Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 392
18 De weg naar Lake Success
Het moest in een van die donkere dagen zijn geweest, toen de zoveelste begeerde benoeming aan zijn neus voorbij was gegaan. Hij was somber thuisgekomen, had plaatsgenomen achter zijn concertvleugel en enkele donderende akkoorden van Beethoven aangeslagen. Daarna verzuchtte hij tegen zijn dochters: ‘Eigenlijk was ik liever pianist geworden.’1 De muzikale opvoeding ten spijt wees niets uit zijn carrière op die ambitie. Maar het was wel waar dat hij muziek gebruikte als een vorm van therapie, hij reageerde er zijn hevig wisselende stemmingen mee af. Voor de trieste momenten en zijn karakteristieke woedeaanvallen waren dat Beethoven en soms sonates van Schubert. Chopin werd gereserveerd voor zijn goede humeur, en als er gasten waren of als hijzelf ergens op bezoek was. Of de aanwezigen dat nu op prijs stelden of niet, Van Heuven Goedhart stond erop om zijn gehoor te imponeren met de enige wals van Chopin die hij uit zijn hoofd kende.2 In de oorlog was het pianospel een vorm van ontlading geweest voor alle spanningen. Hij had zelfs de bezetter geprovoceerd door vanaf onderduikadressen het Wilhelmus en zelfgecomponeerde geuzenliederen te spelen, samen met luidkeels meezingende verzetsvrienden.3 Hij was als een kind zo blij dat hij na de bevrijding in zijn woning in Maarsbergen zijn vleugel ongeschonden had aangetroffen, het enige waardevolle dat de Duitsers niet hadden gestolen. Zo bezeten als hij was van muziek, zo verbeten was hij op de dirigent van het Concertgebouworkest, Willem Mengelberg. Van Heuven Goedhart kon niet bevatten waarom hij zijn geniale muziektalent in dienst had gesteld van nazi-Duitsland. Op 2 juli 1945 had de Ereraad voor de Muziek Mengelberg verboden nog langer in het openbaar zijn vak uit te oefenen. De musicus had tijdens de bezetting bij optredens, in interviews en in aanwezigheid van Duitsers blijk gegeven van een te sterke pronazihouding. Op 21 juli 1947 beperkte de Centrale Ereraad voor de Kunst het beroepsverbod tot vijf jaar. Enkele collega-musici hadden geprobeerd de Ereraad gunstiger te stemmen omdat Mengelberg zo’n groot kunstenaar was. Van Heuven Goedhart vond dat argument onjuist: ‘Door een talent van 392
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 393
schaars voorkomende grootte begenadigd is hij omhoog geklommen. […] Juist daarom hing er zooveel van af, hoe een man als Mengelberg, zich onder vijandelijke bezetting zou gedragen.’4 Het commentaar was in eerste instantie geschreven door chef kunst Max Nord, die er ruim een uur op had zitten zwoegen. ‘Van Heuven Goedhart zei: Dat kan ik beter. En hij deed het beter, in tien minuten,’ herinnerde Nord zich. ‘Zoiets moet je accepteren, zonder een slaafse mentaliteit te bezitten.’5 Van Heuven Goedhart schreef het commentaar niet zomaar. Hij was als lid van de Centrale Eereraad voor de Kunst direct betrokken bij de veroordeling.6 En daarom bleef de kwestie Mengelberg hem ook later bezighouden. Begin 1949 lekte uit dat de inmiddels naar Zwitserland geëmigreerde dirigent nog steeds jaarlijks 10.000 gulden van het Concertgebouw ontving. De Amsterdamse gemeenteraad, de belangrijkste subsidiënt van het orkest, oordeelde dat het gezelschap dat uit eigen zak moest betalen. Een wijs besluit vond Het Parool, en Van Heuven Goedhart stelde er drie dagen later nog eens vragen over aan de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Krant en Eerste Kamer sloegen de handen weer eens ineen, een vrijheid die de hoofdredacteur-senator zich wel vaker veroorloofde.7 Hij was niet meer de teleurgestelde en afgewezen persoon van ruim drie jaar geleden, die een baan als hoofdredacteur van Het Parool aanvaardde omdat dat toen het enige was dat hem werd aangeboden en hij financieel geen andere keuze had. De stille weigeringen om hem een functie in het openbaar bestuur te gunnen, de roddels en laster die hem achtervolgden en hadden beklad, ze waren hem niet in de koude kleren gaan zitten. Maar al die tegenwerking en tegenslag ten spijt zette hij door. ‘Riemen om de kin’, ambitieus, overtuigd en overtuigend.8 Max Nord karakteriseerde Van Heuven Goedhart als ‘een hoogstaand man die met al zijn verstandelijkheid en ambitie koos voor een sociale inrichting van de maatschappij en dat in elke baan heeft doorgezet’.9 De carrière naast de journalistiek begon in het voorjaar van 1947, toen hij van de Nederlandse regering als een van haar vertegenwoordigers naar Genève mocht, waar de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties bijeenkwam. Hij viel op door zijn ‘imponerende verschijning’ en werd gekozen tot voorzitter van de subcommissie voor vrijheid en voorlichting.10 In oktober van dat jaar werd hij lid van de Eerste Kamer voor zijn PvdA.11 Die benoeming viel in dezelfde week als waarin prinses Juliana het regentschap op zich nam ter vervanging van de overspannen koningin Wilhelmina.12 Hoewel hij in ongenade was gevallen bij Hare Majesteit bleef Van Heuven Goedhart haar publiekelijk steeds eren. Het Parool was een oranjegezinde krant, die voor belangrijke gebeurtenissen van de koninklijke familie steevast de voorpagina vrijmaakte.13 Toen Wilhelmina op 12 mei 1948 haar troonsafstand aankondigde, schreef hij een persoonlijk stuk waarin hij 393
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 394
zijn ‘aanhankelijkheid’ betuigde, vooral gebaseerd op de ontmoetingen die hij met haar had gehad in de villa bij het Britse Mortimer tijdens de oorlog.14 De waardering was niet wederzijds. En pas nadat Wilhelmina plaats had gemaakt voor haar dochter Juliana werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (20 juli 1949) en kreeg hij in december van dat jaar het eervolle Kruis van Verdienste ‘in verband met […] het beleidvol voorbereiden en uitvoeren van een plan tot ontsnapping uit bezet Nederland, waarna, na vele moeilijkheden te hebben ondervonden, Engeland werd bereikt’.15 Zelf had hij in 1948 in de commissie mogen plaatsnemen die de net gekroonde koningin Juliana in- en uitgeleide deed op haar eerste Prinsjesdag.16 Bij de Justitiebegroting in maart 1948 was hij de woordvoerder over de naoorlogse zuiveringen. Minister Van Maarseveen wilde vaart zetten achter die zuiveringen en had daarom een gratieregeling ingesteld. Geschokt ontdekte Van Heuven Goedhart dat die gratie ook gold voor de man die in 1942 zijn oudste broer had verraden. Johannes Goedhart was daarop door de Duitsers geëxecuteerd. Degene die dat op zijn geweten had, Henk Luyendijk, was na de oorlog tot in hoger beroep ter dood veroordeeld, maar door Van Maarseveens regeling ontkwam hij aan executie. ‘Zulk een gang van zaken begrijpt men niet,’ zei een geëmotioneerde Van Heuven Goedhart in de Senaat. ‘Geen gratie voor Luyendijken!’ Geschrokken bood de minister aan om de kwestie verder onder vier ogen uit te leggen, waarmee de senator akkoord ging.17
Op het internationale podium Toch was het niet het werk in de senaat dat hem het meest boeide. Hij werd vooral geïntrigeerd door de functies die hij voor Nederland bij de Verenigde Naties vervulde. De subcommissie voor vrijheid van voorlichting en pers had tussen 19 mei en 4 juni 1947 niet stilgezeten in Genève. Onder leiding van Van Heuven Goedhart was grondig gediscussieerd over de praktische, maar vooral ook de principiële kanten van vrijheid van voorlichting, pers en meningsuiting. Het onderwerp stond hoog op de internationale politieke agenda. Uit het nazisme en fascisme van de voorbije decennia moesten lessen worden getrokken: vrijheid van meningsuiting kon makkelijk misbruikt worden voor manipulatie en ophitsing. Om dat te voorkomen moest de positieve waarde ervan worden verankerd als een van de essentiële elementen van de rechten van de mens. In de Eerste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die in januari 1946 bijeenkwam in Londen, was op voorstel van de Filippijnen besloten een speciale conferentie aan die vrijheid van meningsuiting te wijden. Die bijeenkomst moest aanbevelingen opleveren voor de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. De Verenigde Naties waren in de eerste jaren van hun bestaan volop bezig 394
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 395
