4
Driemaandelijks – April – Mei - Juni 2010 Afgiftekantoor 2890 Sint-Amands - P509309
www.molenmuseum.be -
[email protected]
Zomer 2010
Molenmuseum Verantwoordelijke uitgever : Karel van den Bossche, Larendries 51, 2890 St-Amands
Kerkstraat 3 – 2890 Sint-Amands
“Molenwegen”
VERVOER 1800 - 1900 Inhoud 1. 2. 3. 4. 5.
Tentoonstelling “Niet alles IS was het LIJKT” – Erfgoeddag 2010 Tentoonstelling “Molenwegen” Ketsen Wegen met molenbenaming te Sint-Amands Heemkundezondagen 6 – 13 – 20 juni - kalender
1
Werken als een molenpaard ... Ons Studiecentrum voor Molinologie – Molenmuseum zit inderdaad niet stil. Na de deelname aan Erfgoeddag 2010 met de tentoonstelling “Niet alle IS wat het LIJKT” (zie verslag in dit nummer), de Heemkundezondagen van Heemkunde Gouw Antwerpen op 6 – 13 – 20 – juni. Dit zomernummer stelt u de tentoonstelling voor. Daarmee gaan we nog niet uitblazen. Ook op Openmonumentendag op 12 september met als thema de vier elementen “water – lucht – aarde – vuur “ zij we er. Molenforum Vlaanderen is dan initiatiefnemer van de tentoonstelling “De molen in zijn element”. Daarover meer in ons herfstnummer.
1. Opening tentoonstelling “Niet alles IS wat het LIJKT”
Vervalsing, namaak, fout, fantasie, … Oerdegelijke Nederlandse woorden voor wat bedoeld wordt met het thema van Erfgoeddag 2010. Waarom uit die ruime woordenschat, zoals opgenomen in de Dikke Van Dale, niet geput ? De Belgische grondwet stelt in art. 1 : “België is een federale staat”, art. 4 : “in de deelstaat Vlaanderen is de taal het Nederlands”. Het is nu ondertussen wel geweten en duidelijk dat deze grondwet voor sommigen een vodje papier is. Maar dat het ministerie van de Vlaamse gemeenschap toelaat dat een van zijn organisaties aan die taal van de Vlaamse gemeenschap voorbijgaat, stemt tot nadenken. Aangestelden in overheidsdienst, betaald door de Vlaamse belastingbetaler, spreken ons aan in een vreemde taal, mobiliseren duizenden vrijwilligers en bezoekers niet in de taal van tweeëntwintig miljoen Nederlandssprekenden; niet in de cultuurtaal die de nu zeventigjarigen toeliet, voor het eerst volledig onderwijs in het Nederlands te volgen; die hun kinderen en kleinkinderen toeliet en toelaat, op te groeien en zich te ontwikkelen in hun taal. En nu zijn er bepaalde kringen die, nadat de vreemde taal, Frans, op haar plaats werd gezet, een andere vreemde taal opdringen, want : enkel dialect, en, een wereldtaal zijn het juiste uitdrukkingsmiddel. Algemeen Nederlands ? Wat zou het ? Daarom : FAKE ! Is zich behoorlijk uitrukken in het Nederlands onnodig ? Liever een TV-brabbel-tussentaaltje met ondertitels ? Als zou worden opgeworpen dat art. 30 van voornoemde grondwet stelt dat het gebruik der talen vrij is, dan dit : is het afstand doen van zijn eigen taal of ze laten of doen verloederen 2
vrijheidsbetrachting ? Is zoiets niet eerder zich opnieuw laten koloniseren ? Nu ja, in een land waar zoveel schone schijn tot elfde gebod wordt verheven, waar namaak, vervalsing, fout, … als nationale ondeugd wordt beoefend, hoeft men zich over niets te verbazen en verbaast men zich ook niet meer. En zo zijn wij beland bij het thema van Erfgoeddag 2010, thema dat in goed eenentwintigste eeuws Nederlands en in dit Vlaams Centrum voor Molinologie dan ook luidt : “Niet alles IS wat het LIJKT”.
