10 jaargangen PIJ-ers Kenmerken en Veranderingen
10 jaargangen PIJ-ers Kenmerken en Veranderingen
Datum
december 2008
Dr. E.F.J.M. Brand Dr. A.A. van den Hurk
Informatieanalyse en Documentatie
1
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
2
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Colofon
Uitgave
Dienst Justitiële Inrichtingen Concernstaf Uitvoeringsbeleid Afdeling Informatieanalyse en Documentatie
Auteurs
E.F.J.M. Brand & A.A. van den Hurk
Informatie
E. Brand (
[email protected]; 070 370 2687) A. van den Hurk (
[email protected]; 070 370 2966)
ISBN
978-90-70791-09-4
Vormgeving
Studio Dumbar
Opmaak en drukwerk
Koninklijke De Swart, Den Haag December 2008
3
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
4
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Inhoudsopgave
Voorwoord — 7 Dankwoord — 9 Samenvatting — 11 1 1.1 1.2 1.3
Inleiding — 13 De PIJ-maatregel — 13 Het FPJ-database project — 14 Doel- en vraagstellingen van het onderzoek — 15
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Methode — 17 Procedure — 17 Instrumentarium: de FPJ-Lijst — 18 Kwaliteit van de PIJ-dossiers — 20 Onderzoeksgroep — 21
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.1.6 3.1.7 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7
Resultaten — 23 Kenmerken en achtergronden PIJ-ers — 23 Delictverleden — 24 Opvoeding en milieu — 25 Delictsituationele factoren — 29 Psychologie en functies — 31 Psychiatrie en stoornissen — 32 Sociaal en relationeel — 36 Gedrag tijdens verblijf in JJI — 38 Veranderingen kenmerken en achtergronden PIJ-ers 1995-2005 — 40 Delictverleden — 41 Opvoeding en milieu — 43 Delictsituationele factoren — 44 Psychologie en functies — 44 Psychiatrie en stoornissen — 46 Sociaal en relationeel — 48 Gedrag tijdens verblijf in JJI — 49
4 4.1 4.2
Conclusies en aanbevelingen — 51 Conclusies — 52 Aanbevelingen — 57 Literatuur — 59
1 2 3 4 5 6 7
Bijlagen — 61 Betrokkenen FPJ-database project — 63 Afstudeerscripties op basis van PIJ dossiers stage — 65 Scoringsformulier FPJ-lijst — 67 Overzicht van overlap FPJ-items met items uit andere instrumenten — 69 Volledigheid dossiergegevens — 71 Middelengebruik nader beschouwd — 73 Overzicht van hoogst scorende FPJ-items — 75
5
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
6
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Voorwoord
Sinds de invoering van het nieuwe jeugdstrafrecht in 1995 kan de justitiële maatregel ‘plaatsing in een jeugdinrichting’ (PIJ-maatregel) worden opgelegd aan jongeren tussen 12 en 18 jaar. De maatregel is verwant aan de tbs-maatregel voor volwassenen. De maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaar en kan door de rechter een paar keer worden verlengd tot maximaal zes jaar. Jaarlijks wordt de PIJ-maatregel ongeveer 150 keer opgelegd. Inmiddels, anno 2008, hebben meer dan 1500 jongeren deze maatregel opgelegd gekregen. In dit rapport zullen ze verder worden aangeduid als PIJ-ers. Wie zijn de jongeren die deze zware maatregel opgelegd krijgen? Wat zijn hun kenmerken en achtergronden? Dit rapport brengt deze bijzondere groep jongeren in beeld. Ingegaan wordt op zaken als opvoeding, middelengebruik, psychiatrische problematiek, persoonlijkheid en vaardigheden en gedrag in de inrichting. Tevens wordt aandacht besteed aan veranderingen in hun profielen over de afgelopen tien jaar. De gegevens waarop dit rapport is gebaseerd zijn afkomstig uit de zogeheten Forensisch Profiel Justitiële Jeugdigen database. Deze FPJ-database is mogelijk geworden door inspanning van velen die in de afgelopen jaren hebben bijgedragen aan de omvorming van meer dan duizend PIJ-dossiers naar een voor onderzoek toegankelijke gegevensbron. Dit rapport is daarmee naast een onderzoeksverslag ook een soort visitekaartje van deze database. Het laat zien wat er ‘in zit’. Voor wie is dit rapport bedoeld? Allereerst voor de opdrachtgever: de sector Justitiële Jeugd Inrichtingen van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Van hen kwam het verzoek voor onderliggend rapport. Daarnaast is het bedoeld voor directie en behandelhoofden van alle justitiële jeugd inrichtingen en beleidsmedewerkers op het Ministerie van Justitie, en voor onderzoekers van diverse instituten, zoals het WODC en universiteiten, die geregeld onderzoek doen naar de PIJ-maatregel. Het rapport is tevens een uitnodiging aan onderzoekers om gebruik te maken van de rijkdom aan gegevens die deze database bevat en die moge bijdragen aan de verbetering van diagnostiek, behandeling en risicotaxatie. Ten slotte bevat dit rapport mogelijk interessante gegevens voor vele anderen die werkzaam zijn binnen het jeugdveld en een verantwoordelijkheid hebben op het terrein van diagnostiek, behandeling en risicotaxatie. December 2008 E. Brand A. van den Hurk
7
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
8
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Dankwoord
Op deze plaats willen we een aantal mensen bedanken zonder wie de totstandkoming van de FPJ-database en dit onderzoeksrapport niet mogelijk was geweest. Allereerst bedanken we Bert van Heerde voor de diverse taken die hij heeft verricht voor het PIJ-dossier project in de periode 2002 - 2007. Door zijn zorgvuldige opgezette trainingen aan de stagiaires is de kwaliteit van de verzamelde data van een hoog niveau. De samenwerking met hem was al die jaren prettig. Ook danken wij de studenten voor het maandenlange monnikenwerk dat ze hebben verricht met het lezen en scoren van de PIJ-dossiers. Zij hebben een enorme hoeveelheid tekst tot zich genomen en op verantwoorde wijze vertaald naar cijfers. Hierdoor hebben zij belangrijk bijgedragen aan de ontwikkeling van de FPJdatabase. Documentalist Jan Backx danken wij voor zijn literatuursearch naar gegevens over prevalentie van problematiek bij jongeren zonder een PIJ maatregel. De leden van de wetenschappelijke begeleidingscommissie (zie bijlage 1) danken we voor hun adviezen en voor het aanleveren van studenten die de dossiers hebben gelezen en gescoord. Tot slot danken wij de leescommissie van dit onderzoeksrapport: Inge HennekenHordijk, Annelies Jorna, Nienke Laan en Geert Mol. Zij hebben eerdere versies van dit rapport grondig gelezen en van commentaar voorzien. Eddy Brand en Arie van den Hurk
9
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
10
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Samenvatting
Doel Doel van dit rapport is een beeld te schetsen van de kenmerken en achtergronden van een specifieke doelgroep van jongeren die in justitiële jeugd inrichtingen verblijven, namelijk degenen die een zogeheten PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen. Daarnaast wordt nagegaan of en in hoeverre deze groep gedurende de tien jaren (1995-2005) dat de maatregel bestaat voor wat betreft deze kenmerken en achtergronden veranderd is. Nevendoel van dit rapport is het presenteren van de database op grond waarvan het mogelijk is geworden een nader inzicht in de kenmerken en achtergronden van PIJers te verkrijgen. Achtergrond Sinds de invoering van het nieuwe jeugdstrafrecht in 1995 kan de kinderrechter jongeren tussen de 12 en 18 jaar de justitiële maatregel ‘plaatsing in een jeugdinrichting’ (PIJ-maatregel) opleggen. Dit komt gemiddeld zo’n 150 keer per jaar voor. De uitvoering vindt plaats in een Justitiële Jeugd Inrichting van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Voor elke jongere met een PIJ-maatregel wordt een PIJdossier aangelegd, dat wordt gearchiveerd door Bureau Individuele Jeugdzaken (IJZ) van de sector Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI) en na afloop van de PIJmaatregel door de Centrale Archief- en Selectiedienst (CAS). Deze PIJ-dossiers bevatten over het algemeen weliswaar uitgebreide informatie over de individuele PIJ-er, maar daarmee beschikt de sector nog niet over een goed beeld van de totale groep. En daaraan heeft zij grote behoefte. Zo stelt het Beleidsplan Sector Justitiële Jeugdinrichtingen 2001-2005: “Kengetallen over karakteristieken van de doelgroepen (…) zijn onvoldoende in kaart gebracht”. Dit heeft de sector doen besluiten tot het FPJ-database-project. Het FPJ-database project Doel van het project is het ontwikkelen van een database waarin de dossierinformatie van individuele PIJ-ers zodanig is opgeslagen dat deze informatie beter toegankelijk is voor verder (wetenschappelijk) onderzoek. In concreto betekent dit dat de uit tekst bestaande dossier-informatie is omgezet in cijfers (de scoring). De scoring van de dossiers is uitgevoerd op basis van een speciaal ontworpen instrument, de zogeheten Forensisch Profiel Justitiële Jeugdigen Lijst (FPJ-lijst). Dit instrument bevat een zo breed mogelijke selectie van relevante kenmerken – in totaal 68 (plus een aantal subkenmerken) – afkomstig uit onderzoek naar diagnostiek, behandeling en risicotaxatie bij forensische populaties. Op dit moment omvat de database gegevens van in totaal 1147 PIJ-ers die de maatregel opgelegde hebben gekregen in de periode 1995-2005. Dit is ongeveer driekwart van alle PIJ-ers die in die periode zijn ingestroomd. Dit percentage zal nog toenemen tot boven de 90%, omdat nog een inhaalslag gaat plaatsvinden op een aantal tijdelijk onvindbare dossiers. Er kan worden gesteld dat de database in hoge mate representatief is voor de totale groep PIJ-ers van de eerste 10 jaren. Samenvattende bevindingen Op basis van de gegevens in de database kan de gemiddelde PIJ-er worden getypeerd als een jongere met veelal ernstige en meervoudige problemen. Ook zonder te kunnen beschikken over vergelijkbare gegevens van de gemiddelde Nederlandse jongere is overduidelijk dat het beeld van PIJ-ers dat uit dit onderzoek naar voren komt daarvan sterk afwijkt in negatieve zin. Het is nauwelijks voor te stellen dat in Nederland een groep jongeren is aan te wijzen met een vergelijkbaar 11
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
zorgwekkend probleemprofiel. Dit blijkt uit de volgende beschrijving. Veel PIJ-ers hebben vanaf hun vroege jeugd te kampen gehad met diverse problemen in de thuissituatie. Ouders van PIJ-ers blijken niet opgewassen tegen de opvoedingstaak, deels omdat ze zelf kampen met allerlei problemen, deels uit onvermogen. Dit uit zich op uiteenlopende wijzen in de opvoedingssituatie door o.a. verwaarlozing, mishandeling en slecht voorbeeldgedrag van ouders, zoals het plegen van delicten. De jongeren groeien dus op in een overwegend weinig stabiele en problematische omgeving en dat heeft gevolgen. PIJ-ers hebben over het geheel genomen een scala aan handicaps en problemen. Meest opvallend is dat PIJ-ers vrijwel allemaal problemen vertonen op een aantal psychologische kenmerken, zoals impulscontrole, empathische vermogens, gewetensvorming en probleembesef. Daar komt nog bij dat velen zwakbegaafd zijn (IQ<85) of zelfs verstandelijk beperkt (IQ<70). Ook in relatie tot anderen vertonen de PIJ-ers veel problemen en tekortkomingen. De meesten beschikken, met uitsluiting van criminele vrienden, over een zeer beperkt sociaal netwerk en nemen nauwelijks deel aan enig verenigingsleven, zoals een sportvereniging. Ook zijn PIJ-ers over het geheel genomen weinig sociaal vaardig, hebben weinig vertrouwen in anderen en zijn behept met vooral negatieve opvattingen over hun omgeving. Ook psychiatrische stoornissen komen bij PIJ-ers veelvuldig voor. De precieze omvang is sterk afhankelijk van het scala aan stoornissen dat in de definitie van psychiatrische stoornis wordt geïncludeerd. Bij een definitie van psychiatrie in enge zin is dit 30% en bij de meest ruime definitie loopt dit op tot zelfs 100%. Voor wat betreft middelengebruik dient erop te worden gewezen dat de prevalentie van regelmatig druggebruik (tweederde van alle PIJ-ers) en alcohol (eenderde) hoog is. Er is al sprake van een groep met zowel problematisch drug- als alcoholgebruik; dit is een combinatie die kan leiden tot onvoorspelbaar agressief gedrag. Met het strafrecht komen PIJ-ers al op jonge leeftijd in aanraking. Gemiddeld beginnen ze op ongeveer 13-jarige leeftijd met het plegen van delicten en op ongeveer hun 14e jaar met het plegen van gewelddadige delicten. Ook het aantal gepleegde delicten ligt hoog. Dit totaalbeeld van de PIJ-ers maakt duidelijk dat de behandelinrichtingen voor een uiterst zware en moeilijke taak staan. Moeilijk omdat aanknopingspunten voor behandeling schaars zijn. Bij de meeste PIJ-ers is immers sprake van een stapeling van problemen zoals een problematische thuissituatie, verstandelijke beperkingen, een slecht ontwikkeld probleembesef en geweten, psychiatrische problematiek en weinig sociale vaardigheden. Bij pogingen om bij deze groep jongeren duurzame gedragsveranderingen te bewerkstelligen zijn garanties op succes niet te geven. In hoeverre is bovenstaande, hoogproblematische profiel van de PIJ-ers over de periode 1995-2005 stabiel gebleven? Vertonen de meer recente jaarcohorten een minder ongunstig profiel of juist niet? Geconcludeerd kan worden dat het totaalbeeld tamelijk constant is gebleven en een onverminderd hoog niveau van ernst en omvang van problemen op alle levensterreinen laat zien. Toch zijn er twee gebieden aan te wijzen die over het geheel genomen wel een positieve trend laten zien. Dat is ten eerste de opvoedingssituatie en het milieu waarin de PIJ-ers zijn opgegroeid. Voor wat betreft een aantal opvoedingsaspecten is het beeld in de meer recente jaarcohorten minder ongunstig geworden. Een tweede positieve verandering kan worden aangetoond voor wat betreft het gedrag van PIJ-ers tijdens hun verblijf in de inrichting. Voor beide terreinen geldt echter dat de problematiek nog steeds omvangrijk en ernstig is. De meest opvallende specifieke verandering die zich in de eerste tien jaar van de PIJ-maatregel heeft voorgedaan is de daling van de intellectuele capaciteiten van de PIJ-ers in de cohorten 2000-2005 ten opzichte van de cohorten 1995-1999. Over de eerste vijf jaar genomen bedraagt het aantal PIJ-ers met een IQ-score lager dan 85 (categorie zwakbegaafd + verstandelijk beperkt) 29%; over de tweede vijf jaar stijgt dat tot maar liefst 44%. Het rapport wordt afgesloten met een aantal aanbevelingen waarin centraal staat dat de FPJ-database dient te worden voortgezet en doorontwikkeld. 12
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
1
Inleiding
Naar plaatsingsgrond kunnen in justitiële jeugdinrichtingen drie categorieën jongeren worden onderscheiden. Een eerste categorie wordt gevormd door degenen die een vrijheidsbenemende straf opgelegd hebben gekregen. We spreken in dat geval van jeugddetentie. Een tweede categorie wordt gevormd door jongeren die de strafrechtelijke maatregel Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen opgelegd hebben gekregen (PIJ-maatregel1). Een derde categorie bestaat uit jongeren die in een justitiële jeugdinrichting zijn geplaatst op grond van een civielrechtelijke maatregel, de zogeheten Onder Toezicht Stelling. Enkele jaren geleden is besloten om OTS-ers niet langer meer te plaatsen in justitiële behandelvoorzieningen, maar ze onder verantwoordelijkheid van VWS te brengen. Dit houdt in dat een deel van de JJI-capaciteit zal worden overgeheveld naar VWS. Dit proces is momenteel gaande. De 13 justitiële jeugdinrichtingen kennen per 1 oktober 2008 een totale capaciteit van 2207 plaatsen. Daarvan zijn 1164 een behandelplaats, bestemd voor PIJers en de OTS-ers die nog niet zijn overgeheveld naar VWS; de overige 1041 zijn opvangplaats, bestemt voor jeugddetentie. Ook PIJ-ers en OTS-ers die in afwachting zijn van een behandelplaats verblijven tijdelijk in een opvanginrichting. Tot en met begin 2010 zullen nog ongeveer 500 justitiële behandelplaatsen worden overgeheveld naar VWS. Vanaf dan zullen er in justitiële jeugdinrichtingen alleen nog jongeren worden geplaatst die een straf of een strafrechtelijke PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen. Dit dit rapport richt zich uitsluitend op de groep jongeren die een PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen. 1.1
De PIJ-maatregel Sinds de invoering van het nieuwe jeugdstrafrecht in november 1995 kan de kinderrechter jongeren tussen 12 en 18 jaar een strafrechtelijke vrijheidsbenemende maatregel van ‘plaatsing in een inrichting voor jeugdigen’ (de PIJ-maatregel) opleggen. De PIJ-maatregel kwam in de plaats van twee op dat moment bestaande maatregelen, namelijk de sinds 1905 bestaande maatregel tot terbeschikkingstelling van de regering (jeugd-tbr) en de sinds 1965 bestaande maatregel tot plaatsing in een inrichting voor buitengewone behandeling (pibb). Deze beide maatregelen hadden verschillende doelen, resp (her)opvoeding en behandeling. Met de PIJmaatregel worden deze beide doelen nagestreefd. Er zijn drie voorwaarden voor het opleggen van de PIJ-maatregel. Allereerst moet sprake zijn van een delict waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De tweede voorwaarde is dat het opleggen van de maatregel moet worden geëist door de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen. Een derde vereiste is dat de maatregel in belang moet zijn van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige. De PIJ-maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaar en kan in geval van een geweldsdelict worden verlengd tot maximaal vier jaar. Indien de maatregel is opgelegd aan een jeugdige aan wie het feit vanwege de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis niet kan worden toegerekend, is een verlenging van de maatregel mogelijk tot maximaal zes jaar. Hoewel in het spraakgebruik de PIJ-maatregel vaak ‘jeugd-tbs’ wordt genoemd, zijn beide maatregelen niet volledig vergelijkbaar. De praktijk laat zien dat jongeren ook voor lichtere feiten een PIJ-maatregel opgelegd krijgen. De PIJ-maatregel kan ook worden opgelegd wanneer sprake is van de noodzaak van heropvoeding, terwijl voor tbs de aanwezigheid van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens een vereiste is. 1
De jongeren die de PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen zullen in dit rapport worden aangeduid als ‘PIJ-ers’.
13
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
1.2
Het FPJ-database project Inleiding In de afgelopen jaren hebben diverse betrokkenen in het jeugdveld hun bezorgdheid geuit over de kwaliteit van de uitvoering van de PIJ-maatregel en gewezen op het belang van adequate behandeling van jongeren met vaak ernstige problemen (Slot, 2006; Boendermaker, 2006; Raad voor de Strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, 2006). Van groot belang voor de sector zijn daarnaast twee publicaties in 2007 waarin stevige kritiek wordt geuit op het functioneren van de jeugdinrichtingen. Het betreft ten eerste een gezamenlijk rapport van vier inspecties (Inspectie Jeugdzorg e.a., 2007) naar aanleiding van gesignaleerde problemen in jeugdinrichting Harreveld. Een tweede rapport werd uitgebracht door de Algemene Rekenkamer (Tweede Kamer, 2007). De sector zelf deelt deze bezorgdheid en doet in een brief aan de Kamer van 10 juli 2006, de zogeheten PIJ-brief (Ministerie van Justitie, 2006) diverse verbetervoorstellen. Belangrijk element in de verbetervoorstellen is het vergroten van kennis over en inzicht in de uitvoeringspraktijk van de PIJ-maatregel. Dit heeft geleid tot extra geld voor een onderzoeksprogramma onder beheer van het Wetenschappelijk Onderzoeks- & Documentatie Centrum (WODC) van het Ministerie van Justitie. Een belangrijk aandachtspunt in dit programma is de PIJ-populatie; wat zijn hun kenmerken en achtergronden? Verbeteringen in de uitvoering van de PIJmaatregel zijn immers niet goed mogelijk zonder een goed inzicht in de jongeren om wie het gaat. Het belang van inzicht in de kenmerken en achtergronden van PIJ-ers werd jaren eerder al onderkend in een Beleidsplan Sector Justitiële Jeugdinrichtingen 20012005 waarin wordt gesteld dat de sector niet beschikt over een sectorbrede registratie van relevante gegevens over haar populatie. Dit was voor de sector reden opdracht te geven voor het zogeheten FPJ-database project. Het idee achter dit project is dat de sector weliswaar beschikt over een grote hoeveelheid informatie over PIJ-ers, maar dat deze gegevens echter onvoldoende toegankelijk zijn om een goed beeld van hen te krijgen. Deze informatie ligt namelijk besloten in de PIJ-dossiers die voor elke jongere met een PIJ-maatregel worden aangelegd. Het is de database die uit dit project is voortgekomen die het voorliggende rapport over kenmerken en achtergronden van PIJ-ers heeft mogelijk gemaakt. Doel van het project De kern van het project is het ontwikkelen van een database waarin de dossierinformatie van individuele PIJ-ers zodanig is opgeslagen dat het beter toegankelijk is voor verder (wetenschappelijk) onderzoek. In concreto betekent dit dat de uit tekst bestaande dossier-informatie wordt omgezet in cijfers (dit heet het scoren van dossiers). Met behulp van de database kunnen vragen over PIJ-ers makkelijker worden beantwoord, onder meer door middel van wetenschappelijk onderzoek. De database kan daarmee bijdragen aan een beter inzicht in de kenmerken en achtergronden van PIJ-ers. Dit inzicht kan vervolgens weer bijgedragen aan het verbeteren van de behandeling van deze complexe groep jongeren, waardoor ze weer toekomstperspectief krijgen en het risico op delictherhaling tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht. Korte geschiedenis en stand van zaken (voor uitvoeriger informatie zie hfdst. 2) Het project is gestart in 2002 en wordt uitgevoerd en gecoördineerd door medewerkers van de stafafdeling Informatieanalyse & Documentatie van DJI in opdracht van de sectordirectie JJI. Vanuit DJI is een wetenschappelijke 14
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
begeleidingscommissie geformeerd met hoogleraren van diverse universiteiten. Zij leverden studenten aan die vervolgens werden opgeleid in het scoren van de dossiers. Op deze wijze zijn inmiddels 1147 dossiers gescoord over de instroomperiode 1995-2005. Dit is ongeveer driekwart van alle instroom in die periode (N=1549). Dit percentage zal nog toenemen omdat een inhaalslag gaat plaatsvinden op een aantal tijdelijk onvindbare dossiers. De database wordt daarmee nog completer. De scoring van de dossiers is uitgevoerd op basis van een speciaal ontworpen instrument, de zogeheten Forensisch Profiel Justitiële Jeugdigen Lijst (FPJ-lijst). Dit instrument bevat een zo breed mogelijke selectie van relevante kenmerken – in totaal 68 – afkomstig uit onderzoek naar diagnostiek, behandeling en risicotaxatie bij forensische populaties. Het scoren van alle dossiers betekent in feite een vertaling van de teksten in de dossiers naar getalsmatig gescoorde kenmerken ten behoeve van de database. Daarmee zijn de ‘ontoegankelijke’ dossiers als het ware toegankelijk gemaakt voor ‘bevraging’. Inmiddels zijn diverse psychometrische analyses uitgevoerd naar de FPJ-database. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat de database van goede kwaliteit is. Daarmee is de database overigens geen afgerond eindproduct. Ook de komende jaren is het voornemen om de database te blijven updaten met nieuwe instroomjaren. De sector wil de vinger aan de pols blijven houden. Daarnaast zal worden bekeken in hoeverre de database kan worden uitgebreid met bijvoorbeeld informatie over de voortgang van de PIJ-behandeling. Nu ligt het accent vooral op kenmerken en achtergronden van PIJ-ers. 1.3
Doel en vraagstellingen van het onderzoek Doel van dit rapport is om op basis van de gegevens van de FPJ-database een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de kenmerken en achtergronden van de PIJ-ers over de periode 1995-2005. Ook wordt nagegaan of er in deze periode veranderingen in die kenmerken en achtergronden zijn opgetreden. We hopen met dit primair beschrijvende onderzoek een goed beeld te geven van de inhoud van de database. Aangezien de database in beginsel voor iedere onderzoeker toegankelijk is, is deze publicatie ook een ‘visitekaartje’ van de database. Hopelijk nodigt het onderzoekers uit met voorstellen te komen voor verdiepingsonderzoek. De volgende twee vraagstellingen staan centraal: 1. Wat zijn de kenmerken en achtergronden van jongeren die in de periode 19952005 een PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen? 2. Zijn de kenmerken en achtergronden van deze jongeren over de periode 19952005 veranderd? De opbouw van het rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt beschreven hoe het onderzoek is uitgevoerd. In hoofdstuk 3 worden de resultaten gepresenteerd. Ten slotte wordt in hoofdstuk 4 een aantal conclusies en aanbevelingen geformuleerd.