met de onderwerpen die bepalend zouden zijn voor hun toekomstige bestaan, veelal gebaseerd op de lessen uit de recente gruwelijke geschiedenis van de twee Wereldoorlogen. Er werd onder meer de basis gelegd voor het Verdrag ter Voorkoming en Bestraffing van Genocide en de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, beide aanvaard in 1948.18 Die praktische voorbereidingen en principiële discussies vonden plaats in tal van gremia en in verschillende steden verspreid over de aardbol. De Verenigde Naties kregen pas in 1952 een definitieve huisvesting in New York. Op Manhattan verrees het immense complex, waaraan door een internationaal team van architecten was gewerkt, onder wie de Fransman Le Corbusier en de Amerikaan Wallace Harrison.19 In het vroege voorjaar van 1947 besloot de Economische en Sociale Raad van de vn de voorbereidingen voor de conferentie over vrijheid van meningsuiting uit te besteden aan de subcommissie voor vrijheid van voorlichting en pers. Die subcommissie was op haar beurt ingesteld door de commissie die de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens voorbereidde.20 Vooral de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie stonden diametraal tegenover elkaar. De eersten vonden de absolute vrijheid van meningsuiting ‘de enige levensvoorwaarde voor een goed werkend democratisch bestel’. Moskou opteerde voor het communistisch model: pers en voorlichting hoorden in handen van de staat.21 Daartussenin bevond zich het Nederlandse standpunt, waarin de begrippen vrijheid en verantwoordelijkheid werden gekoppeld. Enerzijds de vrijheid voor journalist en uitgever, terug te vinden in ieders persoonlijke vrijheid zoals vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties; en aan de andere kant de verantwoordelijkheid, die getoetst moest worden door een onafhankelijke rechter. De Nederlandse delegatie werd daarin gevolgd door een reeks westerse landen, India en China, de vn-instellingen unesco en de Internationale Arbeids Organisatie ilo en de Internationale Journalistenorganisatie.22 De hoofdredacteur van Het Parool was in Genève, waar de besprekingen plaatsvonden in het Paleis van de voormalige Volkerenbond, niet anders dan in Amsterdam op zijn redactie: onvermoeibaar, onstuitbaar, vol met ideeën en plannen, die met hartstocht werden gebracht, soms geestig, soms ook sarcastisch, bij tegenstand gepaard gaand met emotionele woede-uitvallen. Hij werd niettemin of juist daarom in dit internationale circuit gerespecteerd.23 Dus vroeg de vn hem om in januari 1948 in New York diezelfde subcommissie nog eens te leiden en dan later deel te nemen aan de al langer geplande Conferentie over vrijheid van voorlichting, die in maart-april in Genève moest plaatsvinden.24 Die Conferentie werd afgesloten met de aanvaarding van het artikel dat enkele maanden later als het negentiende werd opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: ‘Een ieder heeft recht op vrijheid 395
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 396
van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.’25 Aanvankelijk zat er nog een tweede lid aan vast waarin verplichtingen en verantwoordelijkheden waren opgenomen. Dat stuitte echter op de onoverkomelijke bezwaren van de Amerikanen, die het te ver vonden gaan, en de Sovjet-Unie, die precies het tegenovergestelde vond.26 Van Heuven Goedhart was voor de conferentie getipt als voorzitter, maar werd gepasseerd door de Filippijn E. Carlos P. Romulo; diens land had het onderwerp persvrijheid in 1946 immers op de agenda geplaatst. Maar als preses van de belangrijkste subcommissie was zijn inbreng niet minder van gewicht: daar werd uiteindelijk het bewuste artikel 19 bedacht.27 De Universele Verklaring werd 10 december 1948 aangenomen en in Het Parool instemmend becommentarieerd. Belangrijkste winstpunt was volgens de auteur Van Heuven Goedhart dat niet alleen politieke rechten waren vastgelegd maar ook de sociale; een belangrijk verschil met de eerste Verklaring van de Rechten van de Mens, die nog stamde uit de tijd van de Franse revolutie. De Nederlandse delegatie bij de vn had een poging gedaan om een ‘christelijk element te doen opnemen. […] Die poging heeft volledig gefaald. Wij betreuren dat zij werd ondernomen,’ merkte Van Heuven Goedhart in Het Parool op. ‘Het was niet te verwachten dat zij in een zo heterogene wereld als de onze resultaat zou hebben.’28 Ondanks deze kleine smet was hij zelf zo met de Verklaring in zijn nopjes dat ze op 22 januari 1949 integraal in Het Parool werd afgedrukt.29 Later schreef hij in vier opeenvolgende commentaren nogmaals over het belang van vrijheid van pers en meningsuiting, toen de vn de conventie over verspreiding van nieuws besprak.30 Aan de besprekingen in Genève en New York hield hij een aantal nieuwe vriendschappen over. Ten eerste met zijn collega-delegatielid pater prof. dr. L.J.C. Beaufort, senator voor de kvp en hoogleraar volkenrecht aan de Universiteit van Nijmegen.31 Met de Nederlandse topambtenaar C. Beekenkamp: hij speelde een rol in de perszuivering en zou een jaar later voor Het Parool zo’n gunstig afwijkende positie innemen tegen de verkoop van de Telegraaf-gebouwen aan Elsevier.32 En ten slotte met Eleanor Roosevelt, de weduwe van de Amerikaanse oud-president. Zij was presidente van de Commissie voor Mensenrechten van de vn en kwam later in Genève regelmatig bij de familie Van Heuven Goedhart op bezoek.33 Het Parool publiceerde vanaf oktober 1948 de columns die ze ook voor andere media schreef.34
In de Nederlandse delegatie De conferentie had besloten dat de subcommissie voor vrijheid van voorlichting en pers minstens drie jaar zou blijven bestaan om de groeiende reeks 396
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 397
onderwerpen af te werken.35 Van Heuven Goedhart droeg daaraan niet meer bij. Wel werd hij in augustus 1948 nog een keer gevraagd als deskundige in de Economische en Sociale Raad.36 Daarna keerde hij terug naar Nederland, waar hem de slepende affaire van zijn plaaggeest Lunshof wachtte. De uitnodiging die hij eind maart 1949 van het ministerie van Buitenlandse Zaken ontving, kwam daarom als een geschenk uit de hemel. De Nederlandse delegatie bij de Verenigde Naties had gebrek aan mankracht. Nadat de Veiligheidsraad op 23 maart een resolutie had aangenomen, waarin Nederland werd bevolen om onderhandelingen met de Republiek in Indonesië te beginnen, was de diplomaat Van Roijen naar Batavia gestuurd.37 Door het vertrek van Van Roijen was in de Nederlandse delegatie versterking nodig. Vanwege diens eerdere ervaringen bij de vn werd Van Heuven Goedhart gevraagd. Zijn vrienden van Het Parool werden op 12 april geconfronteerd met de typografenactie van De Telegraaf, hun hoofdredacteur zat die dinsdag in New York om de internationale stormen tegen de Nederlandse regering te helpen trotseren.38 Zijn entree in de diplomatieke wereld was eervol, maar betekende ook dat hij zich moest schikken naar voor hem nieuwe normen en regels. Zo hield de Nederlandse Permanent Vertegenwoordiger jhr. mr. J.W.M. Snouck Hurgronje hem voor dat hij zich achter het regeringsstandpunt over Indonesië moest scharen, voor de eenheid in de delegatie. Gezien Van Heuven Goedharts uitgesproken opvattingen over de onafhankelijkheid was dat misschien even slikken, maar hij wist zich in zijn keuze gesteund door het net afgesloten Van Roijen-Roem-akkoord, waar hij voor honderd procent achter stond. Dat was voor Nederland leidend, ook voor de debatten in de vn.39 Snouck Hurgronje telegrafeerde kort daarop aan Den Haag dat de boodschap was begrepen door het nieuwe delegatielid.40 Het woordvoerderschap over de Indonesiëkwestie was echter in handen van een driemanschap: het Indonesische delegatielid Raden Abdoelkadir (die in 1947 en 1948 voor Nederland voorzitter was geweest van de onderhandelingsdelegatie in Batavia), de topambtenaar J.G. de Beus en de Permanente Vertegenwoordiger zelf.41 Het weerhield Van Heuven Goedhart er niet van zich over de Indonesiëpolitiek uit te laten. Hij stuurde zijn redactiechef Max Nord de achtergronden van de onderhandelingen over de onafhankelijkheid en gesprekken in New York.42 Hij schreef een brief aan minister van Defensie mr. F. Schokking als ‘een toeschouwer van lange afstand’ en bovendien ‘à titre personel’. Wat in die correspondentie opviel, was zijn kritische opstelling tegenover de Republiek, iets wat in zijn Parool-commentaren doorgaans ontbrak. Met de in de vs gestationeerde Nederlandse ambassadeur Van Kleffens bleek hij het roerend eens dat de Indonesiër Palar geen fraaie rol speelde tegenover Nederland. ‘Hij wil zelfs een perscampagne tegen Nederland begin397
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 398
