POECILIA NIEUWS
2/02
POECILIA NIEUWS
2/02
vergeten was. De computer deed goed zijn werk, zodat we niets meer met de hand hebben geteld. Nadat de keurmeesters allemaal klaar waren met hun werk hebben we rustig onze lijsten gedraaid en kwamen tot de conclusie dat we drie winnaars hadden en twee bekers. Gelukkig was 1 van deze winnaars een Nederlander, zodat we niemand met lege handen naar het buitenland hoefde te sturen. De winnaars waren LEON VAN TOORENBURG(NL), HERBERT BROSENBAUER(A) en Dr WALTER SCHUSTER(A). Op vrijdag avond werd de tentoonstelling van Pristella officieel geopend door diverse mensen, waaronder onze eigen SWA MORIS en natuurlijk de burgemeester van Schoten. Op zaterdag ochtend werd de guppententoonstelling geopend gelijktijdig met de prijsuitreiking. Alle bekers konden we gelukkig uitreiken aan een van de medeleden uit het betreffende land. De zaterdag zijn we goed doorgekomen met redelijk wat bezoekers uit onze eigen vereniging. Het deed me deugt dat velen van onze vereniging de moeite hadden genomen om de afstand naar het Belgische te overbruggen. Op zondag was natuurlijk de welbekende veiling. Helpers waren er gelukkig voldoende, zodat tijdens het veilen van de vissen ook alle vissen reeds ingepakt waren. Dankzij enkele bieders uit Frankrijk en Wallonie wisten we bijna alle vissen te verkopen, zodat we deze tentoonstelling met een financieel redelijk positief resultaat konden afsluiten. Uiteraard kwam na het verkopen van de vissen nog het zware werk van het afbreken van de stellage, waarbij we gelukkig ook weer konden rekenen op de steun van enkele leden. Vele handen maken het werk een stuk sneller gedaan. Zo konden we zondag avond op een geslaagde tentoonstelling terugkijken.
POECILIA NIEUWS 19e Jaargang Nummer 2 maart - april 2002 I NHOUDSOPGAVE Discussiepunten over Goodeidae door Jan de Moree & Kees de Jong
18
Hoe word je guppenkweker door Latsy Nyari
20
Voeding van Levendbarenden door Cor van de Sande
22
Een bijzondere Goodeidae, Hubbsina turneri DE BUEN, 1941 door Rodolfo Pérez Rodríguez, Omar Domínguez Domínguez & Kees de Jong
27
Vissenwelzijn door Jan de Moree
33
Tentoonstelling Schoten 2001 door Monique Wilmsen
35
www.Poecilia.nl POECILIA NIEUWS is een uitgave van POECILIA NEDERLAND, werkgroep levendbarende tandkarpers en verschijnt zes maal per jaar. Leden van POECILIA NEDERLAND ontvangen het blad na overmaking van de contributie op gironummer 27.58.856 t.n.v. Penningmeester POECILIA NEDERLAND te Grootebroek. De contributie bedraagt • 25,= per jaar. Contributie voor een jeugdlid (tot 16 jaar), alsmede vanaf juni in een lopend boekjaar bedraagt • 12,50. Administratiekosten bij inschrijving als lid bedragen • 2,50. Overname van artikelen is, behalve voor buitenlandse zusterverenigingen, alleen mogelijk na toestemming van de redactie.
36
POECILIA NIEUWS
2/02
POECILIA NIEUWS
2/02
Discussiepunten over Goodeidae
Tentoonstelling Schoten 2001
door JAN DE MOREE & KEES DE JONG
door Monique Wilmsen
De Mexicaanse Hooglandkarpers of Goodeidae vormen een aparte groep van levendbarende aquariumvissen die voornamelijk in het Mexicaanse hoogland in westelijk Mexico voorkomen. Door hun aparte vorm van voortplanting zijn ze een zeer interessante groep van aquariumvissen. Helaas wordt een groot aantal van de soorten in hun natuurlijke milieu met uitsterven bedreigd en het is dus erg belangrijk dat aquarianen de soorten in het aquarium verzorgen en kweken. Bij sommige soorten blijkt het niet erg lastig om de vissen voor meerdere jaren te houden en te kweken. Zo is Skiffia francesae al sinds 1976 niet meer in de natuur aangetroffen en stammen alle nog levende exemplaren af van enkele exemplaren die toen uit het wild zijn meegenomen. Dit geldt echter niet voor alle soorten en sommige blijken zeker over een langere termijn zeer lastig te houden en te kweken. De soorten uit het genus Allotoca laten zich bijvoorbeeld vaak in het eerste jaar na de import goed vermeerderen, maar daarna zeer lastig. Hierdoor blijken we vaak afhankelijk van nieuwe importen, iets wat telkens lastiger wordt.
