10 VOORSTELLEN VOOR BETAALBARE & DUURZAME ENERGIEZEKERHEID
18 juni 2012
ENERGIEZEKERHEID PRIMEERT De federale en Vlaamse regering leverden de voorbije maanden de nodige inspanningen om de marktwerking onder elektriciteits- en gasleveranciers te stimuleren. Vlaanderen zorgde voor de V-test en verplichtte leveranciers om de zogenaamde gedropte klanten wiens betalingsproblemen achter de rug zijn, terug aan te nemen. De federale regering zet in op het promoten van de Vlaamse V-test en het vergemakkelijken van de leverancierswissel. Bovendien werden de prijzen voor de rest van het jaar bevroren. Nuttige en lovenswaardige initiatieven. Maar eigenlijk worden de zwaarste problemen voor onze energievoorziening hiermee nog niet aangepakt. Immers: als straks het licht uitgaat door een gebrekkige productiecapaciteit, doen tarieven of leveranciers er even niet toe. Door het jarenlange comfort van een stabiele elektriciteitsvoorziening beseffen we nog amper hoe afhankelijk we eigenlijk zijn geworden van elektriciteit. Verwarming, koelkasten, machines, communicatie, … alles draait op stroom. Zonder elektriciteit valt het leven bijna letterlijk stil. En dat risico is niet ondenkbeeldig. De CREG berekende vorig jaar al dat als er niet snel bijkomende investeringen komen, de elektriciteit 10 tot zelfs 41 dagen per jaar zou kunnen wegvallen. Uit het jaarlijkse energierapport van consultancybureau PWC blijkt dat bijna de helft van de energieproducenten vreest voor stroomonderbrekingen. Het tussenrapport van het federale observatorium voor energie, in voorbereiding van het uitrustingsplan, wijst in dezelfde richting. De eerste stroompannes dreigen al in 2014, nog voor de in 2015 voorziene sluiting van de oudste kerncentrales. Oorzaak is het fel verouderde productiepark en het manifeste gebrek aan investeringen in nieuwe productie. Die investeringen zijn nochtans broodnodig om aan de groeiende vraag te beantwoorden. Want ondanks de inspanningen om bijvoorbeeld via spaarlampen en meer isolatie energie te besparen, zal de vraag naar elektriciteit de komende jaren alleen maar toenemen. Elektrische of hybride auto’s bijvoorbeeld zijn dan wel goed voor het klimaat, maar verbruiken wel stroom waar vroeger olie werd ingezet. Warmtepompen zijn het energieefficiënte antwoord voor verwarming met stookolie of gas, maar ze draaien wel op stroom. Ook al verloopt de transitie naar warmtepompen en elektrische voertuigen voorlopig nog traag, de omslag zal definitief ingezet worden. Ook de Europese Commissie voorspelt de komende jaren hoe dan ook een stijging van het elektriciteitsverbruik.
Economische kwetsbaarheid neemt toe De vraag naar elektriciteit zal dus toenemen. De vraag is of het aanbod dan volgt? Het antwoord is neen. Het duurt zowat 4 à 5 jaar voor een grootschalige elektriciteitscentrale in werking kan worden gesteld na de investeringsbeslissing. Er is dus nood aan een lange termijnvisie van de producenten en de overheid. Op dit moment staan de meeste investeringsprojecten on hold, bij gebrek aan duidelijke visie en strategie van de overheid. Totnogtoe slagen we er nog in onze elektriciteitstekorten grotendeels te compenseren door import. België is de voorbije jaren netto-importeur geworden van elektriciteit. Het was ooit anders, maar nu zijn we dus afhankelijk van stroom uit Frankrijk of Nederland. Met Duitsland en Groot-Brittannië zijn er geen rechtstreekse verbindingen. Elia werkt hieraan, maar deze - dure - investeringen zullen nog jaren op zich laten wachten. Eén van de grote problemen hier zijn de nodige bouw- en milieuvergunningen. Niet iedereen wil een hoogspanningskabel in zijn buurt …
Tienpuntenplan energiezekerheid Pag. 2 van 13
Bovendien is rekenen op grote hoeveelheden import een strategisch gevaarlijke optie. Bij echte problemen in de voorziening geven energieproducenten en regulatoren prioriteit aan hun thuismarkt, en dreigt België met lege handen achter te blijven. Structureel van het buitenland afhankelijk zijn voor de energiebevoorrading is economisch een groot risico en nefast voor de handelsbalans. België voerde in maart van dit jaar een vijfde van zijn elektriciteitsverbruik in, een record. Over de voorbije 12 maanden is België nog steeds netto-invoerder, maar voor een veel kleiner percentage van 2,5%. Reden van de grote import was een onderhoudsbeurt in Tihange 1 en 3. De capaciteit van deze twee reactoren komt vrijwel overeen met de capaciteit van Tihange 1, Doel 1 en Doel 2 samen, de centrales die gesloten worden als de paarsgroene wet op de kernuitstap zou worden uitgevoerd. Kwatongen beweren dat het geen toeval was dat Electrabel net nu de reactoren liet stil leggen, in het midden van een hevige politieke storm rond de energieprijzen. Hoe dan ook bewijst het de kwetsbaarheid en het gebrek aan capaciteit van onze Belgische elektriciteitsproductie.
