Aan de Minister van Infrastructuur en Milieu mevrouw drs. M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus p/a Centrum voor Publieksparticipatie Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Postbus 30316 2500 GH DEN HAAG
Utrecht, 13 september 2011 Betreft: zienswijze ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Onze referentie: MB/idu/110913.157 Contactpersoon: Maarten van Biezen
Mevrouw de Minister, Graag brengen wij via dit schrijven de zienswijze in op de ontwerp-Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van Stichting Natuur en Milieu, De12Landschappen, Milieudefensie, Natuurmonumenten, De Natuur en Milieufederaties, Landschapsbeheer Nederland, Vogelbescherming Nederland, De Vlinderstichting en de stichting Verantwoord Beheer IJsselmeer. Teleurgesteld hebben wij kennis genomen van de ontwerp-Structuurvisie. Onze centrale boodschap is dat de structuurvisie een hele smalle interpretatie geeft van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en dat het Rijk de mogelijkheden die deze wet biedt onvoldoende gebruikt. Daarnaast zijn wij van mening dat het Rijk haar verantwoordelijkheid moet nemen als gaat om een leefbaar Nederland. Dit is namelijk ook een rijksbelang. Wij pleiten voor een sterkere regie als gaat over het tegengaan van verrommeling, versnippering, ontgroening en verstedelijking van Nederland en het tegengaan van de negatieve gevolgen van meer (auto)mobiliteit. Het door u gewenste „excellente vestigingsklimaat‟ wordt daardoor ondermijnd. Milieu, natuur en landschap staan in ons land onder grote druk van verstedelijking, infrastructuur en intensieve landbouw. Extra inspanningen zijn nodig om weerstand te bieden aan die druk, zo adviseren rijksplanbureaus al jaren. Maar milieu, natuur en landschap zijn nu geen integraal onderdeel van de Structuurvisie. De Structuurvisie beschrijft namelijk op deze vlakken vooral wat het Rijk niet meer wil doen. Wij vinden dat de Structuurvisie ook een inhoudelijke visie op landschap, natuur en milieu moet bevatten, zodat we met elkaar kunnen blijven werken aan een mooi en een gezond Nederland. Het Rijk vertrouwt erop dat de provincies en gemeenten de nationale belangen goed meewegen in hun beslissingen. Wij vinden, net als bijvoorbeeld het Planbureau voor de Leefomgeving in haar ex-ante evaluatie van de SVIR, dat dit vertrouwen op doorwerking van nationale belangen in plannen van provincies en gemeenten zeer risicovol is. Het Rijk kan die belangen in onze ogen niet alleen overlaten aan provincies en
gemeenten, maar moet de decentrale overheden heldere kaders bieden voor hun ruimtelijke afwegingen en plannen. Het is immers de optelsom van al die lokale afwegingen en keuzes die maakt dat de kwaliteit van natuur en landschap en de realisatie van (inter-)nationale milieudoelen erop vooruit of achteruit gaan. Nederland is een klein land, dat door vele mensen en organisaties met uiteenlopende belangen wordt gebruikt. Het is daarom belangrijk dat de rijksoverheid daarin ordenend optreedt en de handhaving goed regelt. Wie echter deze ontwerp-Structuurvisie leest, ziet dat het Kabinet sterk wil bezuinigen op haar verantwoordelijkheid voor nationale belangen betreffende de leefomgeving van burgers en bedrijven en dat deze nu eenzijdig is gericht op (korte termijn) economie en faciliteren van mobiliteit. In onze zienswijze gaan we in op de zes hoofdpunten waar de Structuurvisie in onze ogen alsnog invulling aan moet geven: 1. Heldere nationale ruimtelijke- en milieukaders, inclusief toezicht 2. Unieke landschappen verdienen rijksbescherming: Nature ports 3. Realiseer de snelwegen voor de natuur (EHS & Robuuste Verbindingen) 4. Samenhang tussen ruimtelijke inrichting en duurzame mobiliteit, passend bij Europese (klimaat-)doelen 5. Milieukosten als integraal onderdeel van de SVIR en investeringsbesluiten 6. Ruimte voor transitie naar duurzame energie Pas als het tekort op deze hoofdpunten is weggewerkt kan er evenwicht komen tussen people, planet en profit. Dat aandacht voor een goede en duurzame leefomgeving hard nodig is, blijkt ook uit de recent uitgebrachte Monitor Duurzaam Nederland 2011 van CBS, CPB, PBL en SCP. De grootste negatieve trend die daarin wordt gesignaleerd is de afname van biodiversiteit in ons land. Maar ook ten aanzien van andere beleidsterreinen waarschuwen de planbureaus ervoor dat "sommige aspecten van deze kwaliteit van leven niet kunnen worden gehandhaafd", ten koste van volgende generaties. Nederland moet dus duurzamer! Ook uw eigen Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur waarschuwt in haar advies van 8 juni jl. voor onderschatting van het belang van de „quality of life‟. Nederland heeft nu nog een aantrekkelijke groene leefomgeving om in te wonen en in te investeren, maar om dat aantrekkelijke land te blijven, moeten de drie P‟s in evenwicht tot ontwikkeling komen. De mainports en brainports zijn niets zonder een mooi landschap, een rijke natuur dichtbij huis en duurzame toekomstvaste mobiliteit. De SVIR moet daar vanzelfsprekend een kader voor bieden. Wij willen daar graag onze bijdrage aan leveren. Samenhang met herziening omgevingsrecht Een rijksvisie op bescherming van natuur, milieu en landschap is des te belangrijker nu de Rijksstructuurvisie niet los kan worden gezien van de geplande herziening van het omgevingsrecht, zoals de Minister heeft aangekondigd in haar „Beleidsbrief eenvoudig beter‟ van 14 juni 2011. De Minister geeft daarin aan dat voor een goede werking van de Omgevingswet de doelen voor de leefomgeving helder moeten zijn vastgesteld (p. 3). Zij verwijst daarbij naar de SVIR. Een dergelijk helder toetsingskader ontbreekt echter in de SVIR. Wij zijn van mening dat in de ontwerp-Structuurvisie de doelen voor behoud en versterking van de kwaliteit van de leefomgeving onvoldoende vastlegt. Niet alleen de SVIR mist daardoor een inhoudelijk toetsingskader, maar ook de Raamwet Omgevingsrecht. Gebiedsgerichte opmerkingen In de bijlage treft u een lijst met opmerkingen aan op de gebiedsgerichte hoofdstukken en de bijbehorende kaarten (zie bijlage).
