1. D.A.S. SPECIAAL - Valpartij op een bowlingbaan: eigen schuld? November 2008 Bij haar eerste worp glijdt Anne V. uit over een olievlek op de bowlingbaan in een sportcentrum in Nederland. Zij breekt hierbij haar enkel. Het gaat om een gecompliceerde fractuur en zij blijft zitten met een langdurige werkonbekwaamheid. Zij acht de uitbater hiervoor verantwoordelijk. Eigen minnelijke pogingen om de lichamelijke letsels te laten vergoeden lopen onmiddellijk vast. Het spelen op bowlingbanen gebeurt op eigen risico, stelt de uitbater. Om het bowlen te vergemakkelijken worden de banen met olie ingesmeerd. Maar op de bewuste baan ligt een olieplas voor de approachlijn.
Stap 1: Bewijs van de fout verzamelen We dienen het bewijs te leveren dat de bowlingbaan gebrekkig is en verzamelen alle noodzakelijke gegevens om de fout en de schade concreet aan te tonen. Hiervoor moeten we foto’s, getuigenissen en situatieschetsen verkrijgen. Stap 2: In gebrekestelling en expertise Na de ingebrekestelling aan het sportcentrum stelt het schaderegelingsbureau A.
een onderzoek in. Er volgt een vergadering bij Anne V. thuis. D.A.S. stelt een letselschade specialist aan om onze klant bij dit gesprek bij te staan. Dit dossier wordt immers behandeld naar Nederlands recht. De aansprakelijkheidsverzekeraar van het sportcentrum wijst alle aansprakelijkheid af en stelt dat er geen sprake was van teveel aangebrachte olie. Omdat de zaak muurvast zit en de aard en de ernst van de letsels belangrijk zijn, starten we een voorlopig getuigenverhoor op. Tijdens dit getuigenverhoor in aanwezigheid van de rechter wordt de toedracht door een griffier opgetekend. Deze verklaringen zullen bepalen of een verdere procedure ten gronde voor de rechtbank (kostprijs tussen de 10.000 en 15.000 EUR) haalbaar is. De geraamde kosten van dit getuigenonderzoek bedragen 3.500 EUR. We stellen advocatenbureau S. aan. De getuigenverklaringen bevestigen de aanwezigheid van een grote olievlek op de bowlingbaan, waarin je zelfs kon schrijven. De medewerkers van het centrum die eveneens getuigen hebben evenwel niets gezien of gehoord. Zij spreken over aanvaarding van risico. Maar de wijze waarop de olie aangebracht wordt zonder enige duidelijke instructies, manueel met een plantenspuit, zonder verdere controle pleit niet in hun voordeel… Stap 3. Kans op succes? De verzekeraar van tegenpartij verwijst o.a. naar tegenstrijdigheden in de getuigenverklaringen, het gebrek aan bewijs en wijst alle aansprakelijkheid af. Wij besluiten daarentegen dat we op basis van opgetekende getuigenverklaringen de verzekeraar tot de erkenning van aansprakelijkheid kunnen bewegen. Stap 4. Aanstelling van de advocaat We starten de gerechtelijke procedure op. Om de vooruitgang in het dossier verder te vertragen tracht de tegenpartij de rechter alsnog te overtuigen dat de zaak door een andere rechtbank behandeld moet worden. Gelukkig wijst de rechter dit af. Eindelijk… April 2013. De rechter stelt dat er bij deelname aan een sportactiviteit steeds een verhoogd risico op persoonlijke schade is. Maar mensen die deelnemen aan een sport georganiseerd door een professionele uitbater mogen er wel op rekenen dat de aangeboden infrastructuur met minimale zorgvuldigheid wordt onderhouden en gecontroleerd. De waarschuwingsborden gelden voor de baan zelf en niet voor de aanloopstrook ervoor. De verklaringen van het personeel zijn volgens de rechter ongeloofwaardig. Het bowlingcentrum en de verzekeraar krijgen op alle punten ongelijk. De rechter acht gehandeld heeft.