nen,’ meende Van Heuven Goedhart. Hij opperde aan Schokking om de katholieke delegatieleden dr. M.A.M. Klompé en Beaufort de kvp-leider Romme te laten bewerken, zodat die een meer internationale scoop op het vraagstuk kregen.43 Op 28 mei schreef hij een uitgebreide brief aan Van Roijen, waarin hij een lange reeks sleutelfiguren uit het Indonesische drama de revue liet passeren. ‘Teveel figuren van de oude tijd […] in een Indische sfeer waarin zelfverheffing en onderschatting van het mondiaal karakter der Indonesische aangelegenheid strijden om voorrang.’ Die brief was bedoeld om zijn vriend, die hij nog uit het verzet kende, uitbundig te prijzen voor het resultaat dat hij in Batavia had bereikt. Hij bekritiseerde achtereenvolgens Lovink, vervolgens Romme, ‘wiens politieke positie duidelijk tanende is’; daarna Van Kleffens, ‘die dit [akkoord] niet had klaargespeeld’; ten slotte Beel: ‘Diens aftreden was strikt noodzakelijk.’ Het onverwachte overlijden van generaal Spoor, drie dagen daarvoor als gevolg van een hartaanval, betreurde hij ‘maar maakt het wel makkelijker’. Samenvattend concludeerde hij: ‘De stemming in het land is duidelijk aan het keren. De vraag is nu maar of de feitelijke ontwikkeling zo gunstig zal zijn, dat zij dit begrip vergroot en versterkt.’44 Behalve deze correspondentie schreef hij ook voor zijn Parool. Vanuit zijn logeeradres in het Barbizon Plaza-hotel, met uitzicht op het Central Park, becommentarieerde hij het vertrek van Beel, de komst van Lovink en de besprekingen bij de vn over een Conventie over nieuwsgaring. Hij gebruikte het gouden jubileum van de eerste vredesconferentie, die in 1899 op initiatief van Rusland in Den Haag was gehouden, om de Nederlandse houding ten aanzien van de Indonesiëkwestie in het internationale circuit te bekritiseren. Hier waren de internationale Hoven van Arbitrage en van Internationale Justitie gevestigd, en hadden Hugo de Groot en Van Vollenhoven hun visies ontwikkeld en gepubliceerd over de internationale rechtsorde. Welke lessen trok het in zichzelf gekeerde Nederland daar anno 1949 uit?45 Koud terug uit het internationale circuit werd hij opnieuw gevraagd om in het najaar af te reizen naar het vlak bij New York gelegen Lake Success, waar de Algemene Vergadering tijdelijk haar tenten had opgeslagen. En nu niet als gewoon lid maar als plaatsvervangend voorzitter van de Nederlandse delegatie. Hij was er zeer mee verguld; aan niet minder dan vier diplomaten was volgens hem door minister Stikker van Buitenlandse Zaken om advies gevraagd: Van Kleffens, Van Roijen, Snouck Hurgronje en zijn oude vriend van de Rijksvoorlichtingsdienst uit Londen Adriaan Pelt, die ook in New York zat. ‘Alle vier hebben mij daarop op nummer 1 gezet,’ schreef hij ijdel aan Van Norden.46
398
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 399
Een mislukt voorstel voor Jeruzalem De agenda van de net vier jaar jonge Verenigde Naties was overbelast. Het nazisme was overwonnen, maar de overwinnaars stonden nu zelf op voet van oorlog. Al tijdens de Wereldoorlog hadden de Sovjet-Unie enerzijds en de Verenigde Staten anderzijds hun stellingen betrokken en daarmee de basis gelegd voor de Koude Oorlog.47 In 1945 wierp de vs zijn eerste atoombom op Hiroshima, testte de Sovjet-Unie zijn eigen versie in augustus 1949, vestigde Mao Zedong twee maanden later zijn communistische staat in China en sloot vervolgens een alliantie met de Sovjetleider Stalin. De Amerikaanse president Harry Truman lanceerde in 1947 het Marshallplan, waarop Stalin in datzelfde jaar het samenwerkingsverband Cominform instelde. In februari 1948 vond in Tsjecho-Slowakije de communistische staatsgreep plaats. Drie maanden later blokkeerde de Sovjet-Unie Berlijn, die blokkade werd daarop doorbroken met een Brits-Amerikaanse luchtbrug. Griekenland en Turkije werden bedreigd door gewelddadige communistische opstanden.48 De crises legden een zwaar beslag op het werk van de vn en dreigden tegelijkertijd het doel ervan aan te tasten. De Sovjet-Unie liet zich niet leiden door resoluties van de Veiligheidsraad, maar daarin was ze niet de enige. Ook Nederland meende enige tijd de druk van de internationale gemeenschap te mogen trotseren door de vn onbevoegd te verklaren in het Indonesische vraagstuk. Toen dat niet hielp, dreigde het zelfs om niet deel te nemen aan de op te richten nato. Hier trok het kleine polderland echter een te grote broek aan. Amerika, op wie het kabinetDrees-Van Schaik de pijlen had gericht, merkte minzaam op dat de westerse verdedigingswal toch in eerste instantie bedoeld was voor de Europese partners zelf, inclusief Nederland, en dat de vs van zo’n dreigement dus weinig hinder ondervond.49 Moest Nederland zich in het internationale gareel passen, dat gold niet voor de jonge staat Israël. Na hevige druk van zowel de Arabieren als de joden – de eersten om de Palestijnse vluchtelingen terug te sturen, de tweeden om een joodse staat te vestigen – was Palestina eind november 1947 op grond van een vn-resolutie verdeeld in een joodse en een Arabische staat. De Arabische staten wezen het plan af en onderstreepten dat met wapengekletter. Wat kon de vn daartegen doen? ‘De sterke arm. Welke sterke arm?’ Het was ‘de vuurproef’ voor het bestaan van de Verenigde Naties, merkte Van Heuven Goedhart in Het Parool op.50 In de daaropvolgende maanden spatte de internationale droom uit elkaar. Israël vestigde in april 1948 tegen de wil van de Verenigde Naties de eigen joodse staat. ‘Voldongen feiten,’ aldus Het Parool.51 Daarop ontstond een bloedige oorlog met de Arabische buurlanden. Pogingen om internationaal tussenbeide te komen, eindigden op 17 september 1948 bruut met de moord 399
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 400
op de Zweedse vn-onderhandelaar graaf L. Bernadotte door joodse extremisten. Wat na maanden strijd overbleef, was een broze wapenstilstand en het in tweeën gescheurde Jeruzalem.52 De Heilige Stad was deels bezet door Israël maar het historische gedeelte, waar de meeste voor joden, christenen en moslims heilige plaatsen liggen, was in handen gebleven van Jordanië. De in het voorjaar van 1949 overeengekomen wapenstilstand tussen joden en Arabieren werd zwaar op de proef gesteld toen de Verenigde Naties pogingen ondernamen om het probleem van het verdeelde Jeruzalem op te lossen. Volgens een verzoeningscommissie van de vn moest het onder internationaal gezag komen: een Hoge Commissaris van de Verenigde Naties zou Jeruzalem besturen, samen met een uit Arabieren en joden bestaande gemeenteraad, politieapparaat, rechtspraak en ambtenarenapparaat. Van Heuven Goedhart vond dat vn-plan onrealistisch, schreef hij in Het Parool: ‘De ervaringen met het internationaliseren van betwiste gebieden – Danzig, Triëst! – zijn bepaald ongunstig en geen aanmoediging om het met Jeruzalem te proberen. […] Het ergste is dat de internationale autoriteit nooit over het machtsapparaat beschikt, nodig om haar gezag onder alle omstandigheden geldend te maken.’ Een pragmatische blik van iemand die principieel nu juist zo’n voorstander was van de internationale rechtsorde. Maar daarom was het nog niet onjuist: ‘In het geval Jeruzalem komt daarbij dat zowel Israël als Transjordannië van internationalisatie niets willen weten.’53 Twee jaar geleden hadden zowel joden als Arabieren nog de bemiddeling van de vn geëist, maar die internationale gemeenschap mocht uiteindelijk alleen een rol spelen in ieders eigen belang, niet als een onafhankelijke en regelende partij. Samen met de Zweden ontwierpen Van Heuven Goedhart en zijn mededelegatielid Beaufort in het najaar van 1949 een plan voor het bestuur van Jeruzalem.54 De Nederlandse en Zweedse delegaties omzeilden met hun voorstel de impasse van een internationaal bestuur dat niet zou worden geaccepteerd. Ze wilden voorkomen dat de twee staten met elk eigen motieven de Verenigde Naties ‘buiten de deur’ zouden werken. ‘Waar men bij gebrek aan machtsfactoren, in feite bij elke oplossing van het Jeruzalem-vraagstuk van de goede wil der twee landen grotendeels afhankelijk is, lijkt de “internationalisatie” ook om die reden een hachelijke onderneming.’55 In hun plan kwamen alleen de Heilige Plaatsen onder het gezag van een vn-commissaris, waarmee recht werd gedaan aan de religieuze tradities en gevoelens van joden, christenen en moslims. Maar de rest van Jeruzalem zou buiten internationale invloed blijven, waardoor de bestaande verdeeldheid de facto werd gelegaliseerd. Israël had inmiddels al regeringsgebouwen neergezet; aan de andere kant had koning Abdoellah van Transjordanië zijn veto uitgesproken over een internationaal bestuur: ‘Over mijn lijk,’ zou hij letterlijk hebben gezegd.56 400
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 401
