17 Beeld van een goede leraar Diny Langendijk en Tjarda de Wit
17.1 Inleiding Kinderen komen naar school om iets te leren en daarvoor krijgen ze onderwijs van leraren. Naast de kennis en vaardigheden die kinderen opdoen, verwachten we ook dat ze zich ontwikkelen in sociaal opzicht. Een duidelijk doel, maar een ingewikkelde opgave voor de school. Moeilijker naarmate de leerlingen meer van elkaar verschillen in niveau en motivatie. De leraar is in de school de belangrijkste factor om goed onderwijs te realiseren. Waardoor lukt het de ene leraar beter dan de ander om les te geven? Waardoor is de één een betere leraar dan een ander? Want wie is beter? De leraar, die eindelijk zorgde dat je op je eindexamen een zes voor wiskunde haalde of de leraar, waarmee de klas dat jaar vele interessante gesprekken voerde? Wat te denken van die ordelijke, maar een beetje saaie leraar, die pesten onmiddellijk opmerkte. Of de gitaarspelende sloddervos met wie het kamp in groep 8 een belevenis werd. ‘Juffrouw Bulstronk, het schoolhoofd, was totaal anders. Zij was een verschrikkelijke feeks, die de leerlingen en ook de leerkrachten de schrik op het lijf joeg. Er hing een sfeer van dreiging om haar heen, zelfs op een afstand. Als ze bij je in de buurt kwam, voelde je een gevaarlijke hitte die van haar af sloeg als van een roodgloeiende staaf ijzer. Wanneer ze door de gang marcheerde - juffrouw Bulstronk liep niet, ze marcheerde altijd als een soldaat, met grote stappen en zwaaiende armen - kon je haar horen snuiven. En vond ze een groepje kinderen op haar weg dan ploegde ze er dwars doorheen als een tank, zodat de kleintjes links en rechts van haar afstuiterden.’ 1 (64). Juffrouw Bulstronk is een karikatuur en komt niet meer voor, maar ze herinnert velen aan wat je veroordeelt in het gedrag van een leraar: de macht, de willekeur, de afkeuring, de nietigheid die je bij haar voelt en de grote afkeer. Terwijl ze in onze volwassen blik vooral zielig en dolkomisch is. Maar wat zien, horen en voelen we bij een beeld van een goede leraar? Je hoopt dat op het moment dat leerlingen de klas binnenkomen, vanaf de eerste ontmoeting tussen leraar en leerling, er ‘echt’ contact is, dat je je gezien voelt als leerling, dat je je welkom weet in de klas en dat je begroet wordt bij je binnenkomst. Een leraar die deze dingen doet begint goed. Hij is de gastheer, die leerlingen welkom heet en de boodschap afgeeft dat het plezierig is dat je er bent. In de kleutergroep worden vaak alle namen opgelezen. We vinden dat soms maar een saaie bedoening, maar het heeft een belangrijk doel. Als kind weet je dat je opgemerkt wordt als je er niet bent en er aan iedereen verteld wordt waarom je afwezig bent. Als de leraar van start gaat, de groep aanspreekt, hoort er in de klas een bepaalde energie voelbaar te zijn. Het gevoel dat er iets gaat gebeuren en dat de les interessant wordt die dag of dat uur. Een goede leraar weet op dat moment alle aandacht op zich te vestigen. Leerlingen zijn alert en luisteren vol belangstelling. De kunst is die aandacht ten volle te benutten en vast te houden. De concentratie van de leerlingen vasthouden lukt alleen maar door op dat moment boeiende inhoud te bieden. Die inhoud kan betrekking hebben op lesinhouden of op werkinstructie. Helder verwoord of impliciet is het doel voor de leerlingen duidelijk, zodat ze weten waar de les over gaat en wat ze moeten doen. Als de leraar overgaat tot behandeling van de leerstof, dan heeft hij dat overdacht en voorbereid. Wat hij nodig heeft staat klaar. Hij kent de opbouw van zijn les. Belangrijk is dat hij alles doet om de leerlingen betrokken te houden en hij doet dat door ze aan het denken te zetten, ze iets te laten zien, een vraag te stellen of iets te laten doen. Als leerlingen dreigen af te haken geeft hij ‘attentiesignalen’ af. Liefst met een blik of klein gebaar om de groep of de individuele leerling aandachtig te houden. Als de dingen niet gaan zoals de leraar wil: de leerlingen zijn onrustig, ze zijn niet aan het werk of ze maken ruzie, dan moet hij die signalen opmerken, het liefst in een vroeg stadium. Op dat moment is het nog mogelijk bij te sturen zonder dat bestraffende opmerkingen gemaakt hoeven worden of sancties moeten worden toegepast. Een leraar die dat moment kan oplossen met een korte aanwijzing, een aanpassing in zijn les of een kwinkslag, zorgt voor een prettige sfeer in de groep. Geen van de leerlingen voelt zich te kijk gezet of tekortschieten, maar ieder voelt zich gewaardeerd en de moeite waard. Echter, op sommige momenten kan een leraar niet anders dan de confrontatie aangaan met een leerling om zijn gedrag in de goede richting bij te sturen. De leraar die dat doet op een onopvallende en beheerste manier is in onze ogen goud waard. Terugkomend op de vraag: Wat zien, horen en voelen we? We zien een leraar met een goed humeur, die zin heeft om les te geven, glimlacht en vriendelijk kijkt. We horen een leraar met een prettige, 1
Dahl (1988).
