1 stap voOruit ONDERSTEUNINGS-
PROGRAMMA
ZWERFJONGEREN
Deze kaartenset bevat informatie over: 1 Het ondersteuningsprogramma zwerfjongeren 2 Inzicht in de doelgroep 3 Toegang tot hulp en onderdak 4 1 jongere, 1 plan, 1 begeleider 5 Gemeentelijke regie 6 Samenwerking met woningcorporaties en zorgverzekeraars 7 Zwerfjongeren praten mee 8 Inzet op preventie en de nieuwe Jeugdwet
Het Ondersteuningsprogramma zwerfjongeren is gefinancierd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Zwerfjongeren zijn feitelijk of residentieel daklozen onder de 23 jaar met meervoudige problemen. Feitelijk dakloos betekent dat een jongere geen eigen woonruimte heeft en daar ook geen uitzicht op heeft. Hij overnacht ofwel in de buitenlucht, in een noodopvang, of tijdelijk bij vrienden of familie. Jongeren die in de maatschappelijke opvang verblijven (residentiële daklozen) vallen eveneens onder de definitie. Deze voorzieningen (zoals pensions, nachtopvang) bieden namelijk geen stabiele basis voor jongeren. Uit: Zwerfjongeren, Aanpak en achtergrond voor beleid, brochure VWS (2011)
1
Ondersteuningsprogramma Zwerfjongeren Het Ondersteuningsprogramma Zwerfjongeren (Tour zwerfjongeren) van VWS is in 2012 gestart met als doel de 43 centrumgemeenten te ondersteunen in hun aanpak om deze jongeren weer op weg te helpen. Tien gemeenten werden geselecteerd op grootte en geografische spreiding: Alkmaar, Almere, Breda, Den Haag, Eindhoven, Enschede, ‘s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Nijmegen en Vlaardingen. Op basis van een positieve evaluatie in de zomer van 2012 kreeg de Tour een vervolg in Amersfoort, Amsterdam, Assen, Bergen op Zoom, Den Helder, Deventer, Doetinchem, Emmen, Gouda, Leiden, Maastricht, Oss, Utrecht, Venlo, Vlissingen en Zwolle. In totaal hebben 26 centrumgemeenten deelgenomen aan het programma.
Werkwijze Tour zwerfjongeren In elke gemeente is met behulp van een vragenlijst bepaald in welke fase de gemeente zit met de eerste opvang, een persoonsgerichte aanpak en een sluitende ketensamenwerking. Tijdens de zogeheten Zet-een-stap-dag werden de conclusies uit deze analyse besproken met de betrokken wethouder(s) en ambtenaren. Later op die dag werkten gemeente, maatschappelijke partners en zwerfjongeren uit welke stap vooruit de gemeente wilde zetten. Deze stap werd vertaald in een plan van aanpak en in een korte periode, met ondersteuning van het projectteam, uitgevoerd. Na een paar maanden volgde de evaluatie van zowel het resultaat als het proces.
resultaTen Tour De Tour zwerfjongeren heeft ervoor gezorgd dat ‘zwerfjongeren’ prominenter op de beleidsagenda zijn gekomen. De meeste centrumgemeenten hebben hun aanpak zwerfjongeren opgenomen in het Stedelijk/Regionaal Kompas of in een apart beleidsdocument. Met het Ondersteuningsprogramma zijn concrete knelpunten in het snel en integraal werken, in de vormgeving van de opvang of in de ketensamenwerking creatief opgepakt. Tegelijk zijn beperkingen zichtbaar geworden om hierin snel verder te komen: krappe financiële middelen, vermindering in ambtelijke capaciteit, ontbreken van politiek-bestuurlijke prioritering
en de focus die bij veel gemeenten ligt op de transities. Gemeenten zijn zelf aan zet om deze beperkingen het hoofd te bieden. Het projectteam meent echter dat steun vanuit VWS daarbij nodig blijft. Het projectteam ziet voor het ministerie nog de volgende faciliterende rol: • op de agenda houden van zwerfjongeren als aandachtsgroep. • blijven organiseren van bijeenkomsten, zoals de dag van de maatschappelijke opvang, met daarbij specifieke aandacht voor zwerfjongeren. • zekerstellen dat de aanpak zwerfjongeren op de agenda van (mede door VWS gesubsidieerde) expertisecentra (kennisinstituten) blijft staan. • in interdepartementaal overleg inbrengen van obstakels die zwerfjongeren belemmeren in het werken aan maatschappelijk perspectief zoals bijvoorbeeld de zoektijd Wwb, de toegang tot onderwijs en studiefinanciering in relatie tot schulden en huisvesting.
In deze set kaarten geven wij een caleidoscopisch overzicht van wat wij tegenkwamen aan praktijken en ontwikkelingen in de aanpak van zwerfjongeren. Dat doen we aan de hand van een aantal onderwerpen die volgens ons essentieel zijn bij de vormgeving van een goede aanpak van zwerfjongeren.
