Ministerie van Economische Zaken
Aan
Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie Ir. A.P. Bader Hermann-Debrouxlaan 48 1160 Brussel België
Datum
Uw kenmerX
Ons kenmerk
Bijlage(n)
ET/ED / 7076496
Brief aan Finat
2 8 JUNI 200? Onderwerp
Nederlands Energy-efficiency Aktieplan 2007 Geachte heer Bader,
Bijgaand treft u aan het Nederlands Energie-efficiency Aktieplan 2007, dat conform de RL Energie-efficiency en energiediensten, vóór l juli bij de Commissie ingediend moet worden. Gaarne verzoek ik u bijgaande brief aan de heer Gonzalez Finat met als bijlage het Nederlands Energie-efficiency Aktieplan, door te geleiden.
Me vriendelijke groet,
Drs. A.A. Stroop MT-Iid Energie en Duurzaamheid
Bezoekadres
Doorkiesnummer
Hoofdkantoor
Telefoon (070) 379 8911
Behandeld door
Bezuidenhoutseweg 30
Telefax {070} 347 40 81
v
Postbus 20101 2500 EC 's-Gravenhage
Telefax
[email protected] Website www.minez.nl
Verzoeke bij beantwoording van deze brief ons kenmerk te vermelden
Ministerie van Economische Zaken
Ministry of Economie Affaire
To
Mr. A. Gonzalez Finat Director of New Energy and Renwables, Energy-efficiency and Innovation DG TREN European Commission
Date
Your reference
Our
reference
ET/ED/ 7076493
I 8 JUNI 2007
Enclosure
1
-
Subject
Netherlands Action Plan for Energy Efficiency 2007 Dear Mr. Gonzalez Finat, I herewith have the pleasure to send to you the Dutch Energy-Efficiency Actionplan 2007. This is not the final version, since at this moment our new government is working on a reformulation of the Dutch policy regarding climate and energy. In the field of energy-efficiency specific policies for different sectors are being developed, these will be presented to the Parliament in September. For that reason I will be able to present a complete energy-efficiency plan later this year, as we have already discussed. You will receive the final version before October 1. In drafting the plan, we have followed as closely as possible the template provided by the Commission. Regarding the calculation of expected savings, please be aware that the calculation method used by ECN (Energy research Centre of the Netherlands) only allows for calculation of effects of groups of measures. That is because energy-efficiency measures for one sector (for example households) may interact with each other, making it impossible to distinguish between effects of singular measures for a sector.
Visiting address
Extension
Telefax
Bezuidenhoutseweg 30
(070) 379 66 86
(070) 379 74 23
Main office
Tel.+31 70 3798911
Handled by
Bezuidenhoutseweg 30
Fax+31703474081
<Jrs. O.G. van Aardenne
P.O. Box 20101
Email
[email protected]
2500 EC The Hague
Website www.minez.nl
Please quote our reference on all correspondence
Ministerie van Economische Zaken
c/i
For the future regarding calculations of energy-effects we will follow the directions as provided by the Directive on Energy-efficiency and Energy services. Sincerely yours,
Drs. A.A. Stroc Member Management Team of Energy and Sustainability
CD CD © O
Ministerie van Economische Zaken
Nederlands Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Den Haag
25 juni 2007
Ministerie van Economische Zaken
n
Voorwoord Dit plan betreft de Nederlandse invulling van een vereiste onder artikel 14 lid 1 van de Richtlijn 2006/32/EG van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten, waarbij de lidstaten een actieplan voor energie-efficiëntie (APEE) moeten opstellen. Het plan bevat een omschrijving van de maatregelen ter verbetering van de energieefficiëntie in Nederland die zijn gepland om de streefwaarden voor 2010 en 2016 te bereiken, en te voldoen aan de bepalingen over de voorbeeldrol van de publieke sector en de informatie- en adviesverstrekking aan de eindgebruiker. Zoals voorgeschreven in genoemde richtlijn zal in 2011 een tweede APEE uitgebracht worden.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerre van Economische Zaken
Inhoud
i, '
1
Samenvatting
5
^
2
Algemene nationale indicatieve streefwaarde
7
^
2.1
Berekening van de nationale indicatieve streefwaarde
7
^
2.2
Specifieke aspecten bij de berekening van de streefwaarde
7
'7'
co
2.2.1 Bijzonderheden bij de data over het binnenlands energie eindverbruik
7
GD
2.2.2 Afgrenzing met emissiehandel en onderdelen van defensie die uitgezonderd zijn
8
gp
2.2.3 Conversiefactoren (coëfficiënten)
9
2.2.4 Afbakening tussen energie (productie) sector en finale consumptie
9
3
Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie per sector
11
3.1
Maatregelen ter verbetering van de energie-effciëntie in de huishoudelijke sector
11
3.2
Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de dienstensector
11
3.3
Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de industrie (niet-ETS)
12
3.4
Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de transport sector
12
3.5
Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de landbouw sector
13
4
Horizontale maatregelen en maatregelen voor verschillende sectoren
15
5
Maatregelen in het kader van artikel 5 en 7 ESD
17
5.1
Artikel 5: Energie-efficiëntie bij eindgebruik in de publieke sector
17
5.2
Artikel 7: Beschikbaarheid van informatie
18
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
NJ M
<'"£)
;„
Ministerie van Economische Zaken
CD
CD O G) i—*
'UD NJ
r-.j O
Ministerie van Economische Zaken
r* 1
UI
Samenvatting
n
Onderstaande tabel vat de verwachte besparingen samen van de maatregelen die in het kader van het nationale actie plan voor energie efficiëntie genomen worden en geeft de streefwaarden voor 2016 en 2010. De verwachte besparingen voor de verschillende sectoren zijn doorgerekend als pakket, dat wil zeggen dat er geen besparingen berekend zijn van de afzonderlijke maatregelen. Gezien de samenhang tussen de maatregelen is een dergelijke berekening in dit plan niet mogelijk. Nationale indicatieve streefwaarde 2016 (GWh)
52.607
Nationale tussentijdse indicatieve streefwaarde 2010 (GWh)
11.690
Maatregelen
Maatregelpakket in de huishoudelijke sector: Bouwbesluit en energieprestatienorm (EPN) Energiebelasting (EB) - KOMPAS - MHieuCentraal en COEN Maatregelpakket in de dienstensector: Energieprestatienorm (EPN) - Wet Milieubeheer (WMB) - Meerjarenafspraken 2 (MJA-2) Energiebelasting (EB) Energieinvesterinqsaftrek (EIA) Maatregelpakket in de industrie (niet-ETS): Meerjarenafspraken 2 (MJA-2) - Wet Milieubeheer (WMB) - Energiebelasting (EB) - Energieinvesteringsaftrek (EIA) - MEP-WKK Maatregelpakket in de transport sector: - Belastingen Beperking maximumsnelheid Energielabels - Het Nieuwe Rijden (HNR) Maatregelpakket in de landbouw sector: Meerjarenafspraken (MJA) - MEP-WKK en duurzaam - Energiebelasting (EB) Energieinvesteringsaftrek (EIA) Groen Beleggen en Financieren (MIA/Vamil) Totaal verwachte besparingen:
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Jaarlijkse besparingen verwacht per eind 2010 (GWh)
Jaarlijkse besparingen verwacht per eind 2016 {GWh)
3.930
21.631
3.375
17.911
250
664
692
16.178
5.386
9.431
13.632
65.815
Ministerie van Economische Zaken
Maatregelen in het kader van artikel 5 ESD: Nederland heeft binnen Europa een voorlopersrol op het gebied van duurzaam inkopen. De Nederlandse overheid heeft als ambitie dat de Rijksoverheid in 2010 bij 100% van haar inkopen duurzaamheid meeneemt; voor provincies, gemeenten en waterschappen is dit 50%. In het programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheden worden criteria geformuleerd met betrekking tot duurzaam inkopen en aanbesteden. Maatregelen in het kader van artikel 7 ESD: Nederland kent drie organisaties die betrouwbare informatie over energie-efficiëntie verspreiden, één organisatie voor consumenten, één voor het MKB en één voor overige marktpartijen. Daarnaast zijn er vele NGO's en bedrijven die actief zijn op dit gebied. Gezien de verhoogde aandacht voor energie-efficiëntie in het Nederlandse beleid zal er de komende jaren nog meer aandacht zijn voor het onder de aandacht brengen van mogelijkheden voor energie-efficiëntie bij marktdeelnemers.
Contactpersoon APEE Naam:
O.G. van Aardenne
Functie:
senior beleidsmedewerker
Organisatie:
Ministerie van Economische Zaken
Adres:
Postbus 20101, NL-2500 EC Den Haag
E-mail:
[email protected]
Telefoon:
+31 70 379 66 86
Fax:
+31 70 379 74 23
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken
Algemene nationale indicatieve streefwaarde 2.1
Berekening van de nationale indicatieve streefwaarde
h-*
Tabel 2.1 vat de berekening van de nationale indicatieve streefwaarde samen. Tabel 2.1
Berekening nationale indicatieve streefwaarde Totaal jaar 1-5 Brandstoffen
Warmte
Electriciteit
Totaal
[GWh] Final binnenlands energieverbruik1
2.196.396
188.261
1.159.174
3.543.830
455.730
79.333
86.146
621.209
1.740.666
108.928
1.073.028
2.922.621
Huishoudens
479.878
10.078
290.049
780.004
Dienstensector
270.290
22.992
352.327
645.609
Industrie (niet-ETS)
145.208
58.525
363.573
567.307
Transport sector
654.333
0
19.931
674.264
Landbouw sector
190.956
17.333
47.148
255.438
Uitgezonderd energieverbruik van installati&s betrokken bij het EU ETS Final binnenlands energieverbruik volgens ESD
Jaarlijks gemiddelde over periode van 5 jaar 9% streefwaarde in 2016 Nationale indicatieve streefwaarde in 2016 Tussentijdse streefwaarde 2010 (2 %)
Bijlage l bevat een meer gedetailleerde berekening. 2.2
Specifieke aspecten bij de berekening van de streefwaarde
2.2.1
Bijzonderheden bij de data over het binnenlands energie eindverbruik
Alle energiedragers zijn als volgt gegroepeerd (conform indeling ECN): •
Kolen: steenkool en cokes,
•
Olieproducten; lichte olie, zware olie, dieselolie, petroleumcokes, LPG. Verbruik van defensie niet inbegrepen.