Tot zijn teleurstelling werd het voorstel niet eens in behandeling genomen, hoewel zowel Israël als Jordanië zich erin kon vinden. Maar de rest van de wereldgemeenschap dacht daar anders over: ze voelde zich in deze opzet buitenspel gezet.57 De Algemene Vergadering van de vn hield vast aan een internationaal bestuur voor de Heilige Stad en trok daar in 1950 zelfs acht miljoen dollar per jaar voor uit. De uitvoering van het plan strandde op de hardnekkige tegenstand van Israël en Jordanië, zoals Van Heuven Goedhart had voorspeld.58 Een poging van de Nederlandse regering om het Nederlands-Zweedse plan te redden, haalde niets uit.59 En wellicht bleef er daarom geen tastbare documentatie over. Van Heuven Goedhart bleef zich persoonlijk met Israël verbonden voelen. Kort na het echec van zijn Jeruzalemplan liet hij vier bomen planten in ‘Erets Israël’ (het Beloofde Land) in het kader van de bomenactie van het Joods Nationaal Fonds.60 Het was een harde les voor de dagbladjournalist in de grote internationale politiek. Het echec van het ‘Jeruzalemplan’ was voorafgegaan aan een affaire binnen de delegatie zelf. Op verzoek van de minister van Buitenlandse Zaken Stikker had hij de netelige kwestie moeten aanpakken van de omstreden positie van de Permanente Vertegenwoordiger Snouck Hurgronje. Over zijn functioneren was niemand erg tevreden. Van Heuven Goedhart had er zijdelings al een opmerking over gemaakt in zijn brief in mei 1949 aan Van Roijen. De Permanente Vertegenwoordiger, die ambassadeur in Canada was geweest voordat Van Roijen hem daar opvolgde, had de neiging om zijn delegatieleden tot uiterste voorzichtigheid zo niet omzichtigheid te manen. Zo had De Beus in mei de speeches over het Nederlandse Indonesiëstandpunt voor de vn-vergadering ‘tot wanhoop gedreven’ telkens moeten herschrijven tot een ‘bekrompen’ niveau. Het gebrek aan kwaliteit van Snouck maakte het kennelijk ook noodzakelijk om de verdediging van Nederland in de Veiligheidsraad in handen van het driemanschap te geven.61 Stikker stuurde aan op vervanging van Snouck, die er op zijn beurt over klaagde dat hij in zijn bevoegdheden van Permanente Vertegenwoordiger werd belemmerd. De manier waarop Van Heuven Goedhart het functioneren met hem besprak, moet bij de laatste nogal hard zijn aangekomen. Uit briefwisselingen tussen premier Drees en het sociaaldemocratische delegatielid Schmidt bleek dat er klachten over waren geuit, die de laatste onterecht vond. Van Heuven Goedhart schreef zelf aan Van Norden dat Stikker hem met ‘moeilijkheden […] terzake Snouck Hurgronje’ had opgescheept, die overigens in november alweer ‘hoofdzakelijk’ waren opgelost. ‘Maar er zal nog een ietwat hartig gesprek tussen Stikker en mij na mijn terugkeer op moeten volgen.’ De getroffene zelf vroeg per 1 oktober 1949 met ziekteverlof te mogen vertrekken en werd later ambassadeur in achtereenvolgens Ierland en Zwitserland.62 401
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 402
Binnen de Partij van de Arbeid zong al sinds begin september 1949 het gerucht rond dat Snouck zou moeten opstappen en dat er dus een vacature kwam voor Permanent Vertegenwoordiger. Frans Goedhart maakte er in een brief aan Jan Meijer melding van, met de toevoeging dat Van Heuven Goedhart een serieuze kandidaat was.63 Van Norden zinspeelde erop en hij noemde in één adem de mogelijk vrijkomende ambassadeursposten in New York, Londen en die van Hoge Commissaris voor de Kroon in Batavia. Maar Van Heuven Goedhart zelf ontkende dat hij ooit in beeld was geweest voor welke post dan ook.64 Het zou bovendien van wel erg veel cynisme en weinig egards hebben getuigd als minister Stikker een gedwongen vertrekgesprek met de Permanente Vertegenwoordiger had laten voeren door diens beoogd opvolger. In plaats daarvan werd Von Balluseck per 1 januari 1950 de nieuwe Nederlandse man bij de Verenigde Naties. Hij was hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad, maar belangrijker was dat hij een goede vriend en partijgenoot was van vvd’er Stikker en zelfs parttime op diens departement als zijn naaste adviseur werkte.65 Dat gaf deze benoeming alsnog een raar smaakje. Von Balluseck was echter niet zo omstreden als Van Heuven Goedhart. Want diens rijzende ster in het internationale circuit ten spijt, zijn naam bleef in eigen land beladen. En dat was dan ook wellicht de belangrijkste reden dat hij voor geen van de door Van Norden genoemde posten in aanmerking kwam. Toen enkele maanden later weer een nieuwe Hoge Commissaris voor de Kroon in het toen net zelfstandige Indonesië moest worden benoemd, als opvolger voor de vertrekkende dr. H.M. Hirschfeld, werd vanuit Djakarta door de voormalige onderhandelaar Roem Van Heuven Goedhart voorgesteld. In de ministerraad reageerde premier Drees: ‘Ofschoon spreker van oordeel is, dat deze het werk goed zou doen, zou dit vermoedelijk te veel politieke tegenstellingen hier te landen oproepen.’66 Een jaar eerder had de premier hem persoonlijk laten weten dat de regering best bereid was hem voor een publieke functie te vragen, als de gelegenheid zich voordeed. Alleen, zo voegde hij daar met nadruk aan toe, die gelegenheid was er nu eenmaal niet.67 Zelf had Van Heuven Goedhart al geconcludeerd: ‘Voor iemand van mijn slag is blijkbaar in de Nederlandse staatsdienst geen plaats; ik ben alleen bruikbaar geoordeeld voor honoraire tijdelijke verrichtingen als delegatiewerk en lidmaatschap van staatscommissies.’68
Nog eenmaal Indonesië Drie maanden na zijn vertrek naar Lake Success keerde Van Heuven Goedhart terug naar Nederland. Toen hij de Nieuwezijds Voorburgwal op 19 september 1949 verliet, was dat exact een week nadat de herverschenen Tele402
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 403
graaf van de persen was gerold. In zijn kamer in het Barbizon Plaza-hotel was hij door Van Norden maandelijks per brief uitvoerig op de hoogte gehouden van de consequenties van de nieuwe concurrent voor Het Parool. In die correspondentie vertelde zijn vriend tot in detail over oplageontwikkelingen, advertentieomzetten, druk- en zetproblemen. Hij uitte zijn zorgen dat de krant door de afwezigheid van haar hoofdredacteur ‘een beetje te leutig en “smakelijk” wordt. Door de redactionele doelstelling om onze abonné’s van Telegraaf-Nws. van de Dag af te houden, dreigt het gevaar van teveel overhellen naar eten- en drinken-geest, wat de krant oppervlakkig zou maken en juist bij de – grote – groep echte Parool-getrouwen een specifieke behoefte onbevredigend laat.’69 En dan was er nog het probleem Frans Goedhart, die wilde schrijven wat hij goed achtte en door zijn stijl en woordkeuze daarbij telkens op verzet van Van Norden en Meijer stuitte. Van Heuven Goedhart waarschuwde vanuit New York dat ‘elke roekeloze publicatie de Ronde Tafel Conferentie [over de soevereiniteit van Indonesië] grote schade [kan] berokkenen’. Goedharts pogingen de afwezigheid van de hoofdredacteur te gebruiken alsnog een claim te leggen op die door hem begeerde positie, leidde bij Van Heuven Goedhart tot de verzuchting dat het allemaal ‘diep treurig [is], dat Frans er een gewoonte van maakt allerlei beschuldigingen rond te strooien, die kant noch wal raken. Een oplossing voor deze moeilijkheid is er niet, maar niettemin zullen wij er na mijn terugkeer opnieuw over hebben te spreken.’70 Op verzoek van Van Norden boorde Van Heuven Goedhart contacten in de internationale wereld aan die interessant konden zijn voor de krant. Met nieuwe buitenlandse medewerkers maar ook met Amerikaanse bedrijven die aangezocht konden worden voor advertenties.71 Van Norden had ook graag dat zijn hoofdredacteur vanuit New York redactionele bijdragen leverde, maar dat bleef nogal beperkt, behalve als het ging over het enige onderwerp waarover hij namens de delegatie doorgaans in het openbaar niet mocht optreden: Indonesië. Er werd een keer een uitzondering gemaakt. Op woensdag 2 november 1949 werden Nederland en Indonesië het tijdens de Ronde Tafel Conferentie eens over de volledige soevereiniteit. Toen vroeg Van Heuven Goedhart als delegatieleider om een plenaire zitting van de Verenigde Naties, waarin hij dat ook voor hem persoonlijk zo heugelijke feit aan alle aanwezigen meedeelde, met een applaus als beloning.72 Alleen de Sovjetdelegatie voelde zich ‘verraden door de kliek SoekarnoHatta’, een verwijt waartegen de Nederlander krachtig stelling nam. ‘Als zijn rechtsgevoel gekwetst werd, was hij op zijn best,’ merkte Beaufort op.73 Bijna een jaar later mocht hij op hetzelfde podium Indonesië namens Nederland welkom heten als lid van de Verenigde Naties. ‘It is a pleasure of welcoming our partner in the Union representing a new conception in East-West rela403
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 404