In de vorige Molino-dialoog voorjaar 2010 werden vier aspecten van het thema voorgesteld die alle met de molen te maken hebben. Schilder Romain Steppe die een molen te Sint-Amands afbeeldde op een plaats waar deze niet kan gestaan hebben; een antwoord op “Waarom draaien de molenwieken links ?”; graancirkels : aards of buitenaards ?; de historische oorsprong van de staanderdmolen. Bezoekers aan de tentoonstelling, en, lezers van de Molino-dialoog kregen inzicht op wat IS en wat LIJKT, en ,werden ze er wijzer van ?Bij de opening van onze erfgoedtentoonstelling reikt de “Stichting Sint-Amands Cultureel materieel en immaterieel patrimonium” een prijs uit. Dit jaar werd deze prijs toegekend aan de Koninklijke Vereniging voor Natuur en Stedenschoon. Deze vereniging viert in 2010 haar honderdjarig bestaan en ontwikkelde te Sint-Amands het Steenovenproject. Hierdoor wordt een belangrijk plaatselijk patrimonium van historische en culturele waarde voor de komende geslachten gered. De prijsoorkonde werd overhandigd aan voorzitter Rutger Steenmeijer die dankte voor de erkenning die KVNS te beurt valt bij de werking van KVNS in het algemeen en het initiatief te Sint-Amands in het bijzonder. Vooraleer burgemeester Freddy Sarens uit te nodigen de tentoonstelling te openen verontschuldigt het Molenmuseum zich bij de talrijk opgekomen aanwezigen dat ze bij hun aankomst vanuit de kerktoren niet verwelkomd werden door beiaardklanken. Ruim tien jaar terug zorgde de Stichting Sint-Amands Cultureel Patrimonium dat beiaardmuziek de sfeer van het meestal zo stille dorp verlevendigde met sprankelende beiaardmuziek. De laatste tijd is deze verstomd. Waarom ? Ook de burgemeester kon hierop niet antwoorden. Welke instantie stelde hier een veto ? Gezien een echte beiaard niet in de mogelijkheden lag, werd destijds gezorgd voor echte beiaardmuziek. Vindt men dat nu fake ? Of acht de Kerkfabriek, of het Gemeentebestuur dat de bewoners van Sint-Amands er zo orendul van worden dat de bezoeker aan het Scheldedorp deze toeristische sfeerschepping moet onthouden worden ? Komt hierop een antwoord ?
3
Burgemeester Saerens kon dit verhelderend antwoord (nog) niet geven maar beklemtoonde de aandacht die zijn Gemeentebestuur blijft geven aan de werking van het Vlaams Studiecentrum voor Molinologie – Monlenmuseum en raakte de sui generis verhouding tussen deze privé-instelling en zijn overheidsorgaan aan met de nodige gelegenheidshumor. Hierop werd de tentoonstelling voor geopend verklaard en werd, bij een drankje en een hapje, bezocht en gezocht naar wat IS en wat LIJKT.
Een oorkonde voor het 100-jarig KVNS
Voorzitter Rutger Steenmeijer van KVNS
Vrijwilligers - steunpilaren van het Molenmuseum Inderdaad : niet alles IS wat het LIJKT
4
“Vrienden van het Molenmuseum”
Ideale verhoudingen Gemeente – KVNS – Molenmuseum ?
Waarom geen beiaardklokken meer uit de toren ?
