1 Gedrukte bedrading of printplaten maken 1.1 Het schematisch ontwerp Hiervoor gebruik je een speciaal tekenpakket voorzien van de nodige componentenbibliotheken en processoren. Voorbeelden van SDT(schematic design tools) pakketten: http://fly.srk.fer.hr/~dajovan/edalinks.html . Wij gebruiken hiervoor in de school OrCad® SDT, Multisim of Layo1. Het schematisch tekenpakket produceert 2 belangrijke bestanden voor de verdere ontwikkeling: a) Een componentenlijst (*.cmp) b) Een knooppuntenlijst (netlist) (*.net)
1.2 Het printontwerp Een geschikt pakket voor printontwerp (PCB-layout) beschikt eveneens over bibliotheken van componentverpakkingen (modules), en assisteert de ontwerper met het schikken en verbinden van de componenten (autorouter), het plaatsen van soldeereilanden en printbanen. Bij veel CAD programma’s is zowel SDT als PCB geïntegreerd. (Orcad, Layo1, Ultiboard… ) Door de standaardisatie van componentenlijsten en knooppuntenlijsten is het evenwel mogelijk om verschillende omgevingen te gebruiken voor SDT en PCB. Het printontwerp bestaat uit 1 of meer verschillende lagen (layers). Buiten de onderste en bovenste koperlaag zijn er nog eventueel tussenlagen (multilayer printen) en lagen voorzien voor tekst, symbolen, boorgaten, e.a. welke door het programma afzonderlijk kunnen afgedrukt worden of als bestand opgeslagen. Deze bestanden worden standaardformaten opgebouwd (Gerber, Excellon, … ) zodat ze probleemloos kunnen gebruikt worden voor een verdere verwerking. Zo zal een soldeermasker in een Gerber-bestand de hele print afdekken met uitzondering van de soldeereilandjes.
1.3 Het fabricageproces 1.3.1 Het printmateriaal: Bij de gedrukte bedrading worden de diverse doorverbindingen gevormd door dunne stripjes koper die op de plaat zijn aangebracht. Dat betekent dan natuurlijk wel, dat die plaat van een of ander isolatiemateriaal gemaakt moet zijn. Het basismateriaal bestaat dan ook uit epoxy of glasvezel of combinaties hiervan. Als basismateriaal voor de printen wordt meestal een epoxydrager (Fr4) met daarop een egaal rood koperlaagje van 17 µm
gekozen. Voor speciale toepassingen zijn andere soorten basismateriaal en afwijkende dikten in de koperlaag (35, 70 en 105 µm) mogelijk. Deze koperlaag wordt met een heel speciale lijmsoort en onder zeer hoge druk vastgezet. Dat moet ook wel, want de bedrading mag later natuurlijk niet zomaar loslaten.
1.3.2 Basisprincipe Het printontwerp wordt op de egale koperlaag overgebracht. Voor dit overbrengen zijn diverse technieken. Die delen van het koper die moeten blijven zitten zijn dan bedekt met een etsvast laagje. Dan gaat de plaat in een etsbad en lost al het onbeschermde koper op. De bedrading staat nu in koper op de basisplaat.
1.4 Industriële vervaardiging Pas nadat alle Gerber-files gegenereerd zijn, kan een bestelopdracht voor een printfabrikant gemaakt worden. Is de bestelling eenmaal bij de fabrikant aangekomen, dan wordt het productieproces gestart. Het hele productieproces zal in de praktijk zo'n 4 weken in beslag nemen. In de 4 weken die nodig zijn om de printen te produceren, moet een hoop werk verzet worden. Het hele productieproces omvat zelfs voor gewone dubbelzijdige printen al zo'n 15 stappen. Multilayers (tegenwoordig worden deze zelfs geproduceerd tot een omvang van 32 lagen met een dikte van 3,2 mm) vragen aanzienlijk meer productiestappen. Na de inspectie van het aangeleverde materiaal maakt de fabrikant als eerste zogenaamde diasefilms aan. Deze doorzichtige bruine films worden tijden het productieproces gebruikt. De originele films die de klant eventueel meegeleverd heeft of die gegenereerd zijn aan de hand van de Gerber-bestanden, blijven als referentie in het archief achter. Omdat de diase-films tijdens de productie slijten, kan het gebeuren dat tijdens het productieproces nieuwe exemplaren gemaakt moeten worden. De eerste fase van het productieproces kan nu van start gaan: de eerste boring. Hierbij worden alle gaatjes die doorgemetalliseerd moeten worden en alle niet-doorgemetalliseerde gaatjes kleiner dan 3 mm