het vaststaan dat
het sportcentrum
onrechtmatig
Stap 5: de tegenpartij gaat in hoger beroep De tegenpartij gaat in hoger beroep op basis van de betrouwbaarheid van de getuigenissen. Het Hof bekrachtigt echter het eerste vonnis en bevestigt in een arrest van 16/12/2014 het eerdere vonnis. In september 2015 verkrijgt onze verzekerde, Anne V., uiteindelijk een vergoeding van 75.000 EUR. We hebben de rechtbanken kunnen overtuigen van het groot gelijk van Anne. Het uitglijden op de aanloopstrook naar de bowlingbaan was duidelijk niet haar fout. Maar wat als dit niet gelukt was? Kosten van de advocaat: 12.296,37 EUR Buitengerechtelijke kosten gerecupereerd op de tegenpartij: 13.929,30EUR Hadden uw cliënten een dergelijke dure rechtszaak aangedurfd zonder een sterke rechtsbijstandsverzekeraar aan hun kant? Wat als de klant in rechtsbijstand verzekerd is bij dezelfde verzekeraar als de tegenpartij? Rechtsbijstand D.A.S.: altijd aan de kant van de klant!
Onze verzekerde getuigt nog eenmaal naar D.A.S. toe: “Ik wens D.A.S. te bedanken voor het vertrouwen en de steun. Het heeft na bijna 7 jaar uiteindelijk geleid tot een meer dan bevredigend resultaat.”
2.
HOOFDARTIKEL - De veiligheidsverplichting
Definitie De veiligheidsverplichting staat verankerd in onze wetgeving. Men kan de veiligheidsverplichting definiëren als de algemene verplichting om geen gevaar te creëren voor de gezondheid van anderen (veiligheid van personen) en hun goederen (veiligheid van goederen). Zij heeft dus betrekking op een waaier van situaties, te veel om op te noemen. Een persoon die deze verplichting negeert, is verplicht de veroorzaakte schade te vergoeden. Deze verplichting is dus van toepassing op iedereen die gebrekkige producten in omloop brengt (zie ook de analyse van B.A.-Producten in ons Journaal van december 2014).
Samenloop van aansprakelijkheden Over het algemeen ontstaat de veiligheidsverplichting uit een contractuele verbintenis. De rechtspraak beschouwt haar traditioneel als een zorgvuldigheidsplicht en bij gebrek, als een nalatigheid in de zin van art.1383 van het Burgerlijk Wetboek (ieder is aansprakelijk voor de schade welke hij door zijn nalatigheid of door zijn onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt).
Vraag is of deze nalatigheid zowel de schending van een contractuele verbintenis is, als de miskenning van een algemene voorzichtigheidsplicht (buitencontractuele aansprakelijkheid)? Dit is in ieder geval het standpunt van een deel van de rechtsleer (B. Dubuisson, V. Callewaert, B. De Coninck & G. Gathem, De burgerlijke aansprakelijkheid, vol.1, Larcier 2009, p.497) met het klassieke voorbeeld van de schilder van een plafond die door onzorgvuldigheid het tapijt van zijn cliënt besmeurt. De nalatigheid in de loop van het contract heeft niets te maken met de specifieke verplichtingen van dit contract en de schade is niet het gevolg van een slechte uitvoering van het contract. Men kan de quasi-delictuele handeling (buitencontractueel) hier dus niet uitsluiten. De vlekken hebben de cliënt immers niet beroofd van het voordeel van de uitgevoerde werken want het plafond werd behoorlijk geschilderd. De geleden schade is het gevolg van een gebrek aan voorzorg en staat een buitencontractuele vordering niet in de weg, tenzij anders voorzien in het contract. In dit verband oordeelde het Hof van Cassatie in een arrest van 29.9.2006 dat er sprake is van samenloop van aansprakelijkheden als de fout van een medecontractant 1. niet alleen een inbreuk is op een contractuele verplichting maar ook 2. op een algemene op eenieder rustende voorzichtigheidsverplichting en 3. als deze fout een andere schade veroorzaakt heeft dan de schade die door de slechte uitvoering van het contract teweeg gebracht is. Hierdoor heeft het Hof van Cassatie de mogelijkheden van een vordering op extracontractuele basis tegen zijn contractant ernstig beperkt. De rechtspraak voorziet echter een grote uitzondering indien de contractuele fout van de tegenpartij tegelijkertijd ook een strafrechtelijke inbreuk is. Bij een dergelijke zaak kan het slachtoffer opteren voor hetzij de contractuele aansprakelijkheid hetzij de extracontractuele aansprakelijkheid. Het slachtoffer van de schade (in ons voorbeeld, eigenaar van het besmeurde tapijt) zal