Heemkundigen en hun commentaar
Oud-maalder (en dame) en oud-maalders in borstbeeld
Een antwoord ? 5
2. Tentoonstelling MOLENWEGEN 6 – 13 – 20 juni (loopt tot einde augustus)
Men is nogal eens (te) snel geneigd de “oude tijd” (of deze de “goeie” was terzijde gelaten) te beschouwen als ordeloos, gezapig, zonder veel overheidsinmenging en –toezicht. Zo denken de ketters, maar zij dolen. (ketters hier = zij die oordelen en meningen verkondigen zonder voldoende op de hoogte te zijn van geschiedenis). De tentoonstelling en deze inleidende tekst wil verduidelijken dat waar mensen samen een bestaan willen opbouwen in gewilde of opgelegde verstandhouding, regels en reglementen, dat samenleven beheersen. Aan de vorming van deze verplichtingen ligt, veelal, een eeuwenoude ontstaansgeschiedenis ten grondslag. Eeuwenlang hebben ze de verhoudingen tussen mensen bepaald. Naarmate men deze regels bestudeert, wordt duidelijk hoe nauw ze met de levenswijze van mensen van toen, verbonden waren. Ze getuigen van gezond verstand, inzicht in menselijk gedrag, afgestemd op dagelijkse noden. Vanuit de eenentwintigste eeuw bekeken waren die noden van toen anders dan nu, maar toch maken ze ook nu nog duidelijk dat de regels in kwestie niet zo maar lukraak in een burokratische machtswellust waren uitgevaardigd maar wel op grond van vastgestelde en ondervonden moeilijkheden. Recht gestoeld op ervaring met verzuchtingen en moeilijkheden, toetsen we dit aan vier toepassingsvelden behandeld in deze tentoonstelling.
6
2. 1. Molenwegen
Van “heerwegen” tot “molenwegen”.
7
“
“
8
Auteur Pieter Lanssens 1 verwijst naar de wet van Koning Dagobert van 630, gewijzigd door Keizer Lodewijk de Vrome en Koning Karel de Kale. Her Rijk van Karel De Grote werd in 848 door het Verdrag van Verdun en in 870 door Verdrag van Meersen verdeeld in wat het latere Frankrijk en Duitsland zou worden. De bepalingen i.v.m. de breedte der molenwegen (6 voet, 8 voet, 12 voet) zoals bepaald in 630, worden overgenomen door bepalingen in de rechtsteksten van de Graven van Vlaanderen en de Hertogen van Brabant. Tot 1794 en daarna in de Franse Tijd, de Hollandse Tijd (1815-1830) en de Belgische reglementering van na 1830, bleven deze molenwegenbreedtes van kracht.
Hertogdom Brabant
9
Paard met hoetsacken
10
Graafschap Vlaanderen
1 2 3 4
Lanssens, Pieter, België’s Geschiedenis, Zeden, gewoonten, letterkunde en nijverheid, C. De Moor, Brugge, 1862, blz. 78 Consustidne Bruxellensis Annales de la Société historique, archeologique et litéraire de _, volume 2, _, blz .250 Bulletin administratif du département de la Dyle, Deel I, nr. 22, 20.4.1812, blz. 144
5.
Bulletin administratif du Brabant méridional, deel 4, nr. 47, KB 14/6/1820, blz .145
11
Franse Tijd
12
13
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Met hoetsack naar de molen
14
België vanaf 1830 :
15
2.2. De windmolen : wegenvormende factor
Een windmolen moet wind kunnen vangen. D.w.z. in het landschap zo zijn opgesteld dat de wind hem ongehinderd kan bereiken. In een vlak landschap geen probleem. Daar waar er hindernissen zijn (heuvels, bossen, huizen) moet hij boven deze uitrijzen. In vele gevallen stond de molen buiten de dorpskom. Nu bepaalde het Oud-vaderlands recht dat de eigenaar van de molen verplicht was wegen naar de molen aan te leggen en te onderhouden. 1 In de Placcaetboeken zowel van Vlaanderen als van Brabant komen herhaaldelijk bepalingen voor die het onderhoud van wegen regelen 2 op straffe van boete. In verband met de molens een vermeldenswaardige vaststelling. Door de hoge bevolkingsdichtheid, het grote aantal steden, de oriëntering van de landbouwsector op veeteelt, werd het Graafschap Vlaanderen reeds zeer vroeg een netto-invoerder van granen uit Artesië, Picardië en Henegouwen. Dit werd langs waterwegen aangevoerd naar de graanmarkten. Zo werd Gent b.v. de graanmarkt van Vlaanderen. Het Romaanse Koornmetershuis op de Graslei (ca. 1200) werd opgericht als stapelplaats voor graan. Een schip dat langs de Leie of de Schelde graan vervoerde, - in casu vooral Artesisch en Picardisch bestemd voor Vlaanderen en grote delen der Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden – moest een gedeelte van zijn vracht aan wal brengen. Dit graan werd opgestapeld in zogenaamde "spijkers" (van het Latijnse spicarium : graanstapel) en mocht slechts na een of twee weken worden verkocht waarbij de Gentse burgers over bepaalde rechten op vóórkoop genoten. Vanuit de Gentse graanmarkt en haar stapelhuis diende het graan over land de molens te bereiken. Dit leidde tot het zich vormen van een wegennet naar en ten behoeve van de molens. Zodoende werd de molen een wegenvormend element.
