1 november 2012
Dr. jur. Herman PAS
Kinderrechten… en filosofie of het belang van het juiste woord Terecht zoekt TEJO – Therapeuten voor Jongeren, naar een gemeenschappelijke basis van ideeën en denkbeelden voor haar werking, om in een groep van zeer verscheiden professionele vrijwillige medewerkers toch het kader duidelijk genoeg te tekenen, om niet te vervallen in een discussie over therapeutische methoden, om het doel en de reden van bestaan in het vizier te houden. Om te weten hoe TEJO staat tegenover kinderen en jongeren. Welke is de gemeenschappelijke basisfilosofie over wat kinderen betekenen? We zouden de noodzaak hiervan willen illustreren, door enkele kanttekeningen in de marge van : “We kunnen niet toveren, luisteren wel...” aan de hand van twee concrete voorbeelden. Vooreerst een lezing van Prof. D. ARCHARD1 en zijn boek : “Children – Rights and Childhood”.2 Een bijzonder boeiend boek voor wie over kinderrechten en over de verhouding volwassenen - kinderen en jongeren wil nadenken. En dit niet allen binnen een juridisch denkpatroon, bij. vanuit een juridisch perspectief, Onze eerste reactie na het lezen van de paper was er een van ongeloof: "Waar zijn we?", "Waar staan we met de kinderrechten?" En ook: "Wat geeft dit mee bv. aan mijn vriend H., wanneer hij na deze conferentie terugkeert naar zijn werkveld in sloppenwijken in Zuid-Afrika?" "Het is prachtig dat kinderen en hun rechten het voorwerp geworden zijn ook van filosofie, en dus volwassen geworden zijn, maar worden die daar ook beter van ?" "Gaan kinderen nu ook het lijdend voorwerp worden van de rechtsfilosofie zoals zij dat voorheen zolang waren voor het recht?" Vragen en thema's rond kinderrechten: Hebben kinderen rechten? Zo ja, welke? De vraag naar “children’s rights”, “… how the state should act to balance the rights of children and those of their parents”, hanteert het onderscheid tussen de categorieën “moral rights” en “legal rights” , “ the question of … whether children have rigths“, en ”kùnnen kinderen rechten hebben?” - “If so: “which ones?” .. Als kinderen rechten (kunnen) hebben, welke rechten kunnen dat dan zijn? De vraag wordt gesteld naar “what is seen as central of the case for and against children’s rights : drawing a line is arbitrary “, “the case made on a number of grounds, against giving children any rigths at all…..” En de stelling geponeerd: “children are incapable of possessing and exercising rigths”. Het is toch merkwaardig dat in deze context, nog altijd, en ernstig, de vraag, de idee moet onderzocht worden OF kinderen rechten hebben, zelfs: kunnen hebben? Als persoon, “in their own right”, als kind (als niet-volwassene)? Als kind, in functie van zijn volwassen worden? omdat hij later een volwassene zal (moeten) (kunnen) worden? Hebben we dan te vlug gedacht dat we dit stadium van de problematiek van kinderrechten voorbij waren? Dat kinderrechten geconsolideerd waren?
Ook de manier waarop de vraag gesteld wordt is merkwaardig, na twintig jaar IVRK. "Hebben" kinderen rechten, zo ja, welke ? En worden rechten aan kinderen "verleend", "toegekend", "gegeven"? Bij het thema van de afgrenzing wordt gezegd dat iedere grenslijn kind/volwassene, arbitrair. is. Er wordt anderzijds wel een onderscheid gemaakt tussen rechten krachtens de wet (legal rights) en rechten op een morele basis (moral rights). Maar: “However there is a background concern that affects the attribution3 of both moral and legal rights: inflation of rigths”. “Inflatie van rechten”, nl. het toekennen of het erkennen van meer rechten aan meer personen, leidt, in deze visie, tot waardeverlies (verlies aan koopkracht…), hoewel het geen reden kan zijn op zichzelf, “not to give children rights”. Maar deze “inflatie” van rechten wekt de bezorgdheid van de auteur. “One good reason for not giving children rigths is that they do not qualify as possible holders of rigths. “ “Right” betekent hier dan “protected exercice of a choice “ (volgens de “will- or choice theory“). “According to the competing “interest” theory a right is the protection of an important interest“. “On the will theory it would seem that only those capable of exercising choice can have rights whereas on the interest theory anyone who has important interests can have rights. If, as many will argue, children are incapable of exercising choice … they do not have rigths”. ARCHARD stelt - gelukkig maar - dat deze “will theory” vals moet zijn, vermits kinderen in werkelijkheid rechten hébben. (En hoe luidde ook weer dat basisbeginsel in de cursus logica? “Ab esse ad posse valet illatio.”)4 Indien... welke ? “If children can