zich dus kunnen keren tegen de verzekeraar van de aannemer (schilder) die zijn buitencontractuele aansprakelijkheid dekt. Zo werd in dit verband geoordeeld dat: - de uitbater van een camping die een woonwagen verhuurt die hij de dag voordien kocht en naliet om de goede werking en de veiligheid van de gasinstallatie te controleren, een quasi-delictuele fout begaat. Hij is aansprakelijk voor het overlijden door koolmonoxide van de huurder en zijn kinderen (Burgerlijke rechtbank Gent 13.6.2003, Bull.Ass.2004, p.542); - de touroperator die er niet voor zorgt dat de uitstap per boot in normale veiligheidsvoorwaarden plaatsvindt, is buitencontractueel aansprakelijk (art.1383 van het Burgerlijk Wetboek) omdat hij zijn cliënten opzettelijk blootstelde aan een risico waarvan hij zich bewust was (J.P. Bruxelles 7.10.1999, D.C.C.R.2000, p.363); - de restauranthouder, die beroep doet op een vennootschap om zijn keuken schoon te maken en die vaststelt dat de bediende van deze vennootschap een salontapijt beschadigde met keukenreinigingsproducten, kan beroep doen op de
buitencontractuele aansprakelijkheid van deze vennootschap (Hof van Beroep Bergen 18.4.2013, J.L.M.B. 2015, p.185). Middelen- of resultaatsverbintenis? Men spreekt van een resultaatsverbintenis als betrokkene verplicht is of zich verbindt een bepaald resultaat te bereiken. Een middelenverbintenis is daarentegen een verbintenis waarbij betrokkene zich verbindt de vereiste inspanningen te leveren om een bepaald resultaat te bereiken maar zonder te waarborgen dat dit resultaat werkelijk zal bereikt worden. Het is uiteindelijk de rechter die naar gelang de situatie zal oordelen of er sprake is van een resultaats- of een middelenverbintenis. Als de veiligheidsverplichting een resultaatsverbintenis is, kan men van zodra het resultaat niet bereikt is, spreken van een fout. Met het oog op schadeherstel zal het slachtoffer dan uitsluitend moeten bewijzen dat het resultaat niet bereikt is. Maar als de dader overmacht bewijst, ontsnapt hij aan schadeherstel. Als men de veiligheidsverplichting echter als een middelenverbintenis beschouwd, moet het slachtoffer aantonen dat geen of onvoldoende inspanningen geleverd werden. De rechtspraak is van oordeel dat op de uitbater een resultaatsverbintenis rust als het slachtoffer slechts een passieve rol had in het ongeval, bij voorbeeld in een carwash of bij een kermisattractie. De veiligheidsverplichting in de rechtspraak Hebben aan hun veiligheidsverbintenis verzuimd: - de uitbater van een sportcomplex die de voorzorgsmaatregelen niet heeft genomen om te vermijden dat het ter beschikking gestelde materiaal schade berokkent aan de gebruikers. De aannemer had niet gecontroleerd of het badmintonnet correct geïnstalleerd was en de hand van de gebruiker raakte in het mechanisme geklemd (Hof van Beroep Brussel 2.12.2014, R.G.A.R.2015, 15186); - het ziekenhuis voor de exogene nosocomiale besmetting (stafylokok aureus) opgedaan door een patiënt gedurende een chirurgische ingreep; het ziekenhuis ging op dit vlak een resultaatsverbintenis aan (hof van Beroep Luik 18.9.2014, R.G.A.R.2015, 15169); - het ziekenhuis dat de vereiste voorzorgsmaatregelen niet had genomen om te vermijden dat een patiënt uitgleed waardoor deze viel op een helling naar de ingang die door bevroren sneeuw uiterst glad was (Burger Antwerpen 12.11.2013, VAV/CRA 2014/3, p.81); - de hoteluitbater die de nodige veiligheidsmaatregelen niet had genomen om te vermijden dat een cliënt besmet werd door een bacterie waardoor deze overleed na het inademen van dampen afkomstig van een douche en het inslikken van water afkomstig uit de sanitaire voorzieningen (Beroep Gent 10.11.2011,
R.G.A.R.2012, 14878). - de overheid die de gepaste maatregelen niet heeft getroffen om elk abnormaal gevaar van het wegennet te voorkomen (overvloedige en constante rechtspraak). ooOoo De veiligheidsverplichting maakt zonder twijfel deel uit van het dagelijks leven en de verzekering staat hierbij noodgedwongen op de eerste plaats. Onze cliënten die een geschil hebben waar sprake is van de samenloop van een contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid kunnen op D.A.S. rekenen. Deze dekking zit vervat in de Basiswaarborgen zelfs zonder een dekking Contracten.