1.
Lanssens, Pieter, België’s Geschiedenis, C. De Moor, Brugge, 1862, blz. 78
2.
Placcaetboek van Vlaanderen, Placcaetboek van Brabant
16
Waartoe de molen al niet diende, of zijn specifieke bijdrage tot de mobiliteit.
De oude meningen over de middeleeuwen als donker, achterlijk, statisch, traag (al of niet van begrip), onbestaand wegennet ( al of niet Romeins) dienen bijgesteld. De tentoonstelling in het Molenmuseum, wil hiertoe bijdragen en antwoorden aandragen voor de vragen en bedenkingen die men heeft of zou hebben. Bij deze bedenkingen behoort wellicht : hoe kan met dit allemaal weten ? Is er voor het voorgestelde een wetenschappelijk verantwoorde onderbouwing ? Geschiedenis is een wetenschap, uitgaand van bronnen, vondsten, materiële en immateriële getuigenissen. De tentoonstelling en de ter gelegenheid hiervan samengestelde catalogus, geven hiervan een overen inzicht. Dit is geen navelstaarderij, wel een benadering over de wijze waarop onze voorouders van het Graafschap Vlaanderen in de XI-XII-XIII° eeuw hun mobiliteitsprobleem ondervonden, verwerkten, er toen een oplossing aan gaven.
Gent : het Romaanse Koornstapelhuis op de Graslei, ca. 1200.
Bron : topografische dienst stadsarchief Gent 17
2.2. Ketsen en zijn verscheidene achtergronden die op de voorgrond traden
p. 26 p. 18-19
18 3. Karel VAN DEN BOSSCHE, Molenrecht in het Graafschap Vlaanderen : Publiek recht ? Heerlijk Recht ? Vlaams Centrum voor Molinologie, 2005
19
In de heerlijkheid Sint-Amands was de Kautermolen geen dwangmolen. (zie ook bijdrage 2.4) Er mocht dan ook vóór 1794 geketst worden buiten Sint-Amands.
