Naslagwerk modernisering van de Ziektewet Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (BeZaVa) INHOUD
1
INLEIDING
3
2
ZIEKTEWET GERECHTIGDEN MET EN ZONDER WERKGEVER
4
Onderscheid in groepen Ziektewet gerechtigden ................................................ 4 Nadere omschrijving van de risicogroep............................................................ 4 WGA-INSTROOM VANUIT FLEXWERKERS ...................................................................... 5 3
GEVOLGEN VOOR WERKNEMERS
6
AANPASSING UITKERINGSSTRUCTUUR: ZW LOONGERELATEERDE UITKERING EN DAARNA ZW VERVOLGUITKERING ......................................................................................... 6 Wijziging aanpassen uitkeringsstructuur met 1 jaar uitgesteld tot 2014 ................ 6 AANPASSING BEOORDELINGSCRITERIUM NAAR ‘GANGBARE ARBEID’.................................... 7 AANSCHERPING RE-INTEGRATIE EN SOLLICITATIE VERPLICHTINGEN ................................... 7 4
GEVOLGEN VOOR WERKGEVERS IN HOOFDLIJNEN
9
NIEUWE KEUZEMOGELIJKHEDEN VOOR WERKGEVERS ....................................................... 9 WIE IS FLEXWERKER? ............................................................................................ 10 PREMIEDIFFERENTIATIE IN DE ZIEKTEWET .................................................................. 10 KIEZEN VOOR EIGENRISICODRAGERSCHAP ZW............................................................. 11 WERKGEVER BETAALT REKENING INDIEN ZW VANGNETTER DE WGA INSTROOMT ................ 12 GEEN INLOOPRISICO BIJ HET WGA EIGEN RISICODRAGERSCHAP VOOR KLEINE WERKGEVERS . 12 HOUD DE ‘ZIEK UIT DIENSTTREDERS ADMINISTRATIE BIJ’ ............................................... 13 5
FINANCIERING VAN DE ZIEKTEWET EN WGA
14
VERSCHIL IN OMSLAGSTELSEL OF RENTEDEKKINGSTELSEL ............................................... 14 UITLOOP EN STAARTLASTEN ZW RISICO ..................................................................... 14 Inloop- en uitlooprisico voor de WGA .............................................................. 14 STAPPEN IN DE WIJZIGINGEN VAN HET FINANCIERINGSSTELSEL VAN ZW EN WGA .............. 15 DRIE ONDERDELEN VAN DE WERKHERVATTINGSKAS (WHK) ............................................ 17 6
ROLVERDELING TUSSEN WERKGEVER EN UWV BIJ ZIEKTEWET ERD
19
ROL WERKGEVER ................................................................................................... 19 Voordelen van het eigen risicodragerschap ZW ................................................. 19 Nadelen van het eigen risicodragerschap ZW ................................................... 20 VOORWAARDEN EIGEN RISICODRAGER ZIEKTEWET ....................................................... 20 VERANTWOORDELIJKHEDEN WERKGEVER .................................................................... 20 © CS OPLEIDINGEN BV 1
Ziek- en hersteldmeldingen ............................................................................ 21 BESCHIKKINGEN ................................................................................................... 21 Een beschikking voorstellen aan UWV ............................................................. 22 Beslissing op voorstel van beschikking door UWV ............................................. 22 HET BIJHOUDEN VAN EEN APARTE VERZUIMADMINISTRATIE ............................................ 22 BEWAARPLICHT VAN GEGEVENS ................................................................................ 23 TAKEN UWV TEN BEHOEVE VAN DE ZW EIGENRISICODRAGERS ........................................ 23 Diensten inkopen bij UWV .............................................................................. 23 VERANTWOORDELIJKHEDEN UWV ............................................................................ 23 TOEZICHT EN CONTROLE DOOR UWV ......................................................................... 24 Hoe vaak voert UWV een controle uit? ............................................................. 24 Verslag met bevindingen ............................................................................... 25 Beoordeling ................................................................................................. 25 7
HET BEEINDIGEN VAN HET ZW / WGA EIGENRISICODRAGERSCHAP
26
Stoppen van rechtswege ............................................................................... 26 Beslissing inspecteur Belastingdienst ............................................................... 26 UITLOOPRISICO VOOR WERKGEVER ........................................................................... 27 8
CONVENANT MET DE UITZENDBUREAUS EN UWV OM VERZUIM TE BEPERKEN
28
9
PROEFPLAATSING EN NO-RISKPOLIS
29
VERRUIMING PROEFPLAATSING ................................................................................ 29 GEEN WIJZIGING IN BELEID VAN DE NO-RISKPOLIS ....................................................... 29 10
WERKGEVER / ADVISEUR: NEEM REGIE EN MAAK KEUZES
31
© CS OPLEIDINGEN BV 2
1
INLEIDING
Sinds de jaren ‘90 voert de overheid een beleid gericht op het terugdringen van ziekteverzuim en het verminderen van de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen. Het verzuim was hoog bijna 0%) en het beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen was zo groot dat bijna 1 miljoen Nederlanders uitkering kregen. Het failliet van de verzorgingsstaat lag in het verschiet als niet zou zijn opgetreden. Een belangrijk onderdeel van het beleid is het verschuiven van taken en verantwoordelijkheden van o.a. het UWV naar werkgevers en werknemers. Aan de verantwoordelijkheid zijn financiële prikkels gekoppeld, zodat het goed uitvoeren van de toebedeelde taken de mogelijkheid geeft om aan kostenbesparing te doen. Dit beleid heeft gewerkt voor de werknemers met een vast dienstverband. Voor hen zijn werkgevers financieel en organisatorisch verantwoordelijk en dus was een gerichte aanpak lonend. Voor werknemers die bij ziekte geen werkgever (meer) hebben, liggen het langdurig ziekteverzuim en de instroom in de Wet WIA nog onverminderd op een hoog niveau. Vangnetters zorgen voor de helft van de instroom in de Wet WIA, terwijl zij een aanzienlijk kleiner deel van het verzekerdenbestand vormen. Uit de WIA evaluatie (verschenen in maart 2011) en de rapportage ‘Dienstverlening op maat’ van de Inspectie Werk en Inkomen is gebleken dat zieke vangnetters in vergelijking met gewone werknemers, minder vaak werken en langer afhankelijk zijn van een uitkering. Zij hebben gemiddeld een langer ziekteverzuim (vijf keer zo lang), een relatief hoge instroom in de WIA (ca. 45- 50% van de totale instroom) en een achterblijvende werkhervatting in de WGA (30% vs. 70%). Ook zijn er relatief veel draaideurcliënten (o.a. overgang van WW-uitkering naar ZW-uitkering). Langdurig zieke vangnetters vormen een heterogene en moeilijk bemiddelbare groep. De combinatie van het ontbreken van een werkgever, veel sociaal zekerheidsgebruik, een slechte gezondheid en een zwakke plek op de arbeidsmarkt beperkt de mogelijkheden. Eerste spoor mogelijkheden zijn er niet (hervatten in eigen werk of ander werk bij eigen werkgever), dus is voor re-integratie het tweede spoor noodzakelijk. En het zoeken van een nieuwe werkgever is niet eenvoudig. Al deze factoren bij elkaar leiden tot de conclusie dat het Ziektewetvangnet nu nog te weinig activerend werkt. Vandaar het relatief hoge langdurig verzuim en de relatief hoge instroom in de WIA. Een volgende conclusie is dat de prikkels voor cliënten, werkgevers en uitvoerders nog niet eenduidig de goede kant op staan. Bij gewone werknemers is dat wel het geval en dat leidt tot lagere verzuim- en instroomcijfers. De overheid heeft met de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters dat de Ziektewet activerender moet gaan werken door de financiële prikkels om verzuim en arbeidsongeschiktheid te voorkomen met name bij de werkgevers neer te leggen. De impact van de maatregelen is zeer groot. Voor werknemers is er een ook financiële prikkel indien ze terugvallen naar een Ziektewet vervolguitkering.