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
r-,.) M CD
Ministerie van Economische Zaken
, -H
•
Aardgas: aardgas Groningen kwaliteit en aardgas hoogcalorisch.
•
Overige gassen: Hoogovengas, cokesovengas, waterstof, overige restgassen.
•
Fermentatiegas: biomassa, biogas.
•
Warmte: aan ETS-bedrijven geleverde warmte door industriële WKK's, daarvan 95%.
•
Elektriciteit: elektriciteitssaldo = inkoop minus verkoop.
2.2.2
*
Afgrenzing met emissiehandel en onderdelen van defensie die uitgezonderd zijn
In de periode 2008-2012 zijn er ruim 350 bedrijven die deelnemen aan ETS, waarvan ongeveer 250 eindafnemers. De 100 afvallers behoren tot de energiebedrijven (centrales, winningsbedrijven en raffinaderijen). De groep eindafnemers binnen ETS is als volgt samengesteld: •
Industrie: ongeveer 180 bedrijven
•
Glastuinbouw: ruim 60 bedrijven
•
Handel, diensten en overheid (HDO): ruim 10 bedrijven
•
Huishoudens: O
•
Transport: O
Door het finale energiegebruik van de ETS in mindering te brengen op het finale energiegebruik van de 5 bovengenoemde sectoren (volgens CBS, zoals verwerkt door ECN in MONIT) kan het ESD-verbruik worden bepaald. Het gemiddelde ESD-verbruik over de periode 2001-2005 vormt de basis voor de berekening van de ESD-doelstelling voor Nederland. Deze wordt berekend door 1% per jaar te nemen van het gemiddelde ESD-verbruik 2001-2005. Bij de bepaling van de aftrekpost voor ETS-bedrijven is uitgegaan van het begrip inrichting en niet van het begrip onderneming. Om er voor te zorgen dat het landelijk totaal en de aftrekpost voor ETS op dezelfde bron worden gebaseerd zouden de ETS-cijfers ook van het CBS afgeleid moeten worden. Hierbij deden zich echter de volgende problemen voor: •
De gegevens bij het CBS zijn beschikbaar op het niveau van berichtgever, hetgeen niet per definitie overeen komt met het inrichtingsniveau dat we kennen voor de beschikbare data voor ETS. De gegevens per berichtgever kunnen bijvoorbeeld gegevens op concernniveau zijn.
•
Een deel van de gegevens bij het CBS is gebaseerd op steekproeven. Dit betekent dat niet voor alle bedrijven de volledige tijdreeks beschikbaar is. Voor de bedrijven waar dat niet het geval is, zijn de CBS-cijfers minder bruikbaar, omdat de ESDdoelstelling is gebaseerd op een gemiddelde over de jaren 2001-2005.
•
CBS beschikt alleen over bedrijfscijfers uit de industrie, voor gebouwde omgeving en glastuinbouw is niets beschikbaar.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
n
~% co ^
Ministerie van Economische Zaken
Naar aanleiding van deze problemen met het verkrijgen van de juiste CBS-cijfers heeft SenterNovem zich gebaseerd op reeds beschikbare cijfers vanuit het proces van CO2allocatie 2008-2012 voor de deelnemers aan ETS. Deze waren echter niet geheel volledig. Daarom zijn de cijfers op drie punten gecorrigeerd: •
Niet alle verbrandingsinstallaties van ETS-deelnemers vallen onder ETS. Dit heeft te maken met de geharmoniseerde definitie door de EU van verbrandingsinstallaties. Hierdoor vallen bijvoorbeeld drogers niet onder ETS. De energiecijfers en emissies zoals beschikbaar in het allocatiebestand zijn daarom geschoond van de cijfers die bij de installaties behoren die niet meedoen met ETS. Voor ESD geldt echter dat de gehele inrichting die onder ETS valt niet meedoet niet met ESD. Daarom is hiervoor een correctie aangebracht.
•
Van niet alle bedrijven waren de elektriciteitsinkoopcijfers beschikbaar. Deze zijn gedeeltelijk bijgevoegd op basis van MJA-monitoringcijfers en gedeeltelijk bijgeschat. Uiteindelijk ontbreken de volgende elektriciteitscijfers: industrie 5 bedrijven, HDO 1 bedrijf en glastuinbouw 40 bedrijven. Bij de glastuinbouwbedrijven is de fout die wordt gemaakt niet erg groot omdat wel bekend is dat er een aantal afnemers en een aantal leveranciers van elektriciteit bij zit die elkaar redelijk in evenwicht houden.
•
De warmte-inkoop per inrichting was in het geheel niet beschikbaar. Het totale warmteverbruik van de industrie is daarom bijgeschat op basis van de output van de industriële WKK's. Van die cijfers is 95% toegerekend aan de ETS-bedrijven.
In de energiecijfers van het CBS zijn de energieverbruiken van defensie niet inbegrepen. Daarom was het niet nodig hiervoor een correctie toe te passen. 2.2.3
Conversiefactoren (coëfficiënten)
De conversiefactor voor elektriciteit is 2,5; de standaardwaarde zoals aangegeven in bijlage II van de richtlijn. Dit is ook het gemiddelde rendement van de elektriciteitsproductie in Nederland. 2.2.4
Afbakening tussen energie (productie) sector en finale consumptie
In het finale energiegebruik zijn de centrales (incl. decentrale WKK), winningsbedrijven en raffinaderijen buiten beschouwing gelaten omdat deze tot de energieproductiesector behoren. Bovendien vallen veel van die bedrijven onder ETS. Warmteleveringen aan sectoren Huishoudens, Diensten en Landbouw zijn inbegrepen in het finale energiegebruik. Voor de sector Industrie is 95% van de warmte van de decentrale WKK's (zelfstandige inrichtingen) toegerekend aan ETS-bedrijven en dus afgetrokken van het eindverbruik voor de industrie. Indien een WKK binnen een inrichting staat is hiervoor het verbruikte gas toegerekend aan het betreffende bedrijf en niet de opgewekte warmte en elektriciteit.
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
f > ^~ ^ ^ P J;^ H* tX)
M ^
Ministerie van Economische Zaken -H
r~
(X)
n C?
CD CD Op
10
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken
Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie per sector 3.1
y
Maatregelen ter verbetering van de energie-effciëntie in de huishoudelijke sector
CP
Onderstaande tabel biedt een overzicht van de besparingen in de huishoudelijke sector als gevolg van een pakket aan maatregelen, waarbij per toepassing is aangegeven welke besparingen het pakket aan maatregelen oplevert. Tabel 3.1 Overzicht besparingen huishoudelijke sector No
Toepassing
Eindgebruikers doelgroep
Periode
1
Nieuwbouw
Huishoudens
2008-2016
436
2.312
2
Bestaande bouw
Huishoudens
2008-2016
2.218
11.033
3
Apparaten
Huishoudens
2008-2016
1.098
7.279
4
Conversie
Huishoudens
2008-2016
178
1.007
3.930
21.631
Totaal
Besparingen 2010 (GWh/jaar)
Besparingen 2016 (GWh/jaar)
Het energiebeleid voor de huishoudens kenmerkt zich door een combinatie van beleidsinstrumenten, gericht op verschillende aspecten van huishoudelijk energiegebruik. Deze combinatie van instrumenten is gericht op het vergroten van bewustwording van het energiegebruik, inzicht geven in eigen handelingsperspectieven, huiseigenaren stimuleren tot het nemen van maatregelen en wettelijke maatregelen voor nieuwbouw. Een beschrijving van de afzonderlijke maatregelen staat in bijlage II.
3.2
Maatrege/en fer verbetering van de energie-efficiëntie in de dienstensector
Onderstaande tabel biedt een overzicht van de besparingen in de dienstensector als gevolg van een pakket aan maatregelen, waarbij per toepassing is aangegeven welke besparingen het pakket aan maatregelen oplevert.
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
11
Ministerie van Economische Zaken
r~
Tabel 3.2 Overzicht besparingen dienstensector
C/)
No
Toepassing
Eindgebruikers doelgroep
Periode
1
Nieuwbouw
Dienstensector
2008-2016
311
1.465
2
Bestaande bouw
Dienstensector
2008-2016
2.147
8.937
3
Apparaten
Dienstensector
2008-2016
917
5.342
4
Conversie
Dienstensector
2008-2016
0
173
3.375
15.916
Totaal
Besparingen 2010 (GWh/jaar)
Besparingen 2016 (GWh/jaar)
üD N> NJ
CD üD
Bij de dienstensector is sprake van een combinatie van wettelijke eisen aan nieuwbouw (EPN), wettelijke eisen aan milieu- en energiebeheer, belasting op het gebruik van energie, afspraken over energiebesparing en een stimuleringsregeling om investeringen in energiebesparende maatregelen eerder rendabel te maken. Een beschrijving van de afzonderlijke maatregelen staat in bijlage II.
3.3
Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de industrie (niet-ETS)
Onderstaande tabel biedt een overzicht van de besparingen in de industrie als gevolg van een pakket aan maatregelen. Tabel 3.3 Overzicht besparingen industrie No 1
Toepassing
Eindgebruikers doelgroep
Periode
Industrie
2008-2016
Besparingen 2010 (GWh/jaar)
Besparingen 2016 (GWh/jaar)
250
664
Bij de sector Industrie, uitgezonderd het deel dat valt onder de Europese emissiehandel, gaat het om de inzet van de volgende maatregelen: MJA, Wet Milieubeheer, Energiebelasting (EB), Energie-investeringsaftrek (ElA) en MEP voor WKK. De Wet Milieubeheer bevat minimum verplichtingen waar bedrijven aan moeten voldoen, terwijl via de MJA extra inspanningen worden afgesproken. De E)A maakt investeringen in energie efficiënte apparatuur en/of processen eerder rendabel, terwijl de Energiebelasting de kostprijs van energie verhoogt. Een beschrijving van de afzonderlijke maatregelen staat in bijlage H.
