Wederzijdse wraak ‘post tenebras lux’
‘Niets is wat het is en alles is wat het lijkt’
Jacques van de Baan
1
Proloog
Schreeuwende stilte
2 april 1999 Wanneer het kwaad het leven van een mens binnenmarcheert, verandert warmte in kou, vreugde in wanhoop en wat achter blijft is een schreeuwende stilte. Jonathan Vanderbilt bracht al jaren door in de schaduw van het kwaad, en hij kende zijn gedaante. Vandaag trad die gedaante uit zijn schaduw, en voor het eerst keek Jonathan diep in zijn ogen.
In gedachten verzonken reed Jonathan Vanderbilt over Highway 2 South, die van Calgary naar Lethbridge loopt, op weg naar zijn huis in Okotoks. Veel van de 17.000 inwoners van het stadje werkten, net als Jonathan, in Calgary, achttien kilometer noordelijker. Ze hadden het dagelijkse ritje graag over voor de ruimere en beduidend goedkopere huizen. Jonathan was in een vrolijke stemming, ondanks de trieste zedenzaak waaraan hij vandaag als rechercheur bij de Royal Canadian Mounted Police had gewerkt. Hij verstond gelukkig de kunst om zijn werk te scheiden van zijn privéleven. Jonathan kon in dat halfuurtje rijden naar huis echt uitzien naar de ontvangst door ‘zijn drie meisjes’, zoals hij zijn vrouw en dochtertjes liefkozend noemde. Vandaag was het hun trouwdag. Acht jaar waren ze nu samen. Ze hadden een goed huwelijk, iets wat niet meer vanzelfsprekend was tegenwoordig, en voelden zich gezegend met hun dochters Nathaly van zes en Monica van net twee jaar. Zijn vrouw Esther had er een traditie van gemaakt op hun trouwdag zelfgebakken taart te maken. Die stond ze nu ongetwijfeld te versieren, samen met Nathaly, die
2
altijd reikhalzend uitzag naar dit bakfestijn. Waarschijnlijk deed ook Monica dit keer mee met de keukenpret, bedacht hij glimlachend. Hij reed de straat in waar ze woonden en keek al uit naar Nathaly, die bijna dagelijks op hem stond te wachten aan het begin van hun vijftig meter lange oprijlaan, soms alleen, soms hand in hand met Monica. Nathaly stond er niet deze keer. Rustig reed hij over de oprijlaan naar de garage, drukte op de afstandbediening en parkeerde de Ford Explorer. Neuriënd stapte hij uit en pakte de bos rode rozen van de achterbank. Fronsend stopte hij met neuriën. Geen enkel geluid kwam uit de keuken. Hij verwachtte vrolijke bakgeluiden te horen. Het ontbreken van Nathaly bij de oprijlaan schoot weer door zijn gedachten en zijn haarwortels begonnen te tintelen. Hij bleef even stil staan luisteren, liep toen voorzichtig op de tussendeur af en opende die langzaam. Niemand in de keuken. Langzaam liep hij verder. Zijn meisjes waren wel degelijk aan het bakken geweest. Op de keukentafel stonden bloem, eieren en andere ingrediënten, bakblikken lagen op het aanrecht en er stond een halfvol glas limonade. Zijn hart sloeg een slag over toen hij de taart op de keukenvloer zag liggen. Hun trouwdatum was er met chocolade op aangebracht maar was nu uitgelopen als mascara in een regenbui. Hij voelde zijn slapen kloppen en zijn maag draaide zich in een misselijkmakende knoop. Hij trok zijn pistool, stapte voorzichtig over de gevallen taart heen, en liep langzaam op de deur naar de gang toe, die op een kier stond. Met de loop van zijn pistool duwde hij de deur verder open, op alles voorbereid. De gang was leeg en alleen het getik van de penduleklok op de smalle gangtafel verstoorde de stilte. Het was een stilte die zwaar op zijn bewustzijn drukte. Dit huis gonsde op deze tijd van de dag altijd van activiteiten en kwetterende kinderstemmen. Jonathan bleef even stil staan luisteren in de gang, in de hoop dat hij zijn vrouw en kinderen boven zou horen, maar dat was niet zo. Zijn routine nam het als vanzelf van zijn angst over. Alsof het een inval betrof, begon hij systematisch het huis te doorzoeken, beginnend in de
3
kelder. Met zijn pistool in de aanslag liep hij de stenen trap af. De kelder stond vol voorraadstellingen waarin Esther met militaire orde alles bewaarde. Nauwkeurig controleerde hij de ruimte. Niets. Niemand. Hij ging weer naar boven en sloot de kelderdeur zacht achter zich. Gebukt liep hij naar de kamerdeur die uitkwam op de grote woonkamer en ging op zijn hurken naast de deur zitten. Langzaam duwde hij de deur open. Als hij opgewacht werd zou hij een klein doelwit zijn. Dit had hem al eens eerder het leven gered toen hij als militair in Bosnië een inval deed in een huis waar vrouwen en kinderen werden gegijzeld en gemarteld. Er wachtte hem slechts chaos. De kamer lag bezaaid met kleurige flarden schildersdoek. De aquarellen waarin zijn getalenteerde vrouw met zoveel liefde en passie haar herinneringen in zichtbare dromen wist te vangen, lagen gescheurd en vertrapt op de grond. Dromen, voor zijn ogen veranderd in een nachtmerrie. De knoop in zijn maag trok strakker toen hij met een verbeten gezicht de ravage in zich opnam. Degene die deze chaos veroorzaakt had moest razend zijn geweest. De lades uit het dressoir en de salontafel waren leeggegooid en kapotgeslagen tegen de antieke boekenkast. Wonderlijk genoeg waren zijn kostbare theologische boeken, op perkament geschreven juweeltjes uit de zestiende en zeventiende eeuw, ongeschonden uit de razernij tevoorschijn gekomen. De woede had zich duidelijk gericht op de aquarellen en ingelijste foto’s. Hoop flakkerde even in hem op, dit waren maar dingen, maar de angst werd heviger. Waar waren Esther, Nathaly en Monica? Jonathan ging terug naar de gang en liep de hoek om naar de trap. Voorzichtig liep hij de trap op. Zorgvuldig vermeed hij de krakende treden. Op kijkhoogte van de bovengang stopte hij en met een snelle blik zag hij dat alle deuren open waren, uitgezonderd hun slaapkamer. Hij liep de gang op en inspecteerde de badkamer en de slaapkamers van Monica en Nathaly. Niets. Een ijzeren band nam zijn hart in een wurggreep toen hij krampachtig slikkend naar de deur van hun slaapkamer keek. Een gesloten deur.