© CS OPLEIDINGEN BV 3
2
ZIEKTEWET GERECHTIGDEN MET EN ZONDER WERKGEVER
Binnen de Ziektewet kan een onderscheid worden gemaakt tussen ZW-gerechtigden met en zonder werkgever. De groep met werkgever (orgaandonoren, vrouwen met zwangerschap- en bevallingsgerelateerde klachten en no-riskers) is niet het probleem. Voor deze werknemers is de wetgeving op 1 juli 2011 wel iets aangepast. Vanaf die datum is de werkgever verantwoordelijk voor de re-integratie met als uiteindelijk gevolg dat bij onvoldoende re-integratie-inspanningen een loonsanctie kan worden opgelegd. Voor alle ziektegevallen die na 1 juli 2011 zijn begonnen zijn dus al organisatorische maatregelen getroffen. Bij de ZW-ers zonder werkgever gaat het om de groep die met het containerbegrip “flexwerkers” kan worden geduid. Het gaat dan om zieke uitzendkrachten, oproepkrachten, werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van wie de arbeidsovereenkomst is beëindigd en zieke werklozen. In totaal ontvangen zo’n 100.000 werknemers elk jaar een Ziektewet uitkering. Hiervan is ongeveer 75% bestemd een flexwerker zonder werkgever. Voor de overheid is deze groep de vervuiler binnen de WIA instroom. Onderscheid in groepen Ziektewet gerechtigden De maatregelen in de ‘Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters’ hebben betrekking op de groep ‘Flexwerkers’. Anders gezegd, de werkgevers worden ook in de toekomst niet individueel aangeslagen op de Ziektewet uitkeringslasten van de zieke Wajongers omdat de uitkeringen op grond van de noriskpolis, voor orgaandonoren en voor ziekte als gevolg van zwangerschap/bevalling niet vallen onder de premiedifferentiatie of het eigen risicodragerschap. Ook bij de groep flexwerkers is het van belang om nog op te merken dat de laatste werkgever niet financieel verantwoordelijk wordt voor personen die vanuit de Werkloosheidswet instromen in de Ziektewet. Hierop is 1 uitzondering, indien de werkloze werknemer binnen vier weken na einde van het dienstverband ziek wordt en het bleek dat de werknemer reeds ziek was tijdens het dienstverband, dan is de werkgever daar wel financieel verantwoordelijk voor. Nadere omschrijving van de risicogroep Het CBS heeft onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de groep flexwerkers. De eerste constatering in het onderzoek is dat werknemers steeds vaker een flexibele arbeidsrelatie hebben. Tussen 2001 en 2011 groeide het aandeel flexwerkers van 13 naar 18 procent. Het gaat vooral om jongere werknemers. De conjunctuur heeft grote invloed op de ontwikkeling van het aantal flexwerkers. In de periode 2004 tot en met 2007 groeide de economie sterk en nam de werkgelegenheid voor flexwerkers fors toe. In 2009 kromp de economie en daalde het aantal flexwerkers. Wanneer het slecht gaat met de economie verliezen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie als eerste hun baan. De afname van flexwerk was echter minder groot dan de toename in de jaren ervoor. In tien jaar is het aandeel flexwerkers met bijna de helft toegenomen. © CS OPLEIDINGEN BV 4
Van de ruim 6,3 miljoen werknemers in 2011 met een baan voor minimaal twaalf uur per week had 18 procent een flexibele arbeidsrelatie. In 2001 bedroeg het aandeel flexwerkers nog 13 procent. De toename komt vooral door het aandeel werknemers met een tijdelijk contract met uitzicht op een vast dienstverband en vaste uren. In 2011 ging het om bijna 7 procent van de werknemers, tegen 4 procent in 2001. Ook het aandeel oproepkrachten groeide tot 3 procent in 2011. Het aandeel uitzendkrachten is echter redelijk stabiel gebleven en lag zowel in 2001 als 2011 rond de 3 procent. Vooral onder jongeren is het aandeel flexwerkers sterk toegenomen. In 2001 had 35 procent van de 15- tot 25-jarige werknemers een flexibele arbeidsrelatie. In 2011 was dit opgelopen tot 52 procent. Ook in de leeftijdsgroep tussen 25 en 35 jaar nam het aandeel flexwerkers toe. Jongere werknemers zijn in 2011 vooral vaker dan voorheen aan het werk als oproepkracht.
WGA-instroom vanuit flexwerkers Het aandeel van de flexwerkers op de arbeidsmarkt ligt dus rond de 18% in 2011. Het aandeel in de WGA-instroom vanuit deze groep is 55%. De kans dat een flexwerker ziek wordt en in de WGA terecht komt is zes keer zo groot als die die van een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Ontwikkeling van het aantal nieuwe WGA-uitkeringen (in procenten van het totaal)
Vangnetter Geen vangnetter
2006 35 65
2007 42 58
2008 47 53
2009 49 51
2010 53 47
2011 55 45
Bron: cijfers t/m 2009 rapport WIA-evaluatie en cijfers 2010 en 2011 zijn afgeleid uit kwantitatieve informatie bij UWV-jaarverslag 2010 en 2011.
© CS OPLEIDINGEN BV 5
3
GEVOLGEN VOOR WERKNEMERS
De Ziektewet is op dit moment niet activerend genoeg. Die aanname ligt aan de basis van de aanpassingen, die in de Ziektewet worden doorgevoerd. Niet activerend genoeg wil zeggen dat er onvoldoende prikkels zijn om mensen daadwerkelijk weer aan het werk te krijgen. De prikkels voor werknemers die het moderne karakter aan de Ziektewet moeten geven werken aan twee kanten. Er komt een financiële prikkel door de hoogte van de uitkering te verlagen na een periode die afhankelijk is van het arbeidsverleden van de werknemer. Daarnaast komt een re-integratieprikkel door na één jaar de wijze van beoordelen van de mate van arbeidsongeschiktheid te veranderen. Niet het kunnen uitvoeren van het eigen werk is dan nog bepalend, maar het kunnen uitvoeren van algemeen aanvaard werk, waarmee nog minimaal 65% van het oude loon kan worden verdiend.
Aanpassing uitkeringsstructuur: ZW loongerelateerde uitkering en daarna ZW vervolguitkering Op dit moment krijgt een zieke die aan alle eisen voldoet gedurende 104 weken een uitkering van 70% van het dagloon ( laatst verdiende loon), waarbij de uitkering maximaal 70% van het maximale dagloon is. Gedurende die 104 weken heeft de zieke een inspanningsverplichting ten aanzien van re-integratie. In de nieuwe structuur, die lijkt op die binnen de WGA en WW, krijgt de zieke eerst een loongerelateerde uitkering. Deze uitkering krijgt de zieke voor een periode waarvan de duur afhankelijk is van het arbeidsverleden, met een minimum van 3 maanden. De loongerelateerde uitkering is 70% van het dagloon. Als de periode met recht op een loongerelateerde uitkering is afgelopen volgt de vervolguitkering. Deze uitkering krijgt de zieke de rest van de 2 jaar met recht op een Ziektewetuitkering . De vervolguitkering is 70% van het minimumloon. De totale duur is maximaal 104 weken ziekengeld. Wijziging aanpassen uitkeringsstructuur met 1 jaar uitgesteld tot 2014 Het was eerst de bedoeling dat de wijzigingen voor werknemers direct in zouden gaan per 1 januari 2013. De Eerste Kamer had grote moeite met de gevolgen voor werknemers. Uiteindelijk is de meerderheid akkoord gegaan waarbij is aangegeven dat de gevolgen voor werknemers in gaan per 2014. De besluitvorming in de Eerste Kamer vond plaats op 2 oktober. De formatie heeft zich hier ook nog mee bemoeid omdat er geluiden waren uitgelekt dat er weerstand was in de Eerste Kamer om in te stemmen met deze wet. Op 1 oktober 2012 binnen de formatie gesprekken tussen Rutte en Samsom over de vorming van een nieuwe regering is er ruimte geboden om naar alternatieven te kijken. Op 1 oktober 2012 ligt er een deelakkoord dat de werknemersprikkel 1 jaar wordt uitgesteld. Letterlijk is in het deelakkoord opgenomen: “De invoering van de prikkel voor werknemers uit de modernisering van de Ziektewet (verkorting duur uitkering) wordt een jaar uitgesteld. Dit levert een derving op van 38 miljoen in 2013. Binnen een jaar wordt een alternatief gevonden om de hoge instroom van werknemers zonder vast contract (flexwerkers) in de ziektewet het hoofd te bieden”. Welke gevolgen deze tekst krijgt voor de wijzigingen van werknemers is nog niet bekend. De wetsaanpassing per 2014 kan alleen ongedaan gemaakt worden en vervangen worden in alternatieven indien deze langs de Tweede Kamer en Eerste Kamer gaan. De © CS OPLEIDINGEN BV 6
verwachting is dat ze de nieuwe WW structuur gaan aanhouden waarbij er nog 1 jaar een loongerelateerde uitkering ad. 70% laatste loon geldt en vanaf het tweede jaar een ZW vervolguitkering van toepassing is gebaseerd op 70% van het minimumloon.
Aanpassing beoordelingscriterium naar ‘gangbare arbeid’ De ZW moet meer gericht zijn op activering in arbeid o.a. door het Ziektewet criterium te wijzigen. Het huidige ZW-begrip is gerelateerd aan ongeschiktheid tot het verrichten van “zijn arbeid” oftewel de laatst uitgevoerde eigen arbeid. Dit wordt vanaf het tweede ziektejaar vervangen door het begrip “algemeen geaccepteerde arbeid” zoals we deze kennen van de WIA beoordeling. Deze aanpassing zorgt ervoor dat het recht op ziekengeld wordt aangescherpt na het eerste ziektejaar. Indien de ziektewet vangnetter ziek is voor eigen arbeid maar met gangbare arbeid nog 65% van het oude loon kan verdienen, dan wordt de vangnetter hersteld gemeld. Er is op dat moment geen werkgever die de plicht heeft om door te betalen, dan kan er recht zijn op de Werkloosheidswet, indien tenminste de werknemer aan de referte eis heeft voldaan.
Aanscherping re-integratie en sollicitatie verplichtingen De re-integratieen sollicitatieverplichtingen voor ZW-gerechtigden worden aangescherpt, zodat ze lijken op de verplichtingen die opgenomen zijn in de WGA. Hiermee wordt een snellere werkhervatting van de ZW-gerechtigde beoogd. Verder wordt de maximale periode van proefplaatsing verruimd tot zes maanden. Ook mag het UWV convenanten afsluiten met werkgevers en sectoren, die gericht zijn op werkhervatting van ZW-gerechtigden. Met de uitzendsector ligt er al een convenant. De eerste resultaten daarvan zijn positief. Momenteel staat in artikel 30 van de Ziektewet alleen dat er een verplichting is om te trachten passende arbeid te verkrijgen en deze te verrichten, als betrokkene daartoe in de gelegenheid wordt gesteld. De verplichtingen van de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten gaan echter verder zoals beschreven in artikel 29 en 30 van de wet WIA. Deze verplichtingen omvatten zowel inspanningen gericht op herstel als op werkhervatting. De bedoeling is dat de zieke vangnetter bewogen wordt tot een actievere opstelling gericht op een spoedig herstel en snelle werkhervatting. Hiervoor dient hij zich maximaal in te spannen, zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen om zijn mogelijkheden optimaal te benutten. De verplichtingen in de ZW zullen daarvoor worden aangescherpt. T.a.v. herstel dient de zieke vangnetter ook gevolg te geven aan aanwijzingen van een verzekeringsarts of een behandelend arts om een bepaalde behandeling te volgen. Dit kan bijv. betekenen dat een medewerker meewerkt aan een traject om van een verslaving af te komen of hulp accepteert van budgetbeheer (schuldsanering) etc. Deze kan hij niet tegenwerken door irreële eisen te stellen. Wat betreft werkhervatting kan het om een breed scala van activiteiten gaan. Denk bijv. aan het volgen van een sollicitatietraining of een (bij) scholingstraject, het meewerken aan een proefplaatsing, praktijkassessment of leerwerktraject, het benutten van mogelijkheden in de sfeer van hulpmiddelen en werkplekaanpassingen en dergelijke. © CS OPLEIDINGEN BV 7
Na overleg met betrokkene, legt het UWV de afspraken en rechten en plichten vast in een plan van aanpak en ziet periodiek toe op de uitvoering daarvan. Dit is conform de processtappen die ook gelden bij gewone werknemers in het kader van de WVP en is uitgewerkt in de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar voor vangnetters zonder werkgever. Zo nodig kan er aanleiding zijn het plan van aanpak bij te stellen. Werkt de zieke vangnetter onvoldoende mee, dan zal het UWV hier sancties aan kunnen koppelen (opschorten of stoppen van de Ziektewetuitkering).