aangebracht. Om het proces te versnellen worden in deze fase meerdere printen op elkaar gemonteerd en gelijktijdig geboord. Afhankelijk van het gebruikte printmateriaal worden tijdens het boren 2, 4 of 6 printen op elkaar gemonteerd. Gelijktijdig behandelt de boormachine drie van deze printpakketten. Het aantal printen dat gelijktijdig in productie, is kan flink oplopen. Het hele proces wordt namelijk doorlopen met grote platen printmateriaal van een standaardformaat, waarop een aantal printen past. Deze standaardmaat wordt tot het eindpunt van de productie gebruikt. Pas in de laatste fase van het productieproces worden de individuele printen uit deze plaat gefreesd of van elkaar gebroken. Na het boren wordt de printplaat aan beide zijden gelamineerd met een fotogevoelige film. De twee fotogevoelige lagen (boven- en onderzijde van de print) worden belicht en ontwikkeld. Op alle plaatsen waar koper moet blijven zitten, is de
film na het ontwikkelen verdwenen. Op de plaatsen die straks weggeëtst moeten worden, blijft de film dus achter. Langs chemische weg wordt nu een dun koperlaagje (3 tot 4 ju,m) op de onbedekte delen van de print aangebracht. Het koper slaat overal op neer waar geen filmlaag zit, dus zowel op de delen waar al koper op de print zit als de delen zonder koper (de binnenkant van de gaatjes). Vervolgens wordt met behulp van een elektrolyseproces dit laagje verder verdikt tot zo'n 20 µm. Daarmee zijn de gaatjes door-gemetalliseerd met een 20 µm dik laagje koper en is het toekomstige sporenpatroon aangegroeid tot meer dan 35 µm. Na het aangroeien van het koper wordt de print vertind. De tin slaat neer op alle onbedekte oppervlakken. De tinlaag wordt tijdens het etsen gebruikt om het koperlaagje dat moet blijven staan te beschermen tegen het agressieve etsmiddel. Deze beschermlaag van tin is aanmerkelijk stabieler dan een beschermlaag op basis van film. Hierdoor is een constante kwaliteit en dikte van de koperlaag gegarandeerd. Na het vertinnen wordt de print ontdaan van de fllmlaag die nog aanwezig is. Het toekomstige koperpatroon is nu als een tinpatroon op een koperen ondergrond zichtbaar. Een etsmiddel op basis van ammoniak wordt vervolgens gebruikt om de print te etsen. Het koper dat opgelost wordt in het etsmiddel, wordt in een recycling-proces weer uit het etsmiddel teruggewonnen. Omdat tijdens het hele productieproces volop gebruik gemaakt wordt van chemische substanties en zware metalen, zijn de milieuaspecten waarmee rekening moet worden gehouden niet te verwaarlozen. SEW maak gebruik van leidingwater dat in een eigen waterzuiveringsinstallatie (investering circa 1 miljoen gulden) gereinigd wordt. Gewoon leidingwater is niet schoon genoeg. Tijdens het proces wordt het water regelmatig uit het proces teruggewonnen en opnieuw gereinigd tot het weer aan dezelfde hoge kwaliteitseisen voldoet. Ook het afvalwater dat dit proces natuurlijk oplevert, wordt via de zuiveringsinstallatie weer helemaal gereinigd tot het weer op het niveau van drinkwater is. Het residu (een soort slib) dat tijdens het zuiveringsproces achterblijft, wordt opgevangen en gaat dan naar een recycling-bedrijf. Na het etsen zijn twee wegen mogelijk. In beide gevallen wordt echter eerst een visuele controle op het etswerk uitgevoerd. Etsfouten vallen nu direct op en kunnen in enkele gevallen nog hersteld worden. De eerste weg die printen kunnen doorlopen, is alleen bruikbaar bij printen die voor handmatig soldeerwerk bestemd zijn. De dof geworden tinlaag die op de print zit, kan met behulp van een warmtebron verhit worden (reflow). Hierdoor gaat de tin weer vloeien. Er ontstaat dan een mooi en glimmend vertind sporenpatroon. Als de print vervolgens voorzien is van een soldeermasker, ziet deze er perfect uit. Er is echter een groot nadeel aan deze methode verbonden. Printen die op deze manier behandeld zijn, zijn eigenlijk niet geschikt voor machinale soldeertechnieken. Komt de print boven een heet soldeerbad te hangen, dan gaat de tin onder het soldeermasker smelten en ontstaan er scheurtjes in het soldeermasker. Dit ziet er niet zo fraai uit en de afschermende werking van het soldeermasker wordt
