WETSVOORSTEL MODERNISERING WET WOZ 1
Inleiding
De staatssecretaris van Financiën heeft het voornemen de Wet WOZ op enkele punten te moderniseren. Het voorbereide wetsvoorstel zal de Wet WOZ op vier te onderscheiden punten wijzigen, te weten: 1. openbaarmaking van de WOZ-waarden voor woningen; 2. wettelijke regeling landelijke voorziening 3. afschaffing Fierensmarges 4. introductie informele bezwaarafhandeling. Het wetsvoorstel is vrijgegeven voor internetconsultatie. Daarnaast heeft de staatssecretaris de VNG in de gelegenheid gesteld op het wetsvoorstel te reageren. Ter voorbereiding op onze reactie, leggen wij u hierbij enkele vragen voor. Wij behandelen hieronder de onderdelen uit het wetsvoorstel puntsgewijs. 1.1 Verruiming van de openbaarheid van de WOZ-waarde van woningen 1.1.1
Inhoud voorstel
Het kabinet stelt voor de WOZ-waarde van woningen samen met de bijbehorende adresgegevens openbaar te maken. Het is de bedoeling dat de openbaarmaking via de landelijke voorziening (zie 1.2) zal lopen (verwachte invoering: 1 januari 2014). Het wordt op basis van dit wetsvoorstel niet mogelijk achterliggende waardegegevens of kenmerken van een woning in te zien. Of deze gegevens eventueel openbaar zijn, is afhankelijk van de openbaarheid van andere basisregistraties. Het wetsvoorstel voorziet niet in de verstrekking van WOZ-waarden van niet-woningen, omdat deze waarden een indicatie kunnen zijn voor bedrijfsrendementen en daarmee als concurrentiegevoelige informatie zijn te bestempelen. De laatste jaren is de openbaarheid van de WOZ-waarde al beperkt verruimd voor in een algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorganen en derden met als doel om misbruik, fraude en criminaliteit in de vastgoedsector aan te pakken. Deze regeling komt te vervallen omdat deze partijen de waarden voortaan kunnen verkrijgen op basis van de algemene openbaarheid. 1.1.2
Voorlopige VNG-reactie
1.1.2.1 Algemeen Met het openbaar maken van de WOZ-waarde gaat een lang gekoesterde wens van de VNG in vervulling. De openbaarmaking van de WOZ-waarden zal de transparantie bij de waardering vergroten doordat de burger beter en eenvoudiger dan nu de waardeverhoudingen tussen de eigen woning en die van anderen kan controleren. De openbaarheid van de WOZ-waarde zal daarmee verder bijdragen aan de acceptatie van de WOZ-waarde bij de burgers. Dit kan ertoe leiden dat er op termijn minder bezwaar- en beroepschriften worden ingediend. De VNG heeft er begrip voor dat het kabinet in eerste instantie de openbaarmaking beperkt tot het waardegegeven van woningen. De afgelopen jaren hebben immers geleerd dat de verdere openbaarmaking vooral een kwestie van gewenning door kleine stappen is. Dat laat onverlet dat de discussie over een verdere verruiming van de openbaarheid hiermee niet gesloten is. In het bijzonder 1
vindt de VNG een verdere discussie wenselijk over de openbaarheid van WOZ-waarden voor niet woningen. Daarnaast bepleit de VNG de openbaarheid van de onderliggende kenmerken. Deze openbaarheid kan daarbij het best worden geregeld door een eenvoudige en uniforme raadpleging van de verschillende basisadministraties. 1.1.2.2 Wettechnische opmerkingen … 1.1.3
Vragen ter voorbereiding definitief standpunt
-
Kunt u zich vinden in het voorlopige standpunt?
-
Zijn er argumenten voor of tegen het voorstel die moeten worden benoemd?
-
Het voorliggende voorstel stelt geen belemmering aan het raadplegen van WOZ-waarden. Hierdoor kunnen (commercieel handelende) derden massaal WOZ-waarden opvragen. Is dit wenselijk? Zo niet, welke beperkingen zouden dan in wet- of regelgeving moeten worden aangebracht?
