Conrads nachtmerrie De grootste dam ter wereld en het duistere hart van ontwikkeling Anders Lustgarten, Counter Balance
1
Conrads nachtmerrie
Inleiding
11.dossier
Challenging the European Investment Bank
Inhoudstafel Voorwoord
3
Inleiding “In die tijd waren er veel witte plekken op aarde”
4
Deel 1 Hoe het begon
4
Deel 2 Hart der duisternis Het masterplan En heel, heel, heel lange draad “We zijn nu bezig met de levenden – jij moet even wachten” Een slechte dag voor het baptisme Aanval van de gieren Een Italiaanse carwash en brandende koorts
9 9 9 12 14 16 17
Deel 3 Het nieuwe energie-imperialisme
18
Deel 4 Een (ietwat) gelukkig einde?
21
Dankwoord
23
Auteur: Anders Lustgarten, Counter Balance
Challenging the European Investment Bank
2
Conrads nachtmerrie
Contact:
[email protected] Nederlandse vertaling: Brussel, juni 2011
Inleiding Inhoud
Voorwoord De Inga-dam wordt in het boek ‘De witte olifanten’ (1996) van journalist Douglas De Coninck de moeder van alle witte olifanten genoemd. Eind 2009 trok Anders Lustgarten voor de ngo-coalitie Counter Balance naar Bas-Congo, de meest westelijk gelegen provincie van de Democratische Republiek Congo (DRC) om zich van het lot van deze moederolifant te vergewissen. Wat zijn bevindingen waren kan je in dit dossier lezen. Lustgarten opteerde ervoor om dit keer geen droog missierapport van dertien in een dozijn neer te leggen dat slechts door een aantal insiders zou worden gelezen. Hij wilde vooral een verhaal vertellen. Een beetje in de Congolese traditie. Op die manier kon hij zijn bevindingen en indrukken delen met de lezer en hoopte hij een breder publiek te bereiken. We vinden dat hij uitstekend in zijn opzet is geslaagd: het is een vlot lezend, interessant en tevens informatief document geworden. Het feit dat het bezoek aan de regio al een tijdje geleden is, doet geen afbreuk aan de relevantie van het verhaal want zo snel veranderen de dingen in DRC nu ook weer niet. De belangrijkste verandering is dat in juli 2010 een grote schuldkwijtscheldingsoperatie van 12,1 miljard $ werd afgerond door de bilaterale en multilaterale schuldeisers. Wat trouwens helemaal niet wil zeggen dat DRC hiermee schuldenvrij is. Met 11.11.11 volgen we al een tijdje de ontwikkelingen in het Ingadossier. De discussies raken aan heel wat thema’s waar we als ontwikkelingsorganisatie mee bezig zijn: privatisering, liberalisering, schuldenlast, aasgierfondsen, energie en energiebeleid van de Wereldbank (WB), klimaatsverandering, de maatschappelijke controle op de Belgische standpunten in de Internationale Financiële Instellingen (iFi’s)… In dit dossier spelen de IFI’s, met de Wereldbank op kop, een belangrijke rol. Niet alleen door hun financiële inbreng, maar ook als signaalfunctie naar de privé-investeerders die uiteindelijk geacht worden het project te dragen. Grand Inga gaat in de eerste plaats over energievoorziening en is dus van levens- en geopolitiek belang. Zeker als je weet dat het ganse Inga-project tweemaal de capaciteit van de Drie Klovendam in China heeft en er plannen zijn om deze stroom uit te voeren naar de rest van Afrika
3
Conrads nachtmerrie
Inleiding Voorwoord
en zelfs (of vooral?) naar Europa. Volgens de Wereldbank zou het project 500 van de 900 miljoen Afrikanen van energie zou kunnen voorzien. De hamvraag blijft echter of dit soort projecten ooit ten goede zal komen aan de lokale bevolking. De auteur van dit rapport heeft er alvast zijn twijfels bij. Iemand merkte ooit op dat het Inga-project eerder te vergelijken is met het monster van Loch Ness dan met een Witte Olifant. De plannen voor uitbreiding steken inderdaad geregeld de kop op en dan is het weer een tijdje stil. Maar ondertussen beginnen de plannen voor Inga III vastere vormen aan te nemen, er worden regelmatig bijeenkomsten voor potentiële investeerders georganiseerd, de voorzitter van de Wereldbank bezoekt de site, ... Zowel in het armoedebestrijdingsprogramma dat samen met de Wereldbank wordt opgesteld, als in het nationaal energiebeleid van de overheid staat Inga centraal. Vooral dank zij Inga wil men tegen 2025 zestig procent van de Congolese bevolking toegang geven tot elektriciteit, in plaats van de huidige zeven procent. Of de Grote Inga, waarvoor naar schatting 100 miljard $ zal moeten worden geïnvesteerd er ooit zal komen, weet niemand. Maar vanuit het standpunt van energievoorziening blijft het project uiterst aantrekkelijk. Onze grote bekommernis is hoe men ervoor zal zorgen dat de doorsnee Congolees ooit kan meegenieten van dit soort investeringen. Er waren dus genoeg redenen om dit rapport in het Nederlands aan te bieden. Dat betekent niet noodzakelijk dat we het overal met de auteur eens zijn, maar er worden wel een aantal prangende vragen en discussiepunten naar voor geschoven die erg relevant zijn bij dit soort projecten. We hopen dat de publicatie van dit dossier een aanzet kan zijn tot een bredere discussie en gedachtewisseling over de zin en onzin van de plannen en projecten rond Inga. Vooral omdat de kans groot is dat onze Belgische overheid, administratie en parlementsleden met de Inga-problematiek geconfronteerd zullen worden en België hierover eigen standpunten zal moeten innemen.
Pol Vandevoort – 11.11.11 Beleidsmedewerker Internationale Financiële Instellingen en Schulden Juni 2011
Inleiding In die tijd waren er veel witte plekken op aarde, en wanneer ik er één op een landkaart zag die er bijzonder uitnodigend uitzag (maar dat doen ze allemaal), dan legde ik daar mijn vinger op en zei ik: ‘Als ik groot ben, ga ik dáár naartoe’. De noordpool was een van die plekken… Andere plekken lagen verspreid langs de evenaar en verder op alle mogelijke breedten op de beide halfronden. Op sommige daarvan ben ik geweest en… nou ja, laten we het daar niet over hebben. Maar er was nog één plek – de grootste, de witste van allemaal om het zo maar te zeggen – waar ik hevig naar verlangde.1 Dit is geen rapport van een missie of een projectanalyse: deze tekst bevat geen samenvatting of aanbevelingen. Het is een verhaal. En zoals alle verhalen kun je de tekst dus het best helemaal doorlezen, van begin tot einde. Het is het verhaal van wellicht de grootste dam ter wereld, een megaliet van 80 miljard dollar en 40.000 megawatt (MW) in de Democratische Republiek Congo (DRC) met de naam Grand Inga, en allerlei andere merkwaardige dingen, zoals een 6000 km lange hoogspanningslijn door het tropisch regenwoud, door de Sahara en Darfur, door Egypte en onder de Middellandse Zee om de stroom op zijn bestemming te brengen – niet bij de arme Afrikanen, maar bij de rijke Europese consumenten. Zo’n vreemde plot is al boeiend op zich, want er duiken ook nog een aantal amusante personages in op – Congolese legerofficieren die niets liever doen dan mensen dopen, verarmde dorpelingen die met dertig in één kamer wonen, Italiaanse mecaniciens en de voorzitter van de Wereldbank. Maar het verhaal heeft ook nog een andere dimensie: het bulkt van de retoriek en de rechtvaardigingen. Als de Grand Inga-dam er komt, zal hij net als elke grote oliepijplijn of bovengrondse mijn die westerse consortia in arme landen aanleggen, niet alleen worden betaald met de schulden van arme mensen maar ook met pakken cash van de westerse belastingbetalers. Onder de noemer van ‘ontwikkeling’ pompen met overheidsgeld gefinancierde instellingen als de Wereldbank en de Europese Investeringsbank (EIB) elk jaar miljarden dollars in projecten die zogezegd moeten leiden tot economische groei en armoedebestrijding in het Zuiden van deze wereld. Maar om allerlei redenen, 1
4
Joseph Conrad, Heart of Darkness, (Penguin, London), 2007 – De citaten zijn overgenomen uit de Nederlandse vertaling door Bas Heijne: Hart der duisternis, (Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam) 2009, pp. 11-12
Conrads nachtmerrie
Inleiding
die we ook grotendeels bij Grand Inga aantreffen, zorgt het overgrote deel van dat geld ervoor dat de arme landen blijven fungeren als goedkope grondstoffenleveranciers voor de ontwikkelde landen en dat zij dus in een permanente staat van armoede en ontbering gehouden worden. Het werkelijke motief voor Grand Inga (naast het vooruitzicht op massale bedrijfswinsten) is de vreselijke angst van de leiders van de Europese Unie om zonder energie te vallen. Het project past in een netwerk van kolossale gas- en oliepijpleidingen, zonnecentrales en hoogspanningslijnen, dat in totaal honderden miljarden zal kosten en dat de EU wil aanleggen in Afrika, Centraal-Azië en de Kaukasus om de energiestroom naar Europa op gang te houden. Al die projecten, die vrijwel niet bekend zijn bij het publiek en waarover politici nauwelijks praten, hebben enorme gevolgen voor de wereldwijde geopolitiek en het leefmilieu in de eenentwintigste eeuw. Maar dat motief van de EU komt niet aan bod bij de verantwoording van de projecten of wanneer er geld voor moet worden bijeengebracht. Dan worden de idealen van de ‘elektrificering’ van Afrika’ en ‘armoedebestrijding’ uit de kast gehaald – al biedt Grand Inga, zoals we zullen zien, weinig hoop om die idealen te verwezenlijken. En zo past Grand Inga dus perfect in de lange en bewogen geschiedenis van westers eigenbelang vermomd als liefdadigheid, die Joseph Conrad zo nauwgezet ontleedde in Heart of Darkness (vertaald als Hart der duisternis) – een verhaal dat natuurlijk gebaseerd was op zijn eigen ervaringen tijdens zijn reis over de Congostroom (de plek waar Grand Inga zou komen). Er zijn ook wel wat parallellen tussen het project en de vreemde gebeurtenissen die Conrad meemaakte en de hypocrisie die hij vaststelde bij zijn werk voor een handelsmaatschappij die het hart van Afrika wilde ‘ontwikkelen’. In die zin lijkt het ontwikkelingskapitalisme van de eenentwintigste eeuw dus de rechtstreekse afstammeling te zijn van het negentiende-eeuwse kolonialisme. Ondanks de retoriek van verlichte bedoelingen en grootse plannen, waarvan veel exponenten echt geloven dat ze met hun daden de wereld verbeteren, is ‘ontwikkeling’ eigenlijk vooral van essentieel belang voor het behoud van onze eigen kunstmatig opgeblazen levensstandaard. En daarnaast is ‘ontwikkeling’ net zo essentieel voor ons zelfbeeld dat wij de arme landen niet uitbuiten, maar dat we menselijk zijn en proberen te helpen – dat wij de wereld echt proberen te verbeteren. De vraag is alleen: voor wie?
Deel 1
Hoe het begon Toegegeven, tegen de tijd waarover ik het heb, was het geen witte plek meer. Sinds mijn jongenstijd was zij opgevuld met rivieren en meren en namen. Het was niet langer een witte vlek vol verrukkelijke geheimen – een blanco vlak waarover een jongen zalig kon dagdromen. Het was een oord van duisternis geworden. Maar er was daar één rivier in het bijzonder, een ontzagwekkend grote rivier, die je op de kaart kon zien en die leek op een reusachtige ontrolde slang, met zijn kop in de zee, zijn lijf ontspannen in een bocht uitgestrekt over een enorme landvlakte en zijn staart verloren in de diepten van het land. En terwijl ik ernaar keek op een landkaart in een etalage, werd ik erdoor gebiologeerd zoals een vogeltje gebiologeerd wordt door een slang – een dwaas klein vogeltje.1 Zoals de beste verhalen begint de mythe van Grand Inga in een heel ver verleden. De plaats waar Grand Inga zou komen, ligt aan de Congostroom in de buurt van Matadi, in de provincie Bas-Congo in het zuidwesten van de DRC, waar zowel Conrad als zijn verteller Marlow aan hun tocht over land begonnen om boten te zoeken voor hun lange reis stroomopwaarts. Op de weg boven Matadi, tussen de met struikgewas begroeide, bruine en brandend hete heuvels, herinnert een gedenkplaat aan de Britse ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley, die door de aanleg van de eerste spoorlijn naar Stanleypool (nabij de hoofdstad Kinshasa) “Congo heeft opengesteld voor de beschaving”. Vanuit Afrikaans oogpunt kunnen we gerust stellen dat die ‘openstelling voor de beschaving’ van deze streek geen onverdeeld succes is geweest. De huidige Democratische Republiek Congo kwam als een van de laatste gebieden in Afrika onder westers koloniaal bewind. Wat Koning Leopold II van België, naast goud, diamant, rubber en slaven, naar de streek dreef die Stanley net had ontsloten, was dat “er geen almachtige staat moest worden onderworpen… de eeuwenlange strooptochten van slavenjagers vanop zowel de Oost- als de West-Afrikaanse kusten hadden de meeste [lokale koninkrijken] ernstig verzwakt… er waren meer dan tweehonderd verschillende etnische groepen die meer dan vierhonderd talen en dialecten spraken. Doordat het mogelijke verzet zo versnipperd was, zou de verovering gemakkelijk zijn.” 2 1 2
5
Ibid, p. 12 Adam Hochschild, King Leopold’s Ghost: A Story of Greed, Terror and Heroism in Colonial Africa, (London: Macmillan), 1999, p. 62.