3.4
Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de transport sector
Onderstaande tabel biedt een overzicht van de besparingen in de transport sector als gevolg van een pakket aan maatregelen, waarbij per toepassing is aangegeven welke besparingen het pakket aan maatregelen oplevert.
12
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken
r~ t/o
Tabel 3.4 Overzicht besparingen transport sector
n
No
Toepassing
Eindgebruikers doelgroep
Periode
1
Personenauto's
Transportsector
2008-2016
91
2.541
2
Bestelauto's
Transportsector
2008-2016
0
801
3
Rijgedrag
Transportsector
2008-2016
602
1.629
4
Kilometerheffing
Transportsector
2008-2016
0
Besparingen 2010 (GWh/jaar)
Besparingen 2016 (GWh/jaar)
1 1 .207
692
Totaal
16.178
Bij de transport sector gaat het om de volgende maatregelen: •
Belastingen: brandstofaccijns, motorrijtuigenbelasting (MRB) en belasting personenauto's en motorrijwielen (BPM), kilometerheffing, CO2-differentiatie BPM
•
Beperking maximumsnelheid
•
Energielabels auto's
•
Programma "Het nieuwe rijden"
Een beschrijving van de afzonderlijke maatregelen staat in bijlage II.
3.5
Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de landbouw sector
Onderstaande tabel biedt een overzicht van de besparingen in de landbouw sector als gevolg van een pakket aan maatregelen. Tabel 3.5 Overzicht besparingen landbouw sector No 1
Toepassing
Eindgebruikers doelgroep
Periode
Glastuinbouw
2008-2016
Besparingen in 2010 5.386
Besparingen in 2016 9.431
Bij de sector landbouw gaat het om de volgende maatregelen: Meerjarenafspraken (GLAMI convenant, MJA paddestoelen en MJA bloembollen), MEP voor WKK en duurzaam, Energiebelasting (EB), Energie-investeringsaftrek (EIA) en Groen Beleggen en Fiancieren (MIA, Vamil). Een beschrijving van de afzonderlijke maatregelen staat in bijlage II.
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
13
Ministerie van Economische Zaken
14
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken
4
Horizontale maatregelen en maatregelen voor verschillende sectoren
f")
Het actieplan kent de volgende maatregelen voor die voor meer dan een sector gelden (zie onderstaande tabel). Tabel 4.1
Maatregelen die voor meer dan een sector gelden Huishoudens
Diensten
Industrie
Transport
Landbouw
Energiebelasting
X
X
X
X
X
Bouwbestuit
X
X
Maatregel
Energieprestatienorm Meerjarenafspraken
X
MEP-WKK Energieinvestingsaftrek
M ISJ
X X
X
X
X
X
X
X
X
De besparing van horizontale maatregelen en maatregelen die voor meer dan een sector gelden is meegenomen in de berekeningen van de besparingen per toepassing.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
OD CD CD
15
Ministerie van Economische Zaken
n
16
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken
H
Maatregelen in het kader van artikel 5 en 7 ESD 5. f
n
Artikel 5: Energie-efficiëntie bij eindgebruik in de publieke sector
cs> H^
Nederland heeft binnen Europa een voorlopersrol op het gebied van duurzaam inkopen. De Nederlandse overheid heeft als ambitie dat de Rijksoverheid in 2010 bij 100% van haar inkopen duurzaamheid meeneemt; voor provincies, gemeenten en waterschappen is dit 50% (Kamerbrief van 14 juli 2006 van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Kamerstukken II 2005/2006, 30 300 XI, nr. 134). Het programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheden (hierna: DBO) stimuleert overheden om milieu- en sociale aspecten mee te nemen bij de inkoop van producten en diensten. Het programma loopt vooralsnog tot 2010. DBO vormt een samenwerkingsprogramma van het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen.
^ ^ O Jf
^ -fo
In DBO worden criteria geformuleerd met betrekking tot duurzaam inkopen en aanbesteden. Per productgroep wordt een selectieve lijst van criteria opgesteld waaraan het geleverde moet voldoen. Deze criteria grijpen aan op de belangrijkste duurzaamheidsaspecten die voor de betreffende productgroep aan de orde zijn. Energiegebruik (direct of in de productieketen) zal hier in veel gevallen bij horen en dus zal er vaak een criterium worden opgenomen met betrekking tot energiebesparing. Door opname in het offerteverzoek of het bestek en het contract verplicht de overheid haar leverancier zich daar aan te houden. Voor sommige productgroepen zullen naast de criteria ook aanbevelingen aan de overheden worden gedaan voor de andere fasen van het inkoopproces. Zo kan in de voorbereidingsfase reeds een keuze worden gemaakt voor een minder energievragend alternatief. Ook kan in de contractfase worden aanbevolen in het contract te regelen dat de leverancier gebruikstips verschaft aan de eindgebruiker. Aan het eind van de looptijd van DBO zullen voor 80-100 productgroepen criteria zijn geformuleerd. De voortgang van het programma wordt tweejaarlijks gemonitored. Via de DBO-inkooprichtlijnen wordt tevens uitvoering gegeven aan de onderdelen b en c van bijlage VI van de richtlijn. Om het inkoopproces te vergemakkelijken worden richtsnoeren gepubliceerd over energie-efficiëntie als beoordelingscriterium. Via de DBO-website, workshops, netwerkdagen en publicaties worden kennis, ervaring en best practices over duurzaam inkopen verspreid. SenterNovem is belast met de administratieve, beheerstechnische en uitvoerende taken ten aanzien van het DBO-programma. Dit agentschap van het Ministerie van Economische Zaken geeft via de internetsite (http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen) bekendheid aan het DBO-programma en de resultaten.
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
17
Ministerie van Economische Zaken
5.2
Artikel 7: Beschikbaarheid van informatie
MilieuCentraal (www.milieucentraal.nl) is een landelijke organisatie die consumenten praktische en betrouwbare milieu-informatie biedt. De informatie is getoetst door een forum van onafhankelijke deskundigen. Het Energiecentrum is een onafhankelijke zelfstandige stichting die ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf informeert over besparingsmaatregelen. De mechanismen en financiële en juridische kaders die worden vastgesteld ter verwezenlijking van de streefwaarde worden veelal door SenterNovem gepubliceerd en onder de aandacht gebracht. Via uitvoeringsprogramma's van de centrale overheid, meestal uitgevoerd door SenterNovem, worden specifieke groepen van marktdeelnemers voorzien van voor hun relevante informatie over energie-efficiëntie. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de informatie- en adviesverstrekking aan eindafnemers over energie-efficiëntie. De aandacht voor energie-efficiëntie in Nederland is met het aantreden van het Kabinet Balkenende IV verder verhoogd. De komende jaren zal er dan ook nog meer aandacht zijn voor het onder de aandacht brengen van mogelijkheden voor energie-efficiëntie bij marktdeelnemers. Overeenkomstig de richtlijn worden optimale energiebesparingpraktijken (best practices) uitgewisseld en ruim verspreid. Daartoe neemt Nederland deel aan verschillende internationale netwerken op energiegebied als het European Energy Network (EnR) en diverse Implementing Agreements van het Internationale Energie Agentschap (IEA) zoals Energy Conservation in Buildings and Community Systems Programme (ECBCS), Demand Side Management (DSM) en de Working Party on Energy End-Use Technologies.
18
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
'; °
n "•J-a
^ G>
Ministerie van Economische Zaken
"H
r~ iyi o
Bijlage 1 Gedetailleerde berekening nationale indicatieve streefwaarde
5 h-i
Energy use (in GWh PRIMARY) Coal — -asa^r-'
Oil
Natural gas
Other gasses
Biogas/ Heat extraction
Electricity (PRIMARY)
-ft •
^ CD £&
^'t 425
141.481
258.831
28.356
6.819
36.314
226.729
^
Exemption
465
2.020
58.728
24.625
873
15.337
16.374
£
FIEC-ESD
960
139.460
200.102
3.730
5.946
20.976
210.356
&
58
1.083
96.269
0
2.847
1.858
55.278
Tertiary
318
2.302
46.492
0
1.613
5.314
69.463
Industry
584
2.594
23.503
3.730
1.486
9.888
72.263
Transport
0
127.361
0
0
0
0
3.944
Agriculture
0
6.120
33.837
0
0
3.917
9.408
"" 1.361
144.067
253.725
32.103
7.192
36.811
227.875
Exemption
425
1.900
59.819
26.595
696
15.140
16.700
FIEC-ESD
936
142.167
193.906
5.508
6.495
21.671
211.175
56
1.028
90.994
0
2.853
1.778
57.042
Tertiary
290
3.364
47.528
0
1.674
5.347
67.741
Industry
590
2.365
21.826
5.508
1.969
11.130
73.060
Transport
0
129.861
0
0
0
0
3.889
Agriculture
0
5.550
33.558
0
-1
3.417
9.443
1.164
146.067
257.050
34.047
7.367
37.192
230.257
Exemption
443
1.825
60.346
28.198
900
15.265
17.102
FIEC-ESD
721
144.242
196.704
5.849
6.466
21.927
213.155
58
1.083
93.192
0
2.869
1.942
58.319
Tertiary
294
3.484
52.166
0
1.781
4.219
69.580
Industry
369
2.313
19.224
5.849
1.817
12.432
71.864
FIEC
Of which: Residential
FIEC
Of which: Residential
FIEC
Of which: Residential
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
19
Ministerie van Economische Zaken
Transport
0
f I ^131.583
Agriculture
0
5.779
i ÜO
0
0
0
0
3.958
n
32.123
0
0
3.333
9.433
S qp
^eaWlip p^IitellSI ^'TÖ86
146.478
255.057
34.069
7.619
39.731
238.118
h"1 -..