© CS OPLEIDINGEN BV 8
4
GEVOLGEN VOOR WERKGEVERS IN HOOFDLIJNEN
Nieuwe keuzemogelijkheden voor werkgevers Als financiële prikkel voor werkgevers voert de overheid vanaf 2014 een premiedifferentiatie binnen de Ziektewet in en komt er een doorbelasting van de WGA uitkeringen van de flexwerknemers. Hoe groter het bedrijf, hoe meer invloed de eigen instroom krijgt. Nu werkgevers zelf financieel verantwoordelijk worden voor de ZW-lasten, verwacht de overheid dat steeds meer werkgevers kiezen voor het eigenrisicodragerschap. Daarmee hebben werkgevers immers zelf meer invloed op de kosten van de ZW-uitkeringen. De overheid heeft gekozen voor het neerleggen van een financiële prikkel bij de werkgevers, omdat al 20 jaar blijkt dat financiële prikkels werken. De aanpak van het verzuim bij het vaste personeel gaat zo goed dat de WIA-instroom fors is gedaald ten opzichte van de oude WAO instroom. De overheid kiest bewust voor een situatie waarin werkgevers worden afgerekend voor het gerealiseerde verzuim en arbeidsongeschiktheid. Daarbij heeft de werkgever keuze uit een zogenaamd hybride stelsel waarin een werkgever kan kiezen tussen een gedifferentieerde premie bij het UWV of het kiezen van het eigen risicodragerschap. Dit is mogelijk voor zowel de Ziektewet als bij de WGA. Er is geen verplichte koppeling tussen deze twee. De mogelijkheid om te kiezen voor het eigen risicodragerschap in de ZW bestaat overigens al sinds 2003. Daar wordt nog betrekkelijk weinig gebruik van gemaakt (alleen door de uitzendbedrijven is het eigen risicodragerschap in de Ziektewet populair). De bedrijven die reeds eigen risicodrager voor de Ziektewet zijn krijgen een korting op de sectorpremies. Deze korting was in sommige branches zo laag, dat werkgevers niet gemotiveerd werden om zelf eigen risicodrager Ziektewet te worden. Met de komst van de premiedifferentiatie in de Ziektewet zal dit vanaf 2014 gaan veranderen. Zeker bedrijven die een opslag betalen bij de Ziektewet gedifferentieerde premie zullen gaan overwegen om eigen risicodrager Ziektewet te worden. Simpel en alleen omdat de overheid zelfs gesteld heeft dat de staartlasten van lopende uitkeringen bij het UWV achter blijven. Oftewel een bedrijf kan er zogenaamd ‘schoon’ uit. De overheid heeft bewust de drempels weggehaald om eigen risicodrager te worden maar stimuleert op deze wijze juist dat bedrijven al in de nabije toekomst gaat uitstappen en gaan kiezen voor het eigen risicodragerschap Ziektewet en WGA. Dit past in het privatiseringsbeleid van de overheid waarbij de overheid steeds meer voorzieningen overbrengt naar de private verzekeraars. Verzekeraars moeten namelijk werken met het rentedekkingsstelsel (gereserveerde gelden om toekomstige schades te betalen). Het voordeel van privatiseren is dat dat er minder gefinancierd wordt via het omslagstelsel. Bepalend daarbij is wel dat de overheid de randvoorwaarden blijft bepalen waaronder de private verzekeraars of andere private partijen als Arbodiensten en reintegratiebedrijven moeten werken. Dit wordt daarom ook wel een selectieve privatisering genoemd. De overheid heeft dus nog vaak zelf het stuur in handen. De overgang van omslagstelsel en rentedekkingsstelsel is in aanvang duurder, omdat er reserves aangelegd moeten worden. Daarom worden er stap voor stap meer sociale © CS OPLEIDINGEN BV 9
voorzieningen geprivatiseerd. Daarnaast worden de regels steeds strenger voordat iemand recht heeft op een uitkering.
Wie is flexwerker? De wet regelt dat de kosten voor ziekte en arbeidsongeschiktheid van o.a. tijdelijke werknemers worden meer toegerekend aan de laatste middelgrote tot grote werkgever. Middelgrote en grote werkgevers gaan dan een gedifferentieerde premie betalen voor werknemers met een flexibel dienstverband, de zogenoemde flexwerkers. Flexwerkers zijn werknemers die: • een fictieve dienstbetrekking hebben, zoals thuiswerkers, stagiaires of provisiewerkers; • een tijdelijk dienstverband hebben en ziek uit dienst gaan; • een tijdelijk dienstverband hebben en binnen 4 weken na het einde van hun dienstverband ziek worden (nawerking).
Premiedifferentiatie in de Ziektewet Kleine werknemers betalen een sectorale premie en worden niet direct op hun instroom afgerekend. Middelgrote bedrijven krijgen een combinatie van twee berekeningsmethoden. Grote bedrijven betalen geheel de eigen schade. In het publieke bestel geldt: 1. 2.
3.
sectorale premiedifferentiatie voor kleine werkgevers (minder dan tien maal de gemiddelde loonsom voor een werknemer); een combinatie van sectorale en individuele premiedifferentiatie voor middelgrote werkgevers (meer dan tien en minder dan honderd maal de gemiddelde loonsom); individuele premiedifferentiatie voor grote werkgevers (meer dan honderd maal de gemiddelde loonsom voor een werknemer).
Hiermee wordt de methode van premiedifferentiatie in het publieke stelsel afhankelijk van de grootte van de werkgever. In het eerste wetsvoorstel lag de grens tussen een kleine naar een middelgrote werkgever bij 25 werknemers maal de gemiddelde loonsom. Bij de Tweede Kamer behandeling is besloten de grens neer te leggen op 10 werknemers. T-2 Bij de premiedifferentiatie geldt het T-2 principe. Het jaar T is het jaar waarvoor de premie wordt vastgesteld. Om het individuele risico per werkgever vast te stellen, wordt uitgegaan van de instromers in het ZW-vangnet van het jaar T-2 (ofwel twee kalenderjaren eerder). De premiedifferentiatie zal voor het eerst worden vastgesteld voor 2014. Dan wordt gekeken naar de instromers in 2012. Er gelden minimum en maximum bandbreedtes voor de premies (die nu nog niet bekend zijn).
© CS OPLEIDINGEN BV 10
Het is nu nog niet duidelijk hoe groot de premieverschillen gaan worden tussen het UWV en het zelf privaat verzekeren. De verwachting is dat er bij het UWV fors meer dan de werkelijke schadelast moet worden betaald, omdat ook de uitvoeringskosten van het UWV in de premiedifferentiatie worden meegenomen. Dit betekent dat werkgevers prikkels krijgen om zelf de regie te gaan nemen en vervolgens een lagere premie te gaan betalen aan het Sectorfonds.
Kiezen voor eigenrisicodragerschap ZW Nu werkgevers zelf financieel verantwoordelijk worden voor de ZW-lasten, verwacht de overheid dat steeds meer werkgevers kiezen voor het eigenrisicodragerschap. Daarmee hebben werkgevers immers zelf meer invloed op de kosten van de ZW-uitkeringen. Een werkgever die besluit om eigenrisicodrager te worden, kan twee keer per jaar instappen, namelijk per 1 januari of per 1 juli. De aanvraag moet dertien weken van tevoren worden ingediend bij de Belastingdienst. Het is van belang om bij de aanvraag een contract met een arbodienst of begeleider mee te sturen. Een garantieverklaring eigenrisicodrager ZW is niet meer nodig. Als een werkgever geen eigenrisicodrager voor de ZW is, meldt hij de werknemer die ziek uit dienst gaat, aan bij het UWV. Dit gebeurt via het werkgeversportaal of het formulier ‘Ziekteaangifte in verband met aanvraag ZW-uitkering’. UWV neemt vervolgens alle reintegratieverplichtingen over. De werkgever geeft hiermee de regie uit handen. Wil hij dit voorkomen, dan is het eigenrisicodragerschap een prima optie. De werkgever neemt dan wel de wettelijke plichten voor de verzuimbegeleiding op zich, te weten: • het voeren van een adequate verzuimadministratie; • de claimbeoordeling ZW: vaststellen of er recht is op een uitkering; • vaststellen van het dagloon van de zieke werknemer (uitkeringshoogte); • vaststellen van de duur van de uitkering (vanaf 2014 afhankelijk van het arbeidsverleden); • de re-integratie-begeleiding naar werk. De werkgever dient ook de beslissingen over de Ziektewet voor te bereiden. Soms moet hij deze bekendmaken ten behoeve van een beschikking, die door het UWV wordt afgegeven. In hoofdstuk 6 gaan we uitgebreid in op het Eigenrisicodragerschap voor de Ziektewet. Het lastige is dat de uitkeringsvoorwaarden wettelijk bepaald blijven. Zo beslist het UWV over de toekenning van ziekengeld, na een advies van de eigenrisicodrager ZW over de toekenning.