1.2 Regeling van de landelijke voorziening WOZ bij het Kadaster 1.2.1
Voorstel
Sinds 1 januari 2009 zijn de WOZ-waarden die de gemeenten genereren opgenomen in de Basisregistratie waarde onroerende zaken (BR WOZ). De BR WOZ maakt onderdeel uit van het stelsel van basisregistraties. Het uitgangspunt achter het stelsel van basisregistraties is dat overheden de gegevens (her)gebruiken die al bekend zijn binnen de overheid. Hierdoor wordt voorkomen dat burgers meerdere keren naar dezelfde gegevens worden gevraagd. Om dit te bereiken worden gegevens op landelijk niveau digitaal ontsloten met de verplichting voor afnemers die gegevens te gebruiken, een zogenoemde landelijke voorziening. Hoewel alle gegevens verstrekt gaan worden via de landelijke voorziening WOZ, blijft een onderscheid bestaan tussen WOZ-gegevens (Catalogus WOZ-gegevens voor afnemers) en BR WOZ gegevens (Catalogus Basisregistratie WOZ). De WOZ-gegevens voor afnemers worden niet voor iedereen toegankelijk. De Minister van Financiën draagt de politieke en beleidsinhoudelijke verantwoordelijkheid voor de Wet WOZ. Daarom wordt in dit wetsvoorstel de landelijke voorziening WOZ geregeld. Met het realiseren van de landelijke voorziening WOZ ontstaat een ministeriële verantwoordelijkheid ten aanzien van het verzekeren van de continuïteit van de gegevensverstrekking en de exploitatie en het beheer van de landelijke voorziening. Het Ministerie van Financiën ziet bij de uitvoerende taak op het punt van de landelijke voorziening WOZ geen rol voor zichzelf en wil deze (wettelijke) taak beleggen bij een overheidspartij, waarbij het zelf uiteindelijk wel de (politiek) verantwoordelijke blijft. Deze taak zal ondergebracht worden bij de Dienst voor het Kadaster. 1.2.2
Voorlopige VNG-reactie
1.2.2.1 Algemeen In verband met de totstandkoming van de landelijke voorziening zijn er al verschillende stappen gezet waarbij ook de VNG betrokken is geweest. Het nu voorgestelde past daarbinnen.
2
Wel hecht de VNG eraan om op te merken dat voor het slagen van de landelijke voorziening de tijdige aanpassing van de software van gemeenten van cruciaal belang is. 1.2.2.2 Wettechnische opmerkingen … 1.2.3
Vragen ter voorbereiding definitief standpunt
-
Kunt u zich vinden in het voorlopige standpunt?
-
Zijn er argumenten voor of tegen het voorstel die moeten worden benoemd?
1.3 Schrappen van de Fierensmarges 1.3.1
Inhoud voorstel
Het wetsvoorstel voorziet in de intrekking van de Fierensmarges die zijn opgenomen in artikel 26a Wet WOZ. De Fierensmarges beoogden procedures over kleine waardegeschillen te voorkomen. Om die reden werden de marges ook wel bezwaardrempels genoemd. In het arrest HR 22 oktober 2010, nr. 08/02324, LJN: BL1943 (Rotterdam), verklaarde de Hoge Raad de Fierensmarges in strijd met het Europees recht en heeft hij deze buiten werking verklaard. 1.3.2
Voorlopige VNG-reactie
1.3.2.1 Algemeen Aan het voorstel tot intrekking van artikel 26a Wet WOZ is eerst een onderzoek naar de effecten van het arrest op de omvang van het aantal bezwaarprocedures gedaan. Uit dit onderzoek blijkt dat het arrest tot nu toe niet heeft geleid tot een significante stijging van het aantal bezwaarschriften. Om die reden is het voorstel te begrijpen. Wel baart het de VNG zorgen dat nu weer over kleine waardegeschillen procedures kunnen worden gevoerd. De VNG zal de ontwikkelingen op dit vlak dan ook kritisch blijven volgen. Mocht hiervoor aanleiding zijn dan zal de VNG de wetgever opnieuw om passende maatregelen vragen. 1.3.2.2 Wettechnische opmerkingen … 1.3.3
Vragen ter voorbereiding definitief standpunt
-
Kunt u zich vinden in het voorlopige standpunt?
-
Zijn er argumenten voor of tegen het voorstel die moeten worden benoemd?
1.4 Introductie informele bezwaarbehandeling 1.4.1
Inhoud voorstel
Het kabinet streeft ernaar dat de overheid eenvoudiger, transparanter en doelmatiger te werk gaat. De wijze waarop het contact van de burger met de overheid nu plaatsvindt, namelijk op een formele, juridische en hoofdzakelijk schriftelijke wijze, vindt het kabinet daarbij niet passen.
