14.1 Vergelijkingen en herleidingen [1] Er zijn vier soorten bijzondere vergelijkingen:
1: AB = 0 => A = 0 of B = 0 (x - 5)(x + 7) = 0 x - 5 = 0 of x + 7 = 0 x = 5 of x = -7 2: A2 = B2 geeft A = B of A = - B (2x – 1)2 = 25 (2x – 1)2 = 52 2x – 1 = 5 of 2x – 1 = -5 2x = 6 of 2x = -4 x = 3 of x = -2
Willem-Jan van der Zanden
1
14.1 Vergelijkingen en herleidingen [1] Er zijn vier soorten bijzondere vergelijkingen:
3: AB = AC geeft A = 0 of B = C (x – 4)(x + 5) = (x – 4) (2x+7) x – 4 = 0 of x + 5 = 2x + 7 x = 4 of –x = 2 x = 4 of x = -2 4: AB = A geeft A = 0 of B = 1 1 1 x 2 sin(2x ) sin(2x ) 3 3 1 sin(2x ) 0 x 2 1 3 1 2x k x 1 x 1 3 1 2 x k x 1 x 1 3 1 1 x k 6 2
Willem-Jan van der Zanden
2
14.1 Vergelijkingen en herleidingen [2] Voor het oplossen van gebroken vergelijkingen gelden de volgende regels:
A C AD BC B D A C A BC B A 0 A 0 B A A A 0 B C met B 0, C 0 B C A C A C B 0 B B
Willem-Jan van der Zanden
3
14.1 Vergelijkingen en herleidingen [2] Voorbeeld 1:
50 2 12 x 1 50 10 x 1 50 10( x 1) 50 10x 10 10x 60 x 6
Voorbeeld 2: ln( x 1) ln( x 1) 2x x 1 ln( x 1) 0 2x x 1 x 1 1 x 1 x 0 x 1
De oplossing x = 0 voldoet niet.
Willem-Jan van der Zanden
4
14.1 Vergelijkingen en herleidingen [3] Merkwaardige producten: (A + B)2 = A2 + 2AB + B2 (A – B)2 = A2 – 2AB + B2 (A + B)(A – B) = A2 – B2 Voorbeeld 1: Herleid
( x 3 2)3 ( x 3 2)( x 3 2)2 ( x 3 2)( x 6 2x 3 4) x 9 2x 6 4 x 3 2x 6 4 x 3 8 x 9 4x 6 8x 3 8
Willem-Jan van der Zanden
5
14.1 Vergelijkingen en herleidingen [3] Voorbeeld 2: Herleid
x 5 9x 2 x 3 x( x 4 9) 2 x 3 x( x 2 3)( x 2 3) 2 x 3 x( x 2 3) x 2 3 0
Willem-Jan van der Zanden
6
14.2 Breuken en wortels [1] Er zijn verschillende soorten breuken, die je tot één breuk kunt herleiden 1)
A C A D C B AD BC B D B D D B BC
2) A B A C B AC B AC B C C C 3) A C AC B D BD 4) A B AB C C 5) A A C AC B B B C
C
C
C
Want delen is vermenigvuldigen met het omgekeerde.
