meldingen in Rotterdam over duiven en plaagdieren weergegeven (de paar meldingen over andere vogels worden ook onder duiven geregistreerd). Onder plaagdieren worden voornamelijk meldingen over ratten geregistreerd. In de stad heerst een onevenwichtig ecosysteem. Het aantal meldingen van overlast door duiven in 2010 is 199, wederom een stijging ten opzichte van het jaar daarvoor. Over ratten zijn even veel meldingen als vorig jaar geregistreerd. 4000
100 0 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010 Bron: Gemeentewerken Rotterdam
2.3 Blootstelling De blootstelling van de bewoners van de regio aan ongewenst afval is te meten aan het aantal meldingen. Daarnaast kunnen bewoners worden blootgesteld aan afvalgerelateerde zaken zoals ongedierte. De verschillende systemen en inzamelvoorzieningen zijn gericht op een maximaal gebruiksgemak en maximale afvalscheiding; deze komen niet in meldingen tot uiting. De directe blootstelling van de mens aan afval en aan afval gerelateerde zaken wordt in deze paragraaf uitgedrukt in meldingsaantallen per jaar. Alleen meldingen in de gemeente Rotterdam zijn bekend. Aantal meldingen buitenruimte gemeente Rotterdam 30
25
Aantal (x 1000)
20
Verkeerd aangeboden afval Defect inzamelmiddel Vuil (zwerfvuil, hondenpoep) Duivenoverlast Ongedierte Gevaarlijk afval
15
10
0 2006
2007
2008
2009
2010 Bron: ROTEB
AFVAL
5
Beleid/doel De gemeente Rotterdam streeft ernaar directe blootstelling van de mens aan afval te minimaliseren. Toelichting De grafiek geeft een beeld van het aantal meldingen vanuit het Meldingensysteem Buitenruimte van de gemeente Rotterdam over de jaren 2006 t/m 2010. Het aantal meldingen voor verkeerd aangeboden afval, defect inzamelmiddel en vuil (waaronder zwerfvuil en hondenpoep) en gevaarlijk afval is verminderd. Het aantal meldingen van duivenoverlast en ongedierte is gestegen. Bij nieuwe meldingen wordt direct actie ondernomen om de risico’s tot een minimum te beperken en de verstoring in de buitenruimte zo snel mogelijk op te heffen. 6003
15
2.4 Leefomgeving: afval als oplossing voor toekomstige grondstofschaarste Deze paragraaf geeft informatie over de duurzame mogelijkheden om met afval om te gaan. Grondstoffenschaarste dreigt: van een aantal grondstoffen is bekend dat ze binnen enkele decennia op zullen zijn. Gemeenten zoeken daarnaast naar de beste verwerkingsoptie. Het blijkt vaak moeilijk aan te tonen wat daadwerkelijk de meest duurzame verwerkingsoptie is. Afvalscheiding en recycling Scheidings- en opwerkingstechnieken ontwikkelen zich snel gezien het dreigende tekort aan primaire grondstoffen en de maatschappelijke wens tot duurzaam ondernemen. Afvalscheiding en recycling maken het mogelijk secundaire grondstoffen nuttig in te zetten, schaarse metalen terug te winnen en bepaalde afvalstromen voor hergebruik in te zetten of om te zetten in bijvoorbeeld compost, (groene) stroom, (bio)gas of (bio)diesel. Hiermee kan de periode tot aan de uitputting van de primaire grondstof in kwestie worden verlengd, of in sommige gevallen zelfs afgewend. Wat er nodig is voor een efficiënte afvalscheiding, staat in paragraaf 2.6 maatregelen. Huishoudelijk afval Vanaf 2009 ontstond overcapaciteit op de Nederlandse afvalverbrandingsmarkt door een lager afvalaanbod. Dit lagere aanbod is een gevolg van de economische crisis maar ook door extra verbrandingscapaciteit doordat de Nederlandse verbrandingsmarkt voor bedrijven vrijgegeven is. Dit resulteerde in bijzonder lage tarieven voor afvalverbranding, waardoor recycling onder druk kwam te staan. Uit economische overwegingen hebben gemeenten gezocht naar de laagste tarieven voor afvalverbranding. Daardoor kwamen zij nogal eens terecht bij afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) ver buiten de regio en namen de transportafstanden toe. Onderzoeksbureau CE-Delft1 berekende echter dat de factor transport een veel geringere invloed heeft op de CO2-emissie dan het energetisch rendement van de desbetreffende afvalverbrandingsinstallatie. Hoewel de problemen met textiel (zie kader) buiten de regio plaatsvinden, is het mogelijk binnen de regio iets te doen aan deze milieuproblemen. Traditioneel zijn goede resultaten te behalen met de inzameling van kleding voor charitatieve instellingen. Voornamelijk nog draagbare en schone kleding wordt apart ingezameld, gesorteerd en afgevoerd naar een gewenste bestemming als tweedehandskleding. Dit betreft een substantieel deel van de totale textielstroom die jaarlijks wordt afgedankt. Het overige deel verdwijnt in afvalverbrandingsinstallaties. Nieuwe technieken maken het mogelijk niet-draagbare kleding, ander textiel en nog niet gescheiden ingezamelde textielstromen op te werken naar gerecyclede vezels voor de textielindustrie. Textiel Een voorbeeld van een situatie waarin nog veel milieuwinst te behalen valt, is de inzameling van kleding en textiel. De productie van katoen is een van de meest vervuilende milieuactiviteiten. Katoenproductie vergt namelijk veel water en grote hoeveelheden insecticiden en andere pesticiden.