1.
Zorg voor heldere nationale ruimtelijke- en milieukaders, inclusief toezicht
De Minister wil onder meer de bescherming van Nationale Landschappen, de rijksbufferzones en de natuurmonumenten schrappen, en zij wil het verstedelijkingsbeleid en zorg voor de ecologische hoofdstructuur aan de provincies en gemeenten overlaten. Wij realiseren ons dat decentralisatie en zelfsturing krachtige principes kunnen zijn voor de ruimtelijke ordening. Maar ze zullen er ook toe leiden dat lokale of private belangen eenzijdig gaan domineren, en leiden tot verlies van kwaliteit. Juist daarom zijn voor behoud en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit en voor het gebruik van de instrumenten die ter beschikking staan voor het Rijk, heldere en samenhangende kaders en strategische ruimtelijke keuzes nodig. Die bevat de SVIR nu niet. 2
Ook een provincie kan – via haar structuurvisie met een verordening, of een reactieve aanwijzing – kaders stellen. De ervaring leert echter dat niet alle provincies een verordening hebben en dat de manier waarop die wordt ingezet heel wisselend is. Dit leidt tot willekeur, onduidelijkheid en frictie bij overheden, bedrijven en burgers. Ons pleidooi voor rijkskaders is geen brevet van onvermogen voor provincies en gemeenten: decentrale overheden zijn prima in staat om de regie bij de uitvoering van ruimtelijke projecten op zich te nemen. Maar dat kan niet zonder kaders van het rijk. Ten eerste omdat die aan de provincies en gemeenten een duidelijke richting geven om regionaal en lokaal tot een goede afweging te komen en ten tweede omdat diverse opgaven en ontwikkelingen van nationaal en/of internationaal belang zijn. Wij zullen beide punten toelichten. De VROM inspectie beoordeelt nu jaarlijks duizenden bestemmingsplannen, projectbesluiten en structuurvisies op de borging van nationale ruimtelijke belangen. In maart 2011 werd duidelijk dat één derde van de decentrale plannen, waarbij nationale belangen aan de orde zijn, heeft geleid tot bijsturing door het rijk, omdat één of meerdere nationale belangen niet goed in het plan waren opgenomen (Trendanalyse beoordeling ruimtelijke plannen 2010, I&M maart 2011). Dat was vooral het geval in gebieden waar de ruimtedruk groot is. Adviezen en zienswijzen van de inspectie zijn vervolgens bijna allemaal overgenomen en hebben geleid tot betere borging van de nationale belangen. Met de SVIR wordt een hele reeks nationale belangen geschrapt (zie kader). Het is dan ook te verwachten dat met het afschaffen van de rijksinspectie op decentrale plannen en de handhaving daarvan op deze punten, de ruimtelijke kwaliteit van met name het buitengebied verder achteruit zal gaan. Wij verzoeken u dringend om een actieve toetsing van bestemmingsplannen projectbesluiten en structuurvisies te handhaven, inclusief toezicht op de handhaving van bestemmingsplannen, op zijn minst in het buitengebied. Decentrale plannen worden straks niet meer getoetst op de volgende Nationale Ruimtelijke Belangen: Versterken ruimtelijke kwaliteiten, bundeling infrastructuur en vervoersstromen, op orde brengen en houden van regionale watersystemen ter bescherming van het land tegen wateroverlast, bundeling verstedelijking (verdichtingpercentages, locatiebeleid, balans rood/groen/blauw, bundeling verspreid glas, planologisch kader buitengebied), vrijwaring rijksbufferzones van verder verstedelijking, bestemming en nadere ontwikkeling leefgebieden van (inter) nationaal beschermde soorten, vitaliteit van het groene hart, behoud, -beheer en versterking nationale landschappen en het tegengaan van grootschalige ontwikkelingen hierbinnen, groen in en om de stad en specifieke gebiedsgerichte integrale afwegingen.
Voorbeelden van opgaven en ontwikkelingen van (inter-)nationaal belang zijn de samenhang tussen verstedelijking en bereikbaarheid, tussen verstedelijking en landschap, tussen groeiregio‟s en krimpregio‟s en tussen waterveiligheid en landschap. Maar ook waar het gaat om (inter-)nationale doelen rond ruimtelijke inrichting in relatie tot biodiversiteit, luchtkwaliteit en klimaatemissies. In de SVIR komen deze zaken vooral sectoraal aan bod, en niet in onderlinge samenhang. Doordat de ruimtelijke en milieukaders op nationaal niveau in de SVIR nu ontbreken, zal het landschap verder verstedelijken en verrommelen, en zal de (vracht-)automobiliteit sneller groeien, met negatieve effecten voor de milieuambities van Nederland. Gebaseerd op onze ervaringen – en op studies van bijvoorbeeld het Planbureau voor de Leefomgeving – is de verwachting dat gemeenten sneller toestemming geven voor verdere bebouwing. Daardoor wordt sluipenderwijs de open ruimte volgebouwd en de ruimtelijke kwaliteit aangetast. Wij vinden dit ook een rijksbelang, waar het Rijk haar verantwoordelijkheid in moet nemen. In het plan-MER wordt dit risico eveneens onderkend. Ten tijde van de Nota Ruimte wilde het toenmalige Kabinet ook reeds besluiten tot beëindiging van het beleid voor de rijksbufferzones. Dat leidde gelijk al tot planvorming voor een groot aantal bouwlocaties in deze gebieden. Op aandrang van de Tweede Kamer zijn de rijksbufferzones toen gehandhaafd (PBL 2011). Het enige kader dat in de SVIR is opgenomen is de duurzame verstedelijkingsladder. Een prima instrument, als het goed wordt toegepast. De verstedelijkingsladder beperkt zich echter tot een motiveringsvereiste, waarbij decentrale overheden een eigen afweging moeten maken. Controle op de toepassing ontbreekt echter. Er zal niet worden toegezien op de doorwerking ervan in bestemmingsplannen. Dit is niet logisch, want op het moment dat het Rijk dergelijke algemeen geldende ordeningsprincipes opneemt, zal zij ook zorg moeten dragen voor de borging daarvan. Wij vinden het daarom noodzakelijk dat naast de provincies ook het Rijk toeziet op de juiste toepassing en handhaving van de verstedelijkingsladder, anders is het een krachteloos instrument.