20
ketskar
2.4. Wegen met molenbenaming te Sint-Amands
Vragen bij het toponiem “MAALDERSTRAAT” te Sint-Amands. Een antwoord
De “Caerte figuratief der Prochie van Sint-Amands ten jaere 1785” 1 vermeldt vier molinologische gegevens : 1. Een windmolen op de Molenkauter. Op deze kaart de Kautermolen (op de Ferrariskaart 1771-1778 aangetekend als “Den Scheldemolen”. 2. Molenkauter 3. Een “Maalderstraat” ten Zuiden van de Heerlijkheid en met dezelfde benaming doorlopend naar een andere Heerlijkheid : Opdorp 4. Een windmolen op de “Kuer” Hierbij enige voorafgaande bedenkingen : 1. Waarom het toponiem “Maalderstraat” daar waar zich op het grondgebied van Sint-Amands, in deze omgeving, nooit een (wind-)molen bevond ? 2. Bij en naar de windmolen op de Molenkauter geen enkele straat met een molenbenaming. Hooguit een “voetbaene” en een “reybaene” Dankzij het onverdroten terrein- en kaartonderzoek van Jos Bogaerts. (hij ontving in 2009 de prijs “Stichting Sint-Amands cultureel materieel en immaterieel patrimonium”, omwille van dit soort onderzoek) werd de “voetbaene” op de gemeentekaart van Sint-Amands (1843) herkend als “molenwegel”. Deze liep van de Kuitegemstraat naar de Kruisveldstraat en naar de Patrijsstraat om zo de Kautermolen te bereiken. De “voetbaene” was dus “molenwegel” en liep ongeveer evenwijdig met de Kauterstraat. Dus : drie molentoponiemen en twee molenwegenbenamingen. 3. Op de “Molencauter” een windmolen
---
Het toponiem “Maalderstraat”, lijkt op het eerste gezicht een doordeweekse straatbenaming. Nochtans opent het verregaande inzichten én op het bestaan der twee Sint-Amandse windmolens én op het juridisch statuut ervan in het oud-vaderlands recht. Het molenrecht was, in Vlaanderen, een grafelijk overheidsrecht, waarmee bijvoorbeeld een plaatselijke heer of een molenaar kon beleend worden.2
21
Wachtend op de gemalen hoetsack -----------Windrecht De molens behoren tot de renderende, landsheerlijke prerogatieven.3 De molen beantwoordde aan een publieke noodzaak, was verzekerd van een betrekkelijk grote opbrengst, terwijl de overtredingen betrekkelijk gemakkelijk konden worden nagegaan en beteugeld. Verspreid over het ganse vorstendom hebben de graven dan ook honderden molens bezeten.4 Van bij de aanvang van winduitbating (elfde eeuw) is windrecht in het Graafschap Vlaanderen staatsrecht en dit blijft zo tot in 1794.
Molendwang (banmolen) Een heerlijk recht door hetwelk de heer de ingezetenen van zijn heerlijkheid kon dwingen, op straf van boete en verbeurte, van de heerlijke molen gebruik te maken voor al het gemaal binnen zijn rechtsgebied. De molendwang (of banmolen) vestigde dus op alle inwoners vn het leen een collectieve verplichting.5 Wie beschikte over het banrecht? Het vestigen van een banmolen vereist een titel. In het graafschap Vlaanderen is dit het verlenen van het dwangmolen-leen door de graaf.
22
DE TWEE SINT-AMANDSE WINDMOLENS Tot de inval der Franse Revolutionairen (1792, 1794) en hun twintigjarige bezetting, is de Abt van Elnone (huidige Saint-Amand-les-Eaux, Noord-Frankrijk) opperheer van Sint-Amands.6 De heerlijkheid Sint-Amands werd in leen gehouden van Elnone. De graaf van Vlaanderen vestigde zijn gezag over de Abdij van Elnone tussen 950 en 952.7 De graaf van Vlaanderen werd de beschermer, de bewaarder, de advocatus.8
Oude en moderne molenweg
23
Van bij de aanvang van winduitbating is windrecht in het graafschap Vlaanderen staatsrecht en dit blijft zo tot in 1794. Blijft dan de vraag : -
Gaf de graaf het windrecht in leen aan de leenman ? In Sint-Amands is dit tot 1794 het huis Berthout-Grimbergen en rechtsopvolgers.