4
Het leek wel of zijn benen weigerden om mee te werken. Hij was niet bijgelovig en hij wist niet of er iets gebeurd was, maar toch wist hij intuïtief dat er iets fout zat. Langzaam liep hij naar de deur en onbewust hield hij zijn adem in toen hij zijn hand op de deurkruk legde. Hij sloot even zijn ogen en langzaam deed hij de deur open. Wat hij zag, was niet wat hij verwacht had. Op de muur stond een tekst:
CUM TACENT CLAMANT
5
Hoofdstuk 1
Ontwakend kwaad
Tien jaar later. Op Long Beach, aan de westkust van Vancouver Island, onder de rook van het authentieke vissersplaatsje Tofino, kropen de oceaangolven uitgeput van de lange reis kreunend het brede strand op. Ongeveer tweehonderd meter uit de kust verhieven twee rugvinnen van orka’s zich met regelmaat boven de golftoppen. Tofino was een onbeduidend vissersplaatsje in een oorspronkelijk Indiaans gebied van de Nuu-chah-nulth indianen. Lange tijd was het dorpje alleen per boot bereikbaar, maar na de aanleg van een vliegveld in de Tweede Wereldoorlog werd het gebied ontsloten en kwam langzaam maar zeker ook het toerisme op gang. Tofino ligt in een adembenemend mooi stukje natuur dat gelukkig redelijk goed bewaard is gebleven doordat het gebied werd ondergebracht in Nationale- en Provinciale parken. Het dertienhonderd inwoners tellende vissersdorp wordt omsloten door oeroude regenwouden met reusachtig grote bomen. Tegenwoordig was Tofino de uitvalsbasis bij uitstek voor de financieel beter bedeelde toeristen om walvissen, zeeleeuwen, orka’s en beren te bewonderen in hun natuurlijke habitat, en om de prachtige regenwouden te bezichtigen. Veel inwoners waren naast het krabvissen meer en meer afhankelijk geworden van deze lucratieve toeristenindustrie. Op deze frisse ochtend van de zeventiende maart stond de twintigjarige Arthur Green op de kade te wachten op zijn vriendin Alice Hudsons. Arthur was kok bij het plaatselijke restaurant Wickaninnish Inn en Alice werkte daar als serveerster. Ze gingen vandaag naar Meares Island om hun geliefde Hanging Garden Tree te bekijken.
6
Arthur had de moed gehad om twee jaar geleden Alice te vertellen dat een leven zonder haar een ‘inhoudloze aaneenschakeling van nutteloze bezigheden’ was. Hij vond de Hanging Garden Tree daar wel een mooie plek voor en zij viel als een blok voor zijn romantische gestuntel. Arthur vond het nog steeds ongelofelijk dat hij het mooiste meisje van de school geschaakt had. Glimlachend dacht hij terug aan hun eerste kus toen hij twee Bald Eagles over zag vliegen. Hij zag aan hun gedrag dat de balts alweer aanstaande was. Met hun enorme afmetingen bleven deze indrukwekkende vogels hem fascineren. Het gefluit van de mooiste vogel die Arthur kende, Alice Hudsons, deed hem omdraaien en vlinders fladderden omhoog in zijn buik toen hij haar naar de kade zag lopen. ‘Goedemorgen zonnestraaltje,’ verwelkomde hij haar met een brede grijns. Alice liet haar rugtas in de boot zakken. ‘Ook goedemorgen kapitein’ antwoordde ze hem, de draak stekend met zijn kapiteinspet die hij graag droeg wanneer hij met de boot wegging. Ze kusten elkaar en stapten in de boot om naar ‘hun’ Meares Island te vertrekken. Ze gingen altijd vroeg om te voorkomen dat ze toeristen tegenkwamen op het eiland. Ze hadden niets tegen toeristen, integendeel, ze waren afhankelijk van hen, maar op dit soort momenten wilden ze alleen zijn. Arthur had enige pogingen nodig om de hoogbejaarde buitenboordmotor aan de praat te krijgen. Hij had de boot vorig jaar gekregen van zijn oom die door reuma niet meer het water op durfde te gaan. Het drijvende afdankertje was oud, maar voor Arthur een prima start als je nog geen geld genoeg had om een eigen boot te kunnen kopen. Rustig voer Arthur de haven uit om koers te zetten naar Meares Island, wat niet meer dan tien minuten varen was. Zwijgend genoot Arthur van de rust en de altijd weer indrukwekkende natuur. Het was voor hem nooit een vanzelfsprekendheid geworden dat hij het voorrecht had om in deze mooie omgeving te wonen. Er was hier altijd wel wat te zien voor degenen die er oog voor hadden. De baaien rond Tofino zaten vol met allerlei soorten vis, krabben, zeesterren, orka’s
7
en zeehonden. De vele eilanden en schiereilanden werden bevolkt door beren, zeeotters, arenden en ontelbare soorten vogels. Meares Island kwam in zicht en Arthur liet de boot langzaam uitlopen naar de oever waar het pad begon naar de beroemde Hanging Garden Tree. De boeg schuurde over de oever en Alice stapte uit om met een geoefende beweging het touw aan een paal vast te maken. Pratend over hun gezamenlijke zorg, de afname van het aantal beren op de eilanden, liepen ze het met hout betimmerde looppad op naar de Hanging Garden Tree, een kleine zeshonderd meter verder. De Hanging Garden Tree was een fenomeen op Vancouver Island en de trots van British Columbia. Met zijn ruim achttien meter tellende omtrek, was deze Red Cedar een gigant waar er maar weinig van waren. Als je naast deze boom stond werd je een nietig mens. Wetenschappers hadden de leeftijd slechts bij benadering kunnen schatten; tussen achthonderd en dertienhonderd jaar oud. ‘Wat ben je stil,’ vroeg Arthur aan Alice. Alice reageerde niet direct en ze bleef met een licht gebogen hoofd doorlopen. Fronsend keek ze even opzij naar de vragende blik in zijn ogen. ‘Je doet een beetje vreemd. Heb ik iets verkeerd gezegd?’ vroeg hij verbaasd. Hij herinnerde zich niet dat hij iets verkeerd gezegd had, maar bij vrouwen wist je het maar nooit. Venusbewoners konden soms vreemde wezens zijn. Twijfelend keek Alice hem aan. ‘Ik weet het niet. Ik heb een onbestemd gevoel, alsof er iets niet klopt.’ Zwijgend liepen ze door. ‘Ik denk dat ik begrijp wat je bedoelt,’ zei Arthur. ‘Het is hier veel te stil. Ik hoor niets.’ Verrast bleef Alice nu stilstaan en gespannen keek ze hem aan. ‘Je hebt gelijk, dat is het.’ Er was geen geluid te horen. Geen vogel floot en geen takje kraakte door rondlopende knaagdieren. Langzaam keken ze om zich heen, zoekend naar een mogelijke oorzaak van de onwerkelijke stilte.