1
gevarieerde stem, waarin op zijn tijd beslistheid en duidelijkheid doorklinkt. We voelen ons op ons gemak en aangespoord om actief te zijn. Lijkt hij op juffrouw Engel?2 ‘Juffrouw Marij Engel was een zachte, rustige vrouw, die nooit haar stem verhief en zelden glimlachte. Maar ze had ongetwijfeld de zeldzame gave zich geliefd te maken bij alle kinderen die zij onder haar hoede had. Ze scheen volkomen te begrijpen hoe bang en verward kleine kinderen zich kunnen voelen wanneer ze voor het eerst in een klas worden samengebracht en moeten doen wat ze gezegd wordt. Juffrouw Engels gezicht scheen een eigenaardige, bijna voelbare warmte uit te stralen wanneer ze praatte met een angstig nieuwkomertje dat naar huis verlangde.’ (63). Wij, schrijvers van dit hoofdstuk, zijn naast opleiders van beeldcoaches, ook opleiders van studenten op de PABO. Juffrouw Engel heeft natuurlijk onze sympathie, omdat ze zoveel empathie bezit. In ons opleidingsconcept benoemen we deze kwaliteit als persoonlijke competentie: hoe en wie je bent doet er toe. Je rol als persoon draagt bij aan je kwaliteit als leraar. Een leraar met vergelijkbare eigenschappen als juffrouw Engel kan zorgen dat kinderen leren en zich ontwikkelen. Maar met alleen lief en begripvol zijn kan een leraar niet volstaan. Een leraar moet meer te bieden hebben, zoals kennis hebben van leerstofinhouden en de leerstof over kunnen brengen op leerlingen. Onze studenten kennen de inhoud van deze kennis en vaardigheden als de didactische en organisatorische rol. Al die rollen pas je toe in de klas, maar zeker ook binnen de school. Want we kennen ook de rol de leraar als teamlid. Je moet in je klas de dingen goed doen, maar ook in samenwerking met je collega’s. Een goede leraar is een goede leraar in zijn eigen klas en in de school. Hij is iemand die collega’s begrijpt en helpt en zich verantwoordelijk voelt voor een goede gang van zaken in de school voor alle leerlingen.
17.2 Vraag het aan de leerlingen Bij de nominatie voor ‘Leraar van het jaar’3 spreken leerlingen zich duidelijk uit over wie ze een goede leraar vinden. Het kost hen geen enkele moeite (om) aan te duiden welke eigenschappen een goede leraar typeren. Vooral pubers draaien er niet omheen. Uit alles spreekt dat ze sympathie hebben voor een bepaald type leraar en dat is een leraar van wie een bepaald overwicht uitgaat. Leerlingen waarderen dat een leraar van zijn vak houdt en de lesstof op een interessante manier kan overdragen. Bij zo’n leraar doen leerlingen wat er gevraagd wordt, zonder gemopper of geruzie. Ze hebben een prima verstandhouding met hem en dat uit zich in respect voor de leraar. Over Gert-Jan zeggen leerlingen: ‘… omdat ik voor het eerst in vier jaar iets snap …’4. Over Birgit zeggen leerlingen: ‘… geeft vol energie alle lessen … het is bij haar veel leuker … ze snapt ons.’5. Over Eva, leraar in het VMBOPO, zeggen leerlingen: ‘Ik keek een beetje sip en ze vroeg me hoe het met me ging.’6 Voor basisschoolleerlingen lijkt het allerbelangrijkste te zijn, dat ze zich prettig en veilig voelen in de klas bij de leraar. Dat ze plezier kunnen hebben en de school een vertrouwde omgeving is. Dat ze bij de leraar terecht kunnen als hen iets dwars zit. Maar ook aan hun juf of meester kunnen vertellen over dagelijkse dingen, die ze meemaken. Leerlingen vertellen over Anja, leraar van het jaar 2010: ‘… ze legt het goed uit … wil niet dat we ruzie maken … als je iets fout doet krijg je het te horen … ze doet altijd leuke dingen met ons.’7 Eva Jinek, leerling op een Amerikaanse basisschool, zegt dat de leraren voortdurend riepen be special. ‘Wie een beetje kon tekenen, kreeg het gevoel dat-ie Picasso was. Zoiets kun je belachelijk maken, maar het heeft er wel voor gezorgd dat ik mijzelf durfde te ontplooien. Aan zelfvertrouwen had ik als kind geen gebrek.’8 Amerikaanse leraren hebben die instelling: opgewekt en positief zijn en uitgaan van je kwaliteiten. Julia zegt over meester Jaques Vriens9: ‘Je werd door hem echt gezien.’10 Julia vertelt verder dat de twee jaren op De Kleine Kapitein de gelukkigste jaren van haar schooltijd waren.
17.3 Vraag het aan de ouders 2
Dahl (1988). http://www.dagvandeleraar.nl - verkiezing georganiseerd door de samenwerkende onderwijsberoepsverenigingen BAO, VO en MBO. Zie ook hoofdstuk 18. 4 http://www.leraar24.nl/video/2102. 5 http://www.leraar24.nl/video/2097. 6 http://www.leraar24.nl/video/2128. 7 http://www.leraar24.nl/video/2103. 8 NRC 18-08-12. 9 Vriens, J. (2007). 10 http://reunie.kro.nl/seizoenen/15/afleveringen/29-04-2012. 3
2
Ouders verwachten in onze ogen de juiste dingen van een leraar. Goed lesgeven, hoge prestaties nastreven en bereiken en orde in de klas11, gerealiseerd in een fijne sfeer en in goede relatie met hun eigen kind. Bij deze omschrijvingen zie je een leraar voor je met sterk leidinggevend gedrag, met kennis van zaken en vriendelijk in de omgang. Een leraar die ouders serieus neemt en zich inleeft in hun kind. Ouders spreken ook duidelijk uit dat leraren best harder op mogen treden en hun gezag moeten laten gelden. Ze mogen pestgedrag absoluut niet tolereren en ingrijpen als pesten zich voordoet. Ze zien liever dat leraren als meneer en mevrouw aangesproken worden. Maar waar horen we dat nog in het basisonderwijs? Tussen ouders en leraren lijkt een kloof te bestaan. Veel leraren zijn teleurgesteld in het gedrag van ouders. Ze missen de steun van ouders in het geval van misdragingen van hun kind. Ouders trekken partij voor hun zoon of dochter, waardoor ouders en leraren tegenover elkaar komen te staan en ouders daardoor het gezag van de leraar ondermijnen. In een rapport van het APS (Centrum voor school en veiligheid) 12,13 is de conclusie dat leraren teveel toelaten en schoolleiders niet ingrijpen. Minister Van Bijsterveldt heeft in september 2011 14 tijdens het wekelijks vragenuurtje in de Tweede Kamer benadrukt: ‘Binnen de muren van de klas is de leraar de baas. Leraren moeten de ruimte krijgen hun gezag waar te maken.’ Volgens haar stellen ouders zich nu te veel op als consument. ‘Ouders moeten het gezag van de leraar erkennen en positief bejegenen.’ Opmerkelijk dat ouders en leraren van elkaar verwachten strenger en met meer gezag op te treden en die verwachting niet waarmaken. Deze tegenstelling maakt het werk van de leraar er niet eenvoudiger op.