3
Het Milieueffectrapport (plan-MER) van de SVIR laat de bandbreedte van de mogelijke effecten van de decentralisatie van het verstedelijkingsbeleid zien. De conclusie is dat die uitwerking heel onzeker is, afhankelijk van de vraag of decentrale overheden wel of geen aanvullend verstedelijkingsbeleid zullen voeren. Het scenario „geen aanvullend verstedelijkingsbeleid‟, en dat is heel wel voorstelbaar, leidt tot onzorgvuldig ruimtegebruik, meer suburbane woongebieden, krimpregio‟s die tegen beter weten in flink blijven bouwen, sterke verspreiding van functies, een toename van het aantal voertuigkilometers en emissies en een afname van de biodiversiteit. Door het gebrek aan rijkskaders zullen sommige provincies geen aanvullend verstedelijkingsbeleid voeren en sommigen misschien wel. De optelsom leidt tot een onevenwichtige ruimtelijke ordening met onnodige negatieve effecten op de leefkwaliteit in ons land, waaronder het economisch vestigingsklimaat. Hetzelfde geldt voor de planning van het aanbod van bedrijventerreinen en kantoren. De ene provincie ziet in dat er wordt gebouwd voor de leegstand met verloedering als resultaat. Deze provincie grijpt in, herstructureert en snijdt in de plancapaciteit. Als de buurprovincie dit niet doet heeft dit wijze beleid geen effect. De markt van bedrijventerreinen en kantoren trekt zich immers niets aan van provinciegrenzen. Wij vragen daarom aan het u het Convenant Bedrijventerrein van Rijk-IPO-VNG wél te effectueren en de benodigde sturingsinstrumenten op te nemen in de SVIR. Wij kunnen niet anders concluderen, dan dat het verstedelijkingsvraagstuk – zeker in relatie tot andere opgaven – wel degelijk een nationaal belang is, waarvoor het rijk dus concrete en samenhangende kaders moet stellen. Dit is iets anders dan dat het Rijk op de stoel van de provincies en gemeenten gaat zitten! Binnen deze kaders geven gemeenten en provincies op hun eigen schaalniveau uitwerking aan regionale en lokale plannen. De kaders – en de handhaving ervan – borgen dat zorgvuldig ruimtegebruik tot stand komt. In ons standpunt staan wij niet alleen. De Raad voor de Leefomgeving adviseert het rijk om richtinggevende kaders op te stellen die duidelijkheid scheppen voor andere overheden. Het Planbureau voor de Leefomgeving wijst in haar ex-ante evaluatie SVIR op het belang van een duurzame langetermijnvisie en strategische ruimtelijke keuzes. Die visie en keuzes ontbreken nu in de SVIR. Wij vragen u dus uitdrukkelijk: 1. te onderkennen dat het verstedelijkingsvraagstuk (inclusief rijksbufferzones) een Nationaal Belang is en die in de SVIR als zodanig te benoemen; 2. daarom in de SVIR heldere ruimtelijke en milieukaders te stellen voor deze Nationale Belangen, gebaseerd op strategische keuzes en de onderlinge samenhang tussen opgaven; 3. in de Barro / AMvB Ruimte deze kaders juridisch te borgen. Inconsistent beleid voor het IJsselmeergebied Het rijk is niet consistent in haar ruimtelijk beleid t.a.v. het IJsselmeergebied. Met de SVIR is het IJsselmeergebied geen gebied meer van Nationaal Ruimtelijk Belang, maar een decentrale opgave. Tegelijk valt het gebied onder de Natura 2000 regelgeving vanwege de unieke natuurwaarden. De SVIR geeft dan ook aan dat het een gebied van (inter-)nationaal belang is (p.65). Tegelijk legt het rijk stevige claims op het gebied: energievoorziening (het IJsselmeergebied is als zoekgebied aangewezen voor windenergie, netwerk- infrastructuur), weg- en waterinfrastructuur (IJmeerverbinding), buitendijkse ontwikkelingen (het rijk faciliteert dit door de compensatie voor waterberging los te laten) en peilstijging in het IJsselmeer (wat een enorme impact heeft op de randen van het IJsselmeer). Dit leidt alleen maar tot een dubbele aanspraak op de ruimte (vanuit de regio en vanuit het rijk), tot conflicterende belangen en tot verdere verrommeling van het gebied, met grote risico’s voor de unieke natuurwaarden.
2.
Nature ports: Unieke landschappen verdienen rijksbescherming
Ons exclusieve landschap heeft geen prioriteit meer bij het rijk. Beleid en de bescherming worden overgelaten aan provincie en gemeente. Dit is in onze ogen slecht voor Nederland. Wij vrezen dat lokale en korte termijnkeuzes zullen prevaleren. En er wordt geen budget meegeleverd. Dit leidt tot verrommeling van het landschap, achteruitgang van biodiversiteit en verslechtering van het vestigingsklimaat. We stellen voor om nature ports van nationaal belang in de Structuurvisie op te nemen in ieder geval bestaande uit de Nationale Landschappen en rijksbufferzones die onder grote verstedelijkingsdruk staan.