Conrads nachtmerrie
Inleiding Hoe het begon
Wat volgde, was wat Conrad omschrijft als “de meest verachtelijke worsteling om buit die ooit de geschiedenis van het menselijke geweten heeft ontsierd” 3. Afrikadeskundige Michela Wrong had het over “het meest brutale koloniale bewind dat ooit is uitgeoefend in een continent dat meer dan zijn eerlijke deel van onderdrukkende regimes heeft gehad.” 4 Roger Casement, de Britse diplomaat die later werd geëxecuteerd voor hoogverraad omwille van zijn sympathie voor de Ierse onafhankelijkheid, werkte in die tijd in Congo (hij was zowat de enige blanke waar Conrad niet van walgde). Casement schreef een nota aan de minister van Buitenlandse Zaken over “de uiterst genadeloze uitbuiting van de zwarten”: Zij werden gedwongen tot onbetaald werk in de hele kolonie, kregen het allerminste minimum te eten; ze waren vaak geketend en moesten werken volgens een vast uurrooster van vroeg tot laat tot zij er uiteindelijk letterlijk bij doodvielen… Casement maakte perfect duidelijk dat honderdduizenden slavenarbeiders elk jaar door hun blanke opzichters werden gedwongen om zich dood te werken en dat verminking door het afhakken van handen en voeten en executie met de revolver tot de alledaagse strafmaatregelen behoorden om de discipline in Congo te behouden.5 “[He]t is ontnuchterend,” stelt Wrong, “dat ongeveer een eeuw vóór de amputaties door de rebellentroepen in Sierra Leone het Westen deden huiveren – en de stereotypes van de Afrikaanse barbaarsheid versterkten – een door blanken geleide macht onder Europees bewind zich al had vervolmaakt in de kunst van de menselijke amputatie.” En het bleef niet enkel bij verminking: Wrong geeft twee ramingen van het aantal mensen dat tijdens de kolonisatie van Congo werd gedood – een van 10 miljoen en een andere van 13 miljoen.6 Misschien zelfs nog meer ontnuchterend is de ideologie waarbinnen deze ‘genadeloze uitbuiting’ paste. Leopold had het grootste deel van zijn volwassen leven geprobeerd om een kolonie te verwerven en nadat rechtstreekse pogingen om 3 4 5
6
Joseph Conrad, Last Essays, p.17, in Dent’s Collected Edition of the Works of Joseph Conrad, 1946 Michela Wrong, In the Footsteps of Mr Kurtz, (London: Fourth Estate), 2000, p. 39 W. G. Sebald, The Rings of Saturn, (London: Harvill), p.127. Dit klinkt als Conrads beschrijving in Hart der duisternis van het ‘dodenbosje’, waar uitgeputte slaven wegkropen om te sterven: “het zwarte skelet lag volledig achterover gestrekt; met een schouder tegen een boom. Langzaam gingen de oogleden omhoog en de holle ogen keken naar mij op, heel groot en leeg, met iets als een blinde, witte flikkering in de diepte van de oogballen, die langzaam doofde.” (p. 24) Wrong, p. 45
“een stuk van die verrukkelijke Afrikaanse taart” te grijpen, waren mislukt, ging hij voorzichtiger te werk om Congo in zijn bezit te krijgen. Zijn ‘Congo Vrijstaat’ werd aanvankelijk opgezet als de ‘Association Internationale du Congo’: “zij werd opgericht met het edele doel om blijvende en onbaatzuchtige diensten te leveren voor de vooruitgang,” zoals Leopold het zelf formuleerde in een stuk dat werd gepubliceerd in The Times. Een Europese notabele op wiens steun Leopold kon rekenen, omschreef zijn plannen als “het grootste humanitaire werk van deze tijd”. 7 Door zijn graaien naar land een humanitair tintje te geven, speelde Leopold slim in op het ethos dat in die tijd overheerste. Aan het eind van de negentiende eeuw was het kolonialisme op zijn hoogtepunt en werd het door de aanhangers op verschillende manieren gerechtvaardigd: het zou de Afrikanen de voordelen van vrije handel brengen (hoewel Leopold gebruik maakte van juridisch advies van een professor uit Oxford om voor zijn privébedrijven de bevoegdheden van soevereine staten op te eisen, waardoor de lokale leiders werden gedwongen tot ‘verdragen’ die Leopold een handelsmonopolie voor de hele regio verleenden); het zou het ‘zwarte continent’ ‘beschaving’ brengen en het zou bovenal een einde maken aan de slavenhandel. Het feit dat de ‘beschaafde’ landen verantwoordelijk waren voor de slavenhandel en dat al bijna vierhonderd jaar waren geweest, weerhield hen er niet van om de verdienste op te eisen dat zij die handel ‘bestreden’. 8 Zij werden nog in hun rechtvaardiging gesterkt door de zogenaamde ‘Arabische slavenhandelaars’: Swahili-sprekende moslims uit Oost-Afrika die mensen verkochten aan Zanzibar en het Arabisch schiereiland op dezelfde manier (maar weliswaar op minder grote schaal) waarop westerse handelaars miljoenen slaven naar de nieuwe wereld hadden gebracht. Stanleys boeken staan vol vlammende aanklachten van de ellende die de Arabische slavenhandel veroorzaakte (“zij hebben een rooftocht gehouden door de lengte en de breedte van een land groter dan Ierland, brand stichtend en slachtingen aanrichtend met ijzer en lood”). Hij doorspekt die aanklachten royaal en zonder enige klaarblijkelijke zin voor ironie met zijn beschrijvingen van schietpartijen op plaatselijke bewoners (“we merkten dat we werden gevolgd door enkele kano’s en vanuit enkele daarvan werden er speren op ons gericht… Ik opende het vuur met het Winchester repeteergeweer. Zes schoten en vier doden volstonden om een eind te maken aan het getreiter.”)9 Congo ontstond dus nog meer dan de meeste staten van koloniale oorsprong in omstandighe7 8
9
6
Hochschild, pp. 66, 80, 46 Hoewel Groot-Brittannië eeuwenlang een centrale rol had gespeeld in de slavenhandel, zien we daarom op het Albert Memorial in London, dat werd gebouwd in 1872, (volgens de originele handleiding) een blanke vrouw die “een vertegenwoordiger van de onbeschaafde rassen” onderwijst, terwijl de gebroken kettingen aan zijn voeten verwijzen naar de rol die Groot-Brittannië heeft gespeeld bij de emancipatie van de slaven.” Hochschild, p. 28 Henry Morton Stanley, The Congo and the Founding of Its Free State, (New York: Harper and Brothers, 1885; The Exploration Diaries of H. M. Stanley, (New York: Vanguard), 1961, p.125
Conrads nachtmerrie
Inleiding Hoe het begon
den die werden gekenmerkt door uitzonderlijk veel bloedvergieten, hebzucht en hypocrisie. Conservatieven hebben nog altijd sterk de neiging om – zoals in de beststeller van Niall Ferguson Empire – vooral de nadruk te leggen op de gunstige technische, sociale en institutionele erfenis die de imperiale machten hun kolonies hebben nagelaten.10 Een van Wrongs interessantste ideeën is echter dat die nalatenschap ook in omgekeerde richting werkt: zij meent dat het geweld, de plunderingen en het onverholen eigenbelang waarmee Congo is ontstaan, vorm heeft gegeven aan de hele verdere geschiedenis van het land en dat er een “causaal verband is tussen het Belgische bewind van uitbuiting en de excessen onder Mobutu.” Joseph Désiré Mobutu, de absolute heerser over het land dat hij zelf meer dan dertig jaar lang herdoopte tot Zaïre, ook bekend als Mobutu Sese Seko, is nu het synoniem van een vorm van Afrikaanse kleptocratie waarover internationale ontwikkelingsdeskundigen het hoofd schudden en veelbetekenende zuchten slaken. Er bestaan uitgebreide verslagen over zowel zijn wreedheid als zijn uitspattingen – zijn arsenaal aan villa’s in Frankrijk en Zwitserse bankrekeningen; het feit dat hij de Concorde op de startbaan in gereedheid wou hebben voor het geval zijn vrouw zin had om te gaan winkelen in Parijs; zijn ongelooflijk protserige en dure paleis, ‘het Versailles van de jungle’, diep in het evenaarswoud, waar nu waarschijnlijk alleen nog apen wonen. Maar Mobutu’s onverbeterlijke genotzucht en ook zijn absolute macht waren alleen maar mogelijk dankzij de materiële en politieke steun van het Westen. Mobutu werd aan de macht gebracht door de CIA (die hem alleen al de eerste tien jaar van zijn bewind 150 miljoen dollar toestopte) na de moord op zijn voorganger Patrice Lumumba. Hij werd decennialang in het zadel gehouden omdat het Westen meende dat hij een onmisbare buffer vormde tegen de Russische expansie in Afrika tijdens de Koude Oorlog. En ondanks alle berichten over moorden op politieke tegenstanders, het plunderen van staatseigendom voor persoonlijk gewin en de steile daling van de levensstandaard en de economische productiviteit bleven de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds Mobutu miljarden leveren om zich te verzekeren van zijn politieke medewerking en om waardevolle grondstoffen en contracten voor westerse bedrijven veilig te stellen.11 10 Niall Ferguson, Empire: How Britain Made the Modern World (London: Penguin), 2004. Er bestaat ook een bijhorende conservatieve neiging om boos te zijn wanneer die ‘voordelen’ onvoldoende worden erkend. Zoals de gepensioneerde Belgische professor Jean Stengers zegt, “Er bestaat een diep gevoel dat de Congolezen schitterende zaken hebben gekregen en dat wij daarvoor zijn beloond met een enorme ondankbaarheid.” 11 Een klassiek verhaal is hoe Mobutu, die zich vernederd voelde door vragen tot terugbetaling, weigerde om nog meer geld aan te nemen van het IMF. In een scene die niet veel verschilde van de recente triomf van de Wereldbank in verband met de pijplijn tussen Tsjaad en Kameroen (waarbij de president van Tsjaad wapens kocht met de olie-inkomsten die waren voorzien voor ‘ontwikkeling’ en de Wereldbank het land uitzette, waarna de bank toch kwam terugkruipen) moest het IMF Mobutu maandenlang smeken om toch maar meer van haar geld te aanvaarden. Hij verwaardigde zich alleen om het geld aan te nemen nadat Jacques Chirac met een persoonlijk telefoontje het pleit wist te winnen voor de ontwikkeling.
© European Investment Bank
Congo valt vandaag onder het Initiatief voor Arme Landen met een Hoge Schuldenlast (HIPC), maar toch torst het land nog altijd een buitenlandse schuld van ongeveer 14 miljard dollar (en heeft het nog eens 9 miljard dollar schulden aan China, terug te betalen met concessies voor mineralen). Die schuldenlast is hoger dan het totale BBP van Congo in 200912 en bijna vier keer zo hoog als de drempel voor een houdbare schuldpositie in landen met zwakke instellingen.13 Het allergrootste deel van die schuldenberg is het werk van één enkele man: leningen aangegaan tijdens het bewind van Mobutu zijn door geen enkele staatsinstelling bekrachtigd of geregistreerd – ze werden enkel verworven door de man zelf. Of zoals Mobutu het zelf stelde: “Alles wat ik zeg, is wet. Letterlijk de wet. Dat is een feit in dit land. Alles is mijn verantwoordelijkheid.”14 De DRC is een schoolvoorbeeld van ‘verfoeilijke’ of onrechtmatige schulden, opgestapeld door een kleptocratisch bewind onder de bescherming van de internationale ontwikkelingsinstellingen, die maar al te goed wisten dat dit geld nooit de normale economie zou bevorderen of zelfs maar zou bereiken. En toch wordt die schuld terugbetaald, beetje bij beetje, door de inwoners van een land dat op de 176ste plaats staat van de 182 landen op de Index voor Menselijke Ontwikkeling van de VN, met een BBP per hoofd van de bevolking dat nu in reële termen lager ligt dan bij de onafhankelijkheid in 1960.15 Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie worden er in Congo voor elke dollar die wordt uitgegeven voor gezondheidszorg vier dollar gespendeerd aan schuldaflossing. En het vooruitzicht van schuldkwijtschelding wordt zelfs 12 11,588 miljard dollar. Wereldbank, World Development Indicators, oktober 2009 13 Africa Action, Illegitimate Debt After Decades of Turmoil: The Case of the Democratic Republic of Congo, 2007, www. africaaction.org/debt; interview met Victor Nzuzi, CADTM, 16/7/09; Eurodad, Debt in the Downturn, 1 oktober 2009, www.eurodad.org/whatsnew/reports. aspx?id=3844 14 Afrodad, The Loan Contraction Process in Africa: The Case of the Democratic Republic of Congo, (2009), p. 10; Crawford Young and Thomas Turner, The Rise and Decline of the Zairian State, (Madison: University of Wisconsin), 1985, p. 387 15 United Nations Development Programme, Human Development Index 2009, http://hdrstats.undp.org/en/countries/ country_fact_sheets/cty_fs_COD.html
7
Conrads nachtmerrie
Inleiding Hoe het begon
als hefboom gebruikt: een beslissing van de donors over het al dan niet kwijtschelden van het grootste deel van 12 miljard dollar schulden is uitgesteld tot maart 2010 – afhankelijk of de DRC de overeenkomst met China herziet en de mineralen in plaats van aan China aan het Westen zal afstaan. De Democratische Republiek Congo is eigenlijk een land waarvan de inwoners nooit een staat hebben gekend die die naam waardig is, een land dat bijna letterlijk is uitgehouwen uit tribale koninkrijken en brousse en dat sinds zijn ontstaan is overgeheveld van de ene vorm van uitbuiting naar de andere. En nu staan de privébedrijven, ontwikkelingsbanken en westerse regeringen daar weer, al prediken ze nu op een schijnbaar andere toon en hebben ze het deze keer niet over ‘Verlichting’ maar over ‘Ontwikkeling’. Sommigen komen voor de mijnen in het zuiden en de overvloed aan koper en coltan. Maar de meesten komen voor de Congostroom. De Congostroom (die plaatselijk de Nzadi wordt genoemd, ‘de rivier die alle rivieren opslokt’ en waaraan Mobutu de naam Zaïre ontleende), Conrads “reusachtige ontrolde slang”, stort elke seconde 4200 miljoen kubieke meter water in zee, met een vaart die zo machtig is dat het water in de bodem van de oceaan een 160 kilometer lang ravijn heeft uitgesleten dat op sommige plaatsen meer dan 300 meter diep is. De Congo kruist de evenaar, waardoor een deel ervan altijd in het regenseizoen ligt en het peil dus zelden schommelt. Vanop de hoogvlakte in het centrum van het land kent de stroom een verval van 310 meter over 350 kilometer. “Tijdens die woelige afdaling perst de rivier zich door nauwe kloven, kolkt hij op in golven tot twaalf meter hoog en tuimelt hij over 32 verschillende watervallen. Het verval en het volume water zijn zo groot dat die 350 kilometer evenveel hydro-elektrisch potentieel hebben als alle rivieren en meren van de Verenigde Staten samen.” Stanley, die er maandenlang niet in slaagde om voorbij de stroomversnellingen te raken en daarbij verscheidene mannen verloor door verdrinking, beschreef de stroom als “een strook zee waar een orkaan over blaast.”16 16 Hochschild, p. 17, 55