17.4 Vraag het aan leraren zelf Meester Staal uit het boek van Theo Thijssen15 weet hoe belangrijk hij is voor zijn leerlingen: ‘Ik was de koning en kon ze ieder op hun beurt een gelukkig ogenblik geven, alleen maar door ze te willen zien.’ (3). Jacques Vriens16 vertelt: ‘Een leerkracht is er niet alleen om kennis over te dragen maar ook om kinderen zelfvertrouwen te geven, ervoor te zorgen dat ze zich veilig voelen en met plezier naar school gaan. Kinderen hoeven niet elke dag juichend binnen te stappen, maar ze mogen nooit denken: moet ik weer naar die rotschool met die rotkinderen en die stomme juf of meester! Verder heb je als leerkracht de unieke kans om in de kleine gemeenschap die je met je groep en je school vormt, volop aandacht te besteden aan de manier waarop je met elkaar omgaat. En dat allemaal in de hoop dat kinderen opgroeien tot tolerante, maar waar nodig ook kritische mensen, die zich betrokken voelen bij de wereld om hen heen.’ (8). Leraren geportretteerd op Leraar2417 spreken zich uit over hun vak. ‘Eerlijkheid, respect en vertrouwen vind ik (Eva18) belangrijk in mijn contact met de leerlingen. Je helpt ze een stukje verder in hun ontwikkeling.’ Bert19 zegt: ‘Je moet kinderen van jongs af aan bij de natuur betrekken. Daar ligt mijn passie en mijn uitdaging.’ Een collega omschrijft Albert20 als een leraar in hart en nieren. ‘Het is duidelijk dat hij de kinderen wil leren respect te hebben voor iedereen en open te staan voor andere mensen en andere ideeën. De altijd openstaande deur van zijn stamgroep is daar naar mijn idee een symbool van. Verder spoort hij de kinderen aan iets te vertellen of iets te laten zien in de kringen die wij op school vaak hebben, zodat iedereen zich op een respectvolle manier leert te uiten.’ Soms lijkt het simpel. Op de vraag ‘Wat is de definitie van een goede leraar?’ antwoordt Karel Bun21, directeur van de Scholengroep Zuid-West in Den Haag: ‘Eigenlijk is het eenvoudig. Een goede leraar is iemand die in staat is zijn leerlingen op te leiden tot het diploma dat het best bij hen past.’
17.5 Vraag het aan de opleiders van leraren 11
J/M voor ouders, september 2012. http://www.schoolenveiligheid.nl. 13 Centrum School en Veiligheid/APS/003, Postbus 85475, 3508 AL Utrecht Website: http://www.schoolenveiligheid.nl/NR/rdonlyres/4A636E20-E122-4C80-B9A9362C10AAB23C/0/agressieveouders.pdf. 14 http://www.volkskrant.nl.; http://www.volkskrant.nl/vk/nl/5288/Onderwijs/article/detail/3034503/2011/11/15/VanBijsterveldt-leraar-moet-meer-ruimte-krijgen-gezag-te-laten-gelden.dhtml. 15 Thijssen (1926). 16 Spruyt (2009). 17 Leraar24 is een online platform van leraren uit alle sectoren van het onderwijs. 18 http://www.leraar24.nl/video/2128. 19 http://www.duizendjaarvoordeklas.nl/profiel.aspx?leraarprofielid=28. 20 http://www.leraar24.nl/video/611. 21 NRC 23-10-12. 12
3
Als opleiders vinden we het belangrijk dat een student zijn eigen stijl ontwikkelt, een stijl die past bij zijn persoonlijkheid. Naast het ontwikkelen van die eigen stijl in het lesgeven moet een student vaardigheden leren die bij het vak horen. Vakmanschap ontwikkelen betekent oefenen en ervaring opdoen, kilometers maken. Als opleider heb je de verantwoordelijkheid in te schatten in hoeverre iemand een goede leraar kan worden. Is hij de geschikte persoon om het onderwijs in te gaan? In de eerste plaats moet je ontdekken of leeftijd een negatieve invloed heeft. Soms moet iemand ouder en volwassener worden om als opvoeder te groeien in de leraarsrol. Overwicht groeit met de jaren. Maar ook als je jong bent, moet je als leraar het contact met leerlingen prettig vinden, de hele dag kinderen om je heen hebben geen probleem vinden, genieten van wie ze zijn en wie ze mogelijk worden, talenten herkennen en aanmoedigen en kinderen helpen en ondersteunen bij wat moeilijk voor ze is. In contacten moet je je als leraar soepel bewegen, met ouders en collega’s. Soms denk je zeker te weten dat iemand niet geschikt is om leraar te worden. Iemand met een te introverte persoonlijkheid, iemand die eigenlijk liever een groot deel van de dag