Kaart 2 gaat over nut en noodzaak van het verkrijgen van inzicht in de groep zwerfjongeren. Inzicht dat dé zwerfjongere niet bestaat helpt bij het zoeken naar effectieve aanpakken. Te vaak is tijdens de Zet-een-stap-bijeenkomst door zwerfjongeren uitgesproken dat ze niet wisten waar ze terecht konden met hun vraag om hulp en onderdak. Vandaar dat wij op kaart 3 ingaan op de organisatie van een meldpunt en de daarmee samenhangende organisatie van screening en eerste opvang. Steeds meer wordt 1 jongere-1 plan-1 begeleider als beleidslijn geformuleerd, wat ook de wens is van zwerfjongeren. Kaart 4 heeft deze wens tot onderwerp. De ketensamenwerking verloopt in veel gemeenten nog onvoldoende soepel. Regelmatig ontbreekt bij gemeenten het inzicht in werkprocessen van instroom tot nazorg. Opvanginstellingen binnen eenzelfde gemeente of regio screenen op verschillende wijzen. Vandaar dat wij op kaart 5 ingaan op de ketenaanpak. Enkele gemeenten zetten in op snel zelfstandig huisvesten met ambulante begeleiding. Samenwerking met woningcorporaties en zorgverzekeraars is daarbij essentieel. Kaart 6 is geïnspireerd door die noodzaak van samenwerking. Een van de opdrachten binnen de Tour zwerfjongeren was het betrekken van zwerfjongeren bij activiteiten in de gemeenten. Teveel wordt nog beleid gemaakt over de hoofden van zwerfjongeren heen, waardoor hun expertise onbenut blijft. Kaart 7 laat voorbeelden zien van hoe die betrokkenheid vorm kan krijgen. De transitie jeugdzorg biedt gemeenten veel kansen om dakloosheid bij jongeren te voorkomen. Hoewel preventie niet de focus van de Tour is, besteden we op kaart 8 aandacht aan de kansen die de transitie jeugdzorg biedt. Wij verwachten dat de kaarten de centrumgemeenten houvast bieden bij hun volgende stappen vooruit in de aanpak van zwerfjongeren. Het projectteam Tour zwerfjongeren
Bronnen Voor bronnen die we gebruikt hebben, verwijzen we naar de website www.1stapvooruit.nl. Daar kunt u ook meer informatie vinden over de processen en aanpakken in de bezochte gemeenten. Voor concrete informatie over de aanpak van zwerfjongeren verwijzen we naar de brochure van VWS ‘Zwerfjongeren. Aanpak en achtergrond voor beleid’ uit 2011 en de Handreiking voor gemeenten ‘Aanpak Zwerfjongeren problematiek’ (VNG, 2007).
2
INZICHT IN DE DOELGROEP
Inzicht in de omvang
De perspectiefvolle groep
Een belangrijke drijfveer voor het starten van de Tour zwerfjongeren waren de cijfers die in 2011 beschikbaar kwamen. Uit het telonderzoek dat VWS heeft laten uitvoeren bleek dat het aantal zwerfjongeren in 2010 op 8.000 (op jaarbasis) geschat kon worden (Brummelhuis e.a., Telling Zwerfjongeren, 2011). Tevens werd in dit onderzoek duidelijk dat een groot deel van de gemeenten geen actuele en continue registratie bijhoudt van het aantal zwerfjongeren. Dat bemerkten we in de Tour zwerfjongeren ook. Maar ongeacht de precieze aantallen is het duidelijk dat er een opgave ligt. Hierbij is het vooral nodig om de doelgroep te leren kennen. Wat willen en kunnen deze jongeren, wat hebben ze nodig aan zorg en ondersteuning en hoe organiseren we dat?
Het gaat hier om jongeren die met concrete en gerichte hulpverlening relatief snel en efficiënt geholpen kunnen worden. Jessy (17 jaar): Weggelopen van huis toen de nieuwe vriend van haar moeder haar begon te slaan. Logeert afwisselend bij vrienden en vriendinnen. Heeft een afgeronde VMBO-opleiding.
Profielen Om snel en goed maatwerk te kunnen leveren is het beter niet te spreken over zwerfjongeren in het algemeen. Niet elke zwerfjongere is hetzelfde. In het rapport ‘Ontwikkeling en toetsing van cliëntprofielen ter bevordering van doorstroom in de maatschappelijke opvang’ (Snoek, Van der Poel en Van de Mheen, 2008) wordt onderscheid gemaakt tussen de perspectiefvolle groep, de multiproblem/vallenen-opstaan groep en de zorggroep. Deze driedeling is gebaseerd op de problematiek van de jongere en de mate waarin hij/zij is aangesloten bij het ‘gewone burgerleven’. Voor dit laatste wordt gekeken naar de leefgebieden wonen, werken, relaties en identiteit. In de Tour zwerfjongeren is deze driedeling overgenomen. Drie fictieve persona’s geven elke groep zwerfjongeren een gezicht met een eigen Facebook- en Twitteraccount. Zie voor een uitgebreidere beschrijving van deze persona’s www.1stapvooruit.nl.
De vallen-en-opstaan groep In deze groep is sprake van jongeren die steeds opnieuw een hulpverlenings traject ingaan, vervolgens afhaken en zo weer op straat belanden. Giovanni (17 jaar): Door ouders al jong in de steek gelaten. Heeft alle mogelijke woonsituaties al gehad en is helemaal klaar met instanties. Kort lontje (ADHD).
De zorggroep Bij deze jongeren gaat thuisloosheid samen met ernstige problematiek: psychiatrische en/of verslavingsproblematiek, vaak in combinatie met geweld dadigheid. Thijs (19 jaar): Zijn ouders weten geen raad met hem. Ernstig in de war, wantrouwend naar alles en iedereen. Komt daardoor vaak in de problemen (drugs, geweld).
Jessy
Giovanni
Thijs
Het nut van profielen
Achtergrondprofielen
Het hanteren van profielen maakt het mogelijk tot een diversificatie in het aanbod te komen wat betreft wonen, hulpverlening en sociale dienstverlening. Met als winst een op de individuele jongere toegesneden, effectieve hulpverlening. In Vlaardingen is als onderdeel van de Tour, op basis van onderzoek, met behulp van de drie profielen een beeld opgebouwd van de problematiek van de zwerfjongeren in de regio Nieuwe Waterweg Noord. Alleen jongeren met het zwaarste profiel maken daar gebruik van de maatschappelijke opvang. In andere gemeenten, zoals Oss, Breda, Emmen, Almere en Zwolle zijn de profielen gebruikt om het gesprek met ketenpartners te structureren en te verhelderen. De profielen helpen om meer/beter te denken in maatwerkoplossingen.