En omdat slechts 5 tot 7% van de Congolezen toegang heeft tot elektrische stroom, lijkt het niet meer dan logisch om die immense potentiële bron van waterkracht aan te boren. Grote dammen hebben dan wel een rampzalige reputatie op zowel ecologisch als economisch vlak, maar de loop van de Congostroom is zo krachtig dat de mensen (verkeerdelijk) menen dat we zijn energie kunnen benutten zonder ernstige schade aan te richten aan het ecosysteem.17 En wie gaat ontkennen dat de Afrikanen het recht hebben om hun natuurlijke rijkdommen te ontwikkelen? Wie dat doet, loopt het gevaar om beschuldigd te worden van eigentijds imperialisme, zoals ik zelf ontdekte toen ik in 2008 tijdens een conferentie in Bonn twijfels uitte over Grand Inga, waarop de ex-president van Botswana, Festus Mogae, zijn hele slottoespraak gebruikte om mij (beleefd) de mantel uit te vegen omdat ik probeerde de Afrikaanse ontwikkeling te verhinderen. Met alle respect voor de achtenswaardige president, maar hij had het bij het verkeerde eind. De vraag is niet of de Afrikanen of gelijk wie het recht hebben om hun natuurlijke rijkdommen te benutten. De vraag is onder welke omstandigheden waaronder dat gebeurt: wie betaalt ervoor, wie heeft er voordeel bij, wat schuilt er achter de retoriek? Met andere woorden, over wiens ontwikkeling hebben we het eigenlijk, de onze of de hunne? Met dit korte overzicht van de Congolese geschiedenis wil ik alleen maar aangeven dat we hier al eerder zijn geweest: dat westerse instanties eeuwenlang begerig de Congolese grondstoffen hebben ontgonnen onder de noemer van welwillende samenwerking. De vraag is of er werkelijk iets is veranderd. Natuurlijk zou niemand vandaag nog zoals Cecil Rhodes zeggen, “Ik zou de planeten annexeren als ik kon”; het discours is nu veel subtieler. Maar er zijn ook wel opvallende gelijkenissen: na meer dan honderd jaar pleit het Westen nog altijd voor vrijhandel als uitweg uit de armoede, hoewel de handelsliberalisering Afrika de vijfentwintig jaar vóór 2006 272 miljard dollar heeft gekost.18 Als we ‘opheffing van de slavernij’ in de Victoriaanse oproepen voor humanitaire interventie vervangen door een term als ‘armoedebestrijding’, hoe groot is het verschil dan nog? En wat zijn de Chinezen anders dan de hedendaagse boze ‘Arabische slavenhandelaars’, wier vermeende excessen moeten worden bestreden door een vrijgeviger en minder uitbuitend Westen? 17 Het zou extreem naïef zijn om die ideeën zomaar te aanvaarden. De Congostroom is de tweede rijkste stroom ter wereld op het vlak van diversiteit aan vis en grote dammen hebben al bewezen dat ze op systematische wijze vissoorten massaal laten verdwijnen. Bovendien, zoals Kate B. Showers stelt, “stopt de Congostroom – en de invloed ervan – niet bij zijn de monding aan de kust… [hij] fungeert als een grote afvoerleiding voor mineralen en koolstof van de aarde naar de diepzee. Aan het oppervlak is de loop van de stroom tot 800 km voor de kust te zien. Er zijn steeds meer mariene bewijzen dat de Congo een aanzienlijke invloed heeft op het equatoriale deel van de Atlantische Oceaan, dat op zijn beurt een centrale rol speelt in veel modellen van klimaatverandering.” Kate B. Showers, Congo River’s Grand Inga Hydroelectricity Scheme: Linking Environmental History, Policy and Impact, Water History 1(1), juli/augustus 2009 18 Patrick Bond, Looting Africa: The Economics of Exploitation, (London: Zed Books), 2006, p. 159
8
Conrads nachtmerrie
Inleiding Hoe het begon
Ontwikkeling klinkt veel sympathieker en evenwichtiger in de oren van de eenentwintigsteeeuwse mens dan ‘Verlichting’. Wie zou er nu instinctief wantrouwen koesteren tegenover het idee van ‘hulp’ of een concept als ‘Making Poverty History’?19 Maar zoals Sarah Bracking stelt in haar scherpe kritiek op het ontwikkelingsspel Money and Power, “de politiek-economische processen die de huidige armoede hebben veroorzaakt, hebben dat niet gedaan zonder dat er inspanningen zijn geleverd op het vlak van ‘ontwikkelingshulp’, maar ondanks en naast die inspanningen, en systematisch met de steun van instellingen voor de financiering van ontwikkeling… [De] financiering van ontwikkeling leidt tot een proces waarin armoede, op een contra-intuïtieve manier, niet afneemt, maar wordt ingebed en ge(re)produceerd.”20
19 De meeste hedendaagse bezwaren tegen ontwikkeling en hulp komen eigenlijk van rechts: ofwel gaat het om nauwelijks verhuld racisme vermomd als bezorgdheid om ‘corruptie’, of, nog verraderlijker, om de uitingen van vrijemarktideologen als Dambisa Moyo (voorgesteld als een authentieke Afrikaanse stem, maar opgeleid aan Harvard en Oxford, daarna aan de slag bij de Wereldbank en Goldman Sachs), die het kapitaal nog verder willen laten doordringen in arme economieën. Moyo schrijft vanuit een lange traditie van voormalig Wereldbank- en IMF-medewerkers, die in staat zijn vast te stellen dat hun systeem om de ‘ontwikkelingslanden’ echt te helpen ontwikkelen, heeft gefaald, maar die zo diep verstrikt zitten in de ideologie van het vrijemarktkapitalisme dat de enige oplossing die ze kunnen bieden bestaat in meer van wat de armoede in de eerste plaats nog verergert: liberalisering, deregulering en privatisering, de neoliberale heilige drievuldigheid. Dit doet griezelig veel denken aan de Victoriaanse protesten tegen de slavenhandel door degenen die net het meest verantwoordelijk waren voor de ergste aspecten ervan. Dambisa Moyo, Dead Aid: Why Aid is Not Working, (London: Allen Lane), 2009. 20 Sarah Bracking, Money and Power: Great Predators in the Political Economy of Development, (London: Pluto Press), 2009, pp. xii-xiv
Deel 2
Hart der duisternis Hij begon met de stelling dat wij blanken, gezien het peil dat onze ontwikkeling bereikt had, “hun [de wilden] noodzakelijkerwijs wel moesten voorkomen als waren wij bovennatuurlijke wezens – wij komen tot hen met de macht van een god”… “Door eenvoudig wilsvertoon kunnen wij een praktisch onbeperkte macht ten goede uitoefenen,” et cetera et cetera. Van daaraf kreeg hij vleugels en sleepte mij mee. Het slotbetoog was schitterend… Dit was de onbegrensde macht der welsprekendheid – van woorden – van vurige, nobele woorden.1 Onze opdracht bestaat erin ontwikkelingslanden en hun bevolking te helpen bij het bereiken van de doelstellingen door samen te werken met onze partners om de armoede te verlichten. Wij pakken wereldwijde uitdagingen aan op manieren die een inclusieve en duurzame globalisering ondersteunen – die armoede overwinnen, de groei bevorderen met zorg voor het leefmilieu en individuele kansen en hoop creëren.2
Het masterplan Volgens de Wereldbank vormt “het Ingacomplex het hart van de elektriciteitsproductie in de Democratische Republiek Congo. De site van Inga ligt in het westen van het land, ongeveer 300 km stroomafwaarts van de hoofdstad Kinshasa en is goed voor 40.000 tot 45.000 MW van het in totaal 100.000 MW grote waterkrachtpotentieel van het land.”3 De Wereldenergieraad (World Energy Council – WEC), het handelsorgaan voor de energiesector en sinds vele jaren de belangrijkste fan van Inga, stelt dat de Grand Inga-dam alleen een “totale capaciteit zal hebben van 39.000 MW en geleidelijk aan moet worden voorzien van 52 stroomgeneratoren van elk 750 MW.”4 En de Wereldbank beweert ook dat Grand Inga “elektriciteit zal leveren aan 500 miljoen van de 900 miljoen mensen in Afrika en ook aan de industrie van verscheidene landen op het continent.” 1 2 3
4
9
Conrad, Hart der Duisternis, p. 71-72 World Bank, About Us – The Challenge, www.worldbank.org World Bank, DR Congo Power Plant Holds Promise for Energy Supply to Millions across Africa, http://web.worldbank. org/WBSITE/EXTERNAL/COUNTRIES/AFRICAEXT/CO NGODEMOCRATICEXTN/0,,contentMDK:22132713~me nuPK:349472~pagePK:2865066~piPK:2865079~theSite PK:349466,00.html, 6 april 2009 World Energy Council, How to make the Grand Inga Hydropower Project happen for Africa, april 2008, p. 1. Ter vergelijking: de sterk omstreden Drieklovendam in China, de grootste elektriciteitsfabriek op aarde, heeft momenteel een totale capaciteit van slechts 18.200 MW.
Conrads nachtmerrie
Inleiding Hart der duisternis
Als dit zou kloppen, zou het project investeringen in infrastructuur en bouwwerken van een onthutsende omvang vergen: momenteel heeft minder dan 10% van de gezinnen op het platteland in zwart-Afrika toegang tot elektriciteit en de algemene toegang ligt lager dan 25%.5 De aanleg van een basisnetwerk van lokale elektrische centrales en aansluitingen voor gezinnen in heel Afrika om 500 miljoen mensen toegang te bieden tot elektriciteit (en niet alleen de elektriciteit gewoon te laten passeren door landen met een bevolking van 500 miljoen op weg naar rijkere markten elders – een oneerlijke zwendel die geen enkele zichzelf respecterende ontwikkelingsbank uiteraard ook maar zou overwegen…) zou tientallen miljarden en vele jaren vergen. En dat zou ook precies zijn wat actievoerders en plaatselijke gemeenschappen al decennialang vragen: investeringen die de rijkdommen en de groei naar echte mensen laten stromen en niet naar megabedrijven. Zoals de Economische Commissie voor Afrika van de VN (UNECA) stelt, “We kunnen niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is om de toegang van de armen tot elektriciteit te bevorderen. In zwart-Afrika bestaat het grootste deel van de bevolking uit armen, vooral op het platteland. Daarom kan de toegang tot elektriciteit hun meer kansen bieden om een inkomen te verwerven.”6 Zou Grand Inga dan toch een nieuwe rooskleurige toekomst kunnen inluiden van toegang tot energie en kansen voor de arme Afrikanen?
Een heel, heel, heel lange draad De grootste schok op de weg van Kinshasa naar Matadi is het ontbreken van bomen. Er staan geen bomen! Tijdens de acht uur durende rit kom je door niets anders dan bruine, lege, met wat struiken begroeide heuvels. Op veel plaatsen is het struikgewas in brand gestoken – niemand kan verklaren waarom – en ligt het nog stinkend na te smeulen naast blootliggende gaspijpleidingen en kleine dorpen. Af en toe duiken we een smalle vallei in waar de helling waarschijnlijk te steil is en het te veel werk zou kosten om de bomen om te hakken en ze weg te sleuren. Dan is de omgeving een jammerlijk kort moment groen en is het ook merkbaar koeler. We passeren tientallen mensen met bundels van amper meer dan twijgen op de rug, die de branders in Kinshasa zullen omzetten 5 6
Africa Electrification Initiative, http://www.euei-pdf.org/ project+M56b44e6015f.html United Nations Economic Commission for Africa, Making Africa’s Power Sector Sustainable: An Analysis of Power Sector Reforms in Africa, 2007, p. 105
in houtskool. “Ik herinner mij nog dat deze heuvels in de jaren tachtig allemaal bebost waren, maar daarna hebben de mensen de bomen gehakt,” zegt onze chauffeur Mike. “Als ze stroom hadden, zouden ze het bos niet hoeven te kappen.” We weten natuurlijk niet of alle bomen zijn omgehakt om te voldoen aan de behoefte aan energie en of de toegang tot elektriciteit per definitie een eind zou maken aan de totale ontbossing. Maar er bestaat geen krachtiger bewijs van de armoede van de Congolese bevolking dan de kaalslag in Bas-Congo. Zelfs in de tijd van Conrad, zo blijkt uit zijn Congodagboek, waren de bossen hier niet zo ondoordringbaar dicht als het woud stroomopwaarts dat hij op onvergetelijke wijze heeft beschreven. Maar de dorre desolaatheid die zich nu honderden kilometers lang uitstrekt, is werkelijk beklemmend. Als Grand Inga of enig ander waterkrachtproject op de Congostroom ten minste de noden van sommige van deze mensen zou kunnen lenigen, zodat het bos zich kan herstellen, zou dat een onmetelijke dienst bewijzen aan zowel de mensen als het ecosysteem. Met andere woorden: dat zou echte ontwikkeling zijn. Maar dat is niet wat er gepland is.
LEGEND © Interconnection Projects Northern Highway Northern Highway (alternative route) Southern Highway (Eastern corridor) Northern Highway (Western corridor) Western Highway © Converter Sub-stations Existent Sub-stations Planned Sub-stations
7 8
Bron: World Energy Council, How to make the Grand Inga Hydropower Project happen for Africa, april 2008.