3.
RECHTSPRAAK
Verkeer op een openbare parking – Wees voorzichtig! Men ging er altijd van uit dat de Wegcode ook van toepassing is op een openbare parking, zijnde een parking die geregeld door automobilisten wordt bezocht. Over het algemeen zijn in deze openbare parkings pijlen geschilderd die de te volgen richting aangeven. Zijn de gebruikers van dit soort parkings verplicht deze aanwijzingen te volgen? De politierechter van Brugge moest hierover oordelen. In zijn vonnis van 19.9.2014 (VAV-CRA 2015/3, p.54), oordeelde de rechter van Brugge dat deze pijlen geen enkel bindend karakter hebben aangezien zij niet in de Wegcode worden vermeld. Alleen de pijlen vermeld in artikel 77.1 van de Wegcode (op een kruispunt moeten de bestuurders de richting volgen van de pijlen aangebracht op de rijstrook waarin zij zich bevinden) moeten gevolgd worden. De beslissing van de rechtbank kan verrassen maar juridisch klopt zij volledig. De rechtbank oordeelde dus dat een in de verkeerde richting rijdende bestuurder (tegenovergestelde richting dan de pijl), die op een kruispunt een van links komend voertuig aanrijdt, voorrang van rechts geniet. Op openbare parkings blijft men dus best voorzichtig! Ongeval in een metrostation – Art.29bis? In een metrostation probeert een dief de handtas van een vrouw te stelen. Zij valt op de rails en wordt aangereden door een metro. De rechter oordeelde dat het om een verkeersongeval gaat. Het slachtoffer moet beschouwd worden als zwakke weggebruiker en kan genieten van de bescherming van art.29bis. Aldus oordeelde terecht de politierechter van Brussel in een vonnis van 22.5.2015 (CRA-VAV 2015/3, p.17). De kade van een metrostation is op zich een privéterrein maar is wel toegankelijk voor een zeker aantal die het recht hebben er te zijn. Het wordt dus een openbare plaats. Volgens art.10 van de wet van 21.11.1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen is de MIVB zelf verzekeraar. Zij is dus verplicht het slachtoffer van een ongeval met een van haar voertuigen te vergoeden. De MIVB heeft niettemin recht op verhaal tegen de verantwoordelijke van het ongeval.
Voetganger omvergereden door een tram in eigen bedding – Art.29bis? Volgens het Grondwettelijk Hof en het Hof van Cassatie worden van de schadevergoeding bepaald in art.29bis uitgesloten de voetgangers die aangereden worden door een voertuig aan staven dat in eigen bedding rijdt op een terrein niet toegankelijk voor het publiek. De eigen bedding (bijzondere overrijdbare bedding waarvan sprake in art.72.6 van de Wegcode) waarop een tram in een stedelijke omgeving rijdt, is geen volledig afgezonderde plaats. Zo besliste terecht de rechtbank van Mechelen op 8.1.2014 (VAV-CRA 2015/3, p.26). De voetganger die in de stad wordt aangereden door een tram in eigen bedding is bijgevolg een zwakke weggebruiker en kan genieten van automatische schadevergoeding.