4
Nationale Landschappen zijn opgericht om unieke landschappen die van nationale en internationale waarde zijn, te behouden en te ontwikkelen. Voor veel mensen zijn dit aantrekkelijke landschappen, groene longen om op adem te komen vanuit het drukke dagelijkse stedelijke bestaan. Het is ons nationale erfgoed, net als de schilderijen van Rembrandt en Van Gogh. Rijksbufferzones liggen in stedelijke gebieden en zijn bedoeld om het landschap open te houden. Grootschalige woningbouw en industrie zijn hier niet toegestaan, hier wordt ruimte gegeven aan toerisme, natuur en landschap. De Nationale Landschappen en rijksbufferzones zijn in onze ogen net als de main-, brain- en greenports gebieden van nationaal belang, die ook bijdragen aan de Nederlandse concurrentiekracht. Nederland beschikt over unieke landschappen die nergens anders op de wereld voorkomen en die voor veel mensen en bedrijven aantrekkelijk zijn. Daarnaast bieden deze landschappen de noodzakelijke ruimte voor het behoud van biodiversiteit in ons land. Het wellicht meest bekende Nationale Landschap is het Groene Hart. Dit Nationale Landschap vereist Rijkssturing, ook al omdat het provincieoverstijgend is. Veenweidegebieden (veelal niet behorend tot het Natura 2000-netwerk) zijn op wereldschaal zeldzaam –ze zijn ook nog eens typisch Hollands, maar ze worden tegelijk bedreigd door stedelijke druk en voortgaande bodemdaling. In die veenweidegebieden bevinden zich internationaal belangrijke weidevogelpopulaties. In het Milieueffectrapport wordt geconcludeerd dat door het wegvallen van de nationale planologische status van en regelgeving voor de Nationale Landschappen deze weidevogelpopulaties mogelijk zullen afnemen (pag. 8). Dit terwijl het al slecht gaat met de weidevogels in Nederland. Het loslaten van de nationaal planologische bescherming in deze weidevogelgebieden is in strijd met de verplichting van Nederland op grond van de Europese Vogelrichtlijn om deze soorten in een goede staat van instandhouding te brengen. Het wegvallen van Rijksbescherming zou de laatste klap voor weidevogels kunnen betekenen. Wij maken ons hier ernstig zorgen over en verzoeken u de planologische bescherming van deze gebieden te handhaven. Benadrukt moet worden dat een mooi landschap ook nog eens een belangrijke bijdrage levert aan het vestigingsklimaat van bedrijven, gezondheid, beleving en welzijn. Het Advies van de Task Force Financiering Landschap Nederland, getiteld “Landschap verdient beter!” van november 2008 toont dit ook expliciet aan. Ook de ex-ante evaluatie van het PBL (2011) benadrukt het belang van de kwaliteit van de leefomgeving voor het woon – en werkklimaat in Nederland. Nature ports van nationaal belang, naast de main-, brain-, en greenports, met uniforme nationale kaders, waarbinnen de provincies de regie voeren, zijn nodig voor het behoud van het unieke Nederlandse landschap en onze nationale identiteit. In de nature ports worden (delen van) Nationale Landschappen en rijksbufferzones opgenomen, met voldoende middelen voor het beheren en ontwikkelen van landschapswaarden en natuurgebieden. Het ligt voor de hand om hierbij in ieder geval te denken aan de Nationale Landschappen en rijksbufferzones die onder grote verstedelijkingsdruk staan, zoals delen van de Nationale Landschappen, zoals het Groene Hart, het Kromme Rijngebied ten oosten van Utrecht, de Veluwezoom, het Groene Woud en Zuid-Limburgs Heuvelland en rijksbufferzones als Waterland en Amstelland ten noorden en zuiden van Amsterdam, het gebied tussen Den Haag en Leiden en MiddenDelfland tussen Den Haag en Rotterdam. Het PBL (2011) bevestigt de grote risico‟s op verstedelijking. Het voornemen in de SVIR om het programma Groen en de Stad (GIOS) en de daarbij behorende recreatievoorzieningen om de stad (RodS) te laten vervallen, zal zeer slecht uitpakken voor de leefbaarheid, met name in de Randstad, waar het tekort aan aantrekkelijk groen al enorm is. Het gaat hierbij niet om een restrictief beschermingsbeleid, maar juist om een stimuleringsbeleid om burgers dichtbij hun eigen woonomgeving voldoende (groene) recreatiemogelijkheden te bieden. Het voorkomt onnodige reistijd in de auto én het levert een wezenlijke bijdrage aan de verbetering van het leefklimaat en van de ruimtelijke kwaliteit van stadsranden. Het Rijk zou hier haar stimulerende rol en verantwoordelijkheid moeten blijven oppakken. Laag Holland blijft open door beperking woningbouw Provincie Noord-Holland en de gemeenten wilden in de overlappende delen van Laag Holland en de rijksbufferzone Amsterdam - Purmerend woningbouw ontwikkelen. Het rijk heeft deze ontwikkeling echter tegen gehouden, omdat de grootschalige bebouwing in haar ogen niet noodzakelijk was om de groei van de eigen bevolking op te vangen. Uiteindelijk is afgesproken dat er 100 in plaats van 1000 woningen in dit gebied zullen worden gebouwd. Bij het wegvallen van de kaders, zou in dit gebied het oorspronkelijke aantal huizen weer worden gebouwd. 5
Landschapsinvesteringsfonds Om te zorgen dat uw voortvarende aanpak voor economie en bereikbaarheid gepaard gaat met een evenredige impuls in het landschap (“evenwichtig investeren)”), verzoeken wij u een landschapsinvesteringsfonds in te stellen (zie ook de IPO-zienswijze en Advies Taskforce Landschap). Aan iedere majeure economischinfrastructurele investering wordt dan de verplichting gekoppeld om even majeur in het omliggende landschap te investeren. Een dergelijk fonds staat geheel los van de wettelijk verplichte compensatie, die immers enkel netto schade aan natuur en landschap kan voorkomen. Geen megastallen in Nederland In de Structuurvisie ontbreekt een visie met betrekking tot megastallen, zoals onder meer is neergelegd in de Toekomstvisie Veehouderij en de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij. Het maatschappelijke en politieke ongenoegen over de voortgaande schaalvergroting en industrialisering van de veehouderij is groot. Uit twee dit jaar gehouden opinieonderzoeken blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking tegen megastallen is.1 Ook heeft een grote meerderheid van de Tweede Kamer zich begin dit jaar in moties uitgesproken voor een (tijdelijk) bouwverbod voor megastallen. Het moet anders, is het breed aanwezige gevoel: die schaalvergroting mag zo niet blijven doorgaan als we milieu, natuur, dierenwelzijn en de gezondheid van mens en dier ernstig nemen. De uitstoot van fosfaat, nitraat, ammoniak en fijn stof uit intensieve veehouderijbedrijven en megastallen leiden tot vermesting en verzuring en tot aantasting van de natuur en de volksgezondheid. Een landelijke wettelijk vastgestelde richtlijn die de maximale omvang van stallen vastlegt dient dan ook het verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) dat in de ontwerpStructuurvisie terecht als nationaal belang is benoemd. Een dergelijk verbod kan alleen worden geformuleerd op ruimtelijke gronden en mag daarom in deze visie niet ontbreken. De maximale omvang van een stal is een bouwblok van maximaal 1,5 hectare. Dat doen wij in navolging van onderzoeksbureau Alterra in zijn publicatie Megastallen in beeld (Alterra-rapport 1581, Wageningen, november 2007), vele provincies die de 1,5 ha als norm hanteren, en van de Tweede Kamer die deze definitie hanteert in de eerder genoemde motie. Daarnaast geldt een maximaal aantal dieren zoals vastgelegd in het Verbond van Den Bosch. Tot voor kort lag de politieke verantwoordelijkheid voor megastallen bij provincies en gemeenten en vond ook het maatschappelijk debat op dat schaalniveau plaats. Het door de Tweede Kamer ingestelde moratorium voor megastallen én de door Staatssecretaris Bleker van landbouw geëntameerde maatschappelijke dialoog heeft het megastallen debat terecht op een hoger en meer integraal niveau gebracht.