In samenwerking met de Belgische Guppy Vrienden hebben we in Schoten dit jaar op 29 en 30 september een guppytentoonstelling georganiseerd. Wij hadden het genoegen dit mogen te doen bij de tentoonstelling van Aquarium vereniging Pristella, waar wij als vereniging zeer goede banden mee hebben. Zoals elke tentoonstelling begon ook deze tentoonstelling met diverse voorbereidende werkzaamheden. We hadden besloten om gebruik te maken van de stellage van de BGV, die volledig voldoet aan de internationale regels die benodigd zijn voor het organiseren van een tentoonstelling. Deze stellage heeft allemaal glazen bakjes, en zoals we allemaal weten, hebben glazen bakjes de gewoonte af en toe een schoonmaakbeurt nodig te hebben. Dus zo gezegd, zo gedaan. Wij naar België om de bakjes schoon te maken. We zouden bij goed weer de bakken schoon maken aan de vijver van JEAN JANSSENS, maar onze verbazing was groot, toen bleek dat ze met een vijver een groot uitgevallen natuurzwembad bedoelen. Enkele uren hard ploeteren en met handschoenen in de zoutzuuroplossing en de bakken waren klaar voor de tentoonstelling. Op dinsdag moest daarna de stellage opgebouwd worden, waarbij we de hele dag nodig hadden, maar dat was te verwachten. Na gedane arbeid was het natuurlijk goed drinken. Want in België moet je natuurlijk een witte Hoegaarden hebben gedronken. Gezelligheid is een groot goed.
Skiffia francesae, (mannelijk dier) in de natuur waarschijnlijk uitgestorven (tekening: Eduard Meinema)
18
Donderdag kwamen de vissen aan, waarbij de verdeling van aankomst goed verspreid was over de dag. Langzaam maar zeker kwamen uit de delen van Europa keurmeesters aanzetten met vissen om uiteindelijk uit te komen op 74 bakjes met guppen. We hadden van te voren gerekend op 70 tot 90 bakjes, dus dat aantal hebben we netjes gehaald. Hierna hebben we nog even alle bakjes op volgorde gezet en konden we gezellig met onze buitenlandse gasten aan tafel. Vrijdag morgen in alle vroegte zijn we om 10 uur begonnen met de keuring. Onze keurmeesters hebben hard hun best gedaan en degene die dacht als eerste klaar te zijn was uiteindelijk als laatste klaar omdat hij een complete rij 35
POECILIA NIEUWS
2/02
Deze aanmaak kan zich verhonderdvoudigen door: schrik, vervoer en snelle temperatuurswisselingen. Geconstateerd is bijvoorbeeld dat vissen een verschil in temperatuur van 1 honderste graad kunnen waarnemen. En vluchten kan niet meer in vergelijk met de natuurlijke situatie. Dat stemt tot nadenken in verband met onze vele, noodzakelijke waterverversingen. Ik moet zeggen dat ik daar relatief gemakkelijk mee omging. Vis schrikt van de kleinste trillingen. Denk maar aan een tikje met iets hards tegen de voorruit. Onze eetkamer staat op circa 4 meter van de vijver. Wanneer we de borden een beetje hard op elkaar zetten zwemmen de vissen in de vijver verschrikt weg. Behalve de karper planten inheemse vissen zich alleen voort na toediening van hormonen, dus wat dat betreft boffen we nog of heeft het droogvoer daar misschien nog invloed op. Vissen in de stress zijn ook meer vatbaar voor ziekten. Het gaat dan meestal om bacteriën, virussen of andere micro-organismen, welke altijd in het water aanwezig zijn. Bij het verminderen van de weerstand slaan deze toe. Er vindt dan een snelle verspreiding plaats. Eigenlijk is dan de enige oplossing: vissen vernietigen, water weg, ontsmetten en opnieuw beginnen. Men gaat er vanuit dat de beroepskwekers gemiddeld eens per vijf jaar zijn totale visbezit moet vernietigen. Uiteraard wil men chemische oplossingen uitsluiten om te voorkomen dat dezelfde problemen ontstaan bij de productie van andere diersoorten. Men hoopt de oplossing te vinden in de bestudering van het natuurlijk habitat, zoals het ook voor ons zo leerzaam is de natuurlijke omstandigheden te onderzoeken, en daarna zoveel mogelijk na te bootsen. Het zou overigens heel interessant zijn met onze vereniging eens zo’n viskwekerij te bezoeken.
34
POECILIA NIEUWS
2/02
Het is dan ook van groot belang dat de beschikbare kennis over deze vissen onder liefhebbers wordt verspreid, zodat ook deze soorten voor een lange periode in het aquarium kunnen worden gehouden. Door deze discussiegroep hopen we de aanwezig kennis verder te kunnen verspreiden. Hieronder hebben we reeds een aantal stellingen weergegeven, waarmee we de discussie zouden willen starten. Natuurlijk zijn andere stellingen en uitgangspunten ook welkom. •
Goodeidae zijn niet geschikt voor het gezelschapsaquarium.
•
Er zijn zeer eenvoudige en zeer moeilijke soorten.
•
Het is bijna niet mogelijk om meerdere soorten Goodeidae in hetzelfde aquarium te houden en je hebt dus altijd een speciaalaquarium nodig.