De drie profielen zijn bedoeld om tot een gerichtere aanpak te komen; de profielen zijn gemaakt met een blik op de toekomst. De GGD Amsterdam komt op basis van onderzoek dat zij heeft verricht onder zwerfjongeren die in de jeugdzorg hebben gezeten tot een andere profilering. Zij kijken terug naar het verleden van de jongeren en maken zo onderscheid tussen jongeren die in beeld zijn gekomen vanwege eigen gedragsproblemen en jongeren met problemen in de opvoedsituatie: 1. De groep met een risico op afglijden vanwege welwillende maar onmachtige ouders, waarbij wel kansen en aangrijpingspunten voor hulpverlening leken te zijn; 2. De groep met zware problematiek bij de jongere zelf, waarbij de behandel motivatie ontbreekt, en die in beeld komt wegens ernstige gedragsproblemen of zware delicten; 3. Jongeren die opgroeien in een multiprobleemgezin, waarbij psychiatrische problemen, verslaving, geweld en criminaliteit binnen het gezin voorkomen; 4. Jongeren uit een multiprobleemgezin met een netwerkplaatsing (vaak de grootmoeder).
In enkele gemeenten (Leeuwarden, Nijmegen, Venlo en Emmen) is in de Tour de Zelfredzaamheidsmatrix (zie kaart 3) gebruikt om een beschrijving te maken van de groep jongeren in de opvang.
Nijmegen In beeld is gebracht wat voor jongeren bij SaM verblijven in de nachtopvang of het leerwerkhuis. Hiervoor is een vragenlijst gebruikt die naast het verkrijgen van feitelijke gegevens ook gericht was op het kunnen maken van een onderscheid in de groep. Daarvoor zijn vragen gesteld over de geestelijke gezondheid, verslaving, het sociale netwerk en de gezinsrelaties, in lijn met de Zelfredzaamheidsmatrix. De gemeente betrekt de opbrengst in haar denken over de wijze waarop de opvang van zwerfjongeren in de toekomst ingericht dient te zijn.
(GGD Amsterdam, Het voortraject van Amsterdamse zwerfjongeren. Risicofactoren en hulpverlening tijdens hun jeugd, 2012).
Dit onderscheid op basis van de voorgeschiedenis van jongeren helpt bij het vormgeven van een effectieve preventieve aanpak.
3
Toegang tot hulp en onderdak Elke gemeente staat voor eenzelfde opgave: regie op de ketenzorg voor zwerfjongeren. Het is wenselijk voor elke jongere op basis van een screening en met inzet van een begeleider een trajectplan op te stellen. Dit kan vanuit een centraal meldpunt worden gedaan. Dit klinkt simpel, maar de vormgeving ervan op lokaal niveau blijkt lastig.
Rondom de inrichting van een dergelijk punt is het projectteam veel discussies tegengekomen: waar moet het gevestigd worden, wil ‘centraal’ zeggen dat er ook decentrale punten moeten zijn en zo ja, welke en waar dan? Moet in dat meldpunt ook de screening plaatsvinden? Gebeurt de registratie centraal? Er werden ook randvoorwaarden genoemd: een meldpunt moet laagdrempelig en goed bekend zijn. Overigens niet alleen voor de jongeren zelf, maar ook voor anderen die willen melden/doorverwijzen. Dat kan de politie zijn of de sociale dienst waar de jongere aanklopt voor een uitkering. Soms worden outreachende werkers ingezet om in contact te komen met zwerfjongeren. Hoe dan ook, in de ogen van het projectteam moet duidelijk zijn voor jongeren en voor anderen: waar kun je als jongere naar toe als je dakloos bent/wordt en hulp nodig hebt? In de vormgeving onder de nieuwe Jeugdwet van de lokale toegang tot jeugdhulp, dient deze vraag ook voor zwerfjongeren beantwoord te worden.
Thuislozen Team Enschede Het Thuislozen Team biedt hulp aan jongeren in de leeftijd van 12 tot 25 jaar, die gedurende drie maanden geen vaste woon- en verblijfplaats hebben. De hulpverleners gaan naar plekken waar zich veel jongeren bevinden, zoals het stadscentrum, gokhallen, buurthuizen en coffeeshops. Hier leggen zij contact met jongeren en geven zij informatie over de hulp die geboden kan worden.
De onzichtbare groep In steeds meer gemeenten realiseert men zich dat er ook een kleine groep zwerfjongeren is die niet in beeld is. Een onzichtbare groep die geen gebruik maakt van voorzieningen en slaapt bij vrienden en kennissen. Veelal jongeren die vertrokken zijn uit jeugdzorg toen ze 18 jaar werden en niets meer met ‘zorg’ van doen wilden hebben. Vaak melden deze jongeren zich na circa 1 – 1,5 jaar (in vakjargon ‘incubatietijd’ genoemd) bij de opvang. Veel meer dan nu gebeurt, zou volgens het projectteam, het risico op zwerven van jongeren die de jeugdzorg verlaten, moeten worden gesignaleerd. Door vroegtijdig na te gaan of een jongere zich zelfstandig kan redden zonder hulpverlening, wanneer hij/zij 18 jaar wordt. Niet twee dagen voor zijn 18e verjaardag, maar eerder rond zijn 17e verjaardag, zodat er voldoende tijd is om verlengde jeugdzorg of andere vormen van (na)zorg goed te regelen.
Signalering vanuit de 2e lijn In ’s-Hertogenbosch wordt de omvang van deze onzichtbare groep zwerfjongeren geschat op 20. Uit dossieronderzoek bij jeugdzorg en gesprekken bij jeugdpsychiatrie tijdens de Tour komt naar voren dat het risico op zwerven bij jongeren slecht gesignaleerd wordt. Ook wordt bij de begeleiding van jongeren te weinig gekeken naar alle leefgebieden.