have rigths… then the next question that needs answering is: “Which rights do children have? …. Do they… have all the rights that adults have or only some? Do they have rights as children, adults do not have?” “…special rigths in virtue of being a child? “ De auteur gebruikt een indeling van rechten in categorieën: A-rigths alone adults have; AC-rights adults and children have C-rights alone children have, possess. Hij vult evenwel aan: “We could think that the child has the right both in its own right as a child and in the person of its future self." Het samenvattend besluit bij het hoofdstuk “Morele rechten” luidt dan: “So, to summarise, moral rights are possessed and exercised by children, if according to the will theory, they can make choices or, according to the interest theory, if they have interests of sufficient importance. It may be that children have some rights only insofar as they are children though these rights may also be thought as protecting the future adults the children will become. Children may share some rights with adults, although it is normally thought that they do not share the liberty rights because they are not competent to make choices that adults can.“ Ver van huis... Het is lang geleden dat we ons nog zo ver van huis hebben gevoeld. Meer bepaald vanuit formeel
juridisch standpunt maken we ons zorgen om de gebruikte, betwistbare of onduidelijke terminologie en de mogelijke effecten daarvan. Terminologie In een hoofdstuk “Moral rights”, wordt het verband tussen kinderen en rechten, aangeduid met een waaier van termen, erg gevarieerd en soms contradictorisch of méérzinnig. Ze getuigen alle van een “volwassen” vooringenomenheid. Vanuit de persoon (van het kind) gezien worden de termen gebruikt: - have rights… under law or morally - to be entitled to a right - a right people or children “ought to have“ - to possess rights - children as possessors of rights - to hold rigths - to be a (possible) holder of rigths - to exercise rights - to have rigths as children, as adults. Of vanuit de andere richting (Hoe te benoemen: the Law? de wetgever?) - to give children rigths - a right is recognized - attribution of moral or legal rights - to accord rights - to produce rights (zoals : “to produce currency“). Geen van deze termen, die nochtans een uiteenlopende inhoud en betekenis dekken, wordt nauwkeurig gedefinieerd? De gekozen termen drukken nochtans wel een attitude uit, een impliciete stellingname. Maar waaruit putten volwassenen het recht om zo te oordelen en te beschikken over al dan niet rechten geven aan kinderen? Hebben dieren rechten? In verband met specifieke rechten maakt ARCHARD een vergelijking met andere “identificeerbare groepen”, “identifiable groups, women, students, prisoners,...” Het kan nog erger, want nadien wordt een vergelijking gemaakt met dieren: “hoewel we de plicht hebben ons tegenover dieren behoorlijk te gedragen, betekent dat nog niet dat dieren tegenover ons rechten zouden hebben.” Zo ook dus voor kinderen. Jawel. Een knelpunt, bij deze beoordeling van rechten, een “crucial question”, is de “(in)competence of children to exercise a right.” Een ander probleem stelt de visie rond : “C-rights as children (as such) in their own right, and the right as children developing into adults, as future adults, the person of its future“, de persoon die het kind zal worden. Merkwaardige visie: kinderen hebben rechten niet (alleen) als de
persoon, die zij nu zijn, maar als de volwassene die zij zullen worden. Zo hebben kinderen recht op een goede gezondheid(szorg) opdat zij later gezonde volwassenen zouden zijn. LEGAL Rights Verschillende divergente termen worden gebruikt om de band aan te duiden tussen het rechtssubject (het kind) , het voorwerp van het recht en de instantie die het recht al dan niet toekent of erkent (“the Law”). "Rights children ought to have (law and moral don’t perfectly coincide)". “The law gives rights”… “Perhaps it is a fundamental mistake legally to give children that to which they are not morally entitled.” Children acquire legal rigths, the law declares that children have special rigths (as children), the law accords rights, ascription of special rigths, denied to adults, children are entitled to the protection of the law, … Wat “the law” hier ook moge betekenen. Internationaal Verdrag Rechten van het Kind Nogh altijd zit de terminologie die gehanteerd wordt bij de lezing en interpretatie van het IVRK vol verrassende of verontrustende onnauwkeurigheden en tegenstrijdigheden. Een flagrant voorbeeld is wel de tekst over het toekennen of erkennen van een recht op leven: "to accord5 