Toekomstgericht investeren De feiten bewijzen het, de CREG wees er al op, Elia zei het eind april nog en de hele productiesector schreeuwt het uit. Onze bevoorradingszekerheid is in het gedrang. Er is nood aan een groot investeringsplan, dat niet alleen de huidige legislatuur bindt, maar 10 tot 20 jaar vooruit kijkt en de leidraad kan vormen voor een volwassen energiebeleid voor België en Vlaanderen. Een dergelijk plan betekent economisch heel wat, niet alleen voor onze energievoorziening, maar ook de investeringen zelf hebben een belangrijke impact. Het planbureau schatte vorig jaar al dat er de komende 20 jaar nood is aan 19,5 tot 21,5 miljard euro investeringen; een belangrijke impuls voor onze economie die heel wat tewerkstelling garandeert. En dit investeringsplan moet er snel komen. Er is nood aan 3600 MW bijkomende productiecapaciteit. Een gemiddelde grote productiesite heeft 4 tot 5 jaar nodig om, startende van de investeringsbeslissing, operationeel te zijn. En het is niet zoals minister Johan Vande Lanotte nog beweerde, dat er ‘toch genoeg elektriciteit is’ en we ons dus geen zorgen moeten maken … Als het over onze energiebevoorrading gaat, kunnen we ons geen naïviteit veroorloven. De CREG noemt het ‘zeer onvoorzichtig’ om in het huidige energielandschap rekening te houden met structurele netto invoer. CD&V wil geen onvoorzichtigheid, maar zekerheid. Ook andere landen zien dit in: Nederland voerde 10 jaar geleden tot 20% van hun elektriciteit in, maar door gerichte investeringen in bijkomende productie is het land nu een netto-uitvoerder. Het kan dus. CD&V wil inzetten op een energiebeleid dat ervoor zorgt dat België maximaal zelfvoorzienend wordt inzake elektriciteit. Bevoorradingszekerheid en betaalbaarheid kunnen zo hand in hand gaan.
Tienpuntenplan energiezekerheid Pag. 3 van 13
10-puntenplan voor bevoorradingszekerheid Wat zijn nu de oplossingen? CD&V heeft een 10-puntenplan klaar om zelf in onze energie te kunnen voorzien op een betrouwbare en betaalbare manier.
1.
Energie besparen, bij gezinnen en bedrijven. Eerst en vooral. De groenste en tegelijk ook goedkoopste kilowattuur is diegene die je niet verbruikt. Het is een boutade, maar ze is waar. Europa vraagt om 9% van het gemiddelde energieverbruik in de periode 2001 tot 2005 te besparen tegen 2016. Dat komt voor Vlaanderen neer op een energiebesparing van bijna 17 miljard kilowattuur aan elektriciteit, gas of olie. In 2010 moest Vlaanderen 5.653 gigawattuur besparen. De energiebesparing bedroeg uiteindelijk 10.818 gigawattuur, ongeveer de helft van de jaarlijkse stroomproductie van het kerncentralepark van Doel. Bovendien moeten we er rekening mee houden dat Europa de doelstelling heeft om 20% energie te besparen tegen 2020. De maatregelen met het grootste besparingseffect hebben te maken met woningbouw: ingrepen in woningen zijn goed voor 39 procent van de inspanning. Hier moet Vlaanderen, in het kader van het nieuwe Vlaamse Klimaatbeleidsplan scherp op inzetten. Het overhevelen van de huurwetgeving is een opportuniteit om ook huurwoningen te betrekken in het Vlaamse energierenovatiebeleid. Scherpere normen voor energiezuinig bouwen en verbouwen, doelgerichte premies voor isolatie, maar ook zuinigere auto’s en vrachtwagens of een energie-efficiëntere industrie zijn essentieel. Daarom is het belangrijk dat ingezet wordt op een nieuwe generatie benchmark- en auditconvenanten voor energieintensieve bedrijven. Als de grootverbruikers van elektriciteit inspanningen doen om hun energieverbruik te beperken, kunnen zij ook in aanmerking komen voor bijkomende steun vanuit de overheid, bijvoorbeeld via de ecologiepremie. Ten aanzien van overige KMO’s moet met energie-audits en andere sensibiliseringsinstrumenten getracht worden het energiebesparingspotentieel beter te benutten. En de overheid zelf moet het goede voorbeeld geven. Een herziening van de Europese richtlijn energieefficiëntie zit in de pijplijn, en zal de hoogste energiestandaard als norm voor overheidsgebouwen opleggen. De federale, Vlaamse, provinciale en lokale overheden moeten de komende jaren dus intensief investeren in de energiezuinigheid van hun gebouwen. Dit kan gefinancierd worden via zogenaamde ESCO’s 1 die optreden als derde-betaler. Zo ontstaat een investeringsmechanisme waarbij elke partij wint.