Screening Voor een goed plan van aanpak voor een zwerfjongere, gericht op het zelf weer de regie voeren in het leven, is het belangrijk dat alle leefdomeinen in beeld gebracht worden. Dat geldt zowel voor de problemen als de mogelijkheden van de jongere. Veel instellingen in de maatschappelijke opvang werken met het 8 fasenmodel, een methode waarbij een trajectaanpak voor de jongere wordt opgesteld op basis van een inventarisatie op acht leefgebieden: huisvesting, sociaal functioneren, psychisch functioneren, zingeving, lichamelijk functioneren, praktisch functioneren en dagbesteding. Steeds vaker wordt de Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) gehanteerd om de zelfredzaamheid van een jongere te bepalen en om op basis van die analyse een trajectplan op te stellen. De ZRM heeft 11 domeinen: financiën, dagbesteding, huisvesting, huiselijke relaties, geestelijke gezondheid, lichamelijke gezondheid, verslaving, activiteiten van het dagelijks leven, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie. Op elk domein wordt samen met de jongere zijn zelfredzaamheid in vijf niveaus bepaald. Door de matrix regelmatig in te vullen, wordt de voortgang in de aanpak zichtbaar. Het in beeld brengen op welke leefgebieden een jongere problemen heeft, is essentieel om tot een doelgericht trajectplan te komen dat aansluit bij zijn hulp-
vraag. Welk instrument daarvoor gehanteerd wordt, is aan de instellingen. Maar voor een sluitende aanpak vinden wij het nodig dat binnen een regio met dezelfde instrumenten wordt gewerkt. Gemeenten en partners dienen hierover goede afspraken te maken.
Onder dak Voor zwerfjongeren staan diverse opvangvoorzieningen open zoals de nacht opvang, crisisopvang of een pension. Vaak worden zwerfjongeren hier tussen volwassenen opgevangen. De kans op een negatieve beïnvloeding van jongeren is dan groot. Ook jongeren zelf pleiten daarom voor een gescheiden opvang. Gemeenten zijn bezig of denken erover na om deze twee groepen te scheiden. In Den Haag zijn de activiteiten binnen de Tour daarop gericht geweest. In enkele gemeenten zijn initiatieven genomen: naast vormen van begeleid zelfstandig wonen als Take-Off en Kamers met Kansen ontwikkelen zich her en der andere vormen van opvang. • Zo is er in Amsterdam b.v. Housing First voor jongeren. In Utrecht spreekt men van ‘Room First’. In het Utrechtse Stedelijk Kompas is opgenomen dat eind 2014 minimaal 25% van de ingestroomde dakloze jongeren deelneemt aan deze aanpak. • Don Bosco Amsterdam kent al langere tijd een leefgroep waar jongere, veelal zwangere meisjes, voor een bepaalde tijd opgevangen kunnen worden. • In navolging van het Engelse Nightstop verkennen MOVISIE, SZN, FO, Humanitas, Campus Diep (Groningen), Provincie Zeeland en GIDSnetwerk de mogelijkheid voor het opzetten van een netwerk van gezinnen die zwerfjongeren willen opnemen in Groningen, Den Haag en Zeeland. Soms is voor het onder dak brengen van zwerfjongeren regionale afstemming nodig, bijvoorbeeld bij snel zelfstandig huisvesten in de gemeente van herkomst. Dit vereist sturing van de centrumgemeente; regiogemeenten zitten hier niet altijd op te wachten.
4
1 jongere, 1 plan, 1 begeleider Zwerfjongeren kampen met meerdere problemen. In gemeenten zijn veel partijen nodig voor de aanpak hiervan. Uit de bijeenkomsten in de diverse gemeenten blijkt dat het wenselijk is ieders inzet in één plan goed onderling af te stemmen. Het snel en goed organiseren van de begeleiding en het opstellen van een trajectplan kan opvang en uitval voorkomen en de duur van de opvang verkorten.
Noodzaak gemeentelijke sturing Bij het vormgeven van één jongere, één plan, één begeleider zijn veel partijen nodig. De gewenste integrale aanpak is iets waar veel over gesproken wordt, maar de praktijk leert dat elke instelling (met het eigen specialisme en een eigen belang) geneigd is zijn eigen ding te blijven doen. De integrale aanpak blijft veelal beperkt tot die instelling. Maar dat ene plan en die ene begeleider moet iets van en voor de jongere zijn en niet van de instelling! Gemeenten dienen hier hun sturende rol op te pakken. Door op andere wijze de inzet van de begeleiding te organiseren, en daar specifieke competenties en bevoegdheden aan te verbinden, kan de benodigde cultuuromslag worden gerealiseerd.
Multidisciplinair Trajecthoudersteam (MTT) In Amsterdam wordt het trajectplan door de trajecthouder samen met de jongere opgesteld. In dit trajectplan worden concrete doelen benoemd op basis waarvan het aanbod van 24uurs opvang en zorg op maat wordt ingeschakeld. De trajecthouders zien toe op de voortgang van de in het trajectplan gestelde doelen. Daarnaast is de trajecthouder de coach van de jongere.
Sinds 1 januari 2013 werken de trajecthouders samen in een team, het Multi disciplinair Trajecthoudersteam (MTT). De gemeente heeft ervoor gekozen dit team onder te brengen bij Spirit, die zelf geen 24-uurs opvang of begeleid wonen aanbiedt binnen de ketenaanpak voor dak- en thuisloze jongeren. Het opstellen van het plan van aanpak wordt hiermee een neutrale taak aangezien er geen doorverwijzing van jongeren met bijbehorende trajectfinanciering naar de eigen voorziening plaatsvindt. Door in te zetten op trajectfinanciering doorbreekt Amsterdam de ‘perverse’ prikkel van het afrekenen op bezettings graad van de voorzieningen. Zo’n wijze van organiseren voorkomt aanbod denken en de behartiging van instellingsbelangen.
Opbouw van een bestendige relatie Methodisch werken Van essentieel belang om de hulpvraag van zwerfjongeren te kunnen formuleren en te bepalen wat aan hulp gegeven moet worden, is een bestendige relatie met die jongere. Zij zijn al teveel geconfronteerd met het verbreken van opgebouwde vertrouwensbanden. Een ´berucht´ moment is de overgang van 18- naar 18+. Vaak worden specifieke methodieken ingezet om contact met een jongere te leggen en in verbinding met hem te blijven. We zijn een keur aan methodieken tegengekomen, waarvan sommige hun basis vinden in de presentiebenadering, zoals de Houvast-methodiek, wraparound care, POLE (proces, ontwikkeling, leren, ervaren) en Projo (Promens Care Jongeren Opvang).