3.
Zorg voor snelwegen voor de natuur
Om weerstand te bieden aan de achteruitgang van de natuur is twintig jaar geleden de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) bedacht. Nu de realisatie daarvan net over de helft is, wil dit Kabinet een streep door die EHS-ambitie zetten. Het natuurbudget wordt met 60% gekort, de EHS-opgave wordt fors verkleind (“herijkt”) en de Robuuste Verbindingen tussen de belangrijkste natuurgebieden van Nederland worden geschrapt. Wij zijn het hartgrondig oneens met dit beleid, dat ten koste zal gaan van de biodiversiteit en van de aantrekkelijkheid van de Nederlandse leefomgeving. Wij vinden het cruciaal dat het natuurnetwerk integraal overeind blijft, inclusief Robuuste Verbindingen. Wij verzoeken u de weinig zeggende formulering van Nationaal belang 11 , “ Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur…”, conform de systematiek van Nationaal belang 1 en 5 te herformuleren tot: “ Een robuust nationaal netwerk voor natuur, inclusief daarbij benodigde verbindingen”. Om de EHS uiteindelijk goed te laten functioneren, is het van groot belang om ook de gebieden, waar het Kabinet de komende jaren geen geld voor heeft, een planologische basisbescherming te blijven bieden. Alleen zo kan effectief voorkomen worden dat verstedelijking en andere grootschalige ingrepen deze gebieden onomkeerbaar aantasten en daarmee het functioneren van de EHS ondermijnen. Wij verzoeken u dan ook dringend om de gehele EHS zoals die is vastgelegd in de Nota Ruimte en die afgelopen jaren is uitgewerkt in provinciale Structuurvisies, op te nemen in de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur.
1 NIPO februari 2011 in opdracht van Milieudefensie en onderzoek van Bureau Veldkamp mei 2011 in opdracht van het ministerie van EL&I, getiteld 'Opvattingen over megastallen. 6
In het bijzonder roepen wij u op om de twaalf Robuuste Verbindingszones, die onlosmakelijk deel uitmaken van de EHS, alsnog op de kaart van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur vast te leggen. Uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (“Herijking van de EHS: quick scan van varianten”), uit het MilieuEffectRapport bij deze Structuurvisie (o.a. bijlage V) en uit de Voortoets Natura 2000 blijkt dat het schrappen van de Robuuste Verbindingen leidt tot het niet halen van de biodiversiteitsdoelen en dat Nederland daardoor in strijd handelt met internationale verplichtingen voor biodiversiteit (Biodiversiteitsverdrag en Vogel- en Habitatrichtlijn). Letterlijk zegt Bijlage V (Onderbouwing voortoets) over de Natte As: „Het schrappen van de Robuuste Verbinding Natte As voor habitattypen en soorten die kenmerkend zijn voor water, rietmoeras, nat schraalland en moerasbos, kan leiden tot het niet of te laat bereiken van de geformuleerde instandhoudingsdoelen‟. Staatssecretaris Bleker zegt bij voortduring toe dat hij wil voldoen aan de internationale natuurverplichtingen. En ook de Structuurvisie (p. 51) geeft onomwonden aan dat „het essentieel is voor flora en fauna om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden‟. Maar dat wordt dan „vooral gerealiseerd via landbouwgebied en ander particulier beheerd groengebied‟ (p. 52). Wij stellen vast dat die aanpak geheel vrijblijvend is, in het steeds intensievere landbouwgebied helemaal niet gaat werken en daardoor volstrekt niet serieus genomen kan worden. De rijksoverheid ontloopt zo, na 20 jaar investeringen in behoud en herstel van biodiversiteit, haar verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid van Nederland. Door naast de snelwegen voor auto‟s, ook de „snelwegen voor de natuur‟ op de kaart op te nemen, komt u ook enigszins tegemoet aan de kritiek van het College van Rijksadviseurs dat het groenblauwe netwerk, naast het mobiliteitsnetwerk, meer aandacht verdient en van nationaal belang is. Uw Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur beschrijft dit treffend in haar advies: het schrappen van de robuuste verbindingen is „als het bouwen van treinstations zonder ze te verbinden met rails‟ . Robuuste Verbinding Natte As overeind houden De Natte As loopt van Lauwersmeer tot Zeeland. Het is een aaneenschakeling van natte natuur van nationaal belang. De Natte As is vanaf het begin de Robuuste Verbinding met de hoogste prioriteit geweest in het rijksbeleid. Deze heeft als doel het voorkomen van de achteruitgang van veel bedreigde planten- en diersoorten, zoals de otter en de grote vuurvlinder. Daarnaast zijn er doelen geformuleerd voor waterbeheer, tegengaan van bodemdaling, recreatie, cultuurhistorie extensievere landbouw; kortom: die Natte As dient een veelheid van belangen. De Natte As kan dan ook beschouwd worden als een ‘klimaatcorridor’, waardoor deze Robuuste Verbinding de hoogste prioriteit verdient (PBL, 2010). De ontwikkeling van deze Natte As of klimaatcorridor past uitstekend in de Nederlandse traditie van internationaal baanbrekende waterwerken.
Afzwakking van bescherming EHS in de Barro/AmvB Ruimte is ongewenst In een separate reactie van Natuurmonumenten mede namens andere natuur- en milieuorganisaties kunt u onze opmerkingen op de ontwerp-aanvulling van de AmvB Ruimte tegemoet zien.
4.