a child an inherent right to life?" Hoe kan iemand, een persoon, zij het een volwassene, of een instelling, nu een "inherent recht op leven" toekennen aan een andere mens, zij het dan een kind? Dit lijkt wel een schoolvoorbeeld van tegenstrijdigheid in een redenering. Enerzijds wordt gesproken van een kind als subject, “Fundamentals”, rechten "possessed ", "entitlements", "ascription of different kinds of rigths", rigths to legal protection, rigths to participation,... kinderen als subjects, agents, capable of exercising certain fundamental powers." Maar elders wordt over de kinderen gesproken als patiënten, als objecten, als potentiële slachtoffers, die recht hebben op een bescherming die niet gegeven wordt aan volwassenen. Nood aan duidelijkheid : dat is klaar De paper heeft ons wel nieuwsgierg gemaakt naar de auteur van het boek en naar het boek zelf. 6 De website van de universiteit van Lancaster leert ons dat Prof. ARCHARDS bijzondere interesse gaat naar: 1. de ethiek van het ouderschap, zowel de voorwaarden onder dewelke het toelaatbaar ("permissible") is zich voort te planten als het onderzoek van wat genoemd wordt “wrongful life”; kinderen laten geboren worden voor een mensonwaardig bestaan, en de voorwaarden van het ouderschap, inclusief een analyse van de rechten en plichten verbonden aan het ouderschap, waaruit ze bestaan en waarop ze steunen; 2. een pleidooi voor “proceduralisme”, de idee dat een redelijk akkoord tussen het geheel van de burgers kan en moet beperkt worden tot democratische procedures, inclusief dus een pleidooi voor politieke gelijkheid, en dat een verder akkoord over wezenlijke principes van gerechtigheid niet mogelijk en niet wenselijk is;
3. de rol die filosofie kan spelen in het formuleren en het implementeren van het overheidsbeleid. Deze terreinen hebben een gemeenschappelijk thema dat ze verbindt: hoe een liberaal beleid de intieme, de privé domeinen van het menselijk bestaan moet regelen in een context van diepgaande en blijvend verschillende opvattingen. Deze thematiek is bijzonder boeiend. Het neologisme "proceduralism" duidt een interessant denkspoor aan bij het zoeken naar een gemeenschappelijke basis voor het samenleven in een pluralistische maatschappij. Bovendien brengt David ARCHARD verschillende domeinen met elkaar in verband: recht, rechtsfilosfie, filosofie, en praktijk: de praktijk van de individuele toepassing, maar ook de praktijk van het beleid op de domeinen waar kinderrechten een rol spelen. Dit is een waardevol boek, dat de waarden die meespelen in het kinderrechtendebat probeert te verduidelijken. Het is dus ook een “waardenvol” boek van hoog niveau. Bescheidenheid past ons bij de beoordeling. Het bestrijkt een aantal domeinen waar wij ons niet durven wagen. Maar met alle respect en binnen de grenzen van onze beperkte competentie moeten we het toch kritisch beoordelen. Niet alleen recht... Rechten van kinderen, spreken in termen van rechten en van het recht, is uiteraard niet de juiste of de meest aangewezen manier en terminologie om te praten over kinderen en wat hun toekomt. Terecht wijst de auteur erop dat "rechten" niet de enige termen zijn, en zeker niet de meest aangepaste om over kinderen, hun opvoeding, hun welzijn en hun belangen te praten. Maar voor volwassenen is dat niet anders. En evengoed zijn rechten onmisbaar althans in een samenleving als de onze, wil men toegang bekomen tot de middelen die men nodig heeft om een menswaardig en zinvol bestaan te kunnen leiden. Het grote gevaar van dubbelzinnige termen en teksten is wel dat ze ontoepasbaar worden en dus praktisch onbruikbaar. De kinderen worden er niet beter van.
Jeugdrecht : Jeugd-bescherming of jeugd-strafrecht? Het belang van een duidelijk ondubbelzinnig gebruik van de juiste terminologie kan nog geïllustreerd worden met een tweede voorbeeld dichter bij huis. In april 2012 richtte UCSIA7 een reeks lezingen in onder de hoofding: “Jongerencriminaliteit en Strafrecht”, over de items: het Vooronderzoek, de Berechting, de Strafuitvoering. Uitgangspunten In de programmabrochure werd de context van deze thema’s synthetisch weergegeven, en ook de aanleidingen om deze thema’s op het programma te plaatsen: de thesis: toename van het aantal minderjarige daders; saillante feiten van jongerencriminaliteit, de voetbalrellen in Borgerhout, groepsverkrachtingen door jeugdbenden in Brussel, homofobe agressie, die de vraag van de publieke opinie naar meer straf en verantwoordelijkheid aanwakkeren. De vraag rijst onmiddellijk of de aangehaalde incidenten, voetbalrellen en homofobie, specifiek de zaak zijn van jongeren (< 16).