•
Inteelt speelt bij veel soorten een belangrijke rol en daardoor is het bijna niet mogelijk om de soorten voor meerdere jaren in het aquarium te houden.
•
Goodeidae zijn erg gevoelig voor hogere temperaturen en het is dan ook bijna onmogelijk om ze ’s zomers in Nederland in het aquarium te houden. Een koelere rustperiode is van belang.
•
Hoewel er nog niet veel over bekend is, zijn Goodeidae enorme voedselspecialisten. Als we hier bij de verzorging en kweek geen rekening mee houden, is het ook niet mogelijk om de soorten voor een langere periode in het aquarium te houden.
•
De watersamenstelling speelt bij Goodeidae een zeer belangrijke rol.
•
Vooral het opkweken van “moeilijke” jongen vormt een probleem.
•
Een aantal soorten eet hun jongen op en het is zeer moeilijk om dit voor te zijn.
19
POECILIA NIEUWS
2/02
Hoe word je guppenkweker door Latsy Nyari De eerste vraag is, hoe kom je aan goede guppen. De makkelijkste manier is om binnen de vereniging navraag te doen, KEES DE JONG heeft hele mooie filigrain rondstaart guppen zowel in het geel en rood, en SWA MORIS heeft de mooiste filigrain bovenzwaarden, en dubbelzwaarden. De volledige lijst is bij de visregistratie op te vragen, er zijn genoeg mensen met mooie guppen. Als je een eigen lijn wilt maken, (waar ikzelf een zeer groot voorstander van ben) heb je verschillende vast verervende guppen nodig. Je moet goed overwegen wat voor gup je wil creëren en hoeveel aquaria je hiervoor tot je beschikking hebt. We gaan als voorbeeld een blonde filigrain rondstaart gup met een rode doorzichtige filigrain staart en rugvin creëren. Als eerste hebben we een koppeltje filigrain rondstaart-rood nodig, dit neemt drie bakken in beslag. In de eerste bak doen we het koppeltje, in de tweede bak doen we de jongen en in de derde bak de mannetjes uit bak twee, dit doen we zodra we het geslacht kunnen bepalen. Als tweede hebben we een koppeltje blond met een kleurloze staart nodig, hiervoor kunnen we blonde maculatus guppen gebruiken (in bezit bij FRED POESER). Dit neemt ook weer drie bakken in beslag. Nu moeten we de beste filigrain man eruit selecteren, we letten op de volgende punten: 1 de rugvin moet tot het einde van de staartwortel lopen en afgerond zijn. 2 de staart moet goed rond van vorm zijn, een beetje transparant rood met hele kleine zwarte spikkeltjes. 3 het lichaam moet robuust zijn met een zo’n fijn mogelijke filigrain tekening. De selectie-eisen voor het blonde vrouwtje zijn iets eenvoudiger, ze moet mooi vol zijn en mag absoluut geen vlekjes in de staart of rugvin vertonen. Nu hebben we het ouder koppeltje voor onze nieuwe stam geselecteerd, dit duiden we in de genetica aan met de letter P van parentale (ouder) generatie. Als we de (grijze) filigrain man met de blonde maculatus vrouw gaan kruisen krijgen we alleen maar grijze jongen in de eerste generatie, dit duiden we aan met F1 van filiale generatie ofwel dochter generatie. Als we nu een broer en zus uit de F1 generatie kruisen, krijgen we in de F2 generatie 25% blond 25% 20
POECILIA NIEUWS
2/02
Concluderend kan worden gesteld dat H. turneri een soort is voor de gespecialiseerde aquariaan. Het schuwe gedrag en het feit dat het visje voornamelijk in het donker actief is, zorgt er ook voor dat het niet bepaald een blikvanger in het aquarium is. Aangezien het natuurlijk leefmilieu qua omvang snel afneemt, is het echter van belang dat van deze soort een redelijke populatie in aquaria wordt gehouden. Hopelijk geeft dit artikel voor geïnteresseerden informatie om de soort ook te houden. Literatuur DE BUEN, F. (1941): Un nuevo Género de la Familia Goodeidae Perteneciente al Fauna Ictiológica Mexicana. An.Esc.Nac.Cienc.Biol. 2: 133-140. H IERONIMUS , H. (1995): Die Hochlandkärpflinge. Westarp Wissenschaften. Magdeburg. LAMBERT, D.: The Hubbsina turneri story Viviparous 12. LANGHAMMER, J.K.: First impressions of Hubbsina turneri. Viviparous 12. LANGHAMMER, J.K. (2000): Impressions of Hubbsina turneri. Livebearers 161: 13-16. ROTHWELL, A. (1998): Observations on spawning Hubbsina turneri. Viviparous 43. SOTO-GALERA, E., DÍAZ-PARDO, E., LÓPEZ-LÓPEZ, E. & LYONS, J. (1998): Fish as indicators of environmental quality in the Río Lerma Basin, México. Aquatic Ecosystem Health and Management 1: 267-276.