Exemption
436
1.747
60.601
30.283
926
16.654
17.985
Cv GD
F1EC-ESD
650
144.730
194.456
3.786
6.693
23.076
220.133
FIEC
CO OD
Of which:
S
58
Residential
1.083
91.872
0
2.925
2.331
58.826
0
1.936
4.328
74.296
Tertiary
313
3.127
52.169
Industry
279
1.602
18.863
3.786
1.832
13.084
73.498
Transport
0
133.139
0
0
0
0
4.118
Agriculture
0
5.779
31.551
0
-1
3.333
9.394
^811
146.231
244.400
31.286
8.306
38.214
236.194
Exemption
406
1.676
60.944
29.826
1.025
16.937
17.985
F1EC-ESD
405
144.554
183.456
1.460
7.280
21.277
218.210
Residential
56
1.056
87.478
0
2.958
2.169
60.583
Tertiary
71
3.939
45.125
0
2.303
3.783
71.247
Industry
278
1.392
19.969
1.460
2.020
11.991
72.889
Transport
0
132.389
0
0
0
0
4.021
Agriculture
0
5.779
30.884
0
-1
3.333
9.469
Totaryear 1 -5V, 7^ T™
*' ^"W* i
FIEC
NJ
r-j
^
Of which:
Oil
. Coah * r
.!
'
s
i FIEC
l
Exemption
r
FIEC-ESD
J
-^- -
•>' T
-
i— p.-,
*•„
TT^jTT/X't^jR-V ?ttvS*
rylft
Electricity i^ .Natural" ,.' Other' - iBiogas/^He i ; r (^ y TotaiA] r ^^,J(I^RIMARy) "** *t -i* ( : v */ '***/•£ ? gas * , t g as s es extraction tt '\V "*
*»«*' ^*^4
A
f T,' "t v ,
J24322;„1 269*062 ***.*'
„ '-,
'
,159861 N;i;3/303^;„1 88^26^1} ITÎ 59 174,3543-830
1 46 621 209 -2174,\ ™ 9 169 '^^300.438 » 139527 ~\4>21 $^ J9 333£i TF '86 * " * P , * " - -s' g ' \'4' 1 > ' N'**'"*< t* *?<, „ „-* ^- " 2.922.621 108.928 . ,1.073.028 , 20.334 >* 32.882 715.154? 968.624 / 3.673 •* _^ * ^ t^ J, * * £ i ^ 'Jtr-/ * ^ c* U Î S- ' *" ' % -» 1 y ' f , ' •, ' " 4 * V*" ' " 1 * , ,-< * J ^ * v* * 1 ] L i t * ' V« *» -780004 ^0 '14453.,, "Î0078 ^290049 t l > 286 ' 5333,;'^459*806 ! •x. f -~. t * ï -t ' , « ï 4* * ' • V M " i22992 .< ' 352 327 . 645.609 * 'l 287: \ 16215 ""243481 " ^ ",,° i A -V* ' \ t;363 573 * ^,567 307 -*58 525 10266', 103385 % T.20'334 2fOO , f " 1 1*< . r ïs , ' ^'t"" :v \ ^;p ^ ^19^931» '674^264 ' " '0 654333 V o " ^' 0 1
r
t
Of which:
' t -af
^
A
*T
V
*"
Residential
T
!
r
Tertiary
* ^^
1
*
Industry Transport
L
Agriculture -(
20
*•*
129005 '; 161 953 ** t >.
' .0 J
«^.4
L
, < ;o v ,
V
''-' , y -2" ^417333 'J"
*47 148 * , 255 r438 u« ' v W
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken -H
r~
Bijlage II Beschrijving van afzonderlijke maatregelen voor de sectoren
OP
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
21
Ministerie van Economische Zaken
>
11.1 Huishoudens Het energiebeleid voor de huishoudens kenmerkt zich door een combinatie van beleidsinstrumenten, gericht op verschillende aspecten van huishoudelijk energiegebruik. Deze combinatie van instrumenten is gericht op het vergroten van bewustwording van het energiegebruik, inzicht geven in eigen handelingsperspectieven, huiseigenaren stimuleren tot het nemen van maatregelen en wettelijke maatregelen voor nieuwbouw. •
Bouwbesluit en EPN
•
Energiebelasting
•
MilieuCentraal en COEN
•
KOMPAS
•
Energielabel woningen (per 2008)
22
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken
£,<0
n
Naam
Bouw besluit en de Energie Prestatie Norm (EPN)
Categorie
1.1 Building Codes and Enforcements
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Projectontwikkelaars en andere bouwpartijen van nieuw bouw.
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers Effectiviteit Status implementatie en planning
1995 EPC = 1,4; 2000 EPC = 1; 2007 EPC = 0,8; 2011 EPC = 0,6; (under consideration) 2015 EPC = 0,4 (under consideration).
Beschrijving Het huidige beleid ten aanzien van nieuwbouw is vastgelegd in het Bouwbesluit en de energieprestatienorm (EPN). Specifieke energie-eisen voor bouwelementen in bouwbesluit Het Bouwbesluit regelt tot in detail aan welke bouwkundige eisen bouwwerken in Nederland moeten voldoen. Hierin zijn ook minimale eisen met betrekking tot isolatiewaarden van gevel-, vloer- en dakelementen en eisen aan installaties opgenomen (normstelling op componentniveau). EPN
De energieprestatienorm (EPN) stelt eisen aan de energieprestatie van een woning of gebouw. In het Bouwbesluit is de norm inmiddels diverse malen aangescherpt, waarbij de maximaal toegestane energieprestatiecoëfficiënt (EPC) voor nieuwbouwwoningen is verlaagd van 1,4 in 1995 naar 0,8 nu. Door deze maatregelen zijn nieuwbouwwoningen gemiddeld 30% energiezuiniger geworden. Ook de normen voor utiliteitsgebouwen zijn verder aangescherpt. Verdere aanscherping EPN In de nieuwbouw moeten projectontwikkelaars en andere bouwpartijen worden verplicht tot het nemen van energiebesparende maatregelen. Dit kan via verdere aanscherping van de Energie Prestatie Normering ten opzichte van de huidige norm met 25% rond 2012 en 50% rond 2015. Een dergelijke aanscherping betekent voor woningen dat de EPC naar 0,4 gaat.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
23
Ministerie van Economische Zaken -H p-T
C/T
n
Naam
Energiebelasting (EB)
Categorie
3.2 Energy Tax
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Alle eindgebruikers die vallen onder de werkingssfeer van deESD
CD CD
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
Gedragsverandering (zuiniger om gaan met energie) en investering in energiebesparende maatregelen
Effectiviteit
Door het verhogen van de energieprijs wordt de investering in een energiebesparende maatregel aantrekkelijker en wordt energiebesparend gedrag gestimuleerd.
Status implementatie en planning
Geïmplementeerd. Ingevoerd op 1 januari 1996 als Regulerende Energie Belasting (REB).
Beschrijving De EB is een heffing op energieverbruik. De EB heeft als effect het verbeteren van de rentabiliteit van maatregelen gericht op energiebesparing en hernieuwbare energie. Door heffing op het gebruik van energie is energiebesparing (door gedragsverandering of investering in energiebesparende maatregelen) aantrekkelijker. Voor de investering geldt dat toepassing van energiebesparende technieken eerder rendabel is. De prijselasticiteit (de mate waarin het verbruik reageert op een prijsverandering) van de EB is laag en varieert van -0,1 tot -0,25 op de korte termijn. Op de langere termijn is de elasticiteit hoger door verandering in het investeringsgedrag. De energiebelasting wordt geheven over: •
elektriciteit;
•
aardgas;
•
gasolie;
•
halfzware olie;
•
vloeibaar gemaakt petroleumgas.
De hoogte van de EB is sinds 2004 afhankelijk van het energieverbruik van een afnemer. Hoe hoger het verbruik, hoe lager de EB-heffing. De EB leidt tot een behoorlijke stijging van de energieprijzen in ieder geval voor kleinverbruikers (tot 5.000 m3 gas en 10.000 kWh) en in mindere mate voor grootverbruikers. Het aandeel van de EB in de aardgas- en elektriciteitsprijs bij kleinverbruikers bedroeg in 2006 ongeveer 30%.
24
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
CD CD
Ministerie van Economische Zaken
In de Evaluatie Klimaatbeleid Gebouwde omgeving 2004 wordt het effect per huishouden klein genoemd. Door de brede werking is er wel een relatief grote bijdrage. De belasting wordt in rekening gebracht door de energieleverancier. De opbrengst van de energiebelasting wordt teruggesluisd naar de belastingbetaler door onder andere een verlaging in de loon- en inkomstenbelasting. De Energiebelasting is een regeling van de ministeries van Financiën. De energiebedrijven innen de belasting.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
,
T
o
^ o1
i---
25
Ministerie van Economische Zaken
n Naam
MilieuCentraal en COEN
Categorie
2.1 Focused information campaigns
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
De consument en intermediaire organisaties (gemeenten)
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
•
gedragsverandering bij de consument
•
aanschaf van meer energiezuinige apparaten
Effectiviteit
Door informatie en voorlichting te geven over gevolgen van energieverbruik op het klimaat, de mogelijkheden van energiebesparing en kostenvoordeel voor de consument, wordt gedrag en keuze van apparaten beïnvloed.
Status implementatie en planning
Lopend;
Beschrijving Vanuit MilieuCentraal en het programma COEN worden een aantal instrumenten en activiteiten uitgevoerd die het onderwerp energiebesparing onder de aandacht brengen bij specifieke consumentendoelgroepen. COEN richt zich op intermediaire organisaties en MilieuCentraal richt zich op de consument. MilieuCentraal is een landelijke onafhankelijke stichting die consumenten praktische en betrouwbare milieu-informatie biedt. De informatie is getoetst door een forum van onafhankelijke deskundigen. De stichting krijgt van de overheid subsidie voor het uitvoeren van een deel van de activiteiten. COEN is een programma dat volledig door de overheid wordt gefinancierd. De volgende instrumenten worden ingezet bij het onder de aandacht brengen van energiebesparing bij de consument: Energieadvies op maat (EOM): Via de website van 'Energie op Maat' krijgt de geïnteresseerde consument tips en aanwijzingen om het eigen energieverbruik duurzamer, goedkoper en milieuvriendelijker in te richten. Televisie: het TV-programma Energy Survival met doe-spellen voor kinderen met als thema energiebesparing, gecombineerd met een interactieve internet-site. Richt zich indirect ook op hun ouders. Labelling van huishoudelijke apparaten: Het verstrekken van informatie over energie-efficientie van apparaten. De website 'Energielabel.nl' geeft een overzicht van energie-efficiënte huishoudelijke apparaten en in Nederland gebruikte energielabels.