8
Arthur voelde zijn hartslag versnellen bij de mogelijkheid dat er een wild dier in hun nabijheid was, maar dat was niet aannemelijk. Hij wist niet beter of op dit kleine eiland waren geen beren en ook geen bergleeuwen. Dit waren de enige dieren op Vancouver Island die de natuur zo stil zouden kunnen krijgen door hun potentiële dreiging. Arthur voelde zich opeens helemaal niet meer op zijn gemak midden in dit regenwoud, waar ze slechts op een smal pad liepen midden tussen dichte varens en bomen, en zo een makkelijke prooi zouden zijn voor elke beer of bergleeuw. Hij had echt een heel ander voornemen voor deze tocht dan als ontbijt te eindigen voor een gefrustreerde beer of bergleeuw. Hij zag aan Alice dat ze dezelfde gedachten als hij had en hij voelde het zweet in zijn nek prikken. ‘Dit zit niet goed,’ fluisterde Alice, die nu zichtbaar angstig begon te worden. Zowel Arthur als Alice wisten hoe respectvol ze met beren om moesten gaan maar ze wisten ook dat ze geen schijn van kans maakten in hun huidige situatie, wanneer ze daadwerkelijk werden beslopen. Een beer konden ze waarschijnlijk wel horen aankomen en daar hadden ze enige kans gezien het beperkte gezichtsvermogen van beren, maar als het om een bergleeuw ging zouden ze kansloos zijn. Langzaam liepen ze verder richting de Hanging Garden Tree waar ze nu niet ver meer vandaan waren. Arthur hield de arm van Alice vast en zijn hart klopte in zijn keel als een stoomlocomotief die niet op druk kon komen. Hij verwenste zijn onbezonnenheid om geen wapen mee te nemen. Langzaam liepen ze de hoek om en zagen de Hanging Garden Tree in volle glorie staan. De indrukwekkende afmetingen gingen voor deze keer aan hun opmerkzaamheid voorbij. Ze hadden wat anders aan hun hoofd. Luid gekraak boven hun hoofd verbrak de onheilspellende stilte en een grote tak viel vlak achter hen op het pad. Alice slaakte een gil en sloeg haar armen om Arthur heen. Geschrokken keek Arthur omhoog, zoekend naar een aanvallende bergleeuw, die vaak vanuit bomen aanvielen, maar opgelucht zag hij dat het slechts om een dode tak ging die was afgebroken. Het voorval had zijn
9
zelfvertrouwen geen goed gedaan en hij voelde hoe de spanning bezit van hem nam. Arthur snoof de boslucht in en het leek wel of de lucht hier dikker was dan normaal. Het voelde hier onheilspellend aan. Het leek wel of de natuur zijn adem inhield voor een grote ramp zoals wel eens gebeurd vlak voor een aardbeving of vulkaanuitbarsting. Stap voor stap liepen ze nu voorzichtig verder, hand in hand, alsof dat zou helpen als er een bergleeuw op hun hoofd sprong. Bij de boom bleven ze staan en nerveus keken ze om zich heen. Alice liet Arthur los en liep langzaam om de boom heen. ‘Het ruikt hier niet goed,’ zei Arthur tegen Alice. ‘Ik weet niet wat ik ruik maar het is niet de gebruikelijke lucht uit het bos. Laten we hier als een haas vandaan gaan Alice. Ik vertrouw het niet.’ Een door merg en been klinkende gil van Alice liet zijn hart een moment stoppen en een ogenblik had hij geen kracht om zich te bewegen. ‘Alice?!’ schreeuwde hij verschrikt. Hij rende rechts om de boom heen waar Alice heengelopen was en zag haar roerloos op de grond liggen. ‘Alice, Alice!’ riep hij, en hij rende naar haar toe, zonder nog oog te hebben voor de omgeving. Hij liet zich op zijn knieën vallen en schudde haar zachtjes snikkend heen en weer, vrezend dat ze niet meer leefde. ‘Zeg toch iets Alice!’ Trillend knipperde ze met haar oogleden en opeens gingen haar ogen wijd open. Arthur keek in twee blauwe poelen waar één en al ongeloof in te lezen stond. ‘Wat is er dan lieverd?’ riep hij uit. Ze duwde zich omhoog op haar elleboog en keek over zijn schouder naar iets wat haar blijkbaar met ongekende afschuw vervulde. Langzaam draaide Arthur zich om en wat hij zag deed het bloed in zijn aderen stollen.