4. VRAAG & ANTWOORD 1 Aansprakelijkheid - Fout van deurwaarder - Gevolgen Mijn cliënt werd door de correctionele rechtbank bij verstek veroordeeld. Hij kon verzet aantekenen binnen de wettelijke termijn van 15 dagen. Zijn advocaat gaf hiertoe de nodige instructies aan een deurwaarder die echter de termijn liet verstrijken. De deurwaarder beging een beroepsfout. Is mijn cliënt verantwoordelijk voor deze fout? Kan hij zich nog voor de correctionele rechtbank verdedigen? Moet hij de deurwaarder aansprakelijk stellen en hem dagvaarden? De advocaat van uw cliënt gaf aan de deurwaarder een rechtsgeldig mandaat. Volgens dit mandaat is de lastgever (advocaat) aansprakelijk voor de fouten van de lasthebber (deurwaarder), die handelde binnen de hem toegekende bevoegdheden. Logischerwijze kan uw cliënt dus op basis van overmacht geen verzet aantekenen tegen het vonnis, zelfs na vijftien dagen. Gelukkig voor uw cliënt kwam het Hof van Cassatie in zijn arrest van 9.11.2011 tegemoet aan de slachtoffers van fouten van deurwaarders. Het Hof oordeelde immers dat de verzetstermijn kan verlengd worden als het voor de betrokken partij onmogelijk was verzet aan te tekenen. Dit standpunt van het Hof van Cassatie werd vanzelfsprekend met dank ontvangen. Het is immers normaal dat een rechtzoekende recht heeft op een verlenging van de verzetstermijn als een deurwaarder die op dit vlak over een monopolie beschikt, een fout begaat. Het moest alleen nog erkend worden! Het Hof baseerde zich op artikel 6.1 van het ‘Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden’ van 1950. Volgens dit artikel heeft een ieder recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak door een rechtbank die over de gegrondheid van elke strafrechtelijke beschuldiging zal oordelen. Een andere uitspraak van het Hof van Cassatie zou immers als extreem streng overkomen ten opzichte van iemand die te goeder trouw handelde en slachtoffer werd van de fout van een deurwaarder.
5. VRAAG & ANTWOORD 2 Gemeenschappelijk Waarborg Fonds - Toegang tot informatie van het Fonds Ik ondervond moeilijkheden bij de identificatie van een motorrijtuig na een verkeersongeval. Kan ik me tot het Gemeenschappelijk Motor Waarborgfonds richten? Welke informatie kan ik verkrijgen?
Het Gemeenschappelijk Motor Waarborg Fonds (GMWF) wordt thans het Belgisch Gemeenschappelijk Waarborgfonds (BGMF) genoemd. In een register verzamelt het Fonds volgende gegevens: 1. identificatie van de voertuigen ingeschreven in België (inschrijvingsnummer, identiteit en personalia van de titularis van de kentekenplaat, type voertuig, enz.) evenals de naam van de verzekeraar. Deze gegevens worden verstrekt door de D.I.V en de Belgische B.A. autoverzekeraars en bijgehouden in een bestand genaamd VERIDASS; 2. identificatie van de verzekeraar van voertuigen ingeschreven in de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte (EER); 3. identificatie van de schaderegelaars aangesteld door elke verzekeraar in alle staten van de EER; 4. bij de Belgische overheid geseinde voertuigen verdacht van niet-verzekering. Iedere bij een ongeval betrokken persoon, zijn advocaat, zijn rechthebbenden evenals iedere persoon die over een recht van indeplaatsstelling beschikt, heeft recht op de informatie 1, 2 en 3. De vraag tot informatie geldt uitsluitend voor voertuigen gewoonlijk gestald op het grondgebied van een staat van de EER of van een derde staat waarvan het nationaal bureau van verzekeraars bij het groene kaartsysteem aangesloten is. Als bijvoorbeeld het voertuig van een Belg wordt aangereden in Marokko (land buiten de EER maar aangesloten bij het groene kaartensysteem) door een voertuig ingeschreven in Frankrijk, kan hij zich tot het BGMF richten. Het verzoek moet aan het Fonds gericht worden binnen een termijn van zeven jaar na het ongeval en liefst door middel van het formulier beschikbaar op de site van het Fonds (www.fcgb-bgwf.be). Aan de hand van deze gegevens verschaft door het BGMF kan de aanvrager de verzekeringsmaatschappij (of zijn schaderegelaar in België) identificeren. Met name in geval van vluchtmisdrijf, valse verklaring op de gemeenschappelijke ongevalsaangifte of als na tussenkomst van de politie het slachtoffer nog geen toegang kreeg tot het strafdossier.