minder. Bovendien zal er dan tin van het soldeerbad onder het masker lopen. Omdat de printen die Elektuur levert alleen met de hand gesoldeerd worden, wordt bij de Elektuur-printen de reflow-techniek als afwerking toegepast. Alleen printen waarop nog lokaal een goudlaagje wordt aangebracht, moeten de andere route door het productieproces lopen. Deze andere route is identiek aan de weg die printen volgen die naderhand machinaal gesoldeerd worden. Bij deze printen wordt de dunne tinlaag na het etsen helemaal verwijderd. Er ontstaat dan weer een schoon koperpatroon. Afhankelijk van het volume van de productie wordt ten behoeve van het soldeermasker een fotogevoelige laag aangebracht of gebruik gemaakt van zeefdruk. Bij kleinere series maakt men gebruik van fotolak. Bij grote series is het goedkoper om een zeefdruktechniek met een tweekomponentenlak toe te passen. Nadat de fotogevoelige laag belicht en ontwikkeld is, wordt de print voorzien van een harde beschermlaag. Dit soldeermasker heeft uitsparingen rond de soldeerpunten. De print kan nu selectief vertind worden. worden. Hiertoe wordt de hele print in een bad met vloeibare tin gedompeld. Tijdens het uit de vloeibare tin halen van de print wordt met behulp van hete lucht de tin uit de gaatjes geblazen. Hierdoor blijft overal op het niet afgedekte blanke koper een dun laagje tin achter. De print is nu perfect vertind. Gouden verbindingen Soms is het nodig delen van de print te verzilveren of vergulden. Dit selectief verzilveren of vergulden is niet mogelijk met printen die met de reflowmethode afgewerkt zijn. Printen die verzilverd of verguld moeten worden, moeten dus na het etsen ontdaan worden van de tinlaag. Zijn er plekken op de print die selectief verguld of verzilverd moeten worden, dan worden deze tijdens het vertinnen met tape afgedekt. Daarna wordt de tape verwijderd en worden de vertinde plekken met tape afgedekt. Vervolgens worden de niet afgedekte plaatsen van een goudlaagje van 0,2 ^m voorzien. Om de hechting van het goud op de koperlaag te verbeteren, komt voorafgaande aan het goudlaagje eerst een nikkellaagje van 0,4 tot 0,5 /µm. Op het nikkellaagje wordt vervolgens de uiteindelijke goudlaag aangebracht. Het voordeel van goud is dat dit geen last heeft van oxidevorming en dat het aanzienlijk slijtvaster is dan een tin- of koperlaagje. De tekstopdruk die op het soldeermasker moet verschijnen, wordt als laatste op de print aangebracht. Dit gebeurt fotografisch of, bij zeer grote series, met behulp van zeefdruk. Nu volgt nog de zogenaamde tweede boring. Hierbij worden de gaten en sleuven aangebracht die niet doorgemetalliseerd hoeven te zijn en groter dan 3 mm zijn. Als dit laatste boorwerk afgerond is, is de print klaar. Om er zeker van te zijn dat alle printen die de fabriek verlaten foutloos zijn, worden ze tot slot allemaal elektrisch en visueel getest. Het elektrisch testen gebeurt geheel automatisch met behulp van een pennenbord dat contact maakt met alle contactpunten op de print. In deze testprocedure wordt het gedrag van de print vergeleken met dat van een goed werkend exemplaar. Als vervolgens de print er ook nog perfect uitziet, wordt ze verpakt en is ze klaar voor verzending.
1.5 Artisanale vervaardiging (doe-het-zelf hobbyist) We gaan nu eens na welke mogelijkheden er zijn om het printontwerp op het koper over te brengen en welke we thuis ook kunnen toepassen.
1.5.1 Tekenen Dat is de methode van het tekenen met etsbestendige inkt. Er zijn tegenwoordig pennen in de handel waarmee we het gewenste bedradingpatroon gewoon op het, van tevoren goed schoon en vooral vetvrij gemaakte, koper kunnen tekenen. Deze pen, eigenlijk een viltstift met watervaste inkt, heeft een dunne en slijtvaste punt. De inkt is vrij snel droog en is goed etsbestendig. Een bezwaar van deze methode is dat we iedere print afzonderlijk moeten tekenen. Zodra we dus meerdere afdrukken van een bepaald ontwerp willen hebben, is deze methode veel te omslachtig.