10
Hoofdstuk 2
Ontluisterende vondst
Op deze zelfde ochtend van de zeventiende maart zat Jonathan Vanderbilt twaalfhonderd tweeënvijftig kilometer verderop in de vergaderruimte van de Royal Canadian Mounted Police in Calgary te wachten op het plaatselijke team Moordzaken. Iedere maandag bespraken ze de voorvallen van afgelopen weekend en er ging geen weekend voorbij of er waren weer heel vervelende dingen voorgevallen in de stad met meer dan één miljoen inwoners. Jonathan had de leiding over de afdeling Moordzaken in de provincies Alberta en British Columbia. Dat hij beide provincieteams had samengesmeed tot één hecht en efficiënt werkende eenheid was vrij uniek gezien de politiek verschillend werkende provincies. Hij had dat voor elkaar gekregen door zijn militaire ervaring als commando, waar hij als teamleider hardhandig moest leren om als team te opereren en niet als individu. Zonder deze teamgeest zou hij zijn gesneuveld in de harde strijd tegen grote tegenstanders als Arkan. Deze ervaring had hij efficiënt toegepast in de oprichting van het team Moordzaken en hij had een reputatie opgebouwd als efficiënte ‘moordenaarsverdelger’, zoals hij wel eens genoemd werd. Hij was in de afgelopen tien jaar van rechercheur opgeklommen tot hoofdinspecteur en had grote bevoegdheden verworven om zaken voor elkaar te krijgen. Na een studie in criminologie en psychologie, waarin hij Cum Laude afstudeerde, had hij zich als een terriër vastgebeten in het bestrijden van verdorven en losgeslagen mensen. Hij werd nationaal gezien als een expert en autoriteit op het gebied van psychopaten en seriemoordenaars.
11
Zijn ervaringen als uitgezonden militair naar brandhaarden als Bosnië, Irak en Afghanistan, waar hij veel leed en ellende had gezien en ook zelf aan den lijve had ondervonden, gaven hem alleen maar meer inzicht in de verdorvenheid van de menselijke geest. Hij had gezien dat er veel mensen uit het hout gesneden waren waarvan men brandstapels maakt, en op deze mensen maakte hij jacht met een onstuitbare energie. Lachend kwamen Bill en Huge binnen. Ze hadden het over de speech van de burgemeester van afgelopen zaterdag waarin hij flink had geblunderd. Zijn uitspraak ‘de mooiste jeugd is een jeugdige geest als je niet meer jong bent’, werd hem door zijn vrouw niet in dank afgenomen en ze was kwaad weggelopen van de bijeenkomst. ‘Fout grapje op een fout moment,’ grinnikte Bill verstolen. De overige vier teamleden kwamen nu ook één voor één binnendruppelen met als laatste Steve die vermoeid uit zijn ogen keek en duidelijk matig gemotiveerd was op deze ochtend. ‘Zwaar weekend gehad Steve?’ vroeg Jonathan. ‘Beetje wel ja,’ antwoordde Steve. ‘Ik heb gevist en het hele weekend buiten doorgebracht. Heerlijk ontspannen voor de geest, maar de maandagochtend is dan wel even taai.’ ‘Kom, kom,’ zei Jonathan. ‘Arbeid is niets anders dan opfrissing van de rust’. Lachend ging iedereen zitten en Jonathan nam het woord. ‘Goed mannen. Ik ben bang dat het lachen ons wel weer vergaat als Betty ons gaat vertellen wat er dit weekend weer gebeurd is in ons mooie Calgary.’ ‘Ik ben bang van wel inspecteur,’ antwoordde Betty. ‘Brand maar los zou ik zeggen.’ Betty bladerde even door de stapel papieren en ordende de politieverslagen over de gebeurtenissen. ‘Vrijdagavond vond een man van vierentwintig jaar het nodig om zijn buurman dood te schieten met een jachtgeweer omdat hij weigerde om de radio zachter te zetten. De dader was onder invloed van drugs en zit in cel vier te wachten op verhoor,’ begon Betty haar relaas. ‘Zaterdagochtend reed er een man de winkelpui van een……’ Ze stopte midden in haar verhaal omdat de mobiele telefoon van Jonathan overging.
12
Geërgerd keek Jonathan wie er belde en nam op toen hij zag dat het nummer onbekend was. ‘Vanderbilt’ ‘Wie zegt u?’ vroeg een mannenstem ‘U spreekt met Vanderbilt, met wie spreek ik?’ antwoordde Jonathan gepikeerd. ‘U spreekt met agent Lowerson uit Tofino. Mag ik u vragen wat uw voornaam is?’ ‘Mijn naam is Jonathan Vanderbilt, agent. Ik ben hoofdinspecteur Moordzaken van de provincie Alberta en BC. Wat is er aan de hand en hoe komt u aan mijn mobiele nummer?’ Zijn irritatie was duidelijk hoorbaar en er viel een stilte. De agent kuchte zenuwachtig in de telefoon. ‘Ik ben bang dat we met een flink probleem zitten inspecteur,’ antwoordde de agent. ‘Problemen hebben we allemaal agent. Kom ter zake,’ reageerde Jonathan kort. ‘Dat klopt inspecteur, maar op ons probleem hangt uw naam en telefoonnummer dus u maakt onderdeel uit van ons probleem.’ Verbijsterd liet Jonathan even zijn telefoon zakken en zijn team keek hem vragend aan toen ze zagen dat hij een ongewoon telefoongesprek had. Jonathan schraapte zijn keel. ‘Graag wat duidelijker zijn agent. Wat is er precies aan de hand?’ Zwijgend luisterde Jonathan naar het relaas van agent Lowerson en hij fronste zijn wenkbrauwen bij het horen van de details. ‘OK agent, luister goed. Zorg dat het gebied goed wordt afgezet en laat niemand toe. Ik zal direct contact opnemen met een rechercheteam uit Vancouver en zij zullen zo snel mogelijk jullie kant op komen. Ik kom zelf ook en ik zal proberen om binnen drie uur ter plaatse te zijn. Ik zal je bellen op dit nummer als ik aangekomen ben op het vliegveld bij Long Beach.’ Jonathan klapte zijn mobieltje dicht en keek even zwijgend om zich heen. Hij keek in afwachtende en vragende gezichten.