Vissenwelzijn door Jan de Moree Enige tijd geleden stond er in de Volkskrant een artikel over onderzoeken op de universiteiten van Wageningen en Utrecht t.b.v. het kweken van consumptievis. Er zijn dermate veel raakpunten met problemen binnen onze hobby dat ik dacht dat het interessant zou zijn deze eruit te pikken en aan jullie voor te leggen. Het onderzoek spitst zich toe op het feit dat er verlies van vruchtbaarheid ontstaat door de stress vanwege de gevangenschap. Door deze stress worden voor de vruchtbaarheid blokkerende hormonen aangemaakt. 33
POECILIA NIEUWS
2/02
reeds te hoog en kan de dood tot gevolg hebben. In de zomer kan de temperatuur dan ook een probleem vormen. Een temperatuur van 14°C wordt zonder problemen doorstaan. Ook voor de voortplanting speelt de temperatuur een belangrijke rol. Tussen de 18 en 21°C worden de meeste jongen geboren. Bij een lagere of hoger temperatuur stopt de voortplanting bijna geheel. Bij een juiste temperatuur is het interval tussen de geboortes 48 tot 60 dagen. In het aquarium is het maximale aantal jongen dat wij uit één worp hadden 18. Meestal ligt dit aantal echter tussen de vier en de tien. De jongen zijn na de geboorte ongeveer 14 mm groot. Vlak na de geboorte zijn de trophotaenia nog enkele uren zichtbaar. Onder normale omstandigheden vormen de grotere vissen geen bedreiging voor de jongen en er is dan ook geen reden om vrouwtjes te isoleren. De jongen kunnen meteen worden gevoerd met klein levend voer in de vorm van cyclops en artemia nauplieën. Reeds bij een geringe grootte van een kleine drie centimeter kunnen de jongen zich weer voortplanten. Voor vervuiling is de soort erg gevoelig, wat mede een reden is voor het steeds kleiner wordende verspreidingsgebied in de natuur. Ook bij de verzorging in het aquarium speelt de waterkwaliteit een belangrijke rol. Regelmatig waterverversen en schoonmaken van de filters is noodzakelijk. In het laboratorium van de universiteit van Morelia is duidelijk geworden dat de soort bij een goede verzorging en niet te hoge temperaturen een leeftijd van 3,5 jaar kan bereiken.
Hubbsina turneri, mannelijk dier (tekening: Ruud Wildekamp) 32
POECILIA NIEUWS
2/02
zuiver verervend grijs en 50% grijs wat niet zuiver verervend is. In theorie krijgen alle mannen een filigrain tekening , omdat dit altijd van vader op zoon vererft, maar ik heb zelf in verschillende filigrain-stammen soms mannen zonder filigrain tekening. Nu gaan we verder met die 25% blonde guppen en selecteren we weer de beste man, volgens dezelfde eisen als we met de grijze filigrain deden en nemen we weer een volle kleurloze blonde vrouw. Als we blond met blond kruisen krijgen we altijd 100% blond. We hebben nu dus de gup die we wilden hebben en moeten hem alleen nog door middel van doorkweken perfectioneren. Persoonlijk vind ik het belangrijk om ook de twee lijnen waarmee we onze gup gecreëerd hebben in stand te houden om later weer mee in te kruisen, maar dan moet je wel genoeg bakken tot je beschikking hebben. Ik hoop dat ik doormiddel van dit stukje een aantal mensen over de streep kan trekken om ook zelf eens een eigen gup te creëren, het is zeer zeker de moeite waard.
Characodon audax Deze Hooglandkarper is in de natuur zeer zeldzaam en komt alleen voor in de nabijheid van het woestijndorpje El Toboso in de Mexicaanse staat Durango.
Characodon audax, een mannetje (tekening: Ruud Wildekamp) 21
POECILIA NIEUWS
2/02
Voeding van Levendbarenden door Cor van de Sande Tijdens de bijeenkomst van 17 november werden er enkele groepjes gevormd, die na een korte inleiding van een lid van gedachten gewisseld hebben over het onderwerp. Onze groep, begeleid door LUDO COUVREUR en ondergetekende spraken over voeding van levendbarenden. Indeling van levendbarenden Alvorens het over visvoer te hebben moeten we eerst bedenken wat voor een soort levendbarende vis we voor ons hebben: •
Roofvis: Belonesox belizanus. Deze eet in volwassen staat vrijwel uitsluitend vis.
•
Overwegend vleeseters: o.a Alfaro-soorten, Priapella-soorten, halfsnavelbekken. Hierbij gaat het meestal om vissen van matig tot snelstromende rivieren, die ook werkelijk in de stroming zwemmen. Deze leven in de natuur grotendeels van “aanvlieg”-voedsel. Dit is alles wat er op het wateroppervlak terecht komt. De behoefte aan plantaardig voedsel is bij deze soorten niet zo groot en wordt eigenlijk al vervuld door het plantaardig materiaal in de darmen van het “aanvlieg”-voedsel, zoals luizen, vliegen en vooral ook rupsen. In het aquarium volstaat naast de verschillende typen levend- en/of diepvriesvoer het geven van plantaardig droogvoer, want andere soorten plantaardig voedsel wordt nauwelijks aangeraakt.