Deze kaart toont welke exportroutes het Grand Inga-project financieel leefbaar moeten maken. Het prijskaartje van het project lijkt voortdurend aan te zwellen, zelfs nog vóór de onvermijdelijke stijging van de kosten bij de start van de bouwwerken. Een paar jaar geleden was sprake van 50
10
Conrads nachtmerrie
miljard dollar, meer recentelijk van 80 miljard dollar en nu zouden de kosten, volgens een interview met de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDB), zelfs al 100 miljard dollar bedragen.7 Hoe dat astronomische bedrag moet worden bijeengebracht, is het grote mysterie van het plan. Eén mogelijk antwoord is dat de DRC, een van de armste landen met een van de hoogste schuldenlasten ter wereld, nog meer met handen en voeten gebonden zal zijn aan de rijkste groepen op aarde. In april 2008 nodigde de WEC alle grote potentiële ‘stakeholders’ voor Grand Inga uit voor een vergadering in Londen (met als kleine uitzondering de Afrikaanse ngo’s en gemeenschapsleiders, die niet mochten deelnemen). De presentatie van de EIB spitste zich daar veelbetekenend toe op publiekprivate partnerschappen (PPP) als financieringsmethode.8 PPP’s zijn de voorbije jaren om twee redenen berucht geworden bij actievoerders: zij hebben in het verleden de kosten van projecten massaal opgeblazen en zij leggen de kostenlast altijd duidelijk bij de regeringen en houden de winsten en ook heel vaak de eigendom van het project zelf in handen van de privésector.9 Een andere mogelijkheid, die misschien zelfs nog waarschijnlijker is, bestaat erin om van Grand Inga een onafhankelijke stroomproducent te maken (in het Engels Independent Power Producer of IPP) – een volledig particuliere onderneming, die onafhankelijk van de overheid wordt opgezet door privéontwikkelaars. Hoewel het IPP-scenario zou vermijden dat de DRC wordt opgezadeld met een nog grotere schuldenlast, wordt het daardoor ook uiterst waarschijnlijk dat de staat de toegang tot de omvangrijke waterkrachtbronnen in Inga voor niet veel meer dan een schijntje zou verkopen aan privébelangen – en dan amper of geen greep meer zou hebben op de ecologische en sociale gevolgen van de dam of het gebruik van de opgewekte energie. Het instellen van dergelijke particuliere westerse energiekolonies in arme landen is een van de belangrijkste hedendaagse trends in de financiering van ontwikkeling. De Baku-Tbilisi-Ceyhan (BTC) oliepijplijn is een ander voorbeeld van een door de internationale financieringsinstellingen (IFI’s) gefinancierde energieroof in verscheidene landen (Azerbeidzjan, Georgië en Turkije). In dat geval hebben de contractanten (onder leiding van BP) een ‘stabilisatieclausule’ laten opnemen in de projectcontracten om de wettelijke regels in ver-
Inleiding Hart der duisternis
9
Interview met M. Raymond Kitandala, African Development Bank, Kinshasa, 22 juli 2009 Flavia Palanza, The European Investment Bank and Public Private Funding: Financing Inga Hydropower Projects, presentatie voor de vergadering van de World Energy Council, London, 21 april 2009 Bij het project ter verbreding van M25-snelweg in het Verenigd Koninkrijk (waaraan de EIB meer dan 500 miljoen pond besteedde) heeft PPP de kosten van het project opgedreven van naar schatting 478 miljoen tot 6,2 miljard pond. De Britse regering heeft nu nog voor ongeveer 215 miljard pond verplichtingen in toekomstige PPP-contracten, waarvan een groot deel eerst zal worden gebruikt om abnormaal hoge vergoedingen te betalen aan privé-instellingen voor de bouw van ziekenhuizen en scholen en om hen dan opnieuw te betalen voor het terug leasen van het afgewerkte project. George Monbiot, The Biggest, Weirdest Rip-Off Yet, The Guardian, 7 april 2009; The Real Expenses Scandal, The Guardian, 26 mei 2009
band met de pijplijn gedurende de looptijd van veertig jaar te bevriezen. Die clausule stelt BP vrij van de nationale milieu- en sociale wetgeving en vermijdt dat toekomstige regeringen in de drie landen kunnen eisen dat het project strengere wetten moet naleven of hogere belastingen moet betalen – in wezen wordt de BTC-lijn op die manier geografisch geïsoleerd, weggehaald uit de plaatselijke rechtsbevoegdheid en onder de controle van multinationale bedrijven geplaatst. Elk geschil met getroffen personen wordt doorverwezen naar een driekoppig bedrijfspanel in Genève. Dat doet verdacht veel denken aan Leopold en zijn juridisch advies uit Oxford.10 Met welke middelen de aanvankelijke financiering ook zal worden bijeengebracht, de kaart toont duidelijk dat Grand Inga vooral rendabel zal moeten worden door de energie te exporteren. Een deel ervan zou naar andere delen van de DRC gaan om de mijnen in het zuiden aan te drijven, maar het grootste deel zou worden uitgevoerd naar rijkere markten. Een van die exportlijnen zou via Angola, Namibië en eventueel Botswana naar Zuid-Afrika lopen, een land met een constante energiehonger. Een andere lijn zou een lus maken door Zambia en Zimbabwe, die net als de andere landen belust zijn op de Congolese energie voor hun mijnen en hun zware industrie en een derde lijn zou naar Nigeria lopen. Maar zoals blijkt uit alle onderzoek, is de belangrijkste exportroute om Grand Inga rendabel te maken een hoogspanningslijn door het evenaarswoud van Congo-Brazzaville en de Centraal-Afrikaanse Republiek, via Darfur, Soedan en de Sahara naar Egypte, en dan onder de Middellandse Zee door naar Europa, in totaal ongeveer 5800 km lang. Het klinkt precies als het een of ander dwaze idee dat mijnheer Kurtz (de corrupte Europeaan die voor Conrad – veel meer dan Afrika – het echte hart van de duisternis vormde) in zijn notitieboekjes zou kunnen hebben gekrabbeld (in zijn visionaire humanitaire fase, kort voor “Uitroeien die beesten!”) Via een draad stroom transporteren van onder de evenaar, door oerwoud en woestijn en zee, helemaal naar Europa! En toch is dat precies wat er staat, in het hart van de projectdocumenten van de Wereldbank en de WEC.11 Stel je eens even de duizelingwekkende kosten en de technische complexiteit van zo’n lijn voor. Volgens ingenieurs is zoiets nooit eerder uitgeprobeerd. Waterkracht wordt opgewekt en overgebracht in wisselstroom; de standaard voor een hoogspanningslijn voor wisselstroom bedraagt 1000 KV (één miljoen Volt). Bij die spanning treden fysieke belemmeringen op, het zogenaamde 10 Baku-Ceyhan Campaign, http://www.bakuceyhan.org.uk/ 11 “Uit een haalbaarheidsstudie van het Franse nutsbedrijf Electricité de France en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDB) blijkt dat zowel het Grand Inga-project als een plan om van daaruit stroom te leveren aan Noord-Afrika levensvatbaar zijn.” MIGA, Grand Inga Project-Democratic Republic of Congo, 1 mei 2007. Het verslag van de WEC vermeldt niet minder dan drie haalbaarheidsstudies voor de noordelijke exportroute, waarvan de meest recente is betaald met een lening van 15 miljoen dollar van de AfDB. De documenten laten beleefd na om de laatste fase van het proces te vermelden, namelijk het vervoer van de stroom van Egypte naar Europa, maar er zijn wel interviews die dit bevestigen.
11
Conrads nachtmerrie
Inleiding Hart der duisternis
Ferranti-effect, waardoor de lijn maximaal 2000 km lang kan zijn. Een langere lijn betekent een onmogelijk groot verlies aan stroom. Daarom zal de lijn dus waarschijnlijk op gelijkstroom werken, maar het langste voorbeeld daarvan is slecht een derde zo lang als de geplande Inga-Europalijn: het is de steeds verder aftakelende Inga-Kolwezilijn, die stroom vervoert naar de mijnen in Katanga en waarvan de kosten zoals we zullen zien intussen al zijn verviervoudigd. Gelijkstroomlijnen kunnen de stroom op efficiëntere wijze over lange afstanden vervoeren. Zij garanderen feitelijk ook dat de plaatselijke bevolking wordt uitgesloten van de nieuwe energievoorziening. De transportlijnen zullen immers vermoedelijk een spanning hebben van 500 KV, terwijl de meeste distributielijnen van de dorpen een spanning van 11 of 33 KV hebben. Telkens wanneer de lijn een bevolkingsgroep passeert die aansluiting wil, is er dus een nieuw substation nodig om de stroom om te zetten in wisselstroom en de spanning te verlagen. Dat betekent hoge uitgaven voor bijna geen return – iets wat de projectontwikkelaars kost wat kost zullen proberen te vermijden. We mogen ook niet vergeten dat het vrijhakken van ruimte voor de hoogspanningslijn door het oerwoud een enorme ecologische schade zou veroorzaken. Greenpeace beschrijft het “uitzonderlijke ecologische belang” van het Congolese regenwoud: “in het woud wonen 270 soorten zoogdieren, waarvan er 39 uniek zijn voor de regio. In het Congolese regenwoud leven dieren als de okapi, de Congopauw, de bosbuffel, de zeldzame bongoantilope en de bosolifant. In het Congolese regenwoud vinden we ook ongeveer 10.000 soorten planten, waarvan er 3300 uniek zijn voor de regio.” Greenpeace stelt ook dat veertig miljoen mensen in de DRC, onder wie de Bantoes en de Twa-pygmeeën, afhankelijk zijn van het woud voor hun overleven: zal er werkelijk een overlegproces of een milieu-impactprocedure komen die ook maar enigszins hun rechten of de impact van zo’n project op hun leven zou erkennen? Er zijn overvloedige bewijzen dat het openleggen van een maagdelijk stuk woud voor de buitenwereld, daadwerkelijk het bestaan van inheemse volken ontwricht door illegale houtkap, jacht, ziekten en het gebruik van hun traditionele gronden voor commerciële doeleinden.12 En dan moeten we ten slotte ook beseffen wat zo’n project eigenlijk in essentie betekent: Europeanen knippen een schakelaar aan en energie uit de Congostroom verlicht hun woning en de mensen die naast de Congostroom wonen, hebben niets anders dan duisternis. Want dat is het onvermijdelijke gevolg wanneer Grand Inga een exportgericht project wordt: de Congolese bevolking zal niets krijgen. De elektrificering die de Congolezen zo hard nodig hebben om hun huizen te verlichten en kleine bedrijfjes op te starten, de stroomvoorziening die zou kunnen vermijden dat het tweede grootste tropische woud op aarde verloren gaat, zal er nooit komen. Daarvoor is er geen geld voorzien op de begroting en zijn er geen tijd of middelen uitgetrokken om het noodzakelijke uit12 http://www.greenpeace.org/international/campaigns/forests/ africa
gebreide netwerk van verbindingen aan te leggen. De twee modellen – export versus binnenlands gebruik – spreken elkaar niet alleen tegen, maar sluiten elkaar gewoon uit. Een van de belangrijkste voorbereidende maatregelen voor Grand Inga is de privatisering van het onfortuinlijke nationale elektriciteitsbedrijf Société Nationale d’Electricité (SNEL), waarvan de inkomsten sinds oktober 2008 met 30% zijn gedaald en dat 500 miljoen dollar tegoed zou hebben aan achterstallige betalingen. In april 2009 werd in de DRC een wet gestemd die twintig overheidsbedrijven, waaronder SNEL, omvormde tot winstbeogende ondernemingen. Voor eind 2009 was ook een stemming voorzien over een elektriciteitswet die privé-investeerders juridische, legale en fiscale ‘incentives’ biedt om actief te worden in de energiesector.13 De privatisering is gedeeltelijk bedoeld om de mensen er hardhandig toe te dwingen hun schulden te betalen aan SNEL (of meer bepaald aan de buitenlandse bedrijven die SNEL zullen opkopen): in een zelfs naar hoge Wereldbanknormen enorm gemene opmerking stelt de bank, “het BBP van de DRC zou met drie procent stijgen indien alle klanten hun elektriciteitsrekening zouden betalen,” maar zij zouden daar meer toe in staat of geneigd zijn als hun geld niet snel in westelijke richting zou verdwijnen, in de vorm van schuldaflossing aan de Wereldbank. Waar het bij de privatisering vooral op aankomt, is wat we ook al hebben gezien bij PPP: grote delen van de Afrikaanse publieke goederen overdragen aan westerse particuliere groepen en ervoor zorgen dat de privésector zo weinig mogelijk last heeft van sociale verplichtingen (zoals stroom verstrekken aan arme mensen) en overheidsregels die zijn mogelijkheden om geld te verdienen zouden kunnen belemmeren. Dat is tenslotte de essentie van het neoliberalisme. De privatisering is met andere woorden een andere belangrijke aanwijzing dat de gewone mensen niets zullen krijgen van Grand Inga. Een plotselinge privatisering heeft altijd rampzalige gevolgen voor de armen. In 2000 werd er geëxperimenteerd met de privatisering van water in KwaZulu-Natal: 100.000 mensen liepen toen cholera op omdat ze het zich niet konden veroorloven om te betalen voor zuiver water en in plaats daarvan vervuild water uit de rivieren moesten drinken. De UNECA staat bijzonder sceptisch tegenover de privatisering van elektriciteit in Afrika: “belangrijke problemen die de aanleiding vormden voor de hervormingen blijven nog lang na doorvoering van die hervormingen bestaan… in Mali, Senegal [en] Kameroen blijkt er heel wat ontevredenheid te bestaan over de betrokkenheid van de privésector… alleen landen die bij de hervorming van de elektriciteitssector de privatisering hebben doorgevoerd parallel aan of na een massale elektrificering voor de bevolking, hebben wenselijke resultaten bereikt.”14 13 African Energy Intelligence, SNEL’s Boss in the Hot Seat, 12 december 2008 en SNEL’s Financial Woes Worsen, 11 februari 2009; Reuters, DRC Power Sector Reforms, 21 mei 2009 14 UNECA, Making Africa’s Power Sector Sustainable, pp. 99100, cursivering toegevoegd
12
Conrads nachtmerrie
Inleiding Hart der duisternis
Dit laatste punt ligt zo voor de hand dat vrijemarktadepten het onmogelijk kunnen begrijpen: als het geld voor de aanleg van verbindingen naar de woningen van gewone mensen niet wordt uitgegeven vooraleer het elektriciteitssysteem enkel nog draait om het uitpersen van de laatste druppel winst voor de multinationals, zal het verduiveld zeker ook niet achteraf worden uitgegeven. Afrikanen op het platteland zullen op geen enkele manier in staat zijn om evenveel voor stroom te betalen als de Europese (als het waanzinnige transportproject al zou werken) of Zuid-Afrikaanse consumenten dat kunnen, laat staan dat ze kunnen betalen voor de infrastructuur die nodig is om hen aan te sluiten op het net. Om te weten wat het echte effect van de Inga-dammen op de Congolese bevolking zal zijn, hoeven we eigenlijk helemaal niet ver te reizen.
“We zijn nu bezig met de levenden – jij moet even wachten”
© Jan Cappelle
Simon Malanda wijst met de vinger naar de elektriciteitsdraden die overal aan de horizon te zien zijn. “Daar gaat de stroom van Inga, die gaat helemaal naar de mijnen in Katanga, en mijn dorp ligt maar op 2 km afstand van hier en wij krijgen niets. Is dat normaal?” Hij bladert door een dikke stapel papieren, vele ervan vergeeld van ouderdom of beduimeld en afgesleten door intensief gebruik. Het zijn juridische documenten, vorderingen en tegenvorderingen en klachten tegen de verplaatsing van zijn gemeenschap vanuit Inga, die dateren van 1958, toen de Belgen de Ingaprojecten hebben opgezet. Doordat zijn ogen hem in de steek laten, kan hij de papieren niet eens meer fatsoenlijk lezen. ‘Papa Simon’ is 76 jaar oud en de wettelijk erkende vertegenwoordiger van zes clans die vroeger in Inga woonden. Hij heeft de stapel documenten (als in een tragische Congolese versie van Bleak House) in 1974 overgeërfd van zijn oom. Eerst werden de clans uit het gebied weggestuurd. Daarna, na de onafhankelijkheid, keerden er twee terug naar de dorpen Manzi en Avunda, in
de buurt van de bouwplaats van de dam. Niemand weet precies uit hoeveel mensen de zes clans bestaan – Simon weet alleen om hoeveel gezinnen het gaat en hoeveel grond zij hebben opgegeven voor de dam. Hijzelf beweert 2000 hectaren te hebben ingeleverd. In ruil daarvoor hebben zij niets gekregen, zegt Simon Malanda. “Ze proberen te zeggen dat hier niemand woonde en dat het dus niet nodig is om een schadevergoeding te betalen,” vaart hij uit over SNEL en de Wereldbank. “Maar in 1958 waren de Belgen wel bereid om schadevergoeding te betalen – waarom zouden zij dat hebben gedaan als hier niemand woonde?! Hoe had iemand aan de westerse verkenners ‘Inga’ kunnen zeggen als er hier niemand was?”15 Hij zwaait met enkele documenten die lijken aan te tonen dat er wel afspraken zijn gemaakt met de zes clans over een schadevergoeding, maar dat die nooit is betaald. Dit biedt zeker voldoende stof voor een interessante rechtszaak. En als de dorpelingen zich gerechtelijke stappen zouden kunnen veroorloven, zou dat waarschijnlijk de enige manier zijn waarop zij ooit ook maar enig voordeel van de Inga-dammen zouden zien. De projectdocumenten van de Wereldbank stellen: “De bevolking die ten tijde van de aanleg van Inga I en Inga II de rechten op het landgebruik bezat, is op passende wijze vergoed,” en de aanvankelijke bouwwerken hebben “geen sociale erfenis” nagelaten. De gids van de SNEL vertelt ons met een uitgestreken gezicht dat de mensen vrijwillig zijn verhuisd omwille van een soort bijtende vlieg. Raymond Kitandala van de AfDB is van mening dat het niet het probleem van de AfDB is: “Wij schilderen het huis alleen, we hebben het niet uit het niets opgebouwd.” Als er inderdaad een vergoeding is betaald aan deze mensen, zoals de Wereldbank beweert, dan valt daar vandaag maar weinig van te merken. Om water te halen, moeten Simon Malanda en zijn vrouw verscheidene honderden meter door de brandend hete heuvels trekken naar een schaduwrijke vallei waar een straaltje water uit een kleine buis sijpelt. Na de korte verademing die dit oponthoud biedt, valt de steile beklimming van de heuvel met de last en in de hitte dubbel zwaar. Maar Simon heeft tenminste een bakstenen huis. Pas bij ons bezoek aan Kamp Kinshasa, een dorp van de tweede generatie van ongeveer 7000 tot 9000 voormalige bouwarbeiders, onder wie er velen van de Inga-site met hun kinderen naar hier zijn verplaatst, zien we absolute ontbering. Kamp Kinshasa wekt vooral de indruk dat het uit zijn voegen barst van de kinderen en de jongeren. Kippen en jonge hondjes stuiven uiteen in het stof als onze truck komt aanrijden. Hele groepen kinderen, de meesten jonger dan tien jaar, drummen om ons heen wanneer we uitstappen. Eentje draagt een T-shirt met het opschrift “Mijn therapeut zegt dat het allemaal jouw schuld is”. Heel die menselijke massa zit opeengepakt in houten 15 Toen Stanleys mannen voor het eerst in de streek kwamen en de plaatselijke bevolking vroegen hoe het gebied heette, antwoordden zij “Inga” – wat “Hallo” betekent, zo vertelt de mythe over de oprichting van Inga. Een passende anekdote als begin van een langdurig verhaal van communicatiestoornissen.