26
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
> —t* CD
Ministerie van Economische Zaken
Slim Licht!: deze actie richt zich op het vervangen van gloeilampen door spaarlampen, onder andere door acties via gemeenten. HelpDesk voor consumenten: MilieuCentraal beantwoordt telefonisch en via de email vragen die binnenkomen bij de Helpdesk. Daarnaast initieert MilieuCentraal communicatieprojecten over belangrijke milieuonderwerpen, zoals bijvoorbeeld over milieuvriendelijk bouwen en klussen, mobiliteit en voeding. Slimme meters en feedback: in de komende jaren worden alle huishoudens in Nederland voorzien van slimme meters waarmee frequente feedback op het energieverbruik mogelijk is. Verwacht wordt dat hiermee - in combinatie met informatievoorziening en bewustwording - een besparing van ongeveer 2 % op het huishoudelijk energieverbruik door middel van gedragsverandering gerealiseerd kan worden.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
27
Ministerie van Economische Zaken H pu'l
n Naam
KOMPAS (energiebewust wonen en werken)
Categorie
2.1 Focused information campaigns
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Voor de woningbouw zijn de doelgroepen: woningcorporaties, eigenaar-bewoners, particulier opdrachtgevers, projectontwikkelaars woningbouw, Installateurs;
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
Middels interventiestrategie partijen faciliteren en stimuleren tot het treffen van duurzaamheidsmaatregelen. Hierbij gebruikt men een mix van instrumenten, die aansluiten bij doelgroepspecifieke kenmerken en drijfveren. De aanpak moet aansluiten bij de natuurlijke drijfveren van de doelgroep, maakt kennis toegankelijk en borgt energiebesparend gedrag door het vastleggen ervan in richtlijnen en regelgeving.
Effectiviteit
De effectiviteit van KOMPAS is niet afzonderlijk van de andere maatregelen te beoordelen.
Status implementatie en planning
Het programma is in 2004 van start gegaan.
Beschrijving Kompas beoogt de partijen en consumenten in de markt op een zodanige manier faciliteren dat zij zelf activiteiten ondernemen en beslissingen effectueren die leiden tot CO2-reductie, onder andere door energiebesparing. Kompas ondersteunt hierin gemeenten, partijen in de utiliteitsbouw (zoals scholen en banken) en partijen in de woningbouw (zoals corporaties). Per partij in de markt is de meest efficiënte strategie bepaald, waarbij een mix van instrumenten ingezet wordt die het beste aansluiten. Om een beeld te krijgen van de ontwikkelingen van energiebesparing in de gebouwde omgeving wordt dit door Kompas jaarlijks gemonitord via panelonderzoeken.
28
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
•-n
Ministerie van Economische Zaken
11.2 Dienstensector: handel, dienstverlening en overheid (HDO)
^
Bij de dienstensector (handel, dienstverlening en overheid (HDO)) is sprake van de volgende combinatie van beleidsmaatregelen:
5 Q
•
EPN-utiliteitsbouw
•
Wet Milieubeheer
•
Meerjarenafspraken
•
Energiebelasting (EB)
•
EIA
GD
& op CD -
gp M
Dit is een combinatie van wettelijke eisen aan nieuwbouw (EPN), wettelijke eisen aan milieu- en energiebeheer, belasting op het gebruik van energie, afspraken over energiebesparing en een stimuleringsregeling om investeringen in energiebesparende maatregelen eerder rendabel te maken.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
en
29
Ministerie van Economische Zaken
n Naam
Aanscherping EPN-utiliteitsbouw plus ontwerpeisen bouwbesluit
Categorie
1.1
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Nieuwbouw - Utiliteitsbouw
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers Effectiviteit Status implementatie en planning
Beschrijving Zie tekst Huishoudens. Een Plan van Aanpak voor aanscherping van de EPC Utiliteitsgebouwen ligt ter goedkeuring bij het ministerie van VROM. Er wordt gekoerst op een aanscherping van de EPC eisen in 2008 als onderdeel van het Pakket aanpassing Bouwbesluit 2008. Meer informatie over de EPN voor utiliteitsbouw is te vinden op de website: http://www.senternovem.nl/epn/introductie/vragen/utiliteitsbouw/UtilitettsbouwAlgemeen.asp#1
30
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken -H
r c-o
n Naam
Wet Milieubeheer (WM) (milieuvergunningen en algemene maatregelen van bestuur (AmvB's))
Categorie
1. Regulation
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Bedrijven
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
Voorschriften voorde bed rijf si n richting en bedrijfsvoering zijn in een milieuvergunning of algemene maatregelen van bestuur vastgelegd. Het zuinig gebruik van energie is mee beoordeeld in het opleggen van de voorschriften.
Effectiviteit Status implementatie en planning
Geïmplementeerd (sinds 1993).
Beschrijving De Wet Milieubeheer (Wm) is per 1 maart 1993 in werking getreden. Inhoudelijk streeft de overheid met de Wm naar een integrale aanpak van de milieuproblematiek. De wet legt in grote lijnen vast welke wettelijke instrumenten er zijn om het milieu te beschermen en welke uitgangspunten daarvoor gelden. Zo schrijft de Wm voor dat bedrijven over een milieu-vergunning moeten beschikken. Daarin moeten voorschriften staan die het milieu 'de grootst mogelijke bescherming bieden'. Onder 'de bescherming van het milieu' wordt door de overheid in ieder geval verstaan: •
de verbetering van het milieu;
•
een doelmatige verwijdering van afvalstoffen ;
•
het zuinig gebruik van energie en grondstoffen;
•
beperking van het verkeer van en naar de inrichting.
Het is een zogenaamde kader- of raamwet: het bevat de algemene regels voor het milieubeheer. Meer specifieke regels voor bepaalde groepen bedrijven worden uitgewerkt in besluiten (algemene maatregelen van bestuur of AMvB's) en ministeriële regelingen. De bedrijven die onder een AMvB vallen, kunnen van de gemeente een 'nadere eis' krijgen opgelegd, die inhoudt dat de bedrijven alle energiebesparende maatregelen moeten treffen met een terugverdientijd van drie jaar voor procesmaatregelen en vijf jaar voor gebouwen en faciliteiten. Het ministerie van VROM is verantwoordelijk voor de wet, lokale overheden passen de wet toe en zijn verantwoordelijk voor de handhaving. InfoMil, een informatiecentrum, informeert de uitvoerders over de implementatie van de wet.
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
31
M Co
Ministerie van Economische Zaken
r' U'l
Naam
Meerjarenafspraken
Categorie
4. Voluntary agreements
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
* Industrie * Landbouw (glastuinbouw) De bedrijven moeten plannen opstellen voor energiebesparing, deze uitvoeren en rapporteren over de voortgang. Daarnaast moeten de bedrijven een systeem van energiezorg opzetten, en het energieverbruik monitoren.
Effectiviteit
Status implementatie en planning
Met de meerjarenafspraken is in 1992 een begin gemaakt. Looptijd MJA2 tot 2011.
Beschrijving Vanaf 1992 heeft de overheid in het kader van het energiebesparingsbeleid met een groot aantal sectoren een meerjarenafspraak (MJA) gemaakt over de verbetering van de energie-efficiëntie. In 2000 is de eerste serie MJA's voor de industrie met succes afgesloten. Gemiddeld werd, over de periode 1989 - 2000 een efficiëntieverbetering bereikt van 22,3%. Momenteel lopen er drie soorten meerjarenafspraken: •
MJA's met bedrijven en instellingen in de dienstensector;
•
MJA's met bedrijven in de agrarische sector;
•
MJA2, ook wel de tweede generatie meerjarenafspraken genoemd, met ondernemingen die een energiegebruik hebben tot 0,5 PJ per jaar.
Bedrijven met een hoger energiegebruik, dienen zich in principe aan te sluiten bij het convenant Benchmarking energie-efficiëntie (tenzij ze kunnen motiveren dat deelname aan MJA2 zinvoller is). De eerste serie MJA's en MJA2 kennen enkele duidelijke verschillen: •
De MJA's zijn afgesloten met branches, MJA2 met individuele bedrijven, branches én Bevoegd Gezag.
•
MJA2 richt zich naast energie-efficiëntie ook op verbredingsthema's (energiezuinige productontwikkeling (EZP), duurzame energie (DE) en duurzame ketens en energiebesparing (DKE)).
32
2£ CD
CD O CD
* Dienstensector,
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
n >
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken
•
MJA2 heeft een nauwe relatie met de milieuvergunningverlening (zie Wet Milieubeheer).
>
De MJA2 heeft een looptijd van twaalf jaar, verdeeld in drie periodes van vier jaar. Een aangesloten bedrijf verplicht zich tot het volgende:
•
•
n
Elke vier jaar maakt het bedrijf een energiebesparingsplan (EBP) in overleg met het Bevoegd Gezag. In het EBP beschrijft het bedrijf welke rendabele maatregelen worden genomen en met welke verbredingsthema's het bedrijf aan de slag gaat. Per aangesloten MJA-branche wordt zover mogelijk een maatregelenlijst opgesteld. Bedrijven voeren de rendabele energie-efficiëntiemaatregelen van die lijst uit.
o ^ ^ NJ w
co
•
Op grond van alle EBP's in een branche wordt een branchedoelstelling vastgesteld. Die wordt vastgelegd in een meerjarenplan (MJP).