Eén begeleider De opstelling (wat gaat er gebeuren en wanneer) en de uitvoering van het plan dient georganiseerd en bewaakt te worden. Hierbij is de inzet van één begeleider (ook wel cliëntmanager of trajecthouder genoemd) essentieel. Het organiseren van één jongere, één plan, één begeleider specifiek voor zwerfjongeren, wordt in steeds meer gemeenten besproken. Het van papier afkrijgen van deze voornemens blijkt lastig.
Cliëntmanagers in Breda In Breda wordt gewerkt met cliëntmanagers die in dienst zijn bij de zorg aanbieders. Zij hebben de volgende taken: aanmelden van cliënten voor een trajectplan, verduidelijken van de zorgvraag, opstellen en uitvoeren van het trajectplan en het eventueel aanpassen ervan, rapporteren in een centraal registratiesysteem over de procesvoortgang van het trajectplan en het aan geven van mogelijke problemen bij die voortgang.
De inzet van buddy´s We hoorden vaak de wens bij zwerfjongeren dat de buddy er eigenlijk al eerder zou moeten zijn geweest, voordat zij in een zwervend bestaan terechtkomen. De inzet van een buddy draagt eraan bij dat zwerfjongeren hun leven weer zelf kunnen oppakken. In steeds meer gemeenten komen buddyprojecten van de grond.
2014: Het verhaal van de buddy in jongerenopvang Assen Bij de intake wordt aan alle jongeren gevraagd of zij behoefte hebben aan een buddy. Daarbij wordt met een PraatPlaat op tafel goed doorgesproken wat het verschil is tussen de professionele begeleider bij de opvang en de buddy die zich als vrijwilliger in wil zetten. Belangrijk is dat de buddy geen bemoeienis heeft met het reilen en zeilen in de opvang en met de professionals die er werken. Hij is er voor de jongere zelf om hem of haar één op één te steunen. Door te praten, te stimuleren, erop uit te gaan. Niet alleen in de periode dat de jongere in de opvang zit, maar ook daarna. De jongere kiest zelf zijn buddy, want het moet natuurlijk wel klikken!
5
Gemeentelijke regie Om meerdere redenen is het onderwerp zwerfjongeren complex als het gaat om het organiseren van een goede en effectieve aanpak. Zwerfjongeren hebben meestal meerdere problemen die met elkaar samenhangen. En omdat zwerfjongeren vele problemen hebben, zijn er ook veel professionele partijen betrokken bij de uitvoering. Het veld waarin en waarmee moet worden afgestemd is complex en vaak gefragmenteerd. De vormgeving van een sluitende ketenaanpak vergt in de praktijk veel inspanning. De invulling van de gemeentelijke rol als opdrachtgever en regisseur is bij alle gemeenten uit de Tour een proces dat voortdurend aandacht behoeft.
Waar minder de aandacht op gericht is, is dat een centrumgemeente en regio gemeenten ook belangrijke leveranciers zijn van diensten en producten voor zwerfjongeren. Dat vraagt om een aanpak vanuit meerdere beleidsvelden (Wmo, werk & inkomen, schuldhulpverlening, wonen) en afstemming tussen de verschillende wethouders. Verkokering tussen afdelingen verhindert effectief samenwerken. Ook binnen de gemeentelijke organisatie is coördinatie, afstemming en regievoering noodzakelijk om obstakels voor een effectieve aanpak weg te nemen.
Inkomen Een inkomen helpt jongeren om zelfstandig te kunnen wonen en een eigen leven op te bouwen. Maar een (toereikend) inkomen is er vaak niet. Meldt een jongere zich aan voor bijstand dan dient hij gedurende vier weken zelf op zoek te gaan naar werk of opleiding. Doet hij dat in onvoldoende mate, dan krijgt de jongere geen uitkering. Voor zwerfjongeren is het vaak onmogelijk om aan die eis van vier weken zoektijd te voldoen. Ook het verkrijgen van inkomen uit werk is moeilijk, omdat het zwerfjongeren veelal ontbreekt aan een startkwalificatie. Een specifiek probleem doet zich voor bij zwerfjongeren onder de 21. De bijstand voor hen bedraagt iets meer dan € 200 per maand, omdat ouders tot het 21e jaar een wettelijke zorgplicht hebben. Maar in de relatie met ouders wringt juist de schoen.
Schulden Meer dan de helft van alle zwerfjongeren heeft schulden. Deze schulden bestaan uit niet betaalde premies zorgverzekering, boetes, straatschulden, niet betaalde rekeningen van mobiele telefoons, het rood staan bij banken en studieschulden bij DUO. De gemiddelde hoogte van deze schulden bedraagt tussen de € 3.500 en € 6.000. Soms groeit zelfs binnen de opvang nog de schuld van een jongere, doordat de eigen bijdrage voor opvang en begeleiding hoger is dan de uitkering. Het verkrijgen van een inkomen en de aanpak van schulden is voor jongeren nodig om zich te kunnen focussen op hun toekomst: huisvesting en studeren of werk.
Mogelijke oplossingen Met creativiteit en lef kunnen op lokaal niveau belemmeringen worden weggenomen in het oppakken van de financiële problemen. Hiervoor is samenwerking tussen gemeentelijke afdelingen nodig én bestuurders die elkaar op de verschillende beleidsterreinen vinden. Hieronder enkele voorbeelden die we als projectteam tegenkwamen in de praktijk.
Verplichte zoekperiode Wwb
Schulden
•
•
•
•
Er wordt gebruik gemaakt van uitzonderingsgrond uit artikel 16 (‘broodnood’) of van de clausule bijzondere doelgroep in de Wwb. Een uitzondering op de zoekperiode wordt gemaakt voor jongeren die in een inrichting verblijven. Door ook zwerfjongeren in de opvang hieronder te laten vallen, zijn zij niet gebonden aan de zoektijd. De zwerfjongere krijgt in deze periode de zoekopdracht mee ‘werken aan zorg’. De gemeentelijke dienstverlening start buiten de Wwb om.
Nu of Nooit In Heerlen wordt via het project Nu of Nooit aan een beperkt aantal jongeren zonder startkwalificatie en met problematische schulden de kans geboden alsnog een startkwalificatie te halen. De gemeente stelt financiële middelen beschikbaar (in de vorm van een subsidie) voor een succesvolle minnelijke schikking. De jongere werkt mee aan financiële begeleiding.