2.
Opdrijven productie hernieuwbare energie CD&V vindt het belangrijk dat Vlaanderen ambitieus is als het op hernieuwbare stroom aankomt. Als we de bevoorradingszekerheid willen garanderen, dan moet er geïnvesteerd worden in bijkomende elektriciteitsproductie. En hernieuwbare stroom speelt daar een cruciale rol in. Federaal zijn nu 7 offshore windconcessies verleend om tegen 2020 voor in totaal 2118 MW opgesteld vermogen te genereren. Dat is veel, maar we moeten wel rekening houden met een gemiddelde capaciteitsbenutting van slechts 40%, door de volatiliteit van de wind. Deze off-shore windinstallaties zullen
1
Energie service company
Tienpuntenplan energiezekerheid Pag. 4 van 13
een belangrijke rol vervullen in onze energiebevoorrading. Maar de kosten van het ondersteuningsmechanisme dat federaal is uitgewerkt, zullen tegen 2020 oplopen tot 800 miljoen euro per jaar. Dit bedrag via de nettarieven integraal doorrekenen aan de energieconsument, gezinnen en bedrijven, is niet verantwoord. Een gedeelte van de opbrengst van de heffing op de nucleaire rente dient hiervoor gebruikt te worden. De andere technieken inzake hernieuwbare stroom zijn voorwerp van gewestelijk, Vlaams, beleid. CD&V wil dat hier werk wordt gemaakt van een kostenefficiënt en dynamisch ondersteuningsmechanisme. Dit systeem, met groenestroomcertificaten, moet oversubsidiëring uitsluiten en tegelijk een voldoende stimulans zijn voor investeerders om de ambitieuze doelstelling van 13% hernieuwbare energie tegen 2020 te halen. Hierbij dient maximaal gebruik worden gemaakt van de meest efficiënte technologieën; op dit moment zijn dat de biomassacentrales (al geldt hiervoor in zekere mate evenzeer het probleem van de emissies als bij kolencentrales). Het nieuwe ondersteuningskader moet een ambitieuze doelstelling inzake hernieuwbare stroom koppelen aan kostenefficiëntie en de impact op de tarieven van de energieconsument beperken. Voor CD&V is het stoppen van de oversubsidiëring van de voorbije jaren essentieel. De zonnepanelen die sinds 2010 zijn geïnstalleerd zijn voor zowat 1,5 miljard euro te veel gesubsidieerd. Er is nood aan een dynamisch ondersteuningssysteem dat elke investeerder in hernieuwbare energie een degelijk rendement garandeert, maar waarbij er niks te veel doorgerekend kan worden aan de eindafnemer. Ook moet worden voorzien dat elke steun voor groene stroomproductie een einde kent. Zo houden we de energiefactuur voor gezinnen en bedrijven betaalbaar. Waar CD&V in de voorbije onderhandelingen ook veel belang aan hechtte was de zorg om de competitiviteit van onze bedrijven. Deze Vlaamse Regering wil de industrie terug waarderen en tekende daarvoor een Nieuw Industrieel Beleid uit. Kostencompetitiviteit op vlak van energie is voor veel industriële bedrijven cruciaal. Door de bijdrage van energie-intensieve bedrijven aan het groene stroombeleid te plafonneren, kunnen we de tewerkstelling van duizenden Vlamingen in de industrie garanderen. CD&V vindt het hierbij belangrijk niet alleen de industriële tewerkstelling in multinationals zoals Nyrstar, Stora Enso of Umicore te vrijwaren, maar wil voor (energie-intensieve) industriële KMO’s, met een verbruik vanaf 1 GWh een vrijstelling. In het nieuwe ondersteuningssysteem wordt best nog steeds met certificaten gewerkt om zo de continuïteit te verzekeren ten aanzien van investeerders. Belangrijk is dat het systeem nu zo wordt hervormd dat de netbeheerders normaal niet langer verplicht zullen zijn dure certificaten op te kopen. De stijging van de nettarieven van Eandis en Infrax wordt zo vermeden. De groene stroom kost de Vlaamse afnemers nu ongeveer 720 miljoen euro per jaar. Meer dan 400 miljoen euro daarvan wordt doorgerekend via de distributienetbedrijven voor de ondersteuning van de zonnepanelen. Dat bedrag mag nu dus niet verder stijgen. De energieleveranciers zullen immers zelf meer certificaten moeten kopen door de hogere doelstellingen. Dekostprijs van groene stroom zal zo rechtstreeks via de energieleveranciers doorgerekend worden. Het doorrekenen van certificaten wordt daardoor onderhevig aan het concurrentiespel waarmee een prijsverlagend effect wordt beoogd en de meest kostenefficiënte hernieuwbare energie bevoordeeld wordt.