6. VRAAG & ANTWOORD 3 B.A.-autoverzekering Zwakke weggebruiker - Gewonde passagier De eigenaar van een voertuig vertrouwt zijn auto toe aan een bestuurder waarvan hij weet dat hij geen rijbewijs heeft en neemt zelf plaats als passagier. De bestuurder veroorzaakt een ongeval. De eigenaar-passagier is gewond. Zal hij als zwakke weggebruiker (art.29bis) schadeloosgesteld worden hoewel hij zijn voertuig toevertrouwde aan iemand waarvan hij wist dat hij geen rijbewijs had? Moet hij bij schadeloosstelling vrezen voor een verhaalvordering van de B.A.-autoverzekeraar? Op de eerste vraag antwoordde het Hof van Justitie van de Europese Unie in een arrest van 1.12.2011 dat de gewonde passagier als zwakke weggebruiker moet vergoed worden, zelfs als hij wist dat de persoon aan wie hij het stuur gaf geen rijbewijs had. De vraag betreffende de verhaalvordering van de B.A.-autoverzekeraar is delicater. Volgens art.25.3°.b van de modelovereenkomst heeft de B.A.-autoverzekeraar recht op verhaal tegen de bestuurder die op het ogenblik van het ongeval geen rijbewijs heeft. Volgens ditzelfde art.25.3°.b is het recht van verhaal eveneens van toepassing op de verzekeringsnemer. Als laatstgenoemde niet wist dat de bestuurder van zijn voertuig geen rijbewijs had, ontsnapt hij aan het verhaal van de verzekeraar. Als daarentegen de verzekeringnemer op de hoogte was, beschikt de verzekeraar ook tegenover hem over een recht van verhaal. Niets belet de B.A.-autoverzekeraar eveneens verhaal uit te oefenen tegen de gewonde passagier (verzekeringnemer), zelfs al bepaalt art.29bis §4 dat ‘De vergoedingen, die ter uitvoering van dit artikel werden uitgekeerd, niet vatbaar zijn voor beslag of schuldvergelijking met het oog op de vordering van andere vergoedingen wegens het verkeersongeval’. In haar arrest van 2.10.2009 preciseerde het Hof van Cassatie dat de B.A.autoverzekeraar eerst de vergoedingen verschuldigd aan de zwakke weggebruiker moet uitbetalen vooraleer hij zijn uitgaven kan terugvorderen. In haar arrest van 7.6.2010, oordeelde het Hof van Cassatie eveneens dat de B.A.autoverzekeraar via een subsequent regres het bedrag kan terugvorderen dat hij aan zijn verzekerde als zwakke weggebruiker betaalde. Zuiver technisch is dit standpunt van het Hof van Cassatie verantwoord (de zwakke weggebruiker kan zich niet bevrijden van de gevolgen van zijn eigen contractuele fout). Maar men kan zich toch afvragen of het overeenstemt met de geest van artikel 29bis… .