1.5.2 Plakken Dan is er ook de plak methode. De firma MECANORMA brengt een grote verscheidenheid aan tapes en velletjes belijning, rondjes, cijfers en letters. Eigenlijk is plakken niet het juiste woord. Alle belijning, rondjes, cijfers en letters zijn gedrukt op een vel papier waaronder een schutblad bevestigd is. Na het verwijderen van het schutblad kunnen we de rondjes of belijning op de juiste plaats leggen, waarna we er met een puntig voorwerp (b.v. een balpen) overheen wrijven. De rondjes of belijning zal na het verwijderen van het vel op de print achterblijven. Natuurlijk hebben we de printplaat zorgvuldig schoon en vetvrij gemaakt. Als het gehele bedradingpatroon is aangebracht, kan de plaat direct in het etsbad. We kunnen met deze methode goede scherpe prints krijgen. Ook voor deze methode geldt: voor elke print een bedradingpatroon plakken.
1.5.3 De fotografische methode. 1.5.3.1 Samenvatting In volgorde is dit : Lay-out op transparant maken. Beschermfolie van de print halen. Onder de lamp leggen (koperzijde boven). Lay-out op de fotoprintplaat leggen. Afdekken met plexiglas plaatje (eventueel verzwaren met stukjes lood o.i.d.). Lamp aan. Belichtingstijd wachten, daarna de lamp uit. Direct onderdompelen in de ontwikkelaar (koperzijde boven). Ongeveer na 30 seconden (na oplossen fotoresist) uit de ontwikkelaar halen. Afspoelen onder stromend water. Met een doek droogdeppen. Klaar om te etsen.
1.5.3.2 Belichten Zo komen we nu aan de methode welke voor een amateur het meest geschikt is. Want zoals we op de boven omschreven manier ons bedradingpatroon rechtstreeks op de print plaatsten kan dat natuurlijk ook op papier. Het moet dan wel transparant zijn. Het meest geschikt hiervoor is een afdruk van de laserprinter of een fotokopieermachine op transparante film (overheadsheet). We gebruiken dus nu een positief transparant van het printontwerp. Het spreekt nu ook voor zich, dat we een positief werkende printplaat nodig hebben. Op deze fotoprintplaat is door de fabrikant een laagje lichtgevoelig vernis aangebracht. We noemen dit de laag "fotoresist". Deze fotoresist is door een zwarte beschermfolie afgedekt. Maar we hoeven met deze fotogevoelige printplaten gelukkig niet in een echte donkere kamer te werken, zoals met fotografisch papier. De op de printplaat aangebrachte fotoresist is meestal alleen gevoelig voor blauw en vooral ultraviolet licht. We hebben dan ook een UV-lamp nodig. (250 watt) Deze heeft dezelfde vorm als een bolletje in een kamerlamp. We draaien de UVlamp in een looplamp, waarvan we de metalen bescherming hebben verwijderd en hangen hem op een afstand van ongeveer 30 cm boven de tafel. We kunnen ook een lichtbak maken of aanschaffen (zoals boven een aquarium) met UV-TL buizen. Het is absoluut noodzakelijk, dat de lay-out volkomen vlak op de fotoprint ligt. Ook is het absoluut noodzakelijk dat alles stofvrij moet zijn tussen lay-out en printplaat. Zelfs een haartje kan er al voor zorgen dat de printbaan wordt beschadigd, doordat er UV-licht onder de lay-out komt (de z.g.n. haarscheurtjes in de printbaan). Het geheel moet dus verzwaard worden. Dit kan het best gedaan worden door een plaatje plexiglas van 1,5 à 2 mm dik. Iedereen heeft wel een fotolijstje waarin een dergelijk stuk plexiglas zit. Het kan ook wel met dun glas, maar de belichtingstijd is aanmerkelijk langer. Nu we het over belichten hebben, moeten we er achter zien te komen wat de belichtingstijd is van de fotoprintplaat. Het is namelijk erg belangrijk te weten hoe lang een lay-out belicht moet worden. Te lang belichten is niet zo erg (prints worden minder scherp) maar te kort belichten is fataal. Hier kan de ets vloeistof dus niet doorheen. De belichtingstijd is afhankelijk van een aantal factoren. Het ene fotoprint is niet het andere (hoeveelheid