Grijs wonen in Utrecht Veel jongeren wonen zonder GBA-inschrijving op een adres – het zogenaamd ‘grijs wonen’, meestal inwonend bij/met anderen – waardoor er geen uitkering via de Wwb mogelijk is, binnen de huidige toepassing van de regels. Dat zorgt veelal voor een negatieve spiraal van oplopende schulden en uiteindelijk vaak opvang. Als onderdeel van de Tour wordt nu in Utrecht bezien of het jongeren toegestaan kan worden een korte periode ‘grijs te wonen’ met een uitkering, als overbrugging (maatwerk) naar een structurele oplossing.
•
Schulden worden bevroren (tijdelijk geparkeerd), waarbij goede afspraken worden gemaakt over de tijd waarin niet hoeft te worden afgelost. De jongere accepteert budgetbeheer en maakt geen nieuwe schulden. De gemeente stelt onder voorwaarden een beurs aan jongeren ter beschikking, zodat zij niet belemmerd worden in het volgen van een opleiding.
6
Samenwerking met woningcorporaties en zorgverzekeraars Voor de integrale ketenaanpak is de gemeente afhankelijk van andere financiers zoals zorgverzekeraars en zorgkantoren, maar ook van woningcorporaties als leveranciers van woningen. Hieronder wordt iets meer gezegd over twee partners waartoe de gemeente zich nadrukkelijker moet gaan verhouden: de woningcorporaties en de zorgverzekeraars. In teveel gemeenten zijn dit nog geen vanzelfsprekende samenwerkingspartners in relatie tot de opvang van zwerfjongeren.
Woningcorporaties Beschikbare woonruimte Juist omdat er steeds meer ingezet wordt op snel zelfstandig huisvesten wordt de rol van woningcorporaties als ‘leverancier’ van woningen belangrijker. Door een afnemende mutatiegraad en schaarste op de woningmarkt, wordt het voor woningcorporaties moeilijker voldoende woningen beschikbaar te stellen. Ombouw van woningen of leegstaande kantoren kan soelaas bieden. Als meerdere jongeren in één woning kunnen wonen en elk van hen als zelfstandig wonend wordt beschouwd, is er perspectief voor meer woonruimte.
Leeuwarden Een makelaar heeft een plan ontwikkeld waarbij een woning verbouwd kan worden naar vier zelfstandige woonunits. Mogelijk zou dit initiatief behalve in Leeuwarden ook toegepast kunnen worden in de regiogemeenten. Met woningcorporaties en andere mogelijke investeerders zijn gesprekken gevoerd. Investeerders blijken echter nog terughoudend te zijn.
Amersfoort Woningcorporatie De Alliantie beziet samen met STW (Stichting Tijdelijk Wonen) de mogelijkheden van transformatie van vastgoed zoals kantoorpanden. Ook is de Alliantie bezig sloopwoningen voor tijdelijke bewoning beschikbaar te stellen. Probleem is wel dat hierbij de woonduur als toelatingscriterium gehanteerd wordt. Bij de inzet van studentenwoningen voor zwerfjongeren hanteren de corporaties hoge eisen.
Regelen ambulante begeleiding Naast de eis dat de huur betaald moet kunnen worden, stellen de woningcorporaties overal de voorwaarde dat de jongere die zelfstandig gaat wonen, begeleiding krijgt. In elke gemeente zijn er meerdere instellingen die ambulante begeleiding (in diverse vormen) kunnen bieden. Samenwerking tussen partners is hierbij wenselijk. In het belang van de jongeren, maar ook gezien de 25% budgetverlaging die gepaard gaat met de transitie van de AWBZ-begeleiding. Overwogen kan worden om de ambulante begeleiding met alle instellingen gezamenlijk te organiseren. Dat kan er ook aan bijdragen dat binnen een gemeente eenvormige tarieven voor de ambulante begeleiding gehanteerd gaan worden. Nu is vaak sprake van prijsverschillen tussen de diverse instellingen die historisch gegroeid zijn.
Zorgkantoren en zorgverzekeraars Bekostiging Zwerfjongeren die instromen bij een centraal meldpunt, moeten snel voorzien worden van onderdak, begeleiding en ondersteuning. Voor een effectieve aanpak kan het zinvol zijn om een diagnose te stellen. Echter, momenteel wordt bij opvanginstellingen bijna standaard ingezet op een diagnose om AWBZ-financiering geregeld te krijgen. Een handelwijze die gemeenten ondersteunen (want dat scheelt nu geld). Gemeenten moeten echter hun eigen verantwoordelijkheid wat betreft de opvang van zwerfjongeren blijven nemen. Niet iedere zwerfjongere behoeft een diagnose, de inzet van eigen gemeentelijke middelen blijft daarom nodig. Een aandachtspunt voor gemeenten is ook de zogenaamde oninbare schuld. Als gevolg van het vroegtijdig vertrek van een jongere uit de opvang kan het zijn dat een noodzakelijk geachte indicatie nog niet rond is en daarmee de financiering van zijn begeleiding, terwijl de kosten daarvoor al wel zijn gemaakt.
Voorkomen klinische zorg Gemeenten kunnen met zorgverzekeraars nadenken over prikkels om ambulante zorg te bieden in plaats van duurdere vormen als klinische opname en beschermd wonen.
Cabrioteam Utrecht Wanneer een dak- of thuisloze jongere in een opvanginstelling komt wonen, is niet altijd bekend met welke problemen hij of zij kampt. Maar niet zelden spelen psychiatrische problemen een belangrijke rol. Het Utrecht Medisch Centrum (UMC) stuurt dan het Cabrioteam op pad: een multidisciplinair team vanuit de afdeling psychiatrie dat contact legt voor een eerste screening en eventueel advies geeft voor vervolg, diagnose en behandeling. Door de snelle diagnose is het team van de crisisopvang beter toegerust om de jongere te begeleiden. Meestal volgt een langer traject voor formele diagnostiek door het UMC en behandeling door Altrecht, maar de eerste screening stelt begeleiders in staat tot adequate omgang. Het Cabrioteam geeft hen ook tips en is bereikbaar voor vragen. - Uit: Nieuwsbrief van jeugdzorg Utrecht
Bestuurlijk Overleg Gezien de posities van corporaties, zorgverzekeraars en zorgkantoren als leverende partijen (van woningen en geld) en de noodzakelijke samenwerking, adviseert het projectteam gemeenten om regelmatig bestuurlijk overleg te organiseren, waarbij de verantwoordelijk wethouder voor wonen als ‘trekker’ kan fungeren. In dit overleg kunnen visies en ambities besproken worden en initiatieven op elkaar worden afgestemd.