© CS OPLEIDINGEN BV 11
Werkgever betaalt rekening indien ZW vangnetter de WGA instroomt Tot en met 2013 vallen de flex-werknemers die vanuit de Ziektewet in de WGA komen niet binnen het WGA-eigenrisicodragerschap of binnen de WGA gedifferentieerde premie. Hiertoe is in 2006 bewust gekozen nadat in de tijd van PEMBA de werkgevers wel verantwoordelijk waren voor WAO instroom van tijdelijke contracten of mensen die al in de proeftijd werden ontslagen, dit leverde zoveel discussie op dat de overheid ervoor koos om de flexwerker voor de Ziektewet en de WGA lasten weer helemaal sectoraal te financieren. Nu er zoveel vangnetters in de WIA komen wil de overheid dat de grote en middelgrote werkgevers ook voor deze groep financieel verantwoordelijk worden. In 2014 geldt er voor alle grote en middelgrote werkgevers de WGA flexpremie. Deze is gekoppeld aan ZW-vangnetters die vanuit het eigen bedrijf in de regeling WGA zijn gekomen. Omdat het UWV bij de premievaststelling altijd terugkijkt naar de verstrekte WGA-uitkeringen van twee kalenderjaren ervoor, is het nu al van belang om deze ziekuit-dienstmeldingen goed te volgen en waar mogelijk om WGA-instroom te voorkomen. Het vervelende is dat iemand die in 2010 ziek uit dienst is gegaan en in 2012 in de WGA is gekomen, in 2014 voor de werkgever gevolgen krijgt. Vrijwel geen enkele werkgever heeft bijgehouden wie in 2010 ziek uit dienst is gegaan. Ons advies is dit alsnog te gaan inventariseren. De WGA flex premie betalen alle middelgrote en grote bedrijven. Dus ook de bedrijven die reeds eigen risicodrager voor de regeling WGA zijn. Dit is namelijk een overgangssituatie tussen 2014 en 2016. Voor bedrijven die nu al WGA-eigenrisicodrager zijn voor het vaste personeel, geldt dat de WGA-flexcontracten pas per 2016 worden toegevoegd aan het eigenrisicodragerschap. Dan geldt een samenvoeging van de premiestelling van WGA-flex met WGA-vast. Op deze manier hebben alle partijen (UWV, verzekeraars, adviseur en dergelijke) de tijd om op een goede manier op de markt te komen. Zo worden grote verliezen, zoals nu met de WGA, hopelijk voorkomen. Ook het UWV kan zich beter voorbereiden, zodat zij de premies voor de flexgroepen op een stabiel niveau kan vaststellen.
Geen inlooprisico bij het WGA eigen risicodragerschap voor kleine werkgevers Bij de WGA wordt de keuze tussen publieke verzekering en eigen risico dragen vaak beïnvloed door de lopende WGA-gevallen. Een werkgever die eigenrisicodrager wordt, moet deze immers zelf betalen. Vanaf 2014 gaat dit voor kleine werkgevers veranderen. Zij hoeven deze lopende gevallen niet zelf af te financieren bij uittreden uit het publieke stelsel. Voor kleine werkgevers kan dit namelijk een te grote drempel tot uittreden zijn. De lopende gevallen blijven als zogeheten staartlasten achter bij het UWV. Deze worden gefinancierd uit een premie, die betaald wordt door publiek én privaat verzekerde kleine en middelgrote werkgevers. Hoewel deze maatregel niet voor middelgrote werkgevers van toepassing is, moeten zij als eigen risicodrager WGA wel meebetalen aan de staartlasten van kleine bedrijven. De private verzekeraars zijn het hier uberhaupt niet meer eens dat ook de privaat verzekerde bedrijven weer verplicht aan deze premie moeten gaan meebetalen. Hier is nog veel kritiek op. In de exacte uitwerking van de maatregel van bestuur zal blijken in hoeverre de private verzekeraars er in slagen om een zo goed mogelijke positie voor de bestaande eigen risicodragers WGA er uit te halen. © CS OPLEIDINGEN BV 12
Houd de ‘ziek uit diensttreders administratie bij’ Met deze nieuwe wet betaalt elke middelgrote en grote werkgever de eigen schade. Werkgevers krijgen dus een nog groter belang bij schadebeheersing, wat begint bij een zorgvuldige administratie. Zij zullen nog beter de ZW- en WIA-administratie moeten bijhouden, ook van ziek-uit-dienstreders. Dat begint nu al, omdat voor de premiedifferentiatie in de ZW in 2014 wordt gekeken naar de zieken in 2012. De premiedifferentiatie in 2014 en 2015, die voor elke grote werkgever van toepassing is bij de WGA-instroom van flexwerkers, kijkt zelfs nog langer terug. Dit gaat voor 2014 dan om WGA- uitkeringen uit 2012. Let op dat deze mensen al ziek zijn geworden in 2010. Begin alvast met het terughalen van alle ziek-uit-dienst meldingen die sinds 2010 zijn gedaan. Anders kunt u niet controleren of de vanaf 2014 opgelegde premiedifferentiatie wel correct is. Het blijft van belang om de beschikking van de Belastingdienst goed te controleren. Maar minstens zo belangrijk: kijk kritisch naar de houding in de organisatie ten opzichte van verzuim. Geldt het principe ‘ziek is ziek’ of kijkt de organisatie vooral naar wat een medewerker nog wél kan doen? Een register casemanager kan hierin een belangrijke rol spelen. Elke werkgever staat voor de beslissing of hij in het publieke bestel blijft, ernaar terugkeert of juist eigenrisicodrager wordt. Dit is een belangrijke beslissing, die een goede afweging vereist.
© CS OPLEIDINGEN BV 13
5
FINANCIERING VAN DE ZIEKTEWET EN WGA
Verschil in omslagstelsel of rentedekkingstelsel Voor een goed beeld is het belangrijk om het onderscheid te kennen in de wijze waarop de sociale verzekeringen zijn gefinancierd (omslagstelsel) en de wijze waarop de particuliere verzekeraars aanvullende verzekeringen kunnen financieren (rentedekkingsstelsel). De financiering van de sociale verzekeringen is gebaseerd op een omslagstelsel. Een omslagstelsel houdt in dat de uitkeringen die in een periode worden gedaan in diezelfde periode worden opgebracht door de premiebetalers. Premies worden betaald door degenen die onder de verzekering vallen. Er wordt dus bij het omslagstelsel geen geld gereserveerd. Bij het rentedekkingsstelsel moet de private verzekeraar wel de te ontvangen risicopremie reserveren om toekomstige uitkeringen veilig te stellen. De premie wordt als het ware gespaard voor een uitkering die op enig moment in de toekomst kan plaatsvinden. Het verschil tussen het omslagstelsel en het rentedekkingsstelsel komt duidelijk naar voren bij de vergelijking tussen de AOW en een aanvullende pensioenvoorziening. Alle werkenden betalen op dit moment premie voor de volksverzekering AOW (Algemene ouderdomswet) zonder dat ze weten of ze na hun 65e-jaar nog wel recht hebben op een AOW-uitkering. Immers, de te betalen AOW-premie wordt via het omslagstelsel direct gebruikt om de uitkering van de bestaande AOW-ers te kunnen betalen. De premie die wordt betaald voor een aanvullende pensioenvoorziening via een particuliere verzekeringsmaatschappij wordt wel gespaard en komt dus te zijner tijd bij in leven zijn op 65-jaar ook altijd tot uitkering. Bij de afweging tussen blijven bij het UWV of kiezen voor het eigen risicodragerschap speelt het verschil in financieringssystematiek tussen UWV en verzekeraars een grote rol. Er is in het publieke systeem immers sprake van een omslagsysteem: de lopende uitkeringen worden betaald uit de lopende premies. Dit blijft het uitgangspunt. Verzekeraars werken met rentedekking en dan zijn toekomstige lasten ook al gefinancierd. Dit kan voor de korte termijn de verzekering duurder maken.
Uitloop en staartlasten ZW risico Gegeven de verwachte tendens van in toenemende mate private verzekering van het ZW-risico en omdat de bedrijven die al zijn uitgetreden de staartlasten hebben kunnen achterlaten, is er voor gekozen om bij de ZW ook voor nieuwe uittreders de staartlasten via een publieke premie af te financieren. Deze publieke premie zal over alle werkgevers (publiek en privaat verzekerden) worden geheven. Bij Algemene maatregel van bestuur zal worden bepaald uit welk fonds de staartlasten worden gefinancierd. Inloop- en uitlooprisico voor de WGA Een werkgever is publiek verzekerd en wordt eigen risicodrager. De werkgever moet direct de lasten van alle lopende gevallen voor zijn rekening nemen. Dat is ook nu al het geval en is inherent aan de financieringssystematiek (rentedekking) bij private verzekeringen. In de nieuwe situatie komt er een uitzondering op deze hoofdregel voor
© CS OPLEIDINGEN BV 14
kleine werkgevers. Zij hoeven de staartlasten niet zelf af te financieren bij uittreden uit het publieke stelsel. Alleen de situatie omtrent de zogenaamde financiering van de het inlooprisico voor kleine bedrijven verandert dus indien ze eigen risicodrager WGA worden. Dit gaat in vanaf 2014. Overigens is het goed om op te merken dat de zogenaamde uitloopsituaties niet veranderen. Voor de beeldvorming: • Een werkgever is eigen risicodrager en verandert van verzekeraar. De oude verzekeraar blijft verantwoordelijk voor alle gevallen die tijdens de looptijd van “zijn” verzekering zijn ontstaan. • Een werkgever is eigen risicodrager en keert terug naar het UWV. De werkgever blijft verantwoordelijk voor de affinanciering van de lopende uitkeringen die ontstaan zijn tijdens de periode van eigenrisicodragen (de zgn. de staartlasten of het uitlooprisico). Deze lasten zijn gedekt op de verzekering.