Tienpuntenplan energiezekerheid Pag. 5 van 13
CD&V wil met dit ondersteuningsbeleid ook grote investeringen in hernieuwbare stroom mogelijk maken. Daarvoor is een ondersteuning op maat te voorzien. In eerste instantie denken we dan aan de ombouw van de oude kolencentrales in Langerlo (E.On) en Ruien (Electrabel) naar biomassacentrales. Maar ook een nieuwe grote biomassacentrale in de Antwerpse haven, waarvoor o.a. Solvay plannen heeft, wordt zo mogelijk gemaakt. Biomassa is op dit moment de meest kostenefficiënte hernieuwbare technologie en is bovendien heel betrouwbaar, gezien deze productievorm niet afhankelijk is van weersomstandigheden. CD&V wil dan ook dat hier nu wordt op ingezet om op de goedkoopst mogelijke manier hernieuwbare energie te produceren.
3.
Nieuwe productie via fossiele brandstoffen Als we geen nucleaire energie meer willen, en tegelijk weten dat hernieuwbare energie de komende decennia nog niet in staat zal zijn om op een kostenefficiënte manier onze energiebevoorrading te verzekeren, moet er alternatieve productie uit fossiele brandstoffen komen. Steenkool biedt het goedkoopste antwoord, en heeft de grootste voorraadreikwijdte. De vergunning voor een dergelijke centrale werd echter vorig jaar in Antwerpen geweigerd, omwille van de uitstoot van CO2, SO2 en NOx. In Nederland en Duitsland maken zulke centrales nochtans deel uit van het strategisch investeringsplan dat kerncentrales overbodig maakt. Los van de discussie over de locatie van deze steenkoolcentrale is het een tegenstrijdigheid dat de tegenstanders van de Antwerpse steenkoolcentrale nu wijzen naar Duitsland en Nederland in hun pleidooi voor afbouw van kernenergie. We mogen steenkool dus niet radicaal blijven weigeren als toekomstige energiedrager. De nieuwste types krachtcentrales hebben een hoge efficiëntie en kunnen de uitgeblazen CO2 opvangen en ondergronds stockeren (CCStechnologie). We moeten de ontwikkeling van de techniek van afvangst en opslag van CO2 aanmoedigen. Indien de lopende proefprojecten goede resultaten opleveren - mogelijk tegen 2015 -, komt een steenkoolcentrale met de CCS-techniek terug in het debat. Gas blijft verder groeien als energiebron. België staat van oudsher sterk in de gasmarkt met o.a. Zeebrugge als West-Europese hub voor gastoevoer, Loenhout voor ondergrondse stockage, enz. Er dienen dan ook zo snel mogelijk bijkomende gasgestookte (STEG-)centrales gebouwd te worden om te voldoen aan de stijgende vraag en, de sluiting van de oudste kernreactoren op te vangen. We lopen achter met onze investeringen. Zoals eerder gesteld hebben de investeringen van de afgelopen jaren in Nederland voor een netto-uitvoer van stroom gezorgd. En Duitsland heeft haar beslissing tot kernuitstap vorig jaar laten gelijklopen met een ambitieus investeringsplan in o.a. kolen- en gascentrales. Toch moeten we goed beseffen dat dit een kostprijs heeft. Stroom van STEG-centrales is duurder dan de andere, zoals de jongste centrale in Roermond (NL) aantoont: hoogperformant, maar nauwelijks op volle kracht in dienst. Bovendien houdt werken met gasgestookte centrales per definitie een afhankelijkheid in ten aanzien van gasproducerende landen zoals Rusland of Algerije. Schaliegas is rijkelijk aanwezig in andere landen, maar de ontginning wordt, om milieuredenen, zwaar gecontesteerd. We mogen dus niet blindelings al onze eieren in deze ene (gas)korf leggen.
4.