2.5 Hoeveelheden vrijkomend afval (emissies) De bewoners krijgen meer mogelijkheden om het afval te scheiden. Volgens de laatst beschikbare cijfers is er regionaal minder aandeel gescheiden ingezameld afval gedaald.
AFVAL
Het afvalstoffenbeleid is gebaseerd op de ‘Ladder van Lansink’.2 Bewoners van de regio krijgen steeds meer mogelijkheden op milieuverantwoorde wijze van hun afval af te komen teneinde de afvalstromen zo hoog mogelijk op de ladder van afvalbeheer te kunnen verwerken. Met name in grootstedelijk gebied plaatsen gemeenten veel ondergrondse inzamelvoorzieningen om het bewoners gemakkelijk te maken 24 uur per dag het afval gescheiden aan de inzamelaar aan te bieden.
16
Een nadeel is echter de anonimiteit van dergelijke inzamelvoorzieningen. De buitenruimte is weliswaar gemakkelijker te reinigen, maar het risico van bijplaatsing van bijvoorbeeld grof huishoudelijk afval bij ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen neemt toe. De Van Gansewinkel Groep 1
Otten, M. en Bergsma, G.C. Beter één AVI met een hoog rendement dan één dichtbij. Hoeveel transport van afval is nuttig voor een hoger energierendement? Delft, CE Delft, oktober 2010
2
Deze standaard op het gebied van afvalbeheer is erop gericht prioriteit te geven aan de meest milieuvriendelijke verwerkingswijzen: 1) het ontstaan van afvalstoffen voorkomen of beperken (preventie); 2) het vervaardigen van producten met materialen die na gebruik geen of zo min mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken (ontwerp voor preventie en ontwerp voor nuttige toepassing); 3) nuttige toepassing door producthergebruik; 4) nuttige toepassing door materiaalhergebruik; 5) nuttige toepassing als brandstof; 6) verbranden als vorm van verwijderen; 7) verwijderen: storten.