Stappen in de wijzigingen van het financieringsstelsel van ZW en WGA De werkgeversprikkels voor WGA-flex en ZW worden in twee stappen geïntroduceerd. Per 2014 wordt in de bestaande hybride en publieke verzekeringsstelsels voor ZW en WGAflex individuele premiedifferentiatie geïntroduceerd voor grote werkgevers. Voor de WGA-flex geldt een overgangsmodel. Vanaf 2016 is de structurele situatie bereikt. Dan geldt er 1 hybride systeem van keuze tussen blijven bij het UWV of kiezen voor het eigen risicodragerschap in de WGA. Dan geldt deze keuze voor zowel de vaste werknemers als de flexwerknemers. Over de periode 2014 en 2015 zijn middelgrote werkgevers al wel reeds verantwoordelijk voor de instroom van de flexwerknemers in de regeling WGA. Er is echter geen keuze om voor hen in 2014 en 2015 eigen risicodrager WGA te zijn. Anders gezegd. Een middelgrote organisatie is voor het jaar 2014 en 2015 wel verplicht om te betalen aan de gedifferentieerde WGA flex premie oftewel een individuele toerekening voor grote werkgevers (> 100 man) en tussen de 10-100 man geldt een deels sectorale premie en deels individuele toerekening. Let op dat deze risico’s nu al niet meer te beïnvloeden zijn. Voor het jaar 2014 is dit iemand die in het jaar 2012 in de regeling WGA is gekomen. Dat betekent dat deze persoon reeds ziek is geworden in 2010! Houdt er dus rekening mee dat het voor elk middelgroot en groot bedrijf van belang is om te gaan onderzoeken wat er nog bekend is over de personen die ziek uit dienst zijn gegaan. En houdt in ieder geval vanaf vandaag alle meldingen goed bij. Hiervoor is op www.verefi.nl de ‘ziek uit dienst’ tool beschikbaar. In de tabel is de vormgeving van de financiering van de ZW en WGA per 2014 schematisch weergeven.
© CS OPLEIDINGEN BV 15
Vormgeving van het financieringsstelsel per 2014 Groot
Middelgroot
Klein
ZW-flex Hybride Individuele premiedifferentiati e Hybride Premie deels individueel, deels sectoraal bepaald Hybride Sectoraal bepaalde premie
WGA-flex Publiek Individuele premiedifferentiati e Publiek Premie deels individueel, deels sectoraal bepaald Publiek Sectoraal bepaalde premie
WGA-vast Hybride Individuele premiedifferentiati e Hybride Premie deels individueel, deels sectoraal bepaald Hybride Sectoraal bepaalde
In onderstaande tabel komt dit goed terug. Het percentage individuele toerekening is tot 10 * gemiddelde loonsom nog nul procent. Vanaf 100 maal gemiddelde loonsom geldt een 100% toerekening naar individuele premie. Bij 50 * gemiddelde loonsom komt een bedrijf uit op ca. 43% individuele toerekening binnen de premie. Bij 90 * gemiddelde loonsom zien we ook een 90% individueel bepaalde premie.
© CS OPLEIDINGEN BV 16
Let op dat deze situatie betekent dat een organisatie voor het jaar 2014 en 2015 geen keuze heeft maar wel verplicht moet meebetalen aan de gedifferentieerde WGA flex premie. Voor het jaar 2014 is dit iemand die in het jaar 2012 in de regeling WGA is gekomen. Dat betekent dat deze persoon reeds ziek is geworden in 2010! Houdt er dus rekening mee dat het voor elk middelgroot en groot bedrijf van belang is om te gaan onderzoeken wat er nog bekend is over de personen die ziek uit dienst zijn gegaan. En voor elke werkgever geldt om vanaf nu ‘ziek uit dienst’ meldingen goed bij te gaan houden. Anders is later controle niet of nauwelijks mogelijk. In 2016 wordt de tweede stap gezet met het samenvoegen van de premiestelling van WGA-flex met WGA-vast. Hiermee ontstaat een gecombineerd hybride WGA-stelsel. Werkgevers kunnen kiezen voor publieke verzekering met premiedifferentiatie of uit de publieke WGA-verzekering te treden en eigenrisicodrager te worden voor hun totale WGA-lasten met de mogelijkheid zich privaat verzekeren. In de tabel is de vormgeving van de financiering van de ZW en WGA per 2016 schematisch weergeven.
Vormgeving van financieringsstelsel 2016 Groot
Middelgroot Klein
het per ZW-flex Hybride Individuele premiedifferentiatie Hybride Premie deels individueel, deels sectoraal bepaald Hybride Sectoraal bepaalde premie
WGA-totaal Hybride Individuele premiedifferentiatie Hybride Premie deels individueel, deels sectoraal bepaald Hybride Sectoraal bepaalde premie
De financiering van de ZW en de WGA-uitkeringen voor flexibele werknemers komt uit de Werkhervattingskas. Het onderscheid tussen werknemers met een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd en werknemers met een flexibele dienstbetrekking komt zo te vervallen. Eén kas voor alle uitkering is wel zo prettig in het kader van de stroomlijning van de wetgeving. Werkgevers kunnen meer grip op de financieringsstromen krijgen en dat is altijd een goed uitgangspunt. Grote werkgevers gaan beloond worden voor hun inspanningen. Voor kleine bedrijven worden de drempels lager omdat de staartlasten niet als een molensteen om de nek blijven hangen.
Drie onderdelen van de Werkhervattingskas (Whk) Tot en met 2013 betalen werkgevers alleen een gedifferentieerde premie WGA voor werknemers met een vast dienstverband (WGA-vast). Vanaf 2014 bestaat de gedifferentieerde premie Whk uit drie onderdelen: © CS OPLEIDINGEN BV 17
• • •
Gedifferentieerde premie WGA-vast Gedifferentieerde premie WGA-flex Gedifferentieerde premie ZW-flex
Indeling in categorieën In de nieuwe berekening van de gedifferentieerde premies WGA-vast, WGA-flex en ZWflex worden werkgevers in drie categorieën ingedeeld. Binnen iedere categorie komen de premies op een andere manier tot stand: • kleine werkgevers (met een loonsom die gelijk of minder is dan 10 keer het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer): premie op sectorniveau. • middelgrote werkgevers (met een loonsom van meer dan 10 en gelijk of minder dan 100 keer het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer): gewogen gemiddelde van sectorpremie en individuele premie. • grote werkgevers (meer dan 100 keer het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer): premie op individueel niveau. (zie tabel op pagina 17 van de procentuele verhoudingen van de individueel bepaalde premie). Vaststellen van de gedifferentieerde premie Whk Ieder jaar worden de premies door UWV berekend en door de Belastingdienst vastgesteld. Voor het berekenen van de gedifferentieerde premie Whk kijkt het UWV naar gegevens van de twee jaar ervoor. De Belastingdienst informeert werkgevers in het najaar over de gedifferentieerde premie Whk. Omdat deze premie vanaf dit jaar uit meerdere onderdelen bestaat, kunnen werkgevers tegen ieder onderdeel van de premie bezwaar maken bij de Belastingdienst. Premie 2014 UWV berekent de gedifferentieerde premie Whk 2014 op basis van gegevens over 2012. Het gaat om Ziektewet- en WIA-uitkeringen die in dat jaar zijn toegekend. Werkgevers kregen en krijgen voor werknemers met een vast dienstverband altijd een kopie van de toekenningsbeslissing. Die beslissingen hebben zij voor flexwerkers de afgelopen jaren niet gekregen. In 2013 gaat het UWV daarom werkgevers informeren over de toekenningsbeslissingen uit 2012 en 2013. Daarna kunnen zij alsnog bezwaar maken tegen die beslissingen.
© CS OPLEIDINGEN BV 18
6
ROLVERDELING TUSSEN WERKGEVER EN UWV BIJ ZIEKTEWET ERD
Het eigen risicodragerschap Ziektewet is feitelijk een semi eigen risicodragerschap, want het UWV blijft eindverantwoordelijk. Een werkgever is voor een officiële beschikking nog altijd gehouden om dit bij het UWV neer te leggen. Als een werkgever om moverende redenen (tijdelijk) de Ziektewetuitkering niet betaalt vanwege het feit dat werknemer zich onvoldoende aan de verplichtingen houdt, dan moet het UWV daar officieel een beschikking voor afgeven. En taken als besluiten over boetes, besluiten op bezwaar en beroep en terug- en invordering blijven ook bij het UWV liggen. Ook werknemers die vallen onder een werkgever die eigen risicodrager is, kunnen bij UWV bezwaar of beroep aantekenen over besluiten en beslissingen in het kader van de Ziektewet. Een werkgever heeft hierover een informatieplicht naar de werknemer. Het is derhalve van belang om goed de rolverdeling tussen werkgever en UWV te kennen. Verder geldt het eigen risicodragerschap ook niet voor alle groepen werknemers. Ook dat kan in de praktijk lastig zijn dat een werkgever wel de Ziektewet gaat uitvoeren en betalen, terwijl er recht is op ziekengeld van het UVW. Let op dat bijv. medewerkers die ziek zijn ten gevolge van een orgaandonatie of ziekte als gevolg van zwangerschap altijd door het UWV gefinancierd worden. Dit geldt ook voor medewerkers die vallen onder de no-riskpolis (zie hoofdstuk 2). Werkgever doet wel zelf de begeleiding. Het eigen risicodragerschap heeft betrekking op: • werknemers zonder ‘gewoon’ arbeidscontract, zoals thuiswerkers of stagiairs die een beloning krijgen; • ex-werknemers die bij werkgever verzekerd waren en na einde van hun arbeidscontract binnen 28 dagen ziek werden; • werknemers met een (tijdelijk) arbeidscontract, van wie het contract eindigt tijdens hun ziekte; • uitzendkrachten die een arbeidscontract hebben met uitzendbeding. Onderstaande tekst in dit hoofdstuk komt uit de handleiding ZW eigen risicodragerschap die door het UWV is opgesteld.
Rol werkgever De eigenrisicodrager Ziektewet betaalt zelf de uitkering voor (ex-)werknemers die bij ziekte nog recht hebben op een Ziektewet-uitkering. Dus zelfs als de werknemer uit dienst is gegaan, moet de werkgever blijven zorgen voor de verzuimbegeleiding en de re-integratie. De werkgever gaat dus de Ziektewet uitvoeren in plaats van het UWV. Het eigenrisicodragerschap heeft zowel voordelen als nadelen voor een werkgever. Voordelen van het eigen risicodragerschap ZW De werkgever betaalt een lagere verplichte verzekeringspremie voor het Sectorfonds, omdat het Ziektewet-deel vervalt. Als eigenrisicodrager betaalt u alleen nog premie aan UWV voor: • werknemers met een ziekte of handicap die weer gaan werken (no-riskpolis); • werknemers die vallen onder de Compensatieregeling oudere werknemers (artikel 29D Ziektewet); © CS OPLEIDINGEN BV 19
•
werknemers die ziek zijn door zwangerschap, bevalling of orgaandonatie.