15
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
16
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
2
Methode
In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens beschreven de procedure volgens welke de database tot stand is gekomen (§2.1), het gebruikte instrumentarium - de FPJ-lijst (§2.2), de kwaliteit van de PIJ-dossiers (§2.3) en ten slotte de onderzoeksgroep waarvan in hoofdstuk 3 de kenmerken en achtergronden zullen worden gepresenteerd (§2.4). 2.1
Procedure De bouw van de FPJ-database kende de volgende fases: 1. Opstellen van een lijst van PIJ-ers en het opsporen van dossiers. 2. Het ontwikkelen van een instrument (de FPJ-lijst) waarmee de informatie uit de dossiers kan worden omgezet in data (het scoren) ten behoeve van de database. 3. Het scoren van de dossiers. Ad 1. Opstellen van een lijst van PIJ-ers en het opsporen van dossiers De eerste stap was het aanleggen van een lijst van alle PIJ-ers die in de periode november 1995 (start PIJ-maatregel) tot en met juli 2005 (einde dataverzamelingsperiode) zijn ingestroomd. Deze PIJ-lijst werd opgesteld door de afdeling Informatieanalyse en Documentatie van DJI op basis van het informatiesysteem TULP-jeugd. Van alle PIJ-ers op deze lijst werd vervolgens het bijbehorende dossier gezocht. Voor jongeren met een nog lopende maatregel werden deze dossiers opgevraagd bij de afdeling Individuele Jeugdzaken (IJZ) op het hoofdkantoor van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Voor de dossiers van de PIJ-ers van wie de maatregelen al waren beëindigd werden de dossiers opgevraagd bij de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) te Winschoten. Twee typen problemen deden zich voor. Sommige dossiers bleken onvindbaar en sommige dossiers bleken dermate incompleet dat ze niet bruikbaar waren (bijvoorbeeld door het ontbreken van een Pro Justitia rapportage). De aantallen dossiers die uiteindelijk voor elk jaar konden worden gescoord staan beschreven in §2.4. Ad 2. Het ontwikkelen van een instrument om de dossiers te scoren De volgende fase in het project betrof het onttrekken van zo veel mogelijk relevante informatie aan de PIJ-dossiers. Met ‘relevant’ wordt bedoeld dat die informatie van belang is voor risicotaxatie (en -management) en voor behandeling. Op basis van divers bestaand instrumentarium werd een nieuw instrument ontwikkeld, de Forensisch Profiel Justitiële Jeugdigen Lijst, kortweg de FPJ-Lijst. De FPJ-Lijst bevat een set van in totaal 68 risicofactoren en beschermende factoren, die weer kunnen worden onderverdeeld naar in totaal 7 informatie-domeinen. Met dit instrument kan de informatie in de dossiers op een zeer volledige en eenduidige manier worden gescoord. Meer informatie over het instrument vindt u in §2.2. Ad 3. Het scoren van de dossiers Gezien de grote hoeveelheid dossiers is het lezen en scoren van de dossiers met de FPJ-lijst een tijdrovende aangelegenheid. Gekozen is om de PIJ-dossiers te laten lezen door laatstejaars studenten met een sociaal wetenschappelijke studierichting. Om dit alles te kunnen realiseren werd een samenwerkingsverband opgezet tussen DJI en vier universiteiten, te weten Erasmus MC Rotterdam, Universiteit Leiden, Universiteit Utrecht en VU Amsterdam (voor een complete lijst van betrokkenen zie bijlage 1). De contactpersonen van deze universiteiten wierven studenten die na te zijn geselecteerd een speciale training kregen van enkele weken. Pas na gebleken 17
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
accuratesse op 10 oefendossiers werd begonnen met het lezen en scoren van de PIJ-dossiers. Gemiddeld scoorde elke student in totaal 75 dossiers in een tempo van ongeveer twee dossiers per dag. Tijdens hun werkzaamheden werden de studenten steeds begeleid door twee medewerkers van de afdeling Informatieanalyse en Documentatie van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Twijfelgevallen over een score op een vraag werden voorgelegd aan één van de beide trainers van de FPJ-Lijst. Aldus zijn voor de periode november 1995 tot juli 2005 alle dossiers, voor zover teruggevonden en geschikt bevonden, gescoord. Eindresultaat is de FPJ- database die eenvoudig toegang biedt tot een groot aantal kenmerken en achtergronden van een grote groep PIJ-jongeren. Voor de studenten leidde in vrijwel alle gevallen hun deelname aan het PIJ-project ook tot een afstudeerproject op basis van de in ontwikkeling zijnde database. Een overzicht van alle afstudeerprojecten vindt u in bijlage 2. 2.2
Instrumentarium: de FPJ-Lijst De PIJ-dossiers werden gescoord met een speciaal voor het project ontwikkeld instrument, de Forensisch Profiel Justitiële Jeugdigen lijst (FPJ-lijst; Brand & Van Heerde, 2004)2. Bij het ontwikkelen van de FPJ-lijst is gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium op het terrein van diagnostiek en risicotaxatie3: • de Child Behavior Check List (CBCL), • de Juvenile Sex Offender Assessment Protocol (J-SOAP), • de Psychopathy Check List - Youth Version PCL-YV, • de Historical Clinical riskmanagement 20 (HCR-20), • de jeugdversie van de HCR-20 (EARL-20-B), • de Historisch Klinisch Toekomst 30 (HKT-30) en • de Forensische Profiel lijsten (FP40). De FPJ-lijst bestaat uit in totaal 68 items (plus een aantal aanvullende items) die zowel risicofactoren als beschermende factoren omvatten. Een overzicht van alle FPJ-items staat in bijlage 3 en een overzicht van de overlap van de FPJ-items met items uit voornoemde instrumenten staat in bijlage 4. In bijlage 4 is ook opgenomen de Structured Assesment for Violent Risk in Youth (SAVRY; Borum et al.,2002). Over dit instrument kon pas worden beschikt nadat de FPJ-Lijst al was samengesteld, maar het is toch ter informatie in het overzicht opgenomen vanwege het feit dat alle behandelinrichtingen dit instrument momenteel afnemen. De items/kenmerken van de FPJ-lijst kunnen worden onderverdeeld in zeven domeinen die sterk overeenkomen met de wijze waarop dossiers zijn opgebouwd: 1. Delictverleden 2. Opvoeding en milieu 3. Delict-situationele factoren 4. Psychologie en functies 5. Psychiatrie en stoornissen 6. Sociaal en relationeel 7. Gedrag tijdens verblijf JJI (eerste 8 maanden van behandeling) De domeinen hebben de volgende inhoud: Delictverleden (itemnr 1 t/m 5) brengt in kaart de typen gepleegde delicten en de leeftijd waarop (gewelddadige) delicten voor het eerst werden gepleegd. Van elk gepleegd delict worden vier componenten gescoord: ooit vermogensdelict, ooit geweldsdelict, ooit zedendelict en ooit brandstichting. 2
3
18
De FPJ-lijst is tevens geschikt voor het scoren van OTS-dossiers. In het kader van het FPJ-project zijn naast de PIJ-dossiers in totaal ook 150 OTS dossiers gescoord. De resultaten daarvan vallen buiten het kader van dit rapport. CBCL (Achenbach, 1983) , J-SOAP (Prently & Righthand, 2000; Nederlandse vertaling Bullens et al. 2005, PCL– YV (Forth & Hare), Nederlandse vertaling Lodewijks et al. ), HCR-20 (Webster et al. 1996) EARL-20-B (Augimeri et al., 2001), HKT-30 (CIFP, 2000; werkgroep HKT, 2002) FP40 (Brand & van Emmerik, 2001).
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Opvoeding en milieu (itemnr 6 t/m 27) omvat kenmerken en achtergronden over iemands opvoedingssituatie en het milieu waarin hij/zij is opgegroeid. Gescoord worden onder meer kenmerken die een indicatie geven van de kwaliteit van de opvoeding, zoals verwaarlozing, mishandeling en misbruik door ouders en anderen als ook eventueel delictgedrag en psychiatrische problematiek bij hen. Tevens wordt vastgesteld of de PIJ-er al op jonge leeftijd gedragsproblemen vertoonde of problemen had met school en leeftijdgenoten. Delict-situationele factoren (itemnr 28, 29 en 33 en 35) betreft kenmerken die van invloed kunnen zijn geweest op het ontstaan van de delictsituatie: bekendheid met het slachtoffer, seksuele wensen, medicatiegebruik of -stop en middelengebruik ten tijde van het delict. Psychologie en functies (itemnr 36 t/m 42) omvat kenmerken, zoals impulscontrole, empathie, probleembesef en intelligentie. Psychiatrie en stoornissen (itemnr 30 t/m 32, 34; 43 t/m 51) omvat psychiatrische kenmerken, zoals verslaving, depressie, angst, autisme en het vertonen van psychotische symptomen. Sociaal en relationeel (itemnr 52 t/m 58) brengt in kaart of de jongere beschikt over sociale vaardigheden en relationele vaardigheden en of dit heeft geleid tot het hebben van een sociaal netwerk. Gedrag tijdens verblijf JJI (itemnr 59 t/m 68) ten slotte geeft een beeld van het gedrag dat de PIJ-er heeft vertoond tijdens het verblijf in de justitiële inrichting gedurende de eerste acht maanden4. Vastgesteld wordt de mate van coöperatie of tegenwerking, het veroorzaken van agressieve incidenten en het vertonen van antisociaal gedrag en de vaardigheden om problematische situaties op te lossen. Structuur FPJ-items De FPJ-items kennen de volgende structuur. Domein 1 brengt het delictverleden in kaart op basis van een aantal vragen naar aard en omvang van de gepleegde delicten en de leeftijd waarop het delictgedrag startte. De meeste items van de domeinen 2 t/m 7, itemnrs 6 t/m 68, kennen een identieke structuur. De items kennen steeds drie antwoordcategorieën, zoals te doen gebruikelijk bij vragenlijsten die bedoeld zijn om dossiers te scoren. Antwoordcategorie ‘0’ betekent dat een probleem op het betreffende aspect afwezig is, antwoordcategorie ‘1’ betekent dat een probleem op het betreffende aspect aanwezig is (maar niet ernstig) en antwoordcategorie ‘2’ betekent dat een probleem op het betreffende aspect aanwezig is en wel in ernstige mate. Voor alle FPJ-items geldt dat een score 0 gunstig is en een score 2 ongunstig. Er zijn enkele items met een afwijkende structuur. Itemnr. 6 en 29 B, C, D kennen 2 antwoordcategorieën (0 = nee; 1 = ja). Itemnr 30B en 31 B t/m E betreffen verdiepingsvragen naar het belang van een middel en de frequentie van gebruik. Itemnr. 42 ten slotte betreft scores op een intelligentietest (IQ totaal, verbaal, en performaal) en een variabele waarin het type gebruikte test wordt gescoord. Betrouwbaarheid en validiteit FPJ-lijst Onderzoek naar de betrouwbaarheid en validiteit van de FPJ-lijst heeft het volgende opgeleverd (voor uitvoeriger informatie zij verwezen naar Van Heerde en Brand, 2004; Brand, 2005): Betrouwbaarheid De tussenbeoordelaarsbetrouwbaarheid is vastgesteld op basis van een vergelijking 4
Met het domein ‘gedrag tijdens verblijf JJI’ wordt beoogd een beeld te schetsen van PIJ-ers zoals ze ‘binnenkomen’ in de justitiële jeugdinrichting. Om daarvan een adequaat beeld te kunnen krijgen dienen de behandelaars en groepsleiders het gedrag van de jongere gedurende een aantal weken of maanden te kunnen observeren. Immers, sommige kenmerken hebben – om gescoord te kunnen worden - een relatief lange observatieperiode nodig, zoals de mate van coöperatie en het deelnemen aan school of werkprogramma. Om deze reden is gekozen om de eerste twee behandelrapportages te lezen. En dan is een periode van ongeveer acht maanden vereist.
19
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
van 61 dossiers die werden gescoord door twee beoordelaars. Als maat voor de tussenbeoordelaarsbetrouwbaarheid geldt de Kappa-waarde als een goede maat. Een Kappa-waarde van tussen 0,40 en 0,60 is redelijk en boven 0,60 goed (Van den Brink, 1989). De gemiddelde kappa-waarden per domein zijn: 1 Delictverleden: -5 2 Opvoeding en milieu: 0,65 (goed) 3 Delict-situationele factoren: 0,85 (goed) 4 Psychologie en functies: 0,67 (goed) 5 Psychiatrie en stoornissen: 0,65 (goed) 6 Sociaal en relationeel: 0,45 (redelijk) 7 Gedrag tijdens verblijf JJI: 0,47 (redelijk). De kenmerken van de domeinen 2 t/m 5 scoren gemiddeld alle ten minste 0,65 en hebben dus een goede tussenbeoordelaarsbetrouwbaarheid. De kenmerken van de domeinen 6 en 7 scoren gemiddeld duidelijk lager met resp. 0,45 en 0,47. De reden hiervoor is waarschijnlijk dat deze beide domeinen minder eenduidig scoorbare items bevatten en ook minder systematisch zijn vastgelegd dan de overige domeinen. Toch kan de tussenbeoordelaarsbetrouwbaarheid van deze beide domeinen nog altijd als redelijk worden gekwalificeerd. Convergente validiteit Convergente validiteit zegt iets over de samenhang in resultaten tussen verschillende instrumenten die hetzelfde beogen te meten. De convergente validiteit van de FPJ-lijst werd berekend op basis van een vergelijking met de SAVRY, een instrument voor de taxatie van de kans op gewelddadig gedrag bij jongeren. De SAVRY bevat in totaal 30 kenmerken waarvan er 29 ook door de FPJ-lijst worden vastgesteld. In totaal hebben twee beoordelaars in totaal 61 dossiers gescoord met zowel de FPJ-lijst als de SAVRY. De overeenkomst van itemscores op beide instrumenten bleek voldoende (de gemiddelde Kappa-waarde over 27 vergeleken items is 0,60). Predictieve validiteit Predictieve validiteit heeft betrekking op de vraag in hoeverre een test kan voorspellen wat het in theorie moet kunnen voorspellen. De predictieve validiteit van de FPJ-Lijst heeft betrekking op de vraag in hoeverre er delictrecidive mee kan worden voorspeld. De predictieve validiteit is berekend voor elk afzonderlijk FPJ-item en van een somscore van FPJ-items. Uit het onderzoek, gedaan op basis van 102 dossiers6, blijkt dat een groot aantal items van de lijsten samenhangt met delictrecidive. Het maken van een somscore van een selectie van items resulteert bovendien in een inschatting die nauwkeuriger is dan op basis van de diverse losse items. De predictieve validiteit van de FPJ-lijst kan gekwalificeerd worden als voldoende (AUC=0,8037) en vergeleken met andere instrumenten op het gebied van risicotaxatie zelfs als goed8. 2.3
Kwaliteit van de PIJ-dossiers De kwaliteit van de FPJ-database is in belangrijke mate afhankelijk van de kwaliteit van de informatie in de dossiers. Het is van belang daarbij te beseffen dat het FPJ5
6 7 8
20
Vrijwel alle items van domein 1 worden nauwkeuriger gemeten dan 0,1,2, het aantal gepleegde delicten kan bijvoorbeeld oplopen tot 50. Bij berekenen van de tussenbeoordelaarsbetrouwbaarheid resulteert dit meestal in een zogenaamde asymmetrische matrix. Voor die items is het berekenen van een kappa onmogelijk. In 2009 zal de predictieve validiteit opnieuw worden berekend op een dataset van 1200 PIJ-ers. AUC (area under the curve) is een maat voor de voorspellende waarde van een instrument. Bij een AUC van 0,5 is de kans gelijk aan het toeval. Als de auc gelijk is aan 1,0 is er sprake van een perfecte voorspelling. In een studie van Mossman (1994) werden de AUC-waarden bepaald van in totaal 35 risicotaxatie-instrumenten. Dit leverde een gemiddelde AUC-waarde op van 0,78 (na correctie voor het zogeheten krimpeffect dat optreedt bij replicatie-onderzoek, daalt dit overigens naar 0,71).
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
project een zogeheten retrospectief karakter heeft. Dat wil zeggen dat de dossiers achteraf door derden (studenten) zijn gescoord met een instrument – de FPJ-lijst – dat niet werd gebruikt door degenen die jaren eerder verantwoordelijk zijn geweest voor de aanleg van de dossierinformatie. De dossierinformatie is voornamelijk aangeleverd door Pro Justitia-rapporteurs (domeinen 1 t/m 5) en behandelaars in de JJI’s (domeinen 6 en 7). Aangezien deze functionarissen de dossiers niet hebben ‘gevuld’ op basis van het systematisch doorlopen van de FPJ-lijst, is dus ook niet uitgesloten dat de dossiers niet voldoende compleet om alle items te kunnen scoren. Een ander probleem dat samenhangt met retrospectief dossieronderzoek is dat er vooraf geen afspraken zijn gemaakt over de definitie van items. Dit kan aanleiding geven tot misinterpretaties. Wat kan in algemene zin worden geconcludeerd over de kwaliteit van de PIJdossierinformatie? De Pro-Justitia-rapporteurs hanteerden in de meeste gevallen een soort checklist bij hun gesprekken met de jongeren (na 2004 zelfs landelijk gestandaardiseerd), maar deze checklists overlappen niet volledig de onderwerpen van de FPJ-lijst. Voorts is het zo dat rapporteurs in hun Pro Justitia-rapporten meestal wel volledig verslag doen van problematiek die wél geconstateerd werd, maar zeker niet altijd consequent melden dat problematiek áfwezig is. Voor wat betreft de behandelaars kan worden opgemerkt dat bij hen geen sprake is van een gestandaardiseerde wijze van registratie in behandelverslagen. Inrichtingen hebben ieder hun eigen wijze van verslaglegging. Het in kaart brengen van de kenmerken en achtergronden van de PIJ-ers werd hierdoor soms sterk geproblematiseerd. Bij het scoren van de kenmerken en achtergronden werd met deze problemen als volgt omgegaan. In die gevallen waar een probleem niet werd benoemd in een dossier werd in beginsel probleem afwezig (‘0’) gescoord. Er is voor deze scoringswijze gekozen omdat de rapporteurs steeds een bijzonder groot aantal kenmerken wél hebben vastgelegd. Toch werd soms een ontbrekende waarde (‘?’) gescoord. Dat gebeurde in die gevallen waarin een probleem weliswaar niet werd benoemd, maar er desondanks sprake was van een redelijk vermoeden dat er iets aan de hand zou kunnen zijn. Dit gebeurde het vaakst bij het item FPJ-29 ‘Middelengebruik tijdens het delict’ (19.5%). In totaal werd voor gemiddeld 3.5% van alle items een ontbrekende waarde gescoord. Een gedetailleerd overzicht van de percentages ontbrekende waarden voor alle FPJ-items is te vinden in bijlage 5. 2.4
Onderzoeksgroep De onderzoeksgroep bestaat uit alle jongeren die zijn opgenomen in de FPJdatabase. In de database zijn alle PIJ-ers opgenomen vanaf de invoering van de PIJ-maatregel in november 1995 tot en met juli 2005 waarvan een voldoende compleet dossier beschikbaar is. In Tabel 2.1 staat een gedifferentieerd overzicht van de onderzoeksgroep naar instroomjaar. Het instroomjaar is het jaar waarin de maatregel onherroepelijk werd opgelegd. We zien dat in de onderzoeksperiode in totaal 1549 keer een PIJ-maatregel werd opgelegd. Daarbij zijn niet inbegrepen een aantal van 51 opgelegde PIJ-maatregelen die een duur kenden van korter dan 6 maanden of die gepaard gingen met een overplaatsing naar een niet JJI-instelling. In totaal werd per jaar dus gemiddeld 150 à 160 keer een PIJ-maatregel opgelegd. Van deze groep van 1549 PIJ-ers zijn er in totaal 1147 opgenomen in de FPJdatabase (74%). Zij vormen de onderzoeksgroep. De overige 402 PIJ-ers (26%) ontbreken in de database om twee verschillende redenen. Een eerste reden is dat een aantal dossiers aanvankelijk onvindbaar was en pas na extra speurwerk alsnog kon worden opgespoord. De reden dat ze aanvankelijk onvindbaar waren was gelegen in het hanteren van diverse nummeringssystemen van dossiers. Uiteindelijk konden na het nodige speurwerk alsnog 289 dossiers worden getraceerd. Deze zijn echter nog niet gescoord en 21
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
ontbreken dus vooralsnog in de database. Resteren nog 113 PIJ-ers van wie de dossiers onvoldoende volledig bleken om te kunnen worden gescoord dan wel onvindbaar waren. Het merendeel van de onvolledige/onvindbare dossiers betreffen de beginjaren van de PIJ-maatregel (70 van de 113 ontbrekende dossiers betreffen de jaren 1996 en 1997). Tabel 2.1: Overzicht van de totale onderzoeksgroep en uitvallers naar instroomjaar instroom jaar
Totaal aantal opgelegde PIJ-maatregelen
Aantal PIJ-ers opgenomen in FPJ-database (=onderzoeksgroep)
Aantal PIJ-ers (nog) niet opgenomen in FPJ-database Dossier compleet nog niet gescoord
Dossier Incompleet / onvindbaar
1996*
154
88
20
46
1997
151
94
33
24
1998
174
129
42
3
1999
185
111
73
1
2000
175
142
25
8
2001
124
119
2
3
2002
153
145
6
1
2003
163
137
24
2
2004
159
110
44
5
2005**
102
72
20
10
Totaal
1549*** (100%)
1147 (74%)
289 (19%)
113 (7%)
* = Deze rij betreft het jaar 1996 inclusief de laatste 2 maanden van 1995. ** = Van het jaar 2005 zijn slechts de maanden januari t/m juli opgenomen; vandaar de lagere aantallen. *** = In totaal werden over de periode van tien jaar nog 51 extra PIJ-maatregelen opgelegd die binnen 6 maanden in de JJI werden afgebroken/beëindigd. Deze zijn buiten het overzicht gelaten.