13
‘Ik ben bang dat we een serieuze zaak hebben, mannen,’ zei Jonathan en vertelde ze het verhaal. Het team luisterde zonder hem in de rede te vallen. Sommigen keken stoïcijns, anderen verbijsterd. ‘En nu?’ vroeg Steve nadat Jonathan was uitgepraat. Peinzend keek Jonathan even naar de provinciekaart aan de wand tegenover hem. ‘OK, we gaan het als volgt doen,’ zei hij na een poosje. ‘Ik ga samen met Steve naar Tofino om deze zaak te beoordelen. De rest gaat voorlopig aan de slag met de lopende zaken. Probeer er op aan te sturen dat zoveel mogelijk van deze zaken door een andere afdeling kunnen worden overgenomen als de situatie daar om vraagt.’ Iedereen knikte. ‘Betty,’ vervolgde Jonathan, ‘zou jij direct contact willen opnemen met het vliegveld om toestemming te vragen om met de kortste route naar Tofino te vliegen met onze Cessna. Laat ook de piloot zich met spoed klaar maken, als het goed is staat het vliegtuig altijd paraat. Dwing alles maar af op mijn gezag. Daarna graag contact opnemen met het bureau in Vancouver en laat ze het forensisch team naar Tofino vliegen met hun helikopter. Ik weet dat ze een helikopter hebben en die zou wel eens handig kunnen zijn op die eilandjes als we onderzoek willen doen.’ Hij trommelde even nadenkend met zijn vingers op de tafel. ‘Laat hun forensisch-patholoog ook maar meekomen, die konden we wel eens nodig hebben.’
Drie uur en negen minuten later landde de Cessna op het vliegveld van Long Beach waar twee agenten en een vrouw op hen stonden te wachten. Toen Jonathan en Steve waren uitgestapt kwam Jonathan direct ter zake. ‘Goedemorgen kan ik helaas niet zeggen want dat is het niet, maar evengoed bedankt dat jullie ons even oppikken. Heeft één van jullie mij gebeld?’
14
‘Jawel inspecteur,’ antwoordde een tenger gebouwde man van rond de vijfentwintig jaar. ‘Ik ben agent Lowerson. Ik heb u gebeld’. Taxerend keek Jonathan hem even aan waarna hij de andere agent en de vrouw een hand gaf. ‘En u bent?’ vroeg hij de vrouw. ‘Naomi Coleman, forensisch-patholoog in Vancouver.’ Jonathan keek in azuurblauwe ogen. Ze kwam gereserveerd op hem over. ‘Aangenaam. Ik herinner me niet dat ik u eerder heb ontmoet in Vancouver.’ ‘Dat kan kloppen. Ik ben pas sinds twee maanden werkzaam bij de recherche,’ was haar korte reactie. Jonathan knikte even en wendde zich weer tot agent Lowerson. ‘Kunt u ons met spoed naar de plaats delict brengen?’ vroeg hij hem. ‘Jawel inspecteur, er ligt een boot klaar in de haven.’ ‘Goed geregeld agent,’ gaf Jonathan hem een compliment wat de man zichtbaar goed deed. Jonathan schatte hem in als een onervaren agent die nog geen grote zaken had meegemaakt en deze situatie maakte hem onzeker. Ongetwijfeld was hij blij dat de verantwoordelijkheid nu werd overgenomen door een ander. ‘Waarom hebt u gevraagd om een forensisch-patholoog?’ vroeg Naomi aan Jonathan toen ze onderweg waren. ‘Normaal gesproken word ik er pas bijgeroepen als een slachtoffer in het mortuarium ligt.’ Jonathan keek even naar haar lange blonde haar dat als zonnestralen in de vaarwind naar achteren waaide. ‘Ik heb dat gevraagd omdat er in Tofino geen geoutilleerd mortuarium is om sectie te verrichten. Ik wil geen tijd verspillen met een tijdrovend transport naar Vancouver, als het even kan.’ Naomi knikte. ‘Ik kan u niet beloven dat het slachtoffer niet naar Vancouver moet om een sectie te kunnen verrichtten,’ antwoordde ze. Kattig typetje! dacht Jonathan even, maar wijselijk hield hij zijn gedachten voor zich. ‘We zullen zien,’ reageerde hij kort.