(gespecialiseerd in inzameling en verwerking van afval) besloot eind 2009 de nieuwbouwplannen voor de afvalverbrandingsinstallatie (AVI) aan de Brielselaan te Rotterdam niet voort te zetten. Als gevolg hiervan werd op 1 januari 2010 de eerste Nederlandse AVI in het centrum van Rotterdam uit gebruik genomen. Dit scheelde emissies van verbranding van bijna 400.000 ton afval in het centrum. De verbranding van huishoudelijk afval uit Rotterdam is verplaatst naar de Europoort. De indicatoren hieronder geven inzicht in de regionale situatie qua (bron)scheiding van afvalstoffen, duurzaam afval(inkoop)beleid en biobrandstoffen. Voor al deze indicatoren geldt dat de cijfers over 2010 nog niet beschikbaar zijn en met ingang van het rapport 2010 herberekend zijn op basis van CBS-cijfers. De beschikbaarheid van gegevens verschilt per jaar, waardoor schommelingen in de uitkomsten ontstaan. Percentage van de doelstelling
Huishoudelijk afval 2009
Gescheiden inzameling huishoudelijk afval
gescheiden inzameling
>100 75 - 100
90
50 - 75 0 - 50 Onbekend
80
Kilogram per inwoner
70 GFT Papier Glas Textiel Doel GFT Doel Papier Doel glas Doel textiel
60 50 40 30 20 10 0 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Bron: CBS
Beleid/doel De doelstelling is om 43 tot 60% van het huishoudelijke afval gescheiden in te zamelen, afhankelijk van de mate van verstedelijking van een gemeente. Volgens het Agentschap NL is dit het centrale en belangrijkste afvaldoel. Toelichting De indicator toont de mate waarin de gemeenten de doelstellingen hebben bereikt. Grof vuil is buiten beschouwing gelaten. Westvoorne is met 84% het dichtst bij de realisatie van de doelstelling. Rotterdam is met 23% het verst verwijderd van de doelstelling. 6011
Huishoudelijk afval
Bron: CBS
Beleid/doel Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) noemt doelstellingen voor gescheiden inzameling. De stedelijkheidsklasse is hierin verwerkt. Bij papier en karton wordt hierbij alleen van het herbruikbare deel uitgegaan. Toelichting In 2009 bedragen de regionaal ingezamelde hoeveelheden voor GFT, papier en karton, glas en textiel respectievelijk 58, 39, 14 en 2 kg per inwoner, exclusief grof vuil. Regionaal gezien is alleen de doelstelling voor GFT bereikt. Daarnaast is het aantal kg ingezameld afval per inwoner bij alle vier de componenten verminderd in verhouding tot 2008. 5004 Percentage van de doelstelling >100 75 - 100
600
Huishoudelijk afval 2009 papier en karton
50 - 75 0 - 50 Onbekend
Kilogram per inwoner
500
400
Niet gescheiden Gescheiden
300
200
100
0 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009 Bron: CBS
Beleid/doel De doelstelling van het LAP is een inzamelrespons van 85% van het herbruikbare deel voor papier en karton. Dit is vertaald in doelstellingen in kg per inwoner. Afhankelijk van de mate van verstedelijking van een gemeente variëren deze doelen van 60 tot 95 kg per inwoner. Toelichting De indicator toont de mate waarin de gemeenten de vertaalde doelstelling voor papier en karton hebben bereikt, exclusief grof vuil. De kaart laat zien dat geen enkele gemeente de doelstelling in 2009 heeft gehaald. De resultaten van Hellevoetsluis liggen met 87% het dichtst bij de doelstelling. Rotterdam en Rozenburg halen relatief gezien de laagste scores (resp. 47 en 48%). 6006
AFVAL
Beleid/doel De doelstelling is 43 tot 60% van het huishoudelijke afval gescheiden in te zamelen, afhankelijk van de mate van verstedelijking van een gemeente. Toelichting De figuur toont de verhouding tussen de hoeveelheid gescheiden en ongescheiden ingezameld huishoudelijk restafval, exclusief grof vuil. Er is in 2009 per inwoner gemiddeld 458 kg huishoudelijk afval ingezameld, waarvan gemiddeld 116 kg gescheiden. De hoeveelheid afval per inwoner is beperkt gestegen van 447 kg in 2008 tot 458 in 2009. Het regionaal gemiddelde aandeel gescheiden ingezameld afval is gedaald van 27% in 2008 naar 25% in 2009. De percentages per gemeente variëren van 10 tot 50%. 5010
Bron: CBS
17
Percentage van de doelstelling >100 75 - 100
Huishoudelijk afval 2009
Percentage van de doelstelling
GFT
>100 75 - 100
50 - 75
50 - 75
0 - 50
0 - 50
Geen inzameling
Huishoudelijk afval 2009 glas
Onbekend
Onbekend
Bron: CBS