Het is niet aannemelijk dat de uitval vanwege voornoemde redenen heeft geleid tot enige vertekening van de onderzoeksgroep ten opzichte van de totale groep PIJ-ers. De uitval werd primair veroorzaakt door technische problemen. We kunnen dus stellen dat de onderzoeksgroep representatief mag worden geacht voor alle jongeren die in de eerste 10 jaren de PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen. Er geldt hier een klein voorbehoud. Zoals hierboven aangegeven moeten over de periode 1995-2005 nog 289 dossiers worden gescoord. Daarvan betreffen 35 dossiers meisjes met een PIJ-maatregel. In de onderzoeksgroep van N=1147 zijn ook slechts 35 meisjes opgenomen; dat maakt 3%. Na aanvulling van de 298 nog niet gelezen dossiers zal dat stijgen tot 5%. Na lezing van de nog niet gescoorde dossiers zal de compleetheid van de database stijgen van 74% naar 91%.
22
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
3
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de onderzoeksvragen beantwoord, zoals geformuleerd in §1.3. In §3.1 wordt ingegaan op de vraag naar de kenmerken en achtergronden van de onderzoeksgroep (onderzoeksvraag 1)9. De bevindingen worden paragraafsgewijs gepresenteerd per FPJ-domein. In §3.2 zullen de bevindingen worden gepresenteerd over de vraag naar veranderingen die zich in de periode 1995-2005 binnen de PIJ-populatie hebben voorgedaan (onderzoeksvraag 2). 3.1
Kenmerken en achtergronden PIJ-ers Alvorens per domein de bevindingen worden gepresenteerd gaan we in op enkele demografische kenmerken van de onderzoeksgroep. Sekse; de totale onderzoeksgroep bestaat voor 97% uit jongens. Zoals in §2.4 al aangegeven ligt het feitelijk aantal meisjes met een PIJ-maatregel iets hoger op 5%. Ze zijn dus enigszins ondervertegenwoordigd in de onderzoeksgroep. Leeftijd; de gemiddelde leeftijd van de PIJ-ers bij aanvang van de maatregel bedraagt 16.8 jaar. Etnische herkomst; de verdeling naar etnische herkomst staat in tabel 3.1. Vier van de tien PIJ-ers heeft een Nederlandse achtergrond (41%). Van de grote groep van niet-Nederlandse komaf, blijkt slechts een kleine groep westers allochtoon (3%); de meerderheid behoort tot de niet-westerse allochtonen (56%). Van deze groep hebben de meesten een Marokkaanse (15%), Surinaamse (12%), Antilliaanse (8%) of Turkse achtergrond (8%). In vergelijking met landelijke cijfers (RIVM, 2008) is het aantal allochtonen in de onderzoeksgroep beduidend groter. Zo is van alle Nederlanders in totaal 81% autochtoon en 19% allochtoon. Van de allochtonen is 10% van niet-westerse herkomst. Voor de onderzoeksgroep ligt dit percentage met 56% veel hoger. Tabel 3.1: Verdeling van de onderzoeksgroep naar etnische herkomst Etnische herkomst Nederland Overig westers Marokko Turkije Suriname Antillen Overig niet-westers Totaal
9
Aantal
%
465
41
38
3
172
15
59
5
142
12
90
8
181
16
1147
100
Het ware interessant geweest de bevindingen in dit onderzoek ten aanzien van de PIJ-ers te plaatsen in het perspectief van de gemiddelde Nederlandse jongere. Nagegaan is in hoeverre gegevens beschikbaar zijn over de Nederlandse jongere voor wat betreft de diverse FPJ-kenmerken. Deze gegevens bleken helaas niet in die mate voorhanden dat een verantwoorde vergelijking met de PIJ-ers kan worden gemaakt.
23
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
3.1.1
Delictverleden In deze paragraaf wordt ingegaan op het delictverleden van de PIJ-ers10. Daartoe zijn de volgende kenmerken vastgesteld11: • type delict: aantal keren niet-gewelddadig crimineel gedrag (FPJ-1a) • type delict: aantal keren gewelddadig gedrag (FPJ-1b) • delictcomponent: ooit vermogensdelict (FPJ-2a) • delictcomponent: ooit geweldsdelict (FPJ-2b) • delictcomponent: ooit zedendelict (FPJ-2c) • delictcomponent: ooit brandstichting (FPJ-2d) • leeftijd eerste criminele niet-gewelddadige gedrag (FPJ-3) • leeftijd eerste gewelddadige gedrag (FPJ-4) • groepsdynamiek: aantal gepleegde delicten solo (FPJ-5a) • groepsdynamiek: aantal gepleegde delicten in groep (FPJ-5b) FPJ-1a Type delict: aantal keren niet-gewelddadig crimineel gedrag Het aantal in de PIJ-dossiers gerapporteerde niet-gewelddadige, maar wel criminele feiten bedraagt gemiddeld 8,8 (het aantal daadwerkelijk opgelegde veroordelingen is lager dan het gerapporteerde aantal feiten, namelijk gemiddeld 3,7). FPJ-1b Type delict: aantal keren gewelddadig gedrag Het aantal gerapporteerde gewelddadige criminele feiten van PIJ-ers bedraagt gemiddeld 5,0. FPJ-2a Delictcomponent: ooit vermogensdelict Van de PIJ-ers heeft 84% ooit een vermogensdelict gepleegd. FPJ-2b Delictcomponent: ooit geweldsdelict Dit kenmerk geeft aan of een jongere ooit een geweldsdelict heeft gepleegd, plus de ernst van dat geweldsdelict. Uit tabel 3.2 (zie volgende pagina) blijkt dat slechts 7% van de PIJ-ers de maatregel opgelegd heeft gekregen zonder dat ooit sprake is geweest van een delict met een geweldscomponent. In alle andere gevallen is dat wel het geval. Bij slechts 3% blijft het geweld beperkt tot materiële schade. Bij bijna een kwart van de gevallen (23%) is sprake van bedreiging met geweld of brandstichting. Bij het grootste deel, ongeveer tweederde van alle PIJ-ers (65%), is sprake van het toebrengen van lichamelijk letsel en 22 PIJ-ers (2%) hebben een delict gepleegd met dodelijke afloop. FPJ-2c Delictcomponent: ooit zedendelict Van alle PIJ-ers heeft exact een kwart ooit een zedendelict gepleegd.
10 Opgemerkt zij dat de onderzoeksgroep voor dit domein bestaat uit in totaal 932 PIJ-ers. Dit is 215 personen minder dan de in het vorige hoofdstuk beschreven onderzoeksgroep bestaande uit 1147 PIJers. De reden hiervoor is dat de kenmerken behorend tot het delictverleden pas zijn toegevoegd na lezing van de eerste 215 dossiers. 11 Het gaat bij de kenmerken van het domein Delictverleden steeds om gepleegde feiten, dus niet per se feiten waarop een veroordeling is gevolgd.
24
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Tabel 3.2 Verdeling van gepleegde geweldsdelicten (FPJ-2b) FPJ-2b geweldsdelict: • geweldscomponent, namelijk:
N
%
866
• materiële schade
93 25
3
• bedreiging met geweld / brandstichting
214
23
• fysiek letsel
605
65
22
2
• dodelijke afloop • geen geweldscomponent Totaal
61
7
927
100
FPJ-2d Delictcomponent: ooit brandstichting Een op de vijf PIJ-ers heeft ooit brand gesticht. FPJ-3 Leeftijd eerste criminele niet-gewelddadige gedrag De gemiddelde leeftijd waarop PIJ-ers hun eerste criminele niet-gewelddadige feit pleegden bedraagt 12,8 jaar. FPJ-4 Leeftijd eerste gewelddadige gedrag De gemiddelde leeftijd waarop PIJ-ers hun eerste criminele gewelddadige feit plegen is 14,1 jaar. Wanneer we de items 3 en 4 vergelijken, zien we dat de meeste jongeren met een PIJ-maatregel beginnen met niet-gewelddadig crimineel gedrag en in een later stadium overgaan op gewelddadig gedrag. De overstap naar gewelddadig gedrag duurt gemiddeld 1,3 jaar. FPJ-5a Groepsdynamiek: aantal gepleegde delicten solo Gemiddeld plegen PIJ-ers 6 delicten alleen (solo plegen) voorafgaand aan de PIJmaatregel. FPJ-5b Groepsdynamiek: aantal gepleegde delicten in groep Gemiddeld plegen PIJ-ers 7,4 delicten in groepsverband voorafgaand aan de PIJmaatregel. 3.1.2
Opvoeding en milieu Een tweede aandachtsgebied is de opvoedingssituatie van de PIJ-er en het milieu waarin hij/zij is opgegroeid. Aan de orde komen kenmerken die een indicatie geven van de kwaliteit van de opvoeding, zoals verwaarlozing, mishandeling en misbruik door ouders12 en anderen, alsook eventueel delictgedrag en psychiatrische problematiek bij hen. Tevens komen aan de orde problemen van de PIJ-ers in het gezin, op school en/of met leeftijdgenoten. De bevindingen worden voor elk kenmerk afzonderlijk besproken. In tabel 3.3 staat een overzicht van de bevindingen.
12 De term ‘ouders’ verwijst ook naar alle andere opvoeders. We gebruiken in het vervolg alleen de term ‘ouders’.
25
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Tabel 3.3 FPJ-itemscores domein 2 ‘Opvoeding en Milieu’ Problematiek (%)
FPJ-item Nr
omschrijving
6a
N
afwezig
aanwezig
Eerdere uithuisplaatsingen door problemen jongere *
53
47
nvt**
921
6b
Eerdere uithuisplaatsingen door problemen ouder
81
19
nvt**
919
7
Aanvang Probleemgedrag
6
39
55
1128
8
Aanwezigheid/bereikbaarheid ouders
27
46
27
1140
9
Adoptieproblematiek
95
2
3
929
10
Afwijzing door leeftijdgenoten
57
28
15
1017
11
Consistentie van opvoeding
10
44
46
1126
12
Problemen met autoriteit
21
29
51
1134
13
Oriëntatie op crimineel milieu
22
43
35
1117
14
Criminaliteit ouders / andere gezinsleden
61
14
25
1014
*
ernstig
15a Mishandeling door ouder(s)
*
61
11
28
866
15b Mishandeling door ander
*
81
11
8
880
28
43
29
1126
16
Verwaarlozing
17a Seksueel misbruik door ouder(s)
*
99
0
1
901
17b Seksueel misbruik door ander
*
87
5
8
871
18
Getuige van geweld in gezin
61
14
25
957
19
Eerdere hulpverleningscontacten
11
17
72
1140
20
Abnormale gezinssituatie
*
64
25
12
914
21
Escalerende gezinssituatie
*
94
4
2
921
22
Slechte binding school / werk
24
20
56
1111
23
Verslaving ouder(s)
70
13
17
1005
24
Leerproblemen
50
34
16
1100
25
Psychiatrisch probleem ouder(s)
74
14
13
961
26
Toename van dreiging
47
22
32
961
27
Dreiging van prostitutie
98
1
1
927
*= Deze kenmerken zijn pas toegevoegd nadat de eerste 215 dossiers al gescoord waren. Vandaar dat de maximale N bij deze kenmerken lager is, namelijk maximaal 1147-215=932. De overige verschillen variatie in aantallen in de rechterkolom wordt veroorzaakt door het feit dat bepaalde kenmerken niet altijd konden worden vastgesteld omdat de benodigde informatie in de PIJ-dossiers ontbrak (zie ook §2.3). **= Deze variabelen kennen slechts twee antwoordcategorieën: problematiek aanwezig / afwezig.
FPJ-6a Eerdere uithuisplaatsingen door problemen jongere Het blijkt dat 47% van de jongeren ooit uit huis is geplaatst wegens de problemen die ze veroorzaakten in de thuissituatie. Uit het informatiesysteem TULP-Jeugd blijkt overigens dat van alle PIJ-ers 14% eerder een OTS heeft gehad. Van alle OTS-ers heeft weer 2% later een PIJ-maatregel opgelegd gekregen. FPJ-6b Eerdere uithuisplaatsingen door problemen ouder(s) Het blijkt dat gemiddeld 19% van de jongeren ooit uit huis is geplaatst wegens problemen van de ouders. Hierbij valt te denken aan onderlinge ruzies tussen 26
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
de ouders, echtscheiding, huiselijk geweld, psychiatrische problemen en verslavingsproblemen. FPJ-7 Aanvang probleemgedrag Dit kenmerk geeft weer wanneer het probleemgedrag van de PIJ-er is begonnen. Bij 55% was al van probleemgedrag sprake voor het 12e levensjaar (‘ernstige problematiek’) en bij 39% nam het een aanvang na het 12e levensjaar. Bij slechts 6% was geen sprake van eerder probleemgedrag. FPJ-8 Aanwezigheid / bereikbaarheid van de ouders Bijna driekwart van de ouders (46+27=73%) is niet aanwezig of goed bereikbaar geweest voor de jongeren gedurende de opvoedingsperiode. Het gaat hierbij om de hoeveelheid tijd, aandacht en supervisie die jongeren van hun ouders krijgen en de fysieke aanwezigheid van de ouders. Bij ruim een kwart waren de ouders of verzorgers zelfs gedurende een lange tijd fysiek afwezig (27% ‘ernstige problematiek’). FPJ-9 Adoptieproblematiek Adoptieproblematiek bij jongeren met een PIJ komt niet vaak voor (5%): van de PIJ-ers heeft 2% enigszins en 3% ernstige problemen die verband houden met hun eigen adoptie. FPJ-10 Afwijzing door leeftijdgenoten Een behoorlijk groot deel van de PIJ-ers (43%) heeft ernstige tot zeer ernstige problemen met het afgewezen worden door leeftijdgenoten. Bij 15% is deze problematiek zelfs ernstig. FPJ-11 Consistentie van Opvoeding Bij negen van de tien ouders (90%) worden (ernstige) problemen gerapporteerd op het gebied van consistent opvoeden. Dit houdt in dat de meeste ouders moeite hebben met het bepalen van (de eigen) grenzen en hun kinderen weinig structuur bieden. Naast een inconsistente opvoeding, kunnen de ouders zelf ook foute voorbeelden geven (crimineel gedrag, huiselijk geweld, afschuiven verantwoordelijkheid etc.). Bij een groot deel van de ouders (46%) is deze problematiek zelfs ernstig. FPJ-12 Coöperatief gedrag - problemen met autoriteit Een groot deel van alle PIJ-ers heeft autoriteitsproblemen thuis, op school en/of op straat (80%). Dit valt deels te verklaren op basis van de leeftijd van jongeren (puberteit), maar bij jongeren met een PIJ hebben de autoriteitsproblemen vaak geleid tot schorsing van school, politiecontacten en spanningen binnen het gezin. Bij ruim de helft (51%) is de problematiek zelfs ernstig. FPJ-13 Oriëntatie op crimineel milieu De meeste PIJ-ers (78%) zijn bekend met het criminele milieu. Bij een deel (43%) blijft dit beperkt tot het niet uit de weg gaan van contacten met criminele leeftijdgenoten, bij anderen (35%) gaat dit verder tot het zich sterk aangetrokken voelen tot het criminele milieu. Dit uit zich bijvoorbeeld in het lid zijn van een bende. FPJ-14 Criminaliteit van de ouders / gezinsleden Van de ouders is 39% in het verleden ten minste één keer veroordeeld geweest. Een kwart van alle ouders is zelfs meerdere keren veroordeeld geweest of éénmaal voor een ernstiger delict (25%).
27
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
FPJ-15a Mishandeling door ouder(s) Bijna vier op de tien PIJ-ers (39%) is fysiek mishandeld door zijn ouders en/of heeft geleden onder verbale terreur. Bij ruim een kwart van alle ouders (28%) heeft de geestelijke of fysieke mishandeling een meer chronisch karakter. FPJ-15b Mishandeling door ander(en) Bijna één op de vijf PIJ-ers (19%) is voorts geestelijk en/of fysiek mishandeld door andere personen dan de ouders. FPJ-16 Verwaarlozing Verwaarlozing houdt in dat ouders weinig aandacht besteden aan (de opvoeding van) de jongeren, de jongeren negeren en/of nauwelijks verzorging bieden. Veel PIJ-ers (72%) hebben te maken gehad met zulke pedagogische en/of affectieve verwaarlozing, een aantal (43%) minder ernstig en een aantal (29%) ernstiger. FPJ-17a Seksueel misbruik door ouder(s) De vaststelling van seksueel misbruik door ouders is problematisch. Wellicht is op dit kenmerk sprake van onderrapportage, omdat jongeren deze vragen vaak ontwijken of niet willen beantwoorden. In de dossiers staat soms zelfs expliciet aangegeven dat het onderwerp moeilijk bespreekbaar is. De gerapporteerde 1% geeft dus waarschijnlijk eerder een ondergrens aan dan het werkelijke percentage seksueel misbruik. FPJ-17b Seksueel misbruik door ander(en) Ruim één van de acht PIJ-ers (13%) is ooit seksueel misbruikt door andere personen dan de ouders. Voor de meisjes - slechts een klein deel van de totale onderzoeksgroep - bedraagt dit percentage zelfs 42%, voor de jongens 12%. Bij 8% is het misbruik meerdere malen voorgevallen en/of langdurig (7% van de jongens en 32% van de meisjes). FPJ-18 Getuige van geweld in gezin Bijna vier op de tien PIJ-ers (39%) is getuige geweest van (ernstig) geweld binnen het gezin. Bij een kwart gaat het daarbij om herhaald en/of ernstig geweld. FPJ-19 Eerdere hulpverleningscontacten Bijna negen van de tien PIJ-ers (89%) heeft éénmalig of vaker hulp ontvangen van bijvoorbeeld RIAGG, jeugdzorg, eerstelijnshulp of in verband met een ondertoezichtstelling OTS of een psychiatrische opname. Veruit de meesten (72%) hebben zelfs vaker dan éénmaal hulp ontvangen (‘problematiek ernstig’). De in het verleden ontvangen hulp (ambulante hulp, therapieën, uithuisplaatsingen) heeft niet kunnen voorkomen dat de jongere is afgegleden naar (ernstiger) crimineel gedrag dat uiteindelijk tot de PIJ-maatregel heeft geleid. FPJ-20 Abnormale gezinssituatie Onder een abnormale gezinssituatie wordt verstaan dat normale gezagsrelaties verstoord zijn (bijvoorbeeld ten gevolge van verslavingsproblemen van ouder(s)), er sprake is van een chaotisch huishouden en dat jongeren voor ouders zorgen in plaats van andersom. Het blijkt dat hiervan sprake is bij ruim een derde van de jongeren (37%). Bij ongeveer één op de acht (12%) is dat zelfs in ernstige mate het geval. FPJ-21 Escalerende gezinssituatie. Met dit kenmerk wordt gedoeld op een gezinssituatie waarbij de ouders/verzorgers niet (meer) in staat zijn de jongere emotioneel en financieel te verzorgen, bijvoorbeeld ten gevolge van een echtscheiding. Het gaat daarbij om recente 28
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
problemen. Het blijkt dat in veruit de meeste gevallen (94%) geen sprake is van een escalerende gezinssituatie. FPJ-22 Slechte binding met school Ruim driekwart (76%) van de PIJ-ers heeft geen goede binding met school. Bij een deel van hen (20%) zijn de problemen echter niet ernstig en blijven beperkt tot af en toe spijbelen . Bij ruim de helft van alle PIJ-ers (56%) zijn de problemen echter ernstiger; ze blijven regelmatig hele dagen weg en worden vervolgens geschorst of schoolverlater. Dit betekent dat een groot deel van de jongeren voorafgaand aan de PIJ hele dagen alleen thuis heeft doorgebracht of op straat heeft rondgehangen met leeftijdgenoten/vrienden, waardoor de kans dat jongeren uit verveling of opportunisme delicten gaan plegen toeneemt. FPJ-23 Verslavingsproblematiek ouder(s) Drie op de tien ouders heeft verslavingsproblemen. Bij 17% is deze problematiek zelfs ernstig. FPJ-24 Leerproblemen Exact de helft van de jongeren (50%) kent voorafgaand aan de PIJ meer of minder ernstige leerproblemen ten gevolge van taal-, spraak-, en/of leesstoornissen. Deze problemen kunnen leiden tot een vermindering van motivatie voor leren en/of werken en kunnen bijdragen aan schooluitval (zie FPJ-22). Bij 16% is sprake van ernstige (specifieke) leerproblemen en/of een DSM diagnose. FPJ-25 Psychiatrische problematiek van de ouder(s) Bij ruim een kwart van de ouders (27%) is sprake (geweest) van psychiatrische problematiek. Bij 13% is deze problematiek zodanig geweest dat deze heeft doorgewerkt in de ontwikkeling van de PIJ-er en /of veel negatieve invloed heeft gehad op de PIJ-er (‘problematiek ernstig’). FPJ-26 Toename van dreiging (personen / activiteiten) Dit kenmerk verwijst naar een toenemende dreiging van buiten het gezin. Het gaat daarbij om de aanwezigheid van risicovolle activiteiten en / of risicobrengende personen in het leven van de jongere. Het blijkt dat bij ruim 22% van de jongeren sprake is van een lichte dreiging. Daaronder wordt verstaan de aanwezigheid van risicovolle activiteiten zoals beginnend anti-sociaal gedrag, (soft)drugsgebruik en het contact zoeken met risicojongeren. In 34% van de gevallen is sprake van een ernstige dreiging. Het gaat dan om zaken zoals chronisch spijbelen, banden met crimineel milieu, zwerven en frequente politiecontacten. FPJ-27 Dreiging om in de prostitutie te belanden Dreiging om in de prostitutie te belanden speelt bij 2% van de PIJ-ers; bij 1% is de dreiging concreet dan wel ernstig. Deze dreiging speelt zoals te verwachten sterker bij meisjes (15%) dan bij jongens (1%). 3.1.3
Delict-situationele factoren Dit domein verwijst naar factoren die mogelijk hebben bijgedragen aan het ontstaan van de delictsituatie: bekendheid met het slachtoffer, pedoseksuele wensen, medicatiegebruik of medicatiestop en middelengebruik ten tijde van het delict. De bevindingen worden voor elk kenmerk afzonderlijk besproken. Een overzicht van de bevindingen staat in tabel 3.4.
29
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Tabel 3.4 FPJ-itemscores domein 3 ‘delict-situationele factoren’ FPJ-item Nr
omschrijving
Problematiek (%) afwezig
aanwezig
N
ernstig
28 Medicatiestop – psychose
97
3
0
1131
29 A. Middelengebruik tijdens delict
64
29
7
887
B. Alcohol ten tijde van het delict
89
11
n.v.t.*
887
C. Druggebruik ten tijde van het delict
72
28
n.v.t.*
887
33 Delictsituatie, relationeel
22
65
13
1132
35 Seks, zoeken naar slachtoffer
95
1
4
1122
* = alleen antwoordcategorieën ’ 0’ (niet aanwezig) en ‘1’ (wel aanwezig)
FPJ-28 Delictsituatie – medicatiestop / psychose Slechts een klein deel van de PIJ-ers (3%) hebben hun meest recente delict gepleegd in acute psychotische toestand (episode) of tengevolge van het niet innemen van hun voorgeschreven medicatie. FPJ-29 A,B,C Delictsituatie – middelengebruik ten tijde van delict Dit item beschrijft of de jongere onder invloed was van alcohol en/of drugs ten tijde van het meest recente delict. Dit bleek het geval bij meer dan één op de drie jongeren (36%). Dit is mogelijk een onderschatting van het werkelijke percentage. Immers, uit het dossieronderzoek werd de indruk verkregen dat de Pro Justitiarapporteurs dit aspect niet altijd consequent uitvragen en beschrijven. In die gevallen waar er in het dossier niets over was te vinden, maar desondanks een vermoeden bestond dat er sprake was van middelengebruik tijdens het delict werd een ‘?’ gescoord. Vandaar dat de N voor dit kenmerk relatief laag is (N=887). In 26% van de gevallen werkte het gebruikte middel drempelverlagend (‘problematiek aanwezig’) en in 7% van de gevallen was het middelengebruik expliciet ter ondersteuning van het delict of ontstond het delict door abstinentieverschijnselen (‘problematiek ernstig’). Onderscheiden naar alcohol en drugs blijkt dat bij 11% sprake was van alcoholgebruik ten tijde van het delict en bij 28% van druggebruik. Bij een kleine groep jongeren was sprake van een gecombineerde invloed van alcohol- én druggebruik ten tijde van het delict (3%). FPJ-33 Delictsituatie – relationeel Dit kenmerk verwijst naar de relatie tussen dader en slachtoffer. In 22% van de gevallen is die relatie er niet, omdat er een delict is gepleegd zonder slachtoffer (delict bestond uit toebrengen van materiële schade, zoals diefstal). In de gevallen waarin er wel een slachtoffer was blijkt in de meeste gevallen (65%) dat er geen sterke relatie is tussen dader en slachtoffer of er is wel een relatie maar het delict is geen gevolg geweest van geëscaleerde relationele problemen. Bij 13% was daarvan wel sprake (‘problematiek ernstig’). FPJ-35 Seks, zoeken naar slachtoffer Dit kenmerk geeft weer of de jongere wel eens buitenshuis (denk aan huizen, parken, kinderboerderij, zwembad) gezocht heeft naar een slachtoffer om die vervolgens te dwingen tot seksuele handelingen. Het percentage jongeren dat actief op zoek is gegaan naar een slachtoffer voor een zedendelict is laag en bedraagt 5%. Bij 1% heeft dat niet geleid tot een veroordeling, bij 4% is dat wel het geval.