15
Zwijgend vervolgden ze de overtocht naar Meares Island en Jonathan zag dat het team uit Vancouver druk bezig was met sporenonderzoek. Op de oever waren verschillende segmenten afgezet met wit lint waarbinnen gipsafdrukken werden gemaakt van voetafdrukken. Jonathan maakte even een praatje met de vijf mannen die hier bezig waren. De meeste kende hij wel. Hij liep met Naomi en de twee agenten het looppad op naar de Hanging Garden Tree. Af en toe bleef Jonathan staan en keek om zich heen om een indruk te krijgen van de omgeving. Hij moest terugdenken aan de keer dat hij hier gelopen had met Esther, ruim dertien jaar geleden. Wat waren ze toen onder de indruk van de Hanging Garden Tree en de overweldigende natuur op het eiland. Hij zuchtte bij het besef dat zijn dierbare herinnering hier blijvend werd vertroebeld door de aanblik die hij zo direct zou gaan zien. ‘We zijn er nu bijna,’ zei agent Lowerson. ‘Ik weet het,’ antwoordde Jonathan hem, en Lowerson keek hem verrast aan. Ze deden een mondkapje voor want een doordringende geur bereikte hen nu. Er waren zeven rechercheurs aan het werk en een fotograaf was druk bezig met het maken van close-ups. Jonathan had al veel slachtoffers van moord gezien maar steeds opnieuw schokte de aanblik hem en het zou nooit wennen. Hij had slachtoffers gezien van vuurwapens, messen, slagwapens en verwurging, maar de ergste waren de rituele moorden. Wat ze hier zagen was overduidelijk een slachtoffer van een rituele moord en de aanblik ervan vervulde hem met afschuw en ook Naomi hield even de adem in toen ze het slachtoffer in deerniswekkende toestand zagen hangen. Als een dierenhuid hing een vrouw opgespannen aan de boom. Zwijgend nam Jonathan het beeld in zich op. Het lichaam begon door de ontbindingsgassen al licht op te zwellen waaruit hij concludeerde dat ze al geruime tijd overleden was. Haar ogen waren weggedraaid en alleen haar oogwit keek luguber de door haar verlaten wereld in. Haar tong hing uit haar mond, iets wat hij vaker zag bij gewurgde slachtoffers, en haar huidskleur was onnatuurlijk geel. Boven haar hoofd was een wit vel papier vastgespijkerd met daarop zijn mobiele nummer geverfd. Op de
16
borst van de vrouw hing een geplastificeerd vel papier met een geverfde tekst:
Jonathan Sum quod eris Als een ketting hing een houten pijp om haar nek, en hij herkende hem. Jonathan voelde een rilling over zijn rug lopen toen hij de Latijnse spreuk en de pijp zag. Dit had hij al eens eerder gezien, en zijn nekharen kwamen overeind bij de herinnering. Hij wreef over zijn linkerzij toen hij een pijnscheut voelde op de plek waar ooit zijn milt had gezeten. Steve en de rest van het team keken afwachtend naar Jonathan. Jonathan vermande zich en slaakte een diepe zucht. ‘Er is iets wat me dwarszit,’ zei Jonathan terwijl hij Naomi aankeek. ‘Zou je mij willen vertellen wat je ziet en wat je mening is?’ Ze knikte. ‘Ik zie een vrouw met een geschatte leeftijd tussen dertig en veertig jaar oud. Ze is vastgespijkerd met pennen die gebruikt worden door bergbeklimmers.’ ‘Hoe weet je dat?’ onderbrak Jonathan haar. ‘Mijn broer heeft een poosje aan bergbeklimmen gedaan. Ze worden gebruikt als zekering in de rotswand.’ ‘OK. Duidelijk. Ga door met je verhaal,’ zei Jonathan. ‘Gezien de mate van opzwelling en de kleur die ze heeft schat ik het moment van overlijden op grofweg twintig tot vijfentwintig uur geleden. Gisterenavond in het begin van de avond dus. Het lijkt erop dat ze door verstikking om het leven is gekomen. Verder denk ik dat ze gedood is voordat ze werd opgehangen want de wonden bloeden niet, dus ze had geen bloedsomloop toen ze werd vastgespijkerd. Haar rechterpink ontbreekt en is door een scherp voorwerp afgesneden.’ Jonathan knikte goedkeurend. ‘Goed opgemerkt en een goede analyse. Er is echter één manco in je redenering en dat is ook het punt wat ik zelf zo vreemd vind. Alles wijst
17
inderdaad op een verwurging, maar ik zie geen blauwe plekken in haar hals.’ Verrast keek Naomi naar het slachtoffer en zweeg een poosje. ‘Inspecteur, naar mijn mening moeten we een uitgebreide sectie verrichten. Er is namelijk nog iets vreemds aan dit slachtoffer en dat is de gelige kleur. Vaal en grauw zou verklaarbaar zijn in dit stadium maar deze gele kleur duidt op iets anders. Er zit iets in haar wat daar niet hoort,’ vervolgde ze. Jonathan knikte instemmend. ‘Kan je dat in Tofino doen of moet het slachtoffer naar Vancouver?’ vroeg Jonathan haar. Ze keek hem even twijfelend aan. ‘Ik denk dat het beter is om de sectie in mijn eigen laboratorium te doen aangezien het slachtoffer waarschijnlijk gestikt is zonder uiterlijke bewijzen daarvan. Ik zal grondige bloedtesten moeten doen om de oorzaak te kunnen achterhalen en zulke testen kan ik hier niet goed uitvoeren,’ antwoordde ze hem. ‘Daar was ik al bang voor,’ zei Jonathan zuchtend. ‘Het zou mooi zijn als het hier had gekund want dan hadden we tijd uitgespaard.’ ‘Dat begrijp ik inspecteur, maar zorgvuldigheid gaat voor tijdsdruk neem ik aan?’ reageerde ze. ‘Uiteraard,’ antwoordde hij. Peinzend stond hij nog even naar het slachtoffer te kijken en nam toen een besluit. ‘Goed, we gaan het als volgt doen,’ begon hij. ‘Het team wat nu ter plaatse is blijft hier. Ik ga met Naomi naar Vancouver voor de sectie. Ik zal in Vancouver regelen dat er capaciteit wordt vrijgemaakt bij het forensisch laboratorium voor onderzoek van het bewijsmateriaal. Steve gaat ook mee om in Vancouver een uitvalsbasis op te zetten.’ Hij wendde zich nu tot de leider van het rechercheteam. ‘Ga als eerste praten met de twee getuigen die het slachtoffer gevonden hebben. Zorg daarna dat alle mogelijke bewijsstukken worden geanalyseerd en verwerk dan de gegevens in ons computersysteem. Als je dat geregeld hebt moet je een uitgebreid buurtonderzoek houden. Ga met zo veel mogelijk mensen
18
praten of ze gisteren mensen hebben gezien op dit eiland. Laat me direct weten als je iets gevonden hebt,’ deed hij zijn besluit uit de doeken. ‘Vragen of onduidelijkheden?’ vroeg hij afsluitend. Iedereen schudde ontkennend het hoofd. ‘OK, aan de slag dan maar. Laten we dit monster te pakken zien te krijgen. Iemand die zulke dingen met een medemens uithaalt, verdient het om voorgoed achter de tralies te verdwijnen. En voor ik het vergeet, houd de pers er voorlopig buiten. We kunnen in dit stadium geen wilde verhalen in de media gebruiken.’