Kernenergie: troef veilig uitspelen
Tienpuntenplan energiezekerheid Pag. 6 van 13
De huidige kernenergie is niet de technologie van de (verre) toekomst. Daarover zijn velen het eens. Maar België is wel een nucleair topland. De strategische keuzes van het verleden hebben ons 2 performante kerncentrales (Doel en Tihange) met in totaal 7 reactoren opgeleverd. Die zijn op dit moment goed voor net geen 50% van de Belgische elektriciteitsproductie. De wet op de kernuitstap, goedgekeurd door de regering Verhofstadt I, voorzag wel in een gefaseerde kernuitstap, maar niet in een gefaseerde verhoging van alternatieve elektriciteitsproductie. Dat hiaat moet nu, 10 jaar later, nog altijd ingevuld worden. Het nieuwe investeringsplan moet stap voor stap nieuwe installaties voorzien die, op termijn, zouden kunnen toelaten de oudste en minst rendabele reactoren te sluiten. Concreet heeft de wet op de kernuitstap van 2003 hierbij 3 reactoren voor ogen. Het gaat om Doel 1 en Doel 2, samen goed voor slechts 866 MW, iets kleiner dan de derde reactor, Tihange 1, goed voor 962 MW. Maar wat CD&V betreft, gaat de eerste reactor pas dicht als er voldoende zekerheid is over alternatieve capaciteit. En dat de datum voor de sluiting van de oudste reactoren, die in de wet op de kernuitstap is voorzien, 2015, onzeker is, hebben de CREG en het voorbereidend rapport voor het uitrustingsplan ondertussen duidelijk gemaakt. Eén of meer oude reactoren moet langer openblijven, en dat vraagt volgens de stresstest bijkomende investeringen. Bovendien is een nieuw grote onderhoudsbeurt met vervanginvesteringen vereist. En die zijn slechts verantwoord als de reactor voldoende lang operationeel blijft. De federale regering moet de datum van deze kernuitstap dus voldoende ver opschuiven zodat deze kosten economisch verantwoord zijn, vermoedelijk 10 jaar. Door de reactoren minimum 10 jaar open te houden worden de ermee gepaard gaande investeringskosten op langere termijn afgeschreven en kunnen we op de goedkoopst mogelijke manier de basislast voorzien. Bij het vastleggen van een langere levensduur van (een deel van) de oudste kernreactoren moet voor CD&V veiligheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid van de geproduceerde energie vooropstaan. De heffing, gebaseerd op de nucleaire rente, de winsten van versneld afgeschreven kerncentrales, kan worden gebruikt om de nieuwe productie-installaties bedrijfszekerheid te bieden. Die nucleaire rente, in het regeerakkoord voor de komende jaren op 550 miljoen euro gebracht, kan dan, mits de centrales langer open mogen blijven, na 2014 verder opgedreven worden. Langer openhouden van (één van) de oudste kerncentrales moet dus gepaard gaan met alle nodige investeringen voor veiligheid en performantie, en tegelijk een hogere nucleaire rente opleveren voor de federale overheid. Naast de nucleaire rente kan er ook ingegrepen worden op het bijna-monopolie van Suez-Electrabel op de productie van kernenergie in ons land. Op een klein deel van de nucleaire productie in Doel en Tihange na, dat in handen is van EDF Luminus, is alle andere kernenergieproductie immers eigendom van Electrabel. Daarnaast hebben E.ON, Blue Sky (een industrieel consortium) en opnieuw EDF Luminus langlopende leveringscontracten met Electrabel. Als we echt concurrentie willen stimuleren, dan moeten er meer geïntegreerde spelers op onze energiemarkt komen. Bedrijven die de energie die ze verkopen, ook zelf produceren, zijn dikwijls in staat efficiënter en goedkoper te werken. Daarom moet er werk gemaakt worden van de veiling van een deel van de nucleaire productiecapaciteit aan een derde partij. Anderen zijn ons hierin voorafgegaan, bijvoorbeeld Frankrijk, thuisbasis van Suez. In de Franse wet NOME werd afgesproken dat het staatskernenergiebedrijf EDF een deel van zijn nucleaire productie moet verkopen aan concurrenten tegen een vaste prijs. CD&V vraagt dat deze optie minstens wordt onderzocht. In de Pax Electrica I en II werden al pogingen ondernomen om de nucleaire productiecapaciteit van Electrabel te
Tienpuntenplan energiezekerheid Pag. 7 van 13
verdelen over meerdere spelers. Toen ging men uit van een minimaal aandeel van 15% in de nucleaire capaciteit om een concurrentieel speler te zijn. Dit lijkt nog steeds een goed uitgangspunt. CD&V wil een bijkomende optie openhouden om op langere termijn toch nog kernenergie te voorzien in onze energiemix. Met lange termijn wordt een reactor van de vierde generatie bedoeld of op basis van thorium. Die is intrinsiek veiliger, en produceert een aanzienlijk lagere hoeveelheid langlevend nucleair afval. Deze technologie is nog veraf van realisatie en vraagt dus voorbehoud, maar zou ons land ook op langere termijn een stuk onafhankelijkheid en bevoorradingszekerheid kunnen garanderen. Het blijft echter toekomstmuziek, net als kernfusie. In België hebben we echter met het SCK know-how in huis en houden we een vinger aan de pols.
5.
Greep houden op beschikbare productiecapaciteit en –sites CD&V wil dat de sites van centrales die gesloten zijn of worden, ten laatste na een jaar op de markt worden aangeboden. Als de producent die een bepaalde centrale sluit, zelf niet opnieuw investeert, moet de federale regering de mogelijkheid hebben om andere producenten de kans te geven op die site te investeren. Er zijn immers heel wat factoren die ervoor pleiten om op oude productiesites nieuwe eenheden te bouwen: er is de bestaande infrastructuur, de netcapaciteit en het feit dat op bestaande sites makkelijke bouw- en milieuvergunningen zullen bekomen worden. Centrales zoals die in Schelle staan nu al jaren leeg, waardoor kansen gemist worden voor ons energiebeleid. Dit is een piste waarover ook in het regeerakkoord sprake is en die op gewestelijk niveau moet ondersteund worden. Het is in Vlaanderen zeer moeilijk geworden om nog nieuwe capaciteit te creëren, zowel voor nieuwe klassieke centrales als hernieuwbare energie. Het maximaal gebruik maken van bestaande productiesites is daarom het beste antwoord op de kritiek van de moeizame vergunningsprocedures.