•
Binnen drie jaar na deelname heeft het bedrijf een systeem van energiezorg volgens de "Referentie Energiezorg" van SenterNovem.
•
Het bedrijf spreekt doelstellingen af voor verbredingsthema's.
•
Op termijn spant het bedrijf zich ook in om maatregelen te nemen die een langere terugverdientijd hebben.
•
Jaarlijks dient het bedrijf te rapporteren aan het Bevoegd Gezag, SenterNovem en de brancheorganisatie over de uitvoering van het EBP en de implementatie van energiezorg.
Het effect van de MJA als instrument heeft een relatie met het instrument Wet Milieubeheer: de MJA heeft een stimulerende functie, de Wet Milieubeheer reguleert de minimale verplichtingen. Het MJA-programma wordt uitgevoerd in opdracht van de ministeries van Economische Zaken, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Verkeer en Waterstaat. De uitvoering wordt gefaciliteerd door SenterNovem. Met verschillende subsectoren binnen de HDO zijn Meerjarenafspraken over energieefficiëntie afgesloten. Het betreft het Wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs en banken en verzekeraars, supermarkten, en de Universitaire Medische Centra (UMC's).
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
o^
33
Ministerie van Economische Zaken -H
Naam
EIA: Energie-investeringsaftrek
Categorie
3.2 Tax rebates and other taxes reducing energy end-use consumption
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Ondernemers uit alle sectoren welke vennootschapsbelasting betalen (geen huishoudens, geen overheden)
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
De investeringskeuze wordt beïnvloed (stimulans om te investeren in energie-efficiënte bedrijfsmiddelen en duurzame energie)
Effectiviteit
Het instrument verlaagt de financiële drempel om energieefficiënte bedrijfsmiddelen aan te schaffen.
Status implementatie en planning
Geïmplementeerd in 1997; lopend.
OD
Beschrijving De Energie-investeringsaftrek (EIA) is een fiscale regeling die een extra aftrekmogelijkheid geeft voor de fiscale winst. EIA kan worden aangevraagd voor de aanschaf- of voortbrengingskosten van energie-efficiënte bedrijfsmiddelen en duurzame energie. De EIA kent vijf toepassingsgebieden, te weten: gebouwen, apparaten en processen, warmte-kracht, transport en duurzame energie. De energielijst bepaalt welke bedrijfsmiddelen voor EIA in aanmerking komen. Bedrijfsmiddelen die op de energielijst komen, moeten voldoen aan een aantal criteria: •
Er moet sprake zijn van een eenduidige, heldere definitie van het apparaat of techniek.
•
De op te nemen techniek moet voldoen aan de geldende generieke besparingsnorm of betrekking hebben op de aanwending van duurzame energiebronnen of uit oogpunt van bewustwording zeer gewenst zijn. Van de techniek worden in principe alleen die onderdelen opgenomen, die technisch noodzakelijk zijn voor het realiseren van de energiebesparing.
•
Het bedrijfsmiddel moet toepasbaar zijn in een voldoende groot aantal situaties of in een voldoende groot aantal bedrijven.
•
Het energiezuinige bedrijfsmiddel moet nog niet algemeen gangbaar zijn in Nederland.
De energielijsten worden jaarlijks geactualiseerd.
34
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
H-*
Ministerie van Economische Zaken
Behalve technieken op de energielijst, komen ook generiek omschreven energiebesparende investeringen in aanmerking voor EIA. Voor de generiek omschreven investeringen is een eis gesteld aan de berekende energiebesparing per geïnvesteerde euro.
^° ^ ^ hl
Het kan voorkomen dat een investering betrekking heeft op een (onderdeel van een) bedrijfsmiddel dat zowel in aanmerking komt voor de EIA als voor andere fiscale regelingen (VAMIL en/of MIA). Voor hetzelfde investeringsdeel gebruik maken van zowel EIA als MIA is niet mogelijk. Wel is de combinatie EIA en VAMIL mogelijk.
^ GP 5 ^
De Energie-investeringsaftrek is een regeling van de ministeries van Financiën en Economische Zaken. SenterNovem en de Belastingdienst voeren de EIA uit.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
rö
M
35
Ministerie van Economische Zaken -H
r
11.3 Industrie (niet-ETS) Bij de sector Industrie, uitgezonderd het deel dat valt onder de Europese emissiehandel, gaat het om de inzet van de volgende maatregelen: • MJA
•
Wet Milieubeheer
•
Energiebelasting (EB)
•
Energie-investeringsaftrek (EIA)
•
MEP voor WKK
De Wet Milieubeheer bevat minimum verplichtingen waar bedrijven aan moeten voldoen, terwijl via de MJA extra inspanningen worden afgesproken. De EIA maakt investeringen in energie efficiënte apparatuur en/of processen eerder rendabel, terwijl de Energiebelasting de kostprijs van energie verhoogt. De MEP wordt verbreed en geoptimaliseerd; er komt een MEP voor wind op zee en land, en voor biomassa.
36
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken
Naam
Meerjarenafspraken
Categorie
4. Voluntary agreements
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
* Industrie
cp CD O CD h^
* Dienstensector,
Op M N.) CO
* Landbouw (glastuinbouw)
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
De bedrijven moeten plannen opstellen voor energiebesparing, deze uitvoeren en rapporteren over de voortgang. Daarnaast moeten de bedrijven een systeem van energiezorg opzetten, en het energieverbruik monitoren.
Effectiviteit Status implementatie en planning
Met de meerjarenafspraken is in 1992 een begin gemaakt. Looptijd MJA2 tot 201 1 ,
Beschrijving Vanaf 1992 heeft de overheid in het kader van het energiebesparingsbeleid met een groot aantal sectoren een meerjarenafspraak (MJA) gemaakt over de verbetering van de energie-efficiëntie. In 2000 is de eerste serie MJA's voor de industrie met succes afgesloten. Gemiddeld werd, over de periode 1989 - 2000 een efficiëntieverbetering bereikt van 22,3%. De Meerjarenafspraken die met diverse industriële sectoren gemaakt zijn kunnen een belangrijke rol spelen bij de bewustwording ten aanzien van de mogelijkheden voor energiebesparing en ook de baten daarvan. De MJA-2 kan door vergroting van de kennis over de mogelijkheden een bijdrage leveren aan een meer economischrationele besluitvorming over energiebesparende technieken. De vraag is wel in hoeverre deze bewustwording ook altijd doorwerkt tot op het niveau van de directies van bedrijven. Zie verder bij HDO.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
37
Ministerie van Economische Zaken —!-ƒ
p-
C.-0
n A/aam
Wet Milieubeheer (WM) (milieuvergunningen en algemene maatregelen van bestuur (AmvB's))
Categorie
1. Regulation
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Bedrijven
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
Voorschriften voor de bed r ijfs i n richting en bedrijfsvoering zijn in een milieuvergunning of algemene maatregelen van bestuur vastgelegd. Het zuinig gebruik van energie is mee beoordeeld in het opleggen van de voorschriften.
Effectiviteit Status implementatie en planning
Geïmplementeerd (sinds 1993);
Beschrijving De Wet Milieubeheer (Wm) is per 1 maart 1993 in werking getreden. Inhoudelijk streeft de overheid met de Wm naar een integrale aanpak van de milieuproblematiek. De wet 'egt in grote lijnen vast welke wettelijke instrumenten er zijn om het milieu te beschermen en welke uitgangspunten daarvoor gelden. Zo schrijft de Wm voor dat bedrijven over een milieu-vergunning moeten beschikken. Daarin moeten voorschriften staan die het milieu 'de grootst mogelijke bescherming bieden'. Waar nodig zullen in de toekomst mogelijkheden van normstelling en handhaving van de Wm worden verkend.
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
fO
w LI
Ministerie van Economische Zaken
Naam
Energiebelasting (EB)
Categorie
3.2 Energy Tax
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Alle eindgebruikers die vallen onder de werkingssfeer van deESD
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
Gedragsverandering (zuiniger om gaan met energie) en investering in energiebesparende maatregelen
Effectiviteit
Door het verhogen van de energieprijs wordt de investering in een energiebesparende maatregel aantrekkelijker en wordt energiebesparend gedrag gestimuleerd.
Status implementatie en planning
Geïmplementeerd. Ingevoerd op 1 januari 1996 als Regulerende Energie Belasting (REB).
K.'
cn
Beschrijving De EB is een heffing op energieverbruik. De EB heeft als effect het verbeteren van de rentabiliteit van maatregelen gericht op energiebesparing en hernieuwbare energie. De prijselasticiteit (de mate waarin het verbruik reageert op een prijsverandering) van de EB is laag en varieert van -0,1 tot -0,25 op de korte termijn. Op de langere termijn is de elasticiteit hoger door verandering in het investeringsgedrag. De industrie die niet onder emissiehandel valt, betaalt in vergelijking met de energieintensieve industrie (die wel onder emissiehandel valt) een hogere prijs voor aardgas en elektriciteit. Met een aardgasgebruik tot 6 miljoen m3 per jaar2 varieert het EB tarief tussen 1 en 11 ct/m3. Uitgedrukt in €/GJp, betalen de niet-handelende bedrijven tussen de 9 en 14 €/GJp voor hun aardgas, waarvan 1 tot 4 €/GJp energiebelasting.
2
De grens tussen de handelende en niet handelende bedrijven ligt bij een thermisch ingangsvermogen van 20 MW, en dit komt bij een bedrijfstijd van 3000 uur overeen met een aardgasverbruik van bijna 7 miljoen m3 per jaar, en een aardgasrekening van circa € 1,5 miljoen.
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
39
Ministerie van Economische Zaken
Waam
EIA: Energie-investeringsaftrek
Categorie
3.2 Tax rebates and other taxes reducing energy end-use consumption
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Ondernemers uit alle sectoren welke vennootschapsbelasting betalen (geen huishoudens, geen overheden)
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
De investeringskeuze wordt beïnvloed (stimulans om te investeren in energie-efficiënte bedrijfsmiddelen en duurzame energie)
Effectiviteit
Het instrument verlaagt de financiële drempel om energieefficiënte bedrijfsmiddelen aan te schaffen.