•
Alleseters: meestal soorten van plassen, poelen en langzaam stromend water, soms bodembewoners van snelstromende rivieren (Poecilia, Xiphophorus-soorten), die een behoorlijke hoeveelheid plantaardig materiaal naar binnen werken.
Het belangrijkste wat over voer gezegd dient te worden is dat er een zo groot mogelijke variatie in het voer dient te zitten. Het is natuurlijk gemakkelijk om het potje droogvoer regelmatig te gebruiken, afgewisseld met Artemia en diepvriesmuggenlarven, maar daarmee wordt geen recht gedaan aan de grote 22
POECILIA NIEUWS
2/02
Verzorging en kweek Hoewel er over Hubbsina turneri niet veel artikelen zijn verschenen, is de meest gangbare mening dat het een moeilijk te houden en te kweken soort is (ROTHWELL, 1998, HIERONIMUS, 1995). Alleen LANGHAMMER (2000) geeft aan dat het houden en kweken van de soort ook over een langere periode goed mogelijk is. Ook de ervaringen die in het laboratorium van de universiteit van Morelia, waar de soort al enkele jaren wordt gehouden en na anderhalf jaar in de aquaria in Nederland lijken er op te wijzen dat de soort wel degelijk goed te houden is. Aan een aantal eisen moet echter wel worden voldaan. Zoals hierboven al aangegeven leeft de soort tussen de planten. In het aquarium beweegt de soort zich ook niet in open water en houdt zich op in de buurt van de bodem. Het is van belang om te zorgen voor voldoende schuilplaatsen in de vorm van planten, kleine bloempotjes, kienhout, etc. Zeker overdag zullen de zeer schuwe visjes zich hier de hele tijd tussen verstoppen. De soort is zowel in het aquarium als in de natuur voornamelijk nachtactief. In het aquarium betekent dit dat in de schemer de meeste activiteit kan worden waargenomen. Het voedsel dient zoveel mogelijk de natuurlijke voeding te benaderen. In het aquarium vormen levende watervlooien een prima basis. Daarnaast worden ook andere soorten levend voer goed gegeten. Hoewel de vissen in eerste instantie moeite hebben met diepvriesvoer, zijn ze hier wel aan te wennen. De groep in Nederland is goed gewend aan diepvriesvoer en dit vergemakkelijkt het voeren. Ook tubifex en grindalwormen worden graag genuttigd. Droogvoer wordt niet gegeten. Het zijn duidelijk geen actieve zwemmers, die op zoek gaan naar voer. Daarnaast is het wel zo dat de vissen een grote behoefte aan voer hebben. Bij zichzelf bewegend voer als Daphnia’s en Cyclops zal er altijd wel voldoende voer in de buurt van de vissen komen. Is dit niet het geval dan zullen de vissen het risico lopen niet genoeg voer te bemachtigen. Om deze reden is het soms aan te bevelen om ze in een niet al te groot aquarium te huisvesten. Een bodemoppervlak van 40 x 40 cm is voor een groepje volwassen vissen en hun jongen voldoende. Gezien het feit dat de vissen voornamelijk nachtactief zijn, is het goed hier met het voeren rekening mee te houden. ’s Nachts of in de schemering moet er ook voedsel beschikbaar zijn. De soort kan slecht tegen hoger temperaturen. Een temperatuur van 25°C is 31
POECILIA NIEUWS
2/02
POECILIA NIEUWS
2/02
Belonesox belizanus, een echte roofvis (foto Juan Carlos Merino) Hubbsina turneri, vrouwelijk dier (foto: Juan Carlos Merino) Zacapu (foto: Kees de Jong)
Belonesox belizanus, het gonopodium in closeup (foto Juan Carlos Merino)
30
23
POECILIA NIEUWS
2/02
hoeveelheid en mogelijkheden op het gebied van voersoorten. Als vissen, die in andere handen overgaan, nog moeten leren wat allemaal eetbaar is, wat ik zelf enkele keren heb meegemaakt, dan vind ik dat we verkeerd bezig zijn. In de natuur zullen ze naar alles happen en deze nieuwsgierigheid dient ook bij wildvormen in het aquarium in stand gehouden te worden. In dit verband moet ook opgemerkt worden, dat vaker kleine porties voeren beter is dan eenmaal per dag een grote portie. In de natuur zijn vissen een groot deel van de dag bezig met voedsel zoeken, om dat ze telkens maar een kleine hoeveelheid tegelijk vinden. Droogvoer Droogvoer bestaat in vele uitvoeringen, welke veelal hoogwaardig voedsel vormen. Het enige waar op gelet moet worden is, dat het niet te oud of bedorven is. Vele soorten droogvoer bezitten ook een kleine of grotere fractie plantaardige bestanddelen. Speciaal is het zogenaamde forellenvoer, dat zeer eiwitrijk is en daarom maar mondjesmaat gegeven mag worden. LUDO had nog