6.
Netevenwicht en piekverbruik managen De energiemix van de toekomst zal hoe langer hoe meer rekening moeten houden met het intermitterend aanbod aan windkracht en zonne-energie. Op dit moment overschrijdt het bestaande zonnepark in ons land bij piekopbrengst al ruim de capaciteit van onze grootste kerncentrale. Ook die fluctuerende capaciteit moet in de dalperiodes kunnen opgevangen worden door flexibele centrales, en dat zijn – voor zover het niet in hoge waterbekkens als Coo kan gestockeerd worden – in de eerste plaats gascentrales. Omdat deze centrales slechts een beperkt aantal uren draaien, is een investering in nieuwe capaciteit niet rendabel op de vrije markt. In de marktwerking hebben hernieuwbare energie en de niet-flexibele maar goedkopere “baseload”installaties voorrang. Daarom flirten vele gascentrales, de oudere eenheden op steenkool en olie en de vernieuwde biomassa-centrales, voortdurend met de grenzen van rentabiliteit. Volgens een strikt rechtlijnige economische bedrijfslogica is het niet opportuun om verschillende ervan langer open te houden. De herziening van de wet op de organisatie van de elektriciteitsmarkt van 8 januari 2012 verplicht elektriciteitsproducenten alleen om een definitieve of tijdelijke buitengebruikstelling van een stroomcentrale van te voren kenbaar te maken aan de minister, de CREG en de netbeheerder. Dit is een
Tienpuntenplan energiezekerheid Pag. 8 van 13
onvoldoende sterk middel om de bevoorradingszekerheid in ons land te garanderen. Wanneer een producent een grote capaciteit aan onrendabele centrales zou sluiten, is er geen tijd meer om tijdig nieuwe capaciteit te bouwen, laat staan dat een alternatieve investeerder klaar zou staan. Een tekort dreigt dan. In een vrije markt kan een exploitant niet verplicht worden om met verlies een centrale open te houden. Dit zou niemand nog aansporen om te investeren in België, en vooral: oude inefficiënte centrales langer open houden brengt ons geen stap dichter bij de transitie naar de toekomst. Transmissienetbeheerder Elia moet hierin vol zijn rol spelen. Een deel van de capaciteit bij de stroomproducenten moet via contracten als regelvermogen afgedwongen zijn, zodat Elia het net in balans kan houden. En bovenop het normale regelvermogen zijn er bepaalde momenten in het jaar snel inzetbare installaties nodig om pieklasten op te vangen. Door deze noodcapaciteit via een tender in te kopen kan Elia zich er op de meest marktconforme manier van verzekeren. Zo worden we minder afhankelijk van dure import op de momenten waarop we elektriciteit het meeste nodig hebben, en wordt de producent er nog voor vergoed. En ook aan de vraagzijde kan via aangepaste tarifering bij grootverbruikers overeengekomen worden dat ze terugschakelen bij piekverbruiken op het net. Hoe dan ook is het uiteindelijk de consument die de buffercapaciteit moet vergoeden. Op deze manier blijven de kosten het meest billijk.
7.
Opslagtechnieken ontwikkelen Momenteel zijn er nauwelijks opslagmogelijkheden voor elektriciteit. Enkel de hydraulische pompcentrales (waterkracht) van Coo (1164 MW gedurende enkele uren) en van Plate Taille (143 MW) kunnen hiervoor ingezet worden. Beiden zijn in handen van Electrabel. Opslag van energie wordt des te belangrijker nu minder constante energieproductie door zon en wind aan belang wint. CD&V stelt voor om te onderzoeken of een investering in een bijkomende waterkrachtcentrale met voldoende opslagcapaciteit haalbaar en nuttig kan zijn. Deze centrale zou dan bij voorkeur in handen moeten komen van een andere speler dan Electrabel. In ons vlakke land hebben we nog weinig potentieel voor opslag via hoger gelegen waterbekkens, maar als we ergens een sterke troef in handen hebben, is het onze sterk uitgebouwde scheikundige productie. Duitsland focust op de ontwikkeling van de techniek van “power to gas”, waarbij in periodes van laagverbruik stroom wordt omgezet in waterstof (of zelfs aardgas) en zo gestockeerd. Het gas is dan beschikbaar voor perioden van hoogverbruik of kan als grondstof ingezet worden. We moeten via innovatie mee aan de kar trekken om te kijken of het rendement van deze techniek opgekrikt kan worden.
8.
Investeren in innovatie De wereld is voortdurend in beweging. De energiebehoefte zal echter blijven groeien. Fossiele bronnen zijn eindig en kernenergie brengt ernstige risico’s met zich mee. Vlaanderen moet daarom, samen met bedrijven en onderzoeksinstellingen, investeren in nieuwe technologieën zoals grootschalige geothermie, ecologisch verantwoorde winning van schaliegas, getijden- en golfslagenergie en de verdere uitbouw van smart grids en power-to-gastechnieken die beter kunnen inspelen op de productiepieken en –dalen van wind- en zonne-energie.