alleen is en die praten met anderen een spannende en vermoeiende aangelegenheid vindt, moet zijn geluk niet zoeken in het beroep van leraar. De drukte van mensen om je heen en contacten leggen moet je vooral prettig vinden. Opleiders en mentoren zien die kenmerkende eigenschappen meteen terug in de klas. Onhandigheid in het handhaven van orde, opluchting als het lesgeven weer voorbij is en opzien tegen de volgende stagedag zijn een slecht teken. Daarom zijn we op dit punt als opleiders ook streng. Een student moet de stage in het eerste jaar van de opleiding met een voldoende afsluiten en bij een onvoldoende de opleiding verlaten. Het maken van die inschatting legt wel een grote verantwoordelijkheid bij mentoren en opleiders. Zij moeten zien welke kwaliteiten iemand heeft en kan ontwikkelen. Opleiders en mentoren geven hun oordeel en betrekken de student bij hun overwegingen. Zij willen dat de student zelf ook inziet dat het leraarschap voor hem of haar geen goede toekomst is. Naast de houding en vaardigheden in de klas moet het niveau van kennis van een leraar voldoende zijn, want we willen leraren, die goed kunnen spellen en rekenen, maar die toevoeging is natuurlijk een open deur. Hoe leer je het leraarsvak? Fred Korthagen22 noemt in zijn afscheidsrede (2011) het belang van de verbinding tussen theorie en praktijk, dat je ‘de problemen die leraren in hun werk tegenkomen, als vertrekpunt neemt in de opleiding’ (6). Hij bedoelt daar niet mee dat een student voortdurend geconfronteerd moet worden met wat hij (nog) niet kan, maar dat de reflectie juist gericht moet zijn op wat hij inmiddels in de praktijk geleerd heeft. Deze opvatting sluit helemaal aan bij Beeldcoaching. Beeldcoaching wil uitgaan van kracht en van oplossingen en legt veel minder de focus op problemen en tekorten. Opleiders in de school hebben met Beeldcoaching een prachtig begeleidingsmiddel in handen om studenten te laten zien en te laten ontdekken waar hun kwaliteiten liggen en hoe hun vaardigheden kunnen toenemen. Video kan precies dat moment oproepen waar je iets anders had moeten doen, laten zien waar leerlingen de aandacht verliezen en wanneer een les boeiend of saai is. Een goede beeldcoach laat dat de studenten in hoge mate zelf ontdekken en laat ze zodoende groeien in hun rol. In de lerarenopleiding is Beeldcoaching niet weg te denken. De leraar in de rol van beeldcoach moedigt de student aan te reflecteren op verbeteringen, drijfveren en ambities. Studenten zijn er zeer mee vertrouwd gefilmd te worden en ze vinden het kijken naar zichzelf op video vanzelfsprekend. We merken ook dat studenten, die een hekel hebben aan reflecteren op schrift heel goed uit de voeten kunnen met beeldmateriaal. Beeld bekijken vinden ze stukken motiverender dan analyseren via uitgebreide beschrijvingen en ze komen zodoende ook tot betere reflecties.
17.6 Vraag het aan schrijvers en onderzoekers Wetenschappers met onderwijs als onderzoeksgebied en schrijvers over onderwijs, verwoorden in hun publicaties hun opvattingen over wat een goede leraar kenmerkt. Die opvatting kan heel persoonlijk zijn, zoals bijvoorbeeld bij Fred Korthagen23. Hij zegt: ‘Veel onderzoek heeft weinig relevantie voor het werk in de klas, voor wat het is om leraar te zijn. Al van kinds af aan was ik geïnteresseerd in dat moment dat er iets gebeurt tussen leraar en leerling. In de diepe motivatie die kan ontstaan in hun interactie. In de kwartjes die opeens vallen. Zoiets is zelfs fysiek waar te nemen bij een leerling.’ Korthagen vertelt dat hij over dergelijke waarnemingen niets kon vinden in de vakliteratuur. Op een Amerikaans congres begreep een vakgenoot precies waar hij op doelde. ‘De Japanners hebben er een woord voor.’ vertelde hij. De beste vertaling is ‘shining eyes’. Letterlijk betekent dat woord ‘het licht dat schijnt van binnenuit’. In Japan is aandacht voor de verbondenheid van je eigen emoties met die van mensen om je heen een criterium voor goed onderwijs. In de film uit 2003 Kanamori, Shining
22 23
Korthagen (2011). http://hetkind.org/2012/07/28/nivoz-open-avond-fred-korthagen.