30
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
3.1.4
Psychologie en functies Dit domein omvat psychologische kenmerken, zoals impulscontrole, gewetensfunctie, empathie, probleembesef en intelligentie. De bevindingen worden voor elk kenmerk afzonderlijk besproken. Een overzicht van de bevindingen staat in tabel 3.5. FPJ-36 Empathische vermogens Vrijwel alle PIJ-ers (98%) hebben problemen met emotionele binding, meevoelen en spijtbetuigen. Dit gebrek aan empathie is bij een groot deel van hen (56%) zelfs ernstig te noemen. Deze groep kenmerkt zich doordat ze egocentrisch en hard zijn en uitgesproken weinig interesse tonen in andermans leven. Tabel 3.5 FPJ-itemscores domein 4 ‘psychologie en functies’ FPJ-item
Problematiek (%)
N
Nr
omschrijving
36
Empathische vermogens
2
42
56
1131
37
Gewetensfuncties
1
45
54
1135
38
Ik-sterkte
10
33
57
1127
39
Impulscontrole
11
35
54
1130
40
Probleembesef / probleeminzicht
3
39
58
1125
41
Seksuele problemen
70
12
18
1107
42
Intelligentie (IQ-score)
afwezig
aanwezig
Gemiddelde: 89.5
ernstig
922
FPJ-37 Gewetensfuncties Dit kenmerk geeft weer in hoeverre de gewetensfunctie bij de jongere is ontwikkeld. Onder geweten verstaan we: het internaliseren van extern opgestelde regels. Het blijkt dat bij vrijwel alle PIJ-ers (99%) de gewetensfunctie onvoldoende is ontwikkeld. Bij iets minder dan de helft (45%) van deze groep is wel sprake van enige gewetensontwikkeling in de zin van besef van regels en wetten, maar men handelt er niet altijd naar. Bij het andere deel (54%) is sprake van uitgesproken gewetenloosheid: men handelt berekenend en manipulerend ten behoeve van eigen voordeel, zonder schuldgevoelens over het beschadigen van anderen en men wijst verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag af. FPJ-38 Ik-sterkte Onder ik-sterkte wordt verstaan het hebben van eigen identiteit, een eigen mening en een eigen wil. Het is tevens een indicatie van de mate van bestand zijn tegen groepsdruk / beïnvloedbaarheid. Ook dit kenmerk laat een ongunstig beeld zien voor de PIJ-ers. Negen van de tien PIJ-ers heeft problemen met de identiteitsontwikkeling en beïnvloedbaarheid. Bij ongeveer een derde (33%) doet dit probleem zich in mindere mate voor, dat wil zeggen dat ze niet goed bestand zijn tegen groepsdruk. Bij een grotere groep (57%) doet dit probleem zich in meer ernstige vorm voor. Bij hen valt op dat ze vaak meeloopgedrag vertonen in groepen, moeilijk nee kunnen zeggen tegen (dominante) anderen, een leeftijdsinadequate indruk maken emotioneel snel uit balans te halen zijn. FPJ-39 Impulscontrole Impulscontrole duidt op het onder controle kunnen houden van agressieve impulsen. Het blijkt dat bijna negen van de tien PIJ-ers (89%) problemen heeft om die impulsen te hanteren. Ruim een derde (35%) heeft daar af en toe problemen mee 31
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
en een groter deel (54%) zelfs regelmatig tot vaak. Men denke daarbij aan het regelmatig schoppen en slaan van andere mensen en het gooien van voorwerpen. FPJ-40 Probleembesef / probleeminzicht Vrijwel alle PIJ-ers scoren ongunstig waar het gaat om probleembesef en -inzicht (97%). Een deel van de jongeren (39%) heeft weliswaar enig besef van eigen problemen (eigen persoon, ‘karakter, situatie), maar daarbij sterk de neiging dit te bagatelliseren of te externaliseren. Een groter deel (58%) heeft zelfs geen besef van de eigen problemen (“er is niets mis met mij” of “het delict komt niet door mij”). Hen ontbreekt het aan zowel probleembesef en probleeminzicht. Problemen worden gebagatelliseerd of de verantwoordelijkheid voor problemen wordt afgeschoven op derden. FPJ-41 Seksuele problemen Dit kenmerk verwijst naar problemen bij de seksuele ontwikkeling van de jongere. Het gaat daarbij om seksuele uitingen (zoals ontremmingen, obsessies), verminderd normbesef, parafiele gedragingen (voyeurisme, exhibitionisme) en het seksualiseren van relaties met anderen. Het blijkt dat dit speelt bij bijna eenderde van alle jongeren (30%). Bij een deel (12%) speelt dit in minder sterke mate en bij een deel (18%) in sterkere mate. In het laatste geval kan zelfs sprake zijn van een seksueel delict. FPJ-42 Intelligentie (IQ-score) Het niveau van intellectueel functioneren (intelligentie) is vastgesteld met behulp van een IQ-test. Daarvoor zijn diverse tests gebruikt, zoals de WISC-R, WISC-3-NL, WAIS, GIT, SON en de RAVEN. Het gemiddelde totale IQ van de jongeren is 89,5. De IQ-scores kunnen nog op een andere manier worden bekeken. Het is namelijk mogelijk op basis van de IQ-scores een classificatie in intellectueel functioneren te maken zoals weergegeven in tabel 3.6. Tabel 3.6 Verdeling IQ-scores (FPJ-42) IQ-score
classificatie
Aantal PIJ-ers in %
< 70
verstandelijk beperkt
11
70 tot 85
zwakbegaafd
28
85 en hoger
normaal (of hoger) begaafd
61
Bij deze classificatie dient echter een voorbehoud te worden gemaakt. Bij de vaststelling van de diagnose ‘verstandelijke beperking’ is immers nog een tweede kenmerk van belang, namelijk ‘beperkte sociale redzaamheid’ (zie Stoll e.a., 2004; Spaans, 2005). Dit kenmerk is bij de PIJ-ers niet met een test vastgesteld. Gaan we echter alleen af op de beschikbare IQ-gegevens dan zien we dat bijna vier op de tien PIJ-ers (39%) verstandelijk beperkt (11%)13 dan wel zwakbegaafd (28%) is. Voor de Nederlandse jeugd liggen deze percentages beduidend lager op respectievelijk 1% en 14% (Spaans, 2005). 3.1.5
Psychiatrie en stoornissen Dit domein omvat psychiatrische aspecten, zoals depressie, angst, autisme, verslaving en psychotische symptomen. De bevindingen worden voor elk kenmerk afzonderlijk besproken. Een overzicht van de bevindingen staat in tabel 3.7.
13 De laagste IQ-waarde die in de onderzoeksgroep werd aangetroffen bedroeg 48.
32
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
FPJ-30 Verslavingsproblematiek: alcohol Dit kenmerk wordt gescoord op basis van een definitie van alcoholmisbruik in de Addiction Severity Index (ASI). Van alcoholmisbruik is sprake bij gebruik van meer dan vijf glazen alcohol per dag. Genoteerd is het aantal dagen per maand dat dit het geval was. Het blijkt dat bij bijna tweederde van de jongeren (66%) alcohol geen problematische rol speelt in hun leven. Bij de overige 34% blijft het drankgebruik bij de grootste groep (26%) beperkt tot om en nabij twee maal per week misbruik (‘problematiek aanwezig’); bij een kleinere groep (8%) is sprake van misbruik in een structureel hogere frequentie dan 2 maal per week (‘problematiek ernstig’). Uit de gegevens blijkt voorts dat problemen met alcohol vaak al spelen voordat de jongere de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. Tabel 3.7 FPJ-itemscores domein 5 ‘Psychiatrie & Stoornissen’ FPJ-item
Problematiek (%)
N
Nr
omschrijving
30
Verslavingsproblematiek: alcohol
66
26
8
1057
31
Verslavingsproblematiek: drugs
36
30
34
1090
32
Verslavingsproblematiek: gokken
91
7
2
1010
34
Pedoseksualiteit
91
2
7
1130
43
ADHD (aandachtstekort / hyperactiviteit)
70
17
14
1137
44
Angst
82
15
3
1136
45
Depressie (<1 jaar)
75
20
5
1135
46
Hersenorganische stoornissen
79
18
3
1066
47
Ontwikkeling persoonlijkheidstrekken type B
12
27
61
1141
48
Agressie, blijvende woede
86
11
3
1136
49
Autisme problematiek
87
6
7
1139
50
Psychotische symptomen
87
9
4
1137
51
Sadisme, verkrachting
91
7
2
1127
afwezig
aanwezig
ernstig
FPJ-31 Verslavingsproblematiek: drugs De cijfers laten zien dat er naast alcohol ook veelvuldig drugs worden gebruikt. Van de onderzoeksgroep gebruikt bijna een derde met enige regelmaat softdrugs (30%; ‘problematiek aanwezig’) en gebruikt daarnaast ruim een derde softdrugs (34%) in die mate dat het leidt tot concentratie- of slaapproblemen of men gebruikt ten minste met enige regelmaat harddrugs (problematiek ernstig’). Let op: bijna alle jongeren in dit onderzoek zijn nog geen 18 jaar ten tijde van het Pro Justitiaonderzoek; alleen experimenteren met drugs wordt niet gescoord als problematisch. Middelengebruik nader beschouwd In bijlage 6 is in tabel 6.1 een gedetailleerd overzicht opgenomen van de middelen die door PIJ-ers het meest frequent worden gebruikt. Dit levert de volgende top vijf op van regelmatig/vaak gebruikte middelen: 1. Cannabis (53%) 2. Alcohol (20%) 3. XTC-achtige middelen (11%) 4. Cocaïne (9%) 5. Amfetaminen (7%). 33
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Hallucinogene middelen blijken onder PIJ-ers het meest populair met cannabis en XTC als meest gebruikte middelen (respectievelijk 53% en 11%). Daarnaast is er een grote groep die regelmatig alcohol gebruikt (20%). Van de categorie stimulantia scoren cocaïne en amfetamine ook tamelijk hoog (respectievelijk 9% en 7%). Opvallend is dat heroïne in dit rijtje ontbreekt met slechts 1% regelmatige gebruikers. In bijlage 6 is verder een tabel opgenomen waaruit kan worden opgemaakt dat slechts één op de drie jongeren (33%; tabel 6.2) niet regelmatig alcohol of drugs gebruikt. Ook zien we in deze tabel dat er al een groep (6%) kan worden onderscheiden die zowel vaak alcohol als drugs gebruiken. De combinatie van alcohol en drugs staat bekend als gevaarlijk waar het gaat om de rol die het kan spelen bij het optreden van onvoorspelbaar agressief gedrag. FPJ-32 Verslavingsproblematiek: Gokken Problemen met gokken spelen bij minder dan één op de tien jongeren (9%). Bij slechts 2% zijn deze problemen ernstig te noemen. In die gevallen is gokken een oorzaak voor problematisch gedrag / delictgedrag. FPJ-34 Pedoseksualiteit Dit kenmerk geeft aan in welke mate er bij de jongere sprake is van pedoseksualiteit en het gericht zijn op pedoseksuele handelingen. Pedoseksualiteit is bij jongeren strikt genomen moeilijk vast te stellen, omdat ze nog niet kunnen voldoen aan een van de eisen voor de diagnose pedoseksualiteit, namelijk dat het om een relatie tussen een volwassene en een jeugdige gaat. Om toch een indruk te krijgen van het ontstaan van dit kenmerk is in dit onderzoek pedoseksualiteit geoperationaliseerd als een zedendelict waarbij sprake is van een leeftijdsverschil tussen dader en slachtoffer van minimaal zes jaar, zoals ook in het Wetboek van Strafrecht is bepaald. In totaal is bij 9% van de PIJ-ers sprake van pedoseksualiteit. Bij een deel van de jongeren (2%) blijft het bij éénmalig experimenteren of het tonen van enige interesse, bij anderen gaat het verder en is sprake van een pedoseksuele preoccupatie of zelfs pedoseksueel delict (7%). Deskundigen stellen dat bij jongeren onder de 18 jaar niet over pedoseksualiteit gesproken kan worden. De pedoseksuele voorkeur zal op latere leeftijd moeten blijken. FPJ-43 ADHD (aandachtstekort / hyperactiviteit) Het blijkt dat bijna een derde van de jongeren (31%) concentratie- en hyperactivteitsproblemen heeft. Bij 14% is zelfs sprake van een door een psychiater gestelde diagnose ADHD (‘problematiek ernstig’). FPJ-44 Angst Dit kenmerk inventariseert in hoeverre de jongere angst ervaart in (fysiek) niet bedreigende situaties en de mate waarin de angst het dagelijks leven van de jongere ontwricht. Het blijkt dat bijna één op de vijf jongeren zulke angst ervaart (18%). Slechts een klein percentage van hen (3%) blijkt regelmatig of chronisch last van angst(aanvallen) te hebben (‘problematiek ernstig’). FPJ-45 Depressie Dit kenmerk geeft weer de mate waarin depressiviteit, suïciderisico en/of zelfbeschadiging aanwezig is bij de jongere. Het gaat daarbij alleen om het laatste jaar voorafgaand aan de PIJ-maatregel. Het blijkt dat depressiviteit zich voordoet bij een kwart van de jongeren (25%). Bij 20% beperkt dit zich tot enkele symptomen van depressiviteit, bij 5% gaat het om een diagnose depressie, medicatie tegen depressie of therapie. 34
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
FPJ-46 Hersenorganische stoornissen Bij bijna één op de vijf PIJ-ers (18%) is sprake van vermoedens van een hersenorganische stoornis naar aanleiding van een neuro(psycho)logisch of EEGonderzoek. Bij 3% van de jongeren is naar aanleiding van zulk onderzoek door een expert een hersenorganische stoornis gediagnosticeerd. FPJ-47 Ontwikkeling persoonlijkheidstrekken type B Dit kenmerk inventariseert de mate waarin de jongere bepaalde persoonlijkheidstrekken vertoont die behoren tot het zogeheten B-cluster van het DSM-classificatiesysteem van psychiatrische stoornissen14. Tot dit cluster behoren vier persoonlijkheidsstoornissen die voor jeugdigen worden aangeduid als vier typen ‘trekken’: antisociale, borderline, narcistische en theatrale trekken. Het is ook mogelijk dat in de dossiers wordt gerefereerd naar de diagnose (disruptieve) gedragsstoornis, met als belangrijkste kenmerken agressief, oppositioneel en/of antisociaal gedrag15. Deze diagnose wordt alleen bij kinderen/ jongeren gebruikt. De jongeren scoren heel slecht op dit kenmerk. Maar liefst 88% heeft ten minste kenmerken van een gedragsstoornis. Bij ruim een kwart (27%) zijn de symptomen enigszins aanwezig, bij 61% zijn de symptomen zelfs ernstig, dat wil zeggen dat ten minste twee typen trekken worden benoemd of de jeugddiagnose gedragsstoornis met de toevoeging ‘ernstig’ wordt gesteld. FPJ-48 Agressie, blijvende woede Dit kenmerk geeft aan of de jongere aanhoudende woede en of boosheidsgevoelens heeft tegenover bepaalde categorieën personen, bijvoorbeeld vrouwen. Soms gaat het om jongeren met extreme opvattingen (neo-nazi’s, etc.). Bij ongeveer één op de tien PIJ-ers (11%) is enigszins sprake van dit soort gevoelens. Bij 3% van de jongeren is sprake van een voortdurende woede of haat tegen een specifieke groep (problematiek ‘ernstig’). Dit kenmerk blijkt vooral voor te komen bij jongeren met seksuele problemen (FPJ-41). FPJ-49 Autisme problematiek Dit kenmerk inventariseert in hoeverre jongeren een aan autisme verwante stoornis hebben. Dit blijkt bij in totaal 13% van de jongeren voor te komen, waarvan bij 6% enkel symptomen zijn gesignaleerd en bij 7% zelfs een diagnose is gesteld of de problematiek is in dermate ernstige termen beschreven dat het één van de hoofddoelen van de behandeling vormt. FPJ-50 Psychotische symptomen Dit kenmerk inventariseert in hoeverre de jongere last heeft van psychotische symptomen, zoals waanachtig en incoherent denken of hallucinaties. Bij in totaal 13% van de jongeren is hiervan sprake. Bij 9% van deze groep zijn er aanwijzingen voor psychotische symptomen gevonden, maar is geen diagnose psychose gesteld. Bij de andere 4% is wordt ook daadwerkelijk de diagnose psychose gesteld. PIJ-ers die hoog scoren op dit kenmerk hebben vaak een speciale, medicatieve behandeling nodig.
14 De diagnose ‘persoonlijkheidsstoornis (incl. type B) kan volgens de DSM bij kinderen niet worden gesteld, maar er wordt soms wel melding gemaakt van gedrag of ‘trekken’ die in de richting gaan van persoonlijkheidsstoornissen uit het B-cluster. 15 Regelmatig wordt in de dossiers ook de beschrijving ‘ontwikkeling richting antisociale persoonlijkheidsstoornis’ aangetroffen. De PIJ wordt immers vaak opgelegd op 17-jarige leeftijd en in die gevallen is een diagnose zoals die bij volwassenen kan worden gesteld niet vreemd.
35
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
FPJ-51 Sadisme Dit kenmerk inventariseert of bij de jongere sprake is van sadisme, al dan niet in combinatie met seksuele problematiek. Bij 7% van de PIJ-ers is hiervan sprake in de zin dat de jongere fysiek leed veroorzaakt bij dieren of psychisch leed bij mensen. Bij 2% is dit in ernstige vorm aanwezig, dat wil zeggen dat de jongere doelbewust fysiek leed veroorzaakt bij mensen (letsel, verkrachting) en daar plezier in heeft. Hoewel het om een kleine groep gaat, veroorzaken deze jongeren veel leed. Prevalentie psychiatrische problematiek op geaggregeerd niveau In het voorgaande is het voorkomen van diverse psychiatrische problemen beschreven op het niveau van een aantal afzonderlijke kenmerken. In tabel 3.8 wordt de psychiatrische problematiek in de onderzoeksgroep nog eens op een meer geaggregeerd niveau weergegeven. Het blijkt dat de omvang (prevalentie) van psychiatrische problematiek sterk afhangt van de gehanteerde definitie van psychiatrische problematiek. In de tabel worden vijf operationalisaties gehanteerd waarbij steeds een groter aantal kenmerken wordt geïncludeerd. De eerste definitie (As-1 problematiek) is te beschouwen als psychiatrische problematiek in enge zin. Dit geeft een prevalentie van 30%. Includeren we tevens het gepleegd hebben van een zedendelict dan neemt dit percentage met 10% toe tot 40%. Includeren we vervolgens het hebben van een verstandelijke beperking (IQ<70) dan stijgt het percentage tot 44%. Nemen we ook verslavingsproblematiek mee (alcohol, drugs en gokken) dan neemt het percentage verder toe tot 62% van de gehele onderzoeksgroep. Ten slotte stijgt het percentage psychiatrische problematiek tot maar liefst 100% wanneer we een zo ruim mogelijke definitie hanteren waarin ook nog as-2 problematiek is geïncludeerd (ontwikkeling richting persoonlijkheidsstoornis type B). Het zij nog eens benadrukt dat we ons bij al bovenstaande cijfers uitsluitend baseren op in rapportages aangegeven officiële diagnoses en niet op waargenomen symptomen behorend tot een bepaalde stoornis. Tabel 3.8: Prevalentie psychiatrische problematiek PIJ-ers op geaggregeerd niveau Geïncludeerde psychiatrische problematiek*
Prevalentie in % (N=1147)
1. As-1 problematiek [angst, depressie, psychotische stoornis, autisme, ADHD, sadisme, (hersen-) organische stoornis en/of medicatie]
30
2. As-1 problematiek + Zedendelict
40
3. As-1 problematiek + Zedendelict + Verstandelijke beperking [IQ<70]
44
4. As-1 problematiek + Zedendelict + Verstandelijke beperking + Verslaving [alcohol, drugs en gokken]
62
5. As-1 problematiek + Zedendelict + Zwakbegaafdheid + Verslaving + as-2 ontwikkeling richting persoonlijkheidsstoornis type B
100
* = Criterium voor inclusie in deze tabel is een score ‘2’ op betreffende FPJ-item.
3.1.6
Sociaal / relationeel Dit domein omvat kenmerken betreffende de sociale en relationele vaardigheden van de jongere en het hebben van een sociaal netwerk. De bevindingen worden voor elk kenmerk afzonderlijk besproken. Een overzicht van de bevindingen staat in tabel 3.9.
36
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Tabel 3.9 FPJ-itemscores domein 6 ‘Sociaal / Relationeel’ FPJ-item
Problematiek (%) afwezig
aanwezig
N
ernstig
Nr
omschrijving
52
Antisociaal gedrag op de afdeling
39
49
12
1120
53
Negatieve cognities
54
38
8
1109
54
Netwerk: emotionele steun
44
42
14
1101
55
Netwerk: omvang totale netwerk
7
48
45
1108
56
Relationele vaardigheden
32
40
28
1081
57
Secundair netwerk: pro-sociale betrokkenheid
7
29
64
1106
58
Sociale vaardigheden
38
46
16
1132
FPJ-52 Antisociaal gedrag op de afdeling Dit kenmerk inventariseert de mate waarin de jongere grensoverschrijdend gedrag vertoont naar personeel of andere jongeren binnen de jeugdinrichting. In totaal vertoont 61% dit gedrag in meer of mindere mate. Bij 49% komt grensoverschrijdend gedrag in matige vorm voor, bij 12% in ernstige vorm dat wil zeggen bewust gekozen of spontaan grensoverschijdend gedrag en het zoeken naar conflicten. FPJ-53 Negatieve cognities Dit kenmerk betreft de mate waarin de jongeren (aanhoudende) negatieve opvattingen heeft over zijn omgeving, de mate waarin de jongere vijandige bedoelingen bij anderen waarneemt en de mate waarin de jongere het gebruik van geweld als legitiem middel ziet om conflicten op te lossen. Het blijkt dat in totaal bijna de helft van de jongeren (46%) hierover negatieve opvattingen heeft. Bij 8% van de jongeren zijn deze opvattingen zelfs uitermate negatief. FPJ-54 Netwerk: emotionele steun Dit kenmerk inventariseert het contact van de jongere met de belangrijkste netwerkleden en de mate waarin hij/zij emotioneel door hen wordt gesteund (kwaliteit van het sociale netwerk). In totaal ontvangt 56% van de jongeren weinig tot geen emotionele steun van hun sociale netwerk. Bij 14% ontbreekt het daaraan in ernstige mate. FPJ-55 Netwerk: omvang totale netwerk Dit kenmerk inventariseert de kwantiteit van de contacten tussen de jongere en zijn gehele netwerk. Het blijkt dat 93% over een beperkt of geen (pro-)sociaal netwerk beschikt. Bij 48% is nog sprake van een beperkt sociaal netwerk, bij 45% ontbreekt het daar geheel aan. Dat wil zeggen dat deze jongeren alleen contact hebben met leden van het gezin van herkomst en daarbuiten geen contact hebben met (nietcriminele).Omgekeerd is het dus zo dat slechts ongeveer één op de veertien PIJ-ers over een goed sociaal netwerk beschikt (7%). FPJ-56 Relationele vaardigheden Dit kenmerk inventariseert in hoeverre jongeren problemen hebben op relationeel gebied (interactie, emotie en intimiteit). Het gaat vooral om het zich kunnen hechten of binden aan anderen. In totaal heeft ruim tweederde (68%) daarmee problemen. Bij ruim een kwart (28%) zijn deze problemen ernstig.