De werkgever zorgt zelf voor de verzuimbegeleiding en de re-integratie van zieke werknemers waarmee er grip is op de schadelast. Samen met arbodeskundigen maakt de werkgever duidelijke regels en afspraken over het ziekteverzuimbeleid. Nadelen van het eigen risicodragerschap ZW • De werkgever draagt zelf de lasten van de Ziektewet-uitkering. Als een werknemer overlijdt, betaalt de werkgever ook de overlijdensuitkering aan de nabestaanden (is 1 maand). • Er zijn kosten voor de arbotaken, voor het inrichten van een gescheiden verzuimadministratie en de administratie-organisatie. • Werkgever moet veel kennis hebben van de wettelijke aspecten van de Ziektewet. Werkgever is verplicht om zelf regels en afspraken te maken voor de controle van het ziekteverzuim. • UWV kan besluiten om de taken over te nemen indien het UWV van mening is dat werkgever de verzuimbegeleidingstaken niet goed uitvoert. De kosten die UWV dan maakt, komen voor rekening van de werkgever. Werkgever houdt derhalve wel het risico.
•
het zogenaamde uitlooprisico van de Ziektewet blijft bij de eigenrisicodrager, ook indien de werkgever weer wil stoppen met de het eigen risicodragerschap. Werkgever houdt de verplichting om de Ziektewet uit te voeren van de werknemers die zich hebben ziek gemeld vóór de dag waarop werkgever als eigenrisicodrager is gestopt.
Voorwaarden eigen risicodrager Ziektewet Als een werkgever eigenrisicodrager voor de Ziektewet wilt worden, moet hij aan vanaf 2013 aan twee voorwaarden voldoen: 1. Voor de verzuimbegeleiding van zieke (ex-)werknemers die onder het eigen risico vallen, moet de werkgever hulp krijgen van een deskundige persoon of dienst die gecertificeerd is op grond van de Arbeidsomstandighedenwet 1998. De afspraken die werkgever over de verzuimbegeleiding heeft gemaakt, moeten schriftelijk vastgelegd worden. Een werkgever moet dit schriftelijk verslag ook meesturen bij de aanvraag voor het eigen risicodragerschap. 2. De werkgever mag in de drie jaar vóór de begindatum geen eigenrisicodrager voor de Ziektewet zijn geweest. Tot 2013 gold nog de aanvullende voorwaarde dat er een garantieverklaring nodig was van een erkende kredietinstelling of een erkende verzekeraar. Met de komst van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters is deze garantieverklaring niet meer nodig.
Verantwoordelijkheden werkgever Het eigen risicodragerschap begint te lopen vanaf 1 januari of 1 juli van enig kalenderjaar. De werkgever voert vanaf die eerste dag de Ziektewet zelf uit voor alle ziekmeldingen met een eerste ziektedag op en na de datum waarop de werkgever eigenrisicodrager is geworden. Ziekmeldingen met een eerste ziektedag die ligt vóór de © CS OPLEIDINGEN BV 20
datum waarop werkgever eigenrisicodrager is geworden, vallen niet onder de verantwoordelijkheid van eigenrisicodrager. Het zogenaamde inlooprisico is dus niet voor rekening van de werkgever die gekozen heeft om eigen risicodrager te worden. Het UWV blijft die uitvoering zelf nog doen.
Ziek- en hersteldmeldingen Als eigenrisicodrager doet de werkgever, voor de zieke werknemers die onder het eigen risico vallen, de ziek- en hersteldmeldingen aan UWV. Voor deze meldingen gelden dezelfde termijnen als wanneer de werkgever geen eigenrisicodrager zou zijn. Normaliter is dit zes weken. Echter een melding t.g.v. ziekte als gevolg van zwangerschap dient binnen 4 werkdagen gemeld te worden. Beoordelingen Voor zieke werknemers die onder het eigen risico vallen, beoordeelt de werkgever: • of zij recht hebben op een uitkering; • hoe hoog de uitkering is; • hoelang de uitkering duurt.
Beschikkingen Een eigen risicodrager bereidt beslissingen voor over de Ziektewet. Soms moet deze beslissing bekend worden gemaakt in de vorm van een beschikking. Een beschikking is een schriftelijke beslissing over de Ziektewet-uitkering. Alleen het UWV mag deze officiële beschikking afgeven. Er zijn twee gevallen waarin de eigen risicodrager geen beschikking nodig heeft: 1. bij toekenning van een Ziektewet-uitkering; 2. indien de Ziektewet-uitkering stopt omdat de werknemer spontaan hersteld is. In alle andere gevallen, én wanneer de (ex-)werknemer daar zelf om vraagt, is er wél een beschikking nodig. UWV moet een beschikking afgeven in onder andere de volgende situaties: • als de (ex-)werknemer zelf vraagt om een beschikking; • als een eigen risicodrager de Ziektewet-uitkering van een werknemer stopzet, bijvoorbeeld vanwege het onvoldoende meewerken aan re-integratie, maar de werknemer is niet spontaan hersteld; • als de werknemer geen recht heeft op een Ziektewetuitkering; • als de werknemer door een arts hersteld verklaard is maar hij dat er zelf niet mee eens is dus zich ook niet zelf spontaan beter meldt; • als de werkgever een overlijdensuitkering moet betalen, geeft het UWV daarvoor de beschikking af; • als werkgever de Ziektewetuitkering schorst (bij een opschorting kan er later alsnog met terugwerkende kracht worden uitbetaald); • als werkgever Ziektewet uitkering tijdelijk niet uitkeert (tijdelijke loonstop) • als werkgever een Ziektewetuitkering toekent, nadat werkgever deze eerder had afgewezen;
© CS OPLEIDINGEN BV 21
• • •
als werkgever de Ziektewet-uitkering verrekent met een voorschot op de uitkering; als werkgever de Ziektewet-uitkering geheel of gedeeltelijk weigert te betalen; als werkgever de Ziektewet-uitkering verhoogt of verlaagt (en die verhoging of verlaging staat niet in de CAO).
UWV geeft pas een beschikking af wanneer de eigenrisicodrager aan UWV een voorstel voor een beschikking heeft gedaan. Dit voorstel moet werkgever direct doen op het moment dat duidelijk is dat deze beschikking nodig is. Een beschikking voorstellen aan UWV Een werkgever kan als volgt een voorstel voor een beschikking voorstellen aan het UWV: 1. Een werkgever kan gebruikmaken van het formulier ‘Verzoek om een beslissing over de Ziektewet-uitkering’. Dit formulier is opgenomen in bijlage … en is te downloaden vanaf de website van het UWV ( www.uwv.nl _) 2. Het is ook mogelijk dat de werkgever dit voorstel via de post toestuurt naar het UWV. Dit kan naar UWV, Eenheid ERD-ZW, Postbus 7319, 4800 GH Breda 3. Het voorstel kan ook via de email worden verzonden naar
[email protected]. een hersteldmelding van de arts kan niet via de email, die moet nog dezelfde dag worden gepost. Dit zal veelal de arbodienst / bedrijfsarts zelf doen en toesturen naar het UWV. Beslissing op voorstel van beschikking door UWV Het UWV dient de werkgever binnen twee weken na ontvangst van een schriftelijk verzoek te informeren over de beslissing. Als UWV akkoord gaat met het door de werkgever gedane voorstel, stuurt UWV de beschikking binnen drie werkdagen. Wanneer UWV denkt dat het maken van de beschikking langer zal duren, ontvangt de werkgever hierover bericht. Als UWV het UWV van mening is dat het voorstel voor de beschikking onvoldoende is, krijgt de werkgever een tweede mogelijkheid om een voorstel te doen. Indien de werkgever dit niet doet of het blijkt dat het tweede voorstel ook onvoldoende is, dan gat het UWV zelf deze taak overnemen. Dit is erg nadelig voor de werkgever, omdat de kosten van het UWV dan wel in rekening gebracht worden bij de werkgever zelf dus de eigenrisicodrager.
Het bijhouden van een aparte verzuimadministratie De eigenrisicodrager verzuimadministratie.
is
verplicht
het
verzuim
te
registreren
in
een
aparte
De volgende gegevens moeten worden vastgelegd: • het burgerservicenummer; • de naam van verzekerde; • de periode van ziekte, inclusief een overzicht van eerdere ziekteperiodes; • de reden waarom de verzekerde onder het eigen risico valt; © CS OPLEIDINGEN BV 22
• • • • • •
bij een eventuele weigering van een Ziektewetuitkering, de reden waarom; de hoogte van het dagloon, met uitleg hoe dit dagloon is opgebouwd; de hoogte van de brutodaguitkering, met uitleg hoe deze daguitkering is opgebouwd; gegevens over begin, duur en einde van het recht op een Ziektewet-uitkering, met de reden waarom; de periode waarover een Ziektewet-uitkering is betaald; de periode waarover een voorschot op de Ziektewetuitkering is betaald.
Bewaarplicht van gegevens Een medisch dossier dient door de arts tien jaar bewaard te blijven. Alle andere gegevens bewaart de werkgever minimaal vijf jaar.
Taken UWV ten behoeve van de ZW eigenrisicodragers Ook als gekozen is voor het eigenrisicodragerschap, blijft UWV voor een aantal taken verantwoordelijk. Daarnaast kan UWV (tegen betaling) taken van de eigen risicodrager overnemen. Diensten inkopen bij UWV Als eigenrisicodrager voert de werkgever zelf de Ziektewet uit. De werkgever kan er ook voor kiezen een deel van de taken door het UWV te laten uitvoeren. UWV kan de volgende taken (tegen betaling) van de eigen risicodrager overnemen: • beoordeling van het recht op een Ziektewet-uitkering; • beoordeling van de hoogte van het dagloon; • beoordeling van de duur van de uitkering; • beoordeling van een maatregel na een overtreding; • informatieverzoek over de Ziektewet: hiermee vraagt de werkgever de informatie op die nodig is om te beoordelen of iemand recht heeft op een uitkering, en om te beoordelen wat de hoogte en duur van de uitkering is. Dit zal vooral nodig zijn indien voor de dagloonbepaling nog gegevens nodig zijn van vorige werkgevers. Uiteraard is het ook mogelijk om de totale dagloonberekening door het UWV te laten uitvoeren. Daar zijn echter kosten aan verbonden. Een werkgever kan dat betalen met een eenmalige incasso. De tarieven voor de diensten staan op www.uwv.nl. Daar vindt u ook de formulieren waarmee u de diensten inkoopt.