A A 6) B B B A C C B BC
Willem-Jan van der Zanden
7
14.2 Breuken en wortels [1] Voorbeeld 1: Vereenvoudig
3 5 6 15 6x 15 6 x 15 2 2 2 2 x x x x x x x2 Voorbeeld 2: Schrijf zonder breuk in de noemer
y
4x x 1 4 x( x 1) 4x x 1 x 1 x 1 x 1 x 1
Willem-Jan van der Zanden
8
14.2 Breuken en wortels [2] Voorbeeld : Schrijf zonder breuk in de noemer
T
600a 600a 3b 1800ab 1800ab a2 a2 15b a2 a2 2 5b 5b 3b 15b 3b 3b 3b 3b
Willem-Jan van der Zanden
en b ≠ 0
9
14.2 Breuken en wortels [3] Bij breuken geldt de volgende regel: A A C A C A BC B B B 1 C Je mag B en C dus verwisselen. Voorbeeld 1: Schrijf als functie van A 500 B 5 500 A6 B 5 500 B 5 A6 500 B 5 A6 A6
Willem-Jan van der Zanden
10
14.2 Breuken en wortels [3] Voorbeeld 2: Schrijf als functie van A B 6 B 5 B 6 A( B 5) B 6 AB 5 A A
Kruislings vermenigvuldigen
B AB 6 5 A B(1 A) 6 5 A 6 5 A B 1 A
Willem-Jan van der Zanden
11
14.2 Breuken en wortels [4] Bij het herleiden van wortels gelden de volgende regels: A B A B 2 met B 0 A B AB met A 0 B 0 A A met A 0 B 0 B B
Voorbeeld 1: y 2x 3
1 x 2
y 2x 3
2x 4
y 2x 3
2x 4
y 2x 3
2x 2
y 2x
3 1 2x 2 2x 2 2
Willem-Jan van der Zanden
12
14.2 Breuken en wortels [4] Voorbeeld 2: y x x 1 2
y
x2 1
2
x2 1
x( x 2 1)
x 1 x2
y x x 1 y
x2
x 1 x3 x x2 2
2
x2 x2 1
x2 1
x2 1
Willem-Jan van der Zanden
13
14.2 Breuken en wortels [5] De volgende regel geldt: Uit √A = B volgt A = B2 met B ≥ 0 Voorbeeld:
y 2 x 6 2 x 6 y 4( x 6) y 2
Gebruik: uit √A = B volgt A = B2
4 x 24 y 2 4 x y 2 24 x
1 2 y 6 4
Willem-Jan van der Zanden
14
14.3 Machten, exponenten en logaritmen [1] Herhaling van rekenregels voor machten: a a a p
ap
q
q
q
a a 1 2
ap [1] q a pq a
[2]
a pq [3] (ab)p a pbp [4]
a0 1 1 q
p q
a a
als a 0[5] a p p q
1 [6] ap
q
[7] a a p [8] [9]
Willem-Jan van der Zanden
15
14.3 Machten, exponenten en logaritmen [1]
a a a p
q
ap
q
q
a a 1 2
ap [1] q a pq a
[2]
a pq [3] (ab)p a pbp [4]
a0 1 1 q
p q
a a
als a 0[5] a p p q
1 [6] ap
Voorbeeld 1: Herleid de formule tot de vorm T = axp T (2x 0,6 )4 3x 1,7 T 16 x
2,4
T 48 x 0,7
3x
1,7
Rekenregel [4] Rekenregel [1]
q
[7] a a p [8] [9]
Willem-Jan van der Zanden
16
14.3 Machten, exponenten en logaritmen [1] Voorbeeld 2: x 7 x 3 7 7 3
1 3
x 19 x 19 19 5
x
5
3,4
10 x
3,4
1 5
10 10
1 3,4
In zijn algemeenheid geldt nu dus: x a x n a a n
1 n
Voorbeeld 3: x 8 x 82 64 5
x 3 x 35 243
In zijn algemeenheid geldt nu dus:
n
x a x an
Willem-Jan van der Zanden
17
14.3 Machten, exponenten en logaritmen [1] Voorbeeld 4: Schrijf y = 3x2,3 in de vorm x = ayn. 3x 2,3 y x 2,3
Delen door het getal voor x.
1 y 3
1 x y 3 1 x 3
1 2,3
1 2,3
y
1 2,3
Gebruik:
x a x n a a
Gebruik:
ab
n
p
1 n
apbp [4]
x 0,62 y 0,43
Willem-Jan van der Zanden
18
14.3 Machten, exponenten en logaritmen [1] Voorbeeld 5: Schrijf y = 0,5 · 3 x - 7 in de vorm x = …. 0,5 3 x 7 y 0,5 x y 7 3
3
x 2 y 14
x (2 y 14)3
Losse getallen naar rechts
Delen door het getal voor de wortel Links en rechts tot de macht 3 nemen.