19
Hoofdstuk 3
Morbide ontdekking
In de loop van de middag kwamen Jonathan en Naomi aan bij het hypermoderne gebouw waarin verschillende diensten waren ondergebracht die vaak nauw moesten samenwerken: de RCMP, het Forensisch Instituut en een mortuarium. De RCMP had al vele malen de grote mogelijkheden van snel forensisch onderzoek ondervonden waardoor ze een meer dan gemiddeld aantal misdrijven kon oplossen. Steeds verdergaande technieken in DNA onderzoek schiepen mogelijkheden om reeds gesloten en onopgeloste zaken opnieuw te bekijken en tot een goed einde te brengen. Enkele jaren geleden had de toenmalige plaatselijk commissaris dat goed begrepen en na een moeizame lobby op politiek niveau om een forensisch laboratorium toe te voegen aan de RCMP in Vancouver, werd zijn wens meer dan vervuld. Het Forensisch Instituut werd overgehaald te verhuizen en een gezamenlijk gebouw te betrekken met de RCMP. Naomi droeg het slachtoffer over aan haar assistent Brian McDonald om haar klaar te maken voor de autopsie. De toestemming van de Officier van Justitie was binnen dus niets stond de autopsie meer in de weg, afgezien van hun rommelende maag. Naomi had nog voorgesteld om in Tofino eerst te lunchen voor ze vertrokken, maar het antwoord van Jonathan was kort en duidelijk: ‘maak haast als je tijd hebt, dan heb je tijd als je haast hebt.’ Terwijl het lichaam werd voorbereid voor de autopsie gingen ze naar het restaurant voor een snelle lunch. Zwijgend nuttigden ze hun maaltijd en Naomi zat Jonathan verstolen te observeren.
20
Jonathan intrigeerde haar. Ze had over zijn reputatie en doctorstitel gelezen en wist dat hij bovengemiddeld intelligent was. Toch herkende ze ook een jongensachtige naïviteit in hem. Een vertederende naïviteit, maar ze zag ook de hardheid in zijn ogen. Een hardheid die bij vlagen werd afgewisseld door pijn of verdriet. Ze vermaande zichzelf dat ze zo analytisch over deze man nadacht en het verontrustte haar ook lichtelijk. Ze had na een afschuwelijke ervaring twaalf jaar geleden besloten om mannen voorgoed uit haar leven te verbannen. En juist Jonathan bracht onwetend haar oude pijn weer naar boven. ‘U bent stil,’ zei ze om maar iets te zeggen. ‘Een woord teveel is een gedachte te weinig,’ antwoordde hij glimlachend. ‘Ik zat te piekeren over de vraag waarom mijn naam en telefoonnummer boven het slachtoffer hing.’ Naomi roerde in haar koffie. ‘Het betekend in ieder geval dat de moordenaar niet erg intelligent is,’ antwoordde Naomi hem. ‘Hoezo?’ Naomi glimlachte om zijn positieve naïviteit. ‘Een normaal denkend mens die bekend is met uw reputatie zou niet graag een moordenaarsverdelger op zijn dak krijgen als hij een moord wil begaan, laat staan dat hij uw naam en telefoonnummer boven zijn slachtoffer zou ophangen.’ Zwijgend keek Jonathan haar een poosje aan en knikte toen. ‘Bedankt voor het compliment,’ zei hij glimlachend. ‘Ik stel voor dat we elkaar tutoyeren. Mijn naam is Jonathan.’ ‘Jonathan?’ vroeg ze grinnikend, ‘dat wist ik nog niet! Mooi voorbeeld van mannelijke onbeholpenheid noemen we dat.’ Jonathan keek even hoofdschuddend naar het plafond, verrast door haar humor. Hij had een ander beeld van haar gekregen bij hun eerste ontmoeting. Ze liepen naar de lift en lieten zich naar de twee verdiepingen lager gelegen kelder zakken, waar de sectieruimte en het mortuarium gevestigd waren. De sectieruimte was een kille en bijna naadloos witbetegelde ruimte. Brian Mc Donald legde de laatste hand aan de twee videocamera’s
21
die boven de sectietafel geïnstalleerd waren. Elke autopsie werd vanuit verschillende hoeken volledig op digitale film vastgelegd. ‘Hoi Brian,’ groette Naomi haar assistent. Brian knikte zwijgend terug. Brian was een knokig persoon met een vale huid die nodig zon moest voelen. Hij had uitpuilende ogen die emotieloos als een zonnende pad voor zich uit keken. Een typische lijkschouwer. ‘Is alles er klaar voor?’ vroeg Naomi hem. ‘Jawel mevrouw,’ antwoordde hij. ‘Ik heb de vingerafdrukken al genomen en ik heb ook bloed afgenomen voor het toxicologisch, viraal en bacteriologische onderzoek. De proefmonsters liggen al bij het lab en ze zijn direct met de analyse begonnen. Ik heb ook al een sectierapport aangemaakt waaraan u aan kunt refereren tijdens de autopsie.’ ‘Goed werk Brian en stop er nou eens mee om me steeds mevrouw te noemen zoals ik je al honderd keer gevraagd heb!’ bedankte ze hem. ‘Jawel mevrouw,’ was zijn standaard antwoord en er verschenen pretlichtjes in zijn ogen. Naomi en Jonathan trokken een jas aan en deden een masker op. Naomi deed als enige een paar handschoenen aan aangezien Jonathan uitsluitend als getuige aanwezig was. Ze drukte op de knop van de afstandbediening om de opname te starten en begon de autopsie. ‘Naomi Coleman, forensisch-patholoog, RCMP. Start autopsie van zaak 86-8943 waarvan het lichaam vooralsnog niet geïdentificeerd is. Uitwendig onderzoek van een blanke vrouw, bruin haar, kleur ogen nog niet zichtbaar en zal volgen bij verder onderzoek. Gewicht 61,8 kg. Lengte 1,74 meter. Geschatte leeftijd midden dertig. Rigor mortis in armen en benen en livor mortis in beide onderbenen. Pink van de rechterhand ontbreekt, verder geen aanwijzingen voor steekwonden of kneuzingen. Kleine moedervlek twee centimeter boven de navel en een moedervlek op de rechterschouder. Litteken op buikwand wat wijst op een operatieve behandeling van een blindedarm. De huid is gelig verkleurd wat zou kunnen wijzen op een vergiftiging. Tong hangt uit haar mond wat wijst op verstikking.’ Ze stopte met praten en keek nauwkeurig naar de linkerbovenarm van de vrouw.