7
Zwerfjongeren praten mee
De centrumgemeente draagt beleidsmatig de verantwoordelijkheid voor de opvang van zwerfjongeren. Zij voert intensief overleg met alle relevante partijen en maakt afspraken over wat elk van die partijen levert. Die afspraken betreffen o.a. de omvang en kwaliteit van de voorzieningen. Zwerfjongeren worden daar soms, maar meestal niet structureel, bij betrokken. Dat is ook lastig gezien de ‘vluchtigheid’ van de groep. Bovendien houden zwerfjongeren zich vooral bezig met de vraag: hoe regel ik de komende dag? De jongeren die bereid zijn om mee te praten, zijn meestal al wat verder op weg naar sociaal herstel en vallen niet altijd meer onder de definitie van zwerfjongeren.
Betrokkenheid bij het beleid
Breda
Toch proberen sommige gemeenten jongeren bij het beleid te betrekken. In Amsterdam is binnen het kader van de Tour zwerfjongeren gevraagd om de betrokkenheid van zwerfjongeren bij de nieuwe aanpak verder vorm te geven. De gemeente wil weten of de nieuwe aanpak werkt en hoe jongeren die ervaren. Een belangrijke rol is weggelegd voor Straatvisie, het door de gemeente gesubsidieerde platform voor zwerfjongeren in Amsterdam.
In Breda is recentelijk een nieuwe sluitende aanpak voor zwerfjongeren opgesteld. Bij de monitoring en evaluatie hiervan is een duidelijke rol toebedacht aan zwerfjongeren. Vastgelegd is dat bij de halfjaarlijkse evaluaties een bezoek aan de zwerfjongeren wordt gebracht waarbij zij aangeven wat hun ervaringen zijn met de hulpverlening.
Straatvisie Straatvisie is een belangenbehartigingsplatform voor en door jongeren die zwerven of dakloos zijn en gebruikmaken van instellingen. Tijdens een pizzabijeenkomst met Straatvisie en een aantal betrokken jongeren zijn de randvoorwaarden voor het beoordelen van de vernieuwde ketenaanpak in Amsterdam verkend. Jongeren noemen vertrouwen en betrokkenheid als basis hiervan. Ook vinden ze de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon belangrijk. Iemand die vrolijk en gezellig is, oprechte interesse heeft in wat zij zeggen en hen met respect tegemoet treedt. Straatvisie vervult deze rol voor hen.
Ook in de Tour zwerfjongeren is getracht om zoveel als mogelijk zwerfjongeren te betrekken bij de Zet-een-stap-bijeenkomsten en de uitvoering van het Plan van Aanpak dat met de gemeente is overeengekomen. Soms werden hiervoor ‘pizza bijeenkomsten’ belegd, waarbij de jongeren gratis pizza’s kregen en met hen is gesproken over hoe zij tegen bepaalde zaken aankijken en wat zij belangrijk vinden en eventueel als oplossing zien.
De pizza toolkit SZN, MOVISIE en United Voices hebben de Pizza Toolkit ontwikkeld. Deze bestaat uit creatieve werkvormen, een pizzabijeenkomst, een dialoogtraining om het verschil tussen dialoog en debat te leren en de werksessie ‘5 stappen naar cliëntenparticipatie’ . www.zwerfjongeren.nl/pizzameeting/toolkit-participatie/
Buiten de organisatie van een structurele inbreng van de zwerfjongeren zelf op het beleid dat hen raakt, zijn er ook organisatievormen waarbij breder dan alleen met zwerfjongeren beleidszaken besproken worden. Zo kent bijvoorbeeld Eindhoven sinds 2010 KDET (Klankbordgroep Dak- en Thuislozen). Deze groep bestaat uit ervaringsdeskundigen die zich inzetten voor de belangen van dak- en thuislozen. Ook (ex)zwerfjongeren kunnen hier deel van uitmaken.
Participatie van jongeren binnen de instellingen Veel meer dan betrokkenheid bij het beleid wordt ingezet op inspraak van jongeren binnen de opvanginstellingen. Daarbij wordt ook verwezen naar de wettelijke verplichting om cliëntenraden binnen de instellingen te hebben. Het handboek ‘Jongerenparticipatie gewoon doen!’ geeft specifieke voorbeelden voor participatie van jongeren. ‘Jongerenparticipatie gewoon doen!’ is een handboek voor professionals in instellingen die dak- en thuisloze jongeren opvangen en aan de slag willen met jongerenparticipatie. Het is een uitgave van Stichting Zwerfjongeren Nederland in samenwerking met United Voices (landelijk platform voor en door dak- en thuisloze jongeren), MOVISIE en Het Projektenburo.
PAja PAja heeft inmiddels veel bekendheid gekregen. In 2007 initieerde de Volksbond, een Amsterdamse opvangorganisatie voor dak- en thuisloze mensen, de ontwikkeling van een Participatie Audit voor (zwerf)jongeren in Amsterdam. In samenwerking met het Verweij-Jonker Instituut en het Projektenburo Jeugdhulpverlening en Verslavingszorg is hiervoor een methodiek ontwikkeld. De kern van PAja is dat jongeren zelf werken aan de beoordeling van de opvangvoorzieningen en de begeleidingsvormen: de keuring van de voorziening ligt in handen van een jongerenteam. De doelen van PAja zijn het uitvoeren van een niet-vrijblijvende keuring vanuit het perspectief van de jongeren, empowerment van de jongeren, versterken van onderlinge sociale contacten, opzetten van een leer- en werkervaringsproject voor zwerfjongeren, beoordelen van gesubsidieerde voorzieningen op een innovatieve, aanvullende manier en het bijdragen aan de ontwikkeling van een vernieuwende manier van cliëntenparticipatie. Inmiddels wordt PAja landelijk ingezet en heeft het Verweij-Jonker Instituut een PAja light methode ontwikkeld.