Willem-Jan van der Zanden
19
14.3 Machten, exponenten en logaritmen [2] We hebben de functie f(x) = 2x De oplossing van de vergelijking f(x) = 8 is 3. Bestaat er nu een functie g(x) zodat geldt: g(8) = 3? Ja, en dit is de functie: g(x) = 2log(x). De oplossing van de vergelijking g(8) = 2log(8) = 3. Of in woorden: Tot welke macht moet je 2 verheffen om 8 te krijgen. Er geldt dus: Uit 2x = 8 volgt 2log(8) = x 2log(8) = 2log(2x ) = x Hieruit valt af te leiden: De macht en de logaritme “vallen als het ware tegen elkaar weg”. In het algemeen geldt: Hieruit valt af te leiden:
Uit glog(y) = x volgt y = gx glog(y) = glog(gx ) = x
Willem-Jan van der Zanden
20
14.3 Machten, exponenten en logaritmen [2] Voorbeeld: Herleid de formule 2 ∙ log(N) = 9 – 3k tot de vorm N = b ∙ gk 2 log( N ) 9 3k log( N ) 4,5 1,5k
Zorg dat de logaritme links staat en de rest rechts Voor de logaritme mag geen getal staan
N 104,51,5k
Maak van de logaritme een machtsfunctie
N 104,5 101,5k
Gebruik de rekenregels voor machten.
N 104,5 (101,5 )k N 32.000 0,032k
Willem-Jan van der Zanden
21
14.3 Machten, exponenten en logaritmen [3] Voor logaritmen gelden de volgende rekenregels: (1)
g
(2)
g
(3)
g
g
log(a)
p
log(a) p log( g)
log(ab) log(a) log(b)
(4)
a log g log(a) g log(b) b
(5)
a g log( ga )
log(an ) n g log(a)
(6)
glog(x)
g
g
= y volgt x = gy
Voorbeeld 1:
2x 12 log(2x ) log(12) x log(2) log(12) x
Neem links en rechts de logaritme (3)
g
log(an ) n g log(a)
log(12) 3,58 log(2) Willem-Jan van der Zanden
22
14.3 Machten, exponenten en logaritmen [3] Voorbeeld 2: Herleid de formule y = 2 ∙ 3x tot de vorm log(y) = ax + b y 2 3x
Neem links en rechts de logaritme log( y ) log(2 3x ) log( y ) log(2) log(3x )
Gebruik de rekenregels voor logaritmen.
log( y ) log(2) x log(3) log( y ) 0,48 x 0,30
Willem-Jan van der Zanden
23
14.3 Machten, exponenten en logaritmen [3] Voorbeeld 3: Herleid de formule N = 2,18 ∙ (1,15)2t-3 tot de vorm t = a ∙ log(N) + b 2,18 (1,15)2t 3 N (1,15)2t 3
N 2,18
Neem links en rechts de logaritme.
N ) 2,18 (2t 3)log(1,15) log( N ) log(2,18) log((1,15)2t 3 ) log(
log( N ) log(2,18) log(1,15) log(1,15) log( N ) log(2,18) 2t 3 log(1,15) log(1,15) log( N ) log(2,18) 3 t 2 log(1,15) 2 log(1,15) 2 t 8,24log( N ) 1,29
Gebruik (3) en (2)
2t 3
Willem-Jan van der Zanden
g
g
log(an ) n g log(a)
a log g log(a) g log(b) b
24
14.3 Machten, exponenten en logaritmen [4] Voorbeeld 1: Maak x vrij bij de formule y = ½ln(3x – 1) + 1
y = ½ ln(3x – 1) + 1 ½ ln(3x – 1) = y – 1 ln(3x – 1) = 2y – 2 3x – 1 = e2y – 2 3x = 1 + e2y – 2 x = 1/3 + 1/3e2y - 2
elog(A)
= ln(A) = B geeft A = eB
Voorbeeld 2: Herleid log(N) = 2,6 + 0,4log(t) tot de vorm N = a ∙ tb log( N ) 2,6 0,4log(t ) N 102,60,4log( t ) N 102,6 100,4log( t ) N 102,6 10log( t
0 ,4
)
N 102,6 t 0,4 N 398 t 0,4
Willem-Jan van der Zanden
25
14.4 Stelsels vergelijkingen gebruiken [1] Voorbeeld 1: Bereken het snijpunt van 3x + 2y = 6 en -2x + y = 3
2x y 3 3 3 x 2 y 6 2
Het vermenigvuldigen van de vergelijkingen zorgt ervoor dat in de volgende stap de “x-en tegen elkaar wegvallen”
6 x 3 y 9 6 x 4 y 12 7 y 21 y 3 Invullen van y = 3 geeft x = 0, dus (0, 3) is het snijpunt.