enige tips, welke ik nog niet eerder toegepast had. Bij een chinese toko vond hij gedroogde garnalen en gedroogde ansjovis. Deze heeft hij in een oude koffiemolen fijn gemalen en na enige gewenning bleken de vissen het gretig te eten. Ook gedroogde vlokreeften, die vaak als schildpaddenvoer worden verkocht, blijken gemalen een goede aftrek te vinden. Dit is eens te meer een bewijs van het grote aanpassingsvermogen van vissen. Er bestaan ook veel gevriesdroogde voedselsoorten zoals watervlooien, Tubifex, etc. waar ik echter geen ervaring mee heb. Levend voer Hiertoe rekenen we alle soorten voer, die levend aan de vissen gegeven kunnen worden. Hierin is weer een onderscheid te maken tussen te vangen, te kweken of te kopen soorten. Een groot voordeel van het echte schepvoer is, dat het maar zelden om één soort gaat en daardoor de variatie in het menu dus al bijna standaard gegarandeerd is. 1. Tot schepvoer behoren watervlooien, muggenlarven (rood, wit en zwart), Cyclops, Mysis (alleen in de kustprovincies), larven van waterinsecten (voor zover niet gevaarlijk voor de vissen). Tot deze categorie reken ik ook bladluizen, spinnetjes, regenwormen en rupsen en (voor sommige soorten) waterslakken. 24
POECILIA NIEUWS
2/02
die de soort van een bepaald soort voedsel eet, wordt voornamelijk door het aanbod en de grootte van de vis bepaald. Notropis calientis eet ongeveer hetzelfde voedsel, maar in tegenstelling tot H. turneri, komt deze soort alleen in het open water voor. Tussen de planten komt H. turneri vaak voor met Z. quitzeoensis en A. sp. ‘Zacapu’. De eerste soort heeft echter een duidelijke voorkeur voor insecten en vormt dus geen voedselconcurrent. A. sp. ‘Zacapu’ komt veel minder voor en prefereert grotere insecten en hun larven. H. turneri komt overal in het meer tussen de planten voor, maar heeft een lichte voorkeur voor de bronnen, wat vermoedelijk te maken heeft met het zuurstofgehalte en de waterkwaliteit. De belangrijkste reden voor het al dan niet aanwezig zijn van de soort is echter de aanwezigheid van vegetatie. Na Notropis calientis, Goodea atripinnis en Chirostoma humboltianum is het de meest voorkomende soort in het meer. Volgens MONCAYO (1993) komen er afhankelijk van het jaargetijde vijf tot twaalf H. turneri per 10m2 voor. Er lijkt de laatste jaren sprake te zijn van een lichte toename van het aantal in het meer. Het vangen van Hubbsina turneri is niet erg eenvoudig. Tijdens de reis door Mexico die in 2000 door medewerkers van de universiteit van Morelia en enkele andere hobbyisten werd gemaakt, bleek dit ook bij een bezoek aan het Zacapu meer. Pogingen om de vissen vanaf de kant met een groot handnet te vangen hadden nauwelijks resultaat. Pas nadat de auteurs in het water waren gesprongen en met behulp van een groot rechthoekig net vlak langs de oever gingen vangen, werden de eerste exemplaren van Hubbsina gevangen. Telkens wanneer het net werd opgehaald zaten er enkele exemplaren in het net, vaak samen met Zoogeneticus quitzeoensis en jonge exemplaren van Goodea atripinnis. Na enige tijd waren er op deze wijze toch ongeveer 40 exemplaren gevangen. Ondertussen waren we al aardig afgekoeld en toen we bovendien ook nog onverwachts een kleine slang in ons net hadden was het mooi geweest. De gevangen vissen werden verpakt en meegenomen naar het laboratorium van de universiteit waar ze in een aquarium met een aantal eerder gevangen Hubbsina’s werden gedaan. Twee weken later werden er vier mannetjes en vijf vrouwtjes mee naar Nederland genomen. Alle vissen overleefden de reis zonder problemen en werden in een gereedstaand aquarium geplaatst. 29
POECILIA NIEUWS
2/02
meer zijn ongeveer 20 bronnen, waarvan de grootste La Angostura is, met een capaciteit van ongeveer 2.000 liter per seconde. Op de plaats van deze bron is een zwembad met bijbehorende recreatie mogelijkheden te vinden. Gemiddeld is het meer ruim één meter diep en maximaal is dit drie meter. De bron heeft echter een diepte van 12 meter. De maximale watertemperatuur, gemeten aan het oppervlak, is 22°C in de maand juli. De laagste jaartemperatuur is 16°C, gemeten in januari. Op grotere diepte is de temperatuur lager. Hier kan deze dalen tot 7°C. In het water groeien de volgende moeras- en waterplanten: fonteinkruid (Potamogetum filiformis), hoornblad (Ceratophyllym demersum), vederkruid (Myriophyllum spp.), lisdoddes (Typha sp.), Sagittaria sp, naaldgras (Eleocharis sp), de zowel drijvend als wortelend voorkomende Limnobium laevigatum, waterhyacint (Eichornia crassipes) en bultkroos (Lemna gibba). Het meer speelt een belangrijke rol in de voortplanting van vele soorten vissen, amfibieën en reptielen. In dit biotoop worden zeven soorten Goodeidae gevonden: Goodea atripinnis, Xenotoca variata, Zoogeneticus quitzeoensis, Alloophorus robustus, Skiffia cf lermae (vaak aangeduid als Skiffia sp. ‘Zacapu’, maar niet goed te onderscheiden van S. lermae), Allotoca sp. en Hubbsina turneri. Verder nog Notropis calientis, Algansea lacustris en de aarsvis Chirostoma humboldtianum. Daarnaast zijn er ook nog drie geïntroduceerde soorten aanwezig: de grote zonnebaarssoort Micropterus salmoides, de karper (Cyprinius carpio) en Ctenophaingodon idella. Het meer is ook de enige plaats waar de nauwu aan de axolotl verwante salamander Ambystoma nadersoni voor komt. Door de locale bevolking worden de meeste van deze soorten, ook de Ambystoma, gegeten en worden enkele plantensoorten gebruikt om handwerk van te maken. De laatste jaren wordt het afwalwater niet langer in het meer geloosd, maar naar de Río Angulo geleid. Hierdoor is het water van het meer van een goede kwaliteit en is er niet veel sprake van vervuiling. In de natuur voedt H. turneri zich voornamelijk zooplankton en kleine kreeftjes. Verder staan detritus, het vlokreeftje Hyalella azteca en enkele ander insecten op het menu. De soort is duidelijk carnivoor. De hoeveelheid 28
POECILIA NIEUWS
2/02
Het enige bezwaar van levend voeren kan zijn, dat er parasieten of schadelijke dieren meekomen. Navraag bij een lokale aquariumvereniging geeft meestal wel uitsluitsel over parasieten. Er bestaan overigens niet veel beesten, die voor vissen schadelijk zijn. De belangrijkste en meest voorkomende zijn Hydra en Planaria. Deze zijn eenvoudig te herkennen. Het spreekt voor zich, dat men beesten met grote kaken of een zuigsnuit niet aan (te kleine) vissen voert. 2. Tot te kweken soorten behoren Artemia, japanse watervlo, enchytreëen, grindalwormen, azijnaaltjes, micro-aaltjes, springstaarten en fruitvliegjes. 3. Een speciale categorie zijn de soorten, die alleen commercieel goed gekweekt kunnen worden en daarom het gemakkelijkst gekocht kunnen worden, zoals Tubifex, wasmotten, krekels, meelwormen, bromvliegen en vliegenmaden, japanse meelworm en waarschijnlijk nog enkele andere. Dievriesvoer Bij diepvriesvoer gaat het bijna alleen om dierlijk voedsel en in veel gevallen om bevroren dieren uit bovenstaand lijstje van levende voedseldieren. In de meeste gevallen zijn het eensoortige pakjes. Als extra bij het diepvriesvoer is planktonvoer te noemen, dat zelf nauwelijks goed te verzamelen is, maar vooral voor jongbroed goed voedsel is. Plantaardig voer Niet alleen algen en zachte waterplanten zijn geschikt. Voor plantaardig voedsel komen alle soorten in aanmerking, die ook door onszelf gegeten worden, zoals sla, spinazie, andijvie, erwten en tuinbonen. Daarbij moet opgemerkt worden, dat losse blaadjes in warm water nogal snel bederven. Als extra voorzorgsmaatregel gebruik ik daarom altijd gaargekookte erwten of tuinbonen, al dan niet geprakt. Als ze daar eenmaal aan gewend zijn, is het gemakkelijk voeren. Want ook een prakje hiervan is in kleine porties in te vriezen. Overgebleven voedselresten blijven op de bodem bij elkaar liggen en zijn eenvoudig af te hevelen. Het wordt ook door slakken met graagte gegeten. Overig alternatief voer Tot de alternatieve voeren reken ik alles wat de vissen in de natuur nooit zullen krijgen.Zo bijvoorbeeld fijn gemaakt mosselvlees, klein gemaakt runderhart, visvlees, en alle overige eiwithoudende, maar niet te vette eiwitleveranciers. Deze mogen slechts spaarzaam gevoerd worden! In een volgend artikel zal ik de kweekwijze van de afzonderlijke voedseldieren beschrijven. 25
POECILIA NIEUWS
2/02