De vraagstelling over de concrete problematiek van de te behandelen thema’s werd geïllustreerd met het delicate karakter en het beschermende statuut van de minderjarigen, het feit dat rechtspsychologen werden bijgehaald om “verhoren te begeleiden”; waarborgen voor kwetsbare groepen (nl. jongeren), het feit dat we wel ervaring hebben met minderjarige slachtoffers en getuigen van misdrijven, maar minder met de aanpak van minderjarige daders. De thema’s worden gesitueerd als fasen in “het strafrechtelijk proces”: vooronderzoek, berechting en strafuitvoering; de vraag wordt gesteld op welke wijze een schuldbekentenis kan afgedwongen worden, welke straf dient toegepast, en of geen alternatieven van maatschappelijke preventie zouden moeten gevonden worden. Anderzijds wordt geponeerd dat het jeugdbeschermingsrecht in volle expansie is wegens de toename van het aantal minderjarige daders, de toename van de zaken die voor de jeugdrechtbank komen,8 en de uitbreiding van de waarborgen voor de minderjarigen. De strafprocedure, zo luidt het, is gericht op het verbeteren van de daders, door opvoedkundige maatregelen hen tot andere inzichten brengen. Anderzijds is het de auteur van de tekst niet ontgaan dat tot 16 jaar er een onweerlegbaar vermoeden bestaat van niet-verantwoordelijkheid van de minderjarige: “minderjarigen kunnen geen misdrijven plegen omdat ze geen schuldinzicht hebben”, enkel “als misdrijf omschreven feiten”. De opdracht van de (parket)magistraten ligt er minder in, rekening te houden met de ernst van het misdrijf en meer met de persoonlijkheid en de sociale context van de dader. Er is hier een opsplitsing in twee kampen gegroeid, van de enen die dit systeem het enig zinnige vinden, en anderzijds degenen die vragen naar een versterkt jeugdsanctierecht. Hoewel enkel de lezing, die betrekking had op het “uit handen geven” van de jongere in de context “strafrecht” past, wordt in gans de voorstelling van het programma enkel nog in strafrechttermen gesproken. Dit verraadt een ingenomen stelling: de gebruikte terminologie is niet in overeenstemming met de geest en de letter van de toepasselijke wetgeving, gericht op bescherming, bijstand, hulpverlening. Meer bepaald: de wet van 8 april 1965 op de jeugdbescherming, de Decreten van het Vlaams Parlement inzake Bijzondere Jeugdbijstand, de Bijzondere Jeugdbijstand (7 maart 2008), Decreet op de integrale Jeugdhulp 19 juli 2003, 7 mei 2005, enz. Hoe kan men nu consequent en efficient bescherming, bijstand, hulp … verlenen, in het kader van hun eigen logica, nl. die van de hulpverlening, aan jongeren, die in conflict komen met de wet, als men de daaraan vreemde terminologie, de categorieën uit het strafrecht, de idee van sanctie, blijft hanteren? Waarom gebruikt men nog steeds niet consequent de terminologie en de categorieën, eigen aan de hulpverlening? Dan zou men wellicht niet meer spreken over het afdwingen van een bekentenis, waarbij de jongere moet beschermd worden, in zijn zwakke, kwetsbare positie tegenover de ondervrager, en dan wordt ook de taak van de ondervrager anders; niet een ondervraging als in het strafrecht maar een ondervraging, of een gesprek, dat kan leiden tot effectieve hulpverlening? Het gebruik van de strafrechtelijke terminologie in de context van “bescherming” of “bijstand” doet vrezen dat deze basisoptie nog steeds niet volledig aanvaard en geïntegreerd werd. Alleszins is duidelijk dat de wetgever én de uitvoerders van de wet: politie, parket, maatschappelijk werkers,
psychologen, magistraten… hierover nog niet unaniem zijn. Besluit De al bij al niet overtalrijke consequente verdedigers van kinderrechten zouden het misschien onder elkaar over enkele begrippen en principes grondig eens moeten kunnen worden, om de kinderrechten beweging ook meer draagkracht te geven. Bewuste en bedachtzame “Therapeuten voor Jongeren” kunnen daarin misschien model staan. Dat is onze wens en onze verwachting.
HGP