Hervorming werkloosheidsreglementering – 1 november 2012 Op 1 november 2012 treedt de hervorming van de werkloosheidsreglementering in werking. Deze hervorming beoogt de huidige degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen te versnellen, in functie van de duur ervan en de beroepsloopbaan van de betrokkene. Concreet: -
Een langere referteperiode voor het vaststellen van het vereiste aantal arbeidsdagen Een tweede periode waarvan de duur afhangt van het beroepsverleden. Een derde forfaitaire periode voor elke gezinscategorie.
1. Recht op werkloosheidsuitkering De referteperiodes, die gehanteerd worden, voor het vaststellen van het vereiste aantal arbeidsdagen voor het recht op een uitkering worden verlengd. Mijn leeftijd
< 36 jaar 36 – 49 jaar >50 jaar
Hoe lang duurt de referteperiode? 21 maanden 33 maanden 42 maanden
Hoeveel arbeidsdagen moet ik aantonen om recht te hebben op een uitkering? 312 dagen 468 dagen 624 dagen
2. Het bedrag van de werkloosheidsuitkering Hoeveel de uitkering bedraagt, hangt af van de periode waarin de rechthebbende zich bevindt. Daarnaast speelt ook de gezinssituatie een rol. 4 gezinscategorieën A: je woont samen en de uitkering is het enig inkomen N: je woont alleen B: je woont samen en er zijn andere inkomsten in het gezin B ‘bevoorrecht’: je woont samen met een partner, die een lage uitkering ontvangt, en er zijn geen andere beroeps- of vervangingsinkomens
3 periodes Het recht op uitkeringen zal in 3 periodes worden opgesplitst: (1) De eerste periode duurt een jaar en is opgedeeld in 3 fasen: Fase 1 (11): duur = 3 maanden / bedrag = 65% van het laatste maandloon (begrensd tot 2370,76 euro bruto) (deze regel wordt slechts van toepassing vanaf 1/1/2013) Fase 2 (12): duur = 3 maanden / bedrag = 60% van het laatste maandloon (begrensd tot 2370,76 euro bruto) Fase 3 (13): duur = 6 maanden / bedrag = 60% van een intermediaire loongrens (2209,59 euro bruto) Zoals uit volgende tabel af te lezen valt, speelt de gezinscategorie in de eerste periode enkel en alleen een rol in de bepaling van het gegarandeerde minimumbedrag.
Periode 1 Categorie A Categorie N Categorie B (al of niet bevoorrecht)
Fase 2 (12)
Fase 3 (13)
maximum minimum maximum minimum maximum
Fase 1 (11) Vanaf 1/1/2013! 1541,02 1090,70 1541,02 916,24 1541,02
1422,46 1090,70 1422,46 916,24 1422,46
1325,74 1090,70 1325,74 916,24 1325,74
minimum
686,92
686,92
686,92
! Neutralisering van de vergoedingsperiodes – SPECIFIEK voor technici en artiesten van het spektakelbedrijf De technicus of artiest van het spektakelbedrijf, die minstens 3 contracten van korte duur (< 3 maanden) kan aantonen binnen de eerste periode, ontvangt gedurende 12 maanden volgend op de eerste periode een uitkering volgens het uitkeringspercentage van de eerste periode (60%) van de bedragen, die van toepassing zijn binnen de tweede periode. (categorie A: 60% van maximum 2064,81 euro/ categorie N: 60% van maximum 2019,88 euro/ 60% van maximum 2064,81 euro) Indien de technicus of artiest van het spektakelbedrijf in de loop van de 12 maanden die volgen op de toekenning van de periode opnieuw bewijs levert van minstens 3 contracten van zeer korte duur (< 3 maanden), wordt een nieuwe periode van 12 maanden toegekend. Kan men geen afdoende bewijs leveren dan gaat men over naar de tweede periode.