Willem-Jan van der Zanden
26
14.4 Stelsels vergelijkingen gebruiken [1] Voorbeeld 2: Los algebraïsch op: y = x2 + 4 ⋀ 9x + 3y = 6 Er is nu een stelsel van vergelijkingen met een kwadratische vergelijking. Er is nu een oplossing te vinden door de ene vergelijking in de andere vergelijking in te vullen (substitutie). 9x + 3y = 6 9x + 3(x2 + 4) = 6 9x + 3x2 + 12 = 6 3x2 + 9x + 6 =0 x2 + 3x + 2 = 0 (x + 2)(x + 1) = 0 x = -2 ˅ x = -1 Invullen van x = -2 geeft y = 8, dus (-2, 8) is een oplossing; Invullen van x = -1 geeft y =5, dus (-1, 5) is een oplossing. Willem-Jan van der Zanden
27
14.4 Stelsels vergelijkingen gebruiken [1] Voorbeeld 3: 2x a De grafiek van y gaat door de punten (-3, -3) en (0, 1½). x b Bereken a en b algebraïsch. Stap 1: Stel een stelsel van vergelijkingen op door de punten (-3, -3) en (0, 1½) in de gegeven functie in te vullen. 6 a . Hieruit volgt: 6 a 3 3 b (1) 3 b 1 a 1 b 2 1 a Invullen van (0, 1½) geeft: 1 . Hieruit volgt: (2) 9 2 a b 2 b 4 4 b a2 9
Invullen van (-3, -3) geeft: 3
Willem-Jan van der Zanden
28
14.4 Stelsels vergelijkingen gebruiken [1] 6 a 3 3 b Stap 2: Vul vergelijking (2) in vergelijking (1) in: 4 6 a 3 3 a2 9
Stap 3: Los deze vergelijking op: 4 6 a 3 3 a2 9 4 36 12a a2 9( 3 a2 ) 9 36 12a a2 27 4a2
Links en rechts kwadrateren
3a2 12a 63 0 a2 4a 21 0 (a 3)(a 7) 0 a 3 a 7 Willem-Jan van der Zanden
29
14.4 Stelsels vergelijkingen gebruiken [1] Stap 4: Geef de oplossing van het stelsel van vergelijkingen. a = 3 invullen in a 1
1 b geeft 2
1 b 2 1 92 b 4 b4
31
a = -7 invullen in a 1
1 1 b geeft 7 1 b 2 2
Deze vergelijking heeft geen oplossing. De uitkomst a = -7 voldoet dus niet.
Willem-Jan van der Zanden
30
14.4 Stelsels vergelijkingen gebruiken [2] Voorbeeld: Bereken de primitieven van f ( x )
x 8 x 8 x 2 x 2 ( x 1)( x 2)
Stap 1: Merk op dat je deze functie niet kunt primitiveren op de manieren zoals geleerd. Dit is op te lossen door de functie f als volgt te schrijven: f ( x )
Willem-Jan van der Zanden
a b x 1 x 2
31
14.4 Stelsels vergelijkingen gebruiken [2] Stap 1: a b x 1 x 2 a( x 2) b( x 1) ( x 1)( x 2) ( x 1)( x 2) a( x 2) b( x 1) ( x 1)( x 2) ax 2a bx b ( x 1)( x 2) (a b)x 2a b ( x 1)( x 2) We kiezen a en b nu zodanig dat (a + b)x + 2a – b gelijk is aan x + 8 Er geldt nu: a + b = 1 en 2a – b = 8 Willem-Jan van der Zanden
32
14.4 Stelsels vergelijkingen gebruiken [2] Stap 2: Los het nu ontstane stelsel van vergelijkingen op: ab 1 2a b 8 3a 9 a 3 Invullen van a = 3 in a + b = 1 geeft b = -2. De vergelijking f ( x ) f (x)
x 8 x 8 kan dus geschreven worden als: 2 x x 2 ( x 1)( x 2)
a b 3 2 met a = 3 en b = -2. Dit geeft: f ( x ) x 1 x 2 x 1 x 2