7. VRAAG & ANTWOORD Uitglijden in een zwembad
4
Aansprakelijkheid
-
Na het zwemmen ging mijn cliënte rustig naar de kleedkamers van het zwembad. Zij gleed plots uit op de uiterst gladde tegels. Door haar val brak zij haar linker knieschijf. Zij diende geopereerd te worden en was 3 maanden werkongeschikt (zelfstandige pedicurepodologe). Er wachtte haar tevens een langdurige revalidatie. De echtgenoot van mijn cliënte contacteerde het secretariaat van het zwembad. Zo vernam hij dat op dezelfde plek meerdere personen ten val kwamen op de betegeling die ondertussen vervangen werd. Kan men de directeur van het zwembad aansprakelijk stellen voor de kosten die niet door het ziekenfonds terugbetaald werden, evenals voor de vergoeding van de morele schade? Om vergoeding te bekomen moet het dossier een minimum aantal elementen bevatten (foto's, verklaringen van getuigen, bewijs van de vervanging van de betegeling en/of verslag van deskundige) die de aansprakelijkheid van de uitbater van het zwembad bewijzen. De aansprakelijkheid van de uitbater heeft een contractuele basis (schending van zijn verplichting tot veiligheid en toezicht of resultaatsverbintenis) of een buitencontractuele basis (bewaker van een gebrekkige zaak, art.1384 al.1 van het Burgerlijk Wetboek). Maar zelfs in bezit van elementen die de aansprakelijkheid van de uitbater aantonen, valt te vrezen dat zijn B.A.-Uitbating verzekeraar zijn minnelijke tussenkomst zal weigeren. Hij zal immers aanvoeren dat uw cliënte onvoorzichtig was en zelf een fout heeft begaan. Men zal dus moeten rekenen op de soevereine beoordeling van een rechter ten gronde. Rekening houdend met de bestaande elementen, zal de rechter kiezen tussen drie oplossingen: volledige aansprakelijkheid van de uitbater van het zwembad, een gedeelde aansprakelijkheid of volledige aansprakelijkheid van uw cliënt. Gerechtelijke beslissingen op dit vlak zijn zeldzaam. De enige recente beslissing is een vonnis van 25.10.2007 van de burgerlijke rechtbank van Luik (J.L.M.B. 2009, p.275). In onderhavig geval begaf een dame zich met haar familie naar Aqualibi. Bij het verlaten van de kleedkamer gleed zij uit op de natte grond en brak haar enkel. De rechtbank oordeelde dat de dame in kwestie, als gebruiker van een zwembad, moest weten dat de grond van de kleedkamers gewoonlijk nat is en dat het personeel niet na elke gebruiker de grond kan drogen. De rechtbank wees de vordering van het slachtoffer af. Voor een gunstige gerechtelijke beslissing, moet men bewijzen dat de uitbater een persoonlijke fout beging omdat hij niet de nodige voorzorgsmaatregelen nam (een bord dat het gevaar van uitglijden aanduidt) en/of aantonen dat de grond
abnormaal glad was op de plaats waar de nochtans voorzichtige verzekerde viel. Alleen een stevig dossier (zie supra) zal deze bewijzen kunnen leveren.
8. VRAAG & ANTWOORD 5 Levensverzekering - Nietbetaling van premie - Reductie van kapitaal Een cliënt sloot destijds levensverzekering af.
bij
verzekeraar
A.
een
‘gemengde’
Ondanks een herinnering verzuimde de cliënt zijn eerste driemaandelijkse premie van 2015 te betalen. Op 18 mei geeft de verzekeraar hem per aangetekende brief 30 dagen om de premie over te maken. In deze aanmaning vestigt de verzekeraar de aandacht van de verzekerde op het feit dat bij gebrek aan betaling het contract ofwel ontbonden zal worden met automatische afkoop ofwel dat het kapitaal zal gereduceerd worden. De cliënt betaalt zijn premie uiteindelijk op 30 juni meer dan 30 dagen na de aangetekende brief. Na betaling van de premie laat de verzekeraar op 2 juli mijn cliënt schriftelijk weten dat zijn contract gereduceerd of ontbonden werd, maar dat hij als hij van het contract wil blijven genieten een medische vragenlijst moet invullen. Bij aanvaarding door de medische dienst zal het contract weer in werking treden. Cliënt stuurt de aangevulde en ondertekende medische vragenlijst terug. Bij ontvangst van dit document vraagt verzekeraar A. op verzoek van zijn raadgevende geneesheer meer informatie over de gezondheidstoestand van cliënt. Omdat de cliënt niet reageert, stort verzekeraar A. de achterstallige premie terug. Sindsdien werd geen enkele premie meer betaald. Op 4 augustus 2015 overlijdt cliënt. Verzekeraar A. wil aan de ouders (begunstigden levensverzekering) het gereduceerde kapitaal betalen.