tions,’ sprak hij tot Palar, de Permanent Vertegenwoordiger van Indonesië bij de vn.74 In Het Parool kon de hoofdredacteur alle registers opentrekken die hem als diplomaat niet altijd waren gegund. ‘Nederland en Indonesië gaan uiteen als twee souvereine staten; zij blijven te zamen als een Unie van vrije volken… Niet langer is er heer en knecht; niet langer is er een die staat en een die hurkt; niet langer is er een die beveelt en een die gehoorzaamt; niet langer is er een die beslist en een over wie beslist wordt. En dat dat alles er niet langer is – dat is de onbecijferbare zedelijke winst, dat is de ware reden om deze dag gelukkig te prijzen.’ Nakaarten achtte van Heuven Goedhart zinloos, de blik moest nu op de toekomst worden gericht. ‘Indonesië kan vriend worden maar ook vreemdeling. Wat van die beide het wordt, hangt grotendeels van òns af. […] Het is, na twee wereldoorlogen, geen eervolle vermelding dat Indonesië en Nederland de weg naar de samenwerking over slagvelden hebben gezocht, en helaas moeten wij op onszelf de regels toepassen, die een dichter in de Duitse onderdrukkingsjaren schreef: “Het is te hopen dat een later ras van mensen dat het zonder strijd kan stellen zich zal herinneren hoe het vroeger was en er zijn kinderen van zal vertellen.”’75 Anderhalve maand later, op 21 december, stemde senator Van Heuven Goedhart in de Eerste Kamer voor de soevereiniteitsoverdracht. Een noodzakelijke stem omdat de verhoudingen in de senaat penibel waren. Voor de aanvaarding was een tweederde meerderheid nodig en die werd slechts nipt gehaald: 34 voor en 15 tegen.76 De verdeeldheid in de senaat weerspiegelde de verdeeldheid in de samenleving, zo had de Parool-hoofdredacteur al op 2 november geconstateerd. Op oudejaarsdag deed de hoofdredacteur het nog eens dunnetjes over door de tegenstanders van de onafhankelijkheid te manen: ‘Gij waart “er tegen” zegt gij? Dat is in dit goddank weer vrije land (in 1950 herdenkt dit land in Mei een tien jaar geleden bedreven overval en een vijf jaar geleden verkregen bevrijding!) uw goed recht en uw voorrecht tevens.’77
De ‘Geneefse zaak’ Als domper op al die feestvreugde wachtte hem in het nieuwe jaar bij Het Parool de voortdurende confrontaties met Goedhart. De verzetsvriend die hem begin 1945 nog had aangesproken met ‘Beste Ger’ en ‘Hoe eerder ik je de hand kan drukken, hoe liever het me is. Ouwe jongen, so long, Je Frans’.78 Hij had zijn toon en woordkeus inmiddels drastisch gewijzigd. Van Heuven Goedhart ontving nu zelfs op zijn huisadres brieven met een volgens hem ‘nodeloos zure terminologie’ waarin hem gebrek aan redactionele leiding werd verweten. Goedhart uitte grove beledigingen over hem tegenover zijn 404
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 405
secretariaat en hij kreeg het verwijt in New York een correspondent te hebben aangesteld die ‘een perfide handlanger van de Kominform is’.79 Het waren beschuldigingen die kant noch wal raakten. Het dagblad De Waarheid had Van Heuven Goedhart een halfjaar daarvoor precies het omgekeerde verweten, namelijk dat hij als lid van de vooroorlogse beweging Eenheid door Democratie voor westerse inlichtingendiensten zou hebben gewerkt.80 Aan Van Norden liet de hoofdredacteur weten dat hij voorlopig niet meer op de bestuursvergaderingen van de stichting kwam. ‘Waarvan ik immers moet verwachten dat zij hem nieuwe gelegenheid zullen bieden om mij van zijn tegenzin tegen mijn beleid op de hem eigen wijze te doen blijken.’81 Maar Van Norden wist dat Van Heuven Goedhart nog een andere reden had om de stichting te mijden. De twee vrienden hadden er die meimaand 1950 vaker over gesproken. Hem was kort daarvoor een aanbod gedaan die ze de ‘Geneefse zaak’ noemden, een wat cryptische omschrijving bedoeld om er niet te veel ruchtbaarheid aan te geven.82 Die ‘Geneefse zaak’ kon hem de uitweg bieden uit een situatie bij Het Parool die hij al sinds medio 1947 onwerkbaar vond.83 Bij de Verenigde Naties werd gestudeerd op de instelling van een Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen, dat de bestaande International Refugee Organization (iro) moest vervangen. De iro was in 1946 opgericht als een tijdelijke organisatie om de vluchtelingenproblematiek na de oorlog op te lossen. Aanvankelijk was zijn bestaan bedoeld tot eind 1949, inmiddels was het mandaat tweemaal verlengd, de laatste keer tot juli 1951. Na de opheffing zou een Hoge Commissaris zich moeten ontfermen over de bescherming van vluchtelingen wereldwijd.84 Het ministerie van Buitenlandse Zaken had begrepen dat Nederland een goede kans maakte om een kandidaat te leveren voor die nieuwe positie.85 Van Heuven Goedhart werd medio mei 1950 gepolst door het departement van Stikker, al dan niet toevallig nadat Drees in de ministerraad had opgemerkt dat een benoeming van de voormalig minister van Justitie op een Nederlandse post ‘teveel politieke tegenstellingen hier te lande [zou] oproepen’.86 Stikker dacht daar wat genuanceerder over. Hij had hem daarom het jaar daarvoor bewust uitgekozen als plaatsvervangend voorzitter in de Nederlandse vn-delegatie, waar hij ook nog de problemen rond de Permanente Vertegenwoordiger moest oplossen. Als plaatsvervangend leider was Van Heuven Goedhart degene die de delegatie in de praktijk aanvoerde, omdat de minister in zijn hoedanigheid van officieel voorzitter immers vaak afwezig was; ook daaruit bleek Stikkers vertrouwen. De minister was niet de enige bij Buitenlandse Zaken die hem goedgezind was. Dat was ook het vooraanstaande PvdA-lid Patijn, topambtenaar op dat ministerie en een goede vriend van de Parool-hoofdredacteur. Als directeur-generaal internationale organisaties vroeg deze hem, in opdracht van 405
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 406
Stikker, te solliciteren naar de post van Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen. Van Heuven Goedhart had in een brief aan zijn vriend Patijn heel veel woorden nodig om gretig toe te happen. Vanwege het vertrouwelijke gehalte had hij de brief zelf op zijn eigen onhandige manier getypt. Na eerst alle nadelen op een rijtje te hebben gezet schreef hij: ‘Het alternatief – maar blijven zitten bij Het Parool – is echter zo onaantrekkelijk dat wij na eindeloos wikken en wegen aan heengaan maar de voorkeur hebben gegeven. Het werk in Genève is stellig waard zo goed mogelijk gedaan te worden.’87 Hij antwoordde Patijn op 25 mei, twee dagen nadat hij Van Norden had laten weten niet meer bij de stichtingsvergaderingen te willen zijn. En precies tussen die twee brieven door, op 24 mei, stuurde hij diezelfde Wim een handgeschreven briefje dat ‘[ik] mede door de op den duur toch onhoudbare situatie Frans/mij aan b.z. heb meegedeeld, bereid te zijn, een candidatuur voor hoge commissaris van de v.n. te aanvaarden’. Er volgden die dag nog drie handgeschreven brieven tussen de twee vrienden. Van Norden zou het wel zo prettig hebben gevonden als zijn hoofdredacteur over zijn definitieve beslissing nog eens met hem had overlegd, hij ging er op basis van diens laatste mededelingen zelfs vanuit dat hij niet zou solliciteren. Dat ontkende deze niet. ‘Ik had inderdaad tot dat ogenblik, hoewel “zwaaiend” de conclusie bereikt “toch maar niet”, maar na ons gesprek plus de nieuwe uitvallen van Frans bepraatte ik de zaak nog eens met E. [Erna, zijn vrouw]. Toen b.z. mij daarop zondag liet weten, dat ik uiterlijk dinsdag ja of neen moest zeggen, joeg ik de kogel door de kerk.’88 De brief die Goedhart op 15 mei naar zijn thuisadres had gestuurd, was dus de befaamde druppel die de emmer had doen overlopen.89 Van Norden kon zich bij de laatste overweging van zijn hoofdredacteur wel wat voorstellen. ‘Ingaan op de uitnodiging van b.z. […] is een menselijke mogelijkheid, en mij, jouw positie indenkend, niet onbegrijpelijk.’ Maar de problemen bij Het Parool waren huizenhoog, in het bijzonder met dochteronderneming De Nieuwe Pers. ‘Ik vind dat zakelijk tegenover h.p. en persoonlijk tegenover mij niet de juiste houding,’ noteerde hij daarom nog steeds op de 24ste mei in een brief vol doorhalingen. Uiteindelijk drong hij aan op snel overleg en dat ‘niet uit te stellen tot er een Assemblée beslissing over gevallen is’.90 Aan Patijn had Van Heuven Goedhart laten weten de kandidatuur alleen te aanvaarden als hij niet hoefde deel te nemen aan de Nederlandse delegatie naar de Vijfde Algemene Vergadering van de vn, die in het najaar van 1950 zou worden gehouden. Dat kon hij tegenover Het Parool niet maken: per 1 september naar New York met de kans aansluitend benoemd te worden als Hoge Commissaris en al die tijd de krant in onzekerheid latend, terwijl hij daar wel op de loonlijst bleef staan.91 406
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 407
Dat standpunt moest hij al twee weken later laten varen. Stikker had er volgens hem op gestaan dat hij in september wederom als plaatsvervangend voorzitter de delegatie zou leiden. Minstens zo belangrijk was dat zijn kandidatuur niet veel waard zou zijn als hij niet persoonlijk aanwezig was in de arena waar de keus gemaakt moest worden: Lake Success dus.