Willem-Jan van der Zanden
33
14.4 Stelsels vergelijkingen gebruiken [2] Stap 3: 3 2 f ( x ) Primitiveer de functie x 1 x 2 F(x) = 3 ln|x-1| - 2ln |x+2| + c
Willem-Jan van der Zanden
34
14.4 Stelsels vergelijkingen gebruiken [3] Voorbeeld 1: Bereken de oplossing van: x2 + ln(x – p) = 2x ⋀ 2ln(x – p) = 3 – x2 x2 + ln(x – p) = 2x kan geschreven worden als: ln(x – p) = 2x – x2
De uitdrukking voor ln(x – p) kan nu in de andere vergelijking worden ingevuld. Vervolgens blijft een kwadratische vergelijking over om op te lossen. 2ln(x – p) = 3 – x2 2(2x – x2) = 3 – x2 4x – 2x2 = 3 – x2 x2 – 4x + 3 = 0 (x – 1)(x – 3) = 0 x=1˅x=3
Willem-Jan van der Zanden
35
14.4 Stelsels vergelijkingen gebruiken [3] Voorbeeld 1: Bereken de oplossing van: x2 + ln(x – p) = 2x ⋀ 2ln(x – p) = 3 – x2 Invullen van x = 1 in: ln(x – p) = 2x – x2 geeft
ln(1 – p) = 2 ∙ 1 - 12 ln(1 – p) = 1 1 – p = e1 p=1–e
elog(A)
= ln(A) = B geeft A = eB
Invullen van x = 3 in: ln(x – p) = 2x – x2 geeft ln(3 – p) = 2 ∙ 3 - 32 ln(3 – p) = -3 3 – p = e-3 p = 3 – e-3
Willem-Jan van der Zanden
36
14.4 Stelsels vergelijkingen gebruiken [3] Voorbeeld 2: 2 2 Bereken de oplossing van: axe1x = x2 – 8 ⋀ ae1x = 2 2
2 1 x Invullen van ae = 2 in axe1x = x2 – 8 geeft:
x ∙ 2 = x2 – 8 x2 – 2x – 8 = 0 (x + 2)(x – 4) = 0 x = -2 ˅ x = 4 2
Invullen van x = -2 in ae1x = 2 geeft: 2
ae1( 2) 2 ae 3 2 a 2e3 2
Invullen van x = 4 in ae1x =2 geeft als oplossing: a = 2e15 Willem-Jan van der Zanden
37
14 Samenvatting Bijzondere vergelijkingen: 1: AB = 0 => A = 0 of B = 0 2: A2 = B2 geeft A = B of A = - B 3: AB = AC geeft A = 0 of B = C 4: AB = A geeft A = 0 of B = 1
Merkwaardige producten: (A + B)2 = A2 + 2AB + B2 (A – B)2 = A2 – 2AB + B2 (A + B)(A – B) = A2 – B2
A C AD BC B D A C A BC B A 0 A 0 B A A A 0 B C met B 0, C 0 B C A C A C B 0 B B
Willem-Jan van der Zanden
38
14 Samenvatting A B A B 2 met B 0 B AB met A 0 B 0
A
A A met A 0 B 0 B B
Uit √A = B volgt A = B2 met B ≥ 0 a p aq a pq [1]
a p
q
a
pq
a0 1
p
a pq a aq
[2]
[3] (ab) a b [4] p
p p
1 q
als a 0[5] a p
q
a a 1 2
a a x a x n a a n
n
p q
1 [6] p a
q
[7] a a p [8] [9]
1 n
x a x an Willem-Jan van der Zanden
39
14 Samenvatting Uit glog(y) = x volgt y = gx
Voor logaritmen gelden de volgende rekenregels: (1)
g
(2)
g
(3)
g
log(ab) log(a) log(b)
(4)
a log g log(a) g log(b) b
(5)
log(an ) n g log(a)
(6)
g
g
g
log(a)
p
log(a) p log( g)
a g log( ga ) glog(x)
= y volgt x = gy
•Als in een gebroken functie de discriminant van de noemer groter is dan 0 kun je deze schrijven in de vorm (x + p)(x + p). Herschrijf de breuk nu naar de vorm: f ( x )
a b x p x q
Willem-Jan van der Zanden
40