Beleid/doel De doelstelling volgens het LAP is een inzamelrespons van 55% voor GFT (groente-, fruit- en tuinafval). Dit is vertaald in doelstellingen in kg per inwoner per jaar. Deze doelstelling varieert van 35 kg per inwoner voor de meest verstedelijkte gemeenten tot 140 kg per inwoner voor de meest landelijke gemeenten. Toelichting De kaart toont de mate waarin de gemeenten de doelstelling voor GFT hebben bereikt. De kaart laat zien dat Westvoorne de doelstelling in 2009 ruimschoots heeft bereikt. Hellevoetsluis en Ridderkerk behalen respectievelijk 93 en 98% van de doelstelling. Rotterdam zamelt GFT niet meer gescheiden in. Gegevens van Capelle aan de IJssel zijn niet bekend. 6007
Percentage van de doelstelling >100 75 - 100
Huishoudelijk afval 2009
Percentage van de doelstelling
Textiel
>100 75 - 100 50 - 75
0 - 50
0 - 50
Onbekend
Onbekend
Beleid/doel De doelstelling volgens het LAP is een inzamelrespons van 50% voor textiel. Dit is vertaald in een doelstelling van 5 kg per inwoner per jaar. Toelichting De indicator toont de mate waarin de gemeenten de vertaalde doelstelling hebben bereikt. In 2009 hebben twee gemeenten de doelstelling gehaald (Hellevoetsluis en Rozenburg). De gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Maassluis en Westvoorne komen met 80% dicht bij de doelstelling. Van zes gemeenten zijn de cijfers bij het CBS niet bekend. 6009
AFVAL
Beleid/doel De doelstelling volgens het LAP is een inzamelrespons van 90% voor glas. Dit is vertaald in doelstellingen in kg per inwoner per jaar. Voor Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen betekent dit een doelstelling van 20 kg per inwoner en voor de andere gemeenten 23 kg per inwoner. Toelichting De indicator toont de mate waarin de gemeenten de vertaalde doelstelling voor glas hebben bereikt. Albrandswaard en Westvoorne halen de doelstelling voor glas. Vlak glas, zoals afkomstig van ruiten, blijft buiten beschouwing. 6008
50 - 75
Bron: CBS
18
Bron: CBS
Huishoudelijk afval 2009 KCA
Bron: CBS
Beleid/doel Het doel volgens het LAP is een inzamelrespons van 90% voor KCA (klein chemisch afval), ofwel 2 kg per inwoner per jaar, ongeacht de stedelijkheidsklasse. Toelichting De indicator toont de mate waarin de gemeenten dit doel in 2009 hebben bereikt. De inzameling door Stibat (Stichting batterijen) van batterijen is in dit overzicht niet meegenomen. De gemeenten Bernisse, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Westvoorne en Maassluis hebben de doelstelling voor KCA gehaald. 6010
Afval grote bedrijven 2010
Biobrandstoffen uit afval
in kiloton 140
120
1.390
100
Kiloton
80
KLOK Containers B.V. Sita ASI-AVR Van Gansewinkel
60
Hergebruik Verbranden
221
Storten 106
Scheidingsinstallatie 3.535
40
Inzet brandstof
476 20
0 2005
2006
2007
2008
2009
2010 Bron: Milieujaarverslagen
Bron: DCMR
Beleid/doel Het landelijk afvalbeleid is gericht op een zo hoogwaardig mogelijke verwerking van afvalstoffen. Voor geverfd, gelakt of verlijmd hout, het zogeheten B-hout, wordt nuttige toepassing als brandstof als hoogwaardig beschouwd. Toelichting De indicator toont de productie per sorteerinstallatie in het Rijnmondgebied van als brandstof inzetbaar B-hout dan wel A- en/of B-hout. De installatie van AVR, de ASI, is in de loop van 2008 gesloten en heeft in 2009 geen productie meer geleverd. De cijfers betreffen uitsluitend hout dat is geleverd voor de energieproductie door biobrandstof. In 2010 is in de sorteerinstallaties in het Rijnmondgebied 122 kiloton als brandstof toe te passen B-hout dan wel A- en/of Bhout geproduceerd. Er is circa 192 kiloton CO2-uitstoot bespaard. 3074 Deelnemer Geen deelnemer
Programma Duurzaam inkopen 2010
Bron: PIANOo
Beleid/doel Het landelijk afvalbeleid is gericht op een zo hoogwaardig mogelijk verwerking van afvalstoffen. Volgens de ‘Ladder van Lansink’ heeft preventie de voorkeur, daarna hergebruik en nuttige toepassing, vervolgens verbranden en tot slot pas storten. Toelichting In de grafiek staan de hoeveelheden in 2010 vrijgekomen afval van grote bedrijven in Rijnmond, zoals de bedrijven hebben gemeld in hun milieujaarverslag. In 2010 hebben grote bedrijven is 5.727 kiloton afval afgegeven. Hiervan is 90% aangeboden ter scheiding, hergebruik of brandstof. 6004