Tienpuntenplan energiezekerheid Pag. 9 van 13
Het Vlaams Energiebedrijf kan hierin samen met PMV en LRM een belangrijke rol spelen als kapitaalverschaffer. Ook belangrijk is en blijft het onderzoeksproject Myrrha. Hoewel in de eerste plaats een onderzoeksproject voor de ontwikkeling van specifieke radio-isotopen voor medische toepassingen, houdt het tegelijk de vinger aan de pols voor de ontwikkeling van stroomproductie volgens technologie van de vierde generatie.
9.
Investeren in een Europese markt Het uiteindelijke doel van het Europees energiebeleid is een vrijgemaakte markt waar grensoverschrijdend kan geshopt worden. Daarom moet Europa op termijn één koperen plaat worden waar energie vlot kan uitgewisseld worden. De lidstaten maken elk op hun tempo de markt vrij. Alleen blijft de koppeling van die markten achter. De productiecapaciteit van zonnepanelen en windparken zal alleen maar stijgen en zal nog meer voor pieken en dalen zorgen. Geregelde verschuivingen op de import/export-balans zijn het gevolg. De huidige internationale hoogspanningsnetten zullen deze pieken niet aankunnen. We hebben sterkere verbindingen nodig met Duitsland en Nederland, en ook Engeland is interessant omwille van het verschil in tijdszone, en dus andere dagmaxima. Ons Belgisch hoogspanningsnet is nu enkel rechtstreeks verbonden met Frankrijk en Nederland. Elia heeft wel een aantal projecten gepland. Het Stevin-project (2014) moet offshore windenergie landinwaarts via Zeebrugge naar Zomergem transporteren. De investeringskost van dit project (deels Europees ondersteund) wordt geraamd op 150 mio euro (tot 314 mio voor een ondergronds alternatief). Het Nemoproject (2016-2017) voorziet in een onderzeese kabel richting Groot-Brittannië en het Alegro-project (20172018) moet de interconnectie maken tussen België en Duitsland. Deze netinfrastructuur moet het mogelijk maken om gemakkelijk (piek)productie te verschuiven tussen landen onderling. Een vlotte uitwisseling van zonnestroom aan de Middellandse Zee, wind van de Noordzee en stockage van waterkracht in Scandinavië en de Alpen is het na te streven einddoel op middellange termijn en komt zo stilaan dichterbij. Maar niet alleen de transmissie is een hindernis. Verschillende nationale regelgevingen in Europa sturen momenteel nog de lokale energiemix en energiebevoorrading. Tot zolang de lidstaten bevoegd blijven voor de bevoorrading, is er geen echte eengemaakte Europese markt en moeten we terugplooien op zelfvoorziening in België. Anders zijn we bij black-outs en storingen de zwakste partij. Een eengemaakte Europese markt veronderstelt – net als destijds bij de EGKS – een volledige overdracht van bevoegdheden naar een Europese niveau. Zeker voor ons land, met weinig grondstoffen en beperkte mogelijkheden inzake hernieuwbare energie, is zulke transitie op termijn het einddoel. En op dat ogenblik kunnen we mikken op zelfvoorziening op Europees niveau.
10. Lange termijnvisie omzetten in beleid De voorbije jaren zijn heel wat studies gepubliceerd. Alle actoren in het energiebeleid wijzen op de nood om te investeren in bijkomende productiecapaciteit. Een geïntegreerd energiebeleid, waarbij de inspanningen van alle overheden en actoren op elkaar worden afgesteld is een noodzaak. Energiebevoorrading is cruciaal voor de levensvatbaarheid van onze economie, maar ook van onze samenleving. De impact van een black-out op ons dagelijks leven is gigantisch. Deze uitdaging moet
Tienpuntenplan energiezekerheid Pag. 10 van 13
gezamenlijk worden aangepakt. De federale en de gewestregeringen moeten samen in het bad. De federale overheid is o.a. verantwoordelijk voor transport van energie en nucleaire capaciteit. De gewestregeringen zijn bevoegd voor o.m. rationeel energiegebruik, hernieuwbare energie en de distributie van energie. Deze facetten van het energiebeleid moeten optimaal op elkaar inspelen om maximaal te renderen. Er moet nu een energiebeleid op lange termijn ontwikkeld worden. CD&V wil dat het investeringsplan voor energie een focus heeft van 20 jaar. Elk jaar moet de CREG, samen met de regionale regulatoren een voortgangsrapport maken. Een interministerieel comité van alle energieministers, gewestelijke en federaal, moet zich over dit rapport buigen en er conclusies uit formuleren. Zo kan het investeringsplan jaarlijks geactualiseerd worden. Ook de betrokken parlementen moeten hun rol spelen. Het jaarlijks voortgangsrapport en de voorgestelde aanpassingen aan het 20-jarig investeringsplan moet worden besproken in de betrokken commissies in elk parlement. Dit moet uitmonden in een jaarlijkse resolutie over de bevoorradingszekerheid en eventuele wet- en decreetwijzigingen om die te garanderen.