37
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
FPJ-57 Prosociale betrokkenheid: secundair netwerk Het kenmerk ‘prosociale betrokkenheid’ inventariseert het secundaire netwerk van de jongeren en de prosociale activiteiten en personen waarmee de jongeren omgaat tijdens het laatste jaar voorafgaand aan de PIJ-maatregel. Uit de gegevens blijkt dat 93% van de jongeren weinig of geen prosociale betrokkenheid toont: ze hebben nauwelijks contact met leeftijdgenoten en zijn geen lid van een sportvereniging. Bij 64% van hen is er vrijwel geen enkele prosociale betrokkenheid. FPJ-58 Sociale vaardigheden Dit kenmerk inventariseert in hoeverre de jongere sociaal vaardig is in de omgang met anderen gedurende het afgelopen jaar. Het blijkt dat in totaal 62% in onvoldoende mate sociaal vaardig is. Van hen blijkt 16% zelfs in het geheel niet te beschikken over enige sociale vaardigheden of sociaal inzicht. 3.1.7
Gedrag tijdens verblijf JJI Dit domein brengt het gedrag in kaart dat de PIJ-er heeft vertoond tijdens het verblijf in een justitiële inrichting gedurende de eerste 8 maanden. Gescoord wordt de mate van coöperatie of tegenwerking, het veroorzaken van agressieve incidenten, het vertonen van antisociaal gedrag en de vaardigheden om problematische situaties op te lossen. De bevindingen worden voor elk kenmerk afzonderlijk besproken. Een overzicht van de bevindingen staat in tabel 3.10. FPJ-59 Coping: vermijdend gedrag Van alle PIJ-ers vertoont ruim de helft vermijdend gedrag bij probleemsituaties (56%). Bij 13% is sprake van ernstig vermijdend gedrag na vrijwel alle probleemsituaties. Dit houdt in dat een jongere stil wordt, problemen ontkent, zicht terugtrekt en/of moeite heeft om voor zichzelf op te komen, waardoor behandelaars meer moeite zullen hebben met het bespreekbaar maken van een probleem. FPJ-60 Coping: negatieve copingmanieren Dit kenmerk inventariseert de mate waarin jongeren op probleemsituaties reageren met negatief gedrag, zoals verbale en fysieke agressie. Het blijkt dat bij ruim driekwart van de jongeren (77%) daarvan ten minste in enige mate sprake is. Van deze jongeren reageert 17% bijna altijd fysiek of verbaal agressief op probleemsituaties. Tabel 3.10: FPJ-itemscores domein 7 ‘Gedrag tijdens verblijf JJI’ FPJ-item
Problematiek (%) afwezig
aanwezig
N
ernstig
Nr
omschrijving
59
Coping: vermijdend gedrag
43
43
13
1095
60
Coping: negatieve copingmanieren
22
60
17
1096
61
Coping: gebrek aan positieve coping
17
69
14
1045
62
Contact: vertrouwen en openheid
26
56
18
1062
63
Gebrek aan medewerking
55
41
5
1122
64
Incidenten: agressie in inrichting
63
21
16
1087
65
Motivatie tot gedragsverandering
44
44
12
1082
66
Redzaamheid
68
29
4
1080
67
Positieve gerichtheid op school / werk
45
48
7
1079
68
Ontvluchten / onttrekken aan toezicht
67
19
15
1137
38
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
FPJ-61 Coping: gebrek aan positieve copingmanieren Dit kenmerk inventariseert in hoeverre jongeren op sociaal acceptabele wijzen probleemsituaties weten op te lossen, zoals uitpraten van problemen, fouten inzien, accepteren van het hebben van een probleem. Van de PIJ-ers beschikt 83% ten minste onvoldoende over zulke vaardigheden, waarvan 14% nauwelijks of in het geheel niet. FPJ-62 Contact: vertrouwen en openheid Dit kenmerk inventariseert de mate waarin jongeren de behandelaars vertrouwen, de mate waarin jongeren bereid zijn om te praten over problemen (bijvoorbeeld over het delict of over emotionele problemen) en de mate waarin sprake is van contactgroei tussen jongere en behandelaar. Het blijkt dat bijna driekwart van de jongeren (74%) onvoldoende vertrouwen heeft in de leiding/behandelaars en moeite heeft zich voor hen open te stellen. Bij bijna één op de vijf PIJ-ers (18%) is er zelfs sprake van wantrouwen en weigering bepaalde zaken te bespreken, zoals het gepleegde delict. FPJ-63 Gebrek aan medewerking Dit kenmerk verwijst naar negatief gedrag ten opzichte van autoriteitsfiguren en tegenwerking op de afdeling, zoals de weigering mee te werken aan interventies, regels en sancties. Het blijkt dat bijna de helft (46%) in ten minste enige mate gebrek aan medewerking vertoont. Bij slechts een klein deel van hen (5%) is sprake van actieve tegenwerking waarbij de jongere weigert te spreken c.q. echt contact te hebben. FPJ-64 Incidenten: agressie in de inrichting Dit kenmerk inventariseert of een jongere een fysiek agressief incident (mede) heeft veroorzaakt binnen de jeugdinrichting. Het blijkt dat ruim eenderde (37%) ten minste één keer een incident heeft veroorzaakt. Bij 16% van de PIJ-ers gebeurde dat meer dan eens. FPJ-65 Motivatie tot gedragsverandering Dit kenmerk gaat na in hoeverre een jongere gemotiveerd is voor behandeling, meedoet aan behandelactiviteiten (therapietrouw) en zijn medicatie inneemt (medicatietrouw; indien van toepassing). Uit de gegevens blijkt dat ruim de helft (56%) de nodige problemen heeft met de motivatie voor de behandeling. Een klein deel van deze groep (12%) ziet zelfs helemaal geen nut in de behandeling en heeft ook geen wens om te veranderen. FPJ-66 Redzaamheid Het kenmerk ‘redzaamheid’ inventariseert in hoeverre jongeren in staat zijn voor zichzelf te zorgen (wassen, opruimen etc.), contact op te nemen met officiële instanties (brieven schrijven, bellen) en/of zelfstandig te wonen. Uit de gegevens blijkt dat ongeveer een derde (33%) daar ten minste enigszins moeite heeft. Bij een heel kleine groep (4%) is de verwachting dat ook na afloop van de PIJ-maatregel begeleiding op dit gebied nodig zal zijn. FPJ-67 Duidelijke positieve gerichtheid op school Dit kenmerk inventariseert in hoeverre een jongere zich richt op zijn toekomst door het tonen van inzet op school en het behalen van diploma’s. Het blijkt dat bijna de helft (48%) redelijk gemotiveerd is, maar niet beschikt over veel doorzettingsvermogen als het even tegenzit. Slechts een kleine groep (7%) is expliciet ongemotiveerd en toont geen interesse.
39
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
FPJ-68 Ontvluchten / onttrekken aan toezicht Dit kenmerk inventariseert of er ooit sprake is geweest van een ontvluchting of onttrekking aan toezicht door de jongere. Dit blijkt het geval bij in totaal ruim een derde van alle jongeren (34%). Uit de tabel blijkt dat het bij 19% van de jongeren beperkt is gebleven tot het zich onttrekken aan toezicht (weglopen tijdens onbegeleid verlof, ontlopen HALT straf). De overige 15% van de jongeren heeft zelfs getracht te ontvluchten uit een gesloten setting of tijdens begeleid verlof (‘problematiek ernstig’). 3.2
Veranderingen kenmerken en achtergronden PIJ-ers 1995 - 2005 In deze paragraaf worden de resultaten gepresenteerd over de tweede onderzoeksvraag: “Zijn de kenmerken en achtergronden van PIJ-ers over de periode 1995 - 2005 veranderd?”. Evenals in het vorige hoofdstuk worden de bevindingen paragraafsgewijs gepresenteerd per domein. Voor elk domein wordt steeds ingegaan op respectievelijk de veranderingen op het niveau van individuele kenmerken gevolgd door een beeld van het gehele domein. Hieronder wordt toegelicht wat verstaan dient te worden onder verandering. Verandering op het niveau van individuele kenmerken en achtergronden Om te bepalen of zich binnen de PIJ-populatie gedurende de afgelopen tien jaar veranderingen hebben voorgedaan in kenmerken en achtergronden worden de in totaal tien jaarcohorten PIJ-ers met elkaar vergeleken. Zo kan worden nagegaan of sprake is van een dalende of een stijgende trend, ofwel van een verbetering of verslechtering van problematiek16. De jaarcohorten zullen voor alle kenmerken en achtergronden afzonderlijk worden vergeleken. Om te bepalen of een kenmerk voor de verschillende jaarcohorten over de afgelopen 10 jaren betekenisvol is veranderd in de zin van een verbetering of een verslechtering, zou kunnen worden volstaan met een statistische significantietoets. Het bezwaar daarvan is echter dat hele kleine, niet betekenisvolle, veranderingen al statistisch significant kunnen zijn vanwege de grote omvang van de onderzoeksgroep (N=1147). Om te beslissen of voor een bepaald kenmerk sprake is van verandering in de tijd nemen we derhalve naast statistische significantie (p-waarde is ten minste <0,05) ook de grootte van de stijging of daling van de itemscore in beschouwing. Daarvoor is het nodig een grenswaarde te bepalen voor wat we beschouwen als een betekenisvolle verandering. De meeste FPJ-items kennen de mogelijke scores 0, 1 of 2. Voor de gehele onderzoeksgroep varieert de gemiddelde score op deze kenmerken dus van 0 tot 2. Voor deze kenmerken is een gemiddelde verandering van 0,25 over tien jaar als grenswaarde genomen. Dat is een gemiddelde verandering per jaar van 0,25/10=0,025. Zulke veranderingen worden dus aangemerkt als betekenisvol. In de tabellen in de volgende paragrafen staat deze waarde steeds vermeld in de kolom ‘stapgrootte’17. In de tabel geven we alleen een ‘+’ of een ‘-‘ in de kolommen ‘verbetering’ en ‘verslechtering’ indien naast statistische significantie ook deze grenswaarden zijn bereikt. In de tekst worden echter ook de kleinere veranderingen aangegeven die ‘alleen maar’ statistisch significant zijn. Voor de kenmerken van domein 1 zijn afwijkende grenswaarden bepaald, omdat deze kenmerken een andere range van mogelijke antwoorden kennen dan van 0 tot 2. Deze grenswaarden staan vermeld in de bijbehorende tabel 3.9 in §3.2.1. Verandering op niveau van het domein Een tweede wijze waarop we hebben gekeken naar veranderingen is op 16 In deze studie is uitsluitend onderzocht of sprake is van verandering in de zin van een lineair verband, ofwel een verbetering of verslechtering. Het is echter niet uitgesloten dat er ook sprake van non-lineaire verbanden. Dit soort verbanden zijn niet onderzocht. 17 De stapgroottes zijn bepaald met een regressie-analyse.
40
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
domeinniveau. Daartoe hebben we alle items met de antwoordcategorieën 0,1,2 voor de afzonderlijke domeinen opgeteld en een somdomeinscore bepaald18. Dit is uitgevoerd voor de domeinen 2 t/m 7; voor domein 1 was een somdomeinscore niet mogelijk; de items van dit domein kennen immers verschillende antwoordcategorieën. Om te bepalen of de 10 jaarcohorten een verandering in positieve of negatieve zin laten zien zijn regressieanalyses uitgevoerd. We beschouwen een verandering op een domein als relevant indien de stapgrootte per jaar 0,01519 bedraagt en de p-waarde < 0,01. 3.2.1
Delictverleden In hoeverre het delictverleden van de verschillende jaarcohorten PIJ-ers over de afgelopen 10 jaar veranderd is in positieve of negatieve zin staat weergegeven in tabel 3.11. Een negatieve waarde voor de stapgrootte komt overeen met een daling van de problematiek, een positieve waarde met een stijging. Als sprake is van een betekenisvolle verandering dan staat dat aangegeven in de twee rechterkolommen (‘verbetering’ en ‘verslechtering’). Tabel 3.11: Veranderingen binnen domein ‘delictverleden’ voor cohorten 1995 - 2005 Domein 1: Delictverleden nr
FPJ-item
1a
Frequentie niet gewelddadige delicten
1b
range
Stapgrootte*
significantie
0-50**
-0,283
0,026
Frequentie gewelddadige delicten
0-50**
0,138
0,092
2a
Vermogensdelicten
0-1
-0,010
0,032
2b
Geweldsdelicten
0-4
-0,002
0,830
2c
Seksuele delicten
0-3
0,017
0,051
2d
Brandstichting
0-1
-0,001
0,913
3
Leeftijd eerste niet gewelddadig delict
3-17
0,037
0,255
4
Leeftijd eerste gewelddadige delict
3-17
0,051
0,043
5a
Aantal gepleegde delicten solo
0-50**
-0,092
0,595
5b
Aantal gepleegde delicten met groep
0-50**
-0,477
0,006
verbete- verslechtering ring +
+
* = De gemiddelde ruwe stapgrootte per jaar. Een minteken duidt op minder problemen bij meer recente cohorten. De grenswaarden voor betekenisvolle verandering bepalen we als volgt: item 1a, 1b, 5a en 5b stapgrootte > 0,2; item 2a, 2d stapgrootte > 0,1; item 2b, 2c stapgrootte > 0,03; item 3 en 4 stapgrootte = 0,1. ** = Om voor uitbijters te corrigeren is de range gemaximeerd op 50, Dat wil zeggen dat >50 wordt omgezet naar 50.
Het blijkt dat voor de kenmerken op het domein delictverleden in totaal twee kenmerken een verandering laten zien en wel in positieve zin gedurende de afgelopen 10 jaar. Ten eerste blijkt het aantal gepleegde niet-gewelddadige delicten over deze periode te zijn gedaald (FPJ1a; p<0,05). Deze trend doet zich overigens niet voor bij het plegen van gewelddadige delicten (FPJ-1b). Daar is de trend 18 De somdomeinscores zijn een optelling van op inhoudelijke gronden samengevoegde items. De domeinen zijn derhalve geen rekenkundige samenvoeging op grond van bijvoorbeeld een factoranalyse. Deze analyses zullen nog wel uitgevoerd gaan worden. Daarover zal later worden gerapporteerd. 19 Voor het domeinniveau wordt in vergelijking met het itemniveau een lagere grenswaarde van de stapgrootte al als betekenisvol geacht. De reden is dat de analyse op somscoreniveau robuuster is dan op itemniveau.
41
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
omgekeerd, zij het in geringe mate en niet significant. Een tweede verandering betreft het aantal gepleegde delicten in groepsverband. Ook daar is sprake van een dalende trend (FPJ-5b; p<0,01). Tabel 3.12: Veranderingen binnen domein ‘opvoeding en milieu’ voor cohorten 1995 - 2005 Domein 2: opvoeding en milieu nr
FPJ-item
range
stapgrootte*
significantie
6a
Eerdere uithuisplaatsingen, door jongere**
0-1
0,004
0,547
6b
Eerdere uithuisplaatsingen, door ouders**
0-1
0,011
0,022
7
Aanvang probleemgedrag
0-2
0,000
0,976
8
Aanwezigheid ouders
0-2
-0,022
0,008
9
Adoptieproblematiek
0-2
0,006
0,227
10
Afwijzing door leeftijdgenoten
0-2
-0,014
0,120
11
Consistentie van opvoeding
0-2
-0,035
0,000
12
Problemen met autoriteit
0-2
-0,006
0,505
13
Oriëntatie op crimineel milieu
0-2
-0,037
0,000
14
Criminaliteit ouders / andere gezinsleden
0-2
-0,001
0,932
15a Mishandeling door ouders
0-2
-0,015
0,206
15b Mishandeling door ander
0-2
0,008
0,301
16
0-2
-0,034
0,000
17a Seksueel misbruik door ouder
0-2
-0,004
0,184
17b Seksueel misbruik door ander
0-2
-0,001
0,920
18
Geweld in gezin
0-2
-0,009
0,420
19
Eerdere hulpverleningscontacten
0-2
-0,007
0,321
20
Abnormale gezinssituatie
0-2
-0,030
0,001
21
Escalerende gezinssituatie
0-2
-0,002
0,673
22
Slechte binding met school / werk
0-2
0,009
0,322
23
Verslavingsproblematiek ouders
0-2
-0,020
0,025
24
Leerproblemen
0-2
-0,025
0,002
25
Psychiatrische problematiek ouders
0-2
0,002
0,779
26
Toename van dreiging (personen/activiteiten)(OTS)
0-2
-0,025
0,025
27
Dreiging van prostitutie
0-2
0,001
0,616
Verwaarlozing
verbete- verslechtering ring
+
+
+
+
+
+
* = De gemiddelde ruwe stapgrootte per jaar. Een minteken duidt op minder problemen bij meer recente cohorten.
42
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Opvoeding en milieu A. Veranderingen op niveau van individuele kenmerken en achtergronden In hoeverre gedurende de afgelopen tien jaar binnen de PIJ-populatie veranderingen hebben plaatsgevonden in de opvoedingssituatie en/of het milieu waarin de zijn opgegroeid staat weergegeven in tabel 3.12. Het blijkt dat voor wat betreft de opvoedingsachtergrond de problematiek van PIJ-ers op een aantal kenmerken een iets minder ongunstig beeld laat zien. Geen enkel kenmerk vertoont een verslechtering. De volgende zes kenmerken vertonen een gunstiger beeld over tien jaar (tussen haakjes staat de gemiddelde stapgrootte vermeld): • consistentie van opvoeding (-0,035) • oriëntatie op crimineel milieu (-0,037) • verwaarlozing (-0,034) • abnormale gezinssituatie (-0,030) • leerproblemen (-0,025) • toename dreiging (-0,025) B. Veranderingen op domeinniveau Kan nu ook gesteld worden dat voor alle kenmerken op het domein opvoeding en milieu op geaggregeerd niveau sprake is van een verbetering over de periode 19952005? Om dat te achterhalen zijn over deze periode per jaar de somscores bepaald van alle items; in grafiek 3.1 is goed te zien dat sprake is van een enigszins dalende trend. Deze trend blijkt betekenisvol (stapgrootte=-0,017) en statistisch significant (p=0,000). Over het geheel genomen kan worden geconcludeerd dat de problemen op het terrein van opvoeding en milieu gedurende de eerste tien jaar van de PIJ-maatregel weliswaar enigszins zijn afgenomen, maar dat het totaalbeeld een zorgelijk niveau blijft houden van PIJ-ers met een veelal meervoudig problematische opvoedingsachtergrond en milieu. Grafiek 3.1: Somscores domein ‘opvoeding en milieu’ voor cohorten 1995 - 2005 Somscore gedeeld door aantal items
3.2.2
1,20
1,00
0,80
0,60
0,40 Een dalende lijn duidt op minder problemen bij meer recente cohorten.
0,20 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Instroomjaar PIJ
43
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
3.2.3
Delict-situationele aspecten A. Veranderingen op itemniveau De vier kenmerken binnen het domein delict-situationele aspecten laten over de periode 1995-2005 geen veranderingen zien voor de verschillende jaarcohorten. De resultaten staan weergegeven in tabel 3.13. Tabel 3.13: Veranderingen binnen domein ‘delict-situationele aspecten’ voor cohorten 1995-2005 Domein 3: delictsituationele aspecten nr
FPJ-item
range
stapgrootte*
significantie
28
Delictsituatie – medicatiestop psychose
0-2
-0,001
0,798
29
Delictsituatie – middelengebruik ten tijde van delict
0-2
-0,008
0,328
33
Delictsituatie. relationeel
0-2
0,004
0,655
35
Seks, zoeken naar slachtoffer
0-2
0,002
0,727
verbete- verslechtering ring
* = De gemiddelde ruwe stapgrootte per jaar. Een minteken duidt op minder problemen bij meer recente cohorten.
B. Veranderingen op domeinniveau Delict-situationele aspecten laten op geaggregeerd niveau een vlakke lijn zien zonder een dalende of stijgende trend (grafiek 3.2). Delict-situationele aspecten zijn dus niet aantoonbaar veranderd in de periode 1995-2005.
Somscore gedeeld door aantal items
Grafiek 3.2: Somscores domein ‘delict-situationele aspecten’ voor cohorten 1995 - 2005 1,00
0,80
0,60
0,40
0,20 Een dalende lijn duidt op minder problemen bij meer recente cohorten.
0,00 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Instroomjaar PIJ
3.2.4
Psychologie en functies A. Veranderingen op itemniveau In tabel 3.14 staan de veranderingen binnen de PIJ-populatie weergegeven voor wat betreft het psychische functioneren van PIJ-ers. Het blijkt dat de empathische vermogens van de PIJ-ers weliswaar statistisch significant gedaald zijn (p=0,001), maar de stapgrootte laat zien dat het om een niet-betekenisvolle verandering gaat (stapgrootte = 0,021; dit is lager dan de grenswaarde van 0,025). Eerder hebben 44
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
we al vastgesteld dat vrijwel elke jongere met een PIJ maatregel problemen heeft met empathie (§3.1.4). De lichte stijging in de laatste jaren is daarmee toch opvallend omdat het plafond al in zicht was. Tabel 3.14: Veranderingen binnen domein ‘psychologie en functies’ voor cohorten 1995 - 2005 Domein 4 psychologie en functies nr
FPJ-item
range
stapgrootte*
significantie
36
Empathische vermogens
0-2
0,021
0,001
37
Gewetensfuncties
0-2
-0,004
0,545
38
Ik-sterkte
0-2
-0,002
0,744
39
Impulscontrole (historisch)
0-2
0,001
0,923
40
Probleembesef / Probleeminzicht
0-2
0,003
0,620
41
Seksuele problemen
0-2
0,011
0,195
42
Intelligentie (TIQ) **
48-140
-0,823
0,000
verbete- verslechtering ring
+
* = De gemiddelde ruwe stapgrootte per jaar. Een minteken duidt op minder problemen bij meer recente cohorten. ** = TIQ is Totaal IQ. Een minteken duidt op een jaarlijks lager worden van het gemiddelde IQ.