Beleid/doel In het actieprogramma ‘Duurzame daadkracht’ staan de acties die Nederland onderneemt om de afspraken van de VN-top in Johannesburg van 2002 in te vullen. Duurzame bedrijfsvoering van de overheid is een belangrijk aandachtspunt. Duurzaam inkopen is daar een onderdeel van. Toelichting Het ministerie van VROM (per 2011 I&M) en het Agentschap NL hebben een programma ‘Duurzaam inkopen’ ontwikkeld. Overheidsorganisaties kunnen een deelnameverklaring ondertekenen waarmee zij de intentie uitspreken duurzaamheid serieus te betrekken in hun inkoopproces. In de kaart is aangegeven welke gemeenten deze deelnemersverklaring hebben ondertekend. Inmiddels hebben 9 van de 15 regiogemeenten deze verklaring ondertekend, twee meer dan in 2009. Naast deze gemeenten nemen de provincie Zuid-Holland en de waterkwaliteitsbeheerders in de regio deel aan het programma. 7081
2.6 Maatregelen In deze paragraaf staan bronmaatregelen en blootstellingsmaatregelen beschreven voor het verbeteren van preventie van afval, de verwerking ervan en het beheer van huishoudelijk afval en zwerfafval. Een deel van deze maatregelen wordt nog niet uitgevoerd. De regio heeft geen regionaal afvalbeleid. De afzonderlijke gemeenten hebben lokaal beleid vastgelegd in de afvalstoffenverordening. Informatie hierover staat op www.msronline.nl.
2.6.1 Preventie van ontstaan van afval
AFVAL
Wat niet geproduceerd wordt, hoeft niet te worden afgedankt. Om verschillende redenen kiezen bewoners er echter veelvuldig voor om producten af te danken ook al is de technische en/of economische levensduur ervan nog niet verstreken. Een maatregel om hier invloed op uit te oefenen is de brievenbusstickers om kenbaar te maken dat men geen huis-aan-huisbladen en/of reclamefolders wenst.
19
2.6.2 Duurzaam inkopen Duurzaamheid is al enkele jaren een belangrijk criterium voor inkopen van gemeenten. De komende jaren zal het belang ervan alleen nog maar toenemen vanwege wettelijke eisen en maatschappelijke relevantie. Voor de inkoop van afvalverwerking blijkt het lastig te bepalen hoe een gemeente optimaal aan deze duurzaamheidsambitie kan bijdragen. Om dit goed te kunnen beoordelen, heeft een gemeente namelijk inzicht nodig in de Life Cycle Analysis (LCA) en Total Cost of Ownership (TCO), maar hier is vaak veel geld mee gemoeid. Gemeenten zouden ondersteund kunnen worden bij het formuleren en schrijven van inkoopcriteria, om te voorkomen dat inkoopcriteria leiden tot de inkoop/aanschaf van een dienst of product dat slechts marginaal bijdraagt aan duurzaamheid. Gemeenten streven ook naar duurzame brandstoffen voor de vuilniswagens. Zie hiervoor het hoofdstuk 4, Energie.
2.6.3 Hergebruik/co-siting/cradle to cradle Hergebruik Gescheiden afvalinzameling is essentieel om de emissies door afvalverwerking en de productie van nieuwe producten over de gehele keten te minimaliseren. Bewoners van de regio Rijnmond scheiden hiertoe thuis of op de afvalbrengstations hun afval. Gemeenten en afvalinzamelaars moeten kiezen tussen de gescheiden inzameling of een integrale inzameling van afval gevolgd door mechanische nascheiding. Afvalscheiding in grootstedelijk gebied blijft erg moeilijk. De inzamelcijfers blijven veelal (ver) achter op die van minder sterk verstedelijkt gebied. Om die reden zijn in het eerste Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) doelstellingen voor gescheiden inzameling gedifferentieerd naar stedelijkheidsklasse. Hoewel gedragsbeïnvloeding door communicatie het meest wenselijk is, ontwikkelen de mogelijkheden van mechanische afvalscheiding zich in rap tempo. Beide inzamelopties (integrale of gescheiden inzameling) komen hierdoor procentueel steeds dichter bij elkaar te liggen. De gemeente Rotterdam wil voor de scheiding van kunststof verpakkingsafval, en mogelijk ook andere deelstromen uit het restafval, overschakelen op nascheiding. Hierbij worden kunststoffen door een mechanische scheidingsinstallatie uit het integraal ingezamelde restafval gefilterd. Voor het sorteren van bouw- en sloopafval en grof huishoudelijk afval gebeurt dit al jaren. Uit onderzoek van Wageningen Universiteit naar het nascheidingsprocess van het Rotterdamse huisvuil blijkt dat de gemeente Rotterdam met nascheiding veel meer kunststof zou kunnen recyclen dan de Rotterdammers zelf, thuis, gescheiden kunnen houden. Er is echter nog geen nascheidings-installatie in de regio beschikbaar. De gemeente Rotterdam onderzoekt hoe dit zo snel mogelijk georganiseerd kan worden.