Een bijzondere Goodeidae, Hubbsina turneri DE BUEN, 1941 door Rodolfo Pérez Rodríguez, Omar Domínguez Domínguez & Kees de Jong De Goodeidae of Mexicaanse hooglandkarpers zijn levendbarende vissen die afkomstig zijn uit het hoogland van centraal Mexico. Hun voortplanting is anders dan bij de bekendere eilevendbarende tandkarpers. De Goodeidae zijn echt levendbarend wat inhoudt dat er sprake is van een grote uitwisseling van voedingsstoffen tussen het embryo en het moederdier. Deze uitwisseling vindt plaats via trophotaenia (voedselstrengen), die vlak na de geboorte nog zichtbaar. De mannetjes hebben een speciaal geslachtsorgaan, het andropodium, waarmee ze de vrouwtjes bevruchten. Na de geboorte moeten de vrouwtjes opnieuw worden bevrucht, iets wat bij de levendbarende tandkarpers niet noodzakelijk is, aangezien de vrouwtjes van deze soorten spermapakketjes op kunnen slaan, waardoor één bevruchting voldoende is voor meerdere worpen. Een groot deel van Goodeidae heeft slechts een beperkt verspreidingsgebied en door de toenemende industrialisatie en bevolkingsgroei verdwijnen er regelmatig natuurlijke biotopen. Het gevolg hiervan is dat een groot aantal soorten wordt bedreigd en andere reeds in de natuur zijn uitgestorven. Dit is de reden geweest dat in deze vissen geïnteresseerde hobbyisten het project van de Universiteit van Morelia, dat gericht is op het houden, verzorgen en bestuderen van deze vissen, ondersteunen. Op dit moment worden alle Goodeidae op deze universiteit gehouden en gekweekt. Ook wordt er veel onderzoek gedaan naar de situatie van de verschillende soorten in hun natuurlijke habitat. Aan dit artikel is door twee medewerkers van dit project meegewerkt. Door de informatie die zij over de soorten en de biotopen hebben, is het mogelijk om in dit artikel aanvullende informatie te presenteren. Hoewel een aantal soorten Goodeidae redelijk bekend is bij gespecialiseerde liefhebbers, zijn er ook nog soorten waarover nog niet veel bekend is. Eén van deze soorten is Hubbsina turneri. Deze kleinere soort, waarvan de vrouwtjes maximaal 7 centimeter kunnen worden, is slechts enkele malen ingevoerd en de soort heeft de naam dat ze moeilijk te houden en te kweken is (ROTHWELL 1998, HIERONIMUS 1995). De laatste jaren hebben er wel enkele 26
POECILIA NIEUWS
2/02
importen plaats gevonden, zodat er af en toe meer informatie beschikbaar komt (LANGHAMMER 2000). H. turneri is een zeer eenvoudig gekleurd visje. De grondkleur is bruin en op het lichaam bevinden zich donkere vlekken. Deze tekening is bij de vrouwtjes meer uitgesproken dan bij de mannetjes en is aan de onderkant van het lichaam het meest aanwezig. De mannetjes kunnen een gele buikzijde hebben, die bij dominante en goed ontwikkelde exemplaren soms goudkleurig is. Meest opvallend is echter de lichaamsvorm. Door de brede rugvin lijkt het visje bij een eerste oogopslag wel op een cichlide. Binnen de Goodeidae is deze lichaamsvorm afwijkend van de andere soorten en door DE BUEN (1941) als belangrijkste reden gezien om voor de soort een nieuw genus op te richten. Het genus is genoemd naar C.L. HUBBS, die samen met C.L. TURNER, waar de soortnaam naar verwijst, veel onderzoek naar Goodeidae heeft gedaan. Natuurlijke habitat Zoals reeds aangegeven, is het voortbestaan van veel soorten Goodeidae in hun natuurlijke leefgebied in Mexico onder druk komen te staan. Helaas geldt dit ook voor H. turneri. Uit onderzoek (SOTO-GALERA et al 1998) blijkt dat het aantal plaatsen waar de soort tegenwoordig kan worden aangetroffen enorm is afgenomen. De soort kwam oorspronkelijk ook voor in het Cuitzeo stroomgebied en werd aangetroffen bij de Cointzio dam, waar de door De Buen voor de beschrijving gebruikte vissen vandaan kwamen. Hier is de soort sinds 1989 niet meer gevangen. In het Cuitzeo meer werd de soort voor het laatst in 1991 aangetroffen. Ook eerdere meldingen over de aanwezigheid in de Morelia rivier en enkele andere watertjes in het Cuitzeo gebied konden niet meer worden bevestigd. Oorzaken voor het verdwijnen van geschikte biotopen zijn o.a. het oppompen van grondwater, omleggen van stroompjes en urbanisatie. Gevolg van deze afname is dat de soort nu alleen nog in het Zacapu meer in het noordwesten van de staat Michoacán wordt aangetroffen. Het Zacapu meer en de aangrenzende moerassen waren ooit 33.500 ha groot. In 1900 is echter een groot deel van dit gebied door Spanjaarden drooggelegd. Door het intensieve gebruik van het water voor de landbouw werd het oppervlak nog kleiner en nu is het meer nog slechts 33 ha. In het noordwesten loopt de Río Angula vanuit het meer naar de Río Lerma. In het 27