fotoresist), de aard en de dikte van het materiaal waar we de lay-out mee afdekken en het papier waar we de lay-out van gemaakt hebben. We gaan nu eerst proefondervindelijk de belichtingstijd te weten komen. Eerst gaan we een proeflay-out maken. Teken een dikke lijn (ong.10 cm) op een stuk transparant papier en teken haaks op deze lijn een centimeter verdeling. Zet eventueel met een watervaste zwarte viltstift de cijfers 1t/m10 tussen de streepjes. Daarna zagen we een strookje fotoprint af van ongeveer 10 mm x 100 mm. Nadat we de zwarte folie hebben verwijderd, leggen we het strookje fotoprint, met de koperzijde naar boven, precies onder de UVlamp, die we reeds hadden opgehangen. Over het strookje fotoprint leggen we de proeflay-out. Zorg er wel voor dat de proeflay-out niet verschuift op de printplaat. Leg dan een donker (zwart) papieren strookje, iets breder dan het
printstrookje en zolang dat het ook nog onder het plexiglas uitkomt en wel zodanig dat er nog 1 cm² van de fotoprint zichtbaar blijft. Het plexiglasplaatje dient vlak op het fotoprintplaatje te leggen, verzwaar het eventueel met stukjes lood. We nemen nu een horloge bij de hand en schakelen de lamp aan. De eerste cm² belichten we 1 minuut en trekken daarna het zwarte strookje 1cm² verder. Na elke minuut trekken we het strookje 1cm verder, zodat na 10 minuten het gehele strookje is belicht. Echter de laatste cm² is maar 1 minuut belicht geweest en de eerste 10 minuten. De lamp kan uit. 1.5.3.3 Ontwikkelen Nu kunnen we de ontwikkelaar klaar maken. We gieten 1 ltr. lauw water (ong. 20º ) in een pvc bakje waarbij we 14 gram positief ontwikkelaar (in korrels) aan toevoegen. Voor veel meer inhoud en minder geld koop je W.C.ontstopper. Dit bevat immers dezelfde werkende stof: natriumhydroxide. NaOH kun je ook als dusdanig in oplossing kopen (bijtende soda). Wel oppassen want NaOH /W.C.-ontstopper is een soort loog en erg slecht voor onze huid. (ongeveer 1 op 10 verdunnen). Na het belichten dompelen we het proefstrookje geheel in de ontwikkelaar, met de fotoresist naar boven. We tillen af en toe het bakje even op om de ontwikkelaar in beweging te houden. Vrijwel onmiddellijk zien we de blauwe fotoresist verschijnen. Na enige seconden begint de fotoresist op de belichte plaatsen op te lossen. Dat zijn dus de doorzichtige delen van het positief. Door het bewegen van de ontwikkelaar zien we de resist van het strookje oplossen. Enige seconden later moeten we het strookje er uit halen met een groot pincet. Het geheel van onderdompelen tot en met het er uit halen duurt ongeveer 30 seconden. Daarna het geheel onder de kraan afspoelen en licht met de vinger over het strookje gaan. Hoewel de resist redelijk krasvast is moeten we toch voorzichtig zijn. Elk klein krasje veroorzaakt ook een krasje in het koper na het etsen. Bekijken we het proefstrookje, dan zien we dat de laatste cm² die we belicht hebben nog behoorlijk wat resist bevat. De op één na laatste weer iets minder enz. tot het gedeelte waar de resist geheel is opgelost. We kunnen dit controleren door een wattenstaafje, gedrenkt in een oplosmiddel, over het gehele proefstrookje te halen. Zo kunnen we een duidelijke scheiding zien van de opgeloste en niet opgeloste resist. We tellen het aantal vakjes waarop duidelijk de resist nog aanwezig is bij elkaar op, tellen er een vakje bij (voor de veilige grens) en je hebt de juiste belichtingstijd in minuten van de gehele fotoprintplaat. Schrijf de belichtingstijd op aan de isolatiezijde van de fotoprintplaat en je bent verzekerd van de juiste belichtingstijd als je later weer eens aan de gang gaat. Nu we de belichtingstijd weten gaan we over tot het belichten van de lay-out. 1.5.3.4 Het wegetsen Op die plaatsen waar de fotoresist is opgelost, moet het koper nu verwijderd worden.