AFVAL
Co-siting Co-siting houdt in dat een bedrijf afval van een ander bedrijf als waardevolle grondstof benut. Ook kunnen bedrijven die dicht bij elkaar liggen, elkaars overtollige energie gebruiken. Steeds meer bedrijven in het havengebied passen co-siting toe, zo is onder meer te lezen in het Mainportmagazine van mei 2010, waaronder Air Liquide, Caldic, Eneco Energie, E.ON, Vopak en Voridian Indorama Holding Europoort B.V. De deelnemende bedrijven zijn verenigd in een co-sitingprogramma (met stoomlevering). Meer informatie vindt u in het hoofdstuk Energie en op www.msronline.nl.
20
Cradle to Cradle Het Cradle-to-Cradleconcept is een innovatieve kijk op duurzaam ontwerpen (McDonough en Braungart, 2002). Het concept hierachter is: afval = voedsel. Alle gebruikte materialen moeten – na hun leven in een product – zonder kwaliteitsverlies nuttig kunnen worden ingezet in een ander product. Alle restproducten moeten hergebruikt kunnen worden of milieuneutraal zijn. Vanuit die gedachte hoeft consumptie dan niet afgeremd te worden. Ecodesign (Ontwerp voor Recycling) is hierbij essentieel. Ecodesign maakt het mogelijk de milieu-impact van producten vanaf de ontwerp- en ontwikkelingsfase te beperken. Eisen hiervoor moeten in aanbestedingen worden meegenomen. De basis voor Ecodesign ligt in een Europese richtlijn (Ecodesign 2009/125/EG); via deze richtlijn kan de Europese Commissie eisen stellen aan het ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten. Zie voor meer informatie: www.agentschapnl.nl/programmas-regelingen/ecodesign.
2.6.4 Milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering Afvalfonds Sinds 2009/2010 krijgen gemeenten de kosten die zij maken voor de gescheiden inzameling van verpakkingsafval, vergoed vanuit het Afvalfonds. Consumenten betalen verpakkingenbelasting over alle verpakte goederen via de aanschaf van deze producten. Het verpakkende bedrijfsleven draagt deze af. Meer informatie is te vinden op www.msronline.nl. Vergunningverlening Vergunningen worden o.a. opgesteld om de toenemende milieudruk te regelen. Via voorschriften worden regels opgelegd vanuit nationale richtlijnen om op maat de effecten van de activiteit van het desbetreffende bedrijf in te perken. In Nederland kan de gemeente of de provincie (voorheen Wm-) omgevingsvergunningen verlenen. Onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) kunnen inrichtingen te maken hebben met een vergunningsplicht, een meldingsplicht, de algemene regels van het Activiteitenbesluit, een agrarische AMvB of een combinatie daarvan. Op www.msronline.nl staat welke bedrijven die voor het milieuthema afval relevant zijn, vergunningplichtig zijn. Handhaving Handhaving is gericht op controle van de wettelijke voorschriften en op voorlichting, herstel, ontmoediging en straf. In het LAP 2 zijn afspraken gemaakt gericht op verbeterthema’s voor het toezicht in de afvalsector: betere focus (illegaliteit en hoofdzaak), level playing field3, gebruik van effectieve en efficiënte toezichtmethoden waaronder systeemtoezicht, deskundige toezichthouders en samenwerking tussen toezichthouder en bedrijven waarop toezicht wordt uitgeoefend. Voor deze verbeterthema’s zijn tussen 2011 en 2015 eindbeelden vastgesteld. Havenafvalplan Op grond van internationale wetgeving4 hebben alle zeehavens de verplichting om voldoende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval te faciliteren. Meer dan 35.000 zeeschepen per jaar kunnen alle soorten afval en ladingsresiduen in de havens van Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen (en in Moerdijk en Dordrecht) afgeven. Ter voorkoming van verontreiniging van de zee- en kustwateren faciliteren de zeehavens in het Rijnmondgebied Havenontvangstvoorzieningen (Hov), waar scheepsafval kan worden afgegeven. In het Havenafvalplan is beschreven op welke wijze de afgifte van afval plaatsvindt. Inspectie Verkeer en Waterstaat heeft het Havenafvalplan 2010 goedgekeurd op 18 maart 2010. Het plan is maximaal 3 jaar geldig.