13
Conrads nachtmerrie
Inleiding Hart der duisternis
© Jan Cappelle
keten van enkele vierkante meters, gemaakt van planken en oude reclameborden: drie tot vier gezinnen per hok en elk gezin bestaande uit vijf tot tien mensen. Er is geen water in het kamp, geen riolering, geen elektriciteit, geen school en er zijn geen gezondheidsvoorzieningen. Geen enkele van de mannen werkt voor SNEL aan de dam; zoals de leider van het kamp beleefd uitlegt, zijn zij gebleven in afwachting van toekomstig werk – en omdat de grond hun thuis is geweest van voor de vorige eeuwwisseling.
© Jan Cappelle
Kamp Kinshasa is een illegale nederzetting. En in vergelijking met de meeste hervestigingen die zijn gefinancierd met middelen van de Internationale Financiële Instellingen (IFI) is het ook een heel gemakkelijk op te lossen probleem. De meeste getroffenen bevinden zich op dezelfde plaats; ze hebben ongewoon uitgebreide documenten in verband met hun eisen en ze zijn niet eens zo talrijk. Maar in plaats daarvan worden ze bedreigd. In april 2007 gaf de plaatselijke commissaris de mensen van Kamp Kinshasa drie maanden de tijd om de plek te verlaten. Dankzij de inspanningen van CEPECO, de Congolese ngo onder leiding van Pastor Jacques Bakulu die de meest recente acties tegen de Inga-dammen heeft ge-
voerd, werd de bedreiging afgewend. Maar in juli 2009 herhaalde SNEL het verzoek om te vertrekken. Deze keer lijkt de overheid het ernstiger te menen, zeggen de mensen van Kamp Kinshasa: alle inwoners hebben een vragenlijst gekregen en er werd duidelijk met geweld gedreigd als ze niet zouden gehoorzamen. Simon Malanda steekt zijn vinger boos in zijn stapel papieren terwijl hij zijn eis om schadevergoeding, werk, elektrificering, medische hulp en watervoorziening en misschien zelfs een cultureel centrum voor het dorp herhaalt. “Iedereen moet leven, maar tegen ons zeggen ze, ‘Wacht even – we zijn nu bezig met de levenden!’” Maar zijn mensen hebben nu al meer dan een halve eeuw gewacht. En het wachten lijkt nog niet voorbij.
Een slechte dag voor het baptisme Het is een vermoeiende ochtend geweest. We hebben enorm veel tijd verloren in allerlei kantoren om onze paspoorten nauwkeurig te laten bestuderen, kopiëren en nog eens kopiëren, en nu wacht ons nog een laatste hindernis: een corpulente, vriendelijke Congolese legerofficier in een geel hemd met de symbolische gebroken ketenen van het kolonialisme leest ons de les over god. “Ik geloof dat er één god is hierboven en wij hebben hem nodig, we hebben een redder nodig tegen de occultisten, tegen de spiritualisten!” Door zijn vurigheid vergeet hij zelfs dat hij daarnet heeft beweerd dat Thierry Henry Mobutu’s onwettige zoon is. Nadat ik hem beleefd vertel dat godsdienst in mijn familie nooit echt een prioriteit is geweest, biedt hij aan om mij mee naar buiten te nemen om me ter plekke te dopen. Wanneer ik daarvoor bedank met het excuus van tijdgebrek en een overmatig aantal vergaderingen, probeert hij ons 50 dollar lichter te maken voor ‘administratieve kosten’ en laat hij ons gaan. Eindelijk zijn we op weg naar Inga. Het Inga-complex bestaat in feite uit vier dammen, waarvan er al twee zijn gebouwd. Inga I werd afgerond in 1972 met een theoretisch vermogen van 351 MW. Inga II was een decennium later klaar, met een (heel) theoretisch vermogen van 1424 MW. Deze dammen zijn verbonden met de kopermijnen in Katanga via de 1800 km lange, sterk beschadigde Inga-Kolwezihoogspanningslijn. Meteen van bij het begin waren Inga I en II dure witte olifanten, die vooral dienden om Mobutu’s gezag veilig te stellen, omdat hij zo de mogelijkheid had om op staande voet de stroomtoevoer naar het roerige Katanga af te snijden. Volgens een rapport waren de twee dammen in 1981 al verantwoordelijk voor 32,9% van de totale Congolese schuld van 4,6 miljard dollar, wat zou betekenen dat de bouw ervan ongeveer 1,5 miljard dollar zou hebben gekost.16 Dat geld is niet goed besteed. De twee dammen samen produceren amper 710 MW, waarvan 420 MW naar Kinshasa gaat, 210 MW naar de mijnen en naar Zuid-Afrika en de rest naar andere 16 Olivier Zimmer, La production d’électricité en Afrique: le cas des barrages d’Inga, Scriptie ingediend voor het behalen van de graad van Master ‘Ingénieur de Gestion’, Solvay Business School, Université Libre de Bruxelles, 2006-7, p. 30
14
Conrads nachtmerrie
Inleiding Hart der duisternis
© Jan Cappelle
steden in Congo. De aankomst in Inga I is als een frustrerende reis terug in de tijd naar het tijdperk dat er nog optimisme heerste in Afrika. Sinds de aanvankelijke bouw lijkt er niets meer te zijn gebeurd. Op de vloer liggen smerige machineonderdelen naast half doorgesneden tonnen vol lege pindadoppen. Een flatscreen computermonitor vloekt gewoon in een controlekamer die er voor de rest uitziet als de filmset van Dr. Strangelove uit de sixties. De gids van SNEL vertelt ons dat er amper 38 mensen op de site werken; wij krijgen er maar een handvol te zien. Hij beweert ook dat drie van de zes turbines draaien, maar toont ons er maar één. Uit een van de reusachtige buizen die water naar de turbines moeten voeren, groeien gras en boompjes.
© Jan Cappelle
De plaats die we het eerst bezoeken, stelt ons nog het meest teleur. Op een rotsachtig plateau met een adembenemend uitzicht over de watervallen bevindt zich de showroom van Inga, die tegelijk met Inga I werd gebouwd en duidelijk haar leeftijd laat zien. We nemen plaats op doorgezakte stoelen waarvan de veren door de zitting heen steken en de SNEL-gids geeft ons een toelichting bij de dammen. Met een versplinterd stuk hout wijst hij op de projecttekeningen – niet in een PowerPointpresentatie of op een flipchart, maar op platen die aan de muur zijn bevestigd. Eén illustratie is gedeeltelijk losgekomen en neigt naar de grond: het is het beeld van de exportroutes voor Grand Inga dat we al in fraaiere vorm hebben gezien in de documentatie van de projectontwikkelaars. We houden er vooral een ongemakkelijk gevoel aan over. Inga II vertoont iets meer teken van leven (om niet te spreken van de opmerkelijke binnenwand van honderden meter lang, gemaakt van veelkleurige glazen ruiten, die doen denken aan een computergrafiek uit het begin van de jaren 1980), maar toch werken er slechts vier van de acht turbines. Samen draaien de twee dammen op minder dan 40% van hun capaciteit en zelfs in de mijnen en in Kinshasa is er soms stroom tekort of valt die helemaal uit. En het uitzonderlijke is dat de ontwikkelingsbanken geld zijn blijven stoppen in het ‘herstel’ van Inga. Het succes, of het gebrek aan succes, van dat herstel in verhouding tot de kosten zou iedereen die van plan is om te investeren in Grand Inga toch even aan het denken moeten zetten. Terri Hathaway van International Rivers berekent dat de Wereldbank 771,9 miljoen dollar in het herstel van Inga heeft gestopt. Veelbetekenend is ook dat elke aanvankelijke investering verder moest worden aangevuld met vele andere. De oorspronkelijke 166,6 miljoen dollar uit 2002 voor het Multisectorale Noodplan voor Wederopbouw en Herstel (Emergency Multisectoral Reconstruction and Rehabilitation Project – EMRRP) om Inga I en II weer volop in bedrijf te krijgen, moest in 2005 en 2007 verder met fondsen worden aangevuld en zelfs dat was lang niet genoeg. In 2006 zag de Wereldbank zich genoodzaakt om voor een verder herstel het Project voor de Ontwikkeling van de Regionale en Binnenlandse Stroommarkt op te zetten (Regional and Domestic Power Markets Development Project – PMEDE), met een kost van 296,7 miljoen dollar. Zij moest ook de hulp inroepen van de EIB, die in december 2008 over de brug kwam met 110 miljoen euro. En toch zal dat alles nog lang niet volstaan: het budget voor PMEDE is intussen opgelopen tot 550 miljoen dollar, exclusief de dure maar noodzakelijke kosten voor het verwijderen van de zware stenen die zich in het reservoir hebben opgestapeld en die de waterleidingen blokkeren.17 Het verhaal van de Inga-Kolwezilijn is zelfs nog minder rooskleurig. Het herstel daarvan staat bekend onder de naam SAPM APL 1 – Southern Africa Power Market Adaptable Phase Loan 1 (eerste lening met aanpasbare fasen voor de zuidelijk-Afrikaanse elektriciteitsmarkt). De lijn werd 17 Terri Hathaway, DRC’s Power Sector an Anti-Development Debt Trap, International Rivers Briefing, 29 juli 2009
15
Conrads nachtmerrie
Inleiding Hart der duisternis
in 1983 in werking gesteld, maar op minder dan tien jaar tijd daalde het vermogen van 560 MW naar 200 MW. Een aanvankelijke lening van de Wereldbank voor het herstel ter waarde van 178,6 miljoen dollar uit 2003 werd in 2009 verdubbeld. Zoals Hathaway stelt, “de hoogspanningslijn heeft na zeven jaar vertraging en een verviervoudiging van de oorspronkelijk geplande kosten al bijna 1 miljard dollar gekost. Zij heeft de twijfelachtige eer om in haar eentje de grootste bijdrage te hebben geleverd aan de schuldenlast van de DRC.”18 Tijdens ons bezoek gaat de belangrijkste activiteit ter plekke uit van mensen die vrolijk kleine percelen met groenten onderhouden. Het herstelplan van de Wereldbank is enkel en alleen gericht op de exportmarkten. Het idee van SAPM APL 1 bestaat erin de elektriciteit van de gerestaureerde dammen zuidwaarts te sturen naar Zambia en Zimbabwe en Botswana – de energiestroom waar de heer Mogae en andere Afrikaanse leiders al zo lang om roepen. Als de mensen in de DRC dan al geen elektriciteit krijgen, zo luidt de redenering, dan zullen de andere Afrikanen tenminste toch stroom hebben. Maar het verhaal van de laatste van de vier Inga-dammen, Inga III, spreekt ook die veronderstelling tegen. Als idee heeft Inga III wel degelijk zin. Er zouden lange tunnels in de zijkant van het reservoir van Inga I moeten worden geboord en het water zou in een neerwaartse hoek naar nieuwe turbines worden gevoerd in de buurt van de ingang van het complex. Op die manier zou de bestaande waterkracht beter benut worden. Zoals voor al deze projecten zijn zowel de kosten (van 5,23 naar 8,5 miljard dollar) als het vermeende vermogen (van 3500 naar 5000 MW) van Inga III onlangs weer gestegen en niemand is helemaal zeker wat het verband is met Grand Inga; sommigen beschrijven Inga III als de voorloper of als een testcase van Grand Inga, anderen (onder wie de AfDB) menen dat er een beslissing moet komen tussen een van beide. Inga III zou zeker lang vóór Grand Inga klaar zijn en dat snellere resultaat oefent de grootste aantrekkingskracht uit op de twee partijen die het project hebben ontwikkeld. Aanvankelijk wilde de regering van de DRC samen met Angola, Namibië, Zuid-Afrika en Botswana Inga III ontwikkelen via de zogenaamde Westcor (West Corridor) Groep, die eigendom is van de nationale nutsbedrijven van de vijf Afrikaanse landen. Ongeveer 3000 MW 18 Hathaway, ibid. De mate waarin de Wereldbank de kosten voor het herstel heeft onderschat, toont hoe weinig aanwijzingen de ontwikkelingsbanken hebben van wat er nodig zal zijn om Inga te laten draaien. Het eigen inspectieteam van de Wereldbank, de Onafhankelijke Evaluatiegroep (Independent Evaluation Group – IEG), komt tot de conclusie: “Een reden waarom er niet voldoende aandacht is besteed aan de toestand van Inga was dat de bank dacht dat de bestaande steun voor de wederopbouw van Inga – 9,35 miljoen dollar van EMRRP en 3,3 miljoen dollar van SAPM APL 1 – zou volstaan. De 150 miljoen dollar die momenteel worden voorzien voor het herstelproject, tonen hoezeer de oorspronkelijke berekeningen verkeerd waren.” Een reden die de IEG aangeeft voor de mislukking, was dat “de mix van vaardigheden bij het projectteam wellicht niet optimaal was, omdat er vooral veel aandacht was voor financiën en recht en minder voor waterkracht en engineering.” Dat was (en is) altijd zo bij ontwikkelingsbanken. Independent Evaluation Group, Southern Africa Power Market Adaptable Phase Loan 1 (SAPM APL 1) desk study evaluation, 2006, pp. 21-22
zou naar Zuid-Afrika zijn gegaan, 1000 MW naar de DRC en de overige 1000 MW zou zijn gedeeld door de overige aandeelhouders in het project.19 Inga III werd opgezet als een initiatief van het Nieuwe Partnerschap voor de Ontwikkeling van Afrika (NEPAD), een economisch ontwikkelingsprogramma van de Afrikaanse Unie, en had een project kunnen zijn in het belang van de Afrikanen en misschien zelfs de Congolese burgers. Maar jammer genoeg was Westcor niet de enige geïnteresseerde. In februari 2006 ondertekende BHP Billiton, de grootste mijnbouwonderneming ter wereld, een princiepsakkoord met de regering van de DRC om Inga III te ontwikkelen en ook een aluminiumsmelter ter waarde van 2,5 miljard dollar. De Congolese regering worstelde een tijdje met de twee alternatieve projecten tot het onvermijdelijke gebeurde: zij besliste de andere Afrikaanse landen te laten vallen en alleen in zee te gaan met BHP. Voor Westcor was dat een onaangename onderdompeling in het koude water van de ontwikkelingspolitiek. De resultaten zijn waarschijnlijk voor niemand goed nieuws, behalve dan voor de Congolese elite, die ongetwijfeld haar eigen persoonlijke redenen had om de deal met BHP goed te keuren. BHP heeft over de hele wereld een barslechte reputatie vanwege een groot aantal milieurampen, waaronder die van Ok Tedi in Papoea-NieuwGuinea en Illawarra en Yeelirie in zijn thuisland Australië. Hathaway stelt dat het contract voor de Mozal aluminiumsmelter van BHP in Mozambique net als dat voor de BTC-oliepijplijn “naar verluidt een stabilisatieclausule omvat, die BHP Billiton gedurende vijftig jaar onveranderde winstmarges garandeert en geringe opbrengsten voor de staat in de vorm van royalties en belastinginkomsten. Aluminiumsmelters leveren maar weinig banen op in verhouding tot hun intensieve energieverbruik… De smelter verbruikt ongeveer twee tot drie keer zoveel stroom als de hele rest van Mozambique.”20