Tienpuntenplan energiezekerheid Pag. 11 van 13
Conclusie Lange termijnvisie. Er bestaat geen twijfel over dat België al op zeer korte termijn geconfronteerd zal worden met een aanzienlijk probleem wat stroomvoorziening betreft, als er nu niet hoogdringend wordt opgetreden. Alleen oplossingen voor de korte of middellange termijn zullen echter niet volstaan. De actuele dreiging van het capaciteitstekort mag zich in de toekomst niet meer herhalen. Om gezinnen en bedrijven een betrouwbare en betaalbare bevoorrading te kunnen garanderen, wil CD&V dat er een energiebeleid op lange termijn wordt ontwikkeld. Deze langetermijnvisie biedt antwoord op de vraag met welke energiemix we welke doelstellingen willen bereiken tegen welke kostprijs voor milieu en maatschappij. Betrouwbaar, betaalbaar, duurzaam. Een deugdelijk energiebeleid voorziet gezinnen en bedrijven ten allen tijde op een betaalbare, betrouwbare en duurzame manier van energie. Voor CD&V kunnen deze drie alleen via de weg van verstandige, goed afgewogen beleidskeuzes met elkaar verzoend worden. Zelfvoorziening. België moet streven naar zelfvoorziening inzake elektriciteit. Inzetten op import is inzetten op onzekerheid. Er gaan te hoge risico’s mee gepaard op het vlak van betrouwbaarheid en betaalbaarheid. Daarom is structurele import voor CD&V geen prioritaire keuze; elektriciteit invoeren is pas de laatste optie om onze bevoorradingszekerheid te garanderen. Pas wanneer de Europese markt volledig vrijgemaakt is, zonder nationale belemmeringen, kunnen we vertrouwen op zelfvoorziening op Europees niveau. Eerst REG, dan HEB en tot slot een goede mix. We zetten prioritair in op een rationeler gebruik van energie. Zowel gezinnen, bedrijven als de overheid kunnen nog heel wat energie besparen. Het energiebeleid moet ervoor zorgen dat dit potentieel maximaal benut wordt. Om de resterende energievraag in te vullen moet allereerst gebruik gemaakt worden van hernieuwbare energiebronnen. Maar niet onvoorwaardelijk. CD&V wil ambitieuze maar realistische doelstellingen voor het aandeel hernieuwbare energie en de bijhorende maatschappelijke kostprijs. Dit betekent een kostenefficiënt ondersteuningsmechanisme met aantrekkelijke stimuli voor investeerders, en voorkeur voor kostenefficiënte technologieën met een belangrijke rol voor biomassa. Hernieuwbare bronnen alleen zullen niet volstaan om de behoefte aan energie te beantwoorden. Fossiele bronnen zoals gas en steenkool zullen noodzakelijk blijven. STEG-centrales hebben een lage milieulast en hoge performantie, maar gas is duurder en het maakt ons op termijn afhankelijk van een beperkt aantal landen. Daarom wil CD&V naast gas ook nieuwe steenkoolcentrales met afvang en opslag van CO2 niet uitsluiten. Zolang de mix van hernieuwbare bronnen, gas en steenkool niet volstaat om op een betaalbare en betrouwbare manier aan de energievraag te voldoen, blijft kernenergie het sluitstuk. Periodieke voortgangsrapportage inzake productiecapaciteit moet duidelijk maken in welke mate kernenergie kan afgebouwd worden. In die zin is, rekening houdend met de actuele gegevens over de Belgische productiecapaciteit, de gelijktijdige sluiting van de drie oudste reactoren in 2015 een onverantwoorde keuze. CD&V pleit dan ook voor een verlenging van de levensduur, mits de nodige investeringen inzake veiligheid en rendement. Met de nucleaire rente ondersteunen we noodzakelijke investeringen voor hernieuwbare capaciteit. Interconnectie. Streven naar zelfvoorziening betekent niet dat we geen aandacht besteden aan de interconnectie met de buurlanden. We moeten elektriciteit kunnen importeren en exporteren om de balancering volledig sluitend te maken. Vlotte transacties zorgen ook voor een fysisch eengemaakte Europese markt en vlakt
Tienpuntenplan energiezekerheid Pag. 12 van 13
prijsverschillen af. Daarom dringt CD&V aan op een verhoogde netverbinding met Nederland, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Geen langetermijnvisie zonder innovatie. Tot slot benadrukt CD&V dat een langetermijnvisie niet mogelijk is zonder innovatie en onderzoek & ontwikkeling. Vraagbeheersing (bv. demand response), opslagtechnieken voor stroom (bv. power to gas), innovatieve technieken met fossiele brandstoffen (bv. CCS en schaliegas), hernieuwbare energie (bv. geothermie, golfslag- en getijdenenergie) en nucleaire energie (vb. reactoren 4de generatie): een Vlaanderen in Actie voorziet de middelen om de kennis die we hier hebben, voluit in te zetten.
Tienpuntenplan energiezekerheid Pag. 13 van 13