van
de
De ouders weigeren de reductie. Wat is uw standpunt? Artikel 167 van de nieuwe wet van 2014 bepaalt met betrekking tot de levensverzekering dat: ‘Niet-betaling van een premie geeft geen aanleiding tot enige vordering tot gedwongen tenuitvoerlegging vanwege de verzekeraar; volgens de door de Koning vastgestelde voorschriften brengt niet-betaling alleen de ontbinding van de overeenkomst mee of de vermindering van de prestaties van de verzekeraar’. Artikel 178 van de nieuwe wet bepaalt van zijn kant dat: ‘Het recht van afkoop en
het recht van reductie komen toe aan de verzekeringnemer. Die rechten kunnen noch door zijn echtgenoot noch door zijn schuldeisers worden uitgeoefend. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder zij bestaan en kunnen worden uitgeoefend’. Overeenkomstig voornoemde artikelen heeft de verzekeringnemer die zijn premie niet betaalt, recht ofwel op ontbinding van het contract met afkoop, ofwel op de weer in werkingstelling van het contract met reductie. De afkoop en de reductie zijn twee verrichtingen op de wiskundige reserve. Voornoemd artikel 178 verwijst naar de koning die de verdere voorwaarden moet bepalen. Dit is gebeurd in artikelen 13§2 en 14§2 van het Koninklijk besluit van 14.11.2003. In deze artikelen wordt bepaald dat zowel de reductie als de opzegging uitwerking hebben ten vroegste 30 dagen na de verzending door de verzekeraar aan de verzekeringnemer van een aangetekende brief waarin aan de gevolgen van de niet-betaling wordt herinnerd. Aangezien uw cliënt de verzekeringspremie niet tijdig betaalde, beschikte verzekeraar A. over twee mogelijkheden: het contract ofwel ontbinden met betaling van de wiskundige reserves, ofwel voortzetten met reductie van het bij overlijden te betalen kapitaal. Wettelijk kan alleen de verzekeringnemer kiezen en is de verzekeraar verplicht zijn verzekerde uitdrukkelijk en duidelijk te wijzen op de mogelijkheden die zich aanbieden. De aanmaningsbrief van de verzekeraar A. was overduidelijk. Men kan hem dus niet verwijten dat hij niet voldoende de aandacht van zijn verzekerde heeft gevestigd op de gevolgen van niet-betaling van de premie. Alleen bij een standaardbrief van de verzekeraar zonder vermelding van de concrete gevolgen van niet-betaling van de premie kan men de geldigheid van de aanmaningsbrief betwisten (Beroep Brussel 29.6.2011, R.C.B.2012, p.305). Uw cliënt heeft de verzekeraar nooit laten weten dat hij zijn contract wilde opzeggen. De verzekeraar heeft bijgevolg terecht het contract voortgezet met reductie van kapitaal. Bovendien betaalde uw verzekerde zijn premie na de termijn van 30 dagen. Hiermee koos hij duidelijk voor het opnieuw in werking stellen van het initiële contract. Art. 20 van het voornoemd koninklijk besluit van 14.11.2003 bepaalt immers: ‘De polis bepaalt dat de gereduceerde of afgekochte overeenkomst door de verzekeringnemer binnen een bepaalde termijn opnieuw in werking kan worden gesteld voor de op de datum van de reductie of van de afkoop verzekerde bedragen. De voormelde termijn mag niet korter zijn dan drie maanden voor een afgekochte overeenkomst en drie jaar voor een gereduceerde overeenkomst. Deze mogelijkheid mag afhankelijk worden gemaakt van een risicoselectie.’. Volgens deze wetsbepaling heeft de verzekeraar wel degelijk het recht het opnieuw in werking stellen van de overeenkomst te koppelen aan een nieuwe risicoselectie en een nieuw medisch onderzoek. Doet de verzekeraar dit niet dan loopt hij immers het gevaar dat de verzekeringnemer het contract alleen in werking stelt als zijn overlijden nabij is!
Aangezien uw cliënt nooit op de eis van verzekeraar A. heeft gereageerd, had laatstgenoemde het recht om het contract niet opnieuw in werking te stellen na de reductie. De beslissing om aan de ouders een gereduceerd kapitaal te betalen, moet daarom aanvaard worden. Zo blijkt nogmaals dat verzekeringnemers hun premies beter tijdig betalen en bij gebrek, zo snel mogelijk antwoorden op de vraag van de verzekeraar.
© D.A.S. Journaal, september 2015