3
Inmiddels zijn er binnen de wettelijke bepalingen van de Wet WOZ, AWR en Awb verschillende initiatieven genomen om tot een informele wijze van bezwaarafhandeling te komen. De ervaringen met de informele werkwijze zijn goed, maar ook (te) vrijblijvend voor zowel burger als gemeente. Het kabinet heeft daarom gezocht naar verdere mogelijkheden om het contact tussen burger en overheid te verbeteren en doet nu een voorstel voor een herzieningsmogelijkheid. De herzieningsmogelijkheid houdt kort gezegd in dat de WOZ-beschikking pas na zes weken na dagtekening vatbaar wordt voor bezwaar. Gedurende de eerste zes weken na dagtekening kan een belanghebbende een verzoek tot herziening doen. In die herzieningsperiode kan laagdrempelig overleg plaatsvinden tussen de belanghebbende en de gemeenteambtenaar. Er worden geen vormvereisten gesteld aan het contactmoment om te herzieningsperiode niet onnodig te formaliseren. Na de herzieningsperiode van zes weken zijn er drie mogelijkheden: 1. belanghebbende en de gemeenteambtenaar zijn er samen uit gekomen: dit kan een verlaging van de WOZ-waarde betekenen maar ook een acceptatie van die WOZ-waarde na uitleg door de gemeenteambtenaar; 2. het verzoek om herziening wordt geheel of gedeeltelijk afgewezen: dit gebeurt bij voor bezwaar vatbare beschikking; 3. de gemeenteambtenaar reageert niet of niet tijdig, d.w.z. binnen de 6 weken herzieningstermijn: de oorspronkelijke WOZ-beschikking wordt voor bezwaar vatbaar. Het kabinet stelt voor de herzieningsmogelijkheid op te nemen in de Wet WOZ. Als de WOZbeschikking is verenigd in één geschrift met een aanslag OZB wordt een bezwaar tegen de WOZbeschikking geacht ook te zijn gericht tegen de aanslag OZB. De omgekeerde situatie is ook geregeld. 1.4.2
Voorlopige VNG-reactie
1.4.2.1 Algemeen De VNG is voorstander van de toepassing van de informele aanpak bij de afdoening van WOZbezwaren. De experimenten met deze werkwijze leren dat de tevredenheid bij burgers en gemeenten stijgt, en het aantal bezwaren daalt. De VNG steunt dan ook het kabinetsstreven om de informele aanpak te bevorderen. Tegelijkertijd vraagt de VNG zich af of een dergelijke informele wijze van bezwaarafhandeling wettelijk moet worden geregeld. De evaluatie van de informele aanpak bij de zes WOZ-pioniers laat zien dat de informele werkwijze binnen het huidige wettelijk kader is uit te voeren. Ook van andere gemeenten die de laatste jaren een meer informele werkwijze hebben beproefd, heeft de VNG geen signalen ontvangen dat een ingrijpende aanpassing van de bezwaar- en beroepsmogelijkheden in de Wet WOZ noodzakelijk is. Tot slot heeft de VNG geen aanwijzingen dat de twee recente experimenten met voormeldingen (Borne en Tilburg) hinder hebben ondervonden van het huidige wettelijke kader. Nu de opgedane ervaringen daartoe geen aanleiding geven, betwijfelt de VNG de noodzaak van een herzieningsmogelijkheid zoals voorgesteld in de wijziging van artikel 25 Wet WOZ. De VNG betwijfelt dit te meer omdat het voorstel verstrekkende gevolgen heeft voor de rechtsbescherming. Als de belanghebbende geen gebruik maakt van deze herzieningsmogelijkheid, wordt de beschikking niet voor bezwaar vatbaar. Bij een voorstel waar de nadruk juist ligt op het informele karakter en de vrijwilligheid acht de VNG dit een zware sanctie. De regeling brengt naar het oordeel van de VNG bovendien tot meer administratieve rompslomp. Zo zullen gemeenten alle contactmomenten gedetailleerd moeten vastleggen, om achteraf te kunnen toetsen of het bezwaarschrift ontvankelijk is. Daarnaast is het zeer goed denkbaar dat burgers een 4
bevestiging van het contact vragen om achteraf de ontvankelijkheid te kunnen aantonen. Tot slot merken wij op dat de regeling alleen geldt voor de WOZ-beschikkingen en de aanslagen OZB. Voor andere op het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke belastingen vermelde belastingen geldt de regeling niet. Het is de vraag hoe hiermee in de praktijk zal moeten worden omgegaan? 1.4.2.2 Wettechnische opmerkingen De VNG heeft bij het huidige voorstel een groot aantal vragen. De beantwoording van deze vragen zal mede van invloed zijn op de vormgeving van de wettelijke regeling. De vragen zijn: -
Wat gebeurt er bij vooroverleg. Moet de belanghebbende na ontvangst van de beschikking ook om een herzieningsbeschikking vragen of geldt het vooroverleg als het herzieningsverzoek zelf. In dit laatste geval zou de heffingsambtenaar direct een voor bezwaar vatbare beschikking kunnen afgeven.
-
Wat is de rol van eventuele adviseurs in de herzieningsperiode. Kunnen zij namens belanghebbende het contact verzorgen of moet het contact direct en uitsluitend met belanghebbende plaatsvinden?
-
Gaat de belanghebbende op grond van artikel 25, lid 4, Wet WOZ in bezwaar tegen de waarde of tegen de gehele of gedeeltelijke afwijzing van het herzieningsverzoek?
-
Wat zijn de gevolgen van een algehele toekenning van het herzieningsverzoek. Kan de belanghebbende dan ook in bezwaar (om later een nog grotere waardeaanpassing te bewerkstelligen) of niet?
-
Kan het herzieningsverzoek ook leiden tot een verhoging van de waarde op verzoek van belanghebbende of niet?
1.4.3
Vragen ter voorbereiding definitief standpunt
-
Kunt u zich vinden in het voorlopige standpunt?
-
Zijn er argumenten voor of tegen het voorstel die moeten worden benoemd?
-
Heeft u een alternatief om dit - sympathieke - idee van informele bezwaarafhandeling op andere wijze vorm te geven?
Den Haag, april 2012
5