De tabel laat voorts zien dat de afgelopen tien jaar het (gemiddelde) totale IQ van de jongeren is gezakt en wel met ongeveer één IQ-punt per jaar, in 10 jaar dus bijna 10 punten (stapgrootte= 0,823). Deze daling is relatief groot en statistisch zeer significant (p=0,000) en is een daling van tien punten dient zeker als klinisch relevant te worden aangemerkt. Bekijken we vervolgens de IQ-gegevens wederom op basis van de classificatie zoals in §3.1.4 is toegelicht dan zien we dat het aantal PIJ-ers dat kan worden gekwalificeerd als zwakbegaafd (IQ-score tussen 70 en 85) of als verstandelijk beperkt (IQ-score < 70) sterk is toegenomen. In tabel 3.15 is te zien dat voor de cohorten 1996 t/m 1999 het percentage PIJ-ers met zwakbegaafdheid dan wel een verstandelijke beperking gemiddeld 29% bedroeg. In de periode 2000-2005 steeg dit percentage tot 44%. Het aantal PIJ-ers in de laagste IQ-categorie, degenen met een verstandelijke beperking, verdubbelde in diezelfde periode van 7% tot 14%. Een aandachtspunt is nog het volgende. Voor het meten van de intelligentie zijn diverse instrumenten in omloop zoals de WISC-R, WISC-3-NL, WAIS, GIT, SON en de RAVEN. Om na te gaan of de dalende trend in intelligentieniveau wellicht is veroorzaakt door het type test dat is gebruikt is onderzocht of de dalende trend ook voor de diverse tests afzonderlijk geldt. Bij zowel GIT, WISC-R, WAIS en RAVEN is een daling te zien. Voor andere intelligentietests was het aantal te klein om te kunnen toetsen of er een verschil is tussen de eerste vijf jaar en de laatste vijf jaar. Al met al kunnen we concluderen dat de dalende trend in intelligentieniveau niet wordt veroorzaakt door het gebruikte instrumentarium. De gemiddelde intelligentie van meer recente PIJ-cohorten is dus lager dan die van minder recente PIJ-cohorten ongeacht het type intelligentietest.
45
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Tabel 3.15 Gemiddelde IQ-scores over de cohorten 1995-1999 en 20002005 (FPJ-42) IQ-score
Classificatie
1995-1999
2000-2005
< 70
verstandelijk beperkt
7%
14%
70 tot 85
Zwakbegaafd
22%
30%
< 85
verstandelijk beperkt of zwakbegaafd
29%
44%
B. Veranderingen op domeinniveau Kijken we vervolgens weer op geaggregeerd niveau naar het psychische functioneren dan kan een licht stijgende trend (‘verslechtering’) worden geconstateerd die weliswaar statistisch significant is (p=0,031) maar met een stapgrootte per jaar die beneden de waarde blijft die als betekenisvol kan worden beschouwd (stapgrootte=0,007 < grenswaarde=0,015; zie grafiek 3.3). De stijging komt op het conto van een afname van IQ en het nog iets slechter worden van de empathische vermogens. Over het geheel genomen kan worden vastgesteld dat de problematiek op dit domein al zeer hoog was vanaf het eerste jaarcohort 1995 en desondanks toch nog licht gestegen voor de daaropvolgende cohorten. Opgemerkt dient te worden dat, gezien het al zeer hoge niveau van problematiek in de eerste jaarcohorten, een stijging in de jaren daarna op dit domein nauwelijks meer mogelijk was. Men zou hier kunnen spreken van een plafond-effect. De geconstateerde verslechtering op dit domein is daardoor des te opmerkelijker.
Somscore gedeeld door aantal items
Grafiek 3.3: Somscores domein ‘psychologie en functies’ voor cohorten 1995 - 2005 1,60
1,40
1,20
1,00
0,80 Een dalende lijn duidt op minder problemen bij meer recente cohorten.
0,60 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Instroomjaar PIJ NB. Het kenmerk intelligentie (FPJ-42) is ten behoeve van de bepaling van de somscore gehercodeerd naar een item met de categorieën 0,1,2 en wel als volgt: ≥85 = 0; 70 <-> 85 = 1; ≤70 = 2.
3.2.5
Psychiatrie en stoornissen A. Veranderingen op itemniveau In tabel 3.16 staan de veranderingen binnen de PIJ-populatie weergegeven voor wat betreft het voorkomen van psychiatrische problemen en stoornissen. Het blijkt dat zowel de problematiek op het terrein van drugs en gokken een gunstige, dalende trend vertonen (resp. FPJ-31: stapgrootte = -0,030; p=0,001; FPJ-32: stapgrootte 46
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
= -0,026; p=0,000). Opgemerkt zij dat in absolute zin de drugsproblematiek bij PIJers een tamelijk hoog niveau blijft houden. Bij gokken is dat beduidend minder. In tegenstelling tot deze dalende trends voor drugs en gokken zien we eens licht stijgende trend voor wat betreft problematisch alcoholgebruik (FPJ-30). De stijging is statistisch significant (p< 0.05), maar de omvang is bescheiden (stapgrootte = 0,016). In een eerdere paragraaf hebben we vastgesteld dat bij ongeveer 18% van de jongeren vermoedens bestaan over een hersenorganische stoornis en bij 3% van de jongeren is die stoornis zelfs gediagnosticeerd. We constateren dat er de laatste jaren iets minder problemen worden gerapporteerd op dit kenmerk (FPJ-46; stapgrootte = -0,015; p=0,005). Alle overige psychiatrische stoornissen laten geen duidelijke veranderingen zien over de periode 1995-2005. Tabel 3.16: Veranderingen binnen domein ‘psychiatrie en stoornissen’ voor cohorten 1995 - 2005 Domein 5 psychiatrie en stoornissen nr
FPJ-item
range
stapgrootte*
significantie
30
verbete- verslechtering ring
Verslavingsproblematiek: Alcohol
0-2
0,016
0,025
31
Verslavingsproblematiek: Drugs
0-2
-0,030
0,001
+
32
Verslavingsproblematiek: Gokken
0-2
-0,026
0,000
+
34
Pedoseksualiteit
0-2
-0,003
0,649
43
ADHD, aandachtstekort, hyperactiviteit
0-2
0,003
0,752
44
Angst
0-2
-0,004
0,491
45
Depressie
0-2
0,002
0,740
46
Hersenorganische stoornissen
0-2
-0,015
0,005
47
Ontw. persoonlijkheidsstoornis type B
0-2
-0,006
0,451
48
Agressie, blijvende woede
0-2
-0,001
0,815
49
Autisme problematiek
0-2
0,012
0,051
50
Psychotische symptomen
0-2
0,007
0,214
51
Sadisme
0-2
-0,005
0,243
* = De gemiddelde ruwe stapgrootte per jaar. Een minteken duidt op minder problemen bij meer recente cohorten.
B. Veranderingen op domeinniveau Kijken we vervolgens weer op geaggregeerd niveau naar het voorkomen van psychiatrische problemen en stoornissen dan zien we een lijn zonder een dalende of stijgende trend (grafiek 3.4). We kunnen vaststellen dat de omvang van psychiatrische problemen over het geheel genomen in de periode 1995-2005 niet aantoonbaar is veranderd, maar onverminderd als ernstig kan worden aangemerkt (zie ook in §3.1.5 tabel 3.8: prevalentie psychiatrische problematiek PIJ-ers op geaggregeerd niveau’).
47
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Somscore gedeeld door aantal items
Grafiek 3.4: Somscores domein ‘psychiatrie en stoornissen’ voor cohorten 1995-2005 1,00
0,80
0,60
0,40
0,20 Een dalende lijn duidt op minder problemen bij meer recente cohorten.
0,00 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Instroomjaar PIJ
3.2.6
Sociaal / relationeel A. Veranderingen op itemniveau In tabel 3.17 staan de veranderingen binnen de PIJ-populatie weegegeven voor wat betreft het functioneren in sociaal / relationele zin. Te zien is dat het gemiddelde niveau van sociale vaardigheden van de PIJ-ers een duidelijke verbetering vertoont (FPJ-58; stapgrootte = -0,026; p=0,001). Een lichte verbetering, zij het niet betekenisvol, is er ook in de ontvangen emotionele steun van de belangrijkste personen in het (primaire) netwerk van de PIJ-ers (FPJ-54; stapgrootte = -0,018; p=0,022). Tabel 3.17: Veranderingen binnen domein ‘sociaal / relationeel’ voor cohorten 1995 - 2005 Domein 6 Sociaal / relationeel nr
FPJ-item
range
stapgrootte*
significantie
52
Antisociaal gedrag op de afdeling
0-2
-0,009
0,229
53
Negatieve cognities
0-2
-0,001
0,860
54
Netwerk: emotionele steun
0-2
-0,018
0,022
55
Netwerk: omvang totale netwerk
0-2
0,002
0,809
56
Relationele vaardigheden
0-2
0,004
0,655
57
Prosociale betrokkenheid: secundair netwerk
0-2
-0,005
0,478
58
Sociale vaardigheden
0-2
-0,026
0,001
verbete- verslechtering ring
+
* = De gemiddelde ruwe stapgrootte per jaar. Een minteken duidt op minder problemen bij meer recente cohorten.
B. Veranderingen op domeinniveau Kijken we vervolgens weer op geaggregeerd niveau naar sociale en relationele aspecten dan is er een lijn te zien zonder een duidelijke dalende of stijgende trend (grafiek 3.5). Er is in de periode 1995-2005 dus een aantoonbare verandering in de kenmerken van PIJ-ers betreffende sociale en relationele aspecten. 48
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Somscore gedeeld door aantal items
Grafiek 3.5: Somscores domein ‘sociaal / relationeel’ voor cohorten 1995 - 2005 1,20
1,00
0,80
0,60
0,40 Een dalende lijn duidt op minder problemen bij meer recente cohorten.
0,20 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Instroomjaar PIJ
3.2.7
Gedrag tijdens verblijf JJI A. Veranderingen op itemniveau In tabel 3.18 staan de veranderingen binnen de PIJ-populatie weergegeven voor wat betreft het gedrag tijdens het verblijf in de JJI20. Er blijkt sprake van diverse gedragsverbeteringen. Voor vier kenmerken gaat het daarbij om betekenisvolle verbeteringen. Zo vertonen de jongeren minder vermijdend gedrag (FPJ-59; stapgrootte = -0,045; p=0,000), zijn ze beter in staat probleemsituaties op sociaal acceptabele wijze op te lossen (GPJ-61; stapgrootte = -0,042; en is hun gerichtheid op school / werk verbeterd (FPJ-67; stapgrootte = -0,032; p=0,000). Tabel 3.18: Veranderingen binnen domein ‘gedrag tijdens verblijf JJI’ voor cohorten 1995 - 2005 Domein 7 Gedrag tijdens verblijf JJI nr
FPJ-item
range
stapgrootte*
significantie
59
Coping: vermijdend gedrag probleemsit.
0-2
-0.045
0.000
60
Coping: negatieve copingmanieren
0-2
0.015
0.042
61
Coping: gebrek aan positieve coping
0-2
-0.042
0.000
62
Contact: vertrouwen & openheid
0-2
-0.018
0.022
63
Gebrek aan medewerking
0-2
-0.032
0.000
64
Incidenten: agressie in inrichting
0-2
-0.008
0.338
65
Motivatie tot gedragsverandering
0-2
-0.020
0.009
66
Redzaamheid
0-2
-0.018
0.005
67
Positieve gerichtheid op school / werk
0-2
-0.032
0.000
68
Ontvluchten / onttrekken aan toezicht
0-2
-0.004
0.606
verbete- verslechtering ring +
+
+
+
* = De gemiddelde ruwe stapgrootte per jaar. Een minteken duidt op minder problemen bij meer recente cohorten. 20 Let wel, het gaat om de eerste acht maanden van de behandeling.
49
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Daarnaast zijn er nog enkele kleinere verbeteringen waar te nemen, dat wil zeggen net onder de grenswaarde van 0,025. De jongeren blijken de behandelaars beter te vertrouwen en zijn meer open over hun problemen (FPJ-62; stapgrootte = -0,018; p=0,022), hun motivatie tot gedragsverandering is verbeterd (FPJ-65; stapgrootte = -0,020; p=0,009) en hun redzaamheid is verbeterd (FPJ-66; stapgrootte = -0,018; p=0,005). Ten slotte is er een kenmerk dat een negatieve trend laat zien en wel het vertonen van verbaal en fysiek agressief gedrag als antwoord op probleemsituaties. De verslechtering is echter wel gering (FPJ-60; stapgrootte = 0,015; p=0,042). B. Veranderingen op domeinniveau Op geaggregeerd niveau blijkt overduidelijk dat de meer recent geplaatste PIJ-ers zich beter gedragen dan de eerdere cohorten (grafiek 3.6). De dalende lijn laat zien dat latere jaargangen PIJ-ers zich minder problematisch en positiever gedragen dan van eerdere jaren (grafiek 3.6; stapgrootte = -0,020; p=0,000). Geconstateerd kan worden dat het gedrag van jongeren op de afdeling in de afgelopen tien jaar over een breed aantal aspecten duidelijk is verbeterd.
Somscore gedeeld door aantal items
Grafiek 3.6: Somscores domein ‘gedrag op de afdeling’ voor cohorten 1995-2005 1,20
1,00
0,80
0,60
0,40 Een dalende lijn duidt op minder problemen bij meer recente cohorten.
0,20 1996
1997
1998
1999
2000
2001
Instroomjaar PIJ
50
2002
2003
2004
2005
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
4
Conclusies
Alvorens de samenvattende bevindingen van het onderzoek te formuleren dient te worden nagegaan wat de beperkingen en de reikwijdte van het onderzoek zijn. Ofwel, in welke mate geven de bevindingen in het voorgaande hoofdstuk een betrouwbaar en valide beeld van de kenmerken en achtergronden van de gehele populatie jongeren die in de periode 1995 tot 2005 een PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen. De volgende factoren zijn daarop van invloed: 1. De kwaliteit van het instrumentarium (de FPJ-Lijst); 2. De kwaliteit van de dossiers en de werkwijze bij de scoring; 3. De representativiteit van de database. Ad 1. De kwaliteit van het instrumentarium (de FPJ-Lijst) Het instrument waarop de database is gebaseerd is de Forensisch Profiel Justitiële Jeugdigen Lijst (FPJ-Lijst; zie §2.2). Bij de ontwikkeling is gebruik gemaakt van een groot aantal instrumenten op het terrein van diagnostiek en risicotaxatie. Eerder onderzoek naar betrouwbaarheid en validiteit heeft aangetoond dat het instrument van goede kwaliteit is (Van Heerde en Brand, 2004; Brand, 2005). Dit oordeel is gebaseerd op bepalingen van de tussenbeoordelaarsbetrouwbaarheid, de convergente validiteit en de predictieve validiteit. Ad 2. De kwaliteit van de dossiers en de werkwijze bij de scoring In §2.3 is aandacht besteed aan de kwaliteit van de dossiers. Vastgesteld werd dat het FPJ-project een retrospectief karakter heeft, omdat de dossiers achteraf door derden (studenten) zijn gescoord met een instrument – de FPJ-lijst – dat niet werd gebruikt door degenen die jaren eerder verantwoordelijk zijn geweest voor de aanleg van de dossierinformatie. Dit leidde er onder meer toe dat niet alle kenmerken bij iedereen konden worden vastgesteld. Soms ontbrak daartoe namelijk de benodigde informatie in de dossiers. In totaal gold dit voor 3.5% van alle kenmerken. Op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat de dossiers al met al voldoende informatie bevatten om de FPJ-Lijst op adequate wijze te kunnen scoren. Dit neemt niet weg dat een prospectieve benadering, indien mogelijk, zonder meer de voorkeur heeft (zie ook verderop de aanbevelingen). In §2.1 staat beschreven hoe de scoring van de dossiers met de FPJ-Lijst is georganiseerd en uitgevoerd. Beschreven is hoe studenten via universiteiten zijn geworven en vervolgens zijn getraind en gecoacht door medewerkers van de afdeling Informatieanalyse en Documentatie van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Geconcludeerd kan worden dat dit een zorgvuldige procedure is. Geconcludeerd kan worden dat de kwaliteit van de scoring goed is. De hierboven genoemde betrouwbaarheids- en validiteitsonderzoeken bevestigen dit ook. Ad 3. De representativiteit van de database Een derde aandachtspunt ten slotte is de representativiteit van de database. In hoeverre zijn de PIJ-ers in de database een afspiegeling van alle PIJ-ers die in de periode 1995-2005 een PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen? In §2.4 is uitgebreid beschreven hoeveel jongeren sinds de invoering in november 1995 tot en met mei 2005 de PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen en hoeveel van hen uiteindelijk in de database zijn opgenomen. Het voornemen was aanvankelijk om alle PIJ-ers in de database op te nemen. Dit is op dit moment voor de genoemde periode 1995-2005 gelukt voor bijna driekwart van alle PIJ-ers (74%). Een groot deel van de resterende PIJ-ers (19%) zal in de toekomst alsnog worden opgenomen in de database. Dat dit nog niet is gebeurd is veroorzaakt doordat hun dossiers tijdelijk onvindbaar waren. Van de resterende PIJ-ers (7%) zijn de dossiers incompleet of definitief onvindbaar (7%). 51
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Het is niet aannemelijk dat de (nog) niet in de database opgenomen PIJ-ers verschillen van degenen in de database (de onderzoeksgroep). De oorzaken voor de uitval zijn immers vooral van technische aard. Geconcludeerd kan worden dat de onderzoeksgroep representatief mag worden geacht voor alle jongeren die in de eerste 10 jaren de PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen. Samenvattend kan worden gesteld dat de FPJ-database een rijk gevulde gegevensbron is die een goed en representatief beeld geeft van de kenmerken en achtergronden van alle PIJ-ers die sinds de invoering van de maatregel in 1995 en de tien jaren daarna tot en met mei 2005 in een justitiële jeugdinrichting zijn opgenomen en behandeld. Onderstaande conclusies zijn dus van toepassing op de gehele PIJ-populatie in die periode. 4.1
Conclusies In deze paragraaf worden achtereenvolgens gepresenteerd: A. De conclusies ten aanzien van onderzoeksvraag 1 (zie §1.4): Wat zijn de kenmerken en achtergronden van de PIJ-ers? De conclusies worden geformuleerd voor elk domein afzonderlijk21. B. De conclusies ten aan zien van onderzoeksvraag 2: Zijn de kenmerken en achtergronden van PIJ-ers over de periode 1995-2005 veranderd? C. Afgesloten wordt met een samenvattende schets van de PIJ-populatie. A. Kenmerken en achtergronden PIJ-ers22 Delictverleden Het delictverleden van PIJ-ers dient over het geheel genomen zonder meer als ernstig te worden gekwalificeerd. Allereerst valt op dat men gemiddeld al jong begint met het plegen van delicten. Voor niet-gewelddadige criminele feiten is dit gemiddeld al voor het 13e levensjaar (12,8). De overstap naar gewelddadige criminele feiten vindt gemiddeld ruim één jaar later plaats (14,1 jaar). Ten tweede is het aantal gerapporteerde criminele feiten van PIJ-ers hoog. Dit aantal ligt voor niet-gewelddadige criminele feiten op bijna negen (8,8) en voor gewelddadige criminele feiten op precies vijf (5,0)23. Daarbij dient te worden bedacht dat de gemiddelde leeftijd waarop de PIJ-ers de maatregel opgelegd kregen 16,8 jaar bedraagt. De genoemde feiten zijn dus in een relatief korte periode gepleegd. Ten derde is ook de ernst van de gepleegde delicten zorgwekkend. Slechts 7% werd veroordeeld tot de PIJ-maatregel zonder dat daaraan een geweldsdelict voorafging. Bij degenen waarbij sprake was van een geweldsdelict ging het zelden om slechts materiële schade (3%). In veruit de meeste gevallen was sprake van het toebrengen van fysiek letsel (67%, waarvan 2% met dodelijke afloop). Ten slotte valt op dat een kwart van de PIJ-ers (25%) ooit een zedendelict heeft gepleegd en één op de vijf PIJ-ers ooit een brand heeft gesticht. Opvoeding en milieu Uit het onderzoek blijkt dat de PIJ-ers een verre van probleemloze opvoedingsachtergrond hebben. Over het geheel genomen kan worden geconcludeerd dat sprake is van overwegend meervoudige en veelal ernstige gezinsen opvoedingsgerelateerde problemen. Deze problemen zijn overwegend chronisch van karakter en zijn niet terug te brengen tot recente, acute problematiek in het gezin. De volgende resultaten illustreren de ernst en omvang van de problemen. 21 In bijlage 7 is een tabel opgenomen met een top-20 van kenmerken waarop de meeste problemen werden vastgesteld. 22 Zoals eerder vermeld in hoofdstuk 3 ware het interessant geweest de bevindingen in dit onderzoek ten aanzien van de PIJ-ers te plaatsen in het perspectief van de gemiddelde Nederlandse jongere. Nagegaan is in hoeverre gegevens beschikbaar zijn over de Nederlandse jongere betreffende de diverse FPJ-kenmerken. Dit bleek helaas niet mogelijk in de zin dat een verantwoorde vergelijking met de PIJ-ers kan worden gemaakt. 23 Een gepleegd crimineel feit hoeft niet per se te leiden tot een veroordeling. Het aantal veroordelingen ligt gemiddeld dan ook beduidend lager op 6.
52
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Van de ouders24 van de PIJ-ers is een groot deel zelf ooit veroordeeld voor een delict (39%), een deel heeft het kind mishandeld (39%), verwaarloosd (72%), is niet voldoende beschikbaar geweest voor het kind (73%) en/of niet in staat geweest tot grenzen stellen en structuur bieden (90%). Ook zien we bij de ouders verslavingsproblemen (30%) en psychiatrische problemen (27%) en is een deel van hen direct verantwoordelijk geweest voor een uithuisplaatsing van hun kind (19%). Kijken we vervolgens naar de jongeren dan zien we dat bij de meeste PIJ-ers (55%) al sprake was van ernstig probleemgedrag voor het 12e levensjaar. Bijna de helft (47%) werd dan ook ooit door eigen probleemgedrag uithuisgeplaatst. Ook is vaak sprake van een slechte binding met school (76%) en leerproblemen (50%). Ten slotte zij ter illustratie van de ernst en omvang van de problematiek op het terrein van opvoeding en milieu nog verwezen naar bijlage 7, waaruit blijkt dat van de top 20 meest problematische FPJ-items er 8 behoren tot het domein opvoeding en milieu. Delict-situationele aspecten Met delict-situationele aspecten wordt gedoeld op factoren die mogelijk hebben bijgedragen aan het ontstaan van de delictsituatie: bekendheid met het slachtoffer, pedoseksuele wensen, medicatiegebruik of medicatiestop en middelengebruik ten tijde van het delict. De belangrijkste bevinding is dat ruim één op de drie PIJ-ers onder invloed was van alcohol en/of drugs ten tijde van het meest recente delict waarvoor de PIJ-maatregel opgelegd werd. De invloed van drugs kon vaker worden vastgesteld dan van alcohol (resp. 28% vs. 11%). Verder blijkt dat van de zedendelinquenten (25% van alle PIJ-ers heeft een zedendelict gepleegd) één op de vijf buitenshuis een zoektocht heeft gepleegd om een slachtoffer voor een zedendelict te vinden. In de overige gevallen gaat het om een bekende van de dader. Psychologie en functies Een volgend belangrijk aandachtsgebied voor diagnostiek en behandeling van PIJ-ers omvat kenmerken zoals impulscontrole, gewetensfunctie, empathie, probleembesef en intelligentie. De problematiek van PIJ-ers op deze kenmerken is overweldigend groot. Vrijwel alle PIJ-ers hebben problemen met emotionele binding, meevoelen en spijtbetuigen (98%), hebben problemen met de gewetensfunctie (99%), zijn licht beïnvloedbaar (90%), hebben problemen met het beheersen van agressieve impulsen (89%) en/of een gebrekkig inzicht in de eigen problemen (97%). Deze gebrekkig ontwikkelde functies houden deels mogelijk verband met het gegeven dat veel PIJ-ers een laag niveau van intellectueel functioneren vertonen (gemiddeld IQ-score = 89,5). Met enige voorzichtigheid25 kan worden geconcludeerd dat bijna één op de vier (39%) zwakbegaafd is (28%) dan wel een lichte verstandelijke beperking heeft (11%). Psychiatrie en stoornissen In het onderzoek werd voorts nagegaan in hoeverre bij de jongeren sprake is van psychiatrische problematiek. Daarbij gaat het om onder meer depressie, angst, autisme, verslaving en het vertonen van psychotische symptomen. Het is niet eenvoudig een beeld te schetsen van de omvang van psychiatrische problematiek onder PIJ-jongeren. Het blijkt namelijk dat de omvang (prevalentie) van psychiatrische problematiek sterk verschilt afhankelijk van de gehanteerde definitie van psychiatrische problematiek. Psychiatrische problematiek in enge zin geeft lagere percentages dan psychiatrische problematiek in meer ruime zin. De omvang van psychiatrische problematiek in de meest enge zin (uitsluitend As 1-problematiek: stoornissen zoals angst, depressie, autisme en ADHD) geeft een 24 Met de term ‘ouders’ worden ook alle andere opvoeders aangeduid. 25 Het nauwkeurig stellen van deze diagnose vereist extra gegevens over het niveau van sociale redzaamheid van de jongere (zie §3.1.4) .