Koerswijziging van Nederland In Lake Success en op de ambassades van de lidstaten begon het diplomatiek touwtrekken om de post van Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen. De Amerikanen vonden dat de vluchtelingenproblematiek te belangrijk was om in handen van de Verenigde Naties te laten, omdat ze er dan geen grip meer op hadden.92 Om die reden hadden ze ervoor gezorgd dat de International Refugee Organization geleid werd door de vs: directeur Donald R. Kingsley was een Amerikaan en de drie onderdirecteuren waren dat ook. Toen de vn toch besloot tot instelling van een Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, probeerde het Amerikaanse State Department deze te laten benoemen door de secretaris-generaal, in welk geval ze een benoeming via een veto konden blokkeren in de Veiligheidsraad. Maar de meerderheid van de lidstaten van de vn kozen voor een benoeming door de Algemene Vergadering. Vooral Groot-Brittannië vreesde de machtspolitiek van de Amerikanen. Nadat de laatsten vervolgens Kingsley kandidaat stelden, organiseerden het Verenigd Koninkrijk en alle Gemenebestlanden een lobby voor een Hoge Commissaris uit een ‘neutraal land’, zoals Nederland of een land uit Scandinavië. De Britten wilden voorkomen dat de Hoge Commissaris zijn oren te veel zou laten hangen naar het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken ‘en de slechtste elementen in het Congres’.93 Van de West-Europese landen lag alleen Frankrijk dwars, dat in de persoon van Robert Rochefort, kabinetschef van de Franse minister van Buitenlandse Zaken M. Schuman, een eigen kandidaat meende te hebben.94 Daarvoor voelde verder niemand, althans dat was de informatie die Van Heuven Goedhart in juni had.95 Inderdaad ging de uiteindelijke verkiezing tussen Van Heuven Goedhart en Kingsley, de eerste maar ook de enige keer in de geschiedenis dat er in de Algemene Vergadering openlijk gestemd zou worden over de kandidatuur van de Hoge Commissaris.96 Nederland had de afgelopen jaren door de starre en soms barse opstelling bij de onafhankelijkheid van Indonesië behoorlijk wat krediet verloren bij de vn en de regering was er veel aan gelegen om dat te herstellen. Mede daarom besloot de Nederlandse regering in juli 1950 om troepen beschikbaar te stellen voor de vn-macht in de Koreaanse oorlog. Op 26 juni 1950 was Noord-Korea, sinds 1945 onder invloed van de Sovjet407
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 408
Unie, Zuid-Korea binnen gevallen, dat de steun had van de Verenigde Staten. Het conflict escaleerde snel toen een legermacht van de Verenigde Naties onder leiding van de Amerikanen een tegenaanval inzette, waarbij de Noord-Koreanen werden teruggedrongen. Daarop mengden ook de communistische Chinezen zich in de strijd. De geslaagde ontwikkeling van de atoombom van beide grootmachten leidde tot de vrees voor een nieuwe wereldoorlog.97 Nederland had eerst geaarzeld militaire steun te sturen. Het kabinet-Drees had daarvoor binnenlands politieke overwegingen: het wilde een pakket bezuinigingsmaatregelen voor Defensie naar de Kamer sturen en hoe zou dat worden ontvangen als tegelijkertijd een beroep moest worden gedaan op dat departement? Drees persoonlijk was ook bang voor escalatie tussen Amerika en Rusland.98 Maar minister Stikker van Buitenlandse Zaken had nog een ander voorbehoud. Hij vroeg zich af wat een eventuele betrokkenheid bij een oorlog in Korea voor gevolgen kon hebben voor de Nederlandse positie in de Oost. De onafhankelijkheid ten spijt was Nederland militair nog steeds sterk in Indonesië aanwezig, en bovendien in een Unie verbonden met de Republiek. Met die jonge Indonesische regering onderhandelde Nederland over een definitieve regeling voor Nieuw-Guinea, dat buiten de onafhankelijkheid was gebleven en nog werd bestuurd door Nederland. Stikker wilde er alles aan doen om te voorkomen dat dat onderwerp op de agenda van de vn kwam, zoals met Indonesië was gebeurd.99 De Amerikanen oefenden zware druk uit op Nederland: eind juni ging het kabinet overstag en besloot het zes marineschepen en een bataljon grondtroepen ter beschikking te stellen. Stikker werd door zijn adviseurs Van Kleffens en Van Roijen overtuigd dat deelname aan de oorlog de Nederlandse positie internationaal zou versterken. Het was een historische koerswijziging van de Nederlandse buitenlandse politiek. De oriëntatie op de ‘Oost’, ingegeven door eeuwenoude koloniale geschiedenis, werd ingewisseld voor het westers bondgenootschap onder leiding van Amerika.100 Van Heuven Goedhart juichte dat van harte toe; bij de behandeling van de troepenuitzending naar Korea in de Eerste Kamer wees hij op de internationale rechtsorde, die volgens hem geschonden was, en hij kon het dan ook niet laten zijn grote leermeester Van Vollenhoven weer ten tonele te voeren.101 De beloning liet niet lang op zich wachten. In september werd Nederland tot lid gekozen van de Veiligheidsraad. Bij die gelegenheid werd Van Heuven Goedhart in zijn eigen Parool opgevoerd als woordvoerder van de Nederlandse delegatie. ‘De verkiezing moet worden gezien als een bijzondere erkenning dat Nederland zijn internationale verplichtingen met grote voortvarendheid nakomt en vergeleken bij één of twee jaar geleden een veel gunstiger positie inneemt.’102 Een maand later viel Nederland de eer te beurt zitting te 408
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 409
nemen in de commissie die de Verenigde Naties hadden ingesteld voor de unificatie van Korea.103 De Nederlandse internationale positie werd nogmaals op de proef gesteld toen eind oktober van dat jaar in de Algemene Vergadering een voorstel ter sprake kwam van zeven Latijns-Amerikaanse landen om het Franco-regime in Spanje indirect te erkennen. In 1946 had de vn een resolutie aanvaard om lidstaten de mogelijkheid te geven hun diplomatieke posten in Madrid op te heffen, in een poging om de illegaal aan de macht gekomen dictator Franco internationaal te isoleren. Het voorstel van de Latijns-Amerikaanse delegaties was bedoeld om die resolutie van 1946 in te trekken en daarmee de weg te openen naar diplomatieke betrekkingen. De indieners van het voorstel waren duidelijk gesouffleerd door Amerika. De Verenigde Staten wilden Spanje bij de net opgerichte nato hebben, om op die manier het westers front tegen de Sovjet-Unie te versterken; de Amerikaanse Senaat had met diezelfde reden in augustus 1950 een lening van honderd miljoen dollar goedgekeurd voor Spanje.104 De Nederlandse delegatie bij de vn, onder leiding van Van Heuven Goedhart, kreeg van minister Stikker van Buitenlandse Zaken opdracht om voor te stemmen, ook met het oog op zijn internationale positie en de kandidatuur voor het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen.105 Die kandidaat bevond zich daardoor in een lastig parket; hij had zich immers in 1946 in het Comité Vrij Spanje nog fel uitgesproken tegen de Franco-dictatuur.106 Toch ging hij niet tegen Stikkers missive in. Het gewijzigde regeringsstandpunt leidde tot veel kritiek binnen de PvdA. Van Heuven Goedhart verdedigde de politieke koerswijziging in een brief aan zijn partijbestuur, waarin hij beargumenteerde dat met het aangaan van diplomatieke betrekkingen meer invloed kon worden uitgeoefend. Niet doof voor de Amerikaanse manoeuvres stelde hij dat niet de Spaanse, maar de internationale belangen werden gediend. De resolutie in de Algemene Vergadering van 30 oktober 1950 was daarop volgens hem een logisch vervolg.107 Interessant was vervolgens dat Frans Goedhart in Het Parool het stemgedrag van de delegatie ‘verbijsterend’ noemde, een misschien nog veel logischer vervolg van de naoorlogse positie van de krant tegenover Franco. Goedhart spaarde de delegatieleider tevens zijn hoofdredacteur. In het commentaar schreef hij dat ‘de Nederlandse regering het katholieke Kamerlid mej. Mr. Klompé heeft opgedragen’. Klompé was de woordvoerster in de Algemene Vergadering over deze kwestie.108 Krant en hoofdredacteur dreven uit elkaar en voor de oplettende lezer was dat in ieder geval merkbaar in de opvattingen die erin werden geventileerd over Nieuw-Guinea. Aan de vooravond van een Ronde Tafel Conferentie, over de voorwaarden tot overdracht van het eiland aan Indonesië, schreef 409