Neen. De leenman kreeg het windrecht niet in handen. Op 17/5/1794 vraagt Pieter-Jan Rollier, ingezetene van Sint-Amands, octrooi aan om een windmolen te bouwen op de Kuer.9 Pieter-Jan Rollier heeft de inspanningen tot het bekomen van het octrooi niet verder gezet. De aanvraag werd hernomen door de nieuwe heer van Sint-Amands, Burggraaf Adriaan de Walckiers.10 Opvallend is : 1) De nieuwe heer richt zijn aanvraag langs de bevoegde administratieve kanalen, aan keizerin Maria-Theresia, zijnde gravin van Vlaanderen. M.a.w. de nieuwe heer maakt geen aanspraak op het bezit van het windrecht dat blijkbaar niet deel uitmaakte, niet deel kon uitmaken, van zijn aankoop, alhoewel de reeds bestaande Kautermolen wel besloten is in de aankoop van de heerlijkheid met haar twee lenen. 2) Voor de oprichters en uitbating van de nieuwe Kuermolen dient Burggraaf de Walckiers jaarlijks twee hoeden (= 374 liter) tarwe te betalen aan de rekenkamer.11 Dit toont nogmaals aan dat de heer van Sint-Amands betaling verschuldigd is voor de uitbating van het windrecht dat hijzelf niet bezat.
De leden van de Wet van Sint-Amands, ondervraagd door raadsheer en procureur-generaal van Harel Majesteit in Vlaanderen , over het nut een nieuwe molen op te richten op de Kuer, delen mee dat er bij de grenzen van het dorp twee molens waren waar de bevolking van Sint-Amands kon gaan malen.12 Het betrof de molen van Mariekerke-Land van Bornem, en, de molen van Oppuurs, Brabant. In dezelfde bundel 13verklaart Burggraaf de Walckiers, heer van Sint-Amands, niet over het banrecht te beschikken, maar wel over recht van vrije maalderij, d.w.z. dat niemand in zijn molens mocht malen dan de molenaar of diegenen die van de heer de nodige toelating hadden verkregen. Het windrecht is een regaliarecht van de graaf van Vlaanderen Alhoewel de Abt van Elnone opperheer van Sint-Amands was tot 1794, was het water- en windrecht in handen van de graaf van Vlaanderen. Als graaf, voogd, advocatus oefende de graaf zijn soevereine rechten uit.
24
De lange rij abten, leenmannen, achterleenmannen hadden rekening te houden met deze soevereine rechten, wat nogmaals aangetoond werd door de octrooiaanvraag van 1776 aan de toenmalige gravin van Vlaanderen, keizerin Maria-Theresia en de door haar verleende toekenning.
En het verband met het toponiem MAALDERSTRAAT ? In dit geval ontstaat het toponiem door langdurige, wellicht eeuwenoude gewoonte. De bewoners der landbouwkernen Keten, Larendries, Smissen gingen ten molen op de Ruienberg te Opdorp, eindpunt van de Sint-Amandse-Opdorpse maalderstraete. Dit was geen overtreding van het feodale recht gezien de Sint-Amandse Kautermolen geen banmolen was die verplichtte aldaar te malen, oplegde. Het toponiem MAALDERSTRAAT én het octrooidossier van 1776 toont aan dat ingezetenen van SintAmands gingen malen op molens van naburige parochies. Gezien de heer van Sint-Amands geen windrecht had dat toeliet een banmolen te vestigen, was dit voor de Sint-Amandsenaren één van hun vrijheden. BESLUIT 1. De Maalderstraat was een molenweg “met paard en kerre te vaeren” : =12 voet breed 2. De Molenweg was een molenweg met “hoetsacken” := 6 voet breed.
Door vrijwillige molenaars bemande molen aan…. moderne weg.