4
eyes: be happy24 staat centraal, dat ‘leven’ betekent, dat je met anderen verbonden bent. Deze film laat de relatie zien tussen leraar en leerling als voorbeeld voor de omgang tussen mensen, als het belangrijkste doel in het leven. De film is gekozen tot onderwijsfilm van 2012. Andere onderzoekers komen met een kernachtige formulering op grond van hun onderzoeksbevindingen: Sandra Koot25 vertelt: ‘Volgens mij kan een goede leraar leerlingen boeien en betrokken houden. Hij geeft lessen met een gestructureerde opbouw in instructie en verwerking en toont daarin een passie voor lesgeven. Hij heeft gevoel voor humor, is authentiek en iedere leerling voelt zich gezien en gehoord bij hem. Hij kan een goede werksfeer scheppen in de klas. Hij wil met zijn lesgeven recht doen aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen.’ (161). Noëlle Pameijer26 schrijft: ‘De leraar doet ertoe. Zij is de spil in onderwijs op maat. Zij is binnen de school de belangrijkste factor die invloed heeft op leerlingen. Zij kan afstemmen op verschillen tussen leerlingen en zo het onderwijs voor hen op maat maken. Zij kan het welbevinden van kinderen op school aanzienlijk doen toenemen.’ (25). Mieke Brekelmans27 beweert: ‘Het gaat om de combinatie structuur en warmte. Als leerlingen weten wat de leraar van hen verwacht, de regels helder zijn en ze zich daaraan houden, dan kunnen ze daarbinnen hun eigen keuzes maken en activiteiten reguleren. Omdat ze die ruimte krijgen, accepteren ze de structuur.’ (41). Roorda28 zegt in NRC naar aanleiding van haar promotieonderzoek: ‘De relatie met de leraar is van verschillende invloed in basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Opvallend is dat bij kleuters en basisschoolleerlingen vooral een slechte relatie met de leerkracht veel effect heeft, terwijl bij leerlingen op de middelbare school vooral een goede relatie met de leraar veel effect heeft. In het voortgezet onderwijs heeft een goede relatie vooral een stimulerende invloed (alsof leerlingen blij verrast worden en ze dat niet verwachten van een leraar). In het basisonderwijs hebben kinderen nog veel meer intrinsieke motivatie om te leren, zijn kinderen ook erg geneigd om het de leraar naar de zin te maken, zich aanhankelijk te tonen. Maar een slechte relatie brengt ze echt van slag.’ Een onbekende auteur op de site van het NIVOZ verwoordt het prachtig: ‘In de interactie tussen leerkrachten en leerlingen komt het aan op iets wezenlijks, iets bijzonders, iets dat zich bijna niet laat omschrijven. Het fenomeen waarin zichtbaar en voelbaar is dat de leerkracht op het goede moment de goede dingen doet en zegt, óók in de ogen van de kinderen. Als je in het onderwijs de roosters, de methoden en de toetsen weghaalt, maar je houdt de interactie tussen de leerkracht en de kinderen over, dan spreek je nog steeds over onderwijs. Het draait om de bijzondere interactie tussen de leerkracht met haar leerlingen. De rest is soms belangrijk, maar nooit het belangrijkste.’ 29 De voorgaande omschrijvingen zijn voorbeelden van teksten van onderzoekers, die hun vraagstelling breed formuleren. Onderzoekers die van mening zijn, dat de overdracht van kennis plaatsvindt binnen een sociale context. Goed kunnen differentiëren en instructie geven is van belang is, maar is alleen mogelijk als een leraar een klas goed aan kan sturen. Onderwijs gaat over inhoud, ongetwijfeld. En over de manier waarop je de inhoud overdraagt, de vorm van je lessen en je organisatie. Dat moet aanslaan bij je leerlingen. Maar daar doorheen vervlecht zich altijd je stijl van communiceren. Als communicatie van een leraar tekortschiet en dingen echt verkeerd uitpakken, dan lukt onderwijs geven niet. In die situatie zijn leerlingen niet betrokken op de lesinhoud, ze haken af of ze tonen verzet en de relatie wordt dan een vechtrelatie. Alleen wie in staat is een warme band met alle leerlingen op te bouwen, kan succesvol onderwijs geven.
17.7 Een goede leraar zijn en worden Interactie en communicatie, een groep aansturen en met de groep een relatie opbouwen zijn van wezenlijk belang voor goed onderwijs. Valt het vak leraar te leren of ligt de kwaliteit van je 24
http://www.youtube.com/watch?v=armP8TfS9Is. Koot (2011). 26 Pameijer, Van Beukering, De Lange, Schulpen & Van de Veire (2010). 27 Brekelmans (2011). 28 Roorda (2012). 29 www.nivoz.nl. 25
5
vakmanschap in je aard? Heb je het vak misschien van nature in je vingers? Mertens 30 zegt over een goede leraar: ‘Iemand die in specifieke sociale interacties optimaal kan communiceren en mensen kan raken. De leraar met de x-factor heeft ‘het’ in relatie tot zijn lesgeven en in contact met kinderen. Lesgeven is interactie, dus iemand met de x-factor excelleert in die sociale interactie. De x-factor is relationeel. Voor een leraar betekent dat in elk geval dat je in staat moet zijn om leerlingen in het onderwijs zo te raken, dat alle luikjes opengaan.’ (57). De mensen, die Mertens geïnterviewd heeft, noemden als eigenschappen van een goede leraar: spontaniteit, originaliteit, enthousiasme, flexibiliteit, passie, motivatie, afstemmen, humor, authenticiteit en je gevoelens kunnen laten zien. Hij formuleerde drie kenmerkende eigenschappen van een goede leraar:
Excellentie: Hij is krachtig, integer, neemt verantwoordelijkheid en kent zichzelf. Hij is relationeel sterk, accepteert wie en wat hij voor zich heeft en is gericht op leren en groeien. Hij laat anderen zichzelf zijn. Creativiteit: Hij wordt gekenmerkt door kunstenaarschap en originaliteit. Hij is in staat om een eigen creatieve bron aan te spreken. Deze situatie heeft te maken met het doen en de daadkracht, het realiseren van een mooi idee en het langer doorzoeken naar oplossingen. Flow: Hij gaat ‘er helemaal voor’. Hij kan ‘shining eyes’ oproepen. Hij kan talenten en kwaliteit zichtbaar laten worden. Hij is in staat om de ander te raken. Focus, doelgerichtheid, aanleg, kwaliteiten, motivatie en concentratie zijn voor hem belangrijk om de flow te bereiken. Bij zichzelf en bij de ander.