(2) De tweede periode is eveneens opgedeeld in 3 fasen: Fase 1 (2A): duur = 2 maanden / bedrag = afhankelijk van de gezinssituatie Categorie A: 60% van maximum 2064,81 euro (= de basis bruto loongrens) Categrorie N: 55% van maximum 2019,88 euro (= de basis brutoloongrens categorie N) Categorie B: 40% van maximum 2064,81 euro (= de basis brutoloongrens) Fase 2 (2B): duur = variabel i.f.v. beroepsverleden (max. 10 maanden) / bedrag = idem fase 1 van periode 2 Deze fase is een eventuele verlenging van de eerste fase van periode 2. Per jaar beroepsverleden wordt een schijf van 2 maanden toegekend. Fase 3: duur = variabel i.f.v. beroepsverleden – max. 24 maanden/ bedrag = verschil tussen vorige bedrag en forfaitbedrag met een daling elke 6 maanden In fase 3 is er dus sprake van 4 blokken van 6 maanden. (volgens de terminologie van RVA gaat het om 21/22/23/24) Per jaar beroepsverleden wordt een schijf van 2 maanden toegekend. Periode 2
Categorie A Categorie N Categorie B Categorie B ‘bevoorrecht’
maximum
Fase 1 & Fase 2 (2A/2B) 1238,90
Fase 3/ maand 1 –6 (21) 1209,26
Fase 3/ maand 7 – 12 (22) 1179,62
Fase 3/ maand 13-18 (23) 1149,98
Fase 3/ maand 19 -24 (24) 1120,34
minimum maximum minimum maximum minimum maximum
1090,70 1110,98 916,24 826,02 686,92 826,02
1090,70 1071,98 916,24 757,64 646,36 757,64
1090,70 1032,98 916,24 689,26 605,80 689,26
1090,70 994,24 916,24 620,62 564,98 635,44
1090,70 955,24 916,24 552,24 524,42 635,44
minimum
686,92
646,36
635,44
635,44
635,44
Bijvoorbeeld: iemand met 5 jaar beroepsverleden, zal na fase 2A terechtkomen in fase 2B gedurende 10 maanden. Nadien valt deze terug op het forfaitbedrag. Bijvoorbeeld: iemand met 15 jaar beroepsverleden, zal na fase 2A terechtkomen in fase 2B gedurende 10 maanden. Daarna wordt het bedrag van de uitkering als volgt bepaald: 6 maanden volgens fase 21; 6 maanden volgens fase 22, 6 maanden volgens fase 23 en 2 maanden volgens fase 24. (15 jaar beroepsverleden = 30 maanden – waarvan maximum 10 maanden fase 2B – de rest valt in de derde fase, die op haar beurt opgedeeld wordt in blokken van 6 maanden) Daarna ontvang hij/zij het forfaitbedrag.
(3) De derde periode geeft recht op een forfaitaire uitkering. Deze periode start wanneer de werkloze geen beroepsverleden meer kan inroepen. Periode 3 Categorie A Categorie N Categorie B Categorie B ‘bevoorrecht’
Fofait 1090,70 916,24 483,86 635,44
Wat gebeurt er met de fases wanneer ik terug ga werken?
voltijds of deeltijds (zonder bijkomende uitkering) werk gedurende minstens 3 maanden een beroepsopleiding gedurende minstens 3 maanden werken als zelfstandige gedurende minstens 6 maanden einde van de lopende fase wordt opgeschoven
Wanneer je lang genoeg werkt als loontrekkende heb je recht op terugkeer. Terugkeer? Een terugkeer naar de eerste periode en dus een hogere uitkering is mogelijk als men een bepaald aantal arbeidsdagen kan aantonen binnen een bepaalde referteperiode. Het gaat om: Voltijds of deeltijds Voltijds of deeltijds met loon minstens = 1472,4 euro bruto/maand of een wekelijkse arbeidsduur van minstens 4/5 Minstens haftijds ‘met behoud van rechten’ met of zonder inkomensgarantie-uitkering Minstens 1/3 ‘met behoud van rechten’ zonder inkomensgarantie-uitkering
Referteperiode 18 maanden
Aantal arbeidsdagen 12 maanden
33 maanden
24 maanden
45 maanden
36 maanden
Fixering van het uitkeringsbedrag -
Tijdelijk: i.g.v. een voltijdse beroepsopleiding in de 1e of 2e vergoedingsperiode Blijvend: vanaf het tijdstip waarop: o je na oktober 2012 de leeftijd van 55 jaar bereikt, o je minstens 33% blijvend verminderde arbeidsongeschiktheid hebt o je een voldoende lang beroepsverleden aantoont:
Aanvangsdatum fase 2A Voor 1/11/2013 11/2013 – 10/2014 11/2014 – 10/2015 11/2015 – 10/2016 11/2016 – 10/2017 Vanaf 11/2017
Aantal vereiste jaren beroepsverleden voor fixering 20 21 22 23 24 25
Fixering heeft tot gevolg dat de rechthebbende tijdens de verdere duur van de werkloosheid hetzelfde bedrag zal ontvangen. Het gaat om: -
het bedrag van fase 2A, indien op dat moment aan 1 van de voormelde vereisten voldoet het bedrag van de latere fase waarin voor het eerst voldaan wordt aan 1 van de vereisten
Voor vragen over je persoonlijke situatie kan je steeds terecht bij het Kunstenloket. Voor meer info zie ook de infobrief omtrent de hervorming van de werkloosheidsverzekering en de infobrief Artiesten van RVA.