25
Nabeschouwing Het thema van deze Heemkundezondagen luidt “Vervoer van 1800 tot 1900, een verhaal van ontwikkeling en verandering”. Ons Molenmuseum behandelt “molenwegen”. De weg naar de molen. De reden van bestaan van de graanmolen, zowel de water- als de windmolen, is gedurende meer dan 2000 jaar, meel voor het dagelijks brood. Tot midden 19de eeuw waren er bij water- en windmolen wel bepaalde technische ontwikkelingen, maar niet zo ingrijpend als de opkomst van de meefabrieken. Bij ons vooral vanaf 1870. De cijfers liegen er niet om: Mogen we daaruit besluiten dat voor wat ons voorgesteld onderwerp betreft, de molenwegen, er zich ontwikkeling en verandering voordeed ? Voor wat de landelijke gebieden aangaat stellen we vast dat de molenwegenbreedte zeker van 1200 tot 1830 volgens beschikbare bronnen ongewijzigd bleef. Hoogstwaarschijnlijk was deze breedte reeds zó vóór 1200. In landelijke gebieden bleef dit ook zo na 1870 want men bleef er te voet, met paard, met paard en kar naar de molen gaan. En dit zolang traditionele molens een economisch nut bleven behouden en dit was het langst in landelijke gebieden (zie hoger vermelde aantallen). Uiteindelijke ploegde de boer ze bij zijn akker. Heemkundig onderzoek bevestigt dit. Het “molenwegske” dat aan het uiteinde van Maalderstraat te Opdorp, deze verbond met de Houtenmolenstraat (Opdorp), werd, na jaren een louter voet- en fietspad te zijn, geworden, omgeploegd tot maïsveld. Het “molenwegske” dat de Houtenmolenstraat verbond met de Akkerstraat, werd geschrapt uit de Atlas der Buurtwegen nadat, in feite onwettige bebouwing, die de uitgang afsloot, oogluikend was toegestaan. Verandering en ontwikkeling ? Trage wegen werden afgesloten, omgeploegd, versmald en verdwenen omdat de twintigsteeuwse mens zich niet meer traag wenste te verplaatsen. Langs de Maalderstraat gaat men niet meer met een “hoetsack” op de schouder of met een kruiwagen naar de molen op de Ruienberg of in de Houtenmolenstraat. Het (meel)-“fabriek” had de windmolen aldaar vervangen (1867). Karren en steeds grotere vrachtwagens brachten steeds grotere hoeveelheden graan aan. De eeuwenoude breedtes waren niet meer aangepast. De ontwikkeling deed ze veranderen. Gedurende meer dan 2000 jaar beschikte de mens over bepaalde technische middelen om graan te vermalen tot meel voor het dagelijks brood. De molenwegen waren geschikt voor de toen te vermalen hoeveelheden. Toen de aan te voeren hoeveelheden steeds omvangrijker werden, was de eeuwenoude reglementering voorbijgestreefd. In grote lijnen volgrok dit zich tussen 1800 en 19600. De snel (lere) tijd had de trage tijd ingehaald en voorbijgestoken. Een verhaal van ontwikkeling en verandering.
26
Nog werkende molen aan aardeweg
Afgedankte molen aan kasseiweg
27
NOTEN 1
Gemeentehuis Sint-Amands Opsommer,R,Omme dat leengoed es thooghste dinc van der werelt,Algemeen Rijksarchief,Brussel,1995,blz. 231 3 Voet,L,De mideleeuwse vorst,Flandria Nostra, V , Standaard uitgeverij,Antwerpen,1960,blz. 77 4 Ibidem, blz. 80-81, 5 Bauters, P., Vlaamse molens, geschiedenis, bouw, werking, recht, Antwerpen, 1978, blz. 86 e.v. 6 Van den Bossche, Karel, o.c., blz. 56-66; Verbesselt, Jan, Profiel van Klein-brabant, Lions Club Klein-Brabant, 1981, blz. 50-56 7 Platelle, Henri, La justice seigneuriale de l’abbaye de Saint-Amand. Editions Béatrice Nauwelaerts, Paris, Publications Universitaires de Louvain, Louvain 1965, blz. 50 8 Platelle,o.c.,blz48 9 Bundel Kuermolen, stuk 68, Ara, Brussel, CdF 1904 10 Idem, stuk 8, 18-19 11 Idem, stuk 9 12 Idem, stukken 38-39 13 Ketskar in rust Idem, stuk 37 2
k
28
k
29
30
31
32