We zien in deze drie kenmerken elementen van een krachtige persoonlijkheid, vol zelfvertrouwen, extravert en daadkrachtig. Als opleiders op de PABO herken je studenten met deze eigenschappen meteen. Ze hebben plezier in het contact maken met kinderen, ze doen mee aan voetballen, lossen ruzies handig op en hebben originele ideeën. Ze leren sneller hoe je de dingen aanpakt in de klas en voelen wat kinderen nodig hebben. Deze studenten kunnen uitgroeien tot leraren met een empathische en energieke persoonlijkheid en zullen veel gelukkiger zijn in dit beroep dan studenten die verlegen, afstandelijker of dominanter zijn. Voor het onderwijs zijn ze goud waard. Om een goede leraar te zijn of te worden is je persoonlijkheid van wezenlijke betekenis. Wie ben je, hoe kom je over op anderen en kennen anderen je drijfveren? Ben je een leraar die ‘het’ heeft? Maar daarmee kun je niet volstaan. Vervolgens moet je je vak verstaan en vaardigheden verwerven. Want naast een goede interactie moet je het onderwijs kunnen organiseren, kunnen differentiëren en gevarieerd instructie kunnen geven. Klassenmanagement is de basis voor het lesgeven. Bedenken wie wat doet en op welk moment, aangeven of kinderen individueel of in groepen werken en hoe lang iets duurt. Wie werkt met een goede planning en tegelijkertijd flexibel is, wie zijn lessen zo kan organiseren dat kinderen van verschillend niveau actief en betrokken bezig zijn en leren en overzicht heeft van wat hij zelf gaat doen, managet zijn klas op de goede manier. Een goed geregeld klassenmanagement geeft leerlingen duidelijkheid en structuur om te leren en activiteiten uit te voeren, draagt bij aan de positieve sfeer in de groep, voorkomt ordeverstoringen, het moeten corrigeren van leerlingen en geeft leerlingen de ruimte om zelf te kiezen en te plannen. Didactiek is de wijze waarop je lesstof aanbiedt en gaat over de werkvormen die je toepast. Belangrijk is dat leerlingen actief bezig zijn en betrokken zijn op hun taak. Vaak kunnen we aan kinderen zien dat ze met volle concentratie aan het werk zijn. Instructie geven is een onderdeel van de didactiek. Inhoudelijk moet een instructie een goede opbouw hebben en verder is erg belangrijk dat de instructie qua presentatie klopt. Wie niet boeit komt met een instructie niet over bij leerlingen. Presentatie is voor een groot deel communicatie, naast zaken als stemgebruik, humor, wijze van bewegen, tempo, hardzacht spreken, een verhaal opbouwen, de aandacht vasthouden, je gezichtsuitdrukking, je kleding, of je staat of loopt, waar je bent en hoe zichtbaar je bent. Al die zaken zijn van betekenis voor succesvol onderwijs. Didactiek is de verschrikkelijk moeilijke opgave om het leerstofaanbod aan te passen aan het niveau en de leerstijl (en leermoeilijkheden) van leerlingen. De opgave om passend onderwijs te geven wordt geconcretiseerd in de didactiek. Voldoende instructie en hulp van de leraar en voldoende ondersteuning om op het juiste moment zelfstandig aan een taak of opdracht bezig te kunnen zijn. 30
Koot (2011).
6
Realisatie van passend onderwijs is de grote opgave voor het onderwijs in de komende jaren en betekent voor de leraar om kunnen gaan met leerlingen die door hun aanleg of gedrag opvallen en die bijzondere eisen stellen aan de leraar. Leerlingen met autistische kenmerken, leerlingen die moeilijk aansluiting vinden in de groep, leerlingen die snel in verzet komen enzovoort. Hoe beter een leraar met al deze kinderen om kan gaan, hoe minder deze kinderen zullen opvallen. Het goed functioneren van leerlingen vraagt flink wat vaardigheden om per kind de juiste dingen te doen en daarnaast de groep zodanig aan te sturen, dat alle kinderen zich onderdeel voelen en binnen de groep tot hun recht komen. Om kunnen gaan met gedragsproblemen, oog hebben voor dynamiek in de groep en preventief op kunnen treden en gedrag kunnen reguleren zijn zeer belangrijke vaardigheden van leraren. Aansturen van gedrag omvat alle interactievaardigheden (preventie, aanleren en oefenen van sociale vaardigheden, waarderen en belonen, ongewenst gedrag minimaliseren en persoonsonafhankelijk corrigeren) en een empathische, flexibele en zelfverzekerde persoonlijkheid. Wie dat gedurende de dag waar kan maken is een goede leraar: ontspannen en alert. In onderstaande figuur hebben we benoemd wat onzes inziens de meest cruciale factoren zijn die een leraar succesvol maken. Uit deze figuur valt af te lezen dat er een zeker evenwicht en overeenkomst bestaan in de persoonlijkheid en de vaardigheden. Samengevat in sensitiviteit: relationeel sterk zijn, empathisch en (pedagogische) tact toepassen. Energie staat voor enthousiasme, gedrevenheid, ambitie, gericht zijn op eigen talenten en die van anderen en flow. Creativiteit staat voor ideeën willen realiseren en oplossingsgericht handelen. Aan de vaardighedenkant gaat het om alles wat een leraar moet kunnen: interactievaardigheden, klassenmanagement en instructie.
Figuur 1: de relatie tussen de eigenschappen en de vaardigheden van de leraar
17.8 Beeldcoaching vergroot de kwaliteiten van leraren Als opleiders zijn we van mening dat leraren zich nieuwe vaardigheden eigen kunnen maken en dat we hen iets kunnen leren. Heel veel zelfs en als we erin slagen de vaardigheden sterk te vergroten, gaat een leraar zich beter en sterker voelen en krijgt hij meer zelfvertrouwen en ontspanning in het contact met de leerlingen. Beeldcoaching richt zich in eerste instantie op deze vaardigheden en zoekt daarin oplossingen voor problemen. Leraren die afstandelijker of dominanter zijn moet je soms laten inzien dat een andere aanpak beter is en hen overtuigen lukt het beste met een positief beeld van zichzelf. Als een leraar zichzelf bezig ziet, terwijl hij prettiger en sensitiever omgaat met leerlingen, roept dat bij hem een positief gevoel op. Jezelf terugzien terwijl je goed lesgeeft overtuigt tot het kiezen van een andere houding en het zien van mogelijkheden daartoe. Doe je dat zonder beeld, alleen met praten en preken, dan leidt dat vaak tot onbegrip of weerstand. We zien ook dat, naarmate vaardigheden toenemen, de opvattingen van leraren veranderen. Slooter 31 benoemde misconcepties over onderwijs als oorzaak van de verkeerde keuzes in het handelen van leraren. Wij denken dat het proces ‘anders’ gaat: wie niet over de betreffende vaardigheden beschikt, zal zijn opvattingen daarmee in overeenstemming houden. Beeldcoaching vergroot die vaardigheden en daardoor gaan leraren ‘anders’ denken over de wijze waarop ze onderwijs geven. Wij denken dat Beeldcoaching van invloed is op opvattingen en op persoonlijke eigenschappen van een leraar. 31
Slooter (2005).