Verantwoordelijkheden UWV UWV is verantwoordelijk voor de volgende zaken: • UWV registreert ziekte-aangiften en hersteldmeldingen. • UWV neemt een beslissing op basis van het advies van de eigenrisicodrager. • UWV blijft eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de Ziektewet. UWV kan (een deel van de) taken van de eigenrisicodrager overnemen zonder dat de werkgever daarom gevraagd heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval als: • een eigenrisicodrager zijn taken als eigenrisicodrager niet goed uitvoert. De kosten die UWV hiervoor maakt, zijn voor rekening van de eigenrisicodrager. • een eigenrisicodrager een Ziektewet-uitkering niet (volledig) betaalt. De werknemer kan dan een beroep doen op UWV. © CS OPLEIDINGEN BV 23
•
Indien een organisatie wordt overgenomen door een ander bedrijf, dat niet voor het eigenrisicodragerschap heeft gekozen, dan neemt de nieuwe werkgever alleen het risico van de betaling van Ziektewet-uitkeringen over. De andere taken, zoals controle en re-integratie, zijn wettelijke taken van UWV.
Toezicht en controle door UWV Ook in een situatie dat de werkgever eigen risicodrager voor de Ziektewet is, geeft de wet aan dat het UWV eindverantwoordelijk blijft voor de uitvoering van de Ziektewet. Het UWV heeft derhalve een controle taak dat de eigenrisicodrager de Ziektewet juist uitvoert. De controle richt zich op de volgende drie punten: • opzet van de administratieve organisatie/interne controle; Wat is de procedure rond ziek- en hersteldmeldingen en hoe worden deze geregistreerd? Wat is het verzuimprotocol? Wat is het beleid als de werknemer zich te laat ziekmeldt? Hoe vraagt de werkgever beschikkingen aan? • inrichting van de verzuimadministratie; De werkgever moet een aparte verzuimadministratie bijhouden, die los staat van een personeels- of loonadministratie. Een administrateur of verzekeraar die voor meer dan één opdrachtgever werkt, moet de verzuimadministraties strikt scheiden. • uitvoering van de Ziektewet; UWV toetst de kwaliteit van de uitvoering van de Ziektewet mede door controle van dossiers die de werkgever hierover heeft bijgehouden. Een controle door UWV heeft de volgende kenmerken: • UWV controleert de ziektegevallen van werknemers die onder het eigen risico vallen. • Als een eigenrisicodrager de uitvoering van de Ziektewet (inclusief verzuimadministratie) heeft uitbesteed aan een administratiekantoor, dan wordt ook deze administratie op de eigenrisicodrager gecontroleerd. De eigenrisicodrager is en blijft verantwoordelijk voor een juiste uitvoering van de Ziektewet. • Controle op de uitvoering Ziektewet vindt plaats op locatie. De controle richt zich op de drie onderdelen die hierboven zijn genoemd. Hoe vaak voert UWV een controle uit? Voor nieuwe eigenrisicodragers Ziektewet vindt de eerste controle plaats binnen een half jaar nadat een werkgever eigenrisicodrager is geworden. Als UWV de uitvoering positief beoordeelt, vindt de volgende (periodieke) controle binnen twee jaar plaats. De periodieke controle vindt minstens eenmaal per twee jaar plaats. Als UWV signalen ontvangt (risicomanagement) over een onjuiste uitvoering van de Ziektewet, dan kan het besluiten om eerder te controleren. Hercontrole door UWV (bij de eigenrisicodrager op locatie) vindt plaats maximaal zes maanden na de laatste controledatum, of kort na het controlebezoek (als daar op basis van een risicoanalyse aanleiding toe is). Een ZW-eigen risicodrager mag vragen bij het UWV om een kennismakingsgesprek. Een werkgever kan de vragen stellen over de uitvoering van de Ziektewet en waar ze rekening mee kunnen houden wanneer ze de controle van het UWV krijgen of de eigen risicodrager de Ziektewet juist uitvoert.
© CS OPLEIDINGEN BV 24
Verslag met bevindingen UWV brengt na controle verslag uit. In dit verslag staan hun bevindingen. Er zijn bevindingen waarvoor UWV een sanctie kan opleggen. Deze bevindingen hebben direct invloed op recht, hoogte en duur van de Ziektewet-uitkering die de eigenrisicodrager aan een werknemer betaalt. UWV zegt welke specifieke verbeteringen de eigen risicodrager moet doen of welke verbeterende maatregelen genomen moeten worden. Deze verbeteringen en verbeterende maatregelen moet de eigen risicodrager binnen drie maanden doorvoeren. Het UWV houdt uiterlijk binnen zes maanden een hercontrole, om te kijken of de eigenrisicodrager zijn taken volgens de wet uitvoert. Als dat niet het geval is, dan kan UWV besluiten om de eigenrisicodrager instructie te geven. Als de eigenrisicodrager zich niet aan deze instructie houdt, dan kan UWV de eigenrisicodrager verplichten om bepaalde gevallen aan UWV voor te leggen. Als de eigenrisicodrager dat niet doet, en ook geen verbeterende maatregelen neemt, dan neemt UWV de taken van de eigenrisicodrager over. De kosten hiervan zijn voor rekening van de eigenrisicodrager. Daarnaast zijn er nog overige bevindingen mogelijk. Daarbij gaat het om tekortkomingen die niet van invloed zijn op recht, hoogte en duur van de Ziektewet-uitkering die de eigenrisicodrager betaalt. De eigenrisicodrager moet wel verbeteringen doorvoeren. UWV toetst deze verbeteringen tijdens de reguliere periodieke controle binnen twee jaar. Beoordeling UWV brengt schriftelijk verslag uit aan de eigenrisicodrager over de bevindingen en conclusies van de uitgevoerde controle. UWV geeft een oordeel af over de uitvoering van de Ziektewet. Tegen de beslissing van UWV kan de eigenrisicodrager bezwaar maken.
© CS OPLEIDINGEN BV 25
7
HET BEEINDIGEN VAN HET ZW / WGA EIGENRISICODRAGERSCHAP
Er zijn verschillende redenen waarom een eigenrisicodrager voor de Ziektewet of WGA wilt stoppen. Bijvoorbeeld om niet zelf verantwoordelijk te zijn voor de re-integratie of omdat de eventuele verzekeringsdekkingen dermate kostbaar worden, dat een bedrijf ervoor kiest om terug te keren naar het publieke bestel (UWV). Een eigen risicodrager kan zich twee keer per jaar bij de Belastingdienst afmelden: per 1 januari of 1 juli. Het formulier voor deze aanvraag moet minimaal dertien weken voor de gewenste einddatum (dus vóór 2 oktober of vóór 1 april) bij de Belastingdienst binnen zijn. Dit aanvraagformulier is te downloaden van WWW.BELASTINGDIENST.NL. Een voorbeeld van dit formulier is opgenomen in bijlage… Het is belangrijk om te weten dat indien de eigenrisicodrager terug is gegaan naar het publieke bestel, dat de organisatie vervolgens binnen een periode van drie jaar niet opnieuw eigenrisicodrager meer kan worden. Is een werkgever gestopt met het eigenrisicodragerschap voor de Ziektewet of WGA, dan geldt uiteraard dat de publieke premies weer betaald moeten gaan worden vanaf het moment dat werkgever is teruggekeerd naar publieke bestel. Dit is dus een gedifferentieerde premie voor de WGA en om 2013 nog een gewone sectorpremie voor de Ziektewet. Vanaf 2014 betalen alle middelgrote en grote bedrijven een gedifferentieerde premie voor zowel de Ziektewet als de WGA. Alleen kleine bedrijven (tot 10 maal de gemiddelde loonsom) betalen voor zowel de Ziektewet als de WGA een sectorpremie. Stoppen van rechtswege Het eigenrisicodragerschap voor de WGA stopt van rechtswege vanaf de datum waarop de werkgever het bericht heeft ontvangen van de kredietinstelling of verzekeraar dat deze de garantieverklaring intrekt. Sinds 2013 is de garantieverklaring niet meer vereist voor het Ziektewet eigen risicodragerschap. Dus het intrekken van een reeds eerder afgegeven garantieverklaring zal geen invloed meer hebben. Wel stopt het eigenrisicodragerschap bij de Ziektewet en WGA van rechtswege als: • de eigen risicodrager failliet bent verklaard; • de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op de eigenaar van toepassing is verklaard; • de eigen risicodrager geen werkgever meer is. Beslissing inspecteur Belastingdienst Ook de inspecteur van de Belastingdienst kan het eigenrisicodragerschap voor de Ziektewet of WGA rechtstreeks en met onmiddellijke ingang stoppen. Dit gebeurt als de rechtbank de noodregeling van hoofdstuk 3.5 van de Wet op het Financieel Toezicht heeft uitgesproken over de verzekeraar of de kredietinstelling. Bij de Ziektewet is een beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst ook mogelijk indien de werkgever zich bij de verzuimbegeleiding van uw zieke (ex-)werknemers niet langer laat bijstaan door een deskundige of dienst die gecertificeerd is op grond van de Arbeidsomstandighedenwet 1998.