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 410
Van Heuven Goedhart een paginagroot artikel onder de veelzeggende titel ‘Belang van Nieuw-Guinea eist voortzetting status quo’. Daarin hield hij een lang betoog over alle mogelijkheden hoe het eiland bestuurd kon worden, om uiteindelijk te concluderen dat de bevolking van Nieuw-Guinea noch Indonesië toe was aan overdracht. Daarom was het maar het beste als Nederland en Australië hun gezamenlijke beheerstaken nog minimaal 25 jaar zouden voortzetten. Het verhaal was niet ondertekend maar Frans Goedhart schreef later dat het van Van Heuven Goedhart afkomstig was.109 Het was mogelijk een van de laatste, zo niet het laatste artikel van de hoofdredacteur in Het Parool, want hij werd daarna volledig in beslag genomen door zijn werk bij de Verenigde Naties. Maar het was geen gelukkig afscheidsstuk. Ten eerste niet omdat het haaks stond op de eerder zo consequent volgehouden opstelling voor een onafhankelijk Indonesië. Bovendien raakte de Nederlandse regering, voor wie het verhaal zeker ook bedoeld was, er onder sturing van Stikker steeds meer van overtuigd dat beheer juist te veel kostte en te weinig opleverde.110 En ten slotte omdat in Het Parool een maand daarvoor precies het tegenovergestelde was betoogd. In commentaren van waarschijnlijk Frans Goedhart werd met grote felheid gepleit om het geldverslindende Nieuw-Guinea over te doen aan Indonesië. Onder zakelijke voorwaarden, dat nog wel, maar de boodschap werd glashelder onder woorden gebracht met de kop ‘Het eiland der illusies’.111
Verkiezingsstrijd Van Heuven Goedhart gold in de wandelgangen van de Algemene Vergadering als een geroutineerd diplomaat die frank en vrij zijn mening vertolkte. Internationaal werd hij uitbundig geprezen toen hij in oktober 1950 de Sovjet-Unie attaqueerde, nadat die delegatie had voorgesteld om het land dat als eerste een atoombom gebruikte, als oorlogsmisdadiger te veroordelen. ‘Dat soort vredesmaaltijden, met een snufje anti-oorlogspropaganda en geserveerd met een saus van mooie woorden’ waren bedoeld om de wereld te overtuigen dat er alleen wereldvrede kon zijn onder leiding van de Sovjet-Unie, zei hij in de Algemene Vergadering. ‘Laat eerst maar eens daden zien, in plaats van woorden.’112 Die laatste opmerking was een verwijzing naar de Koreaanse Oorlog waarin de belangrijkste spelers van de wereldgemeenschap recht tegenover elkaar stonden. Toen een nucleaire aanval van beide zijden dreigde, besloot de Veiligheidsraad op 14 december 1950 een driemanschap te benoemen dat een wapenstilstand moest zien te bereiken.113 Zo verdween het onderwerp Korea even van de agenda van de Algemene Vergadering. En daardoor kwam die donderdag 14 december onverwacht 410
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 411
ruimte vrij voor de verkiezing van de Hoge Commissaris van de Vluchtelingen.114 De campagne daarvoor was in het najaar in de wandelgangen van de Vijfde Algemene Vergadering in alle hevigheid gevoerd. Daarbij werden de Nederlanders aangepakt met Amerikaanse ‘propagandamethoden [die] enigermate afwijken van wat […] normaal en behoorlijk wordt beschouwd’, constateerde de ook in Lake Succes aanwezige Beaufort.115 Een van de kwesties waarmee Van Heuven Goedhart werd geconfronteerd, was het voorwoord dat hij in 1946 had geschreven in het boek The Great Conspiracy against Russia van de auteurs Sayers en Kahn. Hij kon zich verweren door te stellen dat hij die inzichten niet meer deelde.116 Vervolgens brachten de Amerikanen het gerucht in de wereld dat Van Heuven Goedhart zijn kandidatuur had ingetrokken.117 Persoonlijk overwoog deze dat inderdaad op een somber moment, maar publiekelijk bleven hij en zijn mededelegatieleden en minister Stikker zich sterk maken voor de positie. Daarop publiceerden de Verenigde Staten cijfers waaruit bleek dat Nederland kansloos was, iets wat nu juist precies andersom bleek te zijn.118 Kingsley had een indrukwekkende staat van dienst als directeur van de iro, maar voor Van Heuven Goedhart pleitte dat hij in Lake Success, naast zijn werk als plaatsvervangend voorzitter van de Nederlandse delegatie, gekozen was als voorzitter van de invloedrijke Derde Commissie. In die sociale commissie werden alle zaken met betrekking tot vluchtelingen behandeld, waaronder het nieuw op te stellen statuut, het Hoge Commissariaat en de hulpverlening.119 In de late middag van donderdag de 14de december stemden 30 delegaties voor de benoeming van Van Heuven Goedhart en 24 voor de Amerikaan Kingsley. De laatste werd toen door de Amerikanen voorgedragen en vervolgens benoemd tot directeur van de ook net opgerichte United Nations Korean Reconstruction Agency (unkra). De nieuwe Hoge Commissaris stuurde zijn verslagen rivaal onmiddellijk een telegram, waarin hij de hoop uitsprak op goede samenwerking en ‘to learn from your great experience gained in your succesful leadership of iro’.120 De al eerder afgevallen Franse kandidaat Rochefort deed nog een vergeefse poging om Assistent Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen te worden. Kingsley had hem dat namelijk beloofd, in ruil voor Franse steun voor zijn kandidatuur. Rochefort haalde bakzeil bij Van Heuven Goedhart, die hem nog wel een andere post bij het nieuw op te zetten Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen aanbood. Dat weigerde de Fransman, waarop zijn land samen met de Verenigde Staten een verbond sloot om de net opgerichte unhcr in zijn werk te frustreren. De oprichting van de unkra, bedoeld voor de opvang van alleen Koreaanse vluchtelingen, was daarvan een eerste voorbode.121 Voorlopig was er echter alleen reden tot vreugde. Nadat de uitslag van de verkiezing bekend was gemaakt, brak in de Nederlandse hoek van de verga411
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 412
derzaal luid gejuich los. ‘Van alle kanten kwam men de Nederlandse delegatie gelukwensen,’ beschreef Beaufort. ‘Het werd tenslotte zo rumoerig in de Nederlandse hoek dat de president slechts door langdurig en krachtig hameren, de orde kon herstellen.’122 Van Heuven Goedhart stuurde diezelfde avond nog een telegram naar Van Norden, gevolgd door een brief met tekst en uitleg over de verkiezing de dag daarop: per 1 januari 1951 zou hij al vertrekken, van een beloofde overgangs- en inwerkperiode zou niets terechtkomen.123 Voor de geplaagde Parool-directeur was dat een dubbel hard gelag; een maand eerder had hun boezemvriend en mededirecteur Jan Meijer ontslag genomen om een baan bij Buitenlandse Zaken te aanvaarden.124 Op donderdagmiddag 21 december 1950 om één uur landde het klmvliegtuig Arnhem met aan boord de nieuwe Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen op Schiphol.125 Het ontvangstcomité bestond uit Parool-journaliste Jeanne Roos, secretaresse Adri de Minjer, Erna van Heuven Goedhart en de beide dochters Karin en Bergliot. Maar er was ook een onverwachte aanwezige: Frans Goedhart, die op de haastig genomen foto een tevreden lachend gezicht toonde. Dat gold allerminst voor Van Heuven Goedhart. Uitgerekend de man die hem de afgelopen jaren zo ernstig had dwarsgezeten en die hem uiteindelijk had doen besluiten om Het Parool te verlaten, stond hem breed grijnzend onder aan de vliegtuigtrap op de landingsbaan op te wachten. Hun vader, zo herinnerden zich zijn dochters nog jaren later, vond dat ‘afschuwelijk’.126