7
Een voorbeeld: In de klas van Esther worden de leerlingen maar niet stil, terwijl toch duidelijk moet zijn dat de les gaat beginnen. Ze begint desondanks, maar de leerlingen zijn er niet bij met hun aandacht. In het gesprek over de opname, die van deze situatie gemaakt is, wijst ze allerlei leerlingen aan die niet opletten en andere dingen doen. Ze vertelt dat ze maar doorpraat om geen tijd te verliezen en verwijt de kinderen dat ze niet stil zijn. De beeldcoach vraagt haar wat zij doet om wel de aandacht te krijgen. Ze bekijken beeld voor beeld de momenten, die kansen bieden om leiding te geven. De blik op deze nieuwe mogelijkheden is voor Esther een ‘eye opener’. Nu ziet ze dat ze veel krachtiger de aandacht op moet eisen en dat leerlingen dit ook van haar verwachten. Terwijl ze kijkt neemt ze ook de houding aan die bij dit lesmoment past. Nu pas voelt ze wat ze zou moeten doen. Dit effect is wat beeld doet: terugzien van jezelf laat je voelen hoe je moet handelen. Beeld overtuigt je van de noodzaak deze nieuwe vaardigheden aan te leren en toe te passen. Hoe start een traject Beeldcoaching? In het geval van Esther ziet een beeldcoach aan haar hoe ze tobt met de klas en de beeldcoach hoort regelmatig de bijbehorende geluiden op de gang. Als de beeldcoach een goede band heeft met de collega’s in de school zal hij ieder signaal van Esther oppikken om haar te helpen en zal hij haar filmen in de klas. Als collega’s vertrouwen hebben in de werkwijze van de beeldcoach verloopt de start van een begeleidingstraject op deze manier. Soms ook iets directer en soms heeft een leraar een rechtstreekse vraag. Zoals bij Marieke, die klaagt over het gedrag van een paar kinderen in haar groep 2. In het gesprek vooraf zal de beeldcoach vragen welke situaties het lastigst zijn: binnenkomst, kring, spel, knutselen enzovoort. Zo komen ze tot afspraken over wat hij gaat filmen, in dit geval de ochtendkring. Het probleem wordt hem al snel duidelijk: de kringactiviteit duurt voor deze kinderen te lang en ze zijn niet langer geboeid. Hij ziet ook dat Marieke wat gepikeerd reageert op de onrust van de kinderen. De beeldcoach ziet dat Marieke naar andere kinderen wel heel vriendelijk is. Hij geeft daarom de opname aan haar mee, zodat ze de videobeelden zelf kan gaan bekijken. In het gesprek dat ze naderhand hebben, vertelt Marieke wat ze gezien heeft. Vervolgens gaat het gesprek over wat dan wel te doen om die kinderen te boeien. Ook een extraverte leraar kan veel leren via Beeldcoaching, zoals in het geval van John. Hij is de joviale man met een sterk overwicht op zijn VMBO-2 klas. De klas reageert goed op zijn aanwijzingen en gaat aan het werk, maar een groepje meisjes moet hij steeds aansporen om bezig te blijven. Dit probleem legt hij voor aan de beeldcoach. De beeldcoach komt in de les filmen en filmt ook de binnenkomst van de klas. De beeldcoach analyseert de film, maar kan niet meteen inschatten wat John anders zou kunnen doen. Hij heeft wel gezien dat John tijdens de binnenkomst praatjes maakt met de stoere jongens van zijn klas en de stillere leerlingen weinig aandacht geeft. De beeldcoach legt deze observatie in de bespreking voor aan John: Is zijn benadering van deze leerlingen kenmerkend? Zou meer aandacht geven aan het contact met de meisjes effect hebben op hun werkhouding? De beeldcoach heeft binnen de school veel oor en oog voor wat leraren bezighoudt. De beeldcoach zal niet meteen overal op afstappen, maar registreert wel alles. De beeldcoach benut het moment dat zich leent voor coaching. Bijvoorbeeld: in de lerarenkamer klaagt een collega voortdurend over het gedrag van een kind in zijn klas. De beeldcoach realiseert zich dat de leraar niet goed raad weet met dit kind. Misschien zijn er botsingen en heeft die strijd een negatieve invloed op de sfeer in de klas. De interne begeleider (beeldcoach) zal bij een groepsbespreking of een HGPD-bespreking32 voorstellen deze leerling te filmen. En als je een leerling filmt film je ook een leraar. Wat gebeurt er precies? Waardoor is deze leerling zo lastig te hanteren? Zijn er meer lastige leerlingen? Zie je opvallende dingen in het interactiepatroon van de leraar? Wat heeft de leerling nodig? Allemaal vragen om tot een oplossing te komen waarmee leraar en leerling geholpen kunnen worden. Beeldcoach en leraar proberen samen antwoorden te vinden aan de hand van de beelden. Beeldcoaching is ook heel geschikt om veranderingstrajecten in de school te begeleiden. Leraren kijken dan samen met de beeldcoach naar de uitwerking van de plannen, beoordelen waar verbetering mogelijk is, wat werkt en wat niet werkt en waar opvattingen bijgestuurd moeten worden. Beeldcoaching is een effectieve manier om een verandering te implementeren op een manier waar
32
Een HGPD-bespreking gaat over handelingsgerichte procesdiagnostiek en is een consultatiegesprek met een externe hulpverlener.