© CS OPLEIDINGEN BV 26
Uitlooprisico voor werkgever Een werkgever blijft na het stoppen van het eigenrisicodragerschap verantwoordelijk voor de lopende Ziektewet- en/ of WGA uitkeringen van de (ex-)werknemers. Bij de regeling WGA hebben de private verzekeraars het uitlooprisico in de verzekeringsdekking opgenomen. Oftewel de private verzekeraars dragen het uitlooprisico. Voor het bedrijf die het uitlooprisico verzekerd heeft, is het dus een groot voordeel om als zogenaamd ‘schoon bedrijf’ weer terug te keren in het publieke bestel omdat vervolgens de eerste jaren ze daar de minimum gedifferentieerde premie betalen. Bij de Ziektewet duurt het uitlooprisico ten minste twee jaar. Bij de WGA maar liefst 12 jaar. Pas na twee jaar kan UWV voor de Ziektewet vaststellen of er ziekmeldingen zijn geweest waarvoor de werkgever (of de verzekeraar) nog moeten betalen. Bij de WGA duurt dit nog veel langer, omdat een ieder die ziek is geworden tijdens de periode van het eigen risicodragerschap onder het uitlooprisico valt. Twee jaar later volgt pas WGA instroom en het UWV zal vanaf dat moment nog gedurende 10 jaar de rekening naar de werkgever sturen. Bij een eventueel faillissement wordt de WGA rekening naar de verzekeraar (of kredietinstelling) gestuurd. Pas indien de totale uitloopperiode voorbij is, zal de bankgarantie (borgstelling) voor zover niet gebruikt, worden teruggegeven door de Belastingdienst aan de werkgever.
© CS OPLEIDINGEN BV 27
8
CONVENANT MET DE UITZENDBUREAUS EN UWV OM VERZUIM TE BEPERKEN
Minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had eerder aangekondigd om de uitzendwerkgever te verplichten om bij ziekte van de uitzendkracht maximaal de eerste 2 weken van ziekte het loon door te laten betalen. Deze maatregel is niet doorgegaan. In het najaar van 2011 heeft de uitzendsector met het UWV een pilot gehouden om te komen tot een effectievere werkwijze om langdurig ziekteverzuim van uitzendkrachten terug te brengen. Kern van de pilot is dat het UWV snel vaststelt of een zieke uitzendkracht weer passende arbeid kan verrichten. Wanneer dat het geval is wordt de uitzendkracht overgedragen aan het uitzendbureau waar de vangnetter als laatste werkzaam was. Dit uitzendbureau doet vervolgens een passend werkaanbod. Wanneer de uitzendkracht verwijtbaar onvoldoende meewerkt legt het UWV een sanctie op. De eerste resultaten van de pilot zijn bemoedigend qua resultaat. Afgesproken wordt dat hierop wordt voortgebouwd. Het UWV en de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) willen zich op basis van een convenant verbinden aan landelijke invoering van de werkwijze van de pilot. De uitzendsector wil hierin ook investeren. Dit laatste gebeurt onder meer door de inrichting van een landelijk transferbureau. Aansprekend zijn met name dat in een goede samenwerking snel wordt beoordeeld of iemand nog ander passend werk kan doen, de actieve werkgeversbenadering via de overdracht aan de laatste uitzendwerkgever die een passend werkaanbod doet en de strikte handhaving. De werkwijze van het UWV voor uitzendkrachten die volgt uit het convenant van het UWV met de uitzendsector zal ook in regelgeving worden opgenomen door een aanpassing van de regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar voor vangnetters zonder werkgever. Er zijn overigens al veel uitzendbureaus eigen risicodrager voor de Ziektewet. Deze mogelijkheid bestaat sinds 2003 voor alle werkgevers maar is met name opgepakt door de uitzendbranche, omdat zij daarmee forse kortingen kregen op de sectorpremies. Het was voor de uitzendsector al aantrekkelijk om van deze korting zelf de uitvoering Ziektewet en de uitkeringslasten te dragen. Dit konden ze weer privaat herverzekeren en de uitvoering uitbesteden aan gespecialiseerde dienstverleners.
© CS OPLEIDINGEN BV 28
9
PROEFPLAATSING EN NO-RISKPOLIS
Een rapportage van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) genaamd ‘Dienstverlening op maat’ heeft in 2010 een beeld gegeven van uitvoering door UWV van de ZW voor langdurig zieke vangnetters. Het rapport laat zien op welke punten het UWV de dienstverlening kan verbeteren t.a.v. de re-integratie van zieke vangnetters. Sleutelwoorden hierbij zijn “risicoselectie”, “demedicalisering” en “participatie”. Het UWV werkt daarvoor aan een verbeterplan. De realisatie van het verbeterplan is noodzakelijk om ook in de uitvoering meer de nadruk op activering te leggen.
Verruiming proefplaatsing Voor de ZW vangnetters waar het UWV voor verantwoordelijk is en voor de ZW eigen risicodragers wordt voorgesteld om de mogelijkheid van proefplaatsing te verruimen van de huidige 3 maanden tot maximaal 6 maanden. Tijdens een proefplaatsing kan de werkgever over de streep worden getrokken om iemand in dienst te nemen. Een werkgever kan iemand met behoud van uitkering een werkplek aanbieden gedurende een bepaalde proefperiode en om een reëel beeld van de potentiële werknemer te verkrijgen. De werkgever moet altijd wel de intentie hebben, dat indien de proefplaatsing slaagt de betrokkene ook tenminste een halfjaarscontract krijgt aangeboden. Tijdens de proefplaatsing heeft de werkgever geen loonkosten zodat er een lage drempel is om de vangnetter een kans te bieden op werk. De vangnetter kan arbeidsritme op doen, ingewerkt worden en vooral laten zien wat hij waard is. De verruiming naar zes maanden betekent niet dat de zes maanden een vaste tijd wordt. De zes maanden is alleen van toepassing indien de periode van 3 maanden te kort blijkt te zijn, bijvoorbeeld indien er behoorlijke beperkingen zijn of een niet-stabiel beeld). De vangnetter kan goed gemotiveerd is, maar de werkgever vindt de periode te kort om al een contract te kunnen aanbieden. De Ziektewet uitvoering (bij UWV of bij de ZW eigen risicodrager) moet kritisch zijn of de verruiming echt nodig is. Overigens gaat deze verruiming van de proefplaatsing ook gelden voor andere betrokkenen met een andere uitkering die gebruik maken van de proefplaatsing.
Geen wijziging in beleid van de no-riskpolis Werkgevers ervaren het als een groot financieel risico om personen met structurele functionele beperkingen of arbeidsgehandicapten aan te nemen. Om werkgevers te stimuleren een medewerker met een arbeidsbeperking aan te nemen geldt de zogenaamde no-riskpolis. Deze regelt dat bij eventuele nieuwe ziekte van de werknemer de werkgever de eerste vijf jaar van het dienstverband wordt gecompenseerd met een Ziektewet vangnet uitkering op basis van 70% van het dagloon. Indien in de cao is gesteld dat hij tot 100% van het loon door moet betalen, dan geldt ook tijdens het eerste ziektejaar voor het zogenaamde bovenwettelijke deel vrijstelling. Het UWV neemt dit risico van loondoorbetaling bij ziekte gedurende de eerste vijf jaar over, ongeacht de oorzaak van de uitval. Indien een arbeidsgehandicapte of een persoon met structurele functionele beperkingen (sfb) binnen 5 jaar ziek wordt en vervolgens de WIA-instroomt,
© CS OPLEIDINGEN BV 29
dan is de werkgever tevens vrijgesteld van het financiële risico van de WIA (oftewel het risico van de premiedifferentiatie in de WGA of het zelf dragen van het WGA eigen risico). Iedereen met een WIA uitkering is structureel functioneel beperkt (sfb). Personen die na afloop van de wachttijd (104 weken ziekte) bij de WIA beoordeling < 35% arbeidsongeschikt zijn en die niet bij de eigen werkgever kunnen blijven, de oude arbeid niet meer kunnen verrichten en die 13 weken voor einde wachttijd nog geen nieuwe dienstbetrekking hebben gevonden, zijn ook structureel functioneel beperkt (sfb) gedurende vijf jaar na de WIA beoordeling. Voor hen geldt de no-riskpolis indien ze binnen deze periode naar een nieuwe werkgever gaan. Er is al jaren een wens van de re-integratie markt om de no-riskpolis te laten gelden al tijdens de 104 weken indien een werknemer niet meer bij zijn eigen werkgever kan blijven. De overheid kiest er opnieuw voor dat dit niet gaat gebeuren. Het beleid omtrent de no-riskpolis blijft onveranderd. De no-riskpolis staat dus alleen open voor vangnetters en reguliere werknemers, na de WIA-beoordeling.
© CS OPLEIDINGEN BV 30
10
WERKGEVER / ADVISEUR: NEEM REGIE EN MAAK KEUZES
Met de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (BeZaVa) betaalt elke middelgrote en grote werkgever de eigen schade. Werkgevers krijgen dus een nog groter belang bij schadebeheersing. Dat begint bij een zorgvuldige administratie. Werkgevers zullen nog beter de Ziektewet en WIA administratie moeten bijhouden, ook van ziek-uit-dienstreders. Dat begint nu al, omdat in 2014 gekeken wordt naar de zieken in 2012 bij de premiedifferentiatie in de Ziektewet. De premiedifferentiatie in 2014 en 2015 die verplicht voor elke grote werkgever van toepassing is bij de WGA instroom van flexwerkers kijkt zelfs nog langer terug. Dit gaat voor het jaar 2014 dan om WGA uitkering uit het jaar 2012. Let op dat deze mensen al ziek zijn geworden in 2010! Begin alvast met het terughalen van alle ‘ziek uit dienst’ meldingen die sinds 2010 zijn gedaan! Anders kan er nooit gecontroleerd worden of de vanaf 2014 opgelegde premiedifferentiatie wel correct is. Het blijft van belang om de beschikking van de Belastingdienst goed te controleren. Maar minstens zo belangrijk: kijk kritisch naar de houding in de organisatie ten opzichte van verzuim. Geldt het principe “ziek is ziek”? Of kijkt de organisatie vooral naar wat een medewerker nog wél kan doen? Een register casemanager kan hierin een belangrijke rol spelen. En tenslotte staat elke werkgever voor de beslissing of hij in het publieke bestel blijft, ernaar terugkeert of juist eigenrisicodrager wordt. Een belangrijke beslissing.
© CS OPLEIDINGEN BV 31