22
‘Ik constateer veel perforaties in zowel de linkerbovenarm alsook in de rechterbovenarm wat vrijwel zeker veroorzaakt is door intraveneuze injecties, ik tel tientallen littekens.’ Verrast kwam Jonathan iets dichterbij om het beter te kunnen zien. Dit zou kunnen wijzen op een drugsverslaving. Brian hielp Naomi om de vrouw om te draaien voor uitwendig onderzoek van de rugzijde waarna Naomi haar verslag vervolgde. ‘Rugzijde vertoont geen livor mortis waaruit we kunnen concluderen dat de vrouw aan de boom is overleden of kort daarvoor. Lichaam is verder intact en vertoont geen bijzondere kentekenen.’ Brian hielp Naomi weer om het lichaam terug te draaien op haar rug en Naomi draaide de ogen van de vrouw naar buiten om te kijken welke kleur ze hadden. Ze keek in grijze ogen die vol wanhoop en afschuw stonden en ze dacht met weemoed aan de familie van deze vrouw die nog niet eens wisten dat hun geliefde overleden was. Brian tilde het lichaam nu een stukje op zodat Naomi een rubberen blok onder de schouders kon schuiven, zodat de armen los kwamen te liggen van het lichaam en het hoofd achterover kwam te hangen. Naomi deed een nieuw paar handschoenen aan. ‘Ik start het inwendig onderzoek, te beginnen met een Y-incisie.’ Ze startte de Stryker accuzaag en maakte een voorgeschreven incisie vanaf de punt van de ene schouder naar de andere schouder. Er kwam maar weinig bloed vrij, iets wat verklaarbaar was omdat al het bloed al naar de benen was gezakt. Naomi maakte nu een tweede incisie vanaf de halskuil tot aan het schaambeen. Ze klapte de huid weg en maakte laterale sneden in de ribben. Voorzichtig haalde ze de ribbenkast uit het lichaam. De organen kwamen nu bloot te liggen en Naomi begon ze stuk voor stuk te onderzoeken op afwijkingen. Ze nam alle organen uit het lichaam waarna ze werden opgemeten en gewogen. Ze begon met het hart gevolgd door de longen, lever, milt en spijsverteringsorganen. Naomi praatte aan één stuk door over haar bevindingen en alle details werden vastgelegd. Nadat ze klaar was met de organen en aan de hersenen wilde beginnen, zag ze iets in de keel van de vrouw steken omdat de tong opzij hing en ze
23
goed zicht had op de keelholte. Ze pakte een lange pincet om het voorwerp te pakken en voorzichtig haalde ze een voorwerp uit de keelholte. Fronsend keek ze naar Jonathan die ook verrast was. ‘Die pink misten we al,’ zei ze nuchter en ondanks de ernst van de zaak moesten ze allebei even grinniken. Naomi bekeek de pink wat beter en hoofdschuddend keek ze op naar Jonathan. ’Dit is een beetje morbide, maar het is niet haar eigen pink.’ Verbijsterd door deze wending keek Jonathan haar aan. ‘Weet je dat zeker?’ vroeg hij twijfelend. Naomi pakte de hand van de vrouw en duwde hem plat op de sectietafel waarna ze de pink bij de hand legde tegen het rafelige stompje. De pink was langer dan de ringvinger en Jonathan knikte begrijpend. ‘Wil je deze pink direct laten onderzoeken in het lab? Laat ze maar een volledig DNA onderzoek doen en laat dan uitzoeken of er een link is met gegevens van een vermiste persoon,’ vroeg hij Naomi. Naomi noteerde de details van de vinger en gaf hem vervolgens aan Brian die de vinger direct in een doosje deed en naar het lab liep. ‘Dit belooft nog wat,’ zei Naomi zuchtend. Ze vervolgde de autopsie en schoof het rubber blok onder het hoofd. Ze maakte een incisie vanachter het linkeroor tot aan dezelfde plek achter het rechteroor, dwars over het hoofd door de haarlijn heen. Ze klapte de gezichthuid over de schedel, sleep vervolgens de schedel open en inspecteerde de hersenen en hersenvliezen. Zwijgend werkte ze nu door en melde de bijzonderheden. Brian kwam weer binnen met een laborant in zijn kielzog. ‘Ik denk dat jullie dit wel even moeten weten voordat de autopsie wordt afgerond,’ zei Brian enigszins opgewonden. Verbaasd keek Naomi op van haar werk. Zo kende ze Brian niet. Meestal bewaakte hij de sectieruimte als een terriër wanneer ze met een autopsie bezig waren. Hij wilde geen pottenkijkers. Als hij het nodig vond om iemand mee naar binnen te nemen moest er wel een dringende reden voor zijn. ‘Het bloedonderzoek is klaar en ze hebben zaken gevonden die daar niet horen,’ vervolgde Brian. Naomi staakte de bandopname van de autopsie en richtte zich rechtstreeks tot de laborant.
24
‘Edward, vertel het maar,’ vroeg ze hem. Edward schraapte zijn keel voor hij begon. ‘We hebben hars gevonden in haar bloed. Om preciezer te zijn arbinogalactaan, oligosaccharide, polysacchariden en glycoproteïnen,’ las hij van een briefje. ‘Er zit zoveel in haar bloed dat het zuurstofgehalte onder het niveau ligt waarbij een mens kan leven.’ Fronsend keek Naomi de laborant aan. ‘Wat weten jullie nog meer over die hars? Waar wordt het voor gebruikt?’ ‘Geen flauw idee Naomi. De computer doet alleen maar een spectroanalyse voor chemische bestanddelen. Toepassingen zijn niet bekend.’ Naomi knikte berustend en zwijgend keek ze Jonathan aan.
25