Afscheid van Het Parool Voor Goedhart betekende het vertrek van Van Heuven Goedhart meer dan alleen diens afscheid; het kondigde ook een nieuw begin voor hemzelf aan, althans zo hoopte hij. Op 27 december hield hij voor de Wereldomroep een lovende radiotoespraak over de scheidende hoofdredacteur. Hij veronderstelde dat deze ook als Hoge Commissaris nog wel eens naar de pen zou grijpen, want ‘een journalist reageert op het gebeuren om hem heen als een circuspaard op muziek: hij komt er door in beweging en hij is dan moeilijk in zijn actie te stuiten’. Een wat gekunstelde vergelijking, maar zijn voorspelling zou wel uitkomen.127 Op 29 december nam Van Heuven Goedhart afscheid van de Parool-redactie. Plaatsvervangend redactieleider Max Nord memoreerde: ‘Soms vonden we u wel eens lastig, maar het lastigst vonden we het als u weg was.’128 Kunstcriticus Lex van Delden stuurde zijn baas een dag later een brief waarin hij toegaf geschokt te zijn ‘omdat u de moed en de voorbeeldige karaktervastheid hebt voortdurend en volledig mèns te zijn’.129 De hoofdpersoon van de bijeenkomst gebruikte de gelegenheid om terug 412
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 413
te blikken op zichzelf en de krant. ‘Ik heb in dit vak één enorme fout begaan. Ik dacht dat ik het Nederlandse volk kon leren hoe men moet denken. […] Nederlander ben ik pas geworden in de jaren 1940-1945. […] Ik geloof dat Het Parool zijn betekenis ontleent aan zijn bewustzijn wat het zegt Nederlander te zijn. Dat onderstelt onder meer dat men de moed der overtuiging heeft en dat men onder alle omstandigheden er voor uitkomt wat daarvan ook de consequenties mogen zijn. Tussen 1940 en 1945, maar ook daarna hebben wij van Het Parool een krant gemaakt met een overtuiging. […] Dat is wel zeer duidelijk gebleken toen tweemaal achter elkaar bij de militaire acties in Indonesië Het Parool de kop in de wind gooide.’130 Een deel van de redactie schreef nadien aan Van Norden zich onzeker te voelen over de komende interim-periode, omdat ze vreesden dat Van Heuven Goedhart moeilijk te vervangen kon zijn.131 Het stichtingsbestuur van de krant liet er echter geen gras over groeien. Van Norden had al een eerste stichtingsvergadering bijeengeroepen op 23 december om de opvolgingsprocedure in gang te zetten en daags na de afscheidsreceptie kwam het op zaterdag 30 december bijeen.132 De scheidend hoofdredacteur werd tot voorzitter van de komende vergaderingen benoemd. Goedhart had al direct duidelijk gemaakt dat hij zou solliciteren, een dubbelfunctie van voorzitter en sollicitant vond iedereen onwenselijk. Er werd die zaterdag druk gediscussieerd over de positie van de nieuwe redactieleider, vooral ingegeven door de slechte ervaringen met het duo Goedhart-Van Heuven Goedhart. Van Norden wilde Goedhart tot belangrijkste redactiemedewerker benoemen, dus geen hoofdredacteur. Simon Carmiggelt en Warendorf dachten aan een structuur waarbij Goedhart onder de stichting zou vallen en niet onder de hoofdredacteur. De betrokkene zelf opteerde echter weer voor zijn oude model: het dubbele hoofdredacteurschap, zoals hij dat ook in 1945 had gewild.133 Twee weken later bleek het bestuur verdeeld: Meijer had de kant van Goedhart gekozen bij het duohoofdredacteurschap, de rest stond achter een eenhoofdige leiding. Er werd besloten om het curatorium van de krant om advies te vragen. Dit gezelschap had tot taak de ideologie van de krant te bewaken en bestond onder anderen uit PvdA-voorzitter Koos Vorrink en Vrij Nederland-hoofdredacteur Henk van Randwijk. Het curatorium wilde echter eerst weten wie er kandidaat waren voordat het een advies kon geven.134 Het stichtingsbestuur stelde daarop een lijstje op van mensen die mogelijk geschikt waren, zowel voor de duoconstructie van Goedhart-Meijer als voor de rest van het bestuur. Dr. P.J. Koets, leraar klassieke talen en oud-kabinetschef van de Hoge Commissaris van de Kroon in Indonesië, werd geopperd door Goedhart: hij kende hem van zijn reizen door de Oost. Pelt, voormalig directeur Rijksvoorlichtingsdienst en topambtenaar bij de Verenigde Naties, kwam uit de koker van Van Heuven Goedhart: hij was met hem bevriend. 413
Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 414
Schmidt, voormalig hoofdredacteur van het verzetsblad Je Maintiendrai, PvdA-man en lid van de Nederlandse delegatie bij de Verenigde Naties, werd zowel door Goedhart (?) als door Van Heuven Goedhart voorgedragen. En ten slotte ir. H. Vos, vooraanstaand PvdA-Kamerlid, voormalig minister van Verkeer en Waterstaat en lid van het curatorium van Het Parool, waarschijnlijk gedragen door de meerderheid van het door de PvdA gedomineerde bestuur.135 Maar dat curatorium van Het Parool kwam vervolgens niet met het gevraagde advies, het vond dat de stichting de procedure zelf moest opknappen. De meerderheid van het bestuur besloot daarop dat er een eenhoofdige leiding zou komen en dat Koets daarvoor in aanmerking kwam. Uitgerekend de kandidaat waarvan Goedhart had gehoopt dat ‘die het in combinatie met mij zou kunnen doen’, zoals hij later aan zijn vriend Sal Tas scheef.136 In de vergadering van 20 februari 1951 legde hij noodgedwongen zijn verzet tegen een eenhoofdige leiding neer.137 Begin maart benaderden Goedhart en Van Norden Koets. Nadat deze van zijn verbazing was bekomen, aanvaardde hij de functie en begon op 1 augustus 1951.138 In het personeelsblad Het Smalle Parool had de redactie er moeite mee: ‘Onze oud-hoofdredacteur mr. G.J. van Heuven Goedhart kan moeilijk vergeten worden. Te zeer was hij daarvoor met onze krant en haar wordingsgeschiedenis verbonden.’139 Maar hij was al maanden weg. De rijtjeswoning aan de Keizer Karelweg te Amstelveen was ingeruild voor een majestueus negentiende-eeuws landhuis in Genève met de fraaie naam Mérimont. In plaats van ‘riante vergezichten op “Holland-op-z’n-best”: wijd polderland, met zijn groene weiden en zijn grazend vee’ keek hij uit op de Zwitserse en Franse Alpen, de besneeuwde Mont Blanc en het Meer van Genève.140 Het afscheid van zijn vrienden in de stichting was ertussendoor geschoten. Later verontschuldigde Van Norden zich daarvoor: ‘De dwingende oorzaak van dit verzuim was, dat we toen midden in de meest tumultueuze discussies zaten over je opvolging, hetgeen in zo’n onaangename sfeer verliep, dat het niet mogelijk was om een plezierige en ongedwongen bijeenkomst te organiseren.’141 Of dat er veel aan heeft bijgedragen was onduidelijk, maar de band tussen de voormalige vrienden uit het verzet viel snel uit elkaar. Van Heuven Goedhart bleef lid van de stichting, maar met de founding fathers Carmiggelt, Goedhart, Meijer en Warendorf had hij nog slechts fragmentarisch contact. Bij zijn vertrek had hij Goedhart en Meijer geen hand meer gegeven.142 Alleen met Van Norden bleef de vriendschap bestaan.143 In de nasleep van die onverkwikkelijke sollicitatieprocedure was ook de viering van Van Heuven Goedharts vijftigste verjaardag op 19 maart 1951, letterlijk aan de vooravond van zijn vertrek naar Genève, in het water gevallen. ‘Een beschamende veronachtzaming,’ gaf Van Norden later toe.144 414