Status implementatie en planning
Geïmplementeerd in 1997; lopend.
Beschrijving De EIA maakt het voor bedrijven mogelijk investeringen in energiebesparing af te trekken van de fiscale winst waardoor minder belasting betaald hoeft te worden. EIA kan worden aangevraagd voor de aanschaf- of voortbrengingskosten van energieefficiënte bedrijfsmiddelen en duurzame energie. Voor specifieke technieken zoals WKK en besparingsmaatregelen die in aanmerkingen komen voorde EIA biedt het beleid hogere prikkels dan alleen de energiebesparing. Zie verder bij HDO.
40
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken
Naam
Milieukwaliteit elektriciteitsproductie (MEP): MEP voor WKK en MEP voor duurzame energie
Categorie
3.1 Subsidies
Geografische toepassing
Nederland
CD OD O CD.
Doelgroep Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
de stimulering van duurzame energie en het gebruik van WKK's i.,.0 CO
Effectiviteit Status implementatie en planning
Beschrijving Op iedere geproduceerde kWh met een WKK of duurzaam opgewekte kWh (wind, biomassa, zon, waterkracht) krijgt men een ondersteuning van de rijksoverheid. De subsidies voor duurzame en WKK-elektriciteit moeten het verschil compenseren tussen de productiekosten van duurzame en WKK-elektriciteit en de marktprijs voor conventionele elektriciteit. Het subsidiebedrag varieert naar gelang de vorm van duurzame elektriciteitsopwekking op basis van het verschil tussen de productiekosten van de specifieke vorm van duurzame energie (wind-, zonne-energie enz.) en de marktprijs voor conventionele elektriciteit. De hoogte van het subsidiebedrag per kWh wordt jaarlijks door de minister van Economische Zaken bepaald. De minister kan een onderscheid maken tussen verschillende categorieën producenten en verschillende categorieën productieinstallaties. De subsidie wordt vervolgens gedurende maximaal tien jaar betaald in het geval van duurzame elektriciteit, en gedurende drie jaar in het geval van WKK. De subsidie voor de duurzaam opgewekte kWh, met een hogere vergoeding, is in 2006 stopgezet; hiervoor is een tijdelijke regeling als noodvoorziening gerealiseerd. Op dit moment is een aangepaste versie van de MEP-DE in voorbereiding. De MER-regeling wordt uitgevoerd door EnerQ. De regeling valt onderde verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
41
Ministerie van Economische Zaken __ .
11.4 Transport Bij de sector Transport gaat het om de volgende maatregelen: •
Belastingen: brandstofaccijns, motorrijtuigenbelasting (MRB) en belasting personenauto's en motorrijwielen (BPM), kilometerheffing, CO2-differentiatie BPM
•
Beperking maximumsnelheid
•
Energielabels auto's
•
Programma "Het nieuwe rijden"
> H f
'i;D j:;
7* o GD
CD o >-<• M 00
In het voorgenomen beleid zal het consessiestelsel voor het openbaar vervoer zodanig worden aangepast dat de inzet van hybride bussen gestimuleerd wordt.
42
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken
r L/n
Waam Maatregelen
Belastingen •
Brandstofaccijns
•
Motorrijtuigenbelasting (MRB)
•
Belasting personenauto's en motorrijwielen (BPM)
•
Kilometerheffing
Categorie
3.2. Tax rebates
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
•
Personen- en bestelauto's en motoren
•
Goederenvervoer
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
Minder automobiliteit door het duurder maken van het gebruik van de auto (meer openbaar vervoer, meer fietsen, meer carpoolen), en het stimuleren van aanscaf lichtere en zuinige auto's.
Effectiviteit
Groot, directe invloed op eindgebruiker
Status implementatie en planning
Brandstof accijns: sinds 1990.
CD K.A
Kilometerheffing: voorgenomen implementatie binnen deze kabinetsperiode.
Beschrijving Brandstofaccijns is een verbruiksbelasting die is verwerkt in de prijs van zowel benzine als diesel. De accijns wordt geheven per liter. De accijns was in Nederland in 2006 voor Euroloodvrij €0,67 (consumentenprijs € 1,46) en voor zwavelvrije diesel €0,36 (consumentenprijs € 1,08). De hoogte van de accijns is in de afgelopen jaren nauwelijks veranderd. Op 1 juli 2006 is de nieuwe BPM regeling ingegaan, waarbij voor iedere nieuwe personenauto, afhankelijk van het energielabel van deze auto, een korting of toeslag plaatsvindt op de BPM. De regeling wil relatief zuinige auto's te belonen met een bonus op de BPM en relatief onzuinige auto te straffen met een toeslag op de BPM (malus). De regeling is gebaseerd op het Nederlandse systeem van energielabels voor personenauto's (A t/m G) waardoor de relatieve zuinigheid van de auto in zijn klasse is bepaald.
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
43
//
Ministerie van Economische Zaken
De bonusmalus bedragen zijn als volgt:
n
Labe) Bonus/Malus CD
• :>20 % zuiniger dan gemiddeld
A
€
1.000 bonus
B
€
500 bonus
C
€
0 nihil
D
€
135 malus
E
€
270 malus
ÜÜ aPWi H:10
F
€
405 malus
•
G
€
540 malus
• :>30 % minder zuinig dan gemiddeld
H 10
20% zuiniger dan gemiddeld
E*9 :0 - 10% zuiniger dan gemiddeld ;0 - 10% minder zuinig dan gemiddeld
- 20% minder zuinig dan gemiddeld
:20 30% minder zuinig dan gemiddeld
De BPM voor benzine auto's € 1.540,= en voor diesel € 328,= blijft daarbij gehandhaafd. In het voorgenomen beleid zal deze differentiatie van de BPM verder worden geïntensiveerd.
44
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
ÖD OP i—*
N.)
Ministerie van Economische Zaken
00
n Naam
Beperking maximum snelheid
Categorie
1.1 Enforcement
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Auto(snel)weggebruikers
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
Door het opleggen van een lagere maximum snelheid en het handhaven hiervan, wordt het rijgedrag beïnvloed. Ee lagere snelheid gaat samen met minder brandstofverbruik.
NJ
Effectiviteit
Groot, direct van invloed op doelgroep
NJ
Status implementatie en planning
Een verdere beperking van de maximum snelheid gaat waarschijnlijk niet door in verband met de hoge kosten.
CD
Beschrijving De maximum snelheid op de snelweg is in Nederland 120 km/uur. Vanaf 2001 werd de maximum snelheid strenger gehandhaafd. In 2004 en 2005 werd de maximumsnelheid in veel stedelijKe gebieden verlaagd van 120 tot 100 km/uur. En in enkele stedelijke gebieden zelfs tot 80 km/uur. De handhaving van de maximale snelheid werd verscherpt door traject controles. Een belangrijk kostenaspect van de snelheidsbeperking vormt hier het eventueel optredende reistijdverlies, bijvoorbeeld door toename van de files in 80 km zones.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
45
NJ
-C*
Ministerie van Economische Zaken
n Naam
Energielabel auto's
Categorie
2.2 energy labelling schemes
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Personen die de aanschaf van een auto overwegen
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
Aankoop zuiniger auto
Effectiviteit
Direct op eindgebruiker gericht
Status implementatie en planning
Sinds 2001
Beschrijving Alle nieuwe personenauto's hebben een energielabel. Het label geeft informatie over het energieverbruik van een auto. Het label is gerelateerd aan de zogenaamde CO2referentienorm, de gemiddelde emissie van alle nieuwe auto's. Auto's met een A-label zijn het meest efficiënt met brandstof. Auto's met G-label het minst. Auto's met een Cof D-label hebben voor hun grootte een gemiddeld brandstofverbruik. In elke 'grootteklasse' zijn auto's met A- of B-label. Een auto met A-label verbruikt zeker 20% minder brandstof dan een auto met een C- of D-label van dezelfde grootteklasse. De brandstofrekening van een auto met B-label is 10 tot 20% lager dan die van een auto met een voor die grootte gemiddeld verbruik. De bijtelling voor leaseauto's bij het belastbaar inkomen (22% van de nieuwprijs van de lease-auto moet opgeteld worden bij het belastbaar inkomen) wordt zo gewijzigd dat zuinige personenauto's fiscaal gestimuleerd worden voor leaserijders.
46
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Ministerie van Economische Zaken
r tS)
n
Naam
Programma "Het nieuwe rijden" (HNR)
Categorie
2. information measures in den brede en 3. subsidies
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
(aspirant) Autogebruikers intremediaire organisaties (wagenparkbeheerders, rijscholen, branche-organisaties, e.d.)
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
Rijgedrag en aankoopgedrag
Effectiviteit
Verschilt: sommige activiteiten zijn direct op eindgebruiker gericht, andere activiteiten proberen de eindgebruiker te gebruiken via intermediaire organisaties.
Status implementatie en planning
Sinds 1999. HNRIII loopt tot 2010, wordt naar verwachting uitgebreid met HNRIV
-f*
Beschrijving Programma HNR stimuleert (aspirant) rijbewijsbezitters en wagenparkbeheerders in energie-efficiënt en veiliger aankoop- en rijgedrag. HNR heeft als doel om automobilisten, beroepschauffeurs en wagenparkbeheerders aan te zetten tot een energie-efficiënter aankoop- en rijgedrag. Thans is het programma HNR 3e fase in uitvoering dat een looptijd heeft van 2006-2010. De informatiecampagne van HNR is gericht op gedragsverandering in het verkeer en bij aankoop van een auto. Om het rijgedrag te beïnvloeden is een informatiecampagne gestart, gericht op onder andere het rijden in een lagere versnelling en het eerder terug schakelen. Het programma heeft ook een subsidiecomponent bedoeld voor gemeenten, provincies, bedrijven, brancheorganisaties, dealerorganisaties, consumentenorganisaties, verkeersveiligheidsorganisaties en aanbieders van voortgezette rijopleidingen. Het gaat dan om bijvoorbeeld in-car apparatuur en trainingen. Het subsidiedeel is ondergebracht bij de Subsidieregeling CO2-reductie verkeer en vervoer. HNR is een programma van het ministerie van V&W, met bijdragen van het ministerie van VROM en EZ. De uitvoering wordt door SenterNovem gedaan. De voorlichting over HNR zal in het voorgenomen beleid geïntensiveerd worden.