2.6.5 Ruimtelijke maatregelen Bovengronds versus ondergronds Om de stad schoon en veilig te krijgen en te houden, wordt er in veel gemeenten gediscussieerd over afvalcontainers in het straatbeeld. Een probleem voor gemeenten die hebben gekozen voor wijkcontainers en/of ondergrondse ver- en inzameling, is echter dat personen die ‘sluikstorten’ en grofvuil storten, bijna altijd anoniem zijn. Daarnaast plaatsen deze gemeenten in het kader van de inzameling van plastic afval (plastic heroes) nu ook bovengrondse containers voor de inzameling van plastic. Dit geeft extra afvalruimte, maar leidt ook tot een zekere horizonvervuiling. Ook huis-aan-huisinzameling van plastic heeft nadelige effecten: door het lage soortelijk gewicht van plastic verwaaien de plastic zakken en ontstaat er extra zwerfvuil. Door verandering van de samenstelling van het huishoudelijk afval wordt op termijn discussie verwacht over de vraag hoe de gemeente omgaat met restafval en hoe dit het best te plaatsen is in de buitenruimte. Een continue voorlichting aan de inwoners over de inzameldata voor de gescheiden in te zamelen plastic afvalzakken is hiervoor noodzakelijk.
4
een rechtvaardigheidsprincipe, waarbij het niet noodzakelijk is dat elke speler evenveel kansen heeft om te slagen maar wel dat alle spelers het spel spelen volgens dezelfde regels UN/IMO/MARPOL73/78 en EU-richtlijn 2000/59/EG
AFVAL
3
21
2.7 Bestuurlijke vraagstukken Gemeenten werken samen en dit kan uitgebreid worden. De spanning tussen geld en milieu bij het hergebruik van secundaire grondstoffen bestaat. Er komt minder geld voor het Afvalfonds. Maatschappelijk verantwoord ondernemen draagt bij aan het imago van bestuurders en grondstoffenrotondes bieden unieke kansen. Regionale samenwerking Efficiënte recycling is alleen mogelijk wanneer bewoners en bedrijven afvalstoffen aan de bron scheiden. Nieuwe en verbeterde technieken op het gebied van afvalscheiding en –verwerking zijn daarnaast kostbaar. Gemeenten uit de regio kunnen intensiever samenwerken bij het implementeren van duurzame alternatieven en het opbrengen van de hiervoor benodigde investeringen. Een regionaal afvalbeleid kan hier invulling aan geven. Hiermee kan de regio tevens een stevigere positie verwerven bij zowel rijksoverheid als in de markt. Financiën versus milieu Door schaarste worden meer secundaire grondstoffen ingezet. Gerecyclede secundaire grondstoffen gaan hierdoor meer concurreren met ruwe grondstoffen. Het financiële break-evenpoint van herbruikbare grondstoffen ten opzichte van ruwe grondstoffen bepaalt wanneer de gerecyclede secundaire grondstoffen het overnemen en daarmede hun milieueffect krijgen. Beleidsmakers moeten het breakevenpoint zelf bepalen aan de hand van objectief meetbare gegevens om ook milieutechnische aspecten mee te wegen in de gunning. Gemeenten beschikken echter nog niet altijd over deze gegevens. Leefomgeving Een duurzame benadering op afval(beheer) bevordert een goede leefomgeving en is toekomstgericht. Maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) speelt hierin een belangrijke rol. Het draagt bij aan een beter imago van de bestuurders en sluit aan bij de ontwikkeling van het bedrijfsleven. Een duurzaam imago van bestuurders uit zich onder meer in een visie over afvalbeleid waarbij de gedachtegang ‘afval = grondstof = inkomsten i.p.v. kosten’ nieuwe kansen biedt. Het Afvalfonds Tot nu toe krijgen gemeenten de kosten die zij maken voor gescheiden inzameling van verpakkingsafval, vergoed vanuit het Afvalfonds. Het kabinet heeft echter besloten de bijdrage