De meest gebruikte methode om het overtollige koper te verwijderen is wegetsen. Dat gebeurt meestal in een oplossing van ijzerchloride (meestal ferrychloride genoemd) (bruine korrels die er uit als borrelnootjes) of van ammoniumpersulfaat (wit poeder). Beide zijn te koop bij de goede elektronica zaken. Ferrychloride gebruiken we omdat het een groot voordeel heeft; het is onbeperkt houdbaar en meerdere keren te gebruiken (bewaren in een fles met een pvc dop). Pas wel op voor je kleren. Ferrychloride geeft heel vervelende vlekken die er ook in de was vrijwel niet meer uitgaan. Voor onze huid en ogen is het ook vervelend spul. De huid wordt er erg vies geel van en die kleur moet er af slijten, met zeep wassen helpt weinig of niets. In een niet te diepe royale P.V.C. bak gieten we 1 ltr. water van ongeveer 40º tot 50º en voegen hierbij 2 zakjes van elk 500 gram ferrychloride aan toe. Hierna de korrels met een roerhoutje goed doorroeren zodat alles goed oplost. Daarna leggen we de te etsen printplaat, met de koperzijde boven, in het etsbad. Tijdens het etsen moet het etsbad steeds in beweging gehouden worden. Er is geen exacte tijd voor het etsen aan te geven. Die tijd is afhankelijk van de mate van uitputting van het etsbad en van de temperatuur. Het is belangrijk bij het etsen het etsbad op temperatuur te houden. Daarom zetten we het etsbad in een wat grotere bak met warm water, met dezelfde temperatuur als het etsbad, zodat we dit water goed op temperatuur kunnen houden door het te vervangen of te verwarmen met een verwarmingselement. We laten de printplaat niet langer in het etsbad liggen dan noodzakelijk is, anders lopen we de kans last te krijgen van het z.g.n. "onderkruipen". Het etsmiddel tast dan van opzij de koperbanen aan, hetgeen een rafelig bedradingpatroon tengevolge heeft. Zodra dus al het overtollig koper verdwenen is, nemen we de printplaat uit het etsbad en spoelen hem onder de kraan af. Er mogen absoluut geen restjes etsmiddel achterblijven. Nu kan de nog op de koperbanen aanwezige fotoresist met aceton of thinner worden verwijderd. We hebben nu het gewenste bedradingpatroon in blank koper. Na het grondig verwijderen van alle resten etsmiddel, wordt ook de etsresist verwijderd met het een of andere geschikte oplosmiddel (b.v. thinner of aceton). Nu wordt de printplaat met printlak bespoten (om oxidatie te voorkomen). Na drogen van de printlak worden dan de nodige gaatjes geboord en kunnen de onderdelen op hun plaats worden vastgesoldeerd. Maar we zijn nog niet klaar. Het blanke koper oxideert vrij gemakkelijk aan de lucht waardoor we later moeilijkheden kunnen krijgen met het solderen. Om dit te voorkomen moeten we de printplaat nog bespuiten met printlak. Eerst schuren we de koperbanen heel voorzichtig met uiterst fijn staalwol. Maar niet te lang en te hard drukken, want de koperlaag is maar 0,0035mm dik. Direct na het schuren bespuiten we de printplaat met printlak. Printlak is verkrijgbaar in de handel. Het heeft twee functies, nl. bescherming van de printbanen tegen oxidatie en als vloeimiddel bij het solderen. Op het boren van de gaatjes na is de print klaar. Een allerlaatste controle is zeker aan te bevelen.
Dit kunnen we doen met een O-meter door de printbanen op de uiteinden, de rondjes, met de pennen van de O-meter op weerstand te controleren. We kunnen de printplaat ook in het licht van een lamp controleren. Mochten er haarscheurtjes in zitten dan komen deze al snel aan het licht.
1.5.4 Prototypes frezen. In de school vervaardigen we printen met een freesplotter. De gerber- en excellon bestanden worden eerst geïmporteerd in een voorbewerkingprogramma (Circuitcam). De originele layout wordt hier immer niet gebruikt. De frees zal elke printbaan (knooppunt) isoleren van zijn omgeving (residueel koper). Het programma laat ook nog toe in de lay-out wijzigingen aan te brengen, extra tekst toe te voegen, te wissen, enz… Circuitcam zal de verschillende bewerkingen die de plotter moet uitvoeren (frezen, markeren, boren, verfspuiten, enz… ) in verschillende taken onderverdelen (Job’s) elk met welbepaalde gereedschappen. Deze jobs worden in 1 bestand gebundeld (*.cam) een doorgespeeld aan Boardmaster, het besturingsprogramma van de plotter. In Boardmaster wordt de lay-out een of meerdere keren op de printplaat geschikt. In volgorde worden de taken mits de nodige gereedschapswissels automatisch uitgevoerd.