53
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
prevalentie van 30%. Na inclusie van het gepleegd hebben van een zedendelict stijgt dit percentage tot 40%. Wordt vervolgens het hebben van een verstandelijke beperking (IQ-score < 70) geïncludeerd dan stijgt het percentage tot 44%. Wordt ook het hebben van verslavingsproblemen (alcohol, drugs en gokken) meegenomen dan neemt het percentage verder toe tot 62% van de gehele onderzoeksgroep. Ten slotte stijgt het percentage psychiatrische problematiek tot maar liefst 100% wanneer de meest ruime definitie wordt gehanteerd waarin ook nog as-2 problematiek is geïncludeerd, te weten een ontwikkeling richting persoonlijkheidsstoornis type B (cluster antisociaal). Voor wat betreft dit laatste aspect zij opgemerkt dat maar liefst 88% ten minste narcistische trekken of een antisociale stoornis vertoont. Het zij nog eens benadrukt dat alle bovenstaande cijfers uitsluitend zijn gebaseerd op in rapportages aangegeven officiële diagnoses en niet op waargenomen symptomen behorend tot een bepaalde stoornis. Geconcludeerd kan worden dat PIJ-ers over het geheel genomen in hoge mate psychiatrische problematiek vertonen. De precieze omvang van de problematiek is sterk afhankelijk van het scala aan stoornissen dat in de definitie wordt geïncludeerd. Sociaal / relationeel Ook op sociaal en relationeel terrein blijkt bij PIJ-ers sprake van omvangrijke en ernstige problemen. De meeste PIJ-ers (93%) beschikken, met uitsluiting van criminele vrienden, slechts over een beperkt of zelfs geheel geen sociaal netwerk. Met andere woorden, slechts één op de veertien PIJ-ers beschikt over een goed sociaal netwerk. Ook emotionele ondersteuning door naasten, zoals de ouders, is bij de meerderheid (56%) gering of afwezig. Het secundaire netwerk van PIJ-ers, bijvoorbeeld via verenigingsleven en sport, is eveneens bij veruit de meesten (93%) beperkt of afwezig. Aan sociale en relationele vaardigheden ontbreekt het de PIJ-ers vaak. Zo kan ongeveer tweederde (68%) zich moeilijk binden aan anderen en zijn velen (62%) niet vaardig in de omgang met anderen. Ten slotte heeft iets minder dan de helft van de PIJ-ers (46%) negatieve opvattingen over zijn omgeving: mensen in de omgeving worden steeds als negatief beschouwd. Gedrag tijdens verblijf JJI Het laatste aandachtsgebied in het geheel van kenmerken en achtergronden van PIJ-ers vormt hun gedrag tijdens de eerste acht maanden van het verblijf in de inrichting. Uit het onderzoek blijkt dat de groepsleiders en behandelaars een groot aantal problemen constateren in het gedrag van de jongeren op de afdeling. Zo ontbreekt het de meeste jongeren (83%) aan vaardigheden om adequaat te reageren in probleemsituaties, zoals het uitpraten van problemen. Ruim de helft (56%) reageert in zulke situaties dan ook met vermijdend gedrag, en een nog grotere groep (77%) heeft de neiging te reageren met verbale of fysieke agressie. Het vertrouwen van PIJ-ers in de leiding en de behandelaars laat ook te wensen over. Bijna driekwart (74%) heeft onvoldoende vertrouwen en bijna één op de vijf (18%) is zelfs wantrouwend en daarom niet bereid over bijvoorbeeld het delict te praten. Voor wat betreft het voorkomen van incidenten blijkt uit het onderzoek dat ruim een derde van de jongeren (37%) ten minste één keer fysiek agressief is geweest en één op de zes (16%) meerdere keren. Meer dan de helft van de jongeren (56%) heeft voorts een gebrek aan motivatie voor de behandeling. Redelijk positief scoren de jongeren op redzaamheid - het vermogen voor jezelf te zorgen of een zelfstandig leven te leiden. Ruim tweederde (68%) heeft daarmee geen noemenswaardige problemen. Voor wat betreft de gerichtheid op school blijkt dat bijna de helft (45%) geen problemen heeft en zich actief inzet. Een ongeveer even grote groep jongeren (48%) is weliswaar redelijk gemotiveerd, maar heeft weinig doorzettingsvermogen als het tegenzit. Ten slotte blijkt dat van alle PIJ-ers ongeveer een derde (34%) ooit betrokken is geweest bij een onttrekking (19%) of een ontvluchting (15%). 54
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
B. Veranderingen PIJ-ers 1995 - 2005 Delictverleden Het delictverleden van de tien jaarcohorten PIJ-ers laten geen betekenisvolle verandering zien. In positieve zin valt op dat het aantal niet-gewelddadige delicten een duidelijk dalende trend laat zien. Bij gewelddadige delicten is de trend echter licht stijgend, maar niet sterk. Over het geheel genomen is sprake van noch een dalende noch een stijgende trend. Opvoeding en milieu De opvoedingsachtergrond en het milieu van de PIJ-ers laat voor de meer recente cohorten een iets gunstiger beeld zien, of beter gezegd een iets minder ongunstig beeld. Van de in totaal 25 kenmerken binnen dit domein laten zes kenmerken een betekenisvolle verbetering laten zien: meer consistentie in de opvoeding, een minder sterke oriëntatie op het criminele milieu, minder verwaarlozing, een minder abnormale gezinssituatie, minder leerproblemen en minder dreiging van buiten het gezin. Opvallend is ook dat geen op enkel kenmerk een verslechtering viel waar te nemen. Delict-situationele aspecten Met betrekking tot delict-situationele aspecten zijn er geen aantoonbare veranderingen in de periode 1995-2005. Psychologie en functies Voor wat betreft een aantal psychologische kenmerken zoals impulscontrole, gewetensfunctie, empathie, probleembesef en intelligentie zijn de PIJ-ers vooral in één opzicht aantoonbaar veranderd. Er is, met name vanaf het jaar 2000, sprake van een sterke toename van het aantal PIJ-ers dat kan worden geclassificeerd als zwakbegaafd (IQ-score tussen 70 en 85) dan wel als verstandelijk beperkt (IQ-score < 70). Beide categorieën samen laten een stijging zien van 29% (gemiddelde over cohorten 1995-1999) naar 44% (cohorten 2000-2005). Voor alleen de PIJ-ers met een verstandelijke beperking gaat het om een verdubbeling in diezelfde periode van 7% naar 14%. Een tweede significante verandering die over de eerste tien jaar kan worden waargenomen, zij het beduidend kleiner van omvang, is het slechter worden van de empathische vermogens van PIJ-ers. Opgemerkt zij dat het niveau van empathie – evenals de meeste andere kenmerken binnen dit domein – bij de PIJers gemiddeld al heel laag was. Er is sprake van een zogeheten plafond-effect dat maakt dat een verslechtering op dit domein bijna niet meer mogelijk is. Psychiatrie en stoornissen De ernst van de psychiatrische problematiek van PIJ-ers is in de afgelopen tien jaar over het geheel genomen niet aantoonbaar veranderd. Meer specifiek zijn er twee kenmerken die een verbetering laten zien. De gemiddelde ernst en omvang van zowel drugs- als gokproblemen zijn afgenomen en wel met een klinisch relevante betekenis. Voor alcoholproblematiek geldt daarentegen een toename van de ernst en omvang, zij het in geringe mate. Sociaal / relationeel Het functioneren van PIJ-ers in sociale en relationele zin is over het geheel genomen niet aantoonbaar veranderd in de periode 1995-2005. Wel zien we binnen het totaal van sociale en relationele kenmerken een gemiddeld hoger niveau sociaal vaardigheid bij PIJ-ers die zijn ingestroomd in meer recente jaren. Een tweede positieve verandering, zij het een kleinere, kan worden aangetoond voor de mate van ontvangen emotionele steun uit het (primaire) netwerk van de PIJ-ers.
55
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Gedrag tijdens het verblijf in een JJI Van alle aandachtsgebieden binnen dit onderzoek is de verandering van gedrag tijdens het verblijf in de inrichting het grootst. Meer recente cohorten PIJ-ers gedragen zich aantoonbaar beter dan eerdere jaarcohorten. De gedragsverbetering doet zich voor op een aantal gebieden. Zo laten de jongeren minder vermijdend gedrag zien, zijn ze beter in staat problemen op een sociaal acceptabele op te lossen, werken ze beter mee aan de behandeling en is hun gerichtheid op school verbeterd. Kleinere verbeteringen zijn er voor wat betreft het vertrouwen in de behandelaars, de behandelmotivatie en hun redzaamheid. Er is ook een kleine negatieve trend en wel een toename van verbale en fysieke agressie als reactie op probleemsituaties. C. Samenvattende schets PIJ-populatie De FPJ-database verschaft een uitgebreid inzicht in de kenmerken en achtergronden van een bijzondere groep jongeren, de PIJ-ers. Ze zijn bijzonder omdat ze de zwaarste strafrechtelijke sanctie die we in ons land kennen, de PIJ-maatregel, opgelegd hebben gekregen. Ze zijn ook bijzonder omdat uit de gegevens in de database overduidelijk naar voren komt dat de gemiddelde PIJ-er voor wat betreft zijn kenmerken en achtergronden een zeer ongunstig profiel heeft. Ook zonder te kunnen beschikken over vergelijkbare gegevens van de gemiddelde Nederlandse jongere is overduidelijk dat het beeld van PIJ-ers dat uit dit onderzoek naar voren komt daarvan sterk afwijkt in negatieve zin. Het is nauwelijks voor te stellen dat in Nederland een groep jongeren is aan te wijzen met een vergelijkbaar zorgwekkend probleemprofiel. Dit blijkt uit de volgende schets van de PIJ-er. Veel PIJ-ers hebben vanaf hun vroege jeugd te kampen gehad met diverse problemen in de thuissituatie. Ouders van PIJ-ers blijken niet opgewassen tegen de opvoedingstaak, deels omdat ze zelf kampen met allerlei problemen, deels uit onvermogen. Dit uit zich op uiteenlopende wijzen in de opvoedingssituatie door o.a. verwaarlozing, mishandeling en ander slecht voorbeeldgedrag van ouders, zoals het plegen van delicten. De jongeren groeien dus op in een overwegend weinig stabiele en problematische omgeving en dat heeft gevolgen. PIJ-ers hebben over het geheel genomen een scala aan handicaps en problemen. Meest opvallend is dat PIJ-ers vrijwel allemaal problemen vertonen op een aantal psychologische kenmerken, zoals impulscontrole, empathie, gewetensfunctie en probleembesef. Daar komt nog bij dat velen zwakbegaafd zijn (IQ<85) of zelfs verstandelijk beperkt (IQ<70). Ook in relatie tot anderen vertonen de PIJ-ers veel problemen en tekortkomingen. De meesten beschikken, met uitsluiting van criminele vrienden, over een zeer beperkt sociaal netwerk en nemen nauwelijks deel aan enig verenigingsleven, zoals een sportvereniging. Ook zijn PIJ-ers over het geheel genomen weinig sociaal vaardig, hebben weinig vertrouwen in anderen en zijn behept met vooral negatieve opvattingen over hun omgeving. Ook psychiatrische stoornissen komen bij PIJ-ers veelvuldig voor. De precieze omvang is sterk afhankelijk van het scala aan stoornissen dat in de definitie van psychiatrische stoornis wordt geïncludeerd. Bij een definitie van psychiatrie in enge zin is dit 30% en bij de meest ruime definitie loopt dit op tot zelfs 100%. Voor wat betreft middelengebruik dient erop te worden gewezen dat de prevalentie van regelmatig druggebruik (tweederde van alle PIJ-ers) en alcohol (eenderde) hoog is. Er is al sprake van een groep met zowel problematisch drug- als alcoholgebruik; dit is een combinatie die kan leiden tot onvoorspelbaar agressief gedrag. Met het strafrecht komen PIJ-ers al op jonge leeftijd in aanraking. Gemiddeld beginnen ze op ongeveer 13-jarige leeftijd met het plegen van delicten en op ongeveer hun 14e jaar met het plegen gewelddadige delicten. Ook het aantal gepleegde delicten ligt hoog. Dit totaalbeeld van de PIJ-ers maakt duidelijk dat de behandelinrichtingen voor 56
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
een uiterst zware en moeilijke taak staan. Moeilijk omdat aanknopingspunten voor behandeling schaars zijn. Bij de meeste PIJ-ers is immers sprake van een stapeling van problemen zoals een problematische thuissituatie, verstandelijke beperkingen, een slecht ontwikkeld probleembesef en geweten, psychiatrische problematiek en weinig sociale vaardigheden. Bij pogingen om bij deze groep jongeren duurzame gedragsveranderingen te bewerkstelligen zijn garanties op succes niet te geven. In hoeverre is bovenstaande, hoogproblematische profiel van de PIJ-ers over de periode 1995-2005 stabiel gebleven? Vertonen de meer recente jaarcohorten een minder ongunstig profiel of juist niet? Geconcludeerd kan worden dat het totaalbeeld tamelijk constant is gebleven, namelijk een onverminderd hoog niveau van ernst en omvang van problemen op alle levensterreinen. Toch zijn er twee gebieden aan te wijzen die over het geheel genomen wel een positieve trend laten zien. Dat is ten eerste de opvoedingssituatie en het milieu waarin de PIJ-ers zijn opgegroeid. Voor wat betreft een aantal opvoedingsaspecten is het beeld in de meer recente jaarcohorten duidelijk minder ongunstig geworden. Een tweede positieve verandering kan worden aangetoond voor wat betreft het gedrag van PIJ-ers tijdens hun verblijf in de inrichting. Voor beide terreinen geldt echter dat de problematiek nog steeds omvangrijk en ernstig is. De meest opvallende specifieke verandering die zich in de eerste tien jaar van de PIJ-maatregel heeft voorgedaan is de daling van de intellectuele capaciteiten van de PIJ-ers in de cohorten 2000-2005 ten opzichte van de cohorten 1995-1999. Over de laatste vijf jaar genomen bedraagt het aantal PIJ-ers met een IQ-score lager dan 85 (categorie zwakbegaafd + verstandelijk beperkt) maar liefst 44%. 4.2
Aanbevelingen In deze laatste paragraaf worden een aantal aanbevelingen geformuleerd over de dossiervorming van PIJ-ers, de FPJ-database, de FPJ-Lijst en verder onderzoek. Na elke aanbeveling volgt steeds een korte toelichting. Aanbeveling 1:
Bij de opbouw van PIJ-dossiers dient meer aandacht te worden besteed aan uniformiteit en volledigheid bij het beschrijven van de kenmerken en achtergronden van de jongeren.
Toelichting: De scoring van de kenmerken en achtergronden van de PIJ-ers is uitgevoerd op retrospectieve wijze, dat wil zeggen achteraf. Daarbij is gebleken dat de rapporteurs Pro Justitia bij hun persoonlijkheidsonderzoek en de behandelaars in de inrichting in hun behandelrapportages niet steeds alle kenmerken en achtergronden van de jongeren op uniforme wijze hebben beschreven. Het is ook niet altijd volledig gebeurd, dat wil zeggen dat niet altijd consequent is aangegeven of een kenmerk wel of niet aanwezig is. Dat is te betreuren, want uniformiteit en volledigheid dragen bij aan de overall kwaliteit van de gegevens en hebben dus een positief effect op de kwaliteit van diagnostiek, behandeling en risicotaxatie; en het komt ook de kwaliteit van de database ten goede die weer voor verder onderzoek wordt gebruikt. Voor een deel zijn de gegevens in de FPJ-database ontleend aan informatie van de rapporteurs Pro Justitia van het Nederlands Instituut voor Forensisch Psychiatrie en Psychologie. Recentelijk is door het NIFP een format van vragen ontwikkeld dat dient te zorgen voor meer uniformiteit bij de dossieropbouw. Dit is een positieve ontwikkeling. Voor een ander deel zijn de gegevens in de FPJ-database ontleend aan informatie afkomstig van behandelaars in de inrichtingen. Ook daar is recentelijk een positieve beslissing genomen om in alle inrichtingen de SAVRY26 af te nemen. Dit zal ten goede komen aan de kwaliteit van de FPJ-database aangezien de SAVRY grote 26 SAVRY staat voor Structured Assessment of violent Risk in Youth.
57
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
overlap vertoont met de FPJ-Lijst. Een alternatief is om in alle inrichtingen tijdens het schrijven van behandelrapportages de FPJ-Lijst, of het scoreformulier van de FPJ-lijst, als checklist ernaast te houden. Aanbeveling 2:
Leg in de dossiers de behandelvoortgang van PIJ-ers voldoende nauwkeurig vast en leg dit voortaan vast in de FPJ-database.
Toelichting: Op dit moment geeft de FPJ-database een profiel van de PIJ-ers vanaf hun vroege jaren tot aan de fase dat hun behandeling in de inrichting start. De database biedt echter geen inzicht in de vraag of dit profiel gedurende de behandeling verandert. Worden PIJ-ers gedurende hun verblijf in de inrichting bijvoorbeeld sociaal vaardiger, verbetert hun impulscontrole en/of raken ze gemotiveerder voor school? Informatie hierover is van essentieel belang om een indicatie te verkrijgen van de meerwaarde van de behandeling. Momenteel zijn landelijk twee instrumenten in gebruik die daarop zijn gericht, te weten de TVA27 en de SAVRY. Het is van groot belang dat de gegevens die op basis van deze instrumenten wordt verkregen systematisch en voldoende nauwkeurig in de dossiers worden vastgelegd. Wanneer dit in voldoende mate het geval is dan dient de FPJ-database uitgebreid te worden met deze voortgangsmetingen. Bij een eerder uitgevoerde poging op 60 PIJ dossiers om een aantal dynamische variabelen herhaald te meten bleek een fijnmaziger scoring, – dan met categorieën 0,1,2, – zeer moeilijk (Beijersbergen, 2006). Aanbeveling 3:
Leg informatie over kenmerken en achtergronden van PIJ-ers op digitale wijze vast.
Toelichting: Het digitaliseren van dossiers levert veel tijdwinst en, op lange termijn, ook kostenbesparingen op: er is geen vervoer van dossiers nodig, geen opslagplaatsen, geen wachttijden, en het doen van onderzoek op basis van dossiergegevens wordt eenvoudiger en biedt extra mogelijkheden. Om een databestand handzaam te houden en toch compleet zou het goed zijn om nieuw te verzamelen dossiermateriaal geheel digitaal aan te leveren. Dan is ook makkelijker te controleren of er onderdelen ontbreken. Deze kunnen dan worden opgevraagd op een moment dat de benodigde informatie of kennis nog aanwezig is bij de aanleverende instantie. Aanbeveling 4:
Om de diagnostiek, behandeling en risicotaxatie van PIJ-ers te kunnen verbeteren is in de toekomst veel nader onderzoek gewenst. De FPJ-database biedt daartoe uitstekende mogelijkheden.
Op basis van dit onderzoek is een beeld verkregen van wellicht de meest problematische groep jongeren die we in Nederland kennen: de PIJ-ers. Dit beeld strekt zich uit over een periode van tien jaar. Dit heeft veel informatie opgeleverd, maar roept tegelijkertijd allerlei vragen op die nog niet beantwoord zijn. Zo is nog grotendeels onbekend hoe de samenhang is tussen de diverse geconstateerde problemen. Wat is bijvoorbeeld de precieze rol van middelengebruik met betrekking tot delictgedrag? Welke rol speelt psychiatrische problematiek bij PIJ-ers? Wat zijn de behandelmogelijkheden van PIJ-ers met een verstandelijke beperking? Deze vragen zijn alle van belang voor verbetering van de huidige behandelpraktijk, maar op dit moment nog verre van adequaat beantwoord. Naarmate de FPJdatabase zich doorontwikkelt en verder uitbreidt wordt de hoeveelheid gegevens groter en ontstaat een steeds bredere en betere basis voor verder onderzoek. 27 TVA staat voor Taken en Vaardigheden van Adolescenten (Van de Knaap e.a, 2004).
58
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Literatuur
Eerdere rapporten PIJ studies Werkgroep Pilotstudy PIJ-dossiers: van ’t Hoff, Brand, van Parijs, van Heerde (2002). Pilotstudy PIJ-dossiers. Logica: van woord naar getal. Den Haag: Dienst Justitiële Inrichtingen. Brand, E.F.J.M. & Heerde, W.K. van (2004). Handleiding FPJ – lijst. Forensisch Profiel Justitiële Jeugdigen. Den Haag: Dienst Justitiële Inrichtingen. Werkgroep Pilotstudy PIJ-dossiers: W.K. van Heerde en E.F.J.M. Brand (2004). Pilot Study PIJ-Dossiers 2003A: Vormen van Betrouwbaarheid. Den Haag: Dienst Justitiële Inrichtingen. Heerde, W.K. van & Mulder, E. (2005). Rapport PIJ-dossiers 2003-B. Praktijkevaluatie FPJ-lijst & SAVRY te Eikenstein en FORA. Brand, E. (2005). Onderzoeksrapport PIJ-Dossiers 2003C. Predictieve validiteit van de FPJ lijst. Den Haag: Dienst Justitiële Inrichtingen. Oostervink, I. & Brand, E.F.J.M. (2005). OTS en PIJ: profielen vergeleken. Den Haag: DJI, Concernstaf Uitvoeringsbeleid, Afdeling Informatieanalyse en Documentatie. Bullens, R., Oostervink, I. & Brand, E. (2006). Samenplaatsing van jongeren met een OTS- of PIJ-maatregel: wenselijk of niet? In: T.I. Oei & M.S. Groenhuijsen (Red.) Capita Selecta van de Forensische Psychiatrie anno 2006. pag. 251-268. Deventer: Kluwer. Mulder, E.A., Marle, H.J.C., Bullens, R.A.R. & Brand, E.F.J.M. (2007). Recidivism in serious juvenile offenders. Risk factors for overall recidivism and seriousness of recidivism. Presentation IALMH & EFCAP symposium, Padua, 28 juni 2007. Tests, Diagnostiek Achenbach, T.M. & Edelbrock, C.S. (1983). Manual for the Child Behavior Checklist and Profile. Burlington: University of Vermont. Augimeri, L., Koegl, C.J., Webster, C.D. & Levene, K.S. (2001). Early Assessment of Risk for Boys (EARL-20B) version 2. Toronto: Earlscourt Child & Family Court. Borum, R, Bartel, P. & Forth, A. (2002). SAVRY Structured Assessment for Violence Risk in Youth. San Diego: Specialized Training Services Brand, E. & Emmerik, J. van (2001). Handboek Forensisch Psychiatrische Profielen. Handleiding FP40. Den Haag: Ministerie van Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen, afdeling CUB-ID. Bullens, R.A.R., Horn, J. van, Eck, A.M. van & Das, J. (2005). J-SOAP D. De Nederlandse vertaling en bewerking van de J-SOAP II (Juvenile Sex Offender Assessment Protocol II, Prentky & Righthand, 2000). Utrecht: Forum Educatief. Comité Instrumentarium Forensische Psychiatrie (2000). Risicotaxatie in de Nederlandse psychiatrie: Een Nederlands instrument in ontwikkeling. (HKT-30 versie 0) 59
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Forth, A.E., Hart, S.D. & Hare, R.D. (in press). The Psychopathy Check List: Youth Version. Unpublished test manual, Multi-Health Systems. Knaap, L. M. van der, Beenker, L.G.M., & Bijl, B. (2004). TVA: Vragenlijst Taken en Vaardigheden van Adolescenten: handleiding. Duivendrecht: PI Research. Lodewijks, H.P.B., Doreleijers, Th.A.H., Ruiter C. de & Wit de-Grouls H. (2006). SAVRY Handleiding voor de gestructureerde risicotaxatie van gewelddadig gedrag bij jongeren. Assen: Van Gorcum Webster, C.D., Douglas, K.S., Eaves, D. & Hart, S.D. (1997). HCR-20: Assessing risk for violence (version 2). Vancouver: Mental Health, Law, & Policy Institute, Simon Fraser University. Werkgroep Risicotaxatie Forensische Psychiatrie (2002). Handleiding HKT-30 versie 2002. Risicotaxatie in de Forensische Psychiatrie. Overig Beijersbergen, K.A. (2006) De PIJ-maatregel. Een onderzoek naar behandeleffecten en de relatie hiervan met recidive. Scriptie Jeugdcriminologie, Erasmus Universiteit Rotterdam Boendermaker, L. (2006). Aan de slag! Wat is er nodig voor jongeren in de justitiële jeugdinrichtingen? Lezing Congres ‘De toekomst van de justitiële jeugdinrichtingen’, Zwolle, 8 juni. Brief van de staatssecretaris van Justitie, vergaderjaar 2007-2008, 24587 en 31215, nr. 246. Detentie, behandeling en nazorg criminele jeugdigen. Brink, W. van den (1989). Meting van DSM-III persoonlijkheidspathologie: betrouwbaarheid en validiteit van de SIDP-R en as II van de DSM-III. Groningen: RUG. Inspectie voor Sanctie Toepassing, Inspectie Jeugdzorg (2007) Jeugddetentie, nazorg en reclasseringstoezicht casus R. Inspectierapport. Den Haag: Ministerie van Justitie, Inspectie voor de Sanctietoepassing (IST). Kordelaar, W. van (2007). Eenduidig zicht (van redactiewege). Sancties, 2007, 6, 309-311. Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (20006). Van Pij naar Bij, advies over de verbetervoorstellen ten aanzien van de PIJ-maatregel. Den Haag: Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming. Slot, N.W. (2006). Voor straf beschermd. Inleiding studiemiddag ‘Jeugdbescherming en jeugdstrafrecht: naar een scheiding van de Siamese tweeling?’ georganiseerd door de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Scheveningen, 21 maart 2006. Tweede kamer der Staten Generaal, (2007). Detentie, behandeling en nazorg criminele jeugdigen. Rapport van de Algemene Rekenkamer. Tweede Kamer der Staten Generaal, vergaderjaar 2007-2008, nr 31215.
60
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Bijlagen
Bijlage 1: Betrokkenen FPJ-database project Bijlage 2: Afstudeerscripties op basis van PIJ dossiers stage Bijlage 3: Scoringsformulier FPJ-lijst Bijlage 4: Overzicht van overlap items van de FPJ-lijst met andere instrumenten Bijlage 5: Volledigheid dossiergegevens Bijlage 6: Middelengebruik nader beschouwd Bijlage 7: Samenvattend overzicht van hoogst scorende FPJ-items
61
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
62
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Bijlage 1 Betrokkenen FPJ-database project
Opdrachtgevers Drs. H. Butselaar – DJI, Sectordirecteur Justitiële Jeugdinrichtingen Drs. G. Fornaro – DJI, Hoofd Uitvoeringsbeleid sector JJI Projectcoördinatie en -uitvoering: Dr. E. Brand – DJI, Afdeling Informatieanalyse en Documentatie (projectcoördinator) Drs. W. van Heerde – DJI, medewerker Afdeling Informatieanalyse en Documentatie Dr. A. van den Hurk – DJI, onderzoekscoördinator Mevr. Drs. E. Mulder – Erasmus Universiteit Medisch Centrum, assistent in opleiding Drs. H. Valstar – DJI, medewerker Afdeling Informatieanalyse en Documentatie Leden begeleidingscommissie Prof. mr. dr. C. Bijleveld – hoogleraar strafrecht en criminologie VU Amsterdam Mevr. dr. M. Blom – coördinator PIJ-programma WODC Prof. dr. R. Bullens – hoogleraar forensische kinder- en jeugdpsychologie VU Amsterdam Prof. dr. Th. Doreleijers – hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie VU Amsterdam Dr. N. Duits – kinder- en jeugdpsychiater en portefeuillehouder Jeugd NIFP Mevr. dr. L. van der Knaap – onderzoeker WODC Dr. H. Lodewijks – directeur behandeling Jeugdinrichting Rentray Prof. dr. H. van Marle – hoogleraar forensische psychiatrie Erasmus MC Rotterdam Mevr. mr. I. Otting-Noordhoek – senior beleidsadviseur Justitieel Jeugdbeleid MvJ Mevr. drs. M. Padmos – beleidsmedewerker Directie Sanctie- en preventiebeleid MvJ Drs. GJ. Terlouw – beleidsmedewerker Justitieel Jeugdbeleid MvJ Prof. dr. R. Vermeiren – hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie LUMC Leiden Drs. P. Wentink – inrichtingspsycholoog JJI De Heuvelrug locatie Eikenstein Dr. K. Swierstra – DJI, hoofd Afdeling Informatieanalyse en Documentatie (voorzitter)
63
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Bijlage 2 Afstudeerscripties op basis van PIJ dossiers stage
E.A. Mulder – Ontwikkelings- en onderwijspsychologie, Vrije Universiteit Leiden Onderzoek naar de rol van risicofactoren, middelengebruik en criminaliteit in groepsverband bij PIJ-ers. A. Fonkert – Pedagogiek, Universiteit Utrecht De voorspellende waarde van FPJ items op delictrecidive. I. Oostervink – Orthopedagogiek, Vrije Universiteit Amsterdam Samenplaatsing? Een onderzoek naar de verschillen in risicofactoren, tussen OTSen PIJ-jongeren. G.L. van de Waterbeemd – Forensische Psychologie, Universiteit Leiden De Invloed van opvoeding en milieufactoren op de persoonlijkheidsontwikkeling en delinquent gedrag. N.B. van der Krogt – Klinische & Gezondheidspsychologie, Universiteit Leiden Meisjes en Jongens met een PIJ-maatregel. Verschillen in opvoeding en delicten. S. Veldhuizen – Klinische Psychologie, Erasmus Universiteit Rotterdam Psychopathie bij Adolescenten die geplaatst zijn in een Justitiële Jeugdinrichting. De relatie met ADHD. K.A. Beijersbergen – Jeugdcriminologie, Erasmus Universiteit Rotterdam De PIJ-maatregel. Een onderzoek naar behandeleffecten en de relatie hiervan met recidive. M. Vink – Criminologie, Erasmus Universiteit Rotterdam Etniciteit en PIJ. Een vergelijking tussen allochtone en autochtone jongeren met een PIJ-maatregel J.M.N. Schrover – Forensische Criminologie, Universiteit Leiden Licht ontvlambaar. Onderzoek naar brandstichters met een PIJ-maatregel. N. Laan – Klinische Psychologie, Vrije Universiteit Amsterdam Een onderzoek naar risicofactoren voor agressieve incidenten in Justitiële Jeugdinrichtingen bij jongens met een PIJ-maatregel. S. Nafie – Psychologie, Erasmus Universiteit Rotterdam Marokkaanse jongens met een PIJ-maatregel. Een onderzoek naar het opgroeimilieu, de persoonskenmerken en het delictgedrag van Marokkaanse jongens met een PIJ-maatregel M. Geschiere – Forensische Criminologie, Erasmus Universiteit Rotterdam School en ernstige delinquentie. Een onderzoek naar de samenhang tussen schoolfactoren en kenmerken van het delictgedrag bij jongens met een PIJmaatregel. I.M.A.E. van Vlimmeren – Orthopedagogiek, Universiteit Leiden Middelengebruik onder jeugddelinquenten. Een onderzoek naar het gebruik van alcohol en drugs door jongens met een PIJ-maatregel; de relatie met de gepleegde delicten en psychiatrische problematiek. 64
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Y.C. Viergever – Orthopedagogiek, Vrije Universiteit Amsterdam Pesten en PIJ. Afwijzing en victimisatie bij jongens met een PIJ-maatregel. C. Nankoe – Onderwijs & Ontwikkelingspsychologie, Erasmus Universiteit Rotterdam Jeugdige zedendelinquenten. S. Surjadi – Klinische Psychologie, Universiteit van Amsterdam Opvoeding, beïnvloedbaarheid en groepsgedrag.
65
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Bijlage 3 Scoringsformulier FPJ-lijst
DOMEIN 1: DELICTVERLEDEN 1. Delictverleden
SCORE A. niet-gewelddadige delicten
aantal
B. gewelddadige delicten
aantal
2. Delictcomponenten* A. ooit vermogensdelict
0
1
B. ooit geweldsdelict
0
1
2
3
C. ooit seksueel delict
0
1
2
3
D. ooit brandstichting
0
1
4
3. Leeftijd 1e criminele niet-gewelddadige gedrag
Leeftijd in jaren
4. Leeftijd 1e gewelddadige gedrag
Leeftijd in jaren
5. Groepsdynamiek
A. gepleegde delicten solo
aantal
B. gepleegde delicten in groep
aantal
DOMEIN 2: OPVOEDING / MILIEU
SCORE
6. Eerdere uithuisplaatsingen
A. door problemen jongere
0
1
?
B. door problemen ouder
0
1
?
7. Aanvang probleemgedrag in jeugd
0
1
2
?
8. Aanwezigheid / bereikbaarheid van de ouders
0
1
2
?
9. Adoptieproblematiek
0
1
2
?
10. Afwijzing door leeftijdgenoten
0
1
2
?
11. Consistentie van opvoeding
0
1
2
?
12. Coöperatief gedrag – problemen met autoriteit
0
1
2
?
13. Oriëntatie op crimineel milieu
0
1
2
?
14. Criminaliteit van de ouders / andere gezinsleden
0
1
2
?
15. Grensoverschrijdend gedrag: Mishandeling
A. door ouder
0
1
2
?
B. door ander
0
1
2
?
16. Grensoverschrijdend gedrag: Verwaarlozing door ouder
0
1
2
?
17. Grensoverschrijdend gedrag: Seks. Misbruik A. door ouder
0
1
2
?
B. door ander
0
1
2
?
18. Geweld in gezin
0
1
2
?
19. Eerdere hulpverleningscontacten
0
1
2
?
20. Abnormale gezinssituatie
0
1
2
?
21. Escalerende gezinssituatie (recent, acuut)
0
1
2
?
22. Slechte binding met school / werk
0
1
2
?
23. Verslavingsproblematiek ouders
0
1
2
?
24. Leerproblemen
0
1
2
?
25. Psychiatrische problematiek van de ouders
0
1
2
?
26. Toename van dreiging (personen/activiteiten)
0
1
2
?
27. Dreiging om in de prostitutie te belanden
0
1
2
?
?
DOMEIN 3: Delictsituationele factoren
SCORE
28. Delictsituatie – medicatiestop psychose
0
1
2
29. Delictsituatie: A. middelengebruik ten tijde van delict
0
1
2
B. alcohol ten tijde van delict
0
1
C. druggebruik ten tijde van delict
? ?
0
1
33. Delictsituatie, relationeel
0
1
2
? ?
34. Pedoseksualiteit
0
1
2
?
35. Seks, zoeken naar slachtoffer
0
1
2
?
* = Ontleend aan de WARG dat staat voor Werkgroep Afstemming Registratie Gegevens in de TBS. De WARG systematiek wordt gebruikt in het TBS-informatiesysteem MITS.
66
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
DOMEIN 4: Psychologie & Functies
SCORE
36. Empathische vermogens
0
1
2
?
37. Gewetensfuncties
0
1
2
?
38. Ik-sterkte
0
1
2
?
39. Impulscontrole
0
1
2
?
40. Probleembesef / Probleeminzicht
0
1
2
?
41. Seksuele problemen
0
1
2
?
42. Intelligentie
Gemiddelde
A. Totaal IQ, Verbaal IQ, Performaal IQ B. Type intelligentietest
0 – 8**
DOMEIN 5: Psychiatrie & Stoornissen
SCORE
30. Verslavingsproblematiek:
A. Alcohol
0
B. Aantal dagen alcohol per maand
0 - 30
31. Verslavingsproblematiek:
1 1
2
?
2
?
A. Drugs
0
B. 1e middel
2 – 20***
C. aantal keren gebruik per maand 1e middel
0 – 60
D. 2e middel
2 – 20***
E. aantal keren gebruik per maand 2e middel
0 – 60
32. Verslavingsproblematiek: Gokken
0
1
2
?
34. Pedoseksualiteit
0
1
2
?
43. ADHD (aandachtstekort / hyperactiviteitsproblemen)
0
1
2
?
44. Angst
0
1
2
?
45. Depressie (afgelopen jaar)
0
1
2
?
46. Hersenorganische stoornissen
0
1
2
?
47. Ontwikkeling richting persoonlijkheidstrekken type B
0
1
2
?
48. Agressie, blijvende woede
0
1
2
?
49. Autisme problematiek
0
1
2
?
50. Psychotische symptomen
0
1
2
?
51. Sadisme
0
1
2
?
DOMEIN 6: Sociaal / Relationeel
SCORE
52. Antisociaal gedrag op de afdeling
0
1
2
?
53. Negatieve cognities
0
1
2
?
54. Netwerk: emotionele steun
0
1
2
?
55. Netwerk: totale netwerk
0
1
2
?
56. Relationele vaardigheden
0
1
2
?
57. Prosociale betrokkenheid: secundair netwerk
0
1
2
?
58. Sociale vaardigheden
0
1
2
?
DOMEIN 7: Gedrag tijdens verblijf JJI
SCORE
59. Coping: vermijdend gedrag bij probleemsituaties
0
1
2
?
60. Coping: negatieve copingmanieren
0
1
2
?
61. Coping: gebrek aan positieve copingmanieren
0
1
2
?
62. Contact: vertrouwen en openheid
0
1
2
?
63. Gebrek aan medewerking
0
1
2
?
64. Incidenten: agressie in de inrichting
0
1
2
?
65. Motivationele factoren
0
1
2
?
66. Redzaamheid
0
1
2
?
67. Positieve gerichtheid op school / werk
0
1
2
?
68. Ontvluchten / onttrekken aan toezicht
0
1
2
?
**
Er zijn acht antwoordcategorieën: 0= WAIS-III; 1=GIT; 2= WISC-R; 3=WISCIII-R; 4=WAIS; 5 SON-R; 6=RAVEN; 7=Verkorte GIT; 8=Overig. *** De antwoordcategorieën 2-20 betreffen allerlei middelen die in vijf groepen zijn onderverdeeld: opioïden, stimulatia, medicijnen, hallucinogenen en overig.
67
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Delictverleden Leeftijd 1e crimineel gedrag Leeftijd 1e gewelddadig gedrag Eerdere uithuisplaatsingen Aanvang, probleemgedrag in jeugd Aanwezigheid, bereikbaarheid ouders Adoptieproblematiek Afwijzing door leeftijdsgenoten Consistentie van opvoeding Coöperatief gedrag / problemen met autoriteit Oriëntatie op crimineel milieu Criminaliteit ouders / andere gezinsleden Mishandeling door ouders Verwaarlozing (geestelijk, lichamelijk) Seksueel misbruik in jeugd Getuige geweest van geweld in gezin Eerdere hulpverleningscontacten Abnormale gezinssituatie Slechte binding met school Leerproblemen Delictsituatie, medicatiestop, psychose Delictsituatie, middelengebruik ttv delict Verslavingsproblematiek: alcohol Verslavingsproblematiek: drugs Verslavingsproblematiek: gokken Delictsituatie, relationeel (relatie slachtoffer) Pedoseksualiteit Zoeken naar slachtoffer Seks, zoeken naar slachtoffer Empatische vermogens Gewetensfuncties Ik-sterkte Impulscontrole, impulsiviteit probleembesef & -inzicht Seksuele problemen, ontwikkeling Intelligentie. Totaal, verbaal, performaal IQ ADHD (aandachtstekort / hyperactiviteit) Angst Depressie & suïcidepoging/ automutilatie Hersenorganische stoornissen, medicatie Persoonlijkheidstrekken type B Agressie, blijvende woede Autistisme problematiek Psychotische symptomen Sadisme, verkrachting Antisociaal gedrag op afdeling Negatieve opvattingen, attitude Netwerk,emotionele steun Netwerk: omvang totale netwerk Relationele vaardigheden Prosociale betrokkenheid: secundair netwerk Sociale vaardigheden Coping: vermijdend gedrag bij probleemsituaties Coping: negatieve copingmanieren Coping: gebrek aan positieve copingmanieren Contact: vertrouwen, openheid Gebrek aan medewerking Incidenten: agressie in inrichting Motivationele factoren, positief tov interventie Redzaamheid Positieve gerichtheid op school Ontvluchten/ ontrekken aan toezicht
+ + + + + +
+
+ + +
+
+
TVA
+
+ + +
J-SOAP
+ +
+
+ + +
CBCL
+
FP40
+ + +3) + + +
PCL-YV
01, 02, 05 03 04 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 e.a. 2) 22 24 28 29 30 31 32 33 34 35 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68
HCR-20
1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 5 5 5 3 5 3 3 4 4 4 4 4 4 4 5 5 5 5 5 5 5 5 5 6 6 6 6 6 6 6 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7
omschrijving
SAVRY
FPJ-lijst Domein1) Itemnr.
HKT-30
Bijlage 4 Overzicht van overlap FPJ-items met items uit andere instrumenten
+ + + + + + + + + +
+ +
+
+
+
+ +
+
+
+
+
+ +
+ +
+
+ + + +
+ + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + + +
+ + +
+ + +
+
+ +
+
+ + + + +
+ + + +
+
+ + +
+ +
+ +
+
+
+ + +
+ +
+
+ +
+
+ + + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + +
+ +
+ +
+
+ +
+
+ +
+
+
+
+ + + +
+ + + + + +
+ +
+ +
+
1) 1 = delictverleden; 2 = opvoeding en milieu; 3 = delictsituatie en verslaving; 4 = psychologie; 5 = psychiatrie; 6 = sociaal relationeel; 7 = gedrag in JJI. 2) ‘20 e.a.’ = itemnr. 20, 21, 23, 25, 26, 27 3) ‘+’ = betreffende FPJ-item komt ook voor in instrument in de vorm van een item, meerdere items of als schaal.
68
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Bijlage 5 Volledigheid dossiergegevens
DOMEIN 1: Delictverleden
%
DOMEIN 4: psychologie / functies
%
Aantal niet gewelddadige delicten
0
Empathische vermogens
1
Aantal gewelddadige delicten
0
Gewetensfuncties
1
Ooit vermogensdelict
0
Ik-sterkte
2
Ooit geweldsdelict
0
Impulscontrole
1
Ooit zedendelict
0
Probleembesef / Probleeminzicht
2
Ooit brandstichting
0
Seksuele problemen
2
Lft. 1e criminele niet-gewelddadige delict
0
Intelligentie
20
Lft. 1e gewelddadige gedrag
0
Aantal gepleegde delicten solo
-
Aantal gepleegde delicten in groep
-
DOMEIN 5: psychiatrie en stoornissen
%
Verslavingsproblematiek: alcohol DOMEIN 2: opvoeding / milieu Eerdere uithuisplaatsingen door jongere
% 1
8
Verslavingsproblematiek: drugs
5
Verslavingsproblematiek: gokken
3 1
Aanvang probleemgedrag
2
Pedoseksualiteit
Aanwezigheid ouders
1
ADHD (aandachtstekort, hyperactiviteit)
0
Adoptieproblematiek
0
Depressie (<1 jaar)
1
Afwijzing door leeftijdgenoten
4
Hersenorganische stoornissen
6
Consistentie van opvoeding
2
Persoonlijkheidstrekken richting type B
1
Problemen met autoriteit
1
Agressie, blijvende woede
1
Oriëntatie op crimineel milieu
2
Autistisme problematiek
0
Criminaliteit gezinsleden
8
Psychotische symptomen
1
Sadisme, verkrachting
1
Mishandeling door ouders
7
Mishandeling door ander
6
Verwaarlozing
2
DOMEIN 6: sociaal / relationeel
Seksueel misbruik door ouders
3
Antisociaal gedrag op afdeling
2
Seksueel misbruik door ander
7
Negatieve cognities
3
Getuige van geweld in gezin Eerdere hulpverlenerscontacten
13 0
%
Netwerk: totale netwerk
3
Relationele vaardigheden
4
Abnormale gezinssituatie
2
Prosociale betrokkenheid: secundair network:
4
Escalerende gezinssituatie
1
Sociale vaardigheden
1
Slechte binding school / werk
2
Verslaving ouders
7
DOMEIN 7: gedrag tijdens verblijf JJI
Leerproblemen
3
Coping: vermijdend gedrag probleemsituaties
Psychiatrisch probleem ouders
12
Coping: negatieve copingmanieren
% 5 5
Toename van dreiging
1
Coping: gebrek aan positieve copingmanieren
Dreiging van prostitutie
1
Contact: vertrouwen & openheid
7
Gebrek aan medewerking
2
DOMEIN 3: Delict-situationele aspecten Aantal delicten solo Aantal delicten met groep Middelengebruik tijdens delict
%
10
Incidenten: agressie in inrichting
5
0
Motivationele factoren
6
0
Redzaamheid
6
Positieve gerichtheid op school / werk
6
Ontvluchten/ onttrekken toezicht
1
20
Delictsituatie, relationeel
1
Seks, zoeken naar slachtoffer
2
69
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Bijlage 6 Middelengebruik nader beschouwd
Tabel 6.1: Aantal PIJ-ers dat regelmatig of vaak middelen heeft gebruikt (N=1090) Middelen:
aantal
%
215
20
- heroïne
15
1
- morfine
0
0
- methadon
1
0
- overige opioïden (opiaten)
1
0
- cocaine
97
9
- amfetamine
73
6
8
1
- benzodiazepinen (angstremmers)
4
0
- slaapmiddelen
3
0
- psychopharmaca (anti-sychotica)
1
0
- overige medicijnen
2
0
117
10
8
1
573
53
2
0
25
2
- crack
1
0
- vluchtige middelen
1
0
- overige middelen
1
0
Alcohol - alcohol opioïden
Stimulantia
- overige opwekkende middelen Medicijnen
Hallucinogenen - XTC-achtigen - LSD - cannabis - PCP - overige hallucinogenen Overig
Tabel 6.2: Combinatie van gebruik misbruik van alcohol en drugs Middel Geen alcohol Regelmatig alcohol Vaak alcohol totaal
70
Geen drugs
Soms drugs
Vaak drugs
totaal
N
%
N
%
N
%
N
%
336
33%
201
20%
144
14%
681
78%
46
4%
95
9%
125
12%
266
26%
6
0%
16
2%
63
6%
85
8%
388
37%
312
31%
332
32%
1032
100%
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
Bijlage 7 Overzicht van hoogst scorende FPJ-items
In deze tabel zijn alleen de FPJ-items opgenomen met antwoordcategorieën 0,1,2. De getallen meest links zijn de FPJ-nummers.
71
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
72
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
73
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
74
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
75
10 jaargangen PIJ-ers | Kenmerken en Veranderingen | december 2008
76