aan het Afvalfonds na 2012 te schrappen. Het is nog onduidelijk hoe het ministerie van Infrastructuur en Milieu de bekostiging van gescheiden inzameling wil regelen. Wellicht wordt gescheiden inzameling van kunststofverpakkingsafval na 2012 bekostigd uit de afvalstoffenheffing. Grondstoffenrotondes De regio Rijnmond leent zich uitstekend om een centrale rol en Europese spilfunctie te vervullen als grondstofrotonde: dé plek voor het hoogwaardig recyclen van producten en materialen waar afval wordt omgezet in nuttige grondstoffen of waar afvalstoffen nuttig worden gebruikt voor energieopwekking. De Rotterdamse haven biedt hierin een grote kans gezien de prominente rol bij export en doorvoer van afval en potentiële grondstoffen.
AFVAL
In een grondstoffenrotonde komt afval (inclusief secundaire grondstoffen of herbruikbare schaarse metalen) de rotonde op en verlaten de grondstoffen vervolgens de rotonde weer via de regionale infrastructuur voor regionale, landelijke, Europese of wereldwijde distributie. De regio kan hiermee blijvend invloed uitoefenen op het gebruik van door recycling herwinbare schaarse grondstoffen. De uitgebreide infrastructurele mogelijkheden (luchthaven, zeehaven en spoorverbindingen) bieden, in combinatie met grondstoffenrecuperatie, mogelijkheden om de regio in zijn geheel een grote boost te geven als hét grondstoffencentrum van de 21e eeuw. Ook landelijk is hier belangstelling voor. Op www.msronline.nl staat meer informatie hierover.
22
2.8 Conclusies en aanbevelingen Conclusies • De afvalverwerking in de regio Rijnmond is goed en heeft geen aantoonbare negatieve effecten op de gezondheid. • De doelstelling van gescheiden afvalverzameling wordt niet bereikt. • Er is geen regionaal afvalbeleid. • Er kan veel milieuwinst behaald worden door is de inzameling van kleding en textiel; de productie van katoen is een van de meest vervuilende milieuactiviteiten. • De afvalbranche transformeert van de klassieke afvaltaak (voorkomen van verspreiding van ziektes, plaagdieren en het ontdoen van afval) naar een markt waarbij de bewoners en inzamelaars als grondstofleveranciers dienen. • Gemeenten in de regio zoeken naar de beste manier om zoveel mogelijk grondstoffen opnieuw in te zetten en de uitstoot van emissies te beperken. • Grondstoffen worden steeds schaarser, maar er ligt een belangrijke rol voor de stadsregio in de toekomstige distributie en sortering van schaarse grondstoffen, een zogenaamde grondstoffenrotonde. Aanbevelingen Om een goed afvalbeheer te behouden en om duurzaamheid te stimuleren in de regio Rijnmond wordt aanbevolen om: • een intensieve(re) samenwerking op te zetten tussen de gemeenten in de regio om duurzame alternatieven op het gebied van afvalverwerking en recycling te implementeren; • regionaal een onderzoek uit te voeren naar de juiste criteria om te kunnen besluiten welke werkwijze optimaal is en wat de meest duurzame verwerkings- en inzamelingswijzen zijn; • in samenwerking met landelijke instanties zoals het ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Agentschap NL onderzoek te doen naar de mogelijkheid om het break-evenpoint van herbruikbare grondstoffen ten opzichte van bepaalde ruwe grondstofstromen naar voren te halen, om te voorkomen dat het break-evenpoint pas bereikt wordt wanneer een ruwe grondstof al (bijna) geheel uitgeput is; • de criteria die uit dit onderzoek naar voren komen te implementeren in gunningscriteria van aanbestedingen; • te onderzoeken wat er nodig is om de locatie voor een grondstoffenrotonde te worden.
AFVAL 23
24
AFVAL