Duurzame mobiliteit vraagt om duurzame inrichting van Nederland
De ontwerp-Structuurvisie geeft aan dat de Nederlandse mobiliteit duurzamer wordt door meer samenhang van robuuste mobiliteitssystemen. Ook wordt sterk de nadruk gelegd op (Europees) bronbeleid in de Structuurvisie. In onze ogen zijn dit inderdaad stappen die bijdragen aan een duurzaam mobiliteitssysteem. De ruimtelijke inrichting van Nederland zou de ontwikkeling richting duurzame mobiliteit moeten ondersteunen. De SVIR zal echter leiden tot meer automobiliteit (tot 70% in de mainportgebieden!) en remt het oplossen van de milieuproblemen van mobiliteit. Een visie op duurzame mobiliteit ontbreekt. De SVIR is vooral gericht op het maximaal faciliteren van mobiliteit, met miljardeninvesteringen in aanleg en verbreding van wegen. In onze ogen is dit een heilloze strategie, die de leefbaarheid van ons land voor toekomstige generaties en voor natuur en landschap op het spel zet. Het PBL stelt in de ex ante evaluatie van de SVIR (p.31) dat “de kans om via het Nederlandse ruimtelijk en mobiliteitsbeleid een bijdrage te leveren aan een duurzamer transport in de Structuurvisie onvoldoende wordt aangegrepen”. CO2-ambities voor verkeer, zoals in het Witboek Transport opgenomen2 worden niet gehaald. Het PBL stelt in de zelfde publicatie (p32): “ Voor de komende decennia wordt met het vastgestelde beleid grofweg een stabilisatie rond het huidige niveau voorzien”. Klimaatbeleid moet in onze ogen integraal 2050: 60% minder CO2 door de sector t.o.v. 1990. In 2030 moet er reeds 20% minder t.o.v. 2008. In 2030 moet alle binnenstedelijke distributie CO2-neutraal zijn en de helft van het autoverkeer. 2
7
onderdeel zijn van de keuzes die gemaakt worden in de SVIR. Het is pijnlijk en onaanvaardbaar dat dit Kabinet zelfs meent dat de klimaateffecten van de Structuurvisie niet behoeven te worden onderzocht. Bij duurzame mobiliteit hoort een duurzame ruimtelijke inrichting van Nederland en dat moet worden geregeld in de Structuurvisie. De ruimtelijke inrichting heeft grote invloed op het mobiliteitsgedrag van mensen, of men de auto gebruikt, het OV of de fiets. De Structuurvisie is bij uitstek een document voor toekomstvast beleid. Het is dan ook essentieel dat de nieuwe Structuurvisie rekening houdt met de routekaart 2050 (klimaat) en het Europees Witboek Transport., maar ook met krimpregio‟s, een dalende mobiliteitsvraag en op termijn een dalende bevolkingsomvang. Verdichting van bestaand stedelijk gebied en gerichte investeringen in regionaal OV en in fietsinfrastructuuren voorzieningen kunnen bijdragen aan de noodzakelijke transitie naar duurzame mobiliteit. In het plan-MER wordt zelfs geconstateerd dat een multimodale-aanpak alleen zin heeft als er bundelingsmaatregelen plaatsvinden; anders zijn het desinvesteringen. Maar bundeling, verdichting en verstedelijking zijn nu net thema‟s waar het rijk geen visie en kaders over formuleert. De Structuurvisie ondersteunt de Europese Roadmap naar een samenleving met minder CO2 uitstoot dus niet en werkt zelfs contrair daar aan. Vooral de extra investeringen die zijn aangekondigd voor de verbreding van snelwegen zullen leiden tot extra mobiliteit en CO2 uitstoot. Stuitend is het dat volgens p. 41 wordt gekozen voor een algemene verbreding van het hoofdwegennet (van 2 naar 3 rijstroken), in plaats van een onderbouwde keuze voor uitbreiding op daadwerkelijke knelpunten. Een niet nader gemotiveerde verbreding van de snelweg tussen Groningen en de Duitse grens is daar een duidelijk voorbeeld van. Dit is vooral zo ernstig omdat die gestandaardiseerde verbredingen ook nog eens gepaard gaan met enorme vrijwaringszones zoals voorgesteld in de Ontwerp AMvB Ruimte, die ten koste gaan van andere ruimtelijke belangen. Wij maken hier bezwaar tegen. De druk op de bestaande knelpunten neemt verder toe door de verkeersaantrekkende werking van wegverbreding. De extra verkeersbewegingen tussen steden zorgen bovendien ook voor extra verkeer in binnensteden. Dit is problematisch voor de leefbaarheid, de luchtkwaliteit en de verkeersafwikkeling in deze gebieden en dreigt in het bijzonder ten koste te gaan van de ruimte voor voetgangers en fietsers. De ontwerp-Structuurvisie stelt dat niet alleen maatregelen voor capaciteitsuitbreiding nodig zijn, maar dat ook de vraag naar mobiliteit beïnvloed dient te worden. De beïnvloeding van de vraag wordt aangepakt door afspraken tussen werknemers en werkgevers te stimuleren. Prima! Maar de meest effectieve maatregelen zoals gerichte en innovatieve vormen van beprijzing worden niet genoemd in deze nota. In onze ogen mag prijsbeleid in een nota met een reikwijdte tot 2040 absoluut niet ontbreken. Ook missen wij gerichte beïnvloeding door middel van aanbod van kwalitatief hoogstaande OV-systemen. Waar in andere grote Europese steden met succes automobiliteit wordt teruggedrongen door de combinatie van prijsbeleid en OVaanbod, ontbreekt dit beleid in de SVIR. Veel van de geplande wegverbredingen lopen door natuurgebieden. Dit leidt tot verlies aan leefgebied en vergroting van de barrièrewerking. Wij verzoeken u om in elk geval een nieuw Ontsnipperingsfonds te vullen om te zorgen dat gelijktijdig met de aanpak van de weg ook maatregelen getroffen kunnen worden om de barrièrewerking van die weg te verminderen. Daarnaast maken wij bezwaar tegen het laten vervallen van het Nationaal Ruimtelijk Belang bundeling van infrastructuur en vervoerstromen. Juist dit uitgangspunt voorkomt onder andere onnodig ruimtebeslag. Uit de aanpak van de knelpunten op het spoor spreekt ambitie, maar de vraag is of deze ook waargemaakt zal worden. Het Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) kent een doelstelling voor spoorboekloos rijden. De huidige aanpak om trajecten aan te passen voor deze dienstregeling beperkt zich tot het efficiënter gebruiken van de bestaande infrastructuur, waardoor de belasting van de infrastructuur enorm toeneemt en de betrouwbaarheid steeds meer een probleem wordt. Juist dit is een situatie die vertragingen, storingen en uitval van treinen in de hand werkt. Een visie op het uitrollen van het Europees beveiligingssysteem ETCS zou in deze ontwerp-Structuurvisie niet misstaan. Ook de belangrijke spoorverbindingen buiten de Randstad vragen om een toekomstgerichte aanpak. Op het gebied van vrachtvervoer zet deze Structuurvisie vooral in op het vervoer over water. In onze ogen dient ook het vrachtvervoer over het spoor gestimuleerd te worden. Via de Betuweroute is voldoende capaciteit beschikbaar om het spoorvervoer vanuit zowel de Rotterdamse als de Amsterdamse havens nog sterk te laten 8
groeien. Inzet van het rijk is nodig om het goederenvervoer over de Betuwelijn te intensiveren en samen met Duitsland te zorgen voor een goede doorstroming. De capaciteit van onze vaarwegen is niet oneindig en daarom zouden beide modaliteiten (vervoer over spoor en water) even veel aandacht moeten krijgen als oplossing voor de leefbaarheidproblemen die vrachtvervoer over de weg veroorzaken. We vragen u: 1. om de Structuurvisie door te rekenen op klimaateffecten. 2. om de Structuurvisie aan te vullen met een visie op duurzame mobiliteit die aansluit bij de ambities uit het Witboek Transport en de Routekaart 2050 (ook voor 2030). 3. om de maatregelen uit de Routekaart 2050 voor de sector verkeer op te nemen in de Structuurvisie (waaronder kaders voor binnenstedelijk bouwen en prijsbeleid).