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
47
Ministerie van Economische Zaken
rf
11.5 Landbouw
n
Bij de sector landbouw gaat het om de volgende maatregelen:
>
•
Meerjarenafspraken (GLAMI convenant), MJA paddestoelen en MJA bloembollen)
•
MEP voor WKK en duurzaam
•
Energiebelasting (EB); zie beschrijving in paragraaf 11.3
•
Energie-investeringsaftrek (EIA); zie beschrijving in paragraaf 11.2
^
•
Groen Beleggen en Financieren (MIA, Vamil)
^
48
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
°
^P
Ministerie van Economische Zaken
r" i-'-) n A/aam
Meerjarenafspraken
Categorie
4. Voluntary agreements
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
* Industrie
CD © 00
* Dienstensector, * Landbouw (glastuinbouw)
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
NJ
De bedrijven moeten plannen opstellen voor energiebesparing, deze uitvoeren en rapporteren over de voortgang. Daarnaast moeten de bedrijven een systeem van energiezorg opzetten, en het energieverbruik monitoren.
NJ
Effectiviteit Status implementatie en planning
Met de meerjarenafspraken is in 1992 een begin gemaakt. Looptijd MJA2 tot 2011.
Beschrijving De sectoren bloembollen en paddestoelen hebben nieuwe meerjarenafspraak voor de periode 2007-2011 afgesloten. In het kader van deze sectorspecifieke MJA's worden de Instrumenten/maatregelen' onderzoek, innovatievouchers, voorlichting en tevens demonstratie- en kennisoverdracht. De 'instrumenten/maatregelen' zijn dus ook verweven. Doordat de sectoren bloembollen en paddestoelen een MJA hebben ondertekend, hebben zij toegang tot de maatregel energiebelasting. Voor de glastuinbouwondernemers is het convenant Glastuinbouw en Milieu (GLAMI, breder dan energie) van toepassing. De GLAMI loopt af in 2010. De starre energienormen worden vervangen door een flexibeler CO2-vereveningssysteem. De AMVB Glastuinbouw is een vertaling van het convenant GLAMI naar regelgeving. De regels betreffen circa 100 normen voor verschillende gewassen, uitgedrukt in een afnemend primair energiegebruik per hectare kas. De primaire dierlijke sector kent geen MJA.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
49
Ministerie van Economische Zaken
Naam
Energiebelasting (EB)
Categorie
3.2 Energy Tax
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Alle eindgebruikers die vallen onder de werkingssfeer van deESD
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
Gedragsverandering (zuiniger om gaan met energie) en investering in energiebesparende maatregelen
Effectiviteit
Door het verhogen van de energieprijs wordt de investering in een energiebesparende maatregel aantrekkelijker en wordt energiebesparend gedrag gestimuleerd.
Status implementatie en planning
Geimplementeerd. Ingevoerd op 1 januari 1996 als Regulerende Energie Belasting (REB).
Beschrijving De EB is een heffing op energieverbruik. De EB heeft als effect het verbeteren van de rentabiliteit van maatregelen gericht op energiebesparing en hernieuwbare energie. De prijselasticiteit (de mate waarin het verbruik reageert op een prijsverandering) van de EB is laag en varieert van -0,1 tot -0,25 op de korte termijn. Op de langere termijn is de elasticiteit hoger door verandering in het investeringsgedrag. De energiebelasting (EB) kent voor glastuinbouw, bloembollen en paddestoelen sector een apart lager tarief (in ieder geval tot 2008). Daarmee worden deze bedrijven op dezelfde manier behandeld als de energie-intensieve grootverbruikers.
50
Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
CD © CD O
ro
Ministerie van Economische Zaken -H
c/o n
Naam
Groen Beleggen en Financieren (MIA, Vamil)
Categorie
3.2 Tax Rebates
Geografische toepassing
Nederland
Doelgroep
Alle eindgebruikers die vallen onder de werkingssfeer van deESD
Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers
CD O (..A
Investeringen in projecten met een positief effect op natuur en milieu aantrekkelijker maken
UD
fO
Effectiviteit Status implementatie en planning
Co
Geïmplementeerd in 1995; lopende regeling
Beschrijving De overkoepelende term 'Groen Beleggen' omvat enerzijds groen sparen en beleggen en anderzijds groene financiering. Om voor groene financiering in aanmerking te kunnen komen moeten projecten beschikken over een 'groenverklaring' waaruit blijkt dat ze voldoen aan bepaalde criteria. Groen Beleggen wordt mogelijk gemaakt door twee regelingen: de Regeling groenfondsen en de Regeling groenprojecten. De MIA biedt ondernemers die investeren in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen de mogelijkheid tot 40 procent van het investeringsbedrag in mindering te brengen op de fiscale winst. Het percentage van de aftrek is afhankelijk van de milieueffecten en de gangbaarheid van het bedrijfsmiddel. De Vamil biedt een liquiditeits- en rentevoordeel. Ondernemers die Vamil voor een bedrijfsmiddel toepassen mogen dit bedrijfsmiddel willekeurig ofwel vrij afschrijven. De MIA en Vamil zijn twee verschillenden regelingen, maar worden vaak gecombineerd. Beide regelingen maken gebruik van een gezamenlijke lijst, de zogenaamde Milieulijst. Op deze lijst staan alle bedrijfsmiddelen genoemd die in aanmerking komen voor MIA en/of Vamil. De Milieulijst wordt jaarlijks herzien. In de glastuinbouw worden veelvuldig de Groen Label Kas en de semi-gesloten kas opgevoerd onder Groen Beleggen en in de MIA en Vamil. •
Groen Label Kassen: kassen voor het bedrijfsmatig telen van tuinbouwgewassen met een laag energiegebruik en een lage milieudruk. De kassen moeten voldoen aan strenge eisen op het gebied van het gebruik van mineralen, water en energie. Ook aspecten als lichtuitstraling en biologische gewasbeschermingsmethoden spelen een rol. Afhankelijk van het aantal behaalde punten in het groen certificaat kunnen Groen Label Kassen meedoen met MIA/Vamil en/of Groen Beleggen.
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
51
Ministerie van Economische Zaken
Semi-gesloten kassystemen. In semi-gesloten kassystemen zijn de milieu- als energieprestaties aanmerkelijk beter dan bij de Groen Label Kassen doordat de nadruk ligt op toepassing van de nieuwste technieken en het gebruik van duurzame energiebronnen. In deze kassen wordt de warme kaslucht gekoeld en de warmte wordt opgelagen in aquifers.
ro
52
Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 2007
Minute
Ministerie van Economische Zaken
Auteur
Toestel nummer
Classificatienummer
Datum
Uiterste verzenddatum
Verzendwijze
Aan
Informatiekopie aan
Medeafdoening van ons kenmerk
Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie
Boot stroop
Medeparaaf en datum
Ir. A.P.
vanAattienne
van Aardenne
Bader
Hermann-Debrouxlaan 48 1160 Brussel België
schoof
Datum
Ons kenmerk
Uw kenmerk
2 8 JUNI 2007
Bijlage(n)
ET/ED/7076496
Onderwerp
Nederlands Energy-efficiency Aktieplan 2007 Geachte heer Bader,
Bijgaand treft u aan het Nederlands Energie-efficiency Aktieplan 2007, dat conform de RL Energie-efficiency en energiediensten, vóór l juli bij de Commissie ingediend moet worden. Gaarne verzoek ik u bijgaande brief aan de heer Gonzalez Finat met als bijlage het Nederlands Energie-efficiency Aktieplan, door te geleiden.
Me vriendelijke groet,
'l
Dr. P.A. Boot Directeur van Energie erTDuurzaamheid
Bezoekadres
Getypt
Gecoll.
Doorkiesnummer
Telefax
Paraaf en Datum
Behandeld door
UKf9
Minute
Ministerie van Economische Zaken
Auteur
Toestelnummer
Classificatienummer
Datum
Uiterste verzenddatum
Verzend wijze
Aan
Informatiekopie aan
Medeafdoening van ons kenmerk
van Aardenne
Mr. A. Gonzalez Finat Director of New Energy and Renwables, Energy-efficiency and Innovation DGTREN European Commission
Datum
Soof van Aardenne
Schoustra
Bijlage(n)
Onderwerp
Netherlands Action Plan for Energy Efficiency 2007 Dear Mr. Gonzalez Finat, I herewith have the pleasure to send to you the Dutch Energy-Efficiency Actionplan 2007. This is not the final version, since at this moment our new government is working on a reformulation of the Dutch policy regarding climate and energy. In the field of energy-efficiency specific policies for different sectors are being developed, these will be presented to the Parliament in September. For that reason I will be able to present a complete energy-efficiency plan later this year, as we have already discussed. You will receive the final version before October 1. In drafting the plan, we have followed as closely as possible the template provided by the Commission. Regarding the calculation of expected savings, please be aware that the calculation method used by ECN (Energy research Centre of the Netherlands) only allows for calculation of effects of groups of measures. That is because energy-efficiency measures for one sector (for example households) may interact with each other, making it impossible to distinguish between effects of singular measures for a sector. For the future regarding calculations of energy-effects we will follow the directions as provided by the Directive on Energy-efficiency and Energy services. Sincerely yours,
Dr. P.A. Boot
Bezoekadres
Getypt
Gecoll,
Verzonden
Rappel
O
o
Stroop
ET/ED / 7076493
JUNI 2007
O
o
Schoof
Ons kenmerk
Uw kenmerk
Medeparaaf en datum
Doorkiesnummer
Telefax
Paraaf en Datum
Behandeld door
Volgvel minute
_ —
...
-
,
.
Ministerie van Economische Zaken '3**
-H
Director of Energy and Sustainability
Paraaf en datum