Aanval van de gieren Dus geen binnenlandse stroom voor de Congolezen, alleen maar stroom voor Europa en westerse megabedrijven en enorme schulden om dat te bereiken. Geen voordelen of schadevergoeding voor de plaatselijke bevolking, alleen maar minder kansen om aan elektriciteit te komen en minder mogelijkheden tot groei. Maar de Inga-dammen zullen dan toch zeker wel de zo noodzakelijke buitenlandse deviezen opleveren? En als de turbines eenmaal werken en aan het pompen gaan, zal het geld toch wel binnenstromen? In 1988 bouwde Energoinvest, een Joegoslavisch (nu Bosnisch) bedrijf – het feit dat we praten over landen die niet langer bestaan, toont meteen hoe lang het hier beschreven proces al aansleept – een kleine dam met de naam Mobayi Mbongo die de stad Goma in Oost-Congo van stroom zou 19 Esmarie Swanepoel, Westcor to withdraw from Inga 3 hydropower project, Engineering News, http://www.engineeringnews.co.za/article/ westcor-to-withdraw-from-inga-3hydropower-project-2009- 07-31, 31 juli 2009 20 Hathaway, DRC’s Power Sector an Anti-Development Debt Trap, p. 8
16
Conrads nachtmerrie
Inleiding Hart der duisternis
voorzien. De regering van de DRC verzuimde de laatste schijf van 18 miljoen dollar voor de dam te betalen. De hele zaak had een voetnoot in de geschiedenis kunnen blijven, als de schuld niet voor minder dan 10% van zijn waarde was opgekocht door het New-Yorkse aasgierfonds FG Hemisphere.21 Aasgierfondsen behoren tot de meest verwerpelijke actoren van het ontwikkelingskapitalisme, al zijn er nog wel meer ernstige kandidaten voor die titel. Deze fondsen zijn hoogst geheimzinnige instanties, vaak gevestigd in een belastingparadijs en eigendom van schimmige ‘zakenlui’ of multinationale ondernemingen, opgezet om jacht te maken op ‘noodlijdende’ (onbetaalbare) schulden in de armste landen van deze wereld. Daarbij negeren zij niet alleen de legitimiteit van de schuld en de bittere armoede van de staten wier rijkdommen zij in beslag nemen, maar ook de inspanningen van die staten om die schuld geregeld te krijgen, zoals het doorlopen van het zware HIPC-proces dat aan heel veel voorwaarden gebonden is. De affaire Donegal in Zambia leverde een mooi voorbeeld van de activiteiten van aasgierfondsen: Donegal International kocht een Zambiaanse schuld van 15 miljoen dollar aan Roemenië voor 3,3 miljoen dollar, naar verluidt door ambtenaren om te kopen, vervolgde Zambia (dat jarenlang had geprobeerd de schuld zelf te regelen door schuldverlichting te krijgen van andere schuldeisers) voor in totaal 55 miljoen dollar, loog voor de rechtbank en kreeg 15,5 miljoen toegewezen.22 FG Hemisphere, dat in handen is van twee voormalige leidinggevenden bij Morgan Stanley, achtervolgde de regering van de DRC over de hele wereld. Dankzij een uitspraak van de rechtbank van het District Columbia in de VS kreeg het de toestemming om residenties die toebehoorden aan de Congolese ambassade in beslag te nemen, maar het vonnis werd tenietgedaan. FG Hemisphere stelde toen een eis in bij het Hooggerechtshof van Hongkong op zoek naar Chinese fondsen, die de DRC zal terugbetalen met mijnconcessies, maar de rechtbank verklaarde zich onbevoegd. En in januari 2009 verwierf FG Hemisphere dankzij een vonnis in Pretoria in totaal 104 miljoen dollar (de samengestelde interest op de oorspronkelijke schuld van 18 miljoen dollar) inkomsten uit de Congolese energie-uitvoer naar Zuid-Afrika. Met andere woorden: de winsten van de DRC uit Inga I en II voor de komende vijftien jaar zijn al in beslag genomen. De DRC gaat nieuwe schulden aan om de dammen te herstellen om speculanten in NewYork een luxeleven te garanderen.23 Victor Nzuzi van CADTM, een Congolese ngo die zich toelegt op de schuldenlast van de DRC, stelt dat het voorval met FG Hemisphere bewijst dat het zelfs al vóór de bouw van Inga III of Grand Inga duidelijk is dat deze projecten geen voordeel zullen opleveren voor de Congolese bevolking. “Contracten over ontwikkelingsprojecten worden 21 Jeune Afrique, FG Hemisphere, Un Cas d’École, 5-11 juli 2009 22 h t t p : / / w w w. j u b i l e e d e b t c a m p a i g n . o r g . u k / C a s e % 2 0 study%3A%20Zambia+2968.twl 23 Africa Energy Intelligence, Creditor Snapping at SNEL’s Heel, 7 juni 2006; Vulture Funds Target Chinese Cash, 21 januari 2009; SNEL’s Profits to be Seized, 28 januari 2009
hier slecht onderhandeld – de ondertekenaars voor de DRC hebben niet eens terdege inzicht in het internationale recht,” snuift hij. De Hemisphere-diefstal toont ons in elk geval hoe gevaarlijk onhoudbare schulden zijn in een wereld waar roofzuchtige fondsen op de loer liggen en rechtbanken over de hele wereld vonnissen kunnen uitspreken – een land kan dus onmogelijk van een kolossale schuldenlast afraken door nog meer ondraaglijke lasten op te nemen. De schuldenval klapt gewoon verder dicht, zeker in een internationaal rechtsbestel dat ethisch zo laag is gezakt dat het aasgierfondsen toestaat.
Een Italiaanse carwash en brandende koorts De concessie van SNEL in Inga lijkt niet echt op het epicentrum van een project dat licht zal brengen in de huizen van 500 miljoen Afrikanen. Er is een centraal kantoor met één enkel vrouwelijk personeelslid dat niet eens een computer lijkt te hebben. Zij blijft met de rug naar ons toe bovenop haar schrijftafel zitten en begroet ons door enkel even met het hoofd over de schouder te kijken. We zien ook nog een handvol bijgebouwen met roestige golfplaten daken, enkele bestofte bloembedden en een gezonde populatie grazende geiten. Wanneer we de concessie weer verlaten, gaan we op een kleine brug over een ondiepe rivier aan de kant staan. Dit is een van de weinige plaatsen in de streek waar nog bomen groeien en we gaan ervan uit dat we even stoppen voor een korte pauze op een aangenaam lommerrijk plekje. Maar in plaats daarvan kondigt Pastor Jacques aan dat dit de plaats is waar Grand Inga zal worden gebouwd. Terwijl we proberen ons hier tweeënvijftig turbines van elk 750 MW voor te stellen (elke turbine zou meer stroom moeten voortbrengen dan de huidige productie van Inga I en II tezamen), dringt het tot ons door hoe volslagen krankzinnig het project wel is. Er loopt maar één enkele smalle weg van en naar deze plek en de enige wegenwerken die we tijdens onze tocht zien, worden uitgevoerd door kleine groepjes plaatselijke mannen onder leiding van Chinese ingenieurs. Pastor Jacques wijst naar het enige andere teken van menselijke activiteit, de bouwvallige steunen van een oude brug. Vrolijk merkt hij op dat hier vroeger een garage stond die een ondernemende Italiaan hier in de jaren 1960 had opgezet om de auto’s van de voorbijgangers te wassen. Het lijkt allemaal een tragische grap ten koste van Afrika. Maar dat is het niet. Een week na ons vertrek komt Robert Zoellick, de president van de Wereldbank, op bezoek in Inga. Zoellick vertelt de DRC dat het land zijn mijnen aantrekkelijker moet maken voor buitenlandse investeerders en dreigt de allerlaatste druppel verfoeilijke schuld uit Congo te persen als het zijn koper en coltan aan China geeft in plaats van aan het Westen (“Het meest recente nieuws is dat de Chinese firma bereid is tot een aanpassing, zodat de garanties enkel de infrastructuur en niet de mijnactiviteiten dekken en als we erin slagen om dat om te keren, kunnen we
17
Conrads nachtmerrie
Inleiding Hart der duisternis
doorgaan met het kwijtschelden van schulden”24). Maar Zoellick plant ook stevig zijn vlag in Grand Inga. Met de belofte “het onderbenutte potentieel van energiebronnen als Inga aan te boren,” stelt hij: “we weten dat er ongelooflijk veel werk aan de winkel is, maar we denken dat we door deze stap te zetten meer partners voor de Democratische Republiek Congo bij het project kunnen betrekken en uiteindelijk het leven van de mensen zullen kunnen verbeteren – en daar gaat het tenslotte om.”25 Niets in dit verhaal geeft ons reden om te geloven dat dit ook maar iets meer is dan een regelrechte leugen. Het gaat hier niet om ‘ontwikkeling’ of iets wat het leven van de gewone Congolezen zal verbeteren. Dit is gewoon een moderne versie van de negentiende-eeuwse bevlieging die de Europeanen naar het donkerste hart van Afrika trok, of mijnwerkers naar het Amerikaanse Westen of de bevroren Yukon. Dit is goudkoorts. Het verschil is dat alles nu gebeurt op een veel grotere schaal, niet door mannen met pikhouwelen en spades maar door wereldwijde instellingen voor politiek en handel, door mannen met krijtstreeppakken en spreadsheets – en dat alles betaald door de uitgebuite landen zelf. Er zijn slechts twee essentiële redenen om een project voor te stellen dat zo enorm, zo ingewikkeld en zo duur is als Grand Inga. De eerste reden is om indruk te maken. China geeft bijvoorbeeld ruiterlijk toe dat dit de bedoeling was toen het besliste om de Drieklovendam te bouwen in plaats van een reeks kleinere en minder schadelijke dammen op de bijrivieren van de Yangtze. De andere reden is de verblinding door het waanbeeld van de ultieme jackpot, het El Dorado verborgen in de jungle, de ongerepte markten die wachten om veroverd te worden – en blindheid voor de praktische onmogelijkheden en voor het lijden dat dergelijke koortsachtige dromen zullen veroorzaken. Goudkoorts is de drijfveer achter de waanzin van Grand Inga. Wat anders dan een brandende koorts kan iemand ertoe leiden om de streek van Bas-Congo, waar de mensen takken verzamelen om in hun bestaan te voorzien en met dertig in één kamer slapen, te beschrijven als een potentieel “Afrikaans Dubai”?26 Omwille van de hoge energieprijzen en gedreven door technische begoochelingen en hebzucht gaan mannen aan de andere kant van de wereld de krankzinnige oude plannen afstoffen om draden over de halve wereldbol te spannen en beginnen zij te dromen dat ze ook een stuk van ‘die verrukkelijke Afrikaanse taart’ kunnen meepikken.
24 Reuters, Progress Seen on China-DR Congo Deal: World Bank, 11 augustus 2009 25 World Bank, World Bank pledges support for African postconflict recovery, 11 augustus 2009; Reuters, World Bank Urges Congo to Better Energy Governance, 10 augustus 2009 26 BHP to Study Building $3bn Aluminium Smelter in DRC, Engineering News, 22 oktober 2007
Deel 3
Het nieuwe energie-imperialisme Het veroveren van de aarde, wat meestal betekent dat ze wordt afgepakt van mensen met een andere huidkleur of met iets plattere neuzen dan wij, is geen fraaie aangelegenheid, wanneer je het van al te dichtbij bekijkt. Wat het rechtvaardigt, is enkel en alleen het idee. Een idee dat eraan ten grondslag ligt; geen sentimentele smoes, maar een idee. En een onbaatzuchtig geloof in dat idee – iets wat je kunt oprichten, en waar je voor kunt neerknielen, en waaraan je kunt offeren…1 Het idee achter de moderne verovering van de aarde is ontwikkelingskapitalisme. Zoals we hebben gezien met Grand Inga, verrijken westerse landen, personen en bedrijven zich op kolossale schaal – onder het voorwendsel van economische groeibevordering en armoedebestrijding voor de armsten van deze wereld – met de natuurlijke rijkdommen van die mensen – en hebben zij daar nog een goed gevoel bij ook. En toch is ontwikkeling niet gewoon oud kolonialisme in nieuwe zakken, omdat er in de arme landen net als in de rijke (een paar) winnaars zijn. Bracking beklemtoont “de kritieke rol van de Afrikaanse elites bij het onderhandelen met en de deelname aan de processen van macht en ‘subjectificatie’ die de moderne Afrikaanse bevolking in de val doen lopen.”2 Wanneer een Afrikaans of Aziatisch leider (meestal een voormalig staflid van de Wereldbank en/of Goldman Sachs) aanwezig is bij de ondertekening van het contract of de lancering van het project, helpt dat om de ontwikkelingsinitiatieven minder imperiaal te laten lijken en kunnen de westerse belangen het idee van ‘partnerschap’ of ‘dialoog’ inroepen. Met andere woorden: ontwikkeling is een samenwerking tussen de in Oxford en Cambridge opgeleide en aan Wall Street geschoolde elite uit het Noorden en de in Oxford en Cambridge opgeleide en aan Wall Street geschoolde elite uit het Zuiden om de gewone mensen in het Zuiden de natuurlijke rijkdommen te ontfutselen met gebruik van de middelen van de gewone mensen in het Noorden. Die samenwerking heeft, net zoals Leopolds inspanningen, nood aan een kleedje van humanitaire rechtvaardiging om de echte gevolgen ervan te verhullen, niet alleen voor ons als gewone mensen maar ook voor de elite zelf, die veel fatsoenlijke mensen telt die niet geloven en niet kunnen geloven dat wat zij doen dergelijke gevolgen heeft. Ontwikkeling levert dat kleedje. En zij vervult die functie uitzonderlijk goed.