8
Inzet op preventie en de nieuwe Jeugdwet Veel zwerfjongeren blijken een verleden in de jeugdzorg te hebben. Uit het onderzoek van GGD Amsterdam naar zwerfjongeren (zie kaart 2) blijkt dat ook. Van de 173 zwerfjongeren in het onderzoek heeft 64% een verleden in de jeugdzorg in Amsterdam en is 23% in het verleden minimaal één keer uit huis geplaatst. Een problematische thuissituatie, het opgroeien in een tehuis/pleeggezin en het vertrek uit jeugdzorg (de overgang van 18- naar 18+) of uit jeugddetentie zijn belangrijke risicofactoren voor dakloosheid bij jongeren. De nieuwe Jeugdwet zoals die nu aan de Tweede Kamer is toegezonden, biedt gemeenten de mogelijkheid deze risicofactoren aan te pakken. De gemeenten krijgen meer mogelijkheden - beleidsmatig en financieel - om de regie te voeren. De verantwoordelijkheid van gemeenten omvat straks onder andere het beleid rond opgroeien en opvoeden.
De nieuwe Jeugdwet Rond het opgroeien en opvoeden zijn in de Memorie van Toelichting de volgende uitgangspunten benoemd: a. preventie en vroege signalering van opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen; b. demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, buurten, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen; c. bevorderen van de opvoedvaardigheden van de ouders en de sociale omgeving, opdat de ouders zoveel mogelijk in staat worden gesteld om zelf de verantwoordelijkheid voor de opvoeding te dragen; d. inschakelen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving (eigen kracht); e. bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit; f. integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’.
De steeds sterkere inzet van gemeenten op het gebruikmaken van de eigen kracht én op het werken aan één plan en één begeleider voor elke zwerfjongere, ligt in lijn met de uitgangspunten van de nieuwe wet.
Preventie Daarnaast bestaat er binnen de gemeenten een grotere aandacht voor het voorkomen van dakloosheid. In de Tour zwerfjongeren hoorden we in veel gemeenten dat er jongeren zijn tussen 18 en circa 20 jaar die, na hun vertrek uit jeugdzorg, (zijn) gaan zwerven. Zij trekken van hot naar her en zijn feitelijk dakloos. Zo spreekt men in ’s-Hertogenbosch over een aantal van 20, in Alkmaar van 100. Pas na een periode van circa 1 - 1,5 jaar melden deze jongeren zich bij de opvang. Buiten deze zorgmijdende jongeren zijn er jongeren die als zij 18 jaar worden, nog niet zelfstandig hun leven kunnen inrichten. Voor deze groep worden steeds vaker lokaal oplossingen gezocht. Zo zijn op diverse plaatsen in Nederland projecten zoals Nazorg na jeugdzorg. In ’s-Hertogenbosch is tijdens de Tour uitgesproken dat het wenselijk is de deuren van twee trajecthuizen van de jeugdzorg open te zetten voor jeugdpreventiewerkers. Zo leren de daar verblijvende jongeren de medewerker(s) uit de 1e lijn al kennen en andersom.
Het onderzoek naar het voortraject van zwerfjongeren van de GGD in Amsterdam (zie kaart 2) helpt in het formuleren van beleid gericht op het voorkomen van dakloosheid. Een andere grote opgave op het terrein van preventie is het beschikbaar krijgen van voldoende woonruimte. Het niet kunnen krijgen van (betaalbare) woonruimte draagt in grote mate bij aan dakloosheid van jongeren.
De toegang tot jeugdhulp De verantwoordelijkheid van gemeenten voor de toegang tot jeugdhulp omvat het organiseren van herkenbare en laagdrempelige toegang. Dat kan het centrum voor jeugd en gezin (CJG) zijn, maar ook het sociale wijkteam is een mogelijke vorm. Het projectteam constateert dat in diverse gemeenten nagedacht wordt over de rol van het CJG of een sociaal wijkteam bij het signaleren en aanpakken van de zwerfjongerenproblematiek. Dan gaat het om: • het actief in de gaten houden van risicojongeren (bijvoorbeeld bij schooluitval); • interventies bij jongeren die op hun 18e de jeugdzorg ‘verlaten’ zonder dat hun behandeling/begeleiding is afgerond; • het teruggeleiden van elke jongere onder de 23 jaar die zich meldt bij de maatschappelijke opvang voor onderdak. Vanuit het toegangspunt kan ingezet worden op een succesvolle terugkeer van de jongere naar de eigen sociale omgeving (bijvoorbeeld via een Eigen Kracht conferentie).
Aparte aandacht voor zwerfjongeren blijft nodig Voor een effectieve aanpak van zwerfjongeren, zowel wat betreft preventie als herstel, bestaan nog veel politiek-bestuurlijke, institutionele, wettelijke en/of financiële belemmeringen. Teveel erop vertrouwen dat straks onder het nieuwe regiem van de Jeugdwet de zwerfjongere een fenomeen uit het verleden wordt, lijkt niet realistisch. De Jeugdwet betreft immers in principe jongeren tot 18 jaar. Zwerfjongeren blijven onderdeel van de maatschappelijke opvang, zoals geregeld binnen de Wmo. Aparte aandacht voor hen is en blijft noodzakelijk.
18-
18+
colofon Het ondersteuningsprogramma zwerfjongeren is een initiatief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) Projectteam: Ruud Rottier (Dubbel-R advisering) Diny Flierman (B&A) Johan Sleegers [doen-en-denken] Boukje Keijzer en Carla van Lomwel (7Zebra’s) Illustraties: Erna Westrup Ontwerp: studiobuffalo.nl
Dubbel-R Advisering