8
iedereen tevreden mee kan zijn. Je kunt denken aan het invoeren van coöperatieve werkvormen, verbetering van woordenschatonderwijs, bevorderen van zelfstandigheid enzovoort. Aan deze voorbeelden zie je dat de beeldcoach ideeën heeft over wat goed onderwijs is en vragen of klachten van de leraar open tegemoet treedt. Afhankelijk van de vraag heeft de beeldcoach aandacht voor wat met die vraag kan samenhangen. Als een leraar problemen heeft met een bepaalde leerling zal de beeldcoach altijd opletten hoe het contact verloopt met andere leerlingen. De beeldcoach maakt een vergelijking tussen een sterk geleide situatie, bijvoorbeeld instructie, en een vrijere werkvorm. Belangrijk is dat de leraar zelf het inzicht kan krijgen en niet afhankelijk is van de analyse van de beeldcoach. De beeldcoach zal daarom altijd zo proberen te filmen dat de interactie, instructie of organisatie voor de leraar goed zichtbaar zijn. We noemen deze werkwijze de activerende benadering: analyse en oplossing doet de leraar in eerste instantie zelf. In het gesprek zal de beeldcoach een relatie leggen met wie de leraar is, wat hij wil en hoe hij zich voelt. Aandacht voor vaardigheden in samenhang met persoonlijke motieven, drijfveren en eigenschappen leidt tot diepgang in het gesprek en vergroot de motivatie van de leraar om te veranderen. Bepalend voor het succes van Beeldcoaching is de communicatie van de beeldcoach tijdens en in aanloop naar het gesprek over de beelden. Een beeldcoach is zich volledig bewust van het effect van zijn interactie en wil op ieder moment goed afstemmen met de leraar. Alleen dan is succes te bereiken en wie daarin faalt, ontmoet tegenstand en onwil. De beeldcoach kan wel degelijk kritisch zijn of het oneens zijn met het oordeel van de leraar. De beeldcoach moet soms de leraar via de beelden met zijn inzichten confronteren om verandering te bewerkstelligen. Wie kan confronteren met behoud van een goed contact is een goede beeldcoach en van alle beeldcoaches verwachten we dat. De opgave voor Beeldcoaching is in alle gevallen de lat hoog te leggen, vanuit een duidelijk perspectief op wat een goede leraar en goed onderwijs is en op wat leerlingen nodig hebben voor hun ontwikkeling. Beeldcoaching wil vanuit dat perspectief leraren ondersteunen en hen aanmoedigen hun ambities waar te maken.
Literatuur
Brekelmans, J.M.G. (2011). Leraar is al 25 jaar aardig. In Didactief, nr. 3, maart 2011, 41. Centrum School en Veiligheid/APS/003, Postbus 85475, 3508 AL Utrecht Website: http://www.schoolenveiligheid.nl/NR/rdonlyres/4A636E20-E122-4C80-B9A9362C10AAB23C/0/agressieveouders.pdf, gedownload op 18-10-2012. Dahl, R. (1988). Matilda. Utrecht: Uitgeverij Fontein. http://reunie.kro.nl/seizoenen/15/afleveringen/29-04-2012 gedownload op 24-11-2012. http://hetkind.org/2012/07/28/nivoz-open-avond-fred-korthagen/, gedownload op 15-11-2012. http//www.dagvandeleraar.nl, gedownload op 27-10-2012. http://www.duizendjaarvoordeklas.nl/profiel.aspx?leraarprofielid=28, gedownload op 25-112012. http://www.leraar24.nl/video/611, gedownload op 27-10-2012. http://www.leraar24.nl/video/2097, gedownload op 27-10-2012. http://www.leraar24.nl/video/2102, gedownload op 27-10-2012. http://www.leraar24.nl/video/2103, gedownload op 27-10-2012. http://www.leraar24.nl/video/2128, gedownload op 27-10-2012. htpp://www.schoolenveiligheid.nl, gedownload op 27-10-2012. http://www.volkskrant.nl, gedownload op 27-10-2012. http://www.youtube.com/watch?v=armP8TfS9Is gedownload op 27-10-2012 http://www.jmouders.nl/Themas/School/School/JM-onderzoek-2012-Ouders-verliezen-massaalvertrouwen-in-Nederlands-onderwijs.htm gedownload op 26-11-2012 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/5288/Onderwijs/article/detail/3034503/2011/11/15/VanBijsterveldt-leraar-moet-meer-ruimte-krijgen-gezag-te-laten-gelden.dhtml gedownload, op 2611-12. J/M voor ouders, september 2012. Koot, S. (2011). Coteaching. Huizen: Uitgeverij Pica. Korthagen, F.A.J. (2011). Ik heb er veel van geleerd. Een reflectie over effectief opleiden en krachtgericht coachen. Utrecht: RU Utrecht.
9
NRC 18-08-12. NRC 23-10-12. Pameijer, N., Beukering, T. van, Lange, S. de, Schulpen, Y. & Veire, H. van de (2010). Handelingsgericht werken in de klas. Leuven: Acco. Roorda, D. (2012). Teacher-Child Relationships and Interaction Processes. Effects on Students’ Learning Behaviors and Reciprocal Influences Between Teacher and Child. (promotieonderzoek). Ede: GVO drukkers & vormgevers B.V. Van http://twitdoc.com/upload/dorienkok/proefschrift-roorda-risicoleerlingen-profiteren-extra-vangoede-relatie-met-leerkracht-22737.pdf, gedownload op 27-11-12. Slooter, M. (2005). Coachen op contact. Amersfoort: CPS Uitgeverij. Spruyt, J.E. (2009). En … heb jij dit jaar een leuke leerkracht? Nijmegen: Master Senscriptie (Internetversie) van http://www.hbo-kennisbank.uvt.nl/cgi/fontys/show.cgi?fid=5212, gedownload op 23-11-2012. Thijssen, T. (1926). De gelukkige klas. Amsterdam: Atheneum-Polak & Van Gennep. Vriens, J. (2007). Is de klas nog wel zo gelukkig? Houten: Van Holkema en Warendorf. www.nivoz.nl gedownload op 15-10-2012.
10