Grand Inga is de perfecte lens om scherp te stellen op een groot aantal kernelementen van het ontwikkelingskapitalisme – de absurditeit en de onaangepastheid aan de lokale noden van de grote witte olifanten van de IFI’s; de onvervulde beloften aan de plaatselijke bevolking en de sociale en ecologische ellende die deze projecten aanrichten; de sinecure van subsidies, contracten en aanbestedingen voor westerse multinationals, een systeem dat vaak wordt omschreven als ‘welzijnswerk voor bedrijven’ en het overhevelen van verantwoordelijkheden en de kosten voor de projecten naar het onfortuinlijke ‘ontwikkelings’land terwijl de winsten dichter bij huis blijven (Chomsky omschrijft dit als de essentie van het moderne kapitalisme: de socialisering van het risico in combinatie met de privatisering van de winst).3 Maar het zou fout zijn om Grand Inga als een alleenstaand geval te bekijken, als een ongewoon of solo-initiatief. Het past namelijk perfect in een veel ruimer proces dat vrijwel volledig onbekend is bij het Europese publiek, maar dat de komende decennia in veel opzichten een diepe invloed zal hebben op ons leven. De Europese Unie is doodsbang dat ze zonder energie zal vallen. Naarmate onze olie- en gasvoorraden opraken, neemt de Europese energieproductie af. En de Europese energieconsumptie neemt toe. Dat betekent een steeds grotere afhankelijkheid van ingevoerde koolwaterstoffen – twee jaar geleden was dat nog 50%, nu schat de Europese Commissie dat de EU tegen 2030 65% van haar totale energie zal invoeren, 84% van haar gas, 93% van haar olie.4 En omdat Rusland de spieren laat rollen en al twee keer de belangrijke gastoevoer naar Europa heeft drooggelegd omwille van politieke geschillen met Georgië en omdat de wereldwijde vraag naar energie de hoogte inschiet, begint de EU te panikeren. In wezen heeft de Europese Unie twee mogelijkheden. In de eerste plaats kan zij ingrijpen in de markt aan de vraag- en niet alleen de aanbodzijde: het peil van het energieverbruik in Europa verlagen, het gebruik van de auto en consumentistische overdaad ontmoedigen, het openbaar vervoer en duurzame samenlevingsvormen bevorderen. Dat zou natuurlijk wel volledig ingaan tegen de economische ideologie van de voorbije dertig jaar, die stelt dat ‘ingrijpen’ in de markt een morele overtreding is. En het zou waarschijnlijk offers en bezuinigingen en de buikriem aanhalen betekenen, voor sommigen heel wat meer dan voor anderen – en soberheid is 3
1 2
18
Conrad, Hart der duisternis, p. 10 Bracking, Money and Power, p. 5
Conrads nachtmerrie
4
Noam Chomsky, Year 501: The Conquest Continues, (London; Verso), 1993 Europese Commissie, Een energiebeleid voor Europa, 10 januari 2007, p. 3
Inleiding Het nieuwe energie-imperialisme
niet bijzonder geliefd bij politici die deelnemen aan democratische verkiezingen. Als tweede mogelijkheid kan de EU op zoek gaan naar nieuwe energiebronnen. De voorbije jaren hebben de IFI’s een reeks ongezien dure megaprojecten gesponsord om energie naar Europa te brengen. De Baku-Tbilisi-Ceyhan-pijplijn (BTC) van 4 miljard dollar brengt niet enkel olie van de Kaspische regio naar Europa in plaats van naar China; zij heeft ook een mogelijke supersnelweg voor brandstoffen van de Kaukasus en CentraalAzië geopend. Indien en wanneer het uitgestrekte Kashagan-olieveld (waarvan de omvang enkel te vatten is door het prijskaartje van 100 miljard dollar en het aantal aanhoudende rampen bij het aanboren ervan) in gebruik komt, zal de BTC-lijn worden gebruikt om olie van Kazachstan naar Europa te vervoeren. En de Europese Commissie noemt de “zuidelijke gascorridor”, steunend op de Nabuccopijplijn van 8 miljard dollar die gas uit de Kaspische regio en uiteindelijk ook het Midden-Oosten via Bulgarije en Roemenië naar Centraal-Europa zou brengen, “een van de belangrijkste prioriteiten van de EU op het vlak van energiezekerheid.”5 ‘Energiezekerheid’ is ook de beweegreden die wordt ingeroepen voor de Trans-Sahara-gaspijplijn van 12 miljard dollar, die bedoeld is om Nigeriaans gas onder de Sahara, door Niger en Algerije naar Europa te vervoeren en de “mediterrane energiering, die Europa via elektriciteits- en gasleidingen verbindt met de regio ten zuiden van de Middellandse Zee.” Het veruit meest ambitieuze van de mogelijke projecten in deze ‘ring’ is het Desertec-programma van 400 miljard dollar, dat in theorie ruim 16.800 vierkante kilometer van de Sahara zou bedekken met zonnegeneratoren en de stroom naar Europa zou sturen via een ‘supernet’ van gelijkstroomhoogspanningskabels. Voor zover deze projecten al bekend zijn, worden ze beschouwd als afzonderlijke entiteiten, maar dat is een fundamentele fout. Zij vormen een onderling verbonden cluster met enorme geopolitieke, economische en ecologische gevolgen en zijn het resultaat van een systeemgebonden initiatief dat vooral zijn oorsprong vindt bij de Europese Commissie. De voorbije jaren heeft die Commissie een hele stroom beleidsnota’s gelanceerd die stellen dat “Europa zijn kwetsbaarheid voor schokken in de energievoorziening kan en moet verminderen” en daartoe “in de eerste plaats” moet zorgen voor “zekerheid van voorziening”6. Binnen de EU betekent dat een interne energiemarkt en steun voor de koolstofhandel en onbewezen ‘technologische spitsvondigheden’ als CO2-afvang en -opslag.7 En buiten de EU betekent dat “het iden5
6
7
19
Europese Commissie, Tweede strategische toetsing van het energiebeleid: Een EU-actieplan inzake energiezekerheid en -solidariteit, 13 november 2008, p. 4 Europese Commissie, Tweede strategische toetsing: Een EU-actieplan inzake energiezekerheid en -solidariteit, opvolgingsmemo, juli 2009, p. 2 Voor de beste analyse waarom vrijemarktoplossingen voor de klimaatcrisis als koolstofhandel (de verkoop van het recht om de atmosfeer te vervuilen) en technisch onbewezen spitsvondigheden als CO2-afvang en -opslag (vooral een reusachtige borstel om koolstof uit de lucht te schrapen) niet alleen mislukken maar ook het klimaatprobleem nog enorm verergeren, zie the Corner House: http://www.thecornerhouse.org.uk/subject/climate
Conrads nachtmerrie
tificeren van een infrastructuur die van essentieel belang is voor de [EU] energievoorziening en erop toezien dat die infrastructuur wordt gebouwd,” met gebruik van “een robuuster internationaal rechtskader” en “wettelijk bindende bepalingen over de onderlinge afhankelijkheid op energiegebied.”8 Grand Inga zou perfect in dit kader passen. “Het belang van Afrika als energieleverancier is de voorbije jaren sterk gestegen, maar het potentieel van het continent is nog groter. De dialoog zou de veiligstelling van de energievoorziening moeten omvatten… duurzame exploitatie van middelen, transparantie van de energiemarkten en eerbiediging van behoorlijk bestuur. …. Afrika biedt een unieke kans om hernieuwbare energietechnologie op concurrentiële wijze te installeren.”9 Twee vaak vermelde kanalen om dat potentieel aan te boren, zijn de Europese Investeringsbank en haar kleine particuliere zusje, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling. Het probleem ligt hier evenwel niet alleen in de verbijsterend hoge kosten van deze projecten en zelfs niet in de vraag wie die kosten zal betalen of welke sociale en ecologische schade de projecten ongetwijfeld zullen aanrichten. Veel erger is dat deze nieuwe energiewegen naar Europa met een waarde van honderden miljarden dollar in hun geheel een onvoorwaardelijke keuze betekenen voor een eurocentrische levensstijl ten koste van de rest van de planeet. De uitvoering van die projecten vergt samenwerking met enkele van de smerigste regimes op aarde – de BTC-pijplijn houdt de Azerbeidzjaanse kleptocratie stevig in het zadel, veroorzaakt grootschalige mensenrechtenschendingen in de drie landen waar de leiding doorheen loopt, vooral in het Koerdische deel van Turkije, en zet de deur open voor toekomstige samenwerking met Turkmenistan en Oezbekistan, waardoor Europa afhankelijk wordt van het soort regimes dat we naar verluidt ‘betreuren’. En wanneer dergelijke installaties dan eenmaal draaien, moeten zij ook worden beschermd en dat leidt tot een nieuwe mate van Europese diplomatieke, politieke en misschien militaire betrokkenheid in instabiele regio’s. Maar dat baart de Europese Commissie geen zorgen; integendeel – volgens de EU moet het Europees buitenlands beleid precies daarover gaan. “[E]nergie moet een centraal deel worden van alle externe EU-betrekkingen; ze is van groot belang voor de geopolitieke veiligheid, de economische stabiliteit [en] sociale ontwikkeling.” In werkelijkheid betekent dat het hardhandig aanpakken van landen, met alle nodige middelen, die ons hun energie moeten geven. “Lopende en toekomstige internationale overeenkomsten, zowel bilateraal als met verschillende landen tegelijk, kunnen op een meer doeltreffende wijze worden gebruikt om juridisch bindende verplichtingen vast te leggen. Deze kunnen worden uitgebreid naar de wederzijdse liberalisering van handelsvoorwaarden en investeringen in ‘upstream’ of ‘downstream’ markten, en naar het verlenen van toegang tot pijplijnen door landen die 8 9
Europese Commissie, Tweede strategische toetsing van het energiebeleid, november 2008, pp. 3-8 Europese Commissie, Een energiebeleid voor Europa, pp. 19-20
Inleiding Het nieuwe energie-imperialisme
INGA
zich langs transit- en transportketens bevinden.”10 Opnieuw biedt de BTC-pijplijn, met haar combinatie van militaire drones en internationale juridische contracten die de mensen van de transitlanden op afstand houden, ons een glimp van de zonnige energietoekomst zoals de Europese Commissie die ziet. Het fascinerende aan Grand Inga is dat het de rol van Afrika in het nieuwe energie-imperialisme belichaamt: als ‘energieleverancier’, die ons de ruwe stroom levert die we nodig hebben, zoals het ons het ruwe rubber en mineralen en hout en ooit, niet zo lang geleden, ook mensen leverde. Het project bewijst precies hoe weinig van de veronderstelde voordelen van ontwikkeling zullen doorsijpelen tot bij de mensen die uiteindelijk de monetaire en sociale prijs ervoor betalen. En het roept de vraag op: om wiens ‘energiezekerheid’ gaat het hier, die van ons of die van hen? Maar er is nog meer. Door de Europese belangen te verweven met een complex nieuw netwerk van geopolitieke engagementen, bindt de Europese Commissie ons noodgedwongen aan regimes die we beter niet zouden aanmoedigen en regio’s waarvan we de politiek niet begrijpen en niet kunnen voorspellen. De voorbeelden van Irak en Afghanistan tonen ons wat er de vorige keer is gebeurd toen we die aanpak uitprobeerden. In die zin kan energie’zekerheid’ op korte termijn sociale, politieke en militaire onzekerheid betekenen op lange termijn. En het nieuwe energie-imperialisme betekent bovenal ook de uitholling van alle ernstige inspanningen om de strijd aan te binden met de klimaatverandering. Om een merkbaar verschil te maken in de onomkeerbare stijging van de wereldwijde temperatuur, hebben we nood aan strenge en bindende emissiereducties (volgens betrouwbare wetenschappelijke gegevens moet de uitstoot 10 Ibid, pp. 18-19
20
Conrads nachtmerrie
tegen 2050 met 70 à 80% verminderen en misschien zelfs meer). Dat vergt niet alleen massale investeringen in windmolenparken en andere hernieuwbare vormen van energie (in tegenstelling tot de voortdurende verdere verstoring van de markt voor hernieuwbare energie door de hoge IFI-subsidies voor olie en gas), maar een even massale inspanning om onze levensstijl te veranderen en ons energieverbruik te beperken. Maar als de nieuwe snelwegen voor koolwaterstoffen er komen, maakt dat alles totaal geen kans meer. Blijvend goedkope energie zal alle stimulansen wegnemen om onze gewoonten te veranderen. In plaats daarvan zullen wij proberen om via bedrog de streefcijfers naar beneden bij te stellen door middel van desindustrialisering en door de aankoop van pseudo-CO2-compensatie van arme landen. De hele hype en retoriek van Kopenhagen en andere internationale akkoorden zijn dan alleen maar geblaat zonder veel wol. En in één moeite door zullen we ook onze overmatig consumerende, op groei gerichte levensstijl over de hele wereld blijven promoten, zowel met veel Hollywood-glamour als in het economisch ontwikkelingsbeleid van de IFI’s, waarbij we het verlangen van de rest van de wereld vergroten om te hebben wat wij hebben en de wereldwijde energievraag de hoogte injagen – al kunnen wij enkel hebben wat we hebben omdat zij dat niet hebben. Op die manier staan we eigenlijk toe dat de klimaatverandering snel verder om zich heen grijpt onder de noemer van ‘energiezekerheid’, al beseffen we heel goed wat die klimaatverandering betekent, niet alleen voor de Europese belangen (milieuvluchtelingen en massale migratie, abnormale weersomstandigheden en economische ontwrichting) maar ook voor de toekomst van het leven op aarde zelf. De term ‘zekerheid’ wordt dan wel op een heel vreemde en verontrustende manier ingevuld.