5.
Milieukosten van mobiliteit integraal onderdeel van investeringsbeslissingen
De Structuurvisie kijkt vooral naar de gebieden met de hoogste opbrengsten. In die gebieden wil het rijk vooral investeren (de main-, brain- en greenports). Ook de nog te ontwikkelen bereikbaarheidsindicator houdt alleen rekening met de bereikbaarheidsopbrengsten. Dit is een eenzijdig beeld, omdat ook de maatschappelijke kosten in deze gebieden een rol spelen. Deze maatschappelijk kosten worden veroorzaakt door de benodigde inpassingkosten en de toenemende milieudruk in gebieden: in steden door bijvoorbeeld luchtverontreiniging en geluidhinder, op het platteland door bijvoorbeeld ammoniak emissies. De Structuurvisie moet in onze ogen bijdragen aan het voorkomen of verminderen van maatschappelijke kosten. De milieukosten van mobiliteit liggen jaarlijks tussen de 2 en 8,5 miljard en de kosten voor verkeersveiligheid tussen de 12 en 22 miljard (KIM, Mobiliteitsbalans 2010). De filekosten, waar het Kabinet zich vooral op richt, zijn veel lager: tussen de 2,4 en 3,2 miljard. Het kan dus voor de maatschappij goedkoper zijn om te investeren in milieu en veiligheidsmaatregelen dan in bereikbaarheidsmaatregelen. In onze ogen moet de structuurvisie op de volgende wijze hier dan ook aandacht aan besteden: 1. Er moet in de SVIR een kaart worden opgenomen die een overzicht geeft van de milieudruk in gebieden en de daarmee verbandhoudende maatschappelijke kosten. Het terugdringen van deze kosten is onze ogen van nationaal belang, waarvoor in de Structuurvisie dan ook expliciete kaders moeten worden opgenomen; 2. De bereikbaarheidsindicator richt zich momenteel alleen op de omvang en de economische waarde van de mobiliteitsstromen (blz 39). In onze ogen dien ook de veroorzaakte maatschappelijke kosten (zie boven) en de te vermijden maatschappelijke kosten in de calculatie te worden meegenomen, zodat een evenwichtig beeld ontstaat.
6.
Realiseer transitie naar duurzame energie
In de ontwerp Structuurvisie geeft u aan dat een transitie naar duurzame energie noodzakelijk is. Dat doel ondersteunen wij van harte. Wij ondersteunen de doelstelling voor grootschalige windenergie op land en verwachten een actieve rol van het rijk voor realisatie daarvan. Wind op land is de goedkoopste manier om het 14% duurzame energiedoel van het kabinet te halen. Wij vinden het dan ook teleurstellend dat u geen concentratiegebieden voor Wind op land aanwijst inde SVIR. De zoekgebieden voor windenergie op de kaart Ruimte voor elektriciteitsvoorziening zijn nu te vrijblijvend. Deze zoekgebieden dienen sturend te zijn voor de nog op te stellen Structuurvisie Windenergie op land. Ook is het van belang om de zoeklocaties nu niet te klein te maken, omdat waarschijnlijk nog locaties afvallen in de loop van het traject. Uiteraard dienen per locatie de effecten op natuur en landschap goed in beeld gebracht te worden. Graag wijzen wij u in dit verband op onze gezamenlijke visie op windenergie, Geconcentreerde Windkracht in de Lage Landen (juli 2009). In de zoekgebieden zijn de Natura 2000-gebieden op land terecht uitgesloten, maar Natura 2000-gebieden op water niet. Dit betekent dat het IJsselmeer en Markermeer integraal als zoekgebied worden aangeduid. Terwijl dit ook Natura 2000-gebieden zijn en belangrijk voor vogels. Wij maken ernstig bezwaar om daarin zo'n grote opgave voor windenergie te projecteren, terwijl dit topgebied voor Nederlandse en internationale natuur is. 9
Bovendien gaat dit zeker leiden tot allerlei procedures. Daarom vragen wij u geen windparken in Natura2000gebieden aan te wijzen, ook niet op water. Naast de grootschalige windparken en zoekgebieden zijn er zeker ook kleinere parken mogelijk en nodig. Wij realiseren ons dat de regie hiervoor bij provincies ligt, maar wij vinden dat op zijn minst aangegeven moet worden dat hier ook een belangrijke opgave ligt. Om windenergie op grote schaal toe te passen is het tevens noodzakelijk dat het probleem met de radar spoedig wordt opgelost. Resumerend Wij vinden dat de SVIR nationale belangen rond natuur, landschap, verstedelijking en duurzame mobiliteit onvoldoende borgt. Wij roepen u op om een historische vergissing te voorkomen en de zorg voor de leefbaarheid van ons land serieus te verankeren in de Structuurvisie, conform onze bovengenoemde voorstellen. Een excellent vestigingsklimaat met main- en brainports, bestaat juist ook door de aanwezigheid van een aantrekkelijk landschap, rijke natuur dichtbij huis en een duurzame inrichting voor de mobiliteit. We vertrouwen erop dat onze zienswijze een rol zal spelen bij de definitieve besluitvorming. Voor een toelichting of vragen op deze brief kunt u natuurlijk altijd met ons contact opnemen. Contactpersoon is Maarten van Biezen, teammanager Mobiliteit en Ruimte (030-2348282) van Stichting Natuur & Milieu.
Hoogachtend, Stichting Natuur & Milieu
Vereniging Natuurmonumenten
De Natuur en Milieufederaties
Tjerk Wagenaar directeur
Jan Jaap de Graeff algemeen directeur
Ernest Briët portefeuillehouder Ruimte
Landschapsbeheer Nederland
De 12 Landschappen
Vereniging Milieudefensie
Arno Willems directeur
Hank Bartelink directeur
Hans Berkhuizen directeur
Vogelbescherming Nederland
De Vlinderstichting
St. Verantwoord Beheer IJsselmeer
Fred Wouters Directeur
Titia Wolterbeek Directeur
Flos Fleischer Directeur
Bijlage: Overige opmerkingen over de kaarten en gebiedsgerichte belangen/opgaven Cc Mevr. Drs. M.H. Schultz van Hagen-Maas Geesteranus De heer drs. M.J.M. Verhagen De heer J.J. Atsma De heer H. Bleker 10
Bijlage: Overige opmerkingen over de kaarten en gebiedsgerichte belangen/opgaven Daar waar onze reactie locatie gebonden onderwerpen betreft moet deze ook beschouwd moeten worden als reactie op de gelijknamige kaarten in de Barro. -
Militair Oefenterrein Oirschotse Heide: nu het Ministerie van Defensie de tanks schrapt, is er geen aanleiding meer om delen van het N2000-gebied Oirschotse Heide uit de EHS te houden/halen. Wij verzoeken u om de gehele Oirschotse Heide als EHS op te nemen.
-
Tegengaan bodemdaling in veenweidegebieden is nationaal belang: op blz. 47 staat dat het Rijk belang heeft bij het afremmen van de bodemdaling in veenweidegebieden. Gezien het feit dat het hier om een „tijdbom‟ gaat en de horizon van de Structuurvisie 2040 is, verzoeken wij u om het afremmen van deze bodemdaling al nationaal belang te benoemen, in elk geval als opgave bij de betreffende MIRT-regio‟s.
-
Bij de Gebiedsgerichte nationale belangen en opgaven ontbreekt als opgave van nationaal belang bij de Zuidvleugel/Zuid-Holland de instandhouding en versterking van groene longen (m.n. Groene Hart en Midden-Delfland) als cruciale factor voor het vestigingsklimaat. Het groentekort is hier al het hoogste van het land. Bij andere regio‟s (bv Brabant/Limburg) is dit (terecht) wel opgenomen. We verzoeken u om dit alsnog expliciet op te nemen.
-
Duinen zijn niet aangeduid als EHS: wij signaleren dat de duingebieden niet als EHS herkenbaar zijn op de kaart van de Nationale Hoofdstructuur en op de regionale kaarten. Wij verzoeken u dit te herstellen.
-
Wij stemmen in met de keuze van het kabinet om het integrale beleid voor de Waddenzee zoals vastgelegd in de PKB Derde Nota Waddenzee, te continueren. Op de kaart op blz. 65 (Gebiedsgerichte nationale belangen en opgaven Noord-Nederland) valt het ons op dat in het Lauwersmeer een aanduiding “waarborgen zoetwatervoorziening” staat. Die aanduiding is ook elders in de noordelijke kuststrook opgenomen. De aanduiding op de kaart in het Lauwersmeer kan leiden tot misverstanden. Definitieve besluitvorming over het toekomstig waterbeheer van het Lauwersmeer moet nog plaatsvinden. Vanuit natuurdoelstellingen kan een beperkt inlaten van zout water gewenst zijn om te voorkomen dat het gebied met bos dichtgroeit Wij verzoeken u daarom die aanduiding in het Lauwersmeer te schrappen.
-
We maken bezwaar tegen de ingetekende OV- en wegverbinding tussen Almere en Amsterdam door het IJmeer. De gewenste capaciteitsuitbreiding op het spoor kan in onze ogen ook gerealiseerd worden op het bestaande tracé over de Hollandse Brug. Uitbreiding van de wegcapaciteit is in onze ogen ongewenst. De Aantasting van het IJmeer en de daar aanwezige Natura-2000 gebieden zijn in onze ogen dus niet nodig, zeker gezien de pessimistische voorspellingen over de kansen van massale woningbouw in Almere.
-
Daarnaast signaleren wij dat de Nieuwe westelijke Oeververbinding (NWO) op de kaart indicatief is ingetekend halverwege tussen de beide te onderzoeken alternatieven, Oranjetunnel en Blankenburgtunnel. Wij zijn hartgrondig tegenstander van de Blankenburgtunnel, omdat die een forse aanslag zal betekenen op de groene long Midden-Delfland.
-
Vliegveld Twente: gezien de ligging van de sinds 2008 gesloten luchthaven Twente, midden in de EHS en op de rand van Nationaal Landschap NO-Twente, is de herstart van deze luchthaven zeer ongewenst. Bovendien is er een goed alternatief voor het voormalige luchthaventerrein ontwikkeld en kan veel beter geïnvesteerd worden in samenwerking met de nabijgelegen luchthaven Osnabruck. Wij verzoeken u deze luchthaven te schrappen uit de kaarten.
-
Het laten vervallen robuuste verbindingen is onverantwoord; het risico voor bestaande en nieuwe soorten is té groot en het gebied is te kwetsbaar (zie de resultaten van de neerwaartse trendstudie, uitgevoerd door Deltares). Het Rijk zou zich in de rijks- structuurvisie moeten uitspreken om zich in te spannen de harde scheiding tussen het zoete en zoute water door de Afsluitdijk te helpen verzachten.
-
IJsselmeergebied: het rijk is niet consistent in haar ruimtelijke beleid t.a.v. het IJsselmeergebied. Met de SVIR is het IJsselmeergebied geen gebied meer van Nationaal Ruimtelijk Belang, maar een decentrale opgave. Tegelijk valt het gebied onder de Natura 2000 regelgeving vanwege de unieke natuurwaarden. De SVIR geeft dan ook aan dat het een gebied van (inter-)nationaal belang is (p.65). Tegelijk doet het rijk 11
stevige claims op het gebied: energievoorziening (zoekgebied voor windenergie), weg- en waterinfrastructuur (IJmeerverbinding), buitendijkse ontwikkelingen (het rijk faciliteert dit door de compensatie voor waterberging los te laten), peilstijging in het IJsselmeer (enorme impact op de randen van het IJsselmeer). Dit kan alleen maar leiden tot een dubbele aanspraak op de ruimte (vanuit de regio, en vanuit het rijk) tot conflicterende belangen, en tot verdere verrommeling van het gebied, met grote risico‟s voor de unieke natuurwaarden. IJsselmeergebied met dus van nationaal ruimtelijk belang blijven. -
Ook moet het Rijk ten aanzien van het IJsselmeergebied geen besluiten nemen die de toekomstige veerkracht en klimaatadaptatie in de weg kunnen staan, zoals een natuurlijker peilbeheer onmogelijk maken door buitendijkse bebouwing toe te staan.
12