Inleiding Het nieuwe energie-imperialisme
Deel 4
Een (ietwat) gelukkig einde? “Quel est ton problème?” Opschrift op een autoraam, DR Congo Eigenlijk hebben we wel een beetje gelogen (misschien hebben we toch wat te lang in kringen van ‘ontwikkelingsactoren’ vertoefd): we sluiten dit verhaal toch af met enkele aanbevelingen. De gemakkelijkste aanbeveling is wat de ngo’s meestal zeggen: doe het niet. En als Grand Inga in zijn huidige omvang zou behouden blijven, is dat ook de enige aanbeveling die we kunnen geven. Het is gewoon een koortsdroom, een onmogelijke combinatie van het ouderwetse en het futuristische. Sinds Grand Inga voor het eerst ter sprake kwam, heeft de Wereldcommissie voor Dammen (WCD), een onafhankelijk forum van deskundigen onder wie zowel dammenbouwers als critici, twee jaar lang de ontwikkelingsefficiëntie van meer dan 1000 dammen in 79 landen onderzocht. De commissie kwam tot de conclusie dat hoewel “dammen een grote en belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de menselijke ontwikkeling,” er “vooral in sociaal en ecologisch opzicht te vaak een onaanvaardbare en vaak onnodige prijs is betaald om die voordelen veilig te stellen, door mensen die gedwongen moesten verhuizen, door bevolkingsgroepen verder stroomafwaarts, door belastingbetalers en door de natuurlijke omgeving.” De WCD gaf ook enkele aanbevelingen die vandaag gelden als beste praktijken bij de aanleg van dammen, zoals inspraak van de plaatselijke bevolking in de plannen voor het project, het aanpakken van “onopgeloste sociale en milieuproblemen bij bestaande dammen”, en “het toekennen van rechten aan de getroffen mensen om beter in hun levensonderhoud te kunnen voorzien en ervoor te zorgen dat zij een prioritair deel van de winsten van het project ontvangen”, gesteund door “wettelijk afdwingbare afspraken.”1 Het is heel onwaarschijnlijk dat Grand Inga zoals het momenteel is gepland die zaken zal voorzien. Maar zoals Grand Inga momenteel is gepland, zal het project er waarschijnlijk ook nooit komen. Vergeet de morele, sociale, ecologische en geopolitieke aspecten van het project (zoals we gewend zijn van de ‘ontwikkelingsactoren’): er zijn gewoon te veel technische problemen. Zelfs Inga III, een veel minder ambitieus en complex project, waarvoor al een sponsor en een markt voor de stroom zijn gevonden, is tot stilstand gekomen: er zit te veel slib in de rivier, niemand kan beslissen of er nieuwe tunnels of een nieuwe dam moeten 1
21
58 International Rivers, The World Commission on Dams Framework - a Brief Introduction, 29 februari 2008, http:// www.internationalrivers.org/en/way-forward/world-commission-dams/world-commission-dams-framework-brief-introduction
Conrads nachtmerrie
worden gebouwd en BHP zit verwikkeld in allerlei geschillen over de toekomstige prijs van de elektriciteit met SNEL en de Congolese regering (die verscheidene stafleden van SNEL in de gevangenis heeft gestopt op beschuldiging van corruptie in verband met de Inga-dammen).2 We zouden het verhaal dus gemakkelijk hier kunnen afronden, na een beschrijving van de geschiedenis van het kolonialisme in Congo gisteren en vandaag, het bedrog van ontwikkeling en de onoverkomelijke problemen van het project. Maar Festus Mogae heeft gelijk: Afrika, en meer bepaald de gewone Afrikanen, hebben bijzonder dringend energie nodig. De kale heuvels van Bas-Congo bewijzen dat op veelzeggender wijze dan elk mogelijk rapport. De Congostroom is een geweldige potentiële bron van waterkracht in een energiearm land. Inga lijkt duidelijk vruchtbare mogelijkheden te bieden voor het roofzuchtige graaien naar energie dat op gang is gebracht door de Europese Commissie, de Wereldbank en de EIB. Wat moet er dan gebeuren? Indien er in Inga waterkracht wordt ontwikkeld, moeten vooraf enkele voorwaarden vervuld zijn: • De getroffen mensen in Manzi, Avunda en Camp Kinshasa moeten behoorlijk en volledig worden vergoed. Ze zijn niet talrijk, ze zijn gemakkelijk te vinden en – zoals we voorzichtig hebben aangegeven aan de AfDB – het zou veel meer imagoschade opleveren als deze mensen bij een van de duurste ontwikkelingsprojecten ter wereld niets zouden krijgen dan het financieel zou kosten om hen hun terechte deel te geven. In principe moeten ontwikkelingsbanken die nieuwe projecten willen ontwikkelen, ervoor zorgen dat hun voorgangers niemand benadeeld achterlaten. • Het project moet grondig worden herzien – niet als één kolossaal project, omdat dergelijke megaprojecten nu eenmaal nooit werken, maar als verscheidene kleinere, duurzamere projecten met een geringere impact. De projecten moeten ook worden geheroriënteerd – de noordelijke exportlijn naar Europa moet worden geschrapt en er moet meer aandacht komen voor bedrijven en consumenten in Congo en ook in andere Afrikaanse landen. Voor ontwikkelingsbanken kan dit wel een lager rendement betekenen, evenals een grotere behoefte aan investeringen in infrastructuur en een langere wachttijd voor de projecten rendabel worden. Maar dat moet dan maar. Dat is nu eenmaal het concurrentievoordeel en doel van ontwikkelingsbanken, en zeker van de EIB, die kan rekenen op een garantie van de EU-lidstaten – ontwikkelingsbanken worden verondersteld te 2
Africa Energy Intelligence, Inga 3: BHP Stalled in its Tracks, 4 november 2009
Inleiding Een (ietwat) gelukkig einde?
investeren in projecten waarvoor marktkapitaal schaars is, omwille van de redenen die we hierboven hebben aangegeven. Daar zijn ontwikkelingsbanken nu eenmaal voor bedoeld. • De aanbevelingen van de Wereldcommissie voor Dammen moeten worden opgevolgd: alles wat wordt gebouwd, moet zijn ontworpen met de actieve participatie en ten gunste van de getroffen bevolking en met de behoeften van het ecosysteem in het achterhoofd, niet van bovenaf gedropt vanop een tekentafel in Londen of Washington. Dat zijn de basisvoorwaarden. Ter afronding willen wij graag iets voorstellen wat toch een beetje vernieuwender is. Indien het met een ‘stabilisatieclausule’ mogelijk is om gedurende verscheidene decennia een gunstige regelgeving en een gunstig belastingstelsel te garanderen voor een multinationale onderneming in een ontwikkelingsproject, waarom is het dan niet mogelijk om hetzelfde te doen voor de getroffen bevolking? Waarom zouden ontwikkelingsbanken zich in de projectcontracten niet kunnen verbinden tot specifieke voordelen voor de plaatselijke bevolking? Dat zou dan in feite de ‘korting’ zijn die de promotoren moeten toestaan om hun royale deel van de ontwikkelingstaart te krijgen. Bovendien moeten er ook nieuwe juridische instrumenten worden ontwikkeld waarmee de plaatselijke gemeenschappen en de getroffen bevolking hun rechten kunnen opeisen bij de financiële instellingen die steun verlenen aan infrastructuurprojecten, vooral bij openbare financiële instellingen als de Wereldbank en de EIB. De geschiedenis van grote infrastructuurprojecten ligt bezaaid met voorbeelden van plaatselijke bevolkingsgroepen die opgezadeld zitten met de negatieve gevolgen van ‘ontwikkeling’, terwijl bedrijven, financiële instellingen en regeringen weigeren om hen te helpen bij het opruimen van de puinhoop. De financiële sponsors van projecten moeten hun rechtstreekse juridische verantwoordelijkheid nemen wanneer de beloofde voordelen van ontwikkeling uitblijven. De aard van die contractueel vastgelegde voordelen zou afhangen van de aard van het project. Voor Inga, dat een project op het vlak van waterkracht is, zouden we kunnen voorstellen dat de promotoren: • X miljoen gezinnen tijdens de aanleg aansluiten op het binnenlandse elektriciteitsnet en een permanente stroomtoevoer garanderen tegen betaalbare prijzen; • ervoor zorgen dat een bepaald percentage van de inkomsten wordt voorbehouden voor de lokale, regionale en ook nationale infrastructuur; • de plaatselijke en nationale bevolking actief betrekken bij de plannen en de werking van de Inga-dammen en van infrastructuurprojecten die worden uitgevoerd met inkomsten uit Inga en hun ook informatie verstrekken over de omvang van die inkomsten en de andere manieren waarop ze worden gebruikt; • tegen een gesubsidieerd tarief elektriciteitsvoorziening garanderen aan Congolese scholen, ziekenhuizen en kleine bedrijven.
ontwijkt zoals die geldt bij de meeste inspanningen om projecten te verbeteren en zich in plaats daarvan toespitst op de resultaten voor echte mensen. Als deze benadering verfijnd genoeg is uitgewerkt, zou zij ook kunnen vermijden dat de centrale regering gevraagd wordt om ervoor te zorgen dat de plaatselijke bevolking voordeel heeft, aangezien dit niet altijd een prioriteit is van centrale regeringen. Zij schakelt ook de vele, vele tussenpersonen uit tussen de armen en ‘ontwikkeling’, want zij brengt de totaal oneerlijke ontwikkelingsrelatie weer in evenwicht en vraagt de IFI’s en de projectcontractanten om echt geld te besteden voor zij mogen delen in de grote winsten. Er is heel wat meer onderzoek nodig om na te gaan hoe het sluiten van een overeenkomst over het toekennen van projectvoordelen aan de getroffen bevolking juridisch en technisch in zijn werk zou gaan. Maar op het vlak van nieuwe juridische structuren zijn er precedenten op andere terreinen, zoals het zich ontwikkelende concept van ‘winstdeling’. De verklaring van de Commissie voor het Menselijk Genoom van de UNESCO over winstdeling bevat bijvoorbeeld een verplichting om een percentage van de winsten van biogenetische processen te verzekeren aan de mensen van wie het materiaal oorspronkelijk afkomstig is.3 Een andere mogelijkheid is het model van een liefdadigheidsinstelling, dat net als een privétrust de beheerders verplicht om beslissingen te nemen op basis van parameters die duidelijk voordeel opleveren voor de begunstigden. Indien bepaalde groepen van de Congolese bevolking als begunstigden zouden vermeld staan, zou zo een trust hun bescherming en voordelen kunnen bieden.4 In elk geval moet het bestaande ontwikkelingsmodel van uitbuiting gehuld in hypocrisie worden aangevochten en veranderd. Want als we dat niet doen, blijven wij naast en boven alle politieke en ecologische ellende die dat model veroorzaakt ook toestaan dat het iets heel vies doet met het weefsel van onze wereld. Volgens de briljante Duitse romanschrijver W. G. Sebald bekeek Conrad toen hij na zijn tijd in Congo naar België terugkeerde, ontmoedigd door wat hij had gezien, Brussel als “een grafmonument opgericht boven op een hecatombe van zwarte lichamen.” “En inderdaad,” meent Sebald, “tot vandaag zien we in België een typische lelijkheid, die stamt uit de tijd van de grenzeloze uitbuiting van de Congolese kolonie.”5 We zijn misschien ver genoeg verwijderd van het imperialisme van de negentiende eeuw – van het koloniale imperialisme, dus – om te kunnen zien dat het krankzinnige en onaangename zaken heeft aangericht voor zijn begunstigden en ook voor de kolonies zelf. De allereerste woorden die Conrads neerslachtige verteller Marlow uitspreekt wanneer hij over de Theems naar Engeland staart, zijn niet toevallig: “En ook dit is een van de duistere plaatsen op aarde geweest.” Maar we staan veel te dicht bij zijn moderne afstammeling, het ontwikkelingsimperialisme, om te zien dat het met ons precies hetzelfde aanricht. 3
Deze benadering heeft het enorme voordeel dat zij de lastige verplichting van de ‘standaarden’
22
Conrads nachtmerrie
4 5
Donna Dickenson, Consent, commodification and benefit-sharing in genomic research, Developing World Bioethics, juli 2004 David Winickoff, New England Journal of Medicine (2003) Sebald, The Rings of Saturn, p. 122
Inleiding Een (ietwat) gelukkig einde?
Dankwoord Dit rapport werd geschreven voor CounterBalance, het samenwerkingsverband dat de activiteiten van de Europese Investeringsbank in vraag stelt,door Anders Lustgarten van het Bretton Woods Project (VK), met de hulp van Elena Gerebizza van de Campagna per la Riforma della Banca Mondiale (Italië) en Terri Hathaway van International Rivers (Kameroen).
Het zou niet mogelijk zijn geweest dit rapport te schrijven zonder de hulp van Jan Cappelle van IPIS Research (België), Jacques Bakulu van CEPECO (DRC) en Mike Umba. Wij willen ook Nick Dearden en Ines Wagner van Jubilee Debt Campaign (VK), Nick Hildyard van the Corner House (VK) en Katarzyna Slodczyk en Desislava Stoyanova van CEE Bankwatch bedanken.
Challenging the European Investment Bank ‘“Counter Balance – Challenging the European Investment Bank’ is een campagne die kan rekenen op de steun van een netwerk van Europese ngo’s die willen dat de EIB een bijdrage levert aan de ontwikkelingsagenda van de EU om een eind te maken aan armoede, om duurzame ontwikkeling te bevorderen en de Millenniumdoelstellingen voor Ontwikkeling te bereiken. De campagne ‘Counter Balance – Challenging the European Investment Bank” geniet de steun van: CEE Bankwatch Network (Centraal- en Oost-Europa); Both ENDS (Nederland); Bretton Woods Project (VK); Campagna per la Riforma della Banca Mondiale (Italië); Les Amis de la Terre (Frankrijk); urgewald (Duitsland); Weed (Duitsland). E-mail:
[email protected], www.counterbalance-eib.org Nederlandse vertaling, gedrukt op kringlooppapier, Brussel, juni 2011 Lay-out: Tomáš Barcík – design studio, www.design-studio.cz Lay-out Nederlandse vertaling: Leo Willekens, 11.11.11 Nederlandse vertaling: Lieve De Meyer,
[email protected] Deze publicatie kwam tot stand met de financiële steun van de Europese Unie. De inhoud van deze publicatie valt uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van CEE Bankwatch Network en kan in geen geval worden beschouwd als een weergave van het standpunt van de Europese Unie of van 11.11.11.
23
Conrads nachtmerrie
Inleiding Dankwoord
11.11.11 vzw Vlasfabriekstraat 11 - 1060 Brussel Contact Pol Vandevoort 02 536 11 57
[email protected] www.11.be
24
Conrads nachtmerrie
Inleiding
Challenging the European Investment